Wilde dieren raken slaags tKetmfiaal van den dag |het i MANCHESTER GUARDIAN WEEKLY LENTEMAAND If you are interested in England 1 I READ THE I ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN ROBINSONschoenen: Ongeloof elijk sterk Ongeloofelijk goedkoop Alleabonné's ongevallen' verzekerd voor een der volgende ultkeeringen f3000. - verlies van beicte^armen, loeide beenen of belde oogen f750. - doodeiyken afloop f250.- een voet of een "SI f125. GROOTE AVONTUUR 1 DONDERDAG 2 MAART René Antoine Ferchault de Réaumur OERWOUD-DRAMA Eere aan den dappere! Legerhonden Koninklijke memoires V rouwen arbeid De Spaansche kroon domeinen GUARDIAN BUILDING MANCHESTER - ENGLAND Verbeten strijd tusschen den krokodil en den koning der dieren Leeuw en krokodil De dappere geëerd It gives a summary of the week's news combined with such expression of liberal thought on British g and International affairs as has made the Man- Chester Guardian so highly regarded in contemporary journalism. The Manchester Guardian Weekly is published every Friday and is sent to any address post free for 12 months for 13s. Od. Send your subscription to the Publisher AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL üiiiiiiiiiiiiiiii liiiimiiimiiu Het geheimzinnige oerwoud verbergt meni- gen strijd op leven en dood. Niet alleen tusschen de dieren onderling, maar ook tusschen de inboorlingen en de wilde beesten, en tusschen de jagers en het wild. De Engelsche oerwoudjager Campbell vertelt over deze gevechten interessante bijzonder heden, die zelfs door de meest sensationeele oer woudfilm niet worden overtroffen. Het komt meermalen voor, dat de wilde dieren zoo agres sief te werk gaan, dat de inboorlingen om hulp vragen bij de regeering, waaronder zij ressor teeren. Dit was ook het geval met de bewoners van het gebied aan de Lubilarivier op de West kust van Afrika. Een heele kudde leeuwen had zich in de nabijheid van het dorp opgehouden met de kennelijke bedoeling een aanval te wagen op de hutten, het vee en de menschen. leeuwen echter zijn voorzichtige dieren en wachten hun, goede kans af. Zij profiteeren van het nachtelijk duister om hun slag te slaan en doen dit zelden met een groot aantal tegelijk. Campbell, die werd uitgezonden om de negers te helpen in hun strijd tegen den koning der dieren, vond hen in een toestand van groote depressie, daar de leeuwen reeds vele prachtige exemplaren van den veestapel hadden geroofd. De expeditie trok er dus op uit en reeds den eersten dag kwam het tot een verwoed gevecht. 3n de nabijheid van de mannen hielden enkele gieren zich op verdachte wijze op, waaruit viel af te leiden, dat er in de buurt iets bijzonders te doen moest zijn. Ongetwijfeld moest een of ander dier ten offer gevallen zijn aan een hon- gerigen leeuw en inderdaad vond men spoedig het halfverscheurde lijk van een buffel. De jagers hielden zich schuil in het dichte kreupel- hout en het duurde geen uur, of aan de over zijde kraakten de takken en daar verscheen de koning Leo in hoogst eigen persoon om de si tuatie op te nemen. Het ging hem blijkbaar niets aan, dat een buffel als lunch voor hem gereed lag, want plotseling kwam een jonge leeuw achter zijn vader vandaan om enkele meters verder zich over een bron te buigen en behaaglijk water te slurpen. De heele plechtig heid was dus blijkbaar georganiseerd om den schoonen jongeling gelegenheid te geven onder de hoede van Pa zijn koninklijken dorst te les- schen. Daarna strekte het „jongmensch" zich uit in de zon en liet zich lekker door de warme stralen koesteren, enkele meters van de bron verwijderd aan den kant van het beekje, dat uit de brem werd gevoed. Op een onverwacht oogenblik dook een kegel vormig gevaarte uit het riviertje op. Het was de bek van een krokodil, die zijn wijdopen muil als een tang om den kop van den leeuw legde. Met een vreeselijk gehuil trachtte de leeuw zich aan den greep te ontworstelen. Zijn flanken sloegen wild heen en weer en zijn krachtige pooten groeven zich vast in het zand om te voorkomen, dat de aanvaller hem in het water zou sleuren en verstikken. Het werd een strijd om lederen centimeter grond, maar centimeter voor centimeter moest de leeuw toegeven en de krokodil trok hem langzaam maar zeker naar het water toe. De leeuw, die niet voor niets de koning der dieren wordt genoemd, liet zich niet zoo gemakkelijk overmeesteren. Toen hij merk te, dat de krokodil met zijn pooten in het water was gekomen en dus zichzelf moest redden door te zwemmen, omdat hij geen steun kon vinden voor zijn pooten, nu was de leeuw in de meer derheid. Langzaam trok hij den krokodil weer uit het water en de strijd begon opnieuw, toen de krokodil weer vasten grond voelde. Dit spel herhaalde zich nog enkele malen zonder een oplossing te brengen. Minstens tien minuten duurde het gevecht op leven en dood tusschen de beide ontzaglijke heerschers der wildernis. Geen van beide wist van toegeven. De sterkste of de sluwste zou overwinnen en medelijden kent het oerwoud niet. Zij leken wel een paar gla diatoren uit den Romeinschen tijd, die evenmin medelijden met elkaar hadden eh wien het al leen ging om de overwinning, daar de nederlaag onherroepelijk een smadelijken dood beteekende. Zij maten eikaars krachten tot in het uiterste en maakten gebruik van ieder blijk van zwak heid. Met sluw overleg bespiedden de kerels el- kaars bewegingen en iedere gelegenheid namen zij waar om den tegenstander een zware of een lichte wond toe te brengen. De dieren van het oerwoud zijn niet minder meedoogenloos. Leeuw en krokodil trokken elkaar naar de beek en terug in een regelmaat, die men eentonig zou kunnen noemen, als ze niet zoo bloedig was geweest. Wellicht zou de strijd ge duurd hebben tot beider krachten waren uitge put en zonder dat het tot een beslissing was gekomen, indien niet de jagers op het denk beeld gekomen waren met him geweren den strijd te beslechten. Wie zou als offer van de geweer schoten worden uitgekozen? Iedere zwarte of blanke, die ooit het oerwoud aanschouwde, kan gemakkelijk gissen, wie van de beide strijders favoriet was. Niet de verraderlijke gluiperige krokodil, maar de dappere eerlijke en fiere leeuw had de bewondering van de jagers. Daar om zou hij, de koning worden bijgestaan door hen, die het verraad verachten en den moed bewonderen. De krokodil wordt door inboorlin gen en jagers gehaat, de leeuw wordt gevreesd. Een welgemikt schot in het oog van den water-bewoner deed hem wankelen en stervend zonk hij in het beekje weg. De leeuw sprong, bevrijd van den ijzeren greep der krokodillen- kaken in woeste sprongen op en neer, snakkend naar adem en bloedend uit talrijke wonden. Zeker zou de koning der wildernis zijn wonden overleefd hebben, ware het niet, dat nogmaals de geweren in actie kwamen, gedachtig de op dracht om de streek van de leeuwenplaag te bevrijden. Maar de sportiviteit verloochent zich niet tegenover den leeuw en zoo kreeg hij nog een half uur om op adem te komen en zich zijn vrijheid bewust te worden. Toen ging het schot, een losse flodder, die het dier even deed schrik ken, waarna het onder een gebrom van ver stoordheid in het kreupelhout verdween. Zoo zijn soms de jagers. Zij konden het niet van zich verkrijgen een dapper strijder te vellen, hoe gemakkelijk deze taak ook ware geweest. De strijd op leven en dood in het oerwoud kent dus nog nu en dan een mild accent, als de mensch in het strijdperk treedt. Het is meestal echter anders. De duizenden doodsgevechten, waarvan niemand iets verneemt dan een ver gebrul of een stervend gekreun, zijn er het be wijs van. TOKIO, 1 Maart. (Reuter). De Japansche legerleiding heeft besloten het aantal honden en postduiven in het Japansche leger in Mandsjoerije te vermeerderen, waarvoor een bedrag van ongeveer 25.000 gulden beschik baar is gesteld. De honden werden tot nu toe afgericht te Tsjiba, terwijl nu ook in de kazernes van het Japansche garnizoen te Koeng Tsjoeling in Mandsjoerije een 300-tal honden zullen worden afgericht. Réaumur, wiens naam héél wat bekender is dan zijn leven en zijn werk, is de eerste ge weest, die zich in het begin van de 18e eeuw ernstig met het warmte-onderzoek en de warm- temeting heeft bezig gehouden. Slechts weinige mannen vóór hem schijnen over den geheim- zinnigen samenhang tusschen de samenstelling der lucht en de volume-uitzetting der vloeibare stoffen te hebben nagedacht. Wij weten, dat de Engelsche natuurkundige Halley vóór hem der gelijke doeleinden najoeg en dat een Danziger geleerde, Fahrenheit genaamd, er zelfs toe over gegaan is een goed functioneerenden schaal- thermometer te construeeren, welke geruimen tijd den toon aangegeven heeft bij de warmte- meting. Réaumur echter, die het geluk had te leven in het tijdvak van de grootste revoluties op natuurkundig gebied, bracht de tot dusver systeemloos gedane proefnemingen op het ge bied, van het nauwgezet onderzoek. Bovendien had hij nog het bijzondere geluk een man te leeren kennen, die eenige van zijn vergissingen bemerkte en ze van zijn kant verbeterde den Zweedschen natuurkundige Andreas Cel sius, die daarom dan ook met recht naast Réaumur op den thermometer wordt vertegen woordigd door de letter C. René Antoine Ferchault de Réaumur werd den 28sten Februari 1683 te La Rochelle gebo ren. Na technische en natuurkundige studiën m Parijs trok hü, die als landedelman van zijn ouders uitgestrekte bezittingen had geërfd, zich op het land terug om daar rustig zijn natuur wetenschappelijk onderzoek voort te zetten. Het is tegenwoordig minder bekend hoe uitgebreid het gebied van Réaumur's studiën was. Hij had een bijzondere voorliefde voor zijn bijen; be studeerde ze met de oogen van een geleerde en legde de uitkomst van zijn onderzoek neer m zijn boek „Gedenkbladen over de geschiedenis der insecten", dat naast cultuur-historische bij zonderheden hoogst interessante mededeelingen over de rol van den levensgroei van alle be schaafde en onbeschaafde volken bevat. Het valt daarbij vooral op, dat hij, hetgeen Darwin zegt over teeltkeus en den strijd om het be staan, in bijzonderheden bij zijn bijen heeft waargenomen meer dan honderd jaar vóór het verschijnen van „origin of species". Het werk echter, dat hem onsterfelijk zou maken, bestaat uit zijn drie in het jaar 1730 voor de Parijsche academie van Wetenschappen ge houden voordrachten over het volume der vloei bare stoffen. Aan de hand van zijn onderzoe kingen vond hü den wijngeest thermometer uit, die jaren lang werd gebruikt, totdat Celsius den wüngeest door kwikzilver verving. Op zijn thermometer, die 80 graden telt, is het vries punt bü 90° en het kookpunt bü 80 gr. geplaatst. Réaumur heeft ook nog een belangrijke ont dekking gedaan omtrent de bereiding van staal en hü vond het naar hem genoemde glas of porcelein van Réaumur uit. Ook al schijnt het weer nog wm- - tersch, Toch schept iedereen nu moed. Want het woordje Maart vervult je 1 Met een stemming, die het doet. Ieder mensch zit uit te kijken E Naar een zaliger milieu. Winter, borstrok en de kachel 1 I Zijn wij zachtjes aan toch beu. I Ook de kaalheid van de boomen Maakt ons weinig enthousiast, Want wij vinden, dat wat groenheid Bij de voorjaar skieer en past. i Lenteweer is nu in aantocht! Dus wij maken ons gereed Om dit jaartij te ontvangen, I Opgeruimd en up to date! Ja, wij worden bijna lyrisch; Hij, die griep heeft, fleurt weer op. 5 Ieder voelt zich nu zoo'n beetje Als het jonge groen in knop! Ook al kwispelt, uit traditie, Deze maand wat met haar staart, g Dan is dit alleen uit vreugde, Want de lente is het waard! 1 MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) aiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiHiiiimiiiiiiiimiiiiiiiiiiiii; Binnenkort zullen, naar Reuter verneemt, drie deelen verschünen van de „Memoires van Ko ningin Maria van Roemenië, die in het Engelsch geschreven zün en waaraan zij twee jaar ge werkt heeft. De koningin bespreekt in deze boeken niet alleen haar particulier leven, doch geeft ook haar indrukken weer over vele be roemde mannen en vrouwen met wie zij in contact is geweest. In het eerste deel geeft zij de herinneringen weer aan haar grootmoeder, Koningin Victoria en beschrüft haar jeugd op Malta, waar haar vader, de hertog van Edinburgh aan het hoofd stond van de Britsche vloot. Het tweede deel geeft haar moeilükheden weer in haar nieuwe vaderland, Roemenië, en be schrijft haar leven als kroonprinses en moeder. In het derde deel wordt de wereldoorlog be handeld en beschrijft zij wat zij als oorlogs verpleegster heeft meegemaakt. Volgens statistieken gepubliceerd in verband met de tentoonstelling „De Vrouw", die te Ber- lür. op 18 Maart as. geopend wordt, moeten 4 y7 millioen van de 15 Y, millioen vrouwen op fabrieken, kantoren enz. werken om in het onderhoud van haar gezinnen te voorzien. Uit andere cüfers blükt, dat slechts 7 procent van de huisgezinnen te Berlün een dienstbode op nahouden. Reeds enkele maanden woonde in het pen sion van mevrouw Armstrong de heer Mark Livingstone; hü had zich na zün terugkeer uit Amerika onmiddellük daar ge vestigd en terstond een goede betrekking als buitenlandsch correspondent gekregen. Doch mevrouw Armstrong maakte zich zeer ongerust over hem, of liever over haar, want Living stone had al spoedig meer dan hechte vriend schapsbanden aangeknoopt met Mary Rubens, een allerliefst meisje, dat nu al ruim zes jaar in haar pension was en waarover ze zich ais een soort moeder gevoelde. De kwestie was, dat Mary en Livingstone een openlüke verkeering met elkander hadden, en Livingstone herhaal delijk, zelfs veelvuldig, brieven kreeg uit Ame rika met een vrouwenhand geschreven. „Stel je nu toch eens voordacht me vrouw Armstrong telkens, en tenslotte had ze boven den stoom van den waterketel één dier brieven geopend. Er stak een brief en een be drukt papier in de enveloppe. De brief was een tegenvaller, die was in een vreemde taal ge schreven, maar het bedrukte papier! Mevrouw viel bleek van schrik terug in haar leunstoel. Het lag niet in haar aard, andermans corres pondentie in te zien, doch terwille van Mary had ze den brief geopend, ze zou niet willen dat het lieve kind bedrogen werd. Maar dit, nee, dat had ze niet verwacht. Op het papier zag ze met 'groote letters: Opsporing verzocht. Dan een signalement, volkomen gelük aan dat van Mark Livingstone, alleen de naam was hier William Desmond. En hü werd gezocht, nog wel door de New-Yorksche politie, wegens moord! Mevrouw Armstrong kon het niet gelooven: Livingstone was toch zoo'n knappe, vriendelüke jongeman, maar tegenwoordig! De fünste hee- ren zijn de grootste boeven dikwüls! En zün portret stond toch boven het bericht afgedrukt, en een portret liegt niet. t Was vreeselijk. Me vrouw Armstrong ging geheel uit het lood ge slagen, eindelük naar bed, maar niet om te sla pen. Wat moest ze doen? De politie inlichten? Dat werd een schandaal voor haar huis, voor Mary, en dan kwam uit, dat ze brieven open maakte, want niemand zou gelooven dat het de eerste maal was. -Na een heelen nacht piekeren had ze haak besluit genomen. Of het toeval wilde ,de eerste dien ze mor gens in de gang ontmoette was Livingstone. Ze verzocht hem nog denzelfden dag haar pension te verlaten, en Livingstone, waarschünlük om haar ontdaan, angstig gezicht en zenuwachtige gebaren, zei niets terug; hü knikte alleen; ver wonderd een beetje. Daarna volgde een onder houd met Mary. Mevrouw Armstrong had be sloten haar niet alles te vertellen. Ze zeide dus wantrouwend geweest te zijn, dat ze een brief had geopend, en dat ze gelezen had, dat Li vingstone al getrouwd was. De slag voor Mary was geweldig, en in haar eigendunk dacht me vrouw Armstrong: „Stel je nou eens voor dat ik gezegd had, dat hij een moordenaar was. dan had het arme kind het heelemaal niet over leefd". Het einde der conferentie is niet moei- lü'k te begrijpen; Mary vroeg mevrouw Arm strong nogmaals of ze het wel zeker wist en toen ze dat met klem verzekerde, viel het besluit dat Mary nooit meer Livingstone wenschte te zien, en dat ze nooit vertellen zou hoe mevrouw Arm strong achter zün bedrog van Mary gekomen was. Het scheen alsof mevrouw Armstrong verstan dig gehandeld had, want een paar dagen later verscheen Mary weer geregeld in de eetkamer, en ze bracht haar avonden door, thuis, in den algemeenen kring. Doch een week later kwam er verandering; Mary werd uithuizig, doch ze leek even gelukkig en blü als ooit tevoren. Maar mevrouw Armstrong dacht dat het voorgewend geluk was, en Mary verstrooiing zocht in den schouwburg en de bioscoop. Over Livingstone werd niet meer gesproken, en toen mevrouw Armstrong het nog eens waagde, verzocht Ma ry haar onmiddellük dat onderwerp niet meer aan te roeren. Zoo was het geval al een paar maanden geleden, toen het meisje de kamer van mevrouw Armstrong binnenkwam en haar zei: „t Spijt me heel erg, mevrouw, maarik denkik zal de volgende week uw pension verlaten". Het korte, dikke mevrouwtje Armstrong zat perplex; ze staarde lang en nadenkend naar Mary, die rustig glimlachte. „Dus.... dus je gaat nog met dien Living stone?" vroeg ze tenslotte vol ingehouden ver ontwaardiging. „Ja," zei Mary. „Eerst weigerde ik hem te zien, maar hü hield aan en verzocht me een verklaring, waar hü recht op had. Ik wilde niet zeggen, dat u een brief van hem had geopend, dus vertelde ik hem, dat u wantrouwig was. omdat hü zoo dikwüls brieven kreeg uit Ame rika, die met een vrouwenhAd geschreven wa ren. Hij verklaarde me toen, dat die brieven van zijn schoonzuster waren, die een Fran- caise is. Zijn broer sneuvelde in den oorlog, en zün zuster leeft nu met haar kinderen op een farm, waar hüzelf ook langen tüd verbleef. Hü heeft me trouwens de brieven laten zien, on danks mün protest daartegen". Mevrouw Armstrong begreep dat haar leugen schipbreuk geleden had, en dat nu de waarheid volgen moest. „Juffrouw Mary Rubens", zei ze emstig-plech- tig, „ik had iets voor u verzwegen, omdat ik u wilde sparen. De verklaring van Livingstone kan inderdaad correct zün, maar in den brief dien ik opende, vond ik 'n biljet, waarop zijn foto stond en een groot bedrag werd uitgeloofd voor zün opsporing als.... moordenaar!" Mevrouw Armstrong had effect verwacht van dezen nieuwen slag, maar zij had niet durven denken aan zoo'n hellen angstkreet als Mary gaf. Doodelük bleek stond ze een oogenblik, toen zakte ze ineen. De dikke mevrouw Armstrong sprong op van haar stoel en snelde ter hulp, met inspanning van alle krachten gelukte het haar Mary op den divan te leggen. Dan haalde ze ülings een glas water. „Ja, 't is verschrikkelük, liefje, maar *t was toch het beste, dat je het nu maar wist, voor het te laat zou zün.' „Voor het te laat zou zijn", kreet Mary op nieuw, „Mark Livingstone en ik zijn vanmorgen juist getrouwd!" Er viel een doodebjke stilte. Mary was bewus teloos op den divan teruggevallen en mevrouw Armstrong zat als versteend. Eindelük kwam ze tot bezinning, en na vele moeiten gelukte het haar Mary tot bewustzün terug te brengen. Toen begon het meisje hevig te schreien. Plotseling werd op de deur geklopt, de meid meldde, dat de heer Livingstone juffrouw Mary Rubens wenschte te spreken. Beslist stond mevrouw Armstrong op: „Büjf jü hier, lieve", zei ze, „ik zal hem te woord staan!" En ze verzamelde al haar moed en die was noodig om Livingstone te ont moeten. Wélelt is Msry vroeg Mark, zoo- j dra hij haar zag, UpSpOJtng „ik sprak met tear af, dat ik f VCVZOCht haar binnen een kwartier zou ont- i.„ IMItWIMNIIIRIIIIIIIMIIIIIIIIItlNimHHnH moeten; ze is nu al een half uur ruim by" u. Of is u soms weer aan 't stoken geweest?" „Ja", zei mevrouw Armstrong, en haar stem klonk absoluut moedig en overtuigd, „ik heb haar de heele waarheid verteld. En dat ga ik jou nu ook doen. Ik wantrouwde allang die vrouwenbrieven van je, en tenslotte opende ik er een om me te overtuigen. Tot mün verbas tering ontdekte ik dat je in Amerika onder een anderen naam gezocht wordt wegens moord! En om Mary niet alles te zeggen, loog ik maar, dat je al getrouwd was...." „Ik, gezocht wegens moord?" riep Mark uit, en plotseling schoot hü in een geweldigen scha terlach. Toen bedaarde hü opeens, en zei woe dend: „En dót heeft u Mary nu verteld?" „Ja", zei mevrouw Armstrong, en ze deed een stap achteruit, want het scheen, dat Mark wilde slaan. Maar hü begon opnieuw te lachen. „Dat komt ervan, als men brieven van een ander openmaakt," zei Mark. „Dat biljet was niets anders dan een strooibiljet voor theaters. In de rotsstreken, waar mün schoonzuster haar farm heeft, kwam een filmmaatschappü om een film op te nemen, en doordat ik den regisseur toevallig bleek te kennen, uitstekend paard reed en in die streek thuis was, nam ik aan een rol in zyn film te spelen. Als reclame werden deze biljetten bij de film uitgegeven, en om het eigenaardige ervan vroeg ik aan mün schoonzuster er een op te sturen. Ik vond zoo iets wel een curieuse herinnering. En in uw zenuwachtigheid hebt u natuurlük het biljet slechts aan één zyde gelezen. Hier, kükt u 'ns op den achterkant", en Mark hield haar het biljet onder den neus, waar op de achterzüde gedrukt stond: „Interesseert n deze zaak? Gaat u dan de spannende film „Opsporing ver zocht" zien in het Capitol-Theatre, waar ze vanaf de volgende week wordt vertoond." Mevrouw Armstrong zei niets, ze kleurde alleen hevig. „En nu zegt u me onmiddellük waar Mary is", eischte Mark. Roven in mün zit-kamer", antwoordde me vrouw. Armstrong, en wilde hem voorgaan, maar Mark was reeds de trappen opgesneld. Wüsehjk n volgde Mevrouw Armstrong hem niet, doch toen ze een tien minuten later haar kamer binnen kwam, zag ze Mary zoo stralend en gelukkig als nooit tevoren. Mary ging op haar toe: „Alles is weer in orde! Iedereen zou er zoo ingevlogen zün, en tenslotte deed u alles alleen om voor mü te zorgen en omdat u niet wilde dat ik on gelukkig zou worden. Dat was toch ook heel lief van u." „Maar zoolang ik leef," getuigde mevrouw Armstrong, „zal ik nooi meer een brief van een ander openen; dat is me tè slecht bekomen. Doch heuschik dacht werkelijk dat zün aanhouding verzocht werd!" „Maar dat is ook zoo!" lachte Mary, terwül ze gelukkig lachend haar echtgenoot bü den arm hield, „en ik houd hem in arrest.... miin heele leven lang!" In de voormalige kroondomeinen van ex- koning Alfonso te Rio Frio heeft een uit 40 socialisten bestaand jachtgezelschap een groote drijfjacht gehouden, waarbü geweren werden gebruikt met het koninklük wapen voorzien. Niet minder dan 52 herten werden neergelegd. In de rechtsche pers komt groote verontwaar diging over deze jacht tot uiting, omdat rij plaats had na sluiting van het jachtseizoen, waarbü erop gewezen wordt, dat ex-koning Al fonso altüd nauwgezet de data van opening en sluiting van den jachttüd in acht nam. Het jachtgezelschap daarentegen verklaart, dat de jacht gehouden is om de domeinen te ontlasten van de overtollige herten. De domeinen zün reeds driemaal in veiling geweest, doch daar zich geen koopers aanboden, zijn zü tot dusver steeds ongebruikt gebleven. xuiiimiiiinmiiiiiiiiiiiiiiiiiimuimiimiiiiiiHiiiHiiiimiiiiiiiiiiimiHiHtiiiiimiiiiii iiiiitMiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiHiiimmmmiiiff^: and the paper will reach you every Saturday morning Specimen copies will be sent on request. iiHitiittiiiiimiiHiiiiiiiiiHiiHiittitiimiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiHHiimitimiiiiiiiiiiiiiiimiiiiitiiiiiiiiii; Op een donkeren dag gingen Robbie en Topsy uit met de parapluie van v den zeeman en spoedig begon de regen te vallen. Tegen den tüd, dat ze de kyst bereikten, waar de oude VV \f - jfi p T i fa inktvisch leefde, viel de regen in stroomen neer. „Kijk die arme aardmannetjes eens," riep Topsy, „gevangen in den regen en de oude inktvisch lacht ze maar uit." Doch de inktvisch was reeds tal van malen een goede schuilplaats geweest voor de aardmannetjes en hij lachte nu alleen maar om de haast, welke de aardmannetjes maakten om uit den regen te ko men. Den geheelen tüd, dat de aard mannetjes heen en weer renden, om uit den regen te komen, zong de inktvisch: „Kom onder deze pa rapluie, wat zal er nou gebeuren." „Wie zou hem dat geleerd heb ben?" riep Topsy verbaasd uit. „Freddy Vrijdag natuurlük", zei Bobbie, „daar kun je zeker van zün." (Morgenavond vervolg). (Ingezonden Mededeeling) Mj verlies van een g/t bü een breuk van f Af] bü verlies vwn *n t/l/»-been of arm# tl/»m duim of wysvinger anderen vinger ^taamnmimiiMmHuuiuuiuuiii FEUILLETON SmtHKMmntitHitniitfiiuniHttuiiiMmiiiinimiiiiHiiuiuiiitiiuiuï; Vandaar dat de pakketten bij hoopjes aan de bevelhebbers der gevechtseenheaen werden overhandigd. Dat alles ging zóó snel in zijn werk, dat het in den opmarsch der kolonnes nauwelüks 'n merkbare vertraging veroorzaakte. De kolonel der Gordon-Schotten bulderde het commando uit: „Voorwaarts!.... Marsch! En' de bataljons-chefs en de kapiteins her haalden: „Voorwaarts!" Majoor Lennox liet de sabel in de scheede rusten en de teugels op den hals van zijn paard, ten einde de handen vrij te hebben; zenuwachtig frommelde hü aan een brief, dien hü met moeite open kon maken. Hü had het schrift herkend van Mary, maar wat was dat anders dan gewoonlijk! Wat was dat beverig! Ook luitenant Taylor had een brief ontvan gen. De onderteekening was het schrift züner moeder, maar de enveloppe heeft een rouw rand. De mannen van zün compagnie zagen hem plotseling een beweging maken van ontstelte nis en bleek worden, zoodat rij meenden dat hü zich eensklaps onwel gevoelde. Tegelükertüd ontsnapte aan de borst van den majoor een doffe kreet en bracht hij de saamgeknepen hand ter plaatse van zijn hart, alsof dit laatste plotseling had opgehouden te kloppen. De luitenant las met oogen, wijd geopend en wezenloos-starend van ontzetting: Vader vermoord door een Hindoe.... geworgd gedurende den nacht...." De majoor zag als door een mist deze door Mary geschreven verschrikkelijke regels en waarop de sporen van tranen duidelük merk baar waren: ....Onze lieve moeder is met een dolk gesto ken door een fanatieken Indiër.... half gene zengedurende den slaap geworgd door het hoofd der Thoega's. De luitenant, die het commando waarnam over de eerste compagnie van het bataljon, waarvan majoor Lennox de chef was, reed vlak achter dezen. De majoor wendde zich om en beiden zagen hoe bleek zü waren en hoe wéér het was dat zij van het ongeluk, hetwelk boven hun hoofd hing, een voorgevoel hadden gehad. „Ach, Taylor, Taylor.... die helderziend heid!" prevelde de majoor; „wat 'n verschrik- '"'"k nieuws! Komaan, er zijn dagen waarop men zich met plezier zou laten doodschieten!" Uit de verte klonken de trompetten, en de doedelzakken der Gordons gaven hierop het antwoord, aldus het rhythme markeerende van den marsch der Hooglanders.... „Voorwaarts! Voorwaarts!".... Steeds sneller bewogen zich de gelederen, de afstand tusschen den vijand die, daarginds aan den voet der heuvelen, reeds was begon nen te schieten, en de aanvalscolonne werd voortdurend geringer en nu begonnen, plotse ling, ook de kanonnen hun woord meè te spre ken. Dat veroorzaakte bij den vijand een groo te verwarring, waarvan de kolonel gebruik maakte door drie verschrikkelijke elkaar on middellük opvolgende salvo's te laten afvuren. De projectielen kwamen neer als een regen van lood en hadden een vernietigende uitwer king. De soldaten hervatten den marsch, toen plotseling, van alle kanten, in de verte ook de hoornsignalen der andere regimenten klonken. Voor de Schoten waren dat oude populaire deuntjes. Kildare die aan het hoofd der eerste compagnie ging, blies zijn ouden Schotschen marsch: „Cock the North" en de Schotsche Hooglanders sidderden van strijdlust. Maar dien hadden zü ook dringend noodig, want zü werden door de op hun wallen huilende en joe lende Afridi's ontvangen met een moorddadig vuur, dat in hun eerste gelederen dood en ver derf zaaide. Wat hij te voren „gezien" had, gebeurde, Kildare werd bij deze eerste botsing buiten ge vecht gesteld. Hij viel neer met een doffen smak, zonder een kreet te slaken, zwaar ge wond aan beide beenen. Hü betastte koelbloedig zün instrument, constateerde dat het niet beschadigd was en riep uit: „De doedelzak is ongeschonden.... Vooruit kameraden, leve het oude Schotland!" Op handen en knieën, de bloedende beenen meesleepende, kroop hü zoo goed mogelük vooruit en slaagde erin een rotspunt te berei ken en daarop te gaan zitten. En onder een helsch vuur bleef hü doorspe len zün: „Cock the North". De Gordon-Hooglanders juichten hem toe; „Hoera voor Kildare!.... Hoera!,... Hoera voor Kildare!" De majoor en zün luitenant rennen in vol len galop aan het hoofd hunner manschappen den vüand tegemoet, nog meer denkende aan den verschrikkehjken inhoud der brieven wel ke zij In hun handen samenknüpen, dan aan het hen bedreigende doodsgevaar. „Voor waarts!" klink het telkens weer, terwül de vü- andelyke kogels hun aan alle kanten om de ooren fluiten. Met 'n geweldigen sprong „neemt" het paard van den majoor de eerste verschansing, onmiddellük gevolgd door dat van den luitenant, zoodat de beide officieren reeds naar de tweede linie galoppeeren, terwül hun mannen zelfs nog niet de eerste heben bereikt. Achter hen wordt een verwoed gevecht met de bajonet geleverd. Dat is het werk van een oogenblik. De Afridi's zjjn weldra onder den voet ge- loopen en gedecimeerd, en trekken zich, hui lende van woede, terug op de tweede linie, die binnen "n paar seconden zal zijn bereikt door de beide officieren. Aan het razend geschreeuw achter hen be merken zü hoe onvoorzichtig zü rijn geweest en dat zü zich thans bevinden tusschen twee vuren. Zü zien onmiddellük hun toestand in. Terugkeeren, door dat kluwen van wanho pige vüanden heenkomen, is onmogelük. Hun terugkeer zou gelüken op een vlucht en onder de Schotten de grootste verwarring ver oorzaken. Zü doen het eenige dat onder deze omstan digheden gedaan kan en moet worden, zü ren nen tegen de tweede verschansing op. Deze is veel moeilijker te bestormen en veel gevaarlüker dan de eerste. Het rotsachtige ter rein met allerlei kloven en holen is voor rui terij büna ontoegankelük. Alleen de krachtige Engelsche paarden en hun schitterende berij ders kunnen zich daarop wagen, maar dan toch altüd nog door een daad, die gelük staat met het uittarten van een zekeren dood. Wat nood! Zü zien geen gevaar en trotseeren alles en zouden er bijna in geslaagd rijn hun thans sneller achter hen aanrennende ruiterbenden te midden dezer rijandelijke infanterie te doen doordringen met het geweld van een losbar stende granaat, indien niet het paard van den majoor midden in de borst door een kogel ware getroffen en neergezakt. Met één sprong is de majoor op den grond. Hü staat met een revolver in de hand, voor een groep vijanden, die rich gereed maken hem levend gevangen te nemen. Dan is de betoovering gebroken en de schrik geweken en geen één van de vüanden die nog vreest voor de ontmoeting met het paard, dat zooeven als een geweldig projectiel in hun ge lederen dreigde binnen te vallen. De onverschrokken officier legt doodbedaard aan als voor een schietschüf en lost achtereen volgens zün schoten. De luitenant, ziende in welk gevaar zün chef verkeert, houdt zijn paard in en roept: „Mylord! Kom achter mü zitten en laten we chargeeren!" Hü maakt den linkerstügbeugel los en buigt zich voorover om den majoor in de gelegen heid te stellen zijn ceintuur te grijpen en op te stappen. Een dof geluid klink en het paard midden in het voorhoofd getroffen, valt stervend neer. In een oogwenk heeft de jongeman zich uit den zadel gewerkt en staat hü fier, den vüand braveerende, nast zün chef. Heel dit drama heeft niet langer geduurd dan een halve minuut. De revolver van den majoor is leeg. Met de zelfde koelbloedigheid als zün chef lost Taylor de zes schoten uit zijn vuurwapen en trekt, als de laatste patroon is verbruikt, zijn sabeL Die twee büna bovenaards-geweldige ruiters van zooeven zün thans in de oogen der ver dedigers niets meer dan doodgewone mannen, die handig en dapper manoeuvreeren met hun sabel, maar dat is ook alles. (Wordt vervpigd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 9