De opvoeding in Amerika Jid veifiaal van den dag AKKER.CACHETS Juist voor Vrouwen! DE KIEZER ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN Met ROBINSON aan kun je uren lang gaan HET GROOTE Griep, Influenza. WOENSDAG 22 FEBRUARI GEZOND SYSTEEM Maar toch is de Amerikaan voor alles een geldverdiener Gebrek aan traditie Idylle in Madrid Auto's vliegen in de lucht Geen pensioen, maar een boerderij De eerste Noordpool- onderzoekers De drie musketiers Een vierde als toegift Insuline Nieuwe stad in Midden- Azië Sovjetmijnen op Spits bergen Telefoon in de V.S. den toren Sr11"4 den j Het SpOOk in Vogels voederen met vliegtuigen Leestempo De Witte Zee "AKKERTJES' AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL eerste nederlaag van den fakir Een Duitsch journalist heeft onlangs een studiereis in de Vereenigde Staten beëin digd, die tot doel had het Amerikaansche opvoedingssysteem te bestudeeren. Hij vertelt hierover merkwaardige bijzonderheden en begint ^n relaas met de mededeeling, dat het niet 200 heel eenvoudig is uit den smeltkroes der volkeren die Amerika is wijs te worden. ~P zijn reis ontmoette hij vele Europeesche pae- 5®*ogen, die allen zonder uitzondering een on vriendelijk beeld ophingen van de Amerikaan sche opvoeding en die verklaarden, dat ieder Europeesch kind veel meer weet dan het ge- hhddelde Amerikaansche. Deze gevolgtrekking niet onverklaarbaar. De Amerikaan is ie- hiand, wien het in het leven vooral te doen is om de verzameling van een groot mogelijk aan- dollars. De zaken des geestes inreresseeren hem minder, cultuur en traditie kent hij niet, hoewel hij in volstrekte tegenstelling met dit gebrek aan cultuur, liefst met zijn heele familie Aderen zomer een paar maanden naar Euro- Pa oversteekt om bij voorkeur de oude en tra ditie-dragende steden te bezoeken. Hiertegenover staat, dat de Amerikanen iets j® het leven meekrijgen, dat zij zoo hard noo- dig hebben en dat hun het leven zooveel ge makkelijker doet leven dan het Europeesche. Zij leeren namelijk zoo ongeveer op hun tiende jaar hiet chèques en'wissels omgaan, hetgeen som- Phge Europeanen nooit in hun heele leven lee- De Duitsche deskundige dan kwam in New- °rk aan en vond er armen en rijken, een leger Jverkloozen, onbezoldigde onderwijzers, coëduca- he, waarbij niet mannen maar vrouwen onder wijzen enz. enz. Een merkwaardig verschijnsel in Amerika is ~e open deur. Men legt de post op de brieven bus, als deze vol is, zonder vrees, dat ze ge ilen zal worden door onbevoegden, en als de Wind de brieven wegblaast, dan brengt een r*aatjongen ze weer terug. Men is in Amerika JP kleine dingen, vol vertrouwen, openhartig. In de scholen is ook alles open deur of glas, zoodat jhen ten allen tijde binnen kan komen. Zoo kwam de reiziger eens in een school binnen en keek Jetwat schuw rond te midden van al die open heid, tot een onderwijzeres hem wenkte nader bii te komen, waarna zij hem vroeg, of hij zich v°or de school interesseerde. Ze stelde twee meisjes van twaalf jaar tot zijn beschikking die hem rondleidden met een ernst en een be kwaamheid, waar de Europeaan van te kijken stond. De man was verrast en buitengewoon 'evreden. Toen iets later een Afghanistansch v°rst dezelfde school bezocht, werd hij op de zelfde wijze ontvangen. Deze heer was minder mvreden en meende, dat men hem in zijn waar- jugheid tekort had gedaan. Dat is nu Ameri- kPansch, men maakt geen onderscheid. Op een goeden dag ontving de Duitscber een hief van den minister van onderwijs, die hem Verzocht hem te bezoeken. Dit trof den man te meer, waar hij geen bekend deskundige was h°ch veeleer een belangstellende. Hij voldeed hatuurlijk aan het verzoek en bezocht het bu- reau voor opvoedkunde, een gebouw van zes ^diepingen, dat onder den minister van on- herwys ressorteert. Ook hier alles glas en open heid. De minister zelf, die na een wandeling hoor lange gangen te bereiken was, zat voor Sereen zichtbaar aan zijn bureau te werken, fhkele ambtenaren werden ontboden en van s morgens tien uur tot 's middags vijf uur werd ~e bezoeker Ingelicht, waarna hij het gebouw mrliet, beladen met notities en papieren. De ^hnerlkanen komen dus gaarne voor den dag h^et bun opvoeding en schromen niet zoo Openhartig mogelijk te zijn. Voor den Amerikaanschen onderwijzer en lee- ïf3* is het leven niet zoo veilig als voor den Europeesche. Bij ons studeert de leeraar af. krijgt een aanstelling en is zeker van zijn t>ensioen. De Amerikaan echter moet doorloo- bend zijn plaats veroveren en opnieuw verove- m*1- Om zijn plaats te houden, moet de on derwijsman voortdurend bijstudeeren en zoo mo- keÜjk college loopen op de universiteit. Een droevige kant aan het opvoedingssysteem hi sommige landen is de straf, waarmee men ®huis een beetje erg gul is. Er zijn kinderen, wien men den angst van het gelaat kan lezen. hebben vrees voor het leven, omdat zij zoo- Veel gestraft werden en de verzekering hebben Gekregen, dat zij voor niets deugen. Op deze wijze wordt bij de zwakkere krachten een min derwaardigheidsgevoel gekweekt, dat fataal kan Jiin voor hun verder leven. De andere kinde- h-'U echter zijn vrije wezentjes, die graag naar chool gaan en de toekomst met open blik in- ^an. Het eerst geteekende type vindt men in ^erika niet. Daar vinden de kinderen een ePrimande noodzakelijk om zich te harden in leven. Hun wordt de overtuiging bijge- °racht, dat zij persoonlijkheden moeten worden. He uitstekende inrichting der scholen is geen sevolg van staatsbemoeiingen, maar van de p^dgeefschheid van rijke oud-leerlingen. Deze *h Europa geheel onbekende wijze van „subsidi sing" vindt men overal in Amerika en het is erwonderljjk te zien, hoe het systeem zich blijft handhaven. Onder de voornaamste deugden van het onder wijs behoort zeker de eenvoud, waarmee onder wijzer en leerlingen met elkaar omgaan. Er zijn heel wat scholen, waar beide partijen sa men in een eenvoudig restaurant de lunch ge bruiken, die uiteraard ook sober is. Deze ver houding bestaat niet alleen op de volksscholen daar zou het geen verbazing wekken maar ook in hoogere instellingen en zelfs in het de partement van onderwijs. Al deze détails uit het onderwijs in Amerika geven een optimistischen kijk op het geval. Men zou zelfs mogen concludeeren, dat een dusdanig systeem buitengewone gevolgen moet hebben voor later, maar van den anderen kant zien we resultaten in den vorm van tamelijk mate rialistische menschen, die voor alles het geld verdienen tot een eerste plicht verheffen. Het Systeem zou grootere gevolgen kunnen hebben, wanneer de scholen in plaats van niets dan wissels, ook de hoogere levensvragen en levens uitingen een kans kregen bij de schoolgaande jeugd. De nieuwste methode, om een onbeminde uit de wereld te ruimen, zonder daarbij zelf al te groot gevaar op te loopen, schijnen Madrileen- sche anarchisten uitgevonden te hebben: „De vliegende auto's!" In niet minder dan 10 geval len exploideerden dezer dagen midden in het drukste verkeer auto's, welke zonder uitzonde ringen aan leden der regeeringspartijen behoor den. In elk dezer gevallen weid de radiateur met den motor glad weggeslagen en alleen net verbrijzelde chassis met de carosserie bleef op straat liggen. Naar allen schijn hadden on bekenden bommen met tijdontploffing in de motorkappen geplaatst. Het „resultaat" was echter gelukkig uitgebleven, want de inzitten den der auto's kwamen, behalve lichte kwetsu ren door glassplinters, met den schrik vrij. De Chileensche regeering heeft, naar Reuter meldt, besloten om aan uit den dienst getreden officieren van land- en zeemacht in plaats van een pensioen een boerderij met een stuk land te geven, waarvan de grootte in evenredigheid zal zijn met hun rang. De regeering beschikt op het oogenblik over een groot aantal boerderijen van boeren, die hun belasting niet meer konden opbrengen. Men verwacht, dat ook vele burgerlijke amb tenaren hun pensioen liever in dezen vorm wil len hebben, daar de valuta reeds gedeprecieerd is en een nog verdere daling in waarde ver wacht wordt. Een aantrekkelijke zijde is, dat degenen, die hun pensioen op deze wijze ontvangen, voor hun verdere leven worden vrijgesteld van be lasting op onroerende goederen. In het Russische Museum tq Leningrad wordt dezer dagen, naar Reuter meldt, een Noordpool- Tentoonstelling geopend, waar herinnerings stukken zullen worden geëxposeerd van de eer ste Noordpool-onderzoekers. Onder de tentoongestelde voorwerpen bevin den zich veie waardevolle historische documen ten, o.a. een buitengewoon zeldzaam boek, te Amsterdam in het Latijn uitgegeven in 1611, waarin de reis wordt verhaald van Barentz en Heemskerk naar Nova Zembla. Op zekeren dag kwam Alexander Dumas bij den chef-redacteur Perrie, om hem zijn nieuw- sten roman „Athos, Parthos en Aramis" aan te bieden als feuilleton in de „Siècle". De re dacteur weigerde het werk op te nemén, dat hem reeds onmogelijk scheen wegens den titel. „Athos, Parthos en Aramis? Lieve Hemel, wat beteekent dat?" vroeg hij ontzet. „Dat zijn drie musketiers," antwoordde Du mas, „uit den tijd van Lodewijk XIII en ho- penlijk zullen ze door mij beroemd worden! heeft om spoedig te herstellen, zijn een paar Mijnhardt's Poeders. Per stuk 8 ct.doos 45 ct. Bij Uw Drogist. „Met deze namen?" vroeg Perrie hoofd schuddend. „Jawel, met deze namen?" „U vergist u, uw roman moet een anderen titel hebben; want deze hier zal het publiek ze ker niet begrijpen. U zegt, dat uw helden drie musketiers zijn, welnu, noem uw boek: „De drie musketiers." „Neen, neen," weersprak Dumas, „dat gaat immers niet, het zijn er immers vier, er is nog een zekere d'Artagnon bij en „Vier musketiers" dat klinkt niet goed!" „Des te beter," riep de uitgever, „u belooft drie musketiers en geeft er vier, het publiek krijgt er dus nog een toe, meer kan men toch werkelijk niet verlangen. Ik schrap dus Athos, Parthos en Aramis" en zet er voor in de plaats de „Drie Musketiers". De auteur verklaarde zich tenslotte met deze wijziging accoord. Het is de vraag, of het werk onder den oorspronkelijken onbeholpen titel tot zoo'n wereldberoemdheid gekomen was, als nu met de „Drie Musketiers." uillllllillllllllllllll Het insuline, het succesvolle bestrijdingsmid del der suikerziekte heeft pas zijn 10-jarig bestaan gevierd. De uitvinder dr. Banting, was in 1922 nog een jonge onbekende practische plattelandsdokter. Hij kwam op het idee in suline te winnen. Hij legde zijn practijk neer en begaf zich naar Toronto, waar prof. Macleod zich voor zijn ideeën interesseerde en hem met raad en daad bijstond. Een jaar later was Ban ting wereldbekend als weldoener der mensch- heid en thans hebben duizenden hun leven aan hem te danken. Hij ontvangt van de Canadee- sche regeering een jaarlijksch honorarium van 5000 dollar en in 1923 werd hem de Nobel prijs van medische wetenschappen toegekend. MOSKOU, 22 Pebr. (Reuter). De Sovjet-re geering heeft 53 millioen roebel uitgetrokken voor den bouw van een stad in de republiek Kara-Kalpaker nabij de nederzetting Nukus. Op deze midden in de Centraal-Aziatische oerwouden gelegen plek is reeds 'n groote hoe veelheid bouwmateriaal aangekomen, en men neemt aan, dat hier over 2 jaar een groote stad zal zijn verrezen, die de hoofdstad wordt der republiek Kara-Kalpaker, ter vervanging van het tegenwoordige Turtkul, dat ten ondergang gedoemd is. De laatste 15 jaar is de rivier Amu-Darja (in het Arabisch: „De waanzinnige stroom") die groote landstreken onder water heeft gezet tot bijna vlak bij de stad genaderd. Over 2 3 jaar zal de rivier het gebied van de stad geheel overstroomd hebben. Als de Kamer straks naar huis gaat, f Moet ze ook opnieuw gevuld Dit geheim wordt door de stembus Altijd weer op tijd onthuld! Maar daar tusschen, als de zetels Onbepaald zijn door vacant, Is er altijd politieke Agitatie in het land! i Want dan zijn geen kamerleden 1 Doch de kiezers aan het woord Dit zijn stemmen, die men éénmaal In een aantal jaren hoort En die stem vult geen kolommen, Maar zij wint juist meer aan kracht Daar de meening, kort en bondig, unctueel wordt uitgebracht! Want dit puntje komt bij paaltje! 1 Puntjes vormen stippellijn, Die de Kamer heeft te volgen, Daar zij van de kiezers zijn! i Nu is weer de kiezer koning, Met een onbeperkte macht i Hij heeft inderdaad de wijsheid Dezen éénen keer gepacht! s Als hij straks het potlood vasthoudt Voor dat puntje aan den kant, Dan beslist hij oppermachtig i Over 't welzijn van het land! 1 MARTIN BERDEN 1 Nadruk verboden) f imimiiiHmimmiiiMiiiimmmiiiimmiiuiiiiimmmimiiiiimiiimi TROMSOE, 22 Pebr. (Reuter). Zes Neder- landsche en 13 Duitsche ingenieurs en meca niciens zijn alhier aangekomen van de Sovjet- Russische kolenmijnen op Spitsbergen. Zij vertelden, dat het thans in de mijnen begonnen werk bevredigende vorderingen maakt, doch dat eenige tijd moet verloopen, alvorens de productie van beteekenis is gewor den. Het aantal bewoners van de nederzetting be draagt ongeveer 1000, terwijl er slechts huisves ting bestond voor 600 menschen. Daarom zijn er verschillende nieuwe huizen gebouwd. Eenige mijnongelukken hebben reeds plaats gehad, waardoor in totaal zeven mijnwerkers zijn ge dood. In New-York hebben ongeveer drie mil lioen menschen telefoon en de 496 telefoon- centralen worden gemiddeld 11 millioen maal per dag opgeroepen. Robbie en Topsy wandelden langs den oever van de rivier, met Freddy Vrijdag, toen ze zagen, dat mijnheer Hippo zich gereed maakte vier kleine aardmannetjes naar den anderen oever te dragen. Een van de kereltjes zat op mijnheer Hippo's gezicht en het scheen, alsof hij de anderen er vandaan hield. „Ik ga hier zitten, t is de droogste plaats op de pont," riep hij „en ik geloof niet, dat ik nat zal worden, als we de rivier over steken." Maar de oude Hippopothamus hield er niet van, dat passagiers cp zijn gezicht zaten, dus nam hij een mond vol water uit de rivier en spoedig zagen Robbie en Topsy het mannetje de lucht in gaan op den top van een fontein. „Dat arme mannetje," riep Topsy, terwijl ze erg bedroefd keek. „Nu ja," meende Freddy, „hij had toch moeten weten, dat hij niet op het gezicht van den Hippo moet gaan zitten. Mijnheer Hippo moest spuiten als een walvisch om zich van hem te bevrijden." (Morgenavond vervolg.) (Ingezonden mededeeling) Ze zaten in de dorpsherberg bijeen. De koster, de dpodgraver en de barbier. Ze dronken brandewijn. Hun hoofden waren verhit. En ze spraken van spoken „Ze bestaan niet," grinnikte de barbier en beukte met z'n vuist op tafel. De koster lachte fijntjes. „En ik weden ik wed" sarde hü „dat jij d'r toch aan gelooft." „Ze bestaan niet," hield de barbier vol, en hij bestelde z'n vijfde brandewijntje met suiker. De doodgraver had ernstig geluisterd, zoo als een doodgraver betaamt. „Nou, as je 's nachts over "t kerkhof doolt," zoo sprak hij somber „ik geef je de ver zekering dat je dan vreemde geluiden hoort." Hij hield z'n glaasje tegen het lamplicht en slaakte daarbij zelf een vreemd geluid. „En in den ouden toren dan?" vroeg de koster, het reeds griezelig wordend gesprek met deze vraag opsmukkend. „Ik geef je de heilige verzekering vervolgde hij: „dat ik er een avond kwam om de klok te luiden: jullie weet wel, toen met dat storm weer, toen de schuur van Maarten in lichter laaie stond; ik geef je de heilige verzekering, dat 't er niet pluis was. De uilen krijschten, de wind floot door de gaten, de kalk plofte me in blokken voor de voeten, spoken zijn er niet, zei je, best hoor, maar ik zal dien avond nooit vergeten, 'k Had geen drogen draad meer aan m'n lijf van 't zweeten. En als je de jagende wolken door de torengaten zag, was 't net, of er vrouwen in witte mantels om de kerk dansten." De barbier grinnikte weer. „Onzin! Zenuwen!" hoonde hij, en dronk z'n glas brandewijn half uit. De koster en de doodgraver keken elkander verbouwereerd aan. „Wat zeg je nou van zoo'n vent?" viel de eerste heftig uit. De doodgraver haalde de schouders op, uit medelijden met het ongeloof in het vreeselijke, het griezelige van den ouden toren. „Drukte! Dat heb je hier!" zoo viel de koster den barbier aan. „Ik zou je wel eens willen zien, in zoo'n storm-nacht. Je bracht het nog niet eens tot den eersten ommegang. Wed den?" Dat woordje „wedden" verhitte de gemoede ren nog meer. Ze bestelden nog een drietal glaasjes van het prikkelende vocht. De koster dronk z'n glas in één teug leeg. En weer herhaalde hü tertend z'n vraag. Hel klonk de lach van den barbier. „Nou, wat wedden?" zoo aanvaardde hü de uitdaging. „Wedden, dat je d'r niet in durft, als ik jou den sleutel geef?" „Om wat?" „Om wat? Da's mü hetzelfde!" antwoordde de koster, die zeker van z'n zaak was. k Wed om een ham, om een pot bier, 'k wed om alles wat je wilt, maar je kent de ouwe balken, daarboven. Nou, ik wed, dat je voor geen geld van de wereld nou naar boven kruipt en een spüker in 't hout slaat." De barbier lachte luid en sarcastisch. Hü viel van louter pret büne van z'n stoel en be stelde nog een glas brandewün. „Top!" riep hü en kletste z'n hand in den eeltigen knuist van den koster. „JÜ bent getuige" zoo wendde hü zich tot den doodgraver „Wedden? wel zeker! om een ham, 'n beste, van m'n nieuwe slacht." Ze dronken nog een borrel en gingen toen weg, de koster, rammelend met den kerktoren sleutel, de barbier, met spüker en hamer ge wapend, van den herbergier geleend. Bü het gebouw gekomen, ontsloot de koster met een zegevierend lachje de in d'r# hengsels knarsen de deur. „Zie zoo," grinnikte hü zelfbewust, „nou ga je je gang maar; wü wachten wel beneden en morgen zullen we zien of de spüker er zit." De barbier beklom de smalle trap. Ze hoor den nog even z'n gebrom. Toen werd alles stil! Het was een nacht, dat er grauwe donkere wolken langs den hemel joegen. Af en toe gluurde de maan door de dreigende bergen, daar omhoog. De wind gierde en zong een vreemden zang door den ouden toren. En hooger klom de barbier, in zichzelf lachend om het domme tweetal. De ham zou hem smaken. Daar konden ze van op aan. Zoo, nu was hü er. Het zilveren licht der maan glansde door de spleten in de muren en in dien glans zag hij de klokke-touwen en de lage balken waarvan de koster hem gesproken had. Maar't was toch vreemd in dezen schemer. En hoe gierde de wind! Ja, 't was zoo als de koster hem had gezegd: de wolken, die hij door de wandgaten zag, waren als dansen de, vreemde vrouwen, die er wiegden om hat kerkgebouw heen, Hu zou zich haasten. In de herberg was 't toch wel zoo gezellig. Panger galmde een zwaar geluid door de lucht! De barbier kromp ineen van schrik, op hetzelfde oogenblik dacht hü aan de kerk klok,- die den tüd bimbamde. Weer klonk een schrille kreet. Tegelükertijd zwiepte een kleine, zwarte gedaante langs z'n haren. Er voer een koude rilling langs den rug van den barbier. Maar hü onderdrukte z'n schrik met geweld. Hij lachte. Dat was een uil geweest die kraste en langs z'n gezicht was een vleermuis gefladderd. Vlug zou hü nu den spüker in het hout slaan. En dan naar beneden! Naar de twee blaaskaken! Die twee bange hazen! Hü wilde den nagel in den balk drijven. Meteen gierde het door de galmgaten. De brok ken kalk vlogen hem langs de ooren. Maar hü hamerde, hü hamerde zoo, dat hij dacht, dat ze beneden het geluid konden hooren. Zie zoo, hij was klaar. Toch een geluk dat het was afgeloopen. In de herberg, bü den iiiHiiiiiimiinmnMi IIIIIIKftliniHilMlllllllll lUHimnilNIIIIIIHM brandewün, was t beter dan hier, in dat ver vloekte hol! Toen kraste weer een uiL De barbier wilde zich omkeeren, ten einde de trap te bereiken. Een ontzettende angst flitste op hetzelfde oogenblik door z'n half beneveld brein. Iemand hield hem vast. Nog eens rukte hü, nog eens en nog eens.... Iemand hield hem vast. 't Was of een bloedgolf hem naar de hersens sloeg. Hü zag nog vaag even de witte vrouwen, die rond den kerktoren dansten. Hü hoorde flauw het geroep van den nachtvogel, toen viel hü met een bons neer. De koster en de doodgraver hadden gerui- men tüd beneden aan de trap gewacht. „Hü doet lang over z'n spüker," spotte de eerste: „'t is nog zoo makkelük niet." Toen was onrust over hen gekomen. En de doodgraver had den naam van den barbier in het donkere trapgat omhoog geschreeuwd. Maar geen ant woord volgde. wind bulderde op. En heel zacht krijschte de uil daarboven. Ze hadden elkander aangekeken, een oogenblik, de doodgraver en de koster. Toen fluisterden zü, of er iets zou zün. En nog eens galmde de koster den naam van den barbier. Maar weer bleef alles stiL „D'r is iets niet pluis," had toen de koster gezegd. „Zie je wel, dak gehjk heb?" De dood graver rilde. „Ik ga d'r niet in.... "k doe t niet," zei hij ontzet. „BarendBarend!" gilde de koster weer naar boven. Slechts de nachtvogel kraste heel, heel zacht. Toen, plots, bü een windvlaag, was de deur van den kerktoren dicht geklapt. Ze stonden buiten en beefden van angst. En zonder af spraak, maar als één van zin, holden ze eens klaps in de richting van de dorpsherberg en daar, bü *t licht van de olielamp, dronken ze de griezelige herinnering van den avond weg. Den volgenden morgen vond men boven, in den toren, waar nu de zonnestralen speelden, het lü'k van den barbier. De hamer lag naast hem. De spüker glom, niet hoog van den grond, in een knoestigen dwarsbalk. En de spüker was geslagen door een slip van de jas, die de wind omhoog had gewipt tegen het hout van het oude bouwwerk. Een geneesheer constateerde hartverlam ming.... door schrik! HALIFAX. (Nieuw Schotland) 22 Febr. (Reuter). De regeering heeft besloten, om vliegtuigen over het kustgebied voedsel te laten uitstrooien voor de wilde ganzen en eenden, die daar in grooten getale hun winterverbhjf houden. De dieren worden met den hongerdood be dreigd, daar de grassoort, die hun tot voedsel dient, dit jaar in het geheel niet meer voor komt. Men gelooft, dat een plantenziekte hiervan de oorzaak is. Duizenden vogels zün reeds om gekomen en groote troepen trokken naar andere gebieden. Door het voederen vanuit de vliegtuigen hoopt men de dieren voor uitsterven te be hoeden en inmiddels wordt onderzocht hoe de groei van het gras weer te verwezenlijken is. Door nauwkeurige waarnemingen, heeft men vastgesteld, dat iemand, die in een tram of een autobus leest, dit veel minder snel kan doen dan gewoonlük en de vermindering aan snel heid bedraagt in de tram 12 pet., tenrijl rr.en in een autobus maar half zoo vlug kan lezen als in z'n leeskamer. Terwül de Zwarte Zee meestal grijs, groen of blauw is en de Roode Zee bruin, is er op Mada gascar een meer, dat den naam van „Witte Zee" draagt en waarvan het water ook werke lijk melkwit is. zijn die "AKKERTJES" een ideaal middeL Ze helpen verrassend bij onbehaaglijkheid, maar bovendien ook bij klachten op gezette tijden Volgens recept van Apotheker Dumont A If F op dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Oflflfl bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f 7C/) bU een omgeval met f OCfl bij verlies vaneen hand (IOC oU verlies van een f Cfl bfl een breuk van (All by verlies van *n Q DOH tl€ S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen OUUUem verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen doodelljken afloop £i%J\Jem een voet of een oog# 1 m duim of wijsvinger Ol/em been of arm# *tUem anderen vinger !"til<iiitniRiuuimiuuumuiutimfl FEUILLETON iniiiiiiiiiuiuiimuitiiiiHiiijiiituiiutiiMimiiiiiiiiiiiuiic kapitein pakte den stervende onder de ar- jph eu, op zün bevel, nam de fakir paet zicht- tegenzin hem vast bü de beenen. Beiden joegen hem de pagode in, terwül Patrick, dol- 1J met het weervinden van zün hondje, ach- *^811 kwam. *^6 man ieetj) meer nog dan de hond, van den ^hSer. Bob had onderweg nog wel iets weten 'inden, maar de man blükbaar niet. v ennyless, die nog nooit slachtoffers van den jbgersnood in Britsch-Indië gezien had, kon niet voorstellen dat het mogelük was zóó 'ermageren zonder te sterven. Zulk een v^melüke ellende scheen hem onvereenig- met het uithoudingsvermogen van 'n Hü wilde daarom zelf den ongelukkige ver zorgen volgens alle regelen der voorzichtigheid zooals zün vrouw dit Mary had gedaan. Hü speelde voor dokter en huisvader en ziekenver pleger tegelijk en zag daarvan langzaam, heel langzaam, goede resultaten. De uit den dood geredde was hem daarvoor uiterst dankbaar en prevelde nu en dan: „DankSahib!.... duizendmaaldank!" De toon waarop die woorden werden gespro ken, was er een die getuigde van zooveel door gestaan Ujden en ellende, dat Penny less daar door tot In het diepst züner ziel ontroerd werd. Ondertusschen hield Patrick zich bezig met Bob en zette dezen 'n schotel voor met een portie gekookt schapenvleesch, wel genoeg voor drie menschen. Bob sprong er op los en bewerkte met tong en tanden de portie zoodanig en zoo vlug, dat het maal in vüf minuten tüds was afgeloopen. De hond, zooeven nog 'n plank, was ziender- oogen rond en bol geworden als 'n baaltje. Hü zat naar den leegen schotel te küken en in de richting van zün meester te knipoogen, alsof hü wilde zeggen: „Ik zou nog wel lust hebben in 'n „toetje." Patrick maakte aan die beweeeglü kheidsbe- vliegingen een einde door op vriendelüken toon te zeggen. „Komaan, Bob, het is nu genoeg! We gaan nu naar je meesteres, naar MaryHoor je het? MaryMary!" Bob probeerde bü het hooren van dezen naam een duikelsprong te maken van plezier, maar het lange vasten had hem danig ver zwakt en de overvloedige maaltüd plotseling te zwaar gemaakt en daarom mislukte zün poging op grappige wüze. Patrick begon te lachen en sprak hem moed in: „Vooruit, Bob, hondje, hou je taai.... We gaan naar Mary." En de hond antwoordde mét *n vroolü'k: „Oeap!Oeap!Oeap!".... Maar alvorens de keuken te verlaten, kwam hü zich eerst even aanvleien tegen den ster venden Hindoe als om hem te zeggen: „Ik vergeet je niet, arme metgezel in slechte dagen." De ongelukkige hongerhjder stak zijn ont- vleeschde hand uit, streek met zün geraamte vingers over den kop van den hond en fluis terde: „Hü heeftzün meesterterugHü is gelukkig; het goede beest. Maar ik.... Ik kan zelfs voor niemand 'n hond zün...." Pennyless zag in 'smans oog een traan blin ken en zeide, diep ontroerd: „Maak u maar niet ongerust over de toe komst. Zü die u gered hebben, zullen u niet overlaten aan uw lot." De man scheen geheel uitgeput, verviel in 'n soort doffe gevoelloosheid en bleef roerloos op zün mat liggen. De kapitein liet hem overbrengen naar een ruim en comfortabel gemeubeld vertrek, na te hebben verboden, dat men hem iets te eten zou geven, wat ook. Hü zelf wilde heel het herstel van dezen on- gelukkigen lelden. Den volgenden dag maakte de man het dan ook veel beter. Hü had zün helderheid van geest geheel te ruggekregen, maar was natuurlük uiterst zwak. Patrick was hem met zün zuster, en natuur lük vergezeld door Bob, komen opzoeken. Bü het zien der beide kinderen trokken zich zün perkamenten gezichtsplooien samen tot een PÜnlük glimlachje. Met uiterst zwakke stem betuigde hü hun zün eerbied en zün vreugde hen weer te zien. Met horten en stooten verhaalde de man hun dat bü het spoorwegongeluk al de anderen om het leven waren gekomen en dat hü zelf onder de pulnen vandaan was gehaald door personeel van een hulptrein.... „Dus," vroeg Patrick, „u bent inderdaad een van degenen, die we ontmoetten in den tuin van onze villaen die in het „Kamp der Ellende" bij ons zün ingestapt?" „Twijfelt u daar nog aan, edele jonge man?" „Neen, in 't geheel niet! Maar die ontmoe- ting-voor-de-derde-maal is zoo wonderlijk. En gelukkig.... en overwacht voor mü „Ik zal u zeggen.... hoe Ik.... hier kon ko men. Uw hond lag büna stervend, onder de wrakstukkenIk gaf hem te drinkenhü volgde mü en zocht u overalop de plaats des onheils „Hü blafte.... en liep heen en weer.... als of hü dol was geworden. Tenslotte scheen hü een spoor te hebben gevonden dat samenliep met het spoor van eer. olifant.... „Jajadat komt uit." ,De hond volgde nu het spoor van den oli fanten ik volgde hem maar voortdurend.. Ik wist niet wat er van mü worden zou.... ik sliep vlak bü hem.... ik at bladeren, wortels, allesen zóó zijn wü hier gekomen, uitge put van honger en ellende!" Dit verhaal was onder elk opzicht aanneme- lük, en de gehechtheid, welke Bob voor dezen somberen reisgezel aan den dag legde, beves tigde het. Daar stond tegenover dat Mary en Patrick den ongelukkige niet met beslistheid herken den om de eenvoudige reden dat al de slacht offers van den hongersnood, in hun laatste lijdenstüdperk gekomen, zóózeer op elkaar ge lijken, dat het zeer moeilijk is ze van elkaar te onderscheiden. Men moet er in de Engelsche geïllustreerde bladen de foto's van die groepsgewüze door de journalisten „genomen" rampzaligen maar eens op nazien. Het zün levende geraamten met hetzelfde uiterlijk en van niet te bepalen leeftijd. Hoe dan ook, de man kende de kinderen van den majoor, hü kende hun hond, hij wist hen te herinneren aan verschillende büzonderhe- den, die er op wezen dat zij elkaar reeds vroe ger ontmoet hadden en hü was daarenboven diep ongelukkig alles reden te over voor deze gevoeiige harten om medelüden met hem te te hebben. Men hechtte zich aan hem uit menschlievendheid. Alleen de fakir toonde zich tegenover hem minder vriendelijk en gaf nu en dan zelfs blük van een soort vijandschap, die men büna haat had kunnen noemen. Overigens bleken de zorg en het medelüden niet besteed aan een ondankbare. Naar gelang zün herstel vorderde betoonde hü tegenover zün weldoeners een inderdaad treffende erkentelükheid, zooals men die bü Oosterlingen maar zelden aantreft. En die erkentelükheid werd steeds grooter en uitte zich in fijne beleefdheden, welke men van een zóó armen man nauwelijks zou heb ben verwacht. Hü liep ten langen laatste opgewekt door heel de pagode, kende deze weldra tot in de uiterste hoeken, stelde belang in alles en trachtte zich nuttig en verdienstelük te maken door allerlei dingen te verzinnen, die hem meer en meer de sympathie deden winnen. Mistress Claudia en Mary hielden zeer veel van bloemen. Hü voorkwam hun stille wen- schen op dit punt en zorgde eiken dag voor *n prachtige collectie Flora-kinderen, die binnen de muren en op de uitgestrekte terreinen der pagode groeiden en bloeiden. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 9