Jeugdproblemen in Rusland
*3id wt&aal van den dag
I HET
GROOTE
I AVONTUUR I
GROCK
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
ROBINSON! Zoo'n „echte" schoen
voor „echte" jongens
DONDERDAG 9 FEBRUARI
SOVJET-ONDERWIJS
Droevige resultaten
Werner Sombart
Goud-claims voor werk-
loozen
betrapt I
Daklooze vrouwen
Record-waanzin
Alleabonnê's^^tSJSX^T!S^"i^^f3000.-^'^ii^i:&'£S!Xt:Sr^Sif750.-SL'£i^"Èin"lf2S0.-
AUeabOnneS^N-FTE H op 'STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, geschieden uiterlijk drie maal vieren twintig uur na het ongeval
De scholen zijn overvol, doch het
leerplan staat op laag
niveau
De voorstelling
Werkelijke toestand
Gevolgen
Ondersteuning in Chili
afgeschaft
'i S"nS.S Een inbreker
Behalve de vernieuwing van de Industrie
en den landbouw zoekt de Sovjetstaat ook
de vernieuwing te bewerken van de cul-
'Uur, die zij de proletarische cultuur noemt en
Van den mensch, die zij den nieuwen mensch
boemt. Dit is het groote jeugd-probleem in
Sovjet-Rusland.
De staat zet hier zijn inzichten door met
dezelfde energie, waarmede hij den landbouw
reorganiseert en collectiviseert. Het is echter
heel wat gemakkelijker hoe moeilijk het ook
18 den landbouw in zijn ontwikkeling te
volgen dan na te gaan, in hoeverre de jeugd
zich ontwikkelt in de richting, die de staat
voorstaat. Den landbouw kan men in zijn
Sroei beoordeelen naar cijfers en naar oogsten,
de ontwikkeling der Jeugd laat dit niet zoo ge
makkelijk toe.
Zooals men weet, staat het den sovjet-
hiensch niet vrij zich te uiten, zooals hij wil.
Zoowel de pers als alle andere cultuuruitingen
eh niet het minst de literatuur en de film
richten zich naar de groote plannen van de
regeering en worden gedrongen in het harnas
oer bolsjewistische cultuur. Alles loopt volgens
"et vastgestelde systeem, dat juist daardoor
Zoo krachtig is. Men kan dus moeilijk verwach
ten, dat onder de Russische jeugd verschillende
stroomingen en inzichten hun weg kunnen zoe
ken. zij worden alle gestuwd in de richting
die tevoren wordt voorgeschreven.
Uiteraard wordt dit systeem het allereerst en
het krachtigst toegepast op de scholen, die nu
eenmaal tot de belangrijkste factoren behooren
tot vorming van de jeugd. De scholen zijn dan
°ok in Rusland vrijwel de eenige bronnen voor
he jeugd. In andere landen zijn daar nog de
kerk, de familie en de sociale verscheidenhe
den. jn Rusland zijn deze laatste ondenkbaar.
De kerken zijn uitgeschakeld en kunnen ma
terieel niet eens bestaan. Hun invloed is dus
vrijwel fictief en kan zich alleen in het geheim
hoen gelden. Daar de privaat eigendom is afge
schaft en de staat het economische leven tot
zich heeft getrokken, heeft hij volle macht over
he sociale toestanden en tegelijkertijd over de
vorming van de jeugd. Ook het familieleven
heeft zijn kracht voor het allergrootste deel
verloren sinds vader, moeder, zoon en dochter
Bedwongen zijn hun arbeidstijd buiten de fa
milie door te brengen en mede te werken aan
hen opbouw van den nieuwen staat. Zoo heeft
he almachtige staat het geheele leven der in-
hividuen tot zich getrokken en heerscht hij op
permachtig.
In het begin heeft men op de scholen maar
Vaak geëxperimenteerd. De leerprogramma's
Wisselden voortdurend en tenslotte heet het in
he officieele pers, dat men over de resultaten
zeer tevreden kan zijn. Het aantal schoolgaan-
hen zoowel in het lager als in het hooger en
het universitair onderwijs is sterk toegenomen.
De iszwestija meent, dat de vooruitgang van
het schoolbezoek en dus van de cultuur op on
gehoorde wijze heeft plaats gehad en zijn weer
ga nergens vindt. In een enorm tempo gaat het
onderwijs vooruit, aldus redeneert het blad, en
aan deze mededeeling knoopt het Duitsche ka
tholieke blad „Germania" enkele beschouwingen
vast, die ons een kijk geven op de werkelijke
toestanden in de Russische scholen.
Het Duitsche blad heeft nJ. niet alleen de
oificieele Russische pers gelezen, maar ook de
Vakliteratuur, die minder dan de officieele kran
ten tot het buitenland spreken. En in deze
onderwijs-periodieken ziet de toestand er eenigs-
Zins anders uit dan de regeeringspers wil doen
gelooven. De kwalitatieve prestaties van de
Russische scholen moeten zeer sterk gedaald zijn
sinds het sovjetsysteem de reorganisatie der
scholen ter hand nam. Door de vernietiging
Van het verleden, door de kunstmatige over
voeding der hoogescholen, waar 't proletarische
element den boventoon voert, door de plaat
sing van proletarische krachten in het openba
re leven, alleen omdat het „proletarische" krach
ten zijn, is de algemeene volksontwikkeling
sterk gedaald. De volksscholen b.v. verkeeren in
een dusdanigen toestand, dat men hier nauwe
lijks nog kan spreken van onderwijs in welken
silnpelen vorm dan ook. Er is gebrek aan scho
en, aan onderwijzend personeel, en de krachten
«He beschikbaar zijn, zijn in vele gevallen on
bekwaam.
Nu zou men mogen gelooven met eenigen
kwaden wil, dat deze beweringen slechts be
weringen zijn, die op louter veronderstellingen
berusten, doch een aanhaling uit de Prawda
Zal daar een ander licht op werpen.
Onze scholen, aldus ongeveer dit blad, d.ws.
de volksscholen en de middelbare scholen, mun
ten uit door een zeer laag niveau. Van deze
Scholen zouden 60 studenten naar een techni
sche school overgaan. Er meldden zich 200 can-
didaten. Van deze tweehonderd kregen slechts
elf candidaten voldoende voor alle vakken, 19
kregen voldoende in twee vakken, alle anderen
kregen onvoldoende, terwijl de opgaven aan den
gemakkelijken kant waren. Verreweg de groot
ste meerderheid kende de Russische gramma
tica niet. In een wetenschappelijk tijdschrift,
dat den titel draagt van „De wetenschappelijke
Arbeider", komen een kleine 2000 uitspraken
voor van technische en landbouwkundige lee
raren. Dezen verklaren, dat hoogstens vijf pro
cent van de opgenomen studenten werkelijk
als voldoende bekwaam kunnen beschouwd
worden. Deze studenten maakten niet alleen
ernstige fouten tegen hun vak, maar konden
niet eens hun gedachten behoorlijk uitdrukken
in hun eigen taal. In de techniek heerscht een
groote onkunde, maar zelfs dat wat de studen
ten wèl weten, is machinaal van buiten geleerd,
zonder eenig begrip of inzicht. De Iswestija
openbaart einde 1932, dat er in het gebied van
Moskou minstens 2000 leerkrachten te weinig
zijn, zelfs nadat ongeveer 1800 klaargestoomde
nieuwe leerkrachten beschikbaar waren gesteld.
In andere gebieden, aldus het blad, is het niet
beter gesteld met het onderwijs. Van de 2000
leeraren, die onderwijs geven fn den Noord-
Kaukasus, zijn er 1700, die alleen de volksscho
len hebben bezocht en die dus verre van be
kwaam zijn om onderwijs te geven, dat ze
zelf nauwelijks hebben ontvangen.
De toestand was einde 1932 zóó ernstig, dat
het volkscommissariaat voor onderwijs bijzon
dere maatregelen trof om het onderwijs in alle
scholen met geweld op een hooger plan te
brengen.
Zoo zou men door kunnen gaan met citaten
uit Russische bladen en tijdschriften, doch is
dit nog noodig na het bovenstaande? Bewij
zen deze aanhalingen niet voldoende, dat de
groote uitbreiding der scholen weliswaar heeft
plaats gehad, zij het ook in mindere mate dan
de Sovjet voorgeeft, maar dat zij minder
waardige waar afleveren? Maar deze onkunde
is niet het ergste gevolg. Die bewijst alleen
maar, dat de Sovjets hebben gefaald in hun
streven. Wat erger is, zijn de moreele en gees
telijke gevolgen. De jeugdige hersens, die nog
niet hebben leeren denken, worden van af de
prilste jeugd reeds volgepropt met bolsjewisti
sche ideeën en dus voor altijd vergiftigd, zon
der dat daar een noemenswaardig tegenwicht
tegenover staat. Het materialisme viert hoogtij
en het idealisme wordt systematisch genekt.
De drie stadia der jeugdorganisaties, nJ. de
Komsomols of communistische jeugdbonden,
omvatten de kinderen van 15 tot 23 jlaar; de
Pioniers die van 10 tot 14 jaar; de Kinderen
der Octoberrevolutie die tot 10 jaar. Reeds de
kleinsten leeren zoo spoedig mogelijk hun lie
deren met refreinen als dit; „Wij gaan de
bourgeoise opzoeken en slaan hun de knoken
kapot". Als het kind tien jaar wordt, gaat het
over naar de brigadiers en moet het plechtig
beloven, dat het zal leven volgens de voor
schriften van Lenin en tot vervulling van de
wenschen van het proletariaat. De kinderen
verplichten zich, dat zij alle menschen, die in
hun omgeving tegen de Sovjet zijn dus ook
hun eigen ouders enz. zullen verraden. Zoo
gaat het door tot het kind naar de universiteit
kan en eenmaal daar aangekomen, wordt het
ook nog opgenomen in het roode leger, want
de militaire dienst is een onderdeel van het
universitaire onderwijs.
De conclusie uit dit alles is, dat de Russi
sche scholen minderwaardige krachten afleve
ren, die bovendien doordrenkt zijn van de com
munistische wereldbeschouwing, zonder dat de
meesten in staat zijn deze wereldbeschouwing
bewust en crltisch aan te hangen. En van alle
tegengestelde wereldbeschouwingen leest de
jeugd alleen dat wat de censuur doorlaat, d.w.z.
vrijwel niets. Van het oude Rusland weten de
jeugdige communisten niets en van alle oude
Russische deugden, die toch naast de ondeugden
bestonden, is niets meer overgebleven. Deze
toestand duurt reeds vijftien jaar en hoe lang
zal hij nog duren? Als dit nog lang duurt, dan
zal het resultaat zijn, dat de Russische staat
een verzameling armzalige geesten wordt en dat
de andere staten zullen moeten opknappen, wat
het bolsjewisme heeft vernietigd. Want het
kan niet anders, of een enorm rijk als het Rus
sische, moet den gang van zaken in de andere
landen der wereld beïnvloeden, zoodat juist die
andere landen, die nu tegenstanders zijn van
het Russische regime, later genoodzaakt zullen
worden bij te springen en te redden, wat wel
licht niet meer te redden is.
Men zou tegen deze redeneeringen kunnen
aanvoeren, dat de sovjet doo zijn eigen systeem
bezig is zijn graf te graven en dat zij lang
zaam maar zeker zelfmoord pleegt. Het lijkt,
dat het niet zóó erg zijn kan, maar hoe men de
zaken ook bekijkt, het kan niet anders, of de
sovjet wint de partij en dar. is de wereld ver
loren, ofwel het verliest de partij en dan zullen
de overige landen en vooral de Europeesche de
kastanjes uit het vuur moeten halen. Daarom
is een zooveelste aansporing tot bestrijding van
het bolsjewisme niet overbodig, mits men dit
op de juiste wijze doet. Met te constateeren,
dat het in Rusland zoo slecht gaat, komt men
er niet. Noodig is een juiste, doeltreffende en
gezonde bestrijding, die de euvelen van den
eigen tijd en het eigen land niet over het hoofd
ziet als overbodigheden of als toelaatbare wan
toestanden.
In Duitschland gaat men met eenige plech
tigheid den zeventigsten verjaardag vieren van
Werner Sombart, een leerling van Marx en
schrijver van het boek „Modern kapitalisme",
nadat hfj vroeger had geschreven „Socialisme
en sociale beweging". Zijn werk over het ka
pitalisme is met groote geestdrift geschreven
en geeft een overzicht van den groei en den
bouw van het huidige economisch 6ysteem. Het
is vooral de kapitalistische mensch, die de aan
dacht van den schrijver wekt, de mensch, die
gedreven wordt door de geldzucht, vooral in de
tijden, waarin de techniek heerscht.
Van de politiek was Sombart steeds afkeerig,
doch niettemin heeft hij de laatste jaren duide
lijk te kennen gegeven, dat hij sympathiseert
met de jongste beweging der rechtsen. Nooit
heeft hij als hoogleeraar getracht de sympathie
en de gunst van zijn leerlingen te veroveren.
Het was hem alleen te doen om de verkondi
ging van zijn oprechte overtuiging en daarvoor
liet hij. zich door niets beïnvloeden dan door
zijn eerlijkheid.
Van alle zijden heeft men het voornemen ge
maakt om Sombart met zijn a.s. zeventigsten
verjaardag te huldigen. Hiertoe werd een ge
denkboek ontworpen van meer dan 300 bladzij
den, waarin de namen voorkomen van talrijke
geleerden van allerlei richtingen.
Binnenkort zal de Chileensche regeering zich
niet meer met de zorg voor de werkloozen be
hoeven te bemoeien. Men heeft den werkloozen
medegedeeld, dat in Chili .iedereen zijn brood
met goudwasschen kan verdienen. In Juli a.s.
zal alle werkloozensteun ophouden.
Reeds de regeering van Carlos Davila had de
werkloozen aangespoord bezit te nemen van
de verlaten goud-claims en hun brood met
goudwasschen te verdienen. Daar in Chili de
staat den werkloozen onderdak en voedsel ver
schaft, bestond er aanvankelijk echter bij de
werkloozen weinig animo om het risico van
het goudzoeken op zich te nemen. Intusschén
beproeven momenteel toch veertigduizend
werkloozen hun geluk en het verrassende resul
taat is, dat ze er een heel goed broodje uit
slaan.
Bemoedigd door dit succes heeft de regeering
besloten, de overige honderdtwintigduizend
werkloozen van Chili door het intrekken van
allen steun er toe te dwingen hun onderhoud
zelf te verdienen. Met het meest primitieve ge
reedschap toegerust hebben de werkloozen tot
nu toe tweehonderd kilogram goud kunnen
winnen en de regeering gelooft, dat hun pro-
ailllllllllllllllllllllllllll
11![II111IIIIIII] IIIII tl IIII Lr
Grock, de clown, moet
Weer gaan spelen,
Daar de nood hem
Dit gebiedt.
De malaise,
Die öök optreedt,
Spaarde juist zijn
Spaarpot niet!
Wat hij met zijn
Grappen gaarde,
Bracht de crisis
Op de flesch.
Rentenier zijn
Is een nummer,
Dat hij niet gaf
Met succes!
Dus nu zoekt hij
Weer de planken.
En den strijd om
Het bestaan
Gaat hij voeren
Met zijn grappen
En zijn koddig
Clownspak aan.
Grock zal spelen,
En volkomen
Met zijn lot in
Harmonie
Want het leven
Was voor hem ook
Niet veel meer dan
Clownerie!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
nllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiirc
ductie tot op driehonderd kilogram kan ver
hoogd worden.
Deze tweehonderd kilogram vertegenwoordigt
alleen maar het wettelijk aan de Chileensche
Bank afgeleverde goud. Niemand weet, hoeveel
goud er aan smokkelaars en hamsteraars ver
kocht wordt. Alleen in de goudmijnen van An-
dacollo werden in eenige dagen tijds 17 goud
handelaars gearresteerd.
In Andacollo bevindt zich de grootste door
de werkloozen geëxploiteerde goudmijn. 7000
werkloozen vinden hier werk en ze hebben
zooveel verdiend, dat er zeer spoedig een echte
goudgraversstad ontstond, zooals we die kennen
in Califomië, Nevada en Alaska.
Ofschoon in Andacollo binnen betrekkelijk
korten tijd voor 500.000 Mark goud werd ge
dolven, is er geen enkele diefstal voorgekomen.
Dit succes der gouddelvers is des te verwon
derlijker, als men weet, dat alle groote maat
schappijen, die opgericht werden om goud te
winnen, geld verloren hebben. Een Engelsche
maatschappij verloor reeds in 1890 2K millioen.
De goudwasschers werken vooral in het Noor
den van het land, waar zij echter met water
gebrek te kampen hebben. Men tracht thans
de werkloozen naar het Zuiden te lokken, waar
eveneens nog veel verlaten goudmijnen ziin.
(United Press)
Robbie haalde drie van de aard
mannetjes over eens een ritje te ma
ken op den rug van een van Freddy's
gedresseerde zeeleeuwen.
„Ze hebben nog nooit op een zee
leeuw gereden," sprak Robbie, „en
ik ben er van overtuigd, dat ze het
fijn zullen vinden."
„Maar ik geloof niet, dat de zee
leeuw het fijn zal vinden," sprak
Ivy, .„kijk eens, hoe hij ze aanstaart
en huilt."
De zeeleeuw bemerkte, dat hij de
aardmannetjes niet kwijt kon raken,
door tegen ze te huilen, dus besloot
hij maar naar den rand van het
meertje te gaan en, met zijn kop
eerst, het water in te duiken.
De aardmannetjes schrokken zich
een aap en grepen elkaar vast, toen
ze van den rug van den zeeleeuw het
water in gleden. Ze moesten Freddy
er bij halen om ze te redden en de
aardmannetjes moesten niets meer
hebben van een ritje op den rug van
een zeeleeuw.
(Morgenavond vervolg)
(Ingezonden Mededeeling).
Teddy had een beroerde eigenschap, hij
was in hooge mate verlegen. Overigens
was hij een patente kerel, en hij had
zelfs een knap uiterlijk, maar die verlegen
heid, die schroomvalligheid, dat gemis aan den
meest elementairen durf, maakte hem onbe
langrijk in de oogen van anderen en miserabel
voor zichzelf.
Tot op een dag er een plotselinge omkeer
kwam; Teddy werd een heel ander mensch
en „men" en „hij-zelf" voeren er wel bij.
Het kwam door Mary, de dochter van meneer
Harringcate, den drogist van het stadje. Har-
ringcate bezat, buiten Mary, een prachtzaak,
veel geld en een enorme dosis eigendunk. Hij
was voorzitter van talrijke vereenigingen, en
secretaris van diverse clubs. Hij deed alles
„voor de goede zaak", omdat hij zich dat ver
oorloven kon, en er veel over hem werd ge
praat. Begrijpelijk wendde men zich altijd tot
hem, omdat het niets kostte, maar hij was er
niet minder om gevleid. Maar Mary was ge
heel verschillend van haar vader, doch niet
daarom alleen was ze een schat. Voor Teddy
voldeed ze aan alle verwachtingen, welke men
maar van een meisje van ruim twintig jaar
kon hebben. Teddy had geen liefhebberijen en
geen vrienden, hij was ook geen lid van een
club of vereeniging, tot men op een bepaalden
avond hem zich zag aansluiten bij de plaatse
lijke gemengde zangvereeniging. De reden er
voor heeft nooit iemand geweten, buiten Teddy
zelf natuurlijk, want hij had een niet te be
palen stemhoogte; maar hij was een man, en
daar waren er niet te veel van in het koor, en
het aanzicht van een behoorlijk aantal zan
gers is ook wat waard. Teddy werd dus welkom
geheeten in de achterste rij van zangers en
werd verzocht vooral wijd zijn mond open te
doen, liefst tegelijk met zijn naaste buurlui,
ook al kwam er geen of weinig geluid door.
Na de derde repetitie was het geluk met
Teddy, het regende na afloop. Eerst een enkele
druppel, toen een slagregen, en, Teddy had
z'n parapluie bij zich. In een paar passen was
hij naast Mary, die alleen naar huis ging.
Teddy schrok er eigenlijk van, toen hij zichzelf
hoorde zeggen; „Eh.... ik ga ook dezen kant,
miss - eh - Harringcate, eh misschien
eh kan ik u van dienst zijn."
Mary keek hem onder het licht van een lan
taarn opmerkzaam en een ietsje verbaasd aan
„Dat is erg vriendelijk van u, maar weet u
wel heel zeker, dat u dezen kant uitmoet?"
„Absoluut zeker!" zei Teddy, en hij schrok
weer van zichzelf.
„Nu, ik vind het prettig. En u moet weten,
ik heb juist een nieuw hoedje op," vertelde
Mary. En Teddy bewonderde het in de hef
tigste loftuitingen, zoodat Mary hem af en toe
vragend aanzag, wat Teddy knikkende knieën
bezorgde en hevig deed blozen. Maar toch
scheen het haar te amuseeren, en Teddy's
eigenschap in aanmerking genomen, kon men
constateeren, dat hij zich over het algemeen
er uitstekend doorheen sloeg. En bij de vol
gende repetitie droeg Mary weer dat charmante
hoedje, en bracht Teddy haar na afloop weer
naar huis, hoewel het in 't geheel niet regende.
En de volgende repetitie was ook een repetitie
van hun wandeling, en zoo werd dat repetee-
ren een gewoonte. En iederen keer wilde Teddy
haar bij 't afscheid nog iets zeggen, maar z'n
woorden bleven in z'n keel hangen. Toen op
den dertienden avond dat hij haar thuis bracht,
bleef hij koppig staan, schraapte z'n keel en
duwde de weerspannige woorden met een on
gewone snelheid over z'n lippen: „Luister eens,
ik moet u nog iets zeggen, miss Harring
cate. Ik vind u allerliefst." Het meisje keek
volmaakt verbaasd-ongeloovig, doch Teddy
ging met onverstoorbare snelheid verder: „Ik
vind u het allerliefste meisje, dat ik ooit ge
zien heb! In alles! En 't kan me niets schelen
of u me nu nooit meer aankijkt, want ik wil
het toch zeggen. Ik heb lak aan de heele we
reld, en ik zeg wat ik wil. Ze kunnen me alle
maal vertellen hoe laat het is, en ik zal het
nou maar meteen allemaal ineens zeggen: ik
houd van je!" Toen schoot er een prop in
Teddy's keel, hij werd bleek en rood, hij voelde
z'n knieën knikken, en wachtte of hij soms
vallen zou.
„Dat vind ik heel lief van je," antwoordde
Mary, hem glimlachend aanziende, „en ik
vind jou den liefsten jongen, dien ik ken." En
voordat Teddy die woorden kon verwerken,
ging ze op haar teenen staan, gafhem een
kus en snelde door het tuinhekje naar binnen.
Teddy stond perplex, hij staarde op het leege
tuinpaadje, toen hij een vluggen stap hoorde
en een hand zwaar op z'n schouder viel:
,,'t Was donker, maar al had hij ook geen
hand voor de oogen kunnen zien, dan had hij
nog bij intuitie gevoeld, dat het de hand was
van papa Harringcate. „Vertel jij me eens,"
beval Harringcate norsch, „wat ben jij met m'n
dochter van plan, hè!"
„Nnniets," stotterde Teddy.
„Niets! En jelui staan mekaar te zoenen! Zeg
op, hoe heet je?"
Teddy maakte een vreemd geluid in z'n
keel, maar evenmin als op de zangrepetitie was
zooiets een klank te noemen.
„Nou, vlug wat!" commandeerde de drogist,
„je voelt je betrapt, hè? Nou, wat moet jij
mijn dochter zoenen? Wat moet dat be-
teekenen?"
Welk antwoord Teddy hem zou gegeven heb
ben, als zijn stembanden weer zouden ge-
functionneerd hebben, zal altijd een probleem
blijven, want op dat oogenblik klonk uit het
huis een gil, welke angstig in de avondlucht
wegtrilde, en de heer Harringcate en Teddy
tegelijkertijd naar de huisdeur deden zien.
„Da's Mary!" schreeuwde Harringcate, „wat
gebeurt er met haar?" Hij wierp het tuinhek
open, en hij en Teddy liepen naast elkaar het
paadje op. In de donkerte van de open huis
deur verscheen Mary en zoodra ze de beide
mannen zag, liep ze ontzet op hen toe.
„Wat is er?" hijgde Harringcaie.
„Er is een man binnen, een inbreker! De
meid was vrij vanavond en wij waren ook
niet thuis, dus heeft hij ingebroken. Ik hoorde
hem in de hall, en hij ging naar de huis
kamer. Haal toch de politie!"
„In dien tijd is ie met het zilver er tusschen
uit," concludeerde Harringcate.
Opeens zei Teddy: „Heeft u telefoon?"
„In de hall," zei Harringcate, „maar wie
gaat er nou daar telefoneeren als die kerel je
in t donker een klap kan geven? Houdt jelui
hier de wacht," voegde hij er weinig opofferend
aan toe, „dan haal ik de politie!"
„Lak aan de politie!" raasde Teddy over
z'n zenuwen heen,
,,'t moet een hee-
Ik ga d'r in!" En
zonder een mo- I
ment te aarze-
len, rende hij het
huis in en verdween in de duisternis door de
deuropening.
Op het moment, dat Teddy zijn voetstappen
op het marmer van de hall hoorde weer
klinken, verstilde zijn moed. Hij voelde zich
nu niet direct laf of zelfs angstig, maar in
brekers maken tegenwoordig direct gebruik van
wapens en je bent nooit zeker, dat ze je niet
bij toeval raken. Intusschén kon hij toch ook
niet teruggaan. In de hall stond een deur aan.
Teddy liep op z'n teenen en luisterde. Hij
hoorde een eigenaardig snuiven. Met een vlugge
beweging slipte hij binnen, sloot de deur achter
zich en hield zijn adem in.
De spanning was, als voor een hevig onweer,
zijn hart rende zijn horloge voorbij, en sloeg
een roffel. Toen stak hij een lucifer aan; plot
seling stortte hij zich op z'n slachtoffer
stoelen vielen om
„Goddank!" herademde Harringcate, enkele
minuten later, toen Teddy hem binnen noo-
digde, „is ie weg?"
„Heelemaal!" verkondigde Teddy, _maar t
raam stond open, en hij ontsnapte. Tk greep
nog naar hem, maar hij verwondde me," en
hij hield den rug van z'n hand voor Harring
cate's neus, en liet een paar bloedende krabben
zien. Terwijl Mary Teddy's hand afwaschte,
ging Harringcate in z'n leunstoel zitten: „Ik
hoorde je vechten en stoelen omvallen, en ik
wou je net komen helpen, toen je al kwam
zeggen, dat je klaar met hem was."
Teddy zweeg, hij had gevoel voor humor.
Alleen toen zijn hand verbonden was, zei hij:
„Nu, goeden nacht, meneer Harringcate!"
„Hee, hee," zei Harringcate, „waarom zoo'n
haast? Ik vind je een flinken kerel! Ik noem
het een knap staaltje van moed, heel alleen
zoo'n kerel beet te pakken, en uit het raam te
smijten. Zooiets noem ik gewoonweg dapper
heid!"
Mary was intusschén bij het raam gaan
zitten, plotseling zag ze belangstellend op den
vensterdorpel, er waren versche afdrukken van
vuile hondenpooten. Ze knipoogde glimlachend
naar Teddy; hij knipperde volkomen rustig
terug.
„Ik zou je willen vragen om bij ons te blij
ven soupeeren," vroeg Harringcate.
„In orde," zei Teddy, „ik blijf!" en zijn ver
legenheid had de dief op diens vlucht voor altiid
met zich meegenomen.
Het toenemend aantal daklooze vrouwen te
Washington is op het oogenblik een kwestie,
die bij de bevoegde autoriteiten een onderwerp
van bespreking uitmaakt.
Volgens het aan de daartoe aangewezen Se
naatscommissie uitgebrachte rapport, bedraagt
het aantal zwervers in Amerika IK millioen,
waaronder vele vrouwen en meisjes, wier aan
tal sneller toeneemt dan dat der mannen.
De commissie wordt er in dit rapport op ge
wezen, dat voor de daklooze vrouwen tot dus
ver te weinig is gedaan. Van de genoemde IK
millioen zwervers zijn 11 procent jongemannen
beneden de 21 jaar en ongeveer 7 procent
meisjes van denzelfden leeftijd.
De commissie ontving ook een rapport van
de Southern Pacific Railroad, waarin ver
klaard wordt, dat in 1932 683.457 personen uit
de treinen zijn verwijderd, die trachtten te rei
zen zonder spoorkaartje. In 1929 bedroeg hun
aantal 79.215. Naar schatting der spoorweg
autoriteiten bestond 75 procent van de in 1932
verwijderde personen uit jonge menschen tus
schen 16 en 25 jaar.
Een beroepspianist heeft te Lourengo Mar
ques 61 uur en twee minuten onafgebroken ge
speeld en beweert hiermede het vorige record
van 60 uur en 32 minuten, dat op naam staat
van een Amerikaan, te hebben gebroken.
Terwijl hij speelde werd hij voortdurend
gadegeslagen door twee doktoren, terwijl hij
kosteloos geschoren werd door een barbier.
De gouverneur-generaal van Portugeesch-
Oost-Afrika bracht hem tijdens het spelen een
bezoek.
Tenslotte raakte hij echter uitgeput; zijn
polsen zwollen op en de doktoren adviseerden
hem het spel te staken.
Ijiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiitiiiiiii peuilleton
5 i
28
Mistress Claudia was de eerste die bij het
schijnsel van haar toorts een groot gezwel be
merkte, waaruit een straal paars bloed vloeide.
Zij gevoelde medelijden met het dier en zeide
tot haren echtgenoot:
..George, kijk eens.... hierdat arme
beest! Wat moet het lijden! Zouden we er niets
®kn kunnen doen?"
..Ik zal het eens probeeren," antwoordde de
kapitein.
HET SPOORWEGONGELUK
Terwijl de fakir met behulp van Marius,
Johnny en den mahoet de haken trachtten los
te krijgen die de hoedah nog aan het cadaver
Van Scindiah vasthielden, vroeg Pennyless zijn
Vrouw hem met haar toorts bij te lichten en be
sloot het avontuur te wagen.
De mahoet van Rama was van zijn hooge zit
plaats afgedaald, stond bij het beest en sprak
het vriendelijk toe.
Ook Pennyless kwam naderbij, streelde de
slurf die zich beurtelings oprolde en ontrolde en
haalde onder zijn ceintuur den kleinen dolk te
voorschijn.
Hij zette de punt ervan op het gezwel en
sneed dit al zijn krachten inspannende, met één
haal open.
Dat ging zeker niet zender gevaar.
Het was mogelijk dat de olifant de bedoeling
van deze bewerking, die zijn pijn nóg grooter
maakte, niet begreep, het geval onvriendelijk
opvatte, en in zijn woede den heelmeester als
een murw geworden peen zou verpletteren on
der de kracht van zijn poot.
Maar Pennyless had niet zonder reden gere
kend op het instinct van het schrandere dier.
Bij de insnijding met het staal deed Rama
een verschrikkelijk geluid hooren.
„Hoeïnk
Het dier begon te beven, doch bleef stilliggen.
Een enorme golf bloed kwam uit de wonde te
voorschijn.
Pennyless stopte zijn vinger in de opening en
gevoelde een hard voorwerp.
Ondertusschen bleef de mahoet voortdurend
den olifant toespreken, terwijl de patiënt, be
vende en bibberende, hijgde als 'n locomotief.
Hoe dapper zij ook was, toch voelde Claudia
dat zij bleek werd bij het zien van het gevaar,
hetwelk haar man liep.
Want er was van den kant van den olifant
maar 'n enkel oogenblik van misverstand of
kwaad humeur noodig om 'n onherstelbaar on
geluk te veroorzaken.
Met de hem eigen bewonderenswaardige koel
bloedigheid probeerde Pennyless net vreemde
voorwerp te verwijderen; het was een kogel, die
zich genesteld had in het beenderen-weefsel.
Na veel en krachtig trekken en drukken en
wroeten bereikte hij zijn doel ten koste van heel
wat zweet.
De kogel kwam te voorschijn en had het beest
blijkbaar veel pijn veroorzaakt, want onmiddel
lijk na de verwijdering ervan slaakte het een
lange zucht en scheen geheel opgelucht.
Het bracht het uiteinde van zijn slurf op de
wonde, haalde diep adem, wierp het bloed uit
en herhaalde dezelfde manoeuvre tot drie- of
viermaal toe.
Daarna hief hij de slurf op, streek er zacht
mee over het gelaat, den hals en de handen van
Pennyless, alsof hij dezen wilde streelen, of lie
ver om de huiduitwaseming van den kapitein,
de lucht die aan ieder mensch eigen en bij allen
in eindelooze variaties verschillend is, in zich
op te nemen.
Pennyless van zijn kant streek zijn hand over
het beweeglijke typische olifantslichaamsdeel
en sprak eenige woorden tot den kolossus, die
de ooren opzette, als om het geluid dezer be
vriende stem goed te onthouden.
De mahoet was niet weinig verheugd en ver
klaarde dat Rama, op deze wijze geholpen bijna
even goed zou kunnen loopen als te voren.
Wat den fakir betreft, hij zeide met zijn be
kende keelstem:.
„Meester, door Rama te redden hebt gij hem
tot een toegewijden vriend gemaakt die u meer
dankbaarheid zal toonen dan menig mensch en
die u zal gehoorzamen met de trouw van een
hond.
De morgenschemering begon door te breken.
Pennyless en zijn vrouw hadden het ontzet
tende geraas van een half uur geleden en dat
gevolgd was geworden door een doodelijke silte,
niet vergeten.
Zij besloten zoo spoedig mogelijk en langs den
koristen weg te vertrekken naar de plaats waar,
naar zij vermoeden, iets vreeselijks moest zijn
gebeurd.
Nu de arme Scindiah dood was, zou zijn ka
meraad Rama voortaan met het transport van
den kleinen troep belast worden.
De hoedah, die aanvankelijk bestemd was
voor den kapitein en zijn vrouw, zou ook plaats
verleenen aan de beide zeelieden.
Marius en Johnny bedankten voor deze in
hun oog al te groote eer en verklaarden heel
goed te voet te kunnen gaan.
Pennyless hakte met één woord den knoop
door.
„Ik heb hier te bevelen evenals op hst jacht,
nietwaar?"
„Zeker, kapitein."
„Nu, dan beveel ik u bij ons aan boord te
komen."
Het bevel werd opgevolgd. De mahoet van
Scindiah en de fakir, zeer primitief bekleed met
de „langouti", zoodat zij als eekhoorntjes door
alle gewassen en struiken heengleden, daaren
boven, evenals de meeste Indiërs, onvermoeide
loopers, gingen te voet.
Hoe vlug zij ook trachtten voort te maken,
zij hadden toch nog ongeveer 'n uur noodig om
ter plaatse te komen. Wat de Europeanen ver
moed hadden was werkelijkheid.
Er was hier inderdaad 'n spoorwegongeluk
gebeurd, des te erger omdat het had plaats ge
had midden in het „jungle", tusschen twee ver
van elkaar gelegen stations, en zonder hulp in
de omgeving.
Zij waren de eersten die aankwamen bij deze
verschrikkelijke massa wrakstukken, waaruit
hartverscheurende kreten, gejammer en doods-
gereutel omhoog stegen.
Beneden tegen een lage helling van den weg
lag, met de wielen in de lucht, de locomotief,
die bij haar val aan een Engelschen machinist
en een inlandschen stoker het leven gekost had.
Hier en daar zag men eenige overlevenden
rondzwerven, die in hun toestand van verbijs
tering niet bij machte waren eenige hulp te
bieden.
Zonder te gaan onderzoeken wat de toevallige
of misdadige oorzaak van deze ramp was, zet
ten Pennyless, de twee zieheden en mistress
Claudia zich aan het werk om ten minste eenige
der ongelukkige slachtoffers van een wreeden
dood te redden. Zij zagen er daarbij niet tegen
op hun kleederen te scheuren en hun handen
bloedig te schrammen.
Terwijl ze aan het harde werk van het uit
elkaar halen der wrakstukken bezig waren,
maakte Marius de opmerking;
Kapitein.... dit is blijkbaar *n emigranten-
treinniets dan arme inlanders.... geen
enkele blanke
„Ik geloof het ook
„Kapitein, kijk eens zonder u te willen
commandeeren, hoor! hoe mager ze zijn. Ge
raamten, hè?"
Inderdaad, het waren geraamten, vel over
been, die daar rondliepen!
Maar er klonken voordurend ook kreten, hart
verscheurende kreten, van onder een wagon-
bordes, dat half in een anderen wagen was ge
drongen.
Het waren kreten van jonge stemmen en die
om hulp riepen in zeer goed Engelsch.
Pennyless en Claudia waren de eersten otn er
heen te loopen.
„Moed houden! We komen helpen," riep de
kapitein.
Hij trachtte het bordes ietwat omhoog te lich
ten, maar kon, ondanks zijn physieke kracht,
het niet eens in beweging krijgen.
„Johnny!Marius!.... gauw, jongens!"
riep hij den zeelui toe.
Nu zetten zij alle drie hun lichamen eronder
en probeerden te trekken en te tillen, zoodat
zij er bijna een ongeluk van dreigden te krij
gen; maar de massa bleef onbeweglijk.
En de kinderstemmen klonken voortdurend
jammerlijker en werden ook zwakker.
„Help!Help!.... Hebt medelijden.... Ik
stik.... M'n broer!.... Redt mijn broer!....
(Wordt vervolgd)