Jeugdproblemen in Rusland *3id wt&aal van den dag I HET GROOTE I AVONTUUR I GROCK ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN ROBINSON! Zoo'n „echte" schoen voor „echte" jongens DONDERDAG 9 FEBRUARI SOVJET-ONDERWIJS Droevige resultaten Werner Sombart Goud-claims voor werk- loozen betrapt I Daklooze vrouwen Record-waanzin Alleabonnê's^^tSJSX^T!S^"i^^f3000.-^'^ii^i:&'£S!Xt:Sr^Sif750.-SL'£i^"Èin"lf2S0.- AUeabOnneS^N-FTE H op 'STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, geschieden uiterlijk drie maal vieren twintig uur na het ongeval De scholen zijn overvol, doch het leerplan staat op laag niveau De voorstelling Werkelijke toestand Gevolgen Ondersteuning in Chili afgeschaft 'i S"nS.S Een inbreker Behalve de vernieuwing van de Industrie en den landbouw zoekt de Sovjetstaat ook de vernieuwing te bewerken van de cul- 'Uur, die zij de proletarische cultuur noemt en Van den mensch, die zij den nieuwen mensch boemt. Dit is het groote jeugd-probleem in Sovjet-Rusland. De staat zet hier zijn inzichten door met dezelfde energie, waarmede hij den landbouw reorganiseert en collectiviseert. Het is echter heel wat gemakkelijker hoe moeilijk het ook 18 den landbouw in zijn ontwikkeling te volgen dan na te gaan, in hoeverre de jeugd zich ontwikkelt in de richting, die de staat voorstaat. Den landbouw kan men in zijn Sroei beoordeelen naar cijfers en naar oogsten, de ontwikkeling der Jeugd laat dit niet zoo ge makkelijk toe. Zooals men weet, staat het den sovjet- hiensch niet vrij zich te uiten, zooals hij wil. Zoowel de pers als alle andere cultuuruitingen eh niet het minst de literatuur en de film richten zich naar de groote plannen van de regeering en worden gedrongen in het harnas oer bolsjewistische cultuur. Alles loopt volgens "et vastgestelde systeem, dat juist daardoor Zoo krachtig is. Men kan dus moeilijk verwach ten, dat onder de Russische jeugd verschillende stroomingen en inzichten hun weg kunnen zoe ken. zij worden alle gestuwd in de richting die tevoren wordt voorgeschreven. Uiteraard wordt dit systeem het allereerst en het krachtigst toegepast op de scholen, die nu eenmaal tot de belangrijkste factoren behooren tot vorming van de jeugd. De scholen zijn dan °ok in Rusland vrijwel de eenige bronnen voor he jeugd. In andere landen zijn daar nog de kerk, de familie en de sociale verscheidenhe den. jn Rusland zijn deze laatste ondenkbaar. De kerken zijn uitgeschakeld en kunnen ma terieel niet eens bestaan. Hun invloed is dus vrijwel fictief en kan zich alleen in het geheim hoen gelden. Daar de privaat eigendom is afge schaft en de staat het economische leven tot zich heeft getrokken, heeft hij volle macht over he sociale toestanden en tegelijkertijd over de vorming van de jeugd. Ook het familieleven heeft zijn kracht voor het allergrootste deel verloren sinds vader, moeder, zoon en dochter Bedwongen zijn hun arbeidstijd buiten de fa milie door te brengen en mede te werken aan hen opbouw van den nieuwen staat. Zoo heeft he almachtige staat het geheele leven der in- hividuen tot zich getrokken en heerscht hij op permachtig. In het begin heeft men op de scholen maar Vaak geëxperimenteerd. De leerprogramma's Wisselden voortdurend en tenslotte heet het in he officieele pers, dat men over de resultaten zeer tevreden kan zijn. Het aantal schoolgaan- hen zoowel in het lager als in het hooger en het universitair onderwijs is sterk toegenomen. De iszwestija meent, dat de vooruitgang van het schoolbezoek en dus van de cultuur op on gehoorde wijze heeft plaats gehad en zijn weer ga nergens vindt. In een enorm tempo gaat het onderwijs vooruit, aldus redeneert het blad, en aan deze mededeeling knoopt het Duitsche ka tholieke blad „Germania" enkele beschouwingen vast, die ons een kijk geven op de werkelijke toestanden in de Russische scholen. Het Duitsche blad heeft nJ. niet alleen de oificieele Russische pers gelezen, maar ook de Vakliteratuur, die minder dan de officieele kran ten tot het buitenland spreken. En in deze onderwijs-periodieken ziet de toestand er eenigs- Zins anders uit dan de regeeringspers wil doen gelooven. De kwalitatieve prestaties van de Russische scholen moeten zeer sterk gedaald zijn sinds het sovjetsysteem de reorganisatie der scholen ter hand nam. Door de vernietiging Van het verleden, door de kunstmatige over voeding der hoogescholen, waar 't proletarische element den boventoon voert, door de plaat sing van proletarische krachten in het openba re leven, alleen omdat het „proletarische" krach ten zijn, is de algemeene volksontwikkeling sterk gedaald. De volksscholen b.v. verkeeren in een dusdanigen toestand, dat men hier nauwe lijks nog kan spreken van onderwijs in welken silnpelen vorm dan ook. Er is gebrek aan scho en, aan onderwijzend personeel, en de krachten «He beschikbaar zijn, zijn in vele gevallen on bekwaam. Nu zou men mogen gelooven met eenigen kwaden wil, dat deze beweringen slechts be weringen zijn, die op louter veronderstellingen berusten, doch een aanhaling uit de Prawda Zal daar een ander licht op werpen. Onze scholen, aldus ongeveer dit blad, d.ws. de volksscholen en de middelbare scholen, mun ten uit door een zeer laag niveau. Van deze Scholen zouden 60 studenten naar een techni sche school overgaan. Er meldden zich 200 can- didaten. Van deze tweehonderd kregen slechts elf candidaten voldoende voor alle vakken, 19 kregen voldoende in twee vakken, alle anderen kregen onvoldoende, terwijl de opgaven aan den gemakkelijken kant waren. Verreweg de groot ste meerderheid kende de Russische gramma tica niet. In een wetenschappelijk tijdschrift, dat den titel draagt van „De wetenschappelijke Arbeider", komen een kleine 2000 uitspraken voor van technische en landbouwkundige lee raren. Dezen verklaren, dat hoogstens vijf pro cent van de opgenomen studenten werkelijk als voldoende bekwaam kunnen beschouwd worden. Deze studenten maakten niet alleen ernstige fouten tegen hun vak, maar konden niet eens hun gedachten behoorlijk uitdrukken in hun eigen taal. In de techniek heerscht een groote onkunde, maar zelfs dat wat de studen ten wèl weten, is machinaal van buiten geleerd, zonder eenig begrip of inzicht. De Iswestija openbaart einde 1932, dat er in het gebied van Moskou minstens 2000 leerkrachten te weinig zijn, zelfs nadat ongeveer 1800 klaargestoomde nieuwe leerkrachten beschikbaar waren gesteld. In andere gebieden, aldus het blad, is het niet beter gesteld met het onderwijs. Van de 2000 leeraren, die onderwijs geven fn den Noord- Kaukasus, zijn er 1700, die alleen de volksscho len hebben bezocht en die dus verre van be kwaam zijn om onderwijs te geven, dat ze zelf nauwelijks hebben ontvangen. De toestand was einde 1932 zóó ernstig, dat het volkscommissariaat voor onderwijs bijzon dere maatregelen trof om het onderwijs in alle scholen met geweld op een hooger plan te brengen. Zoo zou men door kunnen gaan met citaten uit Russische bladen en tijdschriften, doch is dit nog noodig na het bovenstaande? Bewij zen deze aanhalingen niet voldoende, dat de groote uitbreiding der scholen weliswaar heeft plaats gehad, zij het ook in mindere mate dan de Sovjet voorgeeft, maar dat zij minder waardige waar afleveren? Maar deze onkunde is niet het ergste gevolg. Die bewijst alleen maar, dat de Sovjets hebben gefaald in hun streven. Wat erger is, zijn de moreele en gees telijke gevolgen. De jeugdige hersens, die nog niet hebben leeren denken, worden van af de prilste jeugd reeds volgepropt met bolsjewisti sche ideeën en dus voor altijd vergiftigd, zon der dat daar een noemenswaardig tegenwicht tegenover staat. Het materialisme viert hoogtij en het idealisme wordt systematisch genekt. De drie stadia der jeugdorganisaties, nJ. de Komsomols of communistische jeugdbonden, omvatten de kinderen van 15 tot 23 jlaar; de Pioniers die van 10 tot 14 jaar; de Kinderen der Octoberrevolutie die tot 10 jaar. Reeds de kleinsten leeren zoo spoedig mogelijk hun lie deren met refreinen als dit; „Wij gaan de bourgeoise opzoeken en slaan hun de knoken kapot". Als het kind tien jaar wordt, gaat het over naar de brigadiers en moet het plechtig beloven, dat het zal leven volgens de voor schriften van Lenin en tot vervulling van de wenschen van het proletariaat. De kinderen verplichten zich, dat zij alle menschen, die in hun omgeving tegen de Sovjet zijn dus ook hun eigen ouders enz. zullen verraden. Zoo gaat het door tot het kind naar de universiteit kan en eenmaal daar aangekomen, wordt het ook nog opgenomen in het roode leger, want de militaire dienst is een onderdeel van het universitaire onderwijs. De conclusie uit dit alles is, dat de Russi sche scholen minderwaardige krachten afleve ren, die bovendien doordrenkt zijn van de com munistische wereldbeschouwing, zonder dat de meesten in staat zijn deze wereldbeschouwing bewust en crltisch aan te hangen. En van alle tegengestelde wereldbeschouwingen leest de jeugd alleen dat wat de censuur doorlaat, d.w.z. vrijwel niets. Van het oude Rusland weten de jeugdige communisten niets en van alle oude Russische deugden, die toch naast de ondeugden bestonden, is niets meer overgebleven. Deze toestand duurt reeds vijftien jaar en hoe lang zal hij nog duren? Als dit nog lang duurt, dan zal het resultaat zijn, dat de Russische staat een verzameling armzalige geesten wordt en dat de andere staten zullen moeten opknappen, wat het bolsjewisme heeft vernietigd. Want het kan niet anders, of een enorm rijk als het Rus sische, moet den gang van zaken in de andere landen der wereld beïnvloeden, zoodat juist die andere landen, die nu tegenstanders zijn van het Russische regime, later genoodzaakt zullen worden bij te springen en te redden, wat wel licht niet meer te redden is. Men zou tegen deze redeneeringen kunnen aanvoeren, dat de sovjet doo zijn eigen systeem bezig is zijn graf te graven en dat zij lang zaam maar zeker zelfmoord pleegt. Het lijkt, dat het niet zóó erg zijn kan, maar hoe men de zaken ook bekijkt, het kan niet anders, of de sovjet wint de partij en dar. is de wereld ver loren, ofwel het verliest de partij en dan zullen de overige landen en vooral de Europeesche de kastanjes uit het vuur moeten halen. Daarom is een zooveelste aansporing tot bestrijding van het bolsjewisme niet overbodig, mits men dit op de juiste wijze doet. Met te constateeren, dat het in Rusland zoo slecht gaat, komt men er niet. Noodig is een juiste, doeltreffende en gezonde bestrijding, die de euvelen van den eigen tijd en het eigen land niet over het hoofd ziet als overbodigheden of als toelaatbare wan toestanden. In Duitschland gaat men met eenige plech tigheid den zeventigsten verjaardag vieren van Werner Sombart, een leerling van Marx en schrijver van het boek „Modern kapitalisme", nadat hfj vroeger had geschreven „Socialisme en sociale beweging". Zijn werk over het ka pitalisme is met groote geestdrift geschreven en geeft een overzicht van den groei en den bouw van het huidige economisch 6ysteem. Het is vooral de kapitalistische mensch, die de aan dacht van den schrijver wekt, de mensch, die gedreven wordt door de geldzucht, vooral in de tijden, waarin de techniek heerscht. Van de politiek was Sombart steeds afkeerig, doch niettemin heeft hij de laatste jaren duide lijk te kennen gegeven, dat hij sympathiseert met de jongste beweging der rechtsen. Nooit heeft hij als hoogleeraar getracht de sympathie en de gunst van zijn leerlingen te veroveren. Het was hem alleen te doen om de verkondi ging van zijn oprechte overtuiging en daarvoor liet hij. zich door niets beïnvloeden dan door zijn eerlijkheid. Van alle zijden heeft men het voornemen ge maakt om Sombart met zijn a.s. zeventigsten verjaardag te huldigen. Hiertoe werd een ge denkboek ontworpen van meer dan 300 bladzij den, waarin de namen voorkomen van talrijke geleerden van allerlei richtingen. Binnenkort zal de Chileensche regeering zich niet meer met de zorg voor de werkloozen be hoeven te bemoeien. Men heeft den werkloozen medegedeeld, dat in Chili .iedereen zijn brood met goudwasschen kan verdienen. In Juli a.s. zal alle werkloozensteun ophouden. Reeds de regeering van Carlos Davila had de werkloozen aangespoord bezit te nemen van de verlaten goud-claims en hun brood met goudwasschen te verdienen. Daar in Chili de staat den werkloozen onderdak en voedsel ver schaft, bestond er aanvankelijk echter bij de werkloozen weinig animo om het risico van het goudzoeken op zich te nemen. Intusschén beproeven momenteel toch veertigduizend werkloozen hun geluk en het verrassende resul taat is, dat ze er een heel goed broodje uit slaan. Bemoedigd door dit succes heeft de regeering besloten, de overige honderdtwintigduizend werkloozen van Chili door het intrekken van allen steun er toe te dwingen hun onderhoud zelf te verdienen. Met het meest primitieve ge reedschap toegerust hebben de werkloozen tot nu toe tweehonderd kilogram goud kunnen winnen en de regeering gelooft, dat hun pro- ailllllllllllllllllllllllllll 11![II111IIIIIII] IIIII tl IIII Lr Grock, de clown, moet Weer gaan spelen, Daar de nood hem Dit gebiedt. De malaise, Die öök optreedt, Spaarde juist zijn Spaarpot niet! Wat hij met zijn Grappen gaarde, Bracht de crisis Op de flesch. Rentenier zijn Is een nummer, Dat hij niet gaf Met succes! Dus nu zoekt hij Weer de planken. En den strijd om Het bestaan Gaat hij voeren Met zijn grappen En zijn koddig Clownspak aan. Grock zal spelen, En volkomen Met zijn lot in Harmonie Want het leven Was voor hem ook Niet veel meer dan Clownerie! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) nllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiirc ductie tot op driehonderd kilogram kan ver hoogd worden. Deze tweehonderd kilogram vertegenwoordigt alleen maar het wettelijk aan de Chileensche Bank afgeleverde goud. Niemand weet, hoeveel goud er aan smokkelaars en hamsteraars ver kocht wordt. Alleen in de goudmijnen van An- dacollo werden in eenige dagen tijds 17 goud handelaars gearresteerd. In Andacollo bevindt zich de grootste door de werkloozen geëxploiteerde goudmijn. 7000 werkloozen vinden hier werk en ze hebben zooveel verdiend, dat er zeer spoedig een echte goudgraversstad ontstond, zooals we die kennen in Califomië, Nevada en Alaska. Ofschoon in Andacollo binnen betrekkelijk korten tijd voor 500.000 Mark goud werd ge dolven, is er geen enkele diefstal voorgekomen. Dit succes der gouddelvers is des te verwon derlijker, als men weet, dat alle groote maat schappijen, die opgericht werden om goud te winnen, geld verloren hebben. Een Engelsche maatschappij verloor reeds in 1890 2K millioen. De goudwasschers werken vooral in het Noor den van het land, waar zij echter met water gebrek te kampen hebben. Men tracht thans de werkloozen naar het Zuiden te lokken, waar eveneens nog veel verlaten goudmijnen ziin. (United Press) Robbie haalde drie van de aard mannetjes over eens een ritje te ma ken op den rug van een van Freddy's gedresseerde zeeleeuwen. „Ze hebben nog nooit op een zee leeuw gereden," sprak Robbie, „en ik ben er van overtuigd, dat ze het fijn zullen vinden." „Maar ik geloof niet, dat de zee leeuw het fijn zal vinden," sprak Ivy, .„kijk eens, hoe hij ze aanstaart en huilt." De zeeleeuw bemerkte, dat hij de aardmannetjes niet kwijt kon raken, door tegen ze te huilen, dus besloot hij maar naar den rand van het meertje te gaan en, met zijn kop eerst, het water in te duiken. De aardmannetjes schrokken zich een aap en grepen elkaar vast, toen ze van den rug van den zeeleeuw het water in gleden. Ze moesten Freddy er bij halen om ze te redden en de aardmannetjes moesten niets meer hebben van een ritje op den rug van een zeeleeuw. (Morgenavond vervolg) (Ingezonden Mededeeling). Teddy had een beroerde eigenschap, hij was in hooge mate verlegen. Overigens was hij een patente kerel, en hij had zelfs een knap uiterlijk, maar die verlegen heid, die schroomvalligheid, dat gemis aan den meest elementairen durf, maakte hem onbe langrijk in de oogen van anderen en miserabel voor zichzelf. Tot op een dag er een plotselinge omkeer kwam; Teddy werd een heel ander mensch en „men" en „hij-zelf" voeren er wel bij. Het kwam door Mary, de dochter van meneer Harringcate, den drogist van het stadje. Har- ringcate bezat, buiten Mary, een prachtzaak, veel geld en een enorme dosis eigendunk. Hij was voorzitter van talrijke vereenigingen, en secretaris van diverse clubs. Hij deed alles „voor de goede zaak", omdat hij zich dat ver oorloven kon, en er veel over hem werd ge praat. Begrijpelijk wendde men zich altijd tot hem, omdat het niets kostte, maar hij was er niet minder om gevleid. Maar Mary was ge heel verschillend van haar vader, doch niet daarom alleen was ze een schat. Voor Teddy voldeed ze aan alle verwachtingen, welke men maar van een meisje van ruim twintig jaar kon hebben. Teddy had geen liefhebberijen en geen vrienden, hij was ook geen lid van een club of vereeniging, tot men op een bepaalden avond hem zich zag aansluiten bij de plaatse lijke gemengde zangvereeniging. De reden er voor heeft nooit iemand geweten, buiten Teddy zelf natuurlijk, want hij had een niet te be palen stemhoogte; maar hij was een man, en daar waren er niet te veel van in het koor, en het aanzicht van een behoorlijk aantal zan gers is ook wat waard. Teddy werd dus welkom geheeten in de achterste rij van zangers en werd verzocht vooral wijd zijn mond open te doen, liefst tegelijk met zijn naaste buurlui, ook al kwam er geen of weinig geluid door. Na de derde repetitie was het geluk met Teddy, het regende na afloop. Eerst een enkele druppel, toen een slagregen, en, Teddy had z'n parapluie bij zich. In een paar passen was hij naast Mary, die alleen naar huis ging. Teddy schrok er eigenlijk van, toen hij zichzelf hoorde zeggen; „Eh.... ik ga ook dezen kant, miss - eh - Harringcate, eh misschien eh kan ik u van dienst zijn." Mary keek hem onder het licht van een lan taarn opmerkzaam en een ietsje verbaasd aan „Dat is erg vriendelijk van u, maar weet u wel heel zeker, dat u dezen kant uitmoet?" „Absoluut zeker!" zei Teddy, en hij schrok weer van zichzelf. „Nu, ik vind het prettig. En u moet weten, ik heb juist een nieuw hoedje op," vertelde Mary. En Teddy bewonderde het in de hef tigste loftuitingen, zoodat Mary hem af en toe vragend aanzag, wat Teddy knikkende knieën bezorgde en hevig deed blozen. Maar toch scheen het haar te amuseeren, en Teddy's eigenschap in aanmerking genomen, kon men constateeren, dat hij zich over het algemeen er uitstekend doorheen sloeg. En bij de vol gende repetitie droeg Mary weer dat charmante hoedje, en bracht Teddy haar na afloop weer naar huis, hoewel het in 't geheel niet regende. En de volgende repetitie was ook een repetitie van hun wandeling, en zoo werd dat repetee- ren een gewoonte. En iederen keer wilde Teddy haar bij 't afscheid nog iets zeggen, maar z'n woorden bleven in z'n keel hangen. Toen op den dertienden avond dat hij haar thuis bracht, bleef hij koppig staan, schraapte z'n keel en duwde de weerspannige woorden met een on gewone snelheid over z'n lippen: „Luister eens, ik moet u nog iets zeggen, miss Harring cate. Ik vind u allerliefst." Het meisje keek volmaakt verbaasd-ongeloovig, doch Teddy ging met onverstoorbare snelheid verder: „Ik vind u het allerliefste meisje, dat ik ooit ge zien heb! In alles! En 't kan me niets schelen of u me nu nooit meer aankijkt, want ik wil het toch zeggen. Ik heb lak aan de heele we reld, en ik zeg wat ik wil. Ze kunnen me alle maal vertellen hoe laat het is, en ik zal het nou maar meteen allemaal ineens zeggen: ik houd van je!" Toen schoot er een prop in Teddy's keel, hij werd bleek en rood, hij voelde z'n knieën knikken, en wachtte of hij soms vallen zou. „Dat vind ik heel lief van je," antwoordde Mary, hem glimlachend aanziende, „en ik vind jou den liefsten jongen, dien ik ken." En voordat Teddy die woorden kon verwerken, ging ze op haar teenen staan, gafhem een kus en snelde door het tuinhekje naar binnen. Teddy stond perplex, hij staarde op het leege tuinpaadje, toen hij een vluggen stap hoorde en een hand zwaar op z'n schouder viel: ,,'t Was donker, maar al had hij ook geen hand voor de oogen kunnen zien, dan had hij nog bij intuitie gevoeld, dat het de hand was van papa Harringcate. „Vertel jij me eens," beval Harringcate norsch, „wat ben jij met m'n dochter van plan, hè!" „Nnniets," stotterde Teddy. „Niets! En jelui staan mekaar te zoenen! Zeg op, hoe heet je?" Teddy maakte een vreemd geluid in z'n keel, maar evenmin als op de zangrepetitie was zooiets een klank te noemen. „Nou, vlug wat!" commandeerde de drogist, „je voelt je betrapt, hè? Nou, wat moet jij mijn dochter zoenen? Wat moet dat be- teekenen?" Welk antwoord Teddy hem zou gegeven heb ben, als zijn stembanden weer zouden ge- functionneerd hebben, zal altijd een probleem blijven, want op dat oogenblik klonk uit het huis een gil, welke angstig in de avondlucht wegtrilde, en de heer Harringcate en Teddy tegelijkertijd naar de huisdeur deden zien. „Da's Mary!" schreeuwde Harringcate, „wat gebeurt er met haar?" Hij wierp het tuinhek open, en hij en Teddy liepen naast elkaar het paadje op. In de donkerte van de open huis deur verscheen Mary en zoodra ze de beide mannen zag, liep ze ontzet op hen toe. „Wat is er?" hijgde Harringcaie. „Er is een man binnen, een inbreker! De meid was vrij vanavond en wij waren ook niet thuis, dus heeft hij ingebroken. Ik hoorde hem in de hall, en hij ging naar de huis kamer. Haal toch de politie!" „In dien tijd is ie met het zilver er tusschen uit," concludeerde Harringcate. Opeens zei Teddy: „Heeft u telefoon?" „In de hall," zei Harringcate, „maar wie gaat er nou daar telefoneeren als die kerel je in t donker een klap kan geven? Houdt jelui hier de wacht," voegde hij er weinig opofferend aan toe, „dan haal ik de politie!" „Lak aan de politie!" raasde Teddy over z'n zenuwen heen, ,,'t moet een hee- Ik ga d'r in!" En zonder een mo- I ment te aarze- len, rende hij het huis in en verdween in de duisternis door de deuropening. Op het moment, dat Teddy zijn voetstappen op het marmer van de hall hoorde weer klinken, verstilde zijn moed. Hij voelde zich nu niet direct laf of zelfs angstig, maar in brekers maken tegenwoordig direct gebruik van wapens en je bent nooit zeker, dat ze je niet bij toeval raken. Intusschén kon hij toch ook niet teruggaan. In de hall stond een deur aan. Teddy liep op z'n teenen en luisterde. Hij hoorde een eigenaardig snuiven. Met een vlugge beweging slipte hij binnen, sloot de deur achter zich en hield zijn adem in. De spanning was, als voor een hevig onweer, zijn hart rende zijn horloge voorbij, en sloeg een roffel. Toen stak hij een lucifer aan; plot seling stortte hij zich op z'n slachtoffer stoelen vielen om „Goddank!" herademde Harringcate, enkele minuten later, toen Teddy hem binnen noo- digde, „is ie weg?" „Heelemaal!" verkondigde Teddy, _maar t raam stond open, en hij ontsnapte. Tk greep nog naar hem, maar hij verwondde me," en hij hield den rug van z'n hand voor Harring cate's neus, en liet een paar bloedende krabben zien. Terwijl Mary Teddy's hand afwaschte, ging Harringcate in z'n leunstoel zitten: „Ik hoorde je vechten en stoelen omvallen, en ik wou je net komen helpen, toen je al kwam zeggen, dat je klaar met hem was." Teddy zweeg, hij had gevoel voor humor. Alleen toen zijn hand verbonden was, zei hij: „Nu, goeden nacht, meneer Harringcate!" „Hee, hee," zei Harringcate, „waarom zoo'n haast? Ik vind je een flinken kerel! Ik noem het een knap staaltje van moed, heel alleen zoo'n kerel beet te pakken, en uit het raam te smijten. Zooiets noem ik gewoonweg dapper heid!" Mary was intusschén bij het raam gaan zitten, plotseling zag ze belangstellend op den vensterdorpel, er waren versche afdrukken van vuile hondenpooten. Ze knipoogde glimlachend naar Teddy; hij knipperde volkomen rustig terug. „Ik zou je willen vragen om bij ons te blij ven soupeeren," vroeg Harringcate. „In orde," zei Teddy, „ik blijf!" en zijn ver legenheid had de dief op diens vlucht voor altiid met zich meegenomen. Het toenemend aantal daklooze vrouwen te Washington is op het oogenblik een kwestie, die bij de bevoegde autoriteiten een onderwerp van bespreking uitmaakt. Volgens het aan de daartoe aangewezen Se naatscommissie uitgebrachte rapport, bedraagt het aantal zwervers in Amerika IK millioen, waaronder vele vrouwen en meisjes, wier aan tal sneller toeneemt dan dat der mannen. De commissie wordt er in dit rapport op ge wezen, dat voor de daklooze vrouwen tot dus ver te weinig is gedaan. Van de genoemde IK millioen zwervers zijn 11 procent jongemannen beneden de 21 jaar en ongeveer 7 procent meisjes van denzelfden leeftijd. De commissie ontving ook een rapport van de Southern Pacific Railroad, waarin ver klaard wordt, dat in 1932 683.457 personen uit de treinen zijn verwijderd, die trachtten te rei zen zonder spoorkaartje. In 1929 bedroeg hun aantal 79.215. Naar schatting der spoorweg autoriteiten bestond 75 procent van de in 1932 verwijderde personen uit jonge menschen tus schen 16 en 25 jaar. Een beroepspianist heeft te Lourengo Mar ques 61 uur en twee minuten onafgebroken ge speeld en beweert hiermede het vorige record van 60 uur en 32 minuten, dat op naam staat van een Amerikaan, te hebben gebroken. Terwijl hij speelde werd hij voortdurend gadegeslagen door twee doktoren, terwijl hij kosteloos geschoren werd door een barbier. De gouverneur-generaal van Portugeesch- Oost-Afrika bracht hem tijdens het spelen een bezoek. Tenslotte raakte hij echter uitgeput; zijn polsen zwollen op en de doktoren adviseerden hem het spel te staken. Ijiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiitiiiiiii peuilleton 5 i 28 Mistress Claudia was de eerste die bij het schijnsel van haar toorts een groot gezwel be merkte, waaruit een straal paars bloed vloeide. Zij gevoelde medelijden met het dier en zeide tot haren echtgenoot: ..George, kijk eens.... hierdat arme beest! Wat moet het lijden! Zouden we er niets ®kn kunnen doen?" ..Ik zal het eens probeeren," antwoordde de kapitein. HET SPOORWEGONGELUK Terwijl de fakir met behulp van Marius, Johnny en den mahoet de haken trachtten los te krijgen die de hoedah nog aan het cadaver Van Scindiah vasthielden, vroeg Pennyless zijn Vrouw hem met haar toorts bij te lichten en be sloot het avontuur te wagen. De mahoet van Rama was van zijn hooge zit plaats afgedaald, stond bij het beest en sprak het vriendelijk toe. Ook Pennyless kwam naderbij, streelde de slurf die zich beurtelings oprolde en ontrolde en haalde onder zijn ceintuur den kleinen dolk te voorschijn. Hij zette de punt ervan op het gezwel en sneed dit al zijn krachten inspannende, met één haal open. Dat ging zeker niet zender gevaar. Het was mogelijk dat de olifant de bedoeling van deze bewerking, die zijn pijn nóg grooter maakte, niet begreep, het geval onvriendelijk opvatte, en in zijn woede den heelmeester als een murw geworden peen zou verpletteren on der de kracht van zijn poot. Maar Pennyless had niet zonder reden gere kend op het instinct van het schrandere dier. Bij de insnijding met het staal deed Rama een verschrikkelijk geluid hooren. „Hoeïnk Het dier begon te beven, doch bleef stilliggen. Een enorme golf bloed kwam uit de wonde te voorschijn. Pennyless stopte zijn vinger in de opening en gevoelde een hard voorwerp. Ondertusschen bleef de mahoet voortdurend den olifant toespreken, terwijl de patiënt, be vende en bibberende, hijgde als 'n locomotief. Hoe dapper zij ook was, toch voelde Claudia dat zij bleek werd bij het zien van het gevaar, hetwelk haar man liep. Want er was van den kant van den olifant maar 'n enkel oogenblik van misverstand of kwaad humeur noodig om 'n onherstelbaar on geluk te veroorzaken. Met de hem eigen bewonderenswaardige koel bloedigheid probeerde Pennyless net vreemde voorwerp te verwijderen; het was een kogel, die zich genesteld had in het beenderen-weefsel. Na veel en krachtig trekken en drukken en wroeten bereikte hij zijn doel ten koste van heel wat zweet. De kogel kwam te voorschijn en had het beest blijkbaar veel pijn veroorzaakt, want onmiddel lijk na de verwijdering ervan slaakte het een lange zucht en scheen geheel opgelucht. Het bracht het uiteinde van zijn slurf op de wonde, haalde diep adem, wierp het bloed uit en herhaalde dezelfde manoeuvre tot drie- of viermaal toe. Daarna hief hij de slurf op, streek er zacht mee over het gelaat, den hals en de handen van Pennyless, alsof hij dezen wilde streelen, of lie ver om de huiduitwaseming van den kapitein, de lucht die aan ieder mensch eigen en bij allen in eindelooze variaties verschillend is, in zich op te nemen. Pennyless van zijn kant streek zijn hand over het beweeglijke typische olifantslichaamsdeel en sprak eenige woorden tot den kolossus, die de ooren opzette, als om het geluid dezer be vriende stem goed te onthouden. De mahoet was niet weinig verheugd en ver klaarde dat Rama, op deze wijze geholpen bijna even goed zou kunnen loopen als te voren. Wat den fakir betreft, hij zeide met zijn be kende keelstem:. „Meester, door Rama te redden hebt gij hem tot een toegewijden vriend gemaakt die u meer dankbaarheid zal toonen dan menig mensch en die u zal gehoorzamen met de trouw van een hond. De morgenschemering begon door te breken. Pennyless en zijn vrouw hadden het ontzet tende geraas van een half uur geleden en dat gevolgd was geworden door een doodelijke silte, niet vergeten. Zij besloten zoo spoedig mogelijk en langs den koristen weg te vertrekken naar de plaats waar, naar zij vermoeden, iets vreeselijks moest zijn gebeurd. Nu de arme Scindiah dood was, zou zijn ka meraad Rama voortaan met het transport van den kleinen troep belast worden. De hoedah, die aanvankelijk bestemd was voor den kapitein en zijn vrouw, zou ook plaats verleenen aan de beide zeelieden. Marius en Johnny bedankten voor deze in hun oog al te groote eer en verklaarden heel goed te voet te kunnen gaan. Pennyless hakte met één woord den knoop door. „Ik heb hier te bevelen evenals op hst jacht, nietwaar?" „Zeker, kapitein." „Nu, dan beveel ik u bij ons aan boord te komen." Het bevel werd opgevolgd. De mahoet van Scindiah en de fakir, zeer primitief bekleed met de „langouti", zoodat zij als eekhoorntjes door alle gewassen en struiken heengleden, daaren boven, evenals de meeste Indiërs, onvermoeide loopers, gingen te voet. Hoe vlug zij ook trachtten voort te maken, zij hadden toch nog ongeveer 'n uur noodig om ter plaatse te komen. Wat de Europeanen ver moed hadden was werkelijkheid. Er was hier inderdaad 'n spoorwegongeluk gebeurd, des te erger omdat het had plaats ge had midden in het „jungle", tusschen twee ver van elkaar gelegen stations, en zonder hulp in de omgeving. Zij waren de eersten die aankwamen bij deze verschrikkelijke massa wrakstukken, waaruit hartverscheurende kreten, gejammer en doods- gereutel omhoog stegen. Beneden tegen een lage helling van den weg lag, met de wielen in de lucht, de locomotief, die bij haar val aan een Engelschen machinist en een inlandschen stoker het leven gekost had. Hier en daar zag men eenige overlevenden rondzwerven, die in hun toestand van verbijs tering niet bij machte waren eenige hulp te bieden. Zonder te gaan onderzoeken wat de toevallige of misdadige oorzaak van deze ramp was, zet ten Pennyless, de twee zieheden en mistress Claudia zich aan het werk om ten minste eenige der ongelukkige slachtoffers van een wreeden dood te redden. Zij zagen er daarbij niet tegen op hun kleederen te scheuren en hun handen bloedig te schrammen. Terwijl ze aan het harde werk van het uit elkaar halen der wrakstukken bezig waren, maakte Marius de opmerking; Kapitein.... dit is blijkbaar *n emigranten- treinniets dan arme inlanders.... geen enkele blanke „Ik geloof het ook „Kapitein, kijk eens zonder u te willen commandeeren, hoor! hoe mager ze zijn. Ge raamten, hè?" Inderdaad, het waren geraamten, vel over been, die daar rondliepen! Maar er klonken voordurend ook kreten, hart verscheurende kreten, van onder een wagon- bordes, dat half in een anderen wagen was ge drongen. Het waren kreten van jonge stemmen en die om hulp riepen in zeer goed Engelsch. Pennyless en Claudia waren de eersten otn er heen te loopen. „Moed houden! We komen helpen," riep de kapitein. Hij trachtte het bordes ietwat omhoog te lich ten, maar kon, ondanks zijn physieke kracht, het niet eens in beweging krijgen. „Johnny!Marius!.... gauw, jongens!" riep hij den zeelui toe. Nu zetten zij alle drie hun lichamen eronder en probeerden te trekken en te tillen, zoodat zij er bijna een ongeluk van dreigden te krij gen; maar de massa bleef onbeweglijk. En de kinderstemmen klonken voortdurend jammerlijker en werden ook zwakker. „Help!Help!.... Hebt medelijden.... Ik stik.... M'n broer!.... Redt mijn broer!.... (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 9