Waar de gouddorst heerscht
Plat veifiaal van den day
WRIGLEY
warm
hapje
30 cents per V2 pondspakje
Zware hoest?
I HET s
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
ROBINSONschoenen zijn Uw
beste vrienden
I GROOTE i
I AVONTUUR I
MAANDAG 20 FEBRUARI
GOUDVELDEN ONT
DEKT IN RUSLAND?
De aloudste goudgraver
Filmgages
Tweelingen in Oeganda
ÏÏ^zSeln Een ontsnapte j
Amerikaansche negers verdreven
door gouddelvers
In Nieuw-Guinea
Goud bij de negers
aan de koffietafel.... dat doet een
mensch goed. Vooral in den winter.
Ook zonder dat 't vriest dat 't kraakt!
Dank zij 't schoteltje waarvoor het
Blue Band-meisje zorgt. Met Blue
Band versch gekarnd bent U
zeker, dat U iets fijns klaar maakt!
VERSCH GEKARND NIET 25 ALLERFIJNSTE ROOMBOTER ONDER RIJKSCONTROLE
Sensatie in Venezuela
De oudste delver
'mm
n*
„Hoelang zUn de vogels hier?" riep
Freddy.
ze was niet QevanQene i
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
|iuiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiimiiuiuiiiiiiin pEUILLETON
I i
Uit Rusland sijpelen sinds eenigen tijd be
richten, of liever geruchten, dat in het
land van de Sovjet goudvelden zouden
gevonden zijn, die enorme rijkdommen bevat
ten. Deze goudvelden zouden ontdekt zijn, ter
wijl een wetenschappelijke expeditie op zoek
Was naar voorwerpen uit vroegere eeuwen. Het
toeval zou dus tot de ontdekking hebben ge
leid. Onmiddellijk na de ontdekking hebben de
geleerden het staatsbestuur op de hoogte ge
steld en verder werd het diepste stilzwijgen be
waard. Ook de regeering houdt het geheim en
heeft per vliegtuig politie naar het rijke gebied
gezonden, tegelijk met een staf deskundigen
De streek, waar de ontdekking gedaan werd,
's onbewoond en nauwelijks bekend land, waar
slechts nu en dan nomaden verblijven. Op deze
Wijze was het natuurlijk niet moeilijk het stil
zwijgen te bewaren, daar er geen nieuwsgieri
gen waren, die een spaak in het wiel konden
steken. En de enkele boeren, die in de nabijheid
®en kolonietje hadden, werden gedwongen te
verhuizen, hetgeen tegenwoordig in Rusland
ook al geen bijzondere aandacht wekt. Zij kre
gen een ander stuk land en werden verder in
onwetendheid gelaten over de oorzaak van hun
gedwongen verhuizing. Het goudgebied werd
aldus geïsoleerd en de eenigen, die ingelicht
Waren, behoorden tot de wetenschap, de politie
®n de ambtenaren.
Een commissie, door de regeering te Moskou
ingesteld, stelde vast, dat hier sprake was van
een bijzonder rijk gebied, aanmerkelijk rijker
dan de goudgebieden in Noord-Siberië destijds
gevonden. Weliswaar heeft de bevolking in
Moskou lucht gekregen van de ontdekking,
maar niemand weet precies waar de velden ge
vonden zijn. Zij kan ook geen inlichtingen
krijgen van de betrokken ambtenaren en poli-
hé, want dezen zijn als het ware afgezonderd
van de rest der wereld en worden streng onder
toezicht gesteld. Zij mogen het goudkamp pas
verlaten, als het eenmaal volkomen afgebakend
is en kan afgesloten worden, zoodat niemand
toegang kan krijgen.
Volgens geruchten, zou de eerste goudzending
dezer dagen in Moskou gearriveerd zijn en de
eerste onderzoekingen der chemici zouden reeds
hebben bevestigd, dat, het goudgehalte zeer
hoog Is en veel hooger dan van het gouderts
in Siberië. Maar de waarheid over de hoeveel
heid van den voorraad zal uiteraard pas be
kend kunnen worden, als de staat officieele
mededeelingen heeft gedaan. Voorloopig echter
ligt nog een geheimzinnige sluier over het heele
geval.
Ook Nieuw-Guinea is een goudland, waar op
het oogenblik een goudgraversstad in wording
is. In 1927 werd in de dichte oerwouden temid
den van het koortsdistrict een goudveld ont
dekt van groote afmetingen. Maar, als gezegd,
dit veld ligt in het ondoordringbaar oerwoud
en zoo viel er niet te denken aan den aanleg
van straten, zoodat het goudveld als het ware
waardeloos was, omdat men niets kon uitrich
ten met de groote en ingewikkelde machines,
die voor een goudexploitatie in het groot nood
zakelijk zijn. Toch bleef de aandacnr op ae
nieuwe ontdekking gespannen en de gouddorst
heeft ook hier overwonnen, zooals hij altijd
overwint. Men is daarbij op zeer merkwaardige
wijze te werk gegaan. Midden in een woud, op
een geschikte en niet al te dichte plaats, heeft
men de boomen gerooid en een vliegveld aan
gelegd. Een kapitaalkrachtige onderneming
heeft een luchtvlootje aangeschaft en trans
porteerde door de lucht machines en menschen,
die voor de ontginning noodig waren. Men
bouwde barakken voor de menschen en de ma
chines werden in de open ruimte gemonteerd
en toen begon de koortsachtige arbeid. Steeds
verder breidde de open plek zich uit en in
weerwil van de grootste moeilijkheden deden
mensch en machine hun werk. Zoo ontstond
een kleine kolonie midden in het oerwoud, dat
den strijd aanbond met de wildernis en de oude
traditie handhaafde, dat tenslotte de mensch
door zijn vernuft zegeviert over de kracht der
wildste natuur.
Welbeschouwd is de ontginning nog in het
eerste stadium en steeds breidt de kolonie zich
uit, die langzaamaan een ware goudgraversstad
is geworden. Maar het gaat heel langzaam. De
arbeiders worden niet te best betaald, men be
taalde aanvankelijk slechts met eten en drank,
men werkte eenvoudig op risico, zoodat ver
schillenden na enkele dagen hard werken, maar
liever naar beschaafdere oorden terugkeerden.
Die bleven, zijn er nog en moeten afwachten,
wat de toekomst brengen zal. Men rekent erop,
dat, als men den strijd kan volhouden, de rijk
dommen overweldigend zullen zijn.
De Engelsche kolonie Kenya in Oost-Afrika
is sinds kort eveneens een goudveld rijk. De
inboorlingen hebben daar niet bepaald over ge
juicht, om de eenvoudige reden, dat zij als het
ware werden overwoekerd door goudgravers. De
goudgrond wordt aan belangstellenden verpacht
BLUE BAND
voor duur geld en de inboorlingen kunnen niets
beters doen dan hun land verlaten of lijdelijk
toezien, hoe hun grond stuk voor stuk door
vreemden wordt ingepalmd. Alle arbeid, aan de
bewerking van den grond besteed, is vergeefsch
geweest, nu de wildvreemden gekomen zijn om
den grond open te klieven op zoek naar goud.
De negers waren tevreden met de vruchten van
hun landarbeid, de vreemden verstoren het een
voudige geluk omwille der goudkorrels. De hut
ten zijn neergehaald, de weiden vertreden,
opengehakt en heele mijnen ontstaan, die het
land volkomen verwoesten. Dit alles betreft een
gebied van meer dan duizend vierkante mijlen.
Men vraagt zich intusschen af, wat er met de
negers moet gebeuren, die hun grond kwijt
raakten. Officieel heet het, dat zij schaoeioos
zullen worden gesteld en dat zij ander land zul
len krijgen. Dit ander land is echter alleen te
vinden in de verbeelding der Europeanen of in
streken, waar andere stammen wonen, die niets
te maken hebben met de bevolking der Engel
sche kolonie. Het ziet er voor de negers dus
meer dan treurig uit.
Meer dan interessant, zelfs sensationeel is de
nieuwste ontdekking in Venezuela, waar het
vinden van een goudader een ware „goldrush"
heeft veroorzaakt. De ader werd ontdekt door
een ouden goudgraver, die in de veronderstel
ling had geleefd, dat op de plaats, waar reeds
zooveel goud was gevonden, ongetwijfeld nog
veel meer aanwezig moest zijn, en dit klinkt
niet vreemd, wanneer men bedenkt, dat Vene
zuela een van de voornaamste goudlanden van
de wereld is geweest. De oude man dan vond
een goudgebied op de plaats, waar een rivier
van een rots naar beneden stortte.
Nauwelijks had men vernomen, dat de man
goud had gevonden, of men stormde in massa's
naar het nieuwe gebied en vertelde elkaar, dat
hij met eenvoudige werktuigen meer dan vijftig
kilogram goud had opgedolven. Dit beteekent
een waarde van ongeveer negentig duizend gul
den. Kort daarna hebben anderen in weinig
tijds en eveneens met primitieve werktuigen
meer dan zeshonderd kilo goud gevonden. Maar
deze veroveringen konden nog niet gevolgd wor
den door regelmatige ontginningen, omdat deze
onderneming met groote moeilijkheden gepaard
gaat. De streek is n.l. zeer moeilijk te bereiken
en te bewerken. Oude rotten als de geroutineer
de goudgravers, die den strijd tegen de wildernis
en de koorts niet vreezen en tegen het klimaat
gehard zijn, kunnen op hun eentje er wel in sla
gen de onherbergzame oorden te beklimmen en
in klein bestek goud te delven, maar voor een
regelmatige ontginning door nieuwe krachten
is dit een vrijwel onbegonnen werk. Er is reeds
heel wat voortvarendheid en durf noodig om de
plaats te bereiken, waar het goud verborgen ligt
en dan pas kan het graven beginnen. Het komt
herhaaldelijk voor, dat de begeerigen hun roe
keloosheid en hun gouddorst met ziekte en zelfs
met den dood moeten bekoopen. En bij dit alles
is het nog niet zeker, dat alle veronderstellin
gen van de liefhebbers zullen uitkomen, want
men heeft nog lang niet kunnen nagaan, hoe
groot de goudvoorraad is, al neemt men aan, dat
deze van bijzondere afmetingen moet zijn. Zou
het vast staan, dat de rijkdommen zoo onmete
lijk zijn, als sommigen aannemen, dan zou de
regeering natuurlijk direct maatregelen treffen
om den toegang tot de plaats mogelijk te ma
ken.
In tegenstelling met deze nieuwe ontdekkin
gen begint het oude land Alaska, het beroemd
ste van alle goudlanden, zijn goudgraversleven
op te geven. De ontdekker van deze streek is
in den leeftijd van 78 jaar gestorven. Het was
Robert Henderson, die echter niet zoozeer on
der dezen naam, dan wel onder dien van Klon-
dyke-Bob bekend is geworden. Hij was het type
van een goudgraver uit hartstocht, heeft de
rijkste goudmijnen ontdekt en is niettemin
doodarm gestorven. Hij won schatten, maar
verstond niet de kunst deze schatten te be
waren. HU was een speler, een avonturier en
een eeuwige zwerver en dat bleef hU tot zUn
dood. De bekende schrijver Jack London heeft
dit type beschreven in een van zijn boeken en
vermoedelUk in meerdere. Als jongeman bracht
hU het zoo ver, dat hU zijn vader vrUwel in
den grond werkte. Toen ging hij naar zee, en
eindelUk werd hU goudgraver in Colorado. Daar
behoorde hU tot de velen, die precies genoeg
verdienden om hun dagelijksch kostje te
scharrelen, en wat er overbleef in drank om te
zetten. Eindelijk kwam hij in Alaska terecht,
toen het nog niet bekend was, dat daar gouden
bergen te vinden waren. HU toog op eigen ge
legenheid aan het werk en op een goeden dag
in 1896 stootte hij plotseling op een klomp zui
ver goud. Aanvankelijk was hU van plan zUn
geheim te bewaren en hU ging naar de regee
ring, die zUn rechten zou garandeeren. Maar
op den duur kon hij niet zwUgen en dit werd
zün ongeluk. HU liet een en ander los en toen
hU enkele dagen later in Alaska aankwam, wa
ren anderen hem voor geweest. Zoo moest hU
toezien, hoe anderen een claim legden op wat
hU gevonden had en hoe zU schatten geld ver
dienden, waarvan hij weliswaar het zUne kreeg,
maar dat overigens aan talrijke anderen ten
deel viel. Als eenigen dank ontving hU van zUn
kameraden den naam van Klondyke-Bob en
daar werd hU niet rUker van. Wat hU tenslotte
nog verdiende, ging spoedig op aan spel en
drinkgelag. Maar hij bleef zUn „beroep" trouw
en delfde verder. ZUn populariteit groeide
voortdurend omdat hU, terwijl de anderen met
goud beladen wegtrokken, in Klondyke bleef
wonen en werken, drinken en spelen. Dit duur
de zoo tot in zijn hoogen ouderdom en toen hU
hoorde, dat in de Pelly-rivier platina ontdekt
was, deed hij mee aan de speculatie en legde
daaraan op zeven en zeventig-jarigen leeftUd zUn
laatste geld ten koste. Zoo stierf hij als een
arm man, wien rijkdommen door de handen
waren gegaan, maar die toch zUn leven lang
arm was geweest. Het eenige wat we tenslotte
in den man nog kunnen bewonderen, is de
-
VIER STUKS
PER PAKJE
v MUjH
WRIGIEY'S
KAUWGOM
IN DE MOND
IS LEKKER EN
GEZONDI
moed, waarmede hij zU'n heele leven bleef in
het land, dat hem dagelUks moest herinneren
aan de enorme rijkdommen, die hem voor den
neus waren weggekaapt.
Greta Garbo's eerste filmengagement in
Amerika bracht haar een gage van f 160 per
week, thans hebben de beroemdste prima don
na's een gage van tot 1 millioen per jaar.
In den negerstaat Oeganda zijn tweelingen
zoo iets zeldzaams, dat hun geboorte met een
groot feest gevierd wordt.
Dat is een kou, die vastzit!
Voor het naar bed gaan
keel en borst
e*
VapoRub
De regen kletterde op het ijzeren dak van
den gevangeniswagen, welke, getrokken
door twee sterke paarden, langs de vette,
modderige wegen van het station naar de ge
vangenis buiten de stad reed. De koetsier op
den bok zat goed ingepakt tegen het slechte
weer, en achter, onder het luifeltje van den
wagen, zat een agent met een karabUn.
„Dezelfde rommel en regen, als de vorige
maal," gromde in den wagen een groote kerel,
met een valsch uiterlUk, die Bil] heette.
„Wat kan 't jou schelen?" zei een tweede, die
nog grooter reus was; hij heette Asa en was
een neger.
„Voor hoeveel hebben ze jou te pakken,
Chauncey," vroeg Bill.
„Voor vijf jaar" zei Chauncey.
„Eèn keer doet ie 'ns wat, en ze hebben 'm
meteen voor maar eventjes vUf Jaar!" lachte de
ander ruw. Chauncey huiverde.
„Ja, als je eenmaal in de koets zit krUg je
geen kans meer," gromde Asa.
Buiten was een dichte mist gevallen, de koet
sier kon weinig meer zien, en bemerkte allèen
aan 't zwoegen van de paarden, dat ze tegen
den heuvel optrokken. Toen ging het afwaarts
en hU zette de remmen aan, langs den weg
was een steenen muurtje, daar de heuvel sterk
afhelde en ze als op een dijk reden.
Opeens schuurden de wielen langs dat steenen
muurtje en plotseling op een door den regen
doorweekte plaats lieten de steenen uit den
grond los en scheurde het muurtje, de wielen
schoven door de opening en hingen een oogen
blik in de lucht, 't Ging alles zoo snel, en de
koetsier had door den mist niets bemerkt, dat
hU nauwelijks nog tijd had om te roepen: „Alle
donders, het heele zaakje gaat naar beneden!"
In den wagen hoorde Chauncey een geweldig
gekraak, ze vielen tegen elkander aan, toen
kreeg hU het gevoel of hUzelf en de wagen
door de lucht vlogen. Er volgde een doffe smak,
welke hem in een hoek boven op Bill smeet, en
daarna was 't of de wagen een helling af
buitelde. Verder herinnerde hij zich niets meer.
Toen hU bijkwam, voelde hij zich doornat en
half in 't water liggen. Naast hem lag nog
iemand. De mist was wat opgetrokken, maar t
was bijna heelemaal donker. HU kroop uit het
water, en onderzocht den man naast hem.
't Was de agent, die achterop gezeten had, maar
hij was dood. Een eindje verderop vond hij den
koetsier, ook dood, half tusschen de ruïne van
den wagen gekneld. Van de paarden was er één
levenloos, het andere lag te stuiptrekken. Van
Bill en Asa vond hij geen spoor, 't Was duide
lijk, dat de leeren bekleeding in den wagen, de
ergste schokken voor hen- had opgevangen en
hen daardoor had gered.
Toen drong het tot hem door, dat er nu de
kans was om te ontsnappen, zooals ook Bill en
Asa wel zouden gedaan hebben, en misschien
hadden ze den koetsier en den agent ook wel
meteen gedood. Ze waren beruchte moordenaars,
en ze zouden geen kans op directe achtervolging
Robbie en Topsy gingen met Freddy
Vrijdag naar het pad, dat leidde naar
de plaats waar de bananen groeiden.
De zeeman had zijn bamboestok mee
gebracht, om h'er.i te helpen de ba
nanen te drag—
„Nu moeten jullie hier blüven en
op den papegaai letten, terwUl ik ba
nanen ga plukken," zei hij tot Robbie
en Topsy.
„De papegaai gaat op dien bam
boestok zitten," zei Robbie.
„Ja, ik weet het" zei Freddy „maar
hU zal van zUn zitplaats af moeten
komen, als ik terug kom, want ik wil
de bananen over den stok slingeren."
Freddy Vrijdag kwam terug met
twee groote trossen bananen, doch toen
hU naar zijn bamboestok keek, zag
hU dat de papegaai gezelschap gekre
gen had, terwUl hU weg was.
Zeven andere vogels van diverse
pluimage zaten naast den papegaai
op den stok.
„Het lUkt wel of de papegaai ver
dreven is," riep Freddy uit.
„O, den heelen tUd al," zei Topsy,
„maar ze moeten er nu af, niet waar?"
(Morgenavond vervolg)
(Ingezonden Mededeeling)
genomen hebben. Toen begaf hU zich op weg,
de mist trok meer en meer op, en eindelijk zag
hü een eind van den weg af, een groep boomen,
en een boerderij waar licht brandde. HU liep er
heen, t kon hem niet meer schelen wat er met
hem gebeurde, zUn hoofd deed pyn, hU was
doornat, en voelde zich hopeloos verlaten. Toch
werd hU, als hU bU het huis kwam omzichtiger.
HU kreeg den indruk, dat alles er welverzorgd
en welvarend uitzag, en hU overwoog een be
schutting te zoeken en te wachten tot den nacht.
Misschien kon ie inbreken en wat eten en
drinken bemachtigen. Plotseling hoorde hü een
kletterend geluid; t was of er binnen iets werd
stukgesmeten. Toen volgde er een dronkemans-
lachen. „Allemachtig," zei Chauncey, „dat is
Bill!"
Heel voorzichtig sloop hij naar het raam, dat
wU dopen stond en zag de kamer binnen, t Was
een vreemde aanblik. In t midden aan een
tafel zaten Bill en Asa. Alles wees er op. dat ze
pas een maaltUd hadden gehad, maar ze had
den nog glazen voor zich staan en ze waren
allebei flink dronken. In een hoek op een stoel
gebonden, zat bleek van angst en woede een
oude man; en de vierde in de kamer was een
meisje van onge-
IIIIMIfMItilttIHMISItllSIMMStMMOtMIMIItnl
veer twintig jaar.
bruine krullen. I
vastgebonden.
maar moest ge-
dwongen toezien. Ze zag er ook bleek uit, maar
meer woedend dan angstig.
Asa begon te zingen, maar Bill, die niet zoo
dronken bleek, loerde naar het meisje.
„Kom jij 'ns hier, en schenk me nog eens
in!" schreeuwde hU met een dikken long. En
toen het meisje niet gehoorzaamde, smeet hij
z'n glas naar den ouden man en trof hem net
boven het oog. „En als je nou niet direct komt,
gooi ik nog 'ns naar Yn," dreigde hU. Sn het
meisje gehoorzaamde daarop met trillende
lippen.
Toen ze naderbij kwam, greep hU haar vast
en trok haar naar zich toe. Het meisje vocht
wanhopig en zelfs Bill kon haar nauwelUks hou
den. „JU, leelUke kat," schreeuwde hU, en pakte
haar nog steviger vast, trok haar naar zich
toe, zijn dronken gezicht kwam steeds dichter
bü het hare. Het meisje gilde, en afschuw en
angst vertrokken haar gezicht.
Op dat oogenblik trok Chaunoey zich om
hoog en sprong door het raam naar binnen. De
neger zag hem 't eerst: „Kük, daar is Chaun
cey, die komt 't feest meevieren en net op tUd!"
Doch Chauncey liep op de tafel toe en greep
een flesch. Toen zag Bill hem en "begreep.
„Ben je razend?" schreeuwde hU wild, hU
liet het meisje los en wendde zich naar Chaun
cey, doch op hetzelfde oogenblik kwam de flesch
met alle kracht van Chauncey's arm boven op
z'n hoofd terecht, en sloeg in scherven. Bill
maakte een stap achterwaarts, viel terug op
z'n stoel, en tuimelde dan met stoel en al over
den grond en bleef roerloos liggen.
Door dien slag scheen Asa te ontuchteren, hij
sprong overeind en greep naar Chauncey, die
achteruit week. Maar de kamer was niet groot,
en voor hU kon ontkomen naar het raam, had
Asa hem gegrepen. „Dat zal ik je afleeren," riep
de neger, en hU drukte hem tegen den muur
en begon hem te wurgen. HU zag Chauncey
aan met wilde, bloeddoorloopen oogen, en kneep
steeds vaster, it Zou zeker binnen een paar mi
nuten met den mageren Chauncey gebeurd zijn
als er niet plotseling iets door de lucht suisde
er in Asa's hoofd sloeg. De neger gaf een hui
lenden schreeuw, en verdraaide z'n oogen, z'n
greep verzwakte en hü zakte met een smak
op den grond ineen. Chauncey hoorde het
meisje gillen: „O. ik geloof, dat ik hem ver
moord heb!" Hij haalde diep adem en viel be
wusteloos over Asa heen.
Toen hU bijkwam zat hü op een stoel, het
meisje maakte z'n handen nat met met water:
„Gelukkig! Gaat het zoo wat beter?" vroeg ze.
„Hier, drink eens." Maar voordat Chauncey kon
antwoorden, werd de deur opengeworpen en
stormden twee agenten binnen: „Hier zijn ze,
Jim", riep de voorste, toen, als hü het vernielde
huisraad zag en de twee lichamen op den vloer,
bleef hü verbaasd staan.
„Ze hebben met elkaar gevochten; dat 's is
al een heel gemakkelük karweitje," riep de
ander.
Het meisje ging op hen toe: „Gevochten?"
zei ze, „gevochten heeft er maar één, hü! En
daarmee heeft hü ons voor iets verschrikkelijks
behoed!"
„Daar begrijp ik niets van," zei agent Jim,
„maar als hü 't gedaan heeft, heeft ie 't goed
gedaan!"
„HU is een held geweest en heeft vader en
mU gered voor die beesten. Hü hoort niet in
de gevangenis!" en daarna vertelde het meisje
al wat gebeurd was.
„Nou," zeide Jim, ,,'t zou me niet verwonde
ren, als hem door dit voorval veel vergeven
werd."
En hü had gelük. Toen het verhaal in de
kranten kwam, ontstond er zooveel belangstel
ling voor Chauncey, maar kwam er bovendien
zooveel achteraf uit over het door hem gepleeg
de misdrüf van oplichting en over de eigenlijke
persoon van zUn aanklager, dat zün vonnis werd
herzien en hü voorwaardelijk werd veroordeeld.
Doch Chauncey behoefde die waarschuwende
voorwaarde niet, en hU ging ook nimmer terug
naar de stad. HU werkt nu hard en üverig, en
is een bekwaam landbouwer geworden in de
hoeve onder de boomen, en leeft er gelukkig
met z'n schoonvader en zijn vrouw, voor wie hü
nog steeds haar held is, en die hem misschien
nog het meest liefheeft, omdat hU de kracht
vond een goed mensch te worden ,toen.... hü
z'n kans kreeg
l ;i f 0n dit blad zün ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen f Q ft ft ft bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f 7C/Ï blJ een ongeval met f OC/l bi) verlies van een hand f 1 OC oij verlies van een f Cf) by een breuk van f A ft bü verlies van 'n
AllC OOOnne S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeerlngen verlies van beide armen, belde beenen o 1 beide oogen OU»" doodelijken afloop I ébOV»" een voet of een oog 1 duim of wijsvinger t/C/»"been of arm# TV«" anderen vinger
M|iuiitimimimuuiiiiuiiiumiiiiuiiiiiiiiimuiuiuiiiiiiiuuuuuimiic
37
„Vriend," zeide Pennyless, „ik stel groot ver
bouwen in uw kennis en in uw toewijding. Ver-
°°rloof mij een beroep te doen op beide."
„Gij züt mün meesterbeveel!"
„Het betreft het jonge meisje, dat gü bevrijd
hebt van de jungle-koorts. Haar slaap wordt
verstoord door vage schrikkelijke visioenen....
bi lüdt zeerhaar algemeene gezondheids
toestand wordt zienderoogen slechter. Kunt gU
baar genezen?"
„Gemakkelijk."
„Wanneer?"
„Ais u dat wilt op 't oogenblik."
„Laten we dan naar haar toegaan."
Onderweg gaf de kapitein den fakir opnieuw
'blichtingen, zoodat deze zUn werk kon ver
richten zonder de zieke te ondervragen.
Sinds haar aankomst in de pagode had
hem nauwelUks 'n paar malen gezien.
ZU werd thans, bU zijn plotseling verschU-
nen,' aangegrepen door 'n soort schrik, maar
verzette zich daartegen en maakte zich van die
gesteltenis zelfs een verwüt.
HU boog eerbiedig zonder een woord te spre
ken. Met een snelle beweging stond hU weer
recht voor haar en keek haar aan met vlü-
mend-scherp doordringenden blik.
Het kind trachtte dien blik, die haar be
nauwde en als 't ware vernietigde, te ont-
wüken.
Dat duurde niet lander dan eenige seconden,
en aanstonds begonnen de oogen van 't kind 'n
vreemde uitdrukking aan te nemen en haar
oogleden verstijfden. ZU beefde en vertoonde
weldra het uiterlijk van een onbeweeglUk beeld.
„Gü slaapt, nietwaar?" zei de fakir met
doffe stem.
„Ik slaap," antwoordde Mary zonder aarze
len met toonloos geluid, dat uit de verte scheen
te komen.
„Als gU slaapt, zult gU mü ook gehoorza
men."
„Ik zal u gehoorzamen!"
„Dan beveel ik u hedenavond, om negen uur,
zeer rustig te gaan slapenGü blUft sla
pen tot morgenochtend bij zonsopgangDan
wordt gU rustig wakkerzonder schrik of
schoken wacht op het mooie geluid van
den „boelboel"Ik wil, ik eisch van u dat gü
slaapt als te voren, zonder droomen.... zon
der hallucinatieHebt ge mü begrepen?....
Ik wil het!"
Bü die laatste woorden van ongeloofelijk-
energieke wils-overdracht, ging er een lichte
beving door Mary's hoofd en antwoordde met
dat geheimzinnige stemgeluid der gehypnoti-
seerden:
„Ik zal gehoorzamen aan al wat gü beveelt."
„En dat zal morgen zóo zijn.en overmor
gen..., en altUd!....
„Ja, altUd!"
„GU zult zoo dadelUk wakker worden, wan
neer de echtgenoote van den Sahib het u be
veelt.... Maar dan zult gU u van al hetgeen
ik u gedurende uwen slaap gezegd heb, niets
meer herinnerenGU zult niet eens meer
weten dat ik u heb laten inslapenIk wil
het!"....
Mistress Claudia en haar echtgenoote sloe
gen met verbazing, maar vooral met twüfel-
zucht dit Inderdaad zonderling gebeuren gade.
„En gelooft gü nu, m'n waarde fakir," vroeg
de jonge vrouw, „dat mün kleine vriendin zal
worden genezen alleen door uwen wil zonder
eenig ander hulpmiddel?"
„Ik zweer het u! GU zult vanavond eens zien,
hoe rustig zü op mün bevel inslaapt."
„En zal dat nu zóó blüven voortduren?"
„Dat zal zóó blijven voortduren."
„Maar als nu later, wanneer gU niet meer
bij ons züt, die ziekelUke verschijnselen zich
opnieuw vertoonen
„Dan hebt gU alleen haar te bevelen kalm
te gaan slapen.... haar de gedachte aan den
slaap op te dringenZU zal dan aan u even
goed gehoorzamen als aan mü."
„Zou lk haar in slaap kunnen krijgen?....
Ik betwUfel het. Trouwens, slaapt zü nu wer-
kelyk?"
De fakir glimlachte en nam een lange gou
den hoedespeld der gravin. Hü stak die zacht
en diep in Mary's arm.
Het kind scheen volmaakt gevoelloos.
Toen hü dit eenige malen gedaan had, vroeg
hij:
„Gelooft gij nu dat zij werkelijk slaapt?"
„Dat is wonderlijk!" riep de gravin, ziende
dat Mary ongevoelig bleek voor dezen prik, die
toch wel pUnlük moest zün.
„Dat is voor ons de eenvoudigste zaak ter we
reld."
„Maar laat haar, als ik het u verzoeken mag,
wakker wordendie vreemde slaap maakt
me bijna angstig."
„Deze slaap is niet enkel ongevaarlük, maar
zelfs zeer heilzaam. Wat nu dat wakker-maken
betreft, het is beter dat gU dit doet, als ik weg
ben. GU spreekt haar over niets van hetgeen
er gebeurd is; trouwens zU weet er niets meer
van."
Hü had zich reeds omgewend om heen te
gaan, doch keerde nog even tot Mary terug, en
zeide haar op denzelfden bevelenden en wils-
krachtigen toon van daarstraks:
„Als mevrouw de gravin u bevelen zal te
gaan slapen, zult gij dit aanstonds doen
ik wil het! Gij zult haar gehoorzamen evenals
aan müMaar aan haar alleenEn aan
elke andere wilsoverdracht zult gü weerstand
biedenIk wil het!"
„Ik zal gehoorzamen," fluisterde Mary.
Na die woorden trok de fakir zich beschei
den terug, den kapitein, diens vrouw en het
jonge meisje alleen achterlatende.
Beiden keken gedurende eenigen tijd met ge
spannen aandacht naar het jonge meisje dat,
ofschoon met de oogen wüd open liggende,
niets scheen te zien en ook him tegenwoordig
heid zelfs niet vermoedde.
Ten laatste fluisterde de gravin, zich voor
overbuigende, haar toe:
„Lieve Mary, word wakker."
Pennyless stond, sprakeloos en roerloos, strak
toe te zien.
Aanstonds kwam er in Mary's oogleden be
weging, haar blik kreeg de gewone uitdruk
king terug en zonder eenigen overgang ge
raakte het meisje van den slapenden in den
wakenden toestand.
Dat alles gebeurde onmiddellük snel als
de gedachte!
Zooals de fakir het voorspeld en ook bevo
len had, herinnerde het meisje zich niets
meer, zelfs niet dat zü geslapen had.
Het eenige dat zü zich herinnerde, was dat
de Hindoe het vertrek was binnengekomen.
Men sprak haar natuurlük over niets en de dag
verliep zonder eenig voorval van beteekenis.
Eenige minuten vóór negenen kreeg Mary
onweerstaanbaren aandrang om te slapen.
Tegen haar gewoonte In gevoelde zü niet
dien schrik voor den komenden nacht met zijn
akelige en benauwende droomgezichten.
Zij was volkomen kalm; elk spoor van ze
nuwachtigheid, de voorbode van die vreeselijke
nachtmerries, bleef uit, en klokke negen uur
sluimerde zü in en sliep weldra als 'n roos.
De gravin, die haar gadesloeg, kon hare
oogen niet gelooven.
En deze diepe, rustige slaap werd door niets
onderbroken, noch door het komen en gaan
der gravin, noch door het geluid van dicht
slaande deuren, dat in de breede. hooge gan
gen een echo schiep als van 'n kathedraal!
En op het tüdstip dat de ochtendschemering
begon aan te lichten en dat in Indië onmid
dellük het opkomen van de zon voorafgaat, be
gon het meisje lichte teekenen van onrust te
toonen, teekenen, die het naderende ontwaken
aankondigden.
'n Paar Indische nachtegalen deden door de
roze stilte van den scheidenden nacht en den
naderenden dag hun schitterende trillers hoo-
ren en Mary, steeds helderder wakker wor
dende, luisterde ernaar met een zoeten glim
lach.
En toen de eerste zonnestralen met haar
gouden schün de spits van de hoog boven de
boomen uitstekende minaret in zachten glans
zette, slaakte het meisje een lichten zucht,
opende de oogen en keek vroolük om zich heen.
Zij zag aanstonds dat mistress Claudia bü
haar bed stond en haar gadesloeg.
„En, Mary?" klonk de vraag, nadat de Jonge
vrouw het kind op het voorhoofd gekust had,
„hoe is het gegaan vannacht?"
„O mevrouw, ik heb heerlük geslapen!....
Ik herken me zelf niet meer!.... Ach. als dat
eens zóó kon blüven duren!"
„Dat zal zóó blüven duren, m'n kind, ik
verzeker het je En nu profiteer van de heer-
lijk-frissche ochtenduren, sta op en doe wat ge
van plan waart."
(Wordt vervolgd).