<3id mfiaal den day
Bij Ruwe Handen Purol
Hebben paard en chais afgedaan?
Levensvreugd.
I HET j
GROOTE I
I AVONTUUR I
DEBAT
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
ROBINSONschoenen zijn prima
Nederlandsch fabrikaat
I Haar
mooiste rol I
WOENSDAG 1 MAART
VERDWENEN POEZIE
De Leeuwarder markt
Menschensmokkei
Londensche financiers
-■* gearresteerd
Jnplaats van de glanzende paarden
lijven staat er nu gepolijst
metaal
De Friesche Zwarten
Wie nooit een liedje heeft geleerd,
Wie nooit zijn zakgeld heeft verteerd,
Wie nooit een dommigheidje deed,
Nooit op verboden wegen reed,
Wie nooit een meisje heeft gekend,
Wie nooit door Moeder werd verwend,
Wie nooit op schaatsen heeft gestaan,
Wie nooit de zon heeft op zien gaan,
Wie nooit van een glas wijn genoot,
'Zij vloeibaar goud of donkerrood,
Die komt, hoe oud of hij ook wordt,
Een stukje levensvreugd te kort
VER. van NED. WIJNHANDELAARS
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
....Vau alle kanten klonk plotseling trom-
Ofschoon het paard in het landbouwbedrijf
wel altijd zijn plaats zal blijven behouden,
is het aantal wat daarbuiten gebruikt
wordt, toch betrekkelijk klein. Vooral in de laat
ste decennia is in het goederen- en personen
vervoer een geweldige ommekeer gekomen en,
evenals in andere bedrijven de menschelijke
arbeid door dien van de machine werd vervan
gen, zoo schoof ook hier de economisch en zoo
veel sneller werkende benzine-motor het paard
opzij. Ontegenzeglijk is de afschaffing van
paarden en de aankoop van last-auto's in som
mige bedrijven wel eens wat overdreven en was
het vaak meer een kwestie van „standing" of
een klakkeloos volgen der heerschende mode,
dan een verhooging van rentabiliteit.
Uit de onderzoekingen van de laatste jaren
is immers afdoende gebleken, dat bij voldoende
werk en op korten afstand paarden voordeeliger
dan auto-tractie zijn. Edoch! het is hier niet
onze bedoeling om een pleidooi voor het paard
tegen den motor te houden. Alles heeft zijn tijd.
En de groote rol, die het aangespannen paard,
en vooral het koetspaard eens in de wereldhuis
houding speelde, is thans voor èoed voorbij.
Zelfs op onze buitens zijn de edele carrossiers
verdwenen. Inplaats van de glanzende paarden
lijven staat er nu gepolijst metaal. Het rhythme
van den hoefslag? Het is als een klank uit het
ver verleden. Het klinkt als poëzie! doch niet
meer van dezen tijd
Ook onder den boerenstand wordt, behalve in
het eigenlijke werk, haast niet meer met paar
den gereden. Het is opvallend, hoe weinig wa
gentjes men zelfs op marktdagen langs den weg
ziet gaan. De voornaamste oorzaak voor die ver
andering is de verbetering der landelijke wegen.
Overal waar ze ter hand is genomen, kan men
er zeker van zijn, dat ook een autobus-dienst
naar een naburige marktplaats bestaat! Vooral
in de steden die door hun ligging vanouds be
langrijke uitwisselingspunten voor landbouw-
en veeteelt-producten vormden, ziet men die
gewijzigde vervoersomstandigheden heel erg. In-
plaats van de honderden karretjes, die eertijds
door paarden in klepperenden draf naar de
markt werden getrokken, komen nu van alle
kanten de volgeladen autobussen aangesnord.
Nergens krijgt men een beteren indruk van den
omvang van dit verkeer dan in Friesland, des
Vrijdags op de Leeuwarder markt. En wie het
heeft gezien, zal er zich niet over verwonderen,
dat, toen we zonder de oorzaak ervan te noe
men die aansuizende colonnes eens aan een
groote stads-bewoner toonden, deze vol verbazing
vroeg: ,',Maar wat is hier toch in vredesnaam te
doen?"
Of er dan om nu maar bij Friesland te
blijven heelemaa] niet meer met de chais
wordt gereden? O jawel! Maar men zal in den
regel heel wat kilometertjes voor den boeg moe
ten nemen, eer men er bij toeval een ontmoet.
Trouwens, laten we dit even memoreeren,
want men is zoo geneigd om het zich anders
voor te stellen de dagen waarin de chais al
gemeen was, liggen veel en veel verder terug.
Dat is zeker al wel tachtig jaar geleden, in den
tijd toen men ook nog de Friesche kleeding
droeg. Door haar groote wielen leende zich de
chais bijzonder voor 't gebruik in de modder
wegen, terwijl ze op harddraverijen, die volks
vermaken van beteekenis, zeer gezocht was om
den lichten gang. Meestal werd daarbij niet
over een grooteren afstand dan 300 M. gereden.
Dit was dan de zoogenaamde „korte baan". In
den regel werden de draverijen op touw gezet
door herbergiers en de door hen uitgeloofde
prijzen veelal niet hooger dan 80 gulden
hingen gedurende de wedstrijden in een zakje
voor de kroeg! Later is men ook horloges, ta-
tabakspotten, zilveren koffiekannen enz. gaan
geven, terwijl als hoogste prijs te Leeuwarden
een gouden zweep werd uitgeloofd. Met de komst
van de sulky is echter de chais ook van de hard
draverijen verdwenen en tegenwoordig ziet men
Hoe mooi moet het zijn geweest in die
oude tijden, toen de jonge hoer naast zijn
lachende en hlije famke door het land
der groene greiden reed.
Het zwarte ras van Friesland. Arend 131 F,
momenteel het beste vaderpaard uit
„it Heitelan.
haast niet anders dan in het z.g.n. Friesche
nummer op een concours.
Overigens was het een aangenaam voertuig
om mee te rijden; alleen op de hoeken kreeg
men soms wel eens een raar gevoel. Door de
hooge ligging van het zwaartepunt bestond n.l.
de neiging om licht te wippen en menig waag
hals, die met wat al te veel gang een bocht
kwam inrijden, stond een halve seconde later
„op 'e kop in 't sleat."
Doch een typisch gezicht, ja mooi moet het
zijn geweest in die tijden, toen met die fleurige
Friesche costuums en met de in hoogen step-
gang gaande glanzende zwarte, de jonge boer
naast zijn lachende en blije famke door het
land der groen greiden reed. Poëzie? Ja!
doch helaas ook niet meer van dezen tijd!
Het is een opmerkelijk verschijnsel dat men
het Friesche paard, het eenige werkelijk natio
nale ras dat wij bezitten en dat in vroegere
eeuwen zoo'n* gunstige reputatie als oorlogs
paard had, terwijl het in latere jaren eveneens
zulke uitstekende diensten heeft verricht bij
den opbouw van uitheemsche draverrassen bijna
geheel verloren heeft laten gaan. De 16de eeuw-
sche Florentijnsche schrijver Quicciardini noemt
het een ras „de cheuaux grandz, robustes, beaux
et bons a toutes choses, principalement en
guerre, estant que pour un rencontre de lance,
peur leur force, n'ont guierre leur semblable",
hetwelk door Cornelis Kiliaan in 1612 aldus in
het Nederlandsch werd vertaald: „groote hup-
sche en frissche Peerde, seer goed tot alle
werek, besonder ten oorloghen, soodat men
dierghelijke van sterkte niet lichtelijk en vindt
in 't rennen ende steecken met de lancie." Ge
kruist met Arabische, Deensche en Engelsche
rassen heeft het Friesche paard den grondslag
mee helpen leggen van de Russische Orloffdra-
vers. De stamvader van dit ras, Bars I, is ge
boren uit een Friesche merrie. Doch ook de En
gelsche Norfolk en de Amerikaansche draver
voeren het Friesche bloed. Van den beroemden
Messenger-stam zegt Gay, „dat Messenger de
snelheid en het uithoudingsvermogen aan
bracht, terwijl het dravers-instinct in zijn af
stammelingen van hun Friesche moeders
kwam".
Wat is nu de reden dat het Friesche paard in
den loop der jaren zoo in aanzien achteruit is
gegaan? Gedeeltelijk is dit in de opkomst van
andere, zeer goede rassen gelegen, voor een
groot deel óók, omdat door de fokkers zélf zoo
weinig aan de verbetering of zelfs aan het in
standhouden van het ras is meegewerkt. Maar
al te zeer waren deze geneigd om hun beste
fokproducten te verkoopen, wat op den duur
voor het extérieur van het ras natuurlijk fnui
kend werd. Reeds Karei V trachtte bij een op
7 Oct. 1531 uitgevaardigd plakkaat den grooten
uitvoer van Friesche merriën te voorkomen!
Gelukkig is daar sinds 1913 verandering in ge
bracht, toen de vereeniging „Het Friesche
Paard" werd geboren, die want het aantal
Friesche hengsten was al tot 3 geslonken
juist bijtijds het ras heeft behoed voor den on
dergang. Sindsdien is men weer met reuzen
schreden vooruitgegaan. De extérieur-gebreken,
hoogbeenigheid, geringe diepte, lage rug, afhan
gend kruis, schraal gespierde beenen en te
weinig kracht en actie in de achterhand, wor
den geleidelijk weggefokt. En men moet de oude
afbeeldingen van Friesche paarden b.v. voor 50
jaar maar eens vergelijken met de mooie model
len, die men thans op de premiekeuring te
Leeuwarden ziet! Door de nu voorgestane rich
ting zal men een paard behouden, dat niet alleen
bij uitstek geschikt is voor de weidestreken,
doch op alle lichte gronden voldoet. Er zijn geen
zweepslagen noodig om het Friesche paard in
gang te houden; het werkt steeds gewillig, mot
opgewektheid, temperament en moed. Daarbij
is het buitengewoon sober; wordt er geen arbeid
van verlangd dan is krachtvoer overbodig. Hooi
en schoon water, desnoods een stukje kracht
voer van de koeien mee, houdt het in goeden
staat. Doch het meest opvallend onder zijn goe
de eigenschappen is het lief karakter, dat door
de uitdrukking van het mooie oog zoowel tot
leek als kenner spreekt.
Misschien komt U dezen zomer wel door
Frieslands greidhoek gereden. En kijk naar het
zwarte paard, dat met zijn sierlijke hals- en
hoofdhouding, zijn langen wuivenden staart en
manen, zich zoo bekoorlijk in snellen, verheven
gang kan bewegen. Het is de poëzie, die tot zelfs
in motor-tijden bleef!
Aan de Oostgrens van Duitschland bloeit 'n
uitgebreiden smokkelhandel inmenschen,
die van Polen naar Duitschland worden over
gebracht. Soms zijn het zwervers, die geen be
staan hebben of hebben gehad. Meestal echter
gaat het om werkloozen, die in Duitschland
werk gaan zoeken of arbeiders, die niet langer
onder Poolsche toestanden wenschen te wer
ken. Een van deze gesmokkelden vertelt in de
„Vossische" zijn ervaringen.
Op een kwaden dag, aldus de man in kwestie,
kreeg ik een brief van het Poolsche Ministerie
van Binnenlandsche Zaken, waarin mij werd
medegedeeld, dat mijn verzoek om naar
Duitschland te emigreeren, werd afgewezen, 'n
Paspoort werd mij geweigerd. En toch zat er
niets anders op dan te gaan, zij het dan op
een andere wijze dan met de wetten van 't land
in overeenstemming was.
Twee dagen later zat de man, gewapend met
een dikke wandelstok en een zak naast hem, in
een grenskroegje te wachten. Dikke rook dreef
door het benauwde vertrek. Uren lang zat de
wachter daar in de hoop den man te ontmoe
ten, die de eenige zou zijn, die hem kon hel
pen. De verwachte maakte deel uit van een uit
gebreide organisatie, die zich tot taak stelde
menschen over de grens te smokkelen. Zij
kenden de grens en de bewaakte punten door
en door, zooals alle smokkelaars, die geen le
vende waar over de grens bevorderen. Hij zou
zjjn cliënt tot een bepaalde plaats brengen,
waar deze zou worden overgegeven aan ande
ren, die verder de karwei hadden te volbren
gen. Voor den langen marsch door het bosch
wordt een prijs van ongeveer vijf gulden ge
vraagd, voor den korten over de brug on
geveer het vierdubbele. Dele prijs is hoog voor
het slachtoffer, maar betrekkelijk gering, als
men bedenkt, hoeveel tusschenpersonen be
taald moeten worden voor hun gevaarlijk werk.
Na uren wachten waarschuwt de waard, dat
twee heeren buiten staan, die den vluchteling
wenschen te spreken. De man staat direct op,
hoewel hij aan tafel zit. Hij mag geen oogen-
blik aarzelen, want de mannen buiten kunnen
niet wachten, omdat zij voortdurend beloerd
worden en dan het grootste gevaar loopen
gegrepen te worden. Buiten in de duisternis
nemen de twee hem in hun midden en het drie
tal gaat op weg door het nachtelijk dorp.
Het duurt niet lang, of de bewuste brug
doemt op uit het donker. Het is de brug, die
de grens vormt tusschen Polen en Duitschland,
d.w.z. tusschen het Poolsche en het Duitsche
gedeelte van het grensdorp. Niet langer dan
vijf en twintig schreden is de brug. Zwijgend
en grimmig loopen de begeleiders naast den
verhuizer. Er valt slechts één woord: „Oppas
sen!" Zij stappen naar de controle met een on
schuldig gezicht en geven voor, drie werkloozen
muiiiiiiiiiiiuiiiiiiimn
iiiiiiiiiimiiiiiiHiiiiiiiu
1 Nieuwe tijden nieuwe zeden.
't Oude hebben we gehad!
En dat heeft zich öök voltrokken
In de kunst van het debat!
Hoe het vroeger was, dat weet men,
Hoe het nu gaatis bekend:
Daar ze nu slechts debatteeren
Met het slaande argument!
Want alleen de vuist op tafel
Is te zeer verouderwetscht.
Blauwe oogen, stukke brillen
En tot bloedens toe gekwetst!
Bommen, stokken en revolvers
En den stoelpoot gehanteerd,
Handgemeen! dat is de wijze
Als men slaande debatteert!
Want men duldt geen and're
i meening,
Ook al is die mèèr karaats;
Daarvoor hebben ze alleen maar
In de ziekenhuizen plaats!
Kom nu de geweldenaren
Met protesten niet te na
Want zij meenen zich de dragers
Van Kultur met groote K!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
nmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiNiiiiiiiir;
te zijn, die op Duitsch gebied een glas bier wil
len drinken. De groote begeleiders loopen voor
op. Een van hen grijpt nummer drie in den nek
en duwt hem in gebogen houding, terwijl de
beide anderen hun pas laten zien. De „smok
keiwaar" wordt gedekt door de breede lichamen
van de anderen en voor hij het weet wordt hij
met eenen duw de brug opgestuurd, waar hij
terecht komt op Duitsch gebied. De voortrek
kers troosten hem met de mededeeling, dat zij
niet anders kunnen handelen, willen zij hun
cliënten veilig aan de overzijde van de grens
brengen. Er wordt afgerekend en de man is
vrij om zijn nieuwe vaderland in te trekken
Maar hij is nieuwsgierig en vraagt, hoe zij hun
cliënten zoo gemakkelijk herkennen. Dit blijkt
heel eenvoudig te zijn. De cliënt is meestal zeer
opgewonden en gewoonlijk rookt hij de beken
de Poolsche sigaretten met papieren mondstuk
die aan de grens niet bijzonder in zwang zijn
Aldus het verhaal van den gesmokkelde. Het
klinkt wat romantisch en niet zeer aanneme
lijk, maar is het dan wel aannemelijk, dat over
onze eigen grenzen, die zoo nauwkeurig be
waakt worden, toch nog zooveel honderden ki
lo's smokkelwaar dag in dag uit hun weg vin
den naar het buitenland?
Toen Willy Woensdag Loutje vroeg
de borden te wasschén, zeiden de
tweelingen, dat ze het wel samen zou
den dien.
Willy plaatste dus Loetje en Loutje
zü aan zij en bond zijn groote schort
I r* w .v>>
rondom hen. Doch de tweelingen
riepen spoedig: „We kunnen op deze
manier vastgebonden, de borden niet
wasschen. Wij hebben geen ruimte
voor onze ellebogen."
„Ik heb mijn best voor jullie ge
daan," verklaarde Willie, „doe het nu
maar op eigen manier."
De tweelingen lieten Willie Woens
dag spoedig zien, hoe ze de schort zoo
konden vastmaken, dat ze ruimte ge
noeg voor hun ellebogen hadden en
weldra bezig met het wasschen van
borden.
„Wel heb je ooit," riep Willie uit.
„Ik heb nog nooit een schort op deze
manier zien dragen."
„Ze kunnen de borden nu best was
schen," riep Topsy. „Kijk ze eens."
„Ja," riepen nu Loetje en Loutje
tegelijk, „nu hebben we tenminste
ruimte voor onze ellebogen."
(Morgenavond vervolg.)
Ingezonden mededeeling
Sinds hun schooljaren waren Mabel en Mar
garet reeds vriendinnen en deze vriend
schap had geduurd tot Margaret bij haar
tante buiten de huishouding ging waarnemen
en Mabel zich aan het tooneel verbond. Mar
garet was eens gaan kijken naar een stuk,
waarin Mabel optrad, doch het was een revue
en Mabel's naam stond niet in het programma.
Slechts een paar maal kwam ze op, telkens in
een verbluffend mooi costuum, maar dat was
alles. Doch Margaret vond het schitterend en
ze ging een beetje ontevreden naar huis, doch
dat duurde slechts een paar dagen. Mabel had
alles „mee", ze was groot, donker en elegant.
Naast haar scheen Margaret een veldmuis. In
haar gedachte leek Mabel een bevoorrechte
vrouw en toen ze hoorde dat Mabel „vrij" was,
noodigde ze haar op hun buiten op vacantie te
komen. Mabel accepteerde met élégance, maar
inwendig dolblij voor een poos uit het nare
pensionleven verlost te zijn.
Haar bezoek beloofde een succes te zijn. Ze
ontbeet 's morgens in bed en zag later op een
afstand toe hoe Margaret de kippen voerde en
fruit plukte, ,,'t Moet een zaligheid zijn altijd
op het land te leven," zuchtte ze.
„Och," zei Margaret, „er is hier nooit iets te
doen. Ik geloof, dat het mooiste zou zijn van
allebei'wat te beleven."
Maar dienzelfden dag was er wel Iets te doen.
Een jonge, knappe man meldde zich en ver
telde: „Mijn naam is Counter, Robert Counter.
De burgemeester stuurde me naar u toe. Ik ga
hier een tooneelstuk opvoeren en ik mis nog
de heldin van het drama."
„O, hij zal mijn vriendin bedoelen," zei Mar
garet, „die is tooneelspeelster. Ik zal haar even
roepen."
Doch Mabel dankte beleefd, ze kon geen rol
in zoo'n dorpje accepteeren. En door zijn vrien
delijk aanhouden en omdat ze het wel prettig
vond, accepteerde Margaret tenslotte, vooral
ook omdat Counter haar overtuigde, dat het
ging om krachten te zoeken tusschen de be
woners van het plaatsje zelf.
En zoo had de eerste lees-repetitie plaats met
haar medespelers: den stationschef, den bank
bediende, den apotheker en den boekhandelaar.
De banketbakker had de komische rol, maar
eigenaardig, Margaret had de eenige vrouwelijke
rol in het stuk, dat Counter zelf geschreven
had en regisseerde, 't Was een eenvoudig spel
letje, maar Margaret vond het 't mooiste wat
ze ooit gehoord had; Mabel vond het stuk
vreeselijk en Counter een mispunt zonder ma
nieren en niet te vertrouwen zwijgzaam.
Margaret studeerde en repeteerde hard; een
woord van lof bracht haar in den zevenden
hemel en na iedere repetitie ging ze in de
beste stemming naar huis. Op een avond hoorde
ze bij de huisdeur Mabel praten met den zoon
van den dokter, dien ze altijd voor een goeden
vriend aangezien had. En nu stonden ze beiden
te lachen om Margaret en verheugden zich er
in, dat zij een belachelijk figuur zou maken op
den uitvoeringsavond. Margaret was geheel ont
moedigd en ze ging terug naar het repetitie
lokaal. Daar was Robert Counter nog met een
paar spelers in gesprek. Ze riep hem terzijde en
zeide, dat ze haar rol opgaf.
„Opgeven? Waarom?" vroeg Counter meer
dan verbaasd.
Omdat ik er niet voor deug; men lacht om
me," zei Margaret.
,Maar dat zegt niets. Niemand hééft u toch
zien spelen. En dan, als u nu opgeeft, valt het
heele stuk. U zult ons toch zoo maar niet in
den steek laten," argumenteerde Counter.
,Neen, ik zal u niet in den steek laten," zei
Margaret, maar de tranen stonden haar nader
dan het lachen.
.Uitstekend, dat dji^ afgesproken. En dan
zal ik u nog wat zeggen! Ik ken geen andere
dame hier, die de rol zoo goed zou spelen. Dat
is een absoluut feit!"
„Maar u kent hier bijna geen dames," merkte
Margaret op, doch ze zag hem toch dankbaar
aan.
,Dat is zoo, maar ik ken mijn vak en ik weet
wat ik doe. Laat mij u even thuis brengen dan
praten we nog wat over uw rol," zei Robert
Counter en hij vertelde haar onderweg over de
ervaringen die hij had opgedaan met krachten
te ontdekken in kleine plaatsjes, waar hij een
tooneelspel probeerde op krachten uit de eigen
omgeving.
Den volgenden dag bleek Mabel opgetogen:
„Kijk eens, een-brief. Ik heb een rol in een
revue gekregen, ik zal weer gauw terug moeten!
M'n werk roept me! Ik zal het heerlijk vinden
weer te kunnen spelen." Doch Mabel vertelde
er niet bij, dat haar rol als gewoonlijk slechts
bestond in het medewerken in enkele shows in
de revue. Maar Margaret kon het zich heel
goed voorstellen, ze vond „spelen" zelf heerlijk
al was het dan ook maar in het zaaltje van de
sociëteit op een ongelukkig tooneèltje in een
stuk van een reizenden comediant. „Jammer als
je weg moet vóór onze uitvoering," zei Margaret.
.O, dat gaat net nog," zei Mabel, „ik moet
eerst twee dagen daarna weg." En op haar sar
castische manier, die de goedhartige Margaret
niet bemerkte, voegde ze eraan toe: „Ik vind het
immers veel te heerlijk, jouw tooneelsucces mee
te vieren!"
Toen de avond van de uitvoering daar was,
viel het op dat een groot gezelschap onbekende
heeren met den trein meekwam en de voorste
rijen in het zaaltje vulde.
Wie kunnen dat nu zijn?" vroeg Mabel den
zoon van den dokter, met wien zij van de uit-
voëring zou genieten.
„Ik ken er geen enkele van," antwoordde hij.
.Misschien heeft Counter al z'n vrienden be
steld om tenminste een volle zaal te hebben en
veel applaus."
Doch de zaal geraakte meer dan vol en het
eerste bedrijf was een waar succes. Margaret
had weinig te spelen in dit bedrijf, doch wat
tllllllllllllUllMtMIItlltlltllllllllllllllllllllM»,
ze deed was van opvallende natuurlijkheid en
eenvoud. Toen het scherm viel, lachte Mabel
niet, ze wist genoeg van het tooneel af om
speciaal de prestatie van Margaret naar waarde
te schatten. In het tweede bedrijf speelde Mar
garet zich geheel in en ze gaf zich zóó in de
door haar uit te beelden rol, dat aan het einde
een stormachtig applaus opklonk, vooral op de
eerste rijen.
„Daar steekt
iets achter die
heele vertooning"
merkte Mabel
haast verbitterd
op. En het einde
van de derde en
laatste acte
bracht den spelers, speciaal Margaret, een ware
ovatie. De vreemde heeren stonden overeind en
riepen „bravo" en enkelen kwamen haar later
achter de schermen zelfs de hand drukken en
gelukwenschen. Toen ze weg waren, zag ze
Robert Counter bij haar staan: „Ik vind bet
heerlijk, dat u zoo'n succes hebt," zei ze „en
hoe prettig, dat wij er allen in deelen,
nietwaar?"
Hij gaf haar geen antwoord daarop, doch
zeide: „Ik zou u graag even willen voorstellen
aan den heer Domsby, den directeur van het
Roxy-theater te Londen."
Een deftige oude heer schudde haar de hand:
„En heeft nooit eerder gespeeld? Niet te
gelooven. Het was in één woord schitterend. Als
u wilt, kunt u in mijn schouwburg spelen. Alle
critici die hier vanavond met me waren, hadden
dezelfde meening, dat u een meer dan opval
lend succes zult zijn. U kunt beginnen met de
hoofdrol in 't nieuwe landelijke spel van onzen
vriend."
„Wiens vriend?" vroeg Margaret.
„Wel, Robert Collings," en hij wees naar
Counter.
„Maar u zei, dat uw naam Counter was,"
stamelde Margaret tot den beroemden tooneel-
schrijver.
„Dat is zoo, maar onder dezen naam kon ik
rustig en onopgemerkt zoeken naar een kracht
voor mijn nieuwe spel, die ik in Londen niet
vinden kon. Ik heb wel vier opvoeringen van
dit stuk moeten maken in verschillende andere
plaatsjes, maar ben nu boven verwachting ge
slaagd." En tot Domsby vervolgde hij: „Gaat u
zoolang met de anderen nog wat in de boven
zaal van de soos hier. Kamers zijn besteld en
ik breng onze heldin naar huis om haar over
te halen in Roxy te spelen."
't Was al heel laat toen Robert Collings ein
delijk opstond uit den fauteuil bij den haard
in Margaret's aardig buitenhuisje.
„Dat is dus afgesproken en ik zal een rol
zoeken ook voor Mabel, die het lachen wel
vergaan zal zijn. Maar ik zal wel heel veel werk
aan haar hebben. En dan buiten die rol heb ik
nog een heel mooie voor je, welke ik je heel,
heel graag geven wou!"
„Welke dan?" vroeg Margaret.
Maar toen ze het vroeg en hem in de oogen
zag, kwam er een hooge kleur op haar ge
zichtje.
„De rol van mijn echtgenoote," zei Robert
Collings, „ik ken al de tooneel-schoonen, maar
er is er geen zoo mooi als het veldmuisje dat
jij bent. En als je mijn vrouw zoudt willen
zijnik heb je in dezen tijd leeren kennen
en oprecht liefhebben."
En Margaret accepteerde met een eenvoudig
„ja" de mooiste rol van haar leven.
LONDEN, 28 Febr. (V. D.) De arrestatie van
Martin Coles Harman, een bekend financier,
en van drie leden van den raad van bestuur
van Chosen Corporation heeft groote sensatie
gewekt in de financieele kringen te Londen.
Ieder der gearresteerden is op vrije voeten
gesteld tegen een cautie van 2000 pond sterling.
Morgen zal de zaak voor de rechtbank komen.
Nadruk Verboden
CLINGE DOORENBOS
A Ff F 'f op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Ofïflfl bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f 7C/1 bij een ongeval met OCfi bij verlies van een hand f 1 OC bij verlies van een f CA bij een breuk van f Afl bij verliesvan *n
Alle QDOJltie S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen OvUU»m verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen f doodelijken afloop AnJU»m een voet of een oog# J!^*/."duim of wijsvinger %f C/»"been of arm# Tv.' anderen vinger
■maiHUIUIIHIIIIlllMIIUHHUUUilHi PEUILLETON
s e
aiiiiirmimiinmiminnimmiiiuiiimiimiiiuiuMiimiutiiiiiimmuiR
45
En de Engelschen, hoe voortreffelijk hun
militaire toerusting ook was, hoe dapper en
gehard hun soldaten zijn, vermochten tegen
over die Mollah-benden aanvankelijk niets.
Zij hadden dringend behoefte aan verster
kingen, die maar steeds op zich lieten wachten,
terwijl de oproerlingen, tienmaal sterker in
aantal, daarenboven de bekendheid met een
voor hun hinderlaag-taktiek buitengewoon ge
schikt gevechtsterrein op den vijand vóór had
den.
Van tijd tot tijd leverden de Engelschen een
klein gevecht met succes, doch moesten zich
dan telkens weer op nun verdedigingslinie te
rugtrekken. Ten laatste besloot de opperbevel
hebber, dat ellendig geschermutsel moede, tot
een aanval-in-grooten-stijl. Hij wilde zijn
kamp van Chakdara dat geheel ingesloten was
door horden, wier vermetelheid met den dag
brutaler werd, uit die omsingeling bevrijden.
Men zou beginnen met de hoogten te bestor
men, die het kamp beheerschten uit het
Noord-Oosten.
Aan het Schotsche regiment der Gordons
werd daarbij de eervolle opdracht gegeven den
aanval te beginnen. Dat regiment was Inder
daad schitterend: het bestond uit bijzonder
sterke mannen van meer dan gewone lichaams
grootte, onvermoeibare bewoners der Hoog
landen en wier eigenaardig welbekend natio
naal bontkleurig kostuum, dat ook op 'n too
neel goed effect zou maken, niets aan hun
martialen indruk schaadde.
Het regiment had zich in alle stilte voorbe
reid en de bespelers der Schotsche doedelzak
ken deden hun populaire melodieën weerklin
ken.
Voor een groote tent stonden, terwijl inboor-
lingen-ordonnancen de mooie paarden bij den
teugel hielden, twee officieren te praten: de
een met een geborduurde gouden kroon op
het schouderstuk van zijn tuniek majoor;
de andere met een ster op dezelfde plaats
luitenant, beiden pracht-figuren van Brit-
sche officieren.
De eerste, 'n goede veertiger, is majoor Len
nox, hertog van Richmond; de tweede, onge
veer twee a drie en twintig jaar, is luitenant
Richard Taylor, zoon van den president van
het Hooggerechtshof te Calcutta.
„M'n beste Taylor," zeide de hertog van
Richmond tot zijn jeugdigen srjjdmaker,. „ge
looft ge aan helderziendheid?"
„Neen, mylord, in 't geheel niet," antwoord
de de jongeman.
„Dat komt omdat ge geen Schot zijt! Het be
staan van helderziendheid, dat wil zeggen; het
waarnemen in wakenden toestand van dingen,
die elders gebeuren en meestal van ernstigen
aard zijn, dat waarnemen op hetzelfde oogen-
blik, waarop die dingen gebeuren, is voor ons,
Schotsche Hooglanders, 'n soort geloofsarti
kel."
Bemerkend dat de majoor zeer ernstig, zelfs
droefgeestig-ernstig sprak, antwoordde de jon
geman:
„In elk geval is het gelooven aan zóó iets
door mannen van beteekenis reeds om dit
laatste eerbiedwaardig
„Ach, Taylor, het is een betreurenswaardig
voorrecht, geloof me!" ging de majoor voort,
terwijl hij verbleekte en tegen zijn gewoonte
in plotseling zeer spraakzaam werd. „Drie we
ken geleden heb ik duidelijk mijn vrouw zien
neervallen, doodelijk getroffen door een dolk
steek. Ik heb haar stervenskreet gehoord
ik heb haar de oogen zien sluiten.... ik heb
haar bevlekt gezien met bloedEn sinds
dat oogenblik heb ik geen enkel briefje van
haar ontvangen, van haar niet en van de kin
deren niet.... geen woord.... geen letter...."
„Maar mylord, bedenk toch eens dat wij
hier geheel geblokkeerd zijn door den vijand,
dat de koeriers ons niet kunnen bereiken en
dat de telegrafische verbinding zeer gebrekkig
werkt."
„Ja, dat geef ik toe en dat is ook het eenige,
hetwelk mij nog doet twijfelen. Maar ik heb
nog niet uitgesproken. Stel u voor dat ik van-
nacht, terwijl ik nog wakker was, opnieuw zulk
een akelige, benauwende hallucinatie heb ge
had. Mijn kinderen, m'n kleine Patrick en
Mary, heb ik duidelijk met hartverscheurende
kreten, om hulp hooren roepen, zoodat 't koude
zweet mij weldra uitbrak van angst en ontzet
ting. Mary verweerde zich wanhopig dat zag
ik duidelijk voor mijn oogen tegen onbeken
de aanvallers, en Patrick lag ergens, te midden
van een knekelhuis, roerloos vastgebonden.
„Zeg nu zelf, m'n vriend, is dat niet ver
schrikkelijk?"
„Ja, mylord, dat is zeker verschrikkelijk, en
des te meer daar zulk een helderziendheid bij
gemis aan elk nieuws, het hart van dengene,
die deze eigenschap bezit, van uur tot uur er
ger doet lijden. Ik hoop intusschen en ik ge
loof het ook zeker, dat wij den blokkade-ring
zullen kunnen gaan verbreken en dat we een
flinke, sinds lang opgehoopte post zullen vin
den, die uw akelige droomgezichten vervangt
door goede en gelukkige tijdingen
„Ik dank u voor uw goeden wensch, luite
nant, maar ik durf aan de verwezenlijking er
van nauwelijks gelooven."
Bemerkende dat zijn oude trouwe doedelzak
speler aankwam om hem goeden morgen te
wenschen, ging hij hem tegemoet en vroeg
hem:
„En gij, Kildare, hebt gü iets „gezien" aan
den vooravond van den grooten slag, jets dat
anderen in hun verbeelding niet kunnen
zien?"
„O ja, mylord, ik heb iets „gezien", maar 't
beteekent niet veel,'*
„Wat dan?"
„Dat ik reeds bij het begin van heb gevecht
gewond wasMaar, zooals ik zeide. het be-
teekende niet veel, omdat ik mijn Instrument
kon blijven bespelen."
„Hoor je 't Taylor, hoor je 't? Ook Kildare
heeft iets „gezien", hij óók al. En wees er zeker
van dat het werkelijkheid wordt, riep de ma
joor uit op een toon van levendige overtuiging!
De jongeman wilde dien indruk van droef
heid en verdrietigheid wegredeneeren, te meer
daar ook hij zelf eenlgszins onder den indruk
ervan begon te komen, want hij gevoelde groo
te genegenheid voor dien dapperen, goeden en
hartelijken militairen chef, die hem zoo goed
gezmd was. En daar hij géén enkele tegen
werping tegen dit blinde geloof kon aanvoeren,
riep hij vroolijk:
„Nu, dan, ook ik heb iets gezien, of liever:
iemand gezien, namelijk m'n goeden vader,
u weet wel, mylord, 'n fijnproever, terwijl hij
tafelpresident was bij een magnifiek diner en
met dezelfde deftigheid, waarmede hjj het
Hooggerechtshof presideert, zeide:
„Ik moet deze fijne pastei met 'n kistje ou
den wijn aan m'n luitenantje sturen, daarginds
in het vérre land der Afridi'sEn zóó ben
ik nu maar in afwachting van de pastei en de
flesschen óm daaraan de vereischte eer te be
wijzen na afloop van den slagen jij zult
ook van de partij zijn, m'n beste Kildare!"
petgeschetter en onmiddellijk daarop kwamed
veldkoeriers aangalloppeeren.
De doedelzakspelers van het Gordon-regi
ment beantwoordden met hun zakpijpen da
fanfares van het koper, en ieder liep naar zijn,
gevechtspost.
De opperbevelhebber steeg te paard en begaf
zich met zijn staf en zijn eskorte naar een
hoogte, vanwaar hij heel het verloop van den
strijd zou kunnen volgen.
Plotseling liep er onder de menschenmassa
een gerucht, dat een geweldig „hoera!" deed
opgaan.
Het was een koerier gelukt door de vijanden
lijke linies heen *te breken!
Hij bracht aan den opperbevelhebber docu
menten van het grootste belang en aan de sol
daten, ten minste aan eenigen, langverwachts
nieuwsberichten.
De zakken met brieven en telegrammen wer
den vervoerd in twee artillerie-wagens, elk be
spannen met zes paarden en geflankeerd door
een peloton roode lanciers.
Het meerendeel der lanciers was gewond, doch
de voldoening straalde uit de oogen dezer dap
pere mannen, die aan een leger te velde een
van de meest nuttige diensten hadden kunnen
bewijzen.
Wegens de beteekenis van dit onverwachte
voorval gaf de opperbevelhebber order den
aanval te vertragen voor niet langer dan strict
noodig is voor een snelle uitdeeüng van da
post.
AWordt vervolgd).