De opvoeding in Amerika
Jid veifiaal van den dag
AKKER.CACHETS
Juist voor Vrouwen!
DE KIEZER
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
Met ROBINSON aan
kun je uren lang gaan
HET
GROOTE
Griep, Influenza.
WOENSDAG 22 FEBRUARI
GEZOND SYSTEEM
Maar toch is de Amerikaan voor
alles een geldverdiener
Gebrek aan traditie
Idylle in Madrid
Auto's vliegen in de lucht
Geen pensioen, maar
een boerderij
De eerste Noordpool-
onderzoekers
De drie musketiers
Een vierde als toegift
Insuline
Nieuwe stad in Midden-
Azië
Sovjetmijnen op Spits
bergen
Telefoon in de V.S.
den toren
Sr11"4 den j Het SpOOk in
Vogels voederen met
vliegtuigen
Leestempo
De Witte Zee
"AKKERTJES'
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
eerste nederlaag van den fakir
Een Duitsch journalist heeft onlangs een
studiereis in de Vereenigde Staten beëin
digd, die tot doel had het Amerikaansche
opvoedingssysteem te bestudeeren. Hij vertelt
hierover merkwaardige bijzonderheden en begint
^n relaas met de mededeeling, dat het niet
200 heel eenvoudig is uit den smeltkroes der
volkeren die Amerika is wijs te worden.
~P zijn reis ontmoette hij vele Europeesche pae-
5®*ogen, die allen zonder uitzondering een on
vriendelijk beeld ophingen van de Amerikaan
sche opvoeding en die verklaarden, dat ieder
Europeesch kind veel meer weet dan het ge-
hhddelde Amerikaansche. Deze gevolgtrekking
niet onverklaarbaar. De Amerikaan is ie-
hiand, wien het in het leven vooral te doen is
om de verzameling van een groot mogelijk aan-
dollars. De zaken des geestes inreresseeren
hem minder, cultuur en traditie kent hij niet,
hoewel hij in volstrekte tegenstelling met dit
gebrek aan cultuur, liefst met zijn heele familie
Aderen zomer een paar maanden naar Euro-
Pa oversteekt om bij voorkeur de oude en tra
ditie-dragende steden te bezoeken.
Hiertegenover staat, dat de Amerikanen iets
j® het leven meekrijgen, dat zij zoo hard noo-
dig hebben en dat hun het leven zooveel ge
makkelijker doet leven dan het Europeesche. Zij
leeren namelijk zoo ongeveer op hun tiende jaar
hiet chèques en'wissels omgaan, hetgeen som-
Phge Europeanen nooit in hun heele leven lee-
De Duitsche deskundige dan kwam in New-
°rk aan en vond er armen en rijken, een leger
Jverkloozen, onbezoldigde onderwijzers, coëduca-
he, waarbij niet mannen maar vrouwen onder
wijzen enz. enz.
Een merkwaardig verschijnsel in Amerika is
~e open deur. Men legt de post op de brieven
bus, als deze vol is, zonder vrees, dat ze ge
ilen zal worden door onbevoegden, en als de
Wind de brieven wegblaast, dan brengt een
r*aatjongen ze weer terug. Men is in Amerika
JP kleine dingen, vol vertrouwen, openhartig. In
de scholen is ook alles open deur of glas, zoodat
jhen ten allen tijde binnen kan komen. Zoo kwam
de reiziger eens in een school binnen en keek
Jetwat schuw rond te midden van al die open
heid, tot een onderwijzeres hem wenkte nader
bii te komen, waarna zij hem vroeg, of hij zich
v°or de school interesseerde. Ze stelde twee
meisjes van twaalf jaar tot zijn beschikking die
hem rondleidden met een ernst en een be
kwaamheid, waar de Europeaan van te kijken
stond. De man was verrast en buitengewoon
'evreden. Toen iets later een Afghanistansch
v°rst dezelfde school bezocht, werd hij op de
zelfde wijze ontvangen. Deze heer was minder
mvreden en meende, dat men hem in zijn waar-
jugheid tekort had gedaan. Dat is nu Ameri-
kPansch, men maakt geen onderscheid.
Op een goeden dag ontving de Duitscber een
hief van den minister van onderwijs, die hem
Verzocht hem te bezoeken. Dit trof den man te
meer, waar hij geen bekend deskundige was
h°ch veeleer een belangstellende. Hij voldeed
hatuurlijk aan het verzoek en bezocht het bu-
reau voor opvoedkunde, een gebouw van zes
^diepingen, dat onder den minister van on-
herwys ressorteert. Ook hier alles glas en open
heid. De minister zelf, die na een wandeling
hoor lange gangen te bereiken was, zat voor
Sereen zichtbaar aan zijn bureau te werken,
fhkele ambtenaren werden ontboden en van
s morgens tien uur tot 's middags vijf uur werd
~e bezoeker Ingelicht, waarna hij het gebouw
mrliet, beladen met notities en papieren. De
^hnerlkanen komen dus gaarne voor den dag
h^et bun opvoeding en schromen niet zoo
Openhartig mogelijk te zijn.
Voor den Amerikaanschen onderwijzer en lee-
ïf3* is het leven niet zoo veilig als voor den
Europeesche. Bij ons studeert de leeraar af.
krijgt een aanstelling en is zeker van zijn
t>ensioen. De Amerikaan echter moet doorloo-
bend zijn plaats veroveren en opnieuw verove-
m*1- Om zijn plaats te houden, moet de on
derwijsman voortdurend bijstudeeren en zoo mo-
keÜjk college loopen op de universiteit.
Een droevige kant aan het opvoedingssysteem
hi sommige landen is de straf, waarmee men
®huis een beetje erg gul is. Er zijn kinderen,
wien men den angst van het gelaat kan lezen.
hebben vrees voor het leven, omdat zij zoo-
Veel gestraft werden en de verzekering hebben
Gekregen, dat zij voor niets deugen. Op deze
wijze wordt bij de zwakkere krachten een min
derwaardigheidsgevoel gekweekt, dat fataal kan
Jiin voor hun verder leven. De andere kinde-
h-'U echter zijn vrije wezentjes, die graag naar
chool gaan en de toekomst met open blik in-
^an. Het eerst geteekende type vindt men in
^erika niet. Daar vinden de kinderen een
ePrimande noodzakelijk om zich te harden in
leven. Hun wordt de overtuiging bijge-
°racht, dat zij persoonlijkheden moeten worden.
He uitstekende inrichting der scholen is geen
sevolg van staatsbemoeiingen, maar van de
p^dgeefschheid van rijke oud-leerlingen. Deze
*h Europa geheel onbekende wijze van „subsidi
sing" vindt men overal in Amerika en het is
erwonderljjk te zien, hoe het systeem zich blijft
handhaven.
Onder de voornaamste deugden van het onder
wijs behoort zeker de eenvoud, waarmee onder
wijzer en leerlingen met elkaar omgaan. Er
zijn heel wat scholen, waar beide partijen sa
men in een eenvoudig restaurant de lunch ge
bruiken, die uiteraard ook sober is. Deze ver
houding bestaat niet alleen op de volksscholen
daar zou het geen verbazing wekken maar
ook in hoogere instellingen en zelfs in het de
partement van onderwijs.
Al deze détails uit het onderwijs in Amerika
geven een optimistischen kijk op het geval. Men
zou zelfs mogen concludeeren, dat een dusdanig
systeem buitengewone gevolgen moet hebben
voor later, maar van den anderen kant zien
we resultaten in den vorm van tamelijk mate
rialistische menschen, die voor alles het geld
verdienen tot een eerste plicht verheffen. Het
Systeem zou grootere gevolgen kunnen hebben,
wanneer de scholen in plaats van niets dan
wissels, ook de hoogere levensvragen en levens
uitingen een kans kregen bij de schoolgaande
jeugd.
De nieuwste methode, om een onbeminde uit
de wereld te ruimen, zonder daarbij zelf al te
groot gevaar op te loopen, schijnen Madrileen-
sche anarchisten uitgevonden te hebben: „De
vliegende auto's!" In niet minder dan 10 geval
len exploideerden dezer dagen midden in het
drukste verkeer auto's, welke zonder uitzonde
ringen aan leden der regeeringspartijen behoor
den. In elk dezer gevallen weid de radiateur
met den motor glad weggeslagen en alleen net
verbrijzelde chassis met de carosserie bleef op
straat liggen. Naar allen schijn hadden on
bekenden bommen met tijdontploffing in de
motorkappen geplaatst. Het „resultaat" was
echter gelukkig uitgebleven, want de inzitten
den der auto's kwamen, behalve lichte kwetsu
ren door glassplinters, met den schrik vrij.
De Chileensche regeering heeft, naar Reuter
meldt, besloten om aan uit den dienst getreden
officieren van land- en zeemacht in plaats van
een pensioen een boerderij met een stuk land
te geven, waarvan de grootte in evenredigheid
zal zijn met hun rang.
De regeering beschikt op het oogenblik over
een groot aantal boerderijen van boeren, die
hun belasting niet meer konden opbrengen.
Men verwacht, dat ook vele burgerlijke amb
tenaren hun pensioen liever in dezen vorm wil
len hebben, daar de valuta reeds gedeprecieerd
is en een nog verdere daling in waarde ver
wacht wordt.
Een aantrekkelijke zijde is, dat degenen, die
hun pensioen op deze wijze ontvangen, voor
hun verdere leven worden vrijgesteld van be
lasting op onroerende goederen.
In het Russische Museum tq Leningrad wordt
dezer dagen, naar Reuter meldt, een Noordpool-
Tentoonstelling geopend, waar herinnerings
stukken zullen worden geëxposeerd van de eer
ste Noordpool-onderzoekers.
Onder de tentoongestelde voorwerpen bevin
den zich veie waardevolle historische documen
ten, o.a. een buitengewoon zeldzaam boek, te
Amsterdam in het Latijn uitgegeven in 1611,
waarin de reis wordt verhaald van Barentz en
Heemskerk naar Nova Zembla.
Op zekeren dag kwam Alexander Dumas bij
den chef-redacteur Perrie, om hem zijn nieuw-
sten roman „Athos, Parthos en Aramis" aan
te bieden als feuilleton in de „Siècle". De re
dacteur weigerde het werk op te nemén, dat
hem reeds onmogelijk scheen wegens den titel.
„Athos, Parthos en Aramis? Lieve Hemel, wat
beteekent dat?" vroeg hij ontzet.
„Dat zijn drie musketiers," antwoordde Du
mas, „uit den tijd van Lodewijk XIII en ho-
penlijk zullen ze door mij beroemd worden!
heeft om spoedig
te herstellen, zijn een paar Mijnhardt's Poeders.
Per stuk 8 ct.doos 45 ct. Bij Uw Drogist.
„Met deze namen?" vroeg Perrie hoofd
schuddend.
„Jawel, met deze namen?"
„U vergist u, uw roman moet een anderen
titel hebben; want deze hier zal het publiek ze
ker niet begrijpen. U zegt, dat uw helden drie
musketiers zijn, welnu, noem uw boek: „De drie
musketiers."
„Neen, neen," weersprak Dumas, „dat gaat
immers niet, het zijn er immers vier, er is nog
een zekere d'Artagnon bij en „Vier musketiers"
dat klinkt niet goed!"
„Des te beter," riep de uitgever, „u belooft
drie musketiers en geeft er vier, het publiek
krijgt er dus nog een toe, meer kan men toch
werkelijk niet verlangen. Ik schrap dus Athos,
Parthos en Aramis" en zet er voor in de plaats
de „Drie Musketiers". De auteur verklaarde zich
tenslotte met deze wijziging accoord. Het is de
vraag, of het werk onder den oorspronkelijken
onbeholpen titel tot zoo'n wereldberoemdheid
gekomen was, als nu met de „Drie Musketiers."
uillllllillllllllllllll
Het insuline, het succesvolle bestrijdingsmid
del der suikerziekte heeft pas zijn 10-jarig
bestaan gevierd. De uitvinder dr. Banting, was
in 1922 nog een jonge onbekende practische
plattelandsdokter. Hij kwam op het idee in
suline te winnen. Hij legde zijn practijk neer
en begaf zich naar Toronto, waar prof. Macleod
zich voor zijn ideeën interesseerde en hem met
raad en daad bijstond. Een jaar later was Ban
ting wereldbekend als weldoener der mensch-
heid en thans hebben duizenden hun leven aan
hem te danken. Hij ontvangt van de Canadee-
sche regeering een jaarlijksch honorarium van
5000 dollar en in 1923 werd hem de Nobel
prijs van medische wetenschappen toegekend.
MOSKOU, 22 Pebr. (Reuter). De Sovjet-re
geering heeft 53 millioen roebel uitgetrokken
voor den bouw van een stad in de republiek
Kara-Kalpaker nabij de nederzetting Nukus.
Op deze midden in de Centraal-Aziatische
oerwouden gelegen plek is reeds 'n groote hoe
veelheid bouwmateriaal aangekomen, en men
neemt aan, dat hier over 2 jaar een groote stad
zal zijn verrezen, die de hoofdstad wordt der
republiek Kara-Kalpaker, ter vervanging van
het tegenwoordige Turtkul, dat ten ondergang
gedoemd is.
De laatste 15 jaar is de rivier Amu-Darja (in
het Arabisch: „De waanzinnige stroom") die
groote landstreken onder water heeft gezet tot
bijna vlak bij de stad genaderd.
Over 2 3 jaar zal de rivier het gebied van
de stad geheel overstroomd hebben.
Als de Kamer straks naar huis gaat, f
Moet ze ook opnieuw gevuld
Dit geheim wordt door de stembus
Altijd weer op tijd onthuld!
Maar daar tusschen, als de zetels
Onbepaald zijn door vacant,
Is er altijd politieke
Agitatie in het land! i
Want dan zijn geen kamerleden 1
Doch de kiezers aan het woord
Dit zijn stemmen, die men éénmaal
In een aantal jaren hoort
En die stem vult geen kolommen,
Maar zij wint juist meer aan kracht
Daar de meening, kort en bondig,
unctueel wordt uitgebracht!
Want dit puntje komt bij paaltje!
1 Puntjes vormen stippellijn,
Die de Kamer heeft te volgen,
Daar zij van de kiezers zijn!
i Nu is weer de kiezer koning,
Met een onbeperkte macht
i Hij heeft inderdaad de wijsheid
Dezen éénen keer gepacht!
s Als hij straks het potlood vasthoudt
Voor dat puntje aan den kant,
Dan beslist hij oppermachtig i
Over 't welzijn van het land!
1 MARTIN BERDEN
1 Nadruk verboden) f
imimiiiHmimmiiiMiiiimmmiiiimmiiuiiiiimmmimiiiiimiiimi
TROMSOE, 22 Pebr. (Reuter). Zes Neder-
landsche en 13 Duitsche ingenieurs en meca
niciens zijn alhier aangekomen van de Sovjet-
Russische kolenmijnen op Spitsbergen.
Zij vertelden, dat het thans in de mijnen
begonnen werk bevredigende vorderingen
maakt, doch dat eenige tijd moet verloopen,
alvorens de productie van beteekenis is gewor
den.
Het aantal bewoners van de nederzetting be
draagt ongeveer 1000, terwijl er slechts huisves
ting bestond voor 600 menschen. Daarom zijn
er verschillende nieuwe huizen gebouwd. Eenige
mijnongelukken hebben reeds plaats gehad,
waardoor in totaal zeven mijnwerkers zijn ge
dood.
In New-York hebben ongeveer drie mil
lioen menschen telefoon en de 496 telefoon-
centralen worden gemiddeld 11 millioen maal
per dag opgeroepen.
Robbie en Topsy wandelden langs
den oever van de rivier, met Freddy
Vrijdag, toen ze zagen, dat mijnheer
Hippo zich gereed maakte vier
kleine aardmannetjes naar den
anderen oever te dragen. Een van
de kereltjes zat op mijnheer Hippo's
gezicht en het scheen, alsof hij de
anderen er vandaan hield.
„Ik ga hier zitten, t is de
droogste plaats op de pont," riep
hij „en ik geloof niet, dat ik nat
zal worden, als we de rivier over
steken."
Maar de oude Hippopothamus
hield er niet van, dat passagiers cp
zijn gezicht zaten, dus nam hij een
mond vol water uit de rivier en
spoedig zagen Robbie en Topsy het
mannetje de lucht in gaan op den
top van een fontein.
„Dat arme mannetje," riep Topsy,
terwijl ze erg bedroefd keek.
„Nu ja," meende Freddy, „hij
had toch moeten weten, dat hij
niet op het gezicht van den Hippo
moet gaan zitten. Mijnheer Hippo
moest spuiten als een walvisch om
zich van hem te bevrijden."
(Morgenavond vervolg.)
(Ingezonden mededeeling)
Ze zaten in de dorpsherberg bijeen. De
koster, de dpodgraver en de barbier. Ze
dronken brandewijn. Hun hoofden waren
verhit. En ze spraken van spoken
„Ze bestaan niet," grinnikte de barbier en
beukte met z'n vuist op tafel.
De koster lachte fijntjes.
„En ik weden ik wed" sarde hü
„dat jij d'r toch aan gelooft."
„Ze bestaan niet," hield de barbier vol, en
hij bestelde z'n vijfde brandewijntje met
suiker.
De doodgraver had ernstig geluisterd, zoo
als een doodgraver betaamt.
„Nou, as je 's nachts over "t kerkhof doolt,"
zoo sprak hij somber „ik geef je de ver
zekering dat je dan vreemde geluiden hoort."
Hij hield z'n glaasje tegen het lamplicht en
slaakte daarbij zelf een vreemd geluid.
„En in den ouden toren dan?" vroeg de
koster, het reeds griezelig wordend gesprek met
deze vraag opsmukkend.
„Ik geef je de heilige verzekering vervolgde
hij: „dat ik er een avond kwam om de klok
te luiden: jullie weet wel, toen met dat storm
weer, toen de schuur van Maarten in lichter
laaie stond; ik geef je de heilige verzekering,
dat 't er niet pluis was. De uilen krijschten, de
wind floot door de gaten, de kalk plofte me in
blokken voor de voeten, spoken zijn er niet,
zei je, best hoor, maar ik zal dien avond nooit
vergeten, 'k Had geen drogen draad meer aan
m'n lijf van 't zweeten. En als je de jagende
wolken door de torengaten zag, was 't net, of
er vrouwen in witte mantels om de kerk
dansten."
De barbier grinnikte weer.
„Onzin! Zenuwen!" hoonde hij, en dronk z'n
glas brandewijn half uit.
De koster en de doodgraver keken elkander
verbouwereerd aan.
„Wat zeg je nou van zoo'n vent?" viel de
eerste heftig uit.
De doodgraver haalde de schouders op, uit
medelijden met het ongeloof in het vreeselijke,
het griezelige van den ouden toren.
„Drukte! Dat heb je hier!" zoo viel de
koster den barbier aan. „Ik zou je wel eens
willen zien, in zoo'n storm-nacht. Je bracht het
nog niet eens tot den eersten ommegang. Wed
den?"
Dat woordje „wedden" verhitte de gemoede
ren nog meer. Ze bestelden nog een drietal
glaasjes van het prikkelende vocht. De koster
dronk z'n glas in één teug leeg.
En weer herhaalde hü tertend z'n vraag.
Hel klonk de lach van den barbier.
„Nou, wat wedden?" zoo aanvaardde hü de
uitdaging.
„Wedden, dat je d'r niet in durft, als ik jou
den sleutel geef?"
„Om wat?"
„Om wat? Da's mü hetzelfde!" antwoordde
de koster, die zeker van z'n zaak was. k Wed
om een ham, om een pot bier, 'k wed om alles
wat je wilt, maar je kent de ouwe balken,
daarboven. Nou, ik wed, dat je voor geen geld
van de wereld nou naar boven kruipt en een
spüker in 't hout slaat."
De barbier lachte luid en sarcastisch. Hü
viel van louter pret büne van z'n stoel en be
stelde nog een glas brandewün.
„Top!" riep hü en kletste z'n hand in den
eeltigen knuist van den koster.
„JÜ bent getuige" zoo wendde hü zich tot
den doodgraver „Wedden? wel zeker! om
een ham, 'n beste, van m'n nieuwe slacht."
Ze dronken nog een borrel en gingen toen
weg, de koster, rammelend met den kerktoren
sleutel, de barbier, met spüker en hamer ge
wapend, van den herbergier geleend. Bü het
gebouw gekomen, ontsloot de koster met een
zegevierend lachje de in d'r# hengsels knarsen
de deur.
„Zie zoo," grinnikte hü zelfbewust, „nou ga
je je gang maar; wü wachten wel beneden en
morgen zullen we zien of de spüker er zit."
De barbier beklom de smalle trap. Ze hoor
den nog even z'n gebrom. Toen werd alles
stil!
Het was een nacht, dat er grauwe donkere
wolken langs den hemel joegen. Af en toe
gluurde de maan door de dreigende bergen,
daar omhoog. De wind gierde en zong een
vreemden zang door den ouden toren.
En hooger klom de barbier, in zichzelf lachend
om het domme tweetal. De ham zou hem
smaken. Daar konden ze van op aan.
Zoo, nu was hü er. Het zilveren licht der
maan glansde door de spleten in de muren en
in dien glans zag hij de klokke-touwen en de
lage balken waarvan de koster hem gesproken
had.
Maar't was toch vreemd in dezen
schemer. En hoe gierde de wind! Ja, 't was zoo
als de koster hem had gezegd: de wolken, die
hij door de wandgaten zag, waren als dansen
de, vreemde vrouwen, die er wiegden om hat
kerkgebouw heen, Hu zou zich haasten. In
de herberg was 't toch wel zoo gezellig.
Panger galmde een zwaar geluid door
de lucht! De barbier kromp ineen van schrik,
op hetzelfde oogenblik dacht hü aan de kerk
klok,- die den tüd bimbamde.
Weer klonk een schrille kreet. Tegelükertijd
zwiepte een kleine, zwarte gedaante langs z'n
haren. Er voer een koude rilling langs den
rug van den barbier. Maar hü onderdrukte z'n
schrik met geweld. Hij lachte. Dat was een uil
geweest die kraste en langs z'n gezicht was
een vleermuis gefladderd.
Vlug zou hü nu den spüker in het hout
slaan. En dan naar beneden! Naar de twee
blaaskaken! Die twee bange hazen!
Hü wilde den nagel in den balk drijven.
Meteen gierde het door de galmgaten. De brok
ken kalk vlogen hem langs de ooren. Maar hü
hamerde, hü hamerde zoo, dat hij dacht, dat
ze beneden het geluid konden hooren.
Zie zoo, hij was klaar. Toch een geluk dat
het was afgeloopen. In de herberg, bü den
iiiHiiiiiimiinmnMi
IIIIIIKftliniHilMlllllllll
lUHimnilNIIIIIIHM
brandewün, was t beter dan hier, in dat ver
vloekte hol!
Toen kraste weer een uiL De barbier wilde
zich omkeeren, ten einde de trap te bereiken.
Een ontzettende angst flitste op hetzelfde
oogenblik door z'n half beneveld brein. Iemand
hield hem vast. Nog eens rukte hü, nog eens
en nog eens.... Iemand hield hem vast.
't Was of een bloedgolf hem naar de hersens
sloeg. Hü zag nog vaag even de witte vrouwen,
die rond den kerktoren dansten. Hü hoorde
flauw het geroep van den nachtvogel, toen
viel hü met een bons neer.
De koster en de doodgraver hadden gerui-
men tüd beneden aan de trap gewacht.
„Hü doet lang over z'n spüker," spotte de
eerste: „'t is nog zoo makkelük niet."
Toen was onrust over hen gekomen. En de
doodgraver had den naam van den barbier in
het donkere trapgat omhoog geschreeuwd.
Maar geen ant
woord volgde.
wind bulderde op.
En heel zacht
krijschte de uil
daarboven. Ze
hadden elkander aangekeken, een oogenblik, de
doodgraver en de koster.
Toen fluisterden zü, of er iets zou zün. En
nog eens galmde de koster den naam van den
barbier. Maar weer bleef alles stiL
„D'r is iets niet pluis," had toen de koster
gezegd. „Zie je wel, dak gehjk heb?" De dood
graver rilde.
„Ik ga d'r niet in.... "k doe t niet," zei
hij ontzet.
„BarendBarend!" gilde de koster weer
naar boven.
Slechts de nachtvogel kraste heel, heel zacht.
Toen, plots, bü een windvlaag, was de deur
van den kerktoren dicht geklapt. Ze stonden
buiten en beefden van angst. En zonder af
spraak, maar als één van zin, holden ze eens
klaps in de richting van de dorpsherberg en
daar, bü *t licht van de olielamp, dronken ze
de griezelige herinnering van den avond weg.
Den volgenden morgen vond men boven, in
den toren, waar nu de zonnestralen speelden,
het lü'k van den barbier. De hamer lag naast
hem. De spüker glom, niet hoog van den grond,
in een knoestigen dwarsbalk. En de spüker
was geslagen door een slip van de jas, die de
wind omhoog had gewipt tegen het hout van
het oude bouwwerk.
Een geneesheer constateerde hartverlam
ming.... door schrik!
HALIFAX. (Nieuw Schotland) 22 Febr.
(Reuter). De regeering heeft besloten, om
vliegtuigen over het kustgebied voedsel te laten
uitstrooien voor de wilde ganzen en eenden,
die daar in grooten getale hun winterverbhjf
houden.
De dieren worden met den hongerdood be
dreigd, daar de grassoort, die hun tot voedsel
dient, dit jaar in het geheel niet meer voor
komt.
Men gelooft, dat een plantenziekte hiervan
de oorzaak is. Duizenden vogels zün reeds om
gekomen en groote troepen trokken naar
andere gebieden.
Door het voederen vanuit de vliegtuigen
hoopt men de dieren voor uitsterven te be
hoeden en inmiddels wordt onderzocht hoe de
groei van het gras weer te verwezenlijken is.
Door nauwkeurige waarnemingen, heeft men
vastgesteld, dat iemand, die in een tram of een
autobus leest, dit veel minder snel kan doen
dan gewoonlük en de vermindering aan snel
heid bedraagt in de tram 12 pet., tenrijl rr.en
in een autobus maar half zoo vlug kan lezen
als in z'n leeskamer.
Terwül de Zwarte Zee meestal grijs, groen of
blauw is en de Roode Zee bruin, is er op Mada
gascar een meer, dat den naam van „Witte
Zee" draagt en waarvan het water ook werke
lijk melkwit is.
zijn die "AKKERTJES" een ideaal
middeL Ze helpen verrassend bij
onbehaaglijkheid, maar bovendien
ook bij klachten op gezette tijden
Volgens recept van Apotheker Dumont
A If F op dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Oflflfl bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f 7C/) bU een omgeval met f OCfl bij verlies vaneen hand (IOC oU verlies van een f Cfl bfl een breuk van (All by verlies van *n
Q DOH tl€ S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen OUUUem verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen doodelljken afloop £i%J\Jem een voet of een oog# 1 m duim of wijsvinger Ol/em been of arm# *tUem anderen vinger
!"til<iiitniRiuuimiuuumuiutimfl FEUILLETON
iniiiiiiiiiuiuiimuitiiiiHiiijiiituiiutiiMimiiiiiiiiiiiuiic
kapitein pakte den stervende onder de ar-
jph eu, op zün bevel, nam de fakir paet zicht-
tegenzin hem vast bü de beenen. Beiden
joegen hem de pagode in, terwül Patrick, dol-
1J met het weervinden van zün hondje, ach-
*^811 kwam.
*^6 man ieetj) meer nog dan de hond, van den
^hSer. Bob had onderweg nog wel iets weten
'inden, maar de man blükbaar niet.
v ennyless, die nog nooit slachtoffers van den
jbgersnood in Britsch-Indië gezien had, kon
niet voorstellen dat het mogelük was zóó
'ermageren zonder te sterven. Zulk een
v^melüke ellende scheen hem onvereenig-
met het uithoudingsvermogen van 'n
Hü wilde daarom zelf den ongelukkige ver
zorgen volgens alle regelen der voorzichtigheid
zooals zün vrouw dit Mary had gedaan. Hü
speelde voor dokter en huisvader en ziekenver
pleger tegelijk en zag daarvan langzaam, heel
langzaam, goede resultaten. De uit den dood
geredde was hem daarvoor uiterst dankbaar en
prevelde nu en dan: „DankSahib!....
duizendmaaldank!"
De toon waarop die woorden werden gespro
ken, was er een die getuigde van zooveel door
gestaan Ujden en ellende, dat Penny less daar
door tot In het diepst züner ziel ontroerd werd.
Ondertusschen hield Patrick zich bezig met
Bob en zette dezen 'n schotel voor met een
portie gekookt schapenvleesch, wel genoeg voor
drie menschen.
Bob sprong er op los en bewerkte met tong
en tanden de portie zoodanig en zoo vlug, dat
het maal in vüf minuten tüds was afgeloopen.
De hond, zooeven nog 'n plank, was ziender-
oogen rond en bol geworden als 'n baaltje. Hü
zat naar den leegen schotel te küken en in de
richting van zün meester te knipoogen, alsof
hü wilde zeggen: „Ik zou nog wel lust hebben
in 'n „toetje."
Patrick maakte aan die beweeeglü kheidsbe-
vliegingen een einde door op vriendelüken toon
te zeggen.
„Komaan, Bob, het is nu genoeg! We gaan
nu naar je meesteres, naar MaryHoor je
het? MaryMary!"
Bob probeerde bü het hooren van dezen
naam een duikelsprong te maken van plezier,
maar het lange vasten had hem danig ver
zwakt en de overvloedige maaltüd plotseling te
zwaar gemaakt en daarom mislukte zün poging
op grappige wüze.
Patrick begon te lachen en sprak hem
moed in:
„Vooruit, Bob, hondje, hou je taai.... We
gaan naar Mary."
En de hond antwoordde mét *n vroolü'k:
„Oeap!Oeap!Oeap!"....
Maar alvorens de keuken te verlaten, kwam
hü zich eerst even aanvleien tegen den ster
venden Hindoe als om hem te zeggen:
„Ik vergeet je niet, arme metgezel in slechte
dagen."
De ongelukkige hongerhjder stak zijn ont-
vleeschde hand uit, streek met zün geraamte
vingers over den kop van den hond en fluis
terde:
„Hü heeftzün meesterterugHü
is gelukkig; het goede beest. Maar ik.... Ik
kan zelfs voor niemand 'n hond zün...."
Pennyless zag in 'smans oog een traan blin
ken en zeide, diep ontroerd:
„Maak u maar niet ongerust over de toe
komst. Zü die u gered hebben, zullen u niet
overlaten aan uw lot."
De man scheen geheel uitgeput, verviel in
'n soort doffe gevoelloosheid en bleef roerloos
op zün mat liggen.
De kapitein liet hem overbrengen naar een
ruim en comfortabel gemeubeld vertrek, na te
hebben verboden, dat men hem iets te eten
zou geven, wat ook.
Hü zelf wilde heel het herstel van dezen on-
gelukkigen lelden.
Den volgenden dag maakte de man het dan
ook veel beter.
Hü had zün helderheid van geest geheel te
ruggekregen, maar was natuurlük uiterst
zwak.
Patrick was hem met zün zuster, en natuur
lük vergezeld door Bob, komen opzoeken.
Bü het zien der beide kinderen trokken zich
zün perkamenten gezichtsplooien samen tot een
PÜnlük glimlachje. Met uiterst zwakke stem
betuigde hü hun zün eerbied en zün vreugde
hen weer te zien.
Met horten en stooten verhaalde de man hun
dat bü het spoorwegongeluk al de anderen
om het leven waren gekomen en dat hü zelf
onder de pulnen vandaan was gehaald door
personeel van een hulptrein....
„Dus," vroeg Patrick, „u bent inderdaad een
van degenen, die we ontmoetten in den tuin
van onze villaen die in het „Kamp der
Ellende" bij ons zün ingestapt?"
„Twijfelt u daar nog aan, edele jonge
man?"
„Neen, in 't geheel niet! Maar die ontmoe-
ting-voor-de-derde-maal is zoo wonderlijk. En
gelukkig.... en overwacht voor mü
„Ik zal u zeggen.... hoe Ik.... hier kon ko
men. Uw hond lag büna stervend, onder de
wrakstukkenIk gaf hem te drinkenhü
volgde mü en zocht u overalop de plaats
des onheils
„Hü blafte.... en liep heen en weer.... als
of hü dol was geworden. Tenslotte scheen hü
een spoor te hebben gevonden dat samenliep
met het spoor van eer. olifant....
„Jajadat komt uit."
,De hond volgde nu het spoor van den oli
fanten ik volgde hem maar voortdurend..
Ik wist niet wat er van mü worden zou.... ik
sliep vlak bü hem.... ik at bladeren, wortels,
allesen zóó zijn wü hier gekomen, uitge
put van honger en ellende!"
Dit verhaal was onder elk opzicht aanneme-
lük, en de gehechtheid, welke Bob voor dezen
somberen reisgezel aan den dag legde, beves
tigde het.
Daar stond tegenover dat Mary en Patrick
den ongelukkige niet met beslistheid herken
den om de eenvoudige reden dat al de slacht
offers van den hongersnood, in hun laatste
lijdenstüdperk gekomen, zóózeer op elkaar ge
lijken, dat het zeer moeilijk is ze van elkaar te
onderscheiden.
Men moet er in de Engelsche geïllustreerde
bladen de foto's van die groepsgewüze door de
journalisten „genomen" rampzaligen maar eens
op nazien.
Het zün levende geraamten met hetzelfde
uiterlijk en van niet te bepalen leeftijd.
Hoe dan ook, de man kende de kinderen van
den majoor, hü kende hun hond, hij wist hen
te herinneren aan verschillende büzonderhe-
den, die er op wezen dat zij elkaar reeds vroe
ger ontmoet hadden en hü was daarenboven
diep ongelukkig alles reden te over voor deze
gevoeiige harten om medelüden met hem te
te hebben. Men hechtte zich aan hem uit
menschlievendheid.
Alleen de fakir toonde zich tegenover hem
minder vriendelijk en gaf nu en dan zelfs blük
van een soort vijandschap, die men büna haat
had kunnen noemen.
Overigens bleken de zorg en het medelüden
niet besteed aan een ondankbare.
Naar gelang zün herstel vorderde betoonde
hü tegenover zün weldoeners een inderdaad
treffende erkentelükheid, zooals men die bü
Oosterlingen maar zelden aantreft.
En die erkentelükheid werd steeds grooter
en uitte zich in fijne beleefdheden, welke men
van een zóó armen man nauwelijks zou heb
ben verwacht.
Hü liep ten langen laatste opgewekt door heel
de pagode, kende deze weldra tot in de uiterste
hoeken, stelde belang in alles en trachtte zich
nuttig en verdienstelük te maken door allerlei
dingen te verzinnen, die hem meer en meer de
sympathie deden winnen.
Mistress Claudia en Mary hielden zeer veel
van bloemen. Hü voorkwam hun stille wen-
schen op dit punt en zorgde eiken dag voor *n
prachtige collectie Flora-kinderen, die binnen
de muren en op de uitgestrekte terreinen der
pagode groeiden en bloeiden.
(Wordt vervolgd)