Waar de gouddorst heerscht Plat veifiaal van den day WRIGLEY warm hapje 30 cents per V2 pondspakje Zware hoest? I HET s ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN ROBINSONschoenen zijn Uw beste vrienden I GROOTE i I AVONTUUR I MAANDAG 20 FEBRUARI GOUDVELDEN ONT DEKT IN RUSLAND? De aloudste goudgraver Filmgages Tweelingen in Oeganda ÏÏ^zSeln Een ontsnapte j Amerikaansche negers verdreven door gouddelvers In Nieuw-Guinea Goud bij de negers aan de koffietafel.... dat doet een mensch goed. Vooral in den winter. Ook zonder dat 't vriest dat 't kraakt! Dank zij 't schoteltje waarvoor het Blue Band-meisje zorgt. Met Blue Band versch gekarnd bent U zeker, dat U iets fijns klaar maakt! VERSCH GEKARND NIET 25 ALLERFIJNSTE ROOMBOTER ONDER RIJKSCONTROLE Sensatie in Venezuela De oudste delver 'mm n* „Hoelang zUn de vogels hier?" riep Freddy. ze was niet QevanQene i AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL |iuiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiimiiuiuiiiiiiin pEUILLETON I i Uit Rusland sijpelen sinds eenigen tijd be richten, of liever geruchten, dat in het land van de Sovjet goudvelden zouden gevonden zijn, die enorme rijkdommen bevat ten. Deze goudvelden zouden ontdekt zijn, ter wijl een wetenschappelijke expeditie op zoek Was naar voorwerpen uit vroegere eeuwen. Het toeval zou dus tot de ontdekking hebben ge leid. Onmiddellijk na de ontdekking hebben de geleerden het staatsbestuur op de hoogte ge steld en verder werd het diepste stilzwijgen be waard. Ook de regeering houdt het geheim en heeft per vliegtuig politie naar het rijke gebied gezonden, tegelijk met een staf deskundigen De streek, waar de ontdekking gedaan werd, 's onbewoond en nauwelijks bekend land, waar slechts nu en dan nomaden verblijven. Op deze Wijze was het natuurlijk niet moeilijk het stil zwijgen te bewaren, daar er geen nieuwsgieri gen waren, die een spaak in het wiel konden steken. En de enkele boeren, die in de nabijheid ®en kolonietje hadden, werden gedwongen te verhuizen, hetgeen tegenwoordig in Rusland ook al geen bijzondere aandacht wekt. Zij kre gen een ander stuk land en werden verder in onwetendheid gelaten over de oorzaak van hun gedwongen verhuizing. Het goudgebied werd aldus geïsoleerd en de eenigen, die ingelicht Waren, behoorden tot de wetenschap, de politie ®n de ambtenaren. Een commissie, door de regeering te Moskou ingesteld, stelde vast, dat hier sprake was van een bijzonder rijk gebied, aanmerkelijk rijker dan de goudgebieden in Noord-Siberië destijds gevonden. Weliswaar heeft de bevolking in Moskou lucht gekregen van de ontdekking, maar niemand weet precies waar de velden ge vonden zijn. Zij kan ook geen inlichtingen krijgen van de betrokken ambtenaren en poli- hé, want dezen zijn als het ware afgezonderd van de rest der wereld en worden streng onder toezicht gesteld. Zij mogen het goudkamp pas verlaten, als het eenmaal volkomen afgebakend is en kan afgesloten worden, zoodat niemand toegang kan krijgen. Volgens geruchten, zou de eerste goudzending dezer dagen in Moskou gearriveerd zijn en de eerste onderzoekingen der chemici zouden reeds hebben bevestigd, dat, het goudgehalte zeer hoog Is en veel hooger dan van het gouderts in Siberië. Maar de waarheid over de hoeveel heid van den voorraad zal uiteraard pas be kend kunnen worden, als de staat officieele mededeelingen heeft gedaan. Voorloopig echter ligt nog een geheimzinnige sluier over het heele geval. Ook Nieuw-Guinea is een goudland, waar op het oogenblik een goudgraversstad in wording is. In 1927 werd in de dichte oerwouden temid den van het koortsdistrict een goudveld ont dekt van groote afmetingen. Maar, als gezegd, dit veld ligt in het ondoordringbaar oerwoud en zoo viel er niet te denken aan den aanleg van straten, zoodat het goudveld als het ware waardeloos was, omdat men niets kon uitrich ten met de groote en ingewikkelde machines, die voor een goudexploitatie in het groot nood zakelijk zijn. Toch bleef de aandacnr op ae nieuwe ontdekking gespannen en de gouddorst heeft ook hier overwonnen, zooals hij altijd overwint. Men is daarbij op zeer merkwaardige wijze te werk gegaan. Midden in een woud, op een geschikte en niet al te dichte plaats, heeft men de boomen gerooid en een vliegveld aan gelegd. Een kapitaalkrachtige onderneming heeft een luchtvlootje aangeschaft en trans porteerde door de lucht machines en menschen, die voor de ontginning noodig waren. Men bouwde barakken voor de menschen en de ma chines werden in de open ruimte gemonteerd en toen begon de koortsachtige arbeid. Steeds verder breidde de open plek zich uit en in weerwil van de grootste moeilijkheden deden mensch en machine hun werk. Zoo ontstond een kleine kolonie midden in het oerwoud, dat den strijd aanbond met de wildernis en de oude traditie handhaafde, dat tenslotte de mensch door zijn vernuft zegeviert over de kracht der wildste natuur. Welbeschouwd is de ontginning nog in het eerste stadium en steeds breidt de kolonie zich uit, die langzaamaan een ware goudgraversstad is geworden. Maar het gaat heel langzaam. De arbeiders worden niet te best betaald, men be taalde aanvankelijk slechts met eten en drank, men werkte eenvoudig op risico, zoodat ver schillenden na enkele dagen hard werken, maar liever naar beschaafdere oorden terugkeerden. Die bleven, zijn er nog en moeten afwachten, wat de toekomst brengen zal. Men rekent erop, dat, als men den strijd kan volhouden, de rijk dommen overweldigend zullen zijn. De Engelsche kolonie Kenya in Oost-Afrika is sinds kort eveneens een goudveld rijk. De inboorlingen hebben daar niet bepaald over ge juicht, om de eenvoudige reden, dat zij als het ware werden overwoekerd door goudgravers. De goudgrond wordt aan belangstellenden verpacht BLUE BAND voor duur geld en de inboorlingen kunnen niets beters doen dan hun land verlaten of lijdelijk toezien, hoe hun grond stuk voor stuk door vreemden wordt ingepalmd. Alle arbeid, aan de bewerking van den grond besteed, is vergeefsch geweest, nu de wildvreemden gekomen zijn om den grond open te klieven op zoek naar goud. De negers waren tevreden met de vruchten van hun landarbeid, de vreemden verstoren het een voudige geluk omwille der goudkorrels. De hut ten zijn neergehaald, de weiden vertreden, opengehakt en heele mijnen ontstaan, die het land volkomen verwoesten. Dit alles betreft een gebied van meer dan duizend vierkante mijlen. Men vraagt zich intusschen af, wat er met de negers moet gebeuren, die hun grond kwijt raakten. Officieel heet het, dat zij schaoeioos zullen worden gesteld en dat zij ander land zul len krijgen. Dit ander land is echter alleen te vinden in de verbeelding der Europeanen of in streken, waar andere stammen wonen, die niets te maken hebben met de bevolking der Engel sche kolonie. Het ziet er voor de negers dus meer dan treurig uit. Meer dan interessant, zelfs sensationeel is de nieuwste ontdekking in Venezuela, waar het vinden van een goudader een ware „goldrush" heeft veroorzaakt. De ader werd ontdekt door een ouden goudgraver, die in de veronderstel ling had geleefd, dat op de plaats, waar reeds zooveel goud was gevonden, ongetwijfeld nog veel meer aanwezig moest zijn, en dit klinkt niet vreemd, wanneer men bedenkt, dat Vene zuela een van de voornaamste goudlanden van de wereld is geweest. De oude man dan vond een goudgebied op de plaats, waar een rivier van een rots naar beneden stortte. Nauwelijks had men vernomen, dat de man goud had gevonden, of men stormde in massa's naar het nieuwe gebied en vertelde elkaar, dat hij met eenvoudige werktuigen meer dan vijftig kilogram goud had opgedolven. Dit beteekent een waarde van ongeveer negentig duizend gul den. Kort daarna hebben anderen in weinig tijds en eveneens met primitieve werktuigen meer dan zeshonderd kilo goud gevonden. Maar deze veroveringen konden nog niet gevolgd wor den door regelmatige ontginningen, omdat deze onderneming met groote moeilijkheden gepaard gaat. De streek is n.l. zeer moeilijk te bereiken en te bewerken. Oude rotten als de geroutineer de goudgravers, die den strijd tegen de wildernis en de koorts niet vreezen en tegen het klimaat gehard zijn, kunnen op hun eentje er wel in sla gen de onherbergzame oorden te beklimmen en in klein bestek goud te delven, maar voor een regelmatige ontginning door nieuwe krachten is dit een vrijwel onbegonnen werk. Er is reeds heel wat voortvarendheid en durf noodig om de plaats te bereiken, waar het goud verborgen ligt en dan pas kan het graven beginnen. Het komt herhaaldelijk voor, dat de begeerigen hun roe keloosheid en hun gouddorst met ziekte en zelfs met den dood moeten bekoopen. En bij dit alles is het nog niet zeker, dat alle veronderstellin gen van de liefhebbers zullen uitkomen, want men heeft nog lang niet kunnen nagaan, hoe groot de goudvoorraad is, al neemt men aan, dat deze van bijzondere afmetingen moet zijn. Zou het vast staan, dat de rijkdommen zoo onmete lijk zijn, als sommigen aannemen, dan zou de regeering natuurlijk direct maatregelen treffen om den toegang tot de plaats mogelijk te ma ken. In tegenstelling met deze nieuwe ontdekkin gen begint het oude land Alaska, het beroemd ste van alle goudlanden, zijn goudgraversleven op te geven. De ontdekker van deze streek is in den leeftijd van 78 jaar gestorven. Het was Robert Henderson, die echter niet zoozeer on der dezen naam, dan wel onder dien van Klon- dyke-Bob bekend is geworden. Hij was het type van een goudgraver uit hartstocht, heeft de rijkste goudmijnen ontdekt en is niettemin doodarm gestorven. Hij won schatten, maar verstond niet de kunst deze schatten te be waren. HU was een speler, een avonturier en een eeuwige zwerver en dat bleef hU tot zUn dood. De bekende schrijver Jack London heeft dit type beschreven in een van zijn boeken en vermoedelUk in meerdere. Als jongeman bracht hU het zoo ver, dat hU zijn vader vrUwel in den grond werkte. Toen ging hij naar zee, en eindelUk werd hU goudgraver in Colorado. Daar behoorde hU tot de velen, die precies genoeg verdienden om hun dagelijksch kostje te scharrelen, en wat er overbleef in drank om te zetten. Eindelijk kwam hij in Alaska terecht, toen het nog niet bekend was, dat daar gouden bergen te vinden waren. HU toog op eigen ge legenheid aan het werk en op een goeden dag in 1896 stootte hij plotseling op een klomp zui ver goud. Aanvankelijk was hU van plan zUn geheim te bewaren en hU ging naar de regee ring, die zUn rechten zou garandeeren. Maar op den duur kon hij niet zwUgen en dit werd zün ongeluk. HU liet een en ander los en toen hU enkele dagen later in Alaska aankwam, wa ren anderen hem voor geweest. Zoo moest hU toezien, hoe anderen een claim legden op wat hU gevonden had en hoe zU schatten geld ver dienden, waarvan hij weliswaar het zUne kreeg, maar dat overigens aan talrijke anderen ten deel viel. Als eenigen dank ontving hU van zUn kameraden den naam van Klondyke-Bob en daar werd hU niet rUker van. Wat hU tenslotte nog verdiende, ging spoedig op aan spel en drinkgelag. Maar hij bleef zUn „beroep" trouw en delfde verder. ZUn populariteit groeide voortdurend omdat hU, terwijl de anderen met goud beladen wegtrokken, in Klondyke bleef wonen en werken, drinken en spelen. Dit duur de zoo tot in zijn hoogen ouderdom en toen hU hoorde, dat in de Pelly-rivier platina ontdekt was, deed hij mee aan de speculatie en legde daaraan op zeven en zeventig-jarigen leeftUd zUn laatste geld ten koste. Zoo stierf hij als een arm man, wien rijkdommen door de handen waren gegaan, maar die toch zUn leven lang arm was geweest. Het eenige wat we tenslotte in den man nog kunnen bewonderen, is de - VIER STUKS PER PAKJE v MUjH WRIGIEY'S KAUWGOM IN DE MOND IS LEKKER EN GEZONDI moed, waarmede hij zU'n heele leven bleef in het land, dat hem dagelUks moest herinneren aan de enorme rijkdommen, die hem voor den neus waren weggekaapt. Greta Garbo's eerste filmengagement in Amerika bracht haar een gage van f 160 per week, thans hebben de beroemdste prima don na's een gage van tot 1 millioen per jaar. In den negerstaat Oeganda zijn tweelingen zoo iets zeldzaams, dat hun geboorte met een groot feest gevierd wordt. Dat is een kou, die vastzit! Voor het naar bed gaan keel en borst e* VapoRub De regen kletterde op het ijzeren dak van den gevangeniswagen, welke, getrokken door twee sterke paarden, langs de vette, modderige wegen van het station naar de ge vangenis buiten de stad reed. De koetsier op den bok zat goed ingepakt tegen het slechte weer, en achter, onder het luifeltje van den wagen, zat een agent met een karabUn. „Dezelfde rommel en regen, als de vorige maal," gromde in den wagen een groote kerel, met een valsch uiterlUk, die Bil] heette. „Wat kan 't jou schelen?" zei een tweede, die nog grooter reus was; hij heette Asa en was een neger. „Voor hoeveel hebben ze jou te pakken, Chauncey," vroeg Bill. „Voor vijf jaar" zei Chauncey. „Eèn keer doet ie 'ns wat, en ze hebben 'm meteen voor maar eventjes vUf Jaar!" lachte de ander ruw. Chauncey huiverde. „Ja, als je eenmaal in de koets zit krUg je geen kans meer," gromde Asa. Buiten was een dichte mist gevallen, de koet sier kon weinig meer zien, en bemerkte allèen aan 't zwoegen van de paarden, dat ze tegen den heuvel optrokken. Toen ging het afwaarts en hU zette de remmen aan, langs den weg was een steenen muurtje, daar de heuvel sterk afhelde en ze als op een dijk reden. Opeens schuurden de wielen langs dat steenen muurtje en plotseling op een door den regen doorweekte plaats lieten de steenen uit den grond los en scheurde het muurtje, de wielen schoven door de opening en hingen een oogen blik in de lucht, 't Ging alles zoo snel, en de koetsier had door den mist niets bemerkt, dat hU nauwelijks nog tijd had om te roepen: „Alle donders, het heele zaakje gaat naar beneden!" In den wagen hoorde Chauncey een geweldig gekraak, ze vielen tegen elkander aan, toen kreeg hU het gevoel of hUzelf en de wagen door de lucht vlogen. Er volgde een doffe smak, welke hem in een hoek boven op Bill smeet, en daarna was 't of de wagen een helling af buitelde. Verder herinnerde hij zich niets meer. Toen hU bijkwam, voelde hij zich doornat en half in 't water liggen. Naast hem lag nog iemand. De mist was wat opgetrokken, maar t was bijna heelemaal donker. HU kroop uit het water, en onderzocht den man naast hem. 't Was de agent, die achterop gezeten had, maar hij was dood. Een eindje verderop vond hij den koetsier, ook dood, half tusschen de ruïne van den wagen gekneld. Van de paarden was er één levenloos, het andere lag te stuiptrekken. Van Bill en Asa vond hij geen spoor, 't Was duide lijk, dat de leeren bekleeding in den wagen, de ergste schokken voor hen- had opgevangen en hen daardoor had gered. Toen drong het tot hem door, dat er nu de kans was om te ontsnappen, zooals ook Bill en Asa wel zouden gedaan hebben, en misschien hadden ze den koetsier en den agent ook wel meteen gedood. Ze waren beruchte moordenaars, en ze zouden geen kans op directe achtervolging Robbie en Topsy gingen met Freddy Vrijdag naar het pad, dat leidde naar de plaats waar de bananen groeiden. De zeeman had zijn bamboestok mee gebracht, om h'er.i te helpen de ba nanen te drag— „Nu moeten jullie hier blüven en op den papegaai letten, terwUl ik ba nanen ga plukken," zei hij tot Robbie en Topsy. „De papegaai gaat op dien bam boestok zitten," zei Robbie. „Ja, ik weet het" zei Freddy „maar hU zal van zUn zitplaats af moeten komen, als ik terug kom, want ik wil de bananen over den stok slingeren." Freddy Vrijdag kwam terug met twee groote trossen bananen, doch toen hU naar zijn bamboestok keek, zag hU dat de papegaai gezelschap gekre gen had, terwUl hU weg was. Zeven andere vogels van diverse pluimage zaten naast den papegaai op den stok. „Het lUkt wel of de papegaai ver dreven is," riep Freddy uit. „O, den heelen tUd al," zei Topsy, „maar ze moeten er nu af, niet waar?" (Morgenavond vervolg) (Ingezonden Mededeeling) genomen hebben. Toen begaf hU zich op weg, de mist trok meer en meer op, en eindelijk zag hü een eind van den weg af, een groep boomen, en een boerderij waar licht brandde. HU liep er heen, t kon hem niet meer schelen wat er met hem gebeurde, zUn hoofd deed pyn, hU was doornat, en voelde zich hopeloos verlaten. Toch werd hU, als hU bU het huis kwam omzichtiger. HU kreeg den indruk, dat alles er welverzorgd en welvarend uitzag, en hU overwoog een be schutting te zoeken en te wachten tot den nacht. Misschien kon ie inbreken en wat eten en drinken bemachtigen. Plotseling hoorde hü een kletterend geluid; t was of er binnen iets werd stukgesmeten. Toen volgde er een dronkemans- lachen. „Allemachtig," zei Chauncey, „dat is Bill!" Heel voorzichtig sloop hij naar het raam, dat wU dopen stond en zag de kamer binnen, t Was een vreemde aanblik. In t midden aan een tafel zaten Bill en Asa. Alles wees er op. dat ze pas een maaltUd hadden gehad, maar ze had den nog glazen voor zich staan en ze waren allebei flink dronken. In een hoek op een stoel gebonden, zat bleek van angst en woede een oude man; en de vierde in de kamer was een meisje van onge- IIIIMIfMItilttIHMISItllSIMMStMMOtMIMIItnl veer twintig jaar. bruine krullen. I vastgebonden. maar moest ge- dwongen toezien. Ze zag er ook bleek uit, maar meer woedend dan angstig. Asa begon te zingen, maar Bill, die niet zoo dronken bleek, loerde naar het meisje. „Kom jij 'ns hier, en schenk me nog eens in!" schreeuwde hU met een dikken long. En toen het meisje niet gehoorzaamde, smeet hij z'n glas naar den ouden man en trof hem net boven het oog. „En als je nou niet direct komt, gooi ik nog 'ns naar Yn," dreigde hU. Sn het meisje gehoorzaamde daarop met trillende lippen. Toen ze naderbij kwam, greep hU haar vast en trok haar naar zich toe. Het meisje vocht wanhopig en zelfs Bill kon haar nauwelUks hou den. „JU, leelUke kat," schreeuwde hU, en pakte haar nog steviger vast, trok haar naar zich toe, zijn dronken gezicht kwam steeds dichter bü het hare. Het meisje gilde, en afschuw en angst vertrokken haar gezicht. Op dat oogenblik trok Chaunoey zich om hoog en sprong door het raam naar binnen. De neger zag hem 't eerst: „Kük, daar is Chaun cey, die komt 't feest meevieren en net op tUd!" Doch Chauncey liep op de tafel toe en greep een flesch. Toen zag Bill hem en "begreep. „Ben je razend?" schreeuwde hU wild, hU liet het meisje los en wendde zich naar Chaun cey, doch op hetzelfde oogenblik kwam de flesch met alle kracht van Chauncey's arm boven op z'n hoofd terecht, en sloeg in scherven. Bill maakte een stap achterwaarts, viel terug op z'n stoel, en tuimelde dan met stoel en al over den grond en bleef roerloos liggen. Door dien slag scheen Asa te ontuchteren, hij sprong overeind en greep naar Chauncey, die achteruit week. Maar de kamer was niet groot, en voor hU kon ontkomen naar het raam, had Asa hem gegrepen. „Dat zal ik je afleeren," riep de neger, en hU drukte hem tegen den muur en begon hem te wurgen. HU zag Chauncey aan met wilde, bloeddoorloopen oogen, en kneep steeds vaster, it Zou zeker binnen een paar mi nuten met den mageren Chauncey gebeurd zijn als er niet plotseling iets door de lucht suisde er in Asa's hoofd sloeg. De neger gaf een hui lenden schreeuw, en verdraaide z'n oogen, z'n greep verzwakte en hü zakte met een smak op den grond ineen. Chauncey hoorde het meisje gillen: „O. ik geloof, dat ik hem ver moord heb!" Hij haalde diep adem en viel be wusteloos over Asa heen. Toen hU bijkwam zat hü op een stoel, het meisje maakte z'n handen nat met met water: „Gelukkig! Gaat het zoo wat beter?" vroeg ze. „Hier, drink eens." Maar voordat Chauncey kon antwoorden, werd de deur opengeworpen en stormden twee agenten binnen: „Hier zijn ze, Jim", riep de voorste, toen, als hü het vernielde huisraad zag en de twee lichamen op den vloer, bleef hü verbaasd staan. „Ze hebben met elkaar gevochten; dat 's is al een heel gemakkelük karweitje," riep de ander. Het meisje ging op hen toe: „Gevochten?" zei ze, „gevochten heeft er maar één, hü! En daarmee heeft hü ons voor iets verschrikkelijks behoed!" „Daar begrijp ik niets van," zei agent Jim, „maar als hü 't gedaan heeft, heeft ie 't goed gedaan!" „HU is een held geweest en heeft vader en mU gered voor die beesten. Hü hoort niet in de gevangenis!" en daarna vertelde het meisje al wat gebeurd was. „Nou," zeide Jim, ,,'t zou me niet verwonde ren, als hem door dit voorval veel vergeven werd." En hü had gelük. Toen het verhaal in de kranten kwam, ontstond er zooveel belangstel ling voor Chauncey, maar kwam er bovendien zooveel achteraf uit over het door hem gepleeg de misdrüf van oplichting en over de eigenlijke persoon van zUn aanklager, dat zün vonnis werd herzien en hü voorwaardelijk werd veroordeeld. Doch Chauncey behoefde die waarschuwende voorwaarde niet, en hU ging ook nimmer terug naar de stad. HU werkt nu hard en üverig, en is een bekwaam landbouwer geworden in de hoeve onder de boomen, en leeft er gelukkig met z'n schoonvader en zijn vrouw, voor wie hü nog steeds haar held is, en die hem misschien nog het meest liefheeft, omdat hU de kracht vond een goed mensch te worden ,toen.... hü z'n kans kreeg l ;i f 0n dit blad zün ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen f Q ft ft ft bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f 7C/Ï blJ een ongeval met f OC/l bi) verlies van een hand f 1 OC oij verlies van een f Cf) by een breuk van f A ft bü verlies van 'n AllC OOOnne S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeerlngen verlies van beide armen, belde beenen o 1 beide oogen OU»" doodelijken afloop I ébOV»" een voet of een oog 1 duim of wijsvinger t/C/»"been of arm# TV«" anderen vinger M|iuiitimimimuuiiiiuiiiumiiiiuiiiiiiiiimuiuiuiiiiiiiuuuuuimiic 37 „Vriend," zeide Pennyless, „ik stel groot ver bouwen in uw kennis en in uw toewijding. Ver- °°rloof mij een beroep te doen op beide." „Gij züt mün meesterbeveel!" „Het betreft het jonge meisje, dat gü bevrijd hebt van de jungle-koorts. Haar slaap wordt verstoord door vage schrikkelijke visioenen.... bi lüdt zeerhaar algemeene gezondheids toestand wordt zienderoogen slechter. Kunt gU baar genezen?" „Gemakkelijk." „Wanneer?" „Ais u dat wilt op 't oogenblik." „Laten we dan naar haar toegaan." Onderweg gaf de kapitein den fakir opnieuw 'blichtingen, zoodat deze zUn werk kon ver richten zonder de zieke te ondervragen. Sinds haar aankomst in de pagode had hem nauwelUks 'n paar malen gezien. ZU werd thans, bU zijn plotseling verschU- nen,' aangegrepen door 'n soort schrik, maar verzette zich daartegen en maakte zich van die gesteltenis zelfs een verwüt. HU boog eerbiedig zonder een woord te spre ken. Met een snelle beweging stond hU weer recht voor haar en keek haar aan met vlü- mend-scherp doordringenden blik. Het kind trachtte dien blik, die haar be nauwde en als 't ware vernietigde, te ont- wüken. Dat duurde niet lander dan eenige seconden, en aanstonds begonnen de oogen van 't kind 'n vreemde uitdrukking aan te nemen en haar oogleden verstijfden. ZU beefde en vertoonde weldra het uiterlijk van een onbeweeglUk beeld. „Gü slaapt, nietwaar?" zei de fakir met doffe stem. „Ik slaap," antwoordde Mary zonder aarze len met toonloos geluid, dat uit de verte scheen te komen. „Als gU slaapt, zult gU mü ook gehoorza men." „Ik zal u gehoorzamen!" „Dan beveel ik u hedenavond, om negen uur, zeer rustig te gaan slapenGü blUft sla pen tot morgenochtend bij zonsopgangDan wordt gU rustig wakkerzonder schrik of schoken wacht op het mooie geluid van den „boelboel"Ik wil, ik eisch van u dat gü slaapt als te voren, zonder droomen.... zon der hallucinatieHebt ge mü begrepen?.... Ik wil het!" Bü die laatste woorden van ongeloofelijk- energieke wils-overdracht, ging er een lichte beving door Mary's hoofd en antwoordde met dat geheimzinnige stemgeluid der gehypnoti- seerden: „Ik zal gehoorzamen aan al wat gü beveelt." „En dat zal morgen zóo zijn.en overmor gen..., en altUd!.... „Ja, altUd!" „GU zult zoo dadelUk wakker worden, wan neer de echtgenoote van den Sahib het u be veelt.... Maar dan zult gU u van al hetgeen ik u gedurende uwen slaap gezegd heb, niets meer herinnerenGU zult niet eens meer weten dat ik u heb laten inslapenIk wil het!".... Mistress Claudia en haar echtgenoote sloe gen met verbazing, maar vooral met twüfel- zucht dit Inderdaad zonderling gebeuren gade. „En gelooft gü nu, m'n waarde fakir," vroeg de jonge vrouw, „dat mün kleine vriendin zal worden genezen alleen door uwen wil zonder eenig ander hulpmiddel?" „Ik zweer het u! GU zult vanavond eens zien, hoe rustig zü op mün bevel inslaapt." „En zal dat nu zóó blüven voortduren?" „Dat zal zóó blijven voortduren." „Maar als nu later, wanneer gU niet meer bij ons züt, die ziekelUke verschijnselen zich opnieuw vertoonen „Dan hebt gU alleen haar te bevelen kalm te gaan slapen.... haar de gedachte aan den slaap op te dringenZU zal dan aan u even goed gehoorzamen als aan mü." „Zou lk haar in slaap kunnen krijgen?.... Ik betwUfel het. Trouwens, slaapt zü nu wer- kelyk?" De fakir glimlachte en nam een lange gou den hoedespeld der gravin. Hü stak die zacht en diep in Mary's arm. Het kind scheen volmaakt gevoelloos. Toen hü dit eenige malen gedaan had, vroeg hij: „Gelooft gij nu dat zij werkelijk slaapt?" „Dat is wonderlijk!" riep de gravin, ziende dat Mary ongevoelig bleek voor dezen prik, die toch wel pUnlük moest zün. „Dat is voor ons de eenvoudigste zaak ter we reld." „Maar laat haar, als ik het u verzoeken mag, wakker wordendie vreemde slaap maakt me bijna angstig." „Deze slaap is niet enkel ongevaarlük, maar zelfs zeer heilzaam. Wat nu dat wakker-maken betreft, het is beter dat gU dit doet, als ik weg ben. GU spreekt haar over niets van hetgeen er gebeurd is; trouwens zU weet er niets meer van." Hü had zich reeds omgewend om heen te gaan, doch keerde nog even tot Mary terug, en zeide haar op denzelfden bevelenden en wils- krachtigen toon van daarstraks: „Als mevrouw de gravin u bevelen zal te gaan slapen, zult gij dit aanstonds doen ik wil het! Gij zult haar gehoorzamen evenals aan müMaar aan haar alleenEn aan elke andere wilsoverdracht zult gü weerstand biedenIk wil het!" „Ik zal gehoorzamen," fluisterde Mary. Na die woorden trok de fakir zich beschei den terug, den kapitein, diens vrouw en het jonge meisje alleen achterlatende. Beiden keken gedurende eenigen tijd met ge spannen aandacht naar het jonge meisje dat, ofschoon met de oogen wüd open liggende, niets scheen te zien en ook him tegenwoordig heid zelfs niet vermoedde. Ten laatste fluisterde de gravin, zich voor overbuigende, haar toe: „Lieve Mary, word wakker." Pennyless stond, sprakeloos en roerloos, strak toe te zien. Aanstonds kwam er in Mary's oogleden be weging, haar blik kreeg de gewone uitdruk king terug en zonder eenigen overgang ge raakte het meisje van den slapenden in den wakenden toestand. Dat alles gebeurde onmiddellük snel als de gedachte! Zooals de fakir het voorspeld en ook bevo len had, herinnerde het meisje zich niets meer, zelfs niet dat zü geslapen had. Het eenige dat zü zich herinnerde, was dat de Hindoe het vertrek was binnengekomen. Men sprak haar natuurlük over niets en de dag verliep zonder eenig voorval van beteekenis. Eenige minuten vóór negenen kreeg Mary onweerstaanbaren aandrang om te slapen. Tegen haar gewoonte In gevoelde zü niet dien schrik voor den komenden nacht met zijn akelige en benauwende droomgezichten. Zij was volkomen kalm; elk spoor van ze nuwachtigheid, de voorbode van die vreeselijke nachtmerries, bleef uit, en klokke negen uur sluimerde zü in en sliep weldra als 'n roos. De gravin, die haar gadesloeg, kon hare oogen niet gelooven. En deze diepe, rustige slaap werd door niets onderbroken, noch door het komen en gaan der gravin, noch door het geluid van dicht slaande deuren, dat in de breede. hooge gan gen een echo schiep als van 'n kathedraal! En op het tüdstip dat de ochtendschemering begon aan te lichten en dat in Indië onmid dellük het opkomen van de zon voorafgaat, be gon het meisje lichte teekenen van onrust te toonen, teekenen, die het naderende ontwaken aankondigden. 'n Paar Indische nachtegalen deden door de roze stilte van den scheidenden nacht en den naderenden dag hun schitterende trillers hoo- ren en Mary, steeds helderder wakker wor dende, luisterde ernaar met een zoeten glim lach. En toen de eerste zonnestralen met haar gouden schün de spits van de hoog boven de boomen uitstekende minaret in zachten glans zette, slaakte het meisje een lichten zucht, opende de oogen en keek vroolük om zich heen. Zij zag aanstonds dat mistress Claudia bü haar bed stond en haar gadesloeg. „En, Mary?" klonk de vraag, nadat de Jonge vrouw het kind op het voorhoofd gekust had, „hoe is het gegaan vannacht?" „O mevrouw, ik heb heerlük geslapen!.... Ik herken me zelf niet meer!.... Ach. als dat eens zóó kon blüven duren!" „Dat zal zóó blüven duren, m'n kind, ik verzeker het je En nu profiteer van de heer- lijk-frissche ochtenduren, sta op en doe wat ge van plan waart." (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 7