Wilde dieren raken slaags
tKetmfiaal
van den dag
|het i
MANCHESTER GUARDIAN WEEKLY
LENTEMAAND
If you are interested in England 1
I READ THE I
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
ROBINSONschoenen: Ongeloof elijk sterk
Ongeloofelijk goedkoop
Alleabonné's ongevallen' verzekerd voor een der volgende ultkeeringen f3000. - verlies van beicte^armen, loeide beenen of belde oogen f750. - doodeiyken afloop f250.- een voet of een "SI f125.
GROOTE
AVONTUUR 1
DONDERDAG 2 MAART
René Antoine Ferchault
de Réaumur
OERWOUD-DRAMA
Eere aan den dappere!
Legerhonden
Koninklijke memoires
V rouwen arbeid
De Spaansche kroon
domeinen
GUARDIAN BUILDING MANCHESTER - ENGLAND
Verbeten strijd tusschen den
krokodil en den koning
der dieren
Leeuw en krokodil
De dappere geëerd
It gives a summary of the week's news combined
with such expression of liberal thought on British g
and International affairs as has made the Man-
Chester Guardian so highly regarded in contemporary
journalism.
The Manchester Guardian Weekly is published
every Friday and is sent to any address post free
for 12 months for 13s. Od.
Send your subscription to the Publisher
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
üiiiiiiiiiiiiiiii
liiiimiiimiiu
Het geheimzinnige oerwoud verbergt meni-
gen strijd op leven en dood. Niet alleen
tusschen de dieren onderling, maar ook
tusschen de inboorlingen en de wilde beesten,
en tusschen de jagers en het wild.
De Engelsche oerwoudjager Campbell vertelt
over deze gevechten interessante bijzonder
heden, die zelfs door de meest sensationeele oer
woudfilm niet worden overtroffen. Het komt
meermalen voor, dat de wilde dieren zoo agres
sief te werk gaan, dat de inboorlingen om hulp
vragen bij de regeering, waaronder zij ressor
teeren. Dit was ook het geval met de bewoners
van het gebied aan de Lubilarivier op de West
kust van Afrika. Een heele kudde leeuwen had
zich in de nabijheid van het dorp opgehouden
met de kennelijke bedoeling een aanval te
wagen op de hutten, het vee en de menschen.
leeuwen echter zijn voorzichtige dieren en
wachten hun, goede kans af. Zij profiteeren van
het nachtelijk duister om hun slag te slaan en
doen dit zelden met een groot aantal tegelijk.
Campbell, die werd uitgezonden om de negers
te helpen in hun strijd tegen den koning der
dieren, vond hen in een toestand van groote
depressie, daar de leeuwen reeds vele prachtige
exemplaren van den veestapel hadden geroofd.
De expeditie trok er dus op uit en reeds den
eersten dag kwam het tot een verwoed gevecht.
3n de nabijheid van de mannen hielden enkele
gieren zich op verdachte wijze op, waaruit viel
af te leiden, dat er in de buurt iets bijzonders
te doen moest zijn. Ongetwijfeld moest een of
ander dier ten offer gevallen zijn aan een hon-
gerigen leeuw en inderdaad vond men spoedig
het halfverscheurde lijk van een buffel. De
jagers hielden zich schuil in het dichte kreupel-
hout en het duurde geen uur, of aan de over
zijde kraakten de takken en daar verscheen de
koning Leo in hoogst eigen persoon om de si
tuatie op te nemen. Het ging hem blijkbaar
niets aan, dat een buffel als lunch voor hem
gereed lag, want plotseling kwam een jonge
leeuw achter zijn vader vandaan om enkele
meters verder zich over een bron te buigen en
behaaglijk water te slurpen. De heele plechtig
heid was dus blijkbaar georganiseerd om den
schoonen jongeling gelegenheid te geven onder
de hoede van Pa zijn koninklijken dorst te les-
schen. Daarna strekte het „jongmensch" zich
uit in de zon en liet zich lekker door de warme
stralen koesteren, enkele meters van de bron
verwijderd aan den kant van het beekje, dat uit
de brem werd gevoed.
Op een onverwacht oogenblik dook een kegel
vormig gevaarte uit het riviertje op. Het was
de bek van een krokodil, die zijn wijdopen muil
als een tang om den kop van den leeuw legde.
Met een vreeselijk gehuil trachtte de leeuw zich
aan den greep te ontworstelen. Zijn flanken
sloegen wild heen en weer en zijn krachtige
pooten groeven zich vast in het zand om te
voorkomen, dat de aanvaller hem in het water
zou sleuren en verstikken. Het werd een strijd
om lederen centimeter grond, maar centimeter
voor centimeter moest de leeuw toegeven en de
krokodil trok hem langzaam maar zeker naar
het water toe. De leeuw, die niet voor niets de
koning der dieren wordt genoemd, liet zich niet
zoo gemakkelijk overmeesteren. Toen hij merk
te, dat de krokodil met zijn pooten in het water
was gekomen en dus zichzelf moest redden door
te zwemmen, omdat hij geen steun kon vinden
voor zijn pooten, nu was de leeuw in de meer
derheid. Langzaam trok hij den krokodil weer
uit het water en de strijd begon opnieuw, toen
de krokodil weer vasten grond voelde. Dit spel
herhaalde zich nog enkele malen zonder een
oplossing te brengen. Minstens tien minuten
duurde het gevecht op leven en dood tusschen
de beide ontzaglijke heerschers der wildernis.
Geen van beide wist van toegeven. De sterkste
of de sluwste zou overwinnen en medelijden kent
het oerwoud niet. Zij leken wel een paar gla
diatoren uit den Romeinschen tijd, die evenmin
medelijden met elkaar hadden eh wien het al
leen ging om de overwinning, daar de nederlaag
onherroepelijk een smadelijken dood beteekende.
Zij maten eikaars krachten tot in het uiterste
en maakten gebruik van ieder blijk van zwak
heid. Met sluw overleg bespiedden de kerels el-
kaars bewegingen en iedere gelegenheid namen
zij waar om den tegenstander een zware of een
lichte wond toe te brengen.
De dieren van het oerwoud zijn niet minder
meedoogenloos. Leeuw en krokodil trokken elkaar
naar de beek en terug in een regelmaat, die men
eentonig zou kunnen noemen, als ze niet zoo
bloedig was geweest. Wellicht zou de strijd ge
duurd hebben tot beider krachten waren uitge
put en zonder dat het tot een beslissing was
gekomen, indien niet de jagers op het denk
beeld gekomen waren met him geweren den strijd
te beslechten. Wie zou als offer van de geweer
schoten worden uitgekozen? Iedere zwarte of
blanke, die ooit het oerwoud aanschouwde, kan
gemakkelijk gissen, wie van de beide strijders
favoriet was. Niet de verraderlijke gluiperige
krokodil, maar de dappere eerlijke en fiere
leeuw had de bewondering van de jagers. Daar
om zou hij, de koning worden bijgestaan door
hen, die het verraad verachten en den moed
bewonderen. De krokodil wordt door inboorlin
gen en jagers gehaat, de leeuw wordt gevreesd.
Een welgemikt schot in het oog van den
water-bewoner deed hem wankelen en stervend
zonk hij in het beekje weg. De leeuw sprong,
bevrijd van den ijzeren greep der krokodillen-
kaken in woeste sprongen op en neer, snakkend
naar adem en bloedend uit talrijke wonden.
Zeker zou de koning der wildernis zijn wonden
overleefd hebben, ware het niet, dat nogmaals
de geweren in actie kwamen, gedachtig de op
dracht om de streek van de leeuwenplaag te
bevrijden. Maar de sportiviteit verloochent zich
niet tegenover den leeuw en zoo kreeg hij nog
een half uur om op adem te komen en zich zijn
vrijheid bewust te worden. Toen ging het schot,
een losse flodder, die het dier even deed schrik
ken, waarna het onder een gebrom van ver
stoordheid in het kreupelhout verdween. Zoo
zijn soms de jagers. Zij konden het niet van
zich verkrijgen een dapper strijder te vellen,
hoe gemakkelijk deze taak ook ware geweest.
De strijd op leven en dood in het oerwoud kent
dus nog nu en dan een mild accent, als de
mensch in het strijdperk treedt. Het is meestal
echter anders. De duizenden doodsgevechten,
waarvan niemand iets verneemt dan een ver
gebrul of een stervend gekreun, zijn er het be
wijs van.
TOKIO, 1 Maart. (Reuter). De Japansche
legerleiding heeft besloten het aantal honden
en postduiven in het Japansche leger in
Mandsjoerije te vermeerderen, waarvoor een
bedrag van ongeveer 25.000 gulden beschik
baar is gesteld.
De honden werden tot nu toe afgericht te
Tsjiba, terwijl nu ook in de kazernes van het
Japansche garnizoen te Koeng Tsjoeling in
Mandsjoerije een 300-tal honden zullen worden
afgericht.
Réaumur, wiens naam héél wat bekender is
dan zijn leven en zijn werk, is de eerste ge
weest, die zich in het begin van de 18e eeuw
ernstig met het warmte-onderzoek en de warm-
temeting heeft bezig gehouden. Slechts weinige
mannen vóór hem schijnen over den geheim-
zinnigen samenhang tusschen de samenstelling
der lucht en de volume-uitzetting der vloeibare
stoffen te hebben nagedacht. Wij weten, dat de
Engelsche natuurkundige Halley vóór hem der
gelijke doeleinden najoeg en dat een Danziger
geleerde, Fahrenheit genaamd, er zelfs toe over
gegaan is een goed functioneerenden schaal-
thermometer te construeeren, welke geruimen
tijd den toon aangegeven heeft bij de warmte-
meting. Réaumur echter, die het geluk had te
leven in het tijdvak van de grootste revoluties
op natuurkundig gebied, bracht de tot dusver
systeemloos gedane proefnemingen op het ge
bied, van het nauwgezet onderzoek. Bovendien
had hij nog het bijzondere geluk een man te
leeren kennen, die eenige van zijn vergissingen
bemerkte en ze van zijn kant verbeterde
den Zweedschen natuurkundige Andreas Cel
sius, die daarom dan ook met recht naast
Réaumur op den thermometer wordt vertegen
woordigd door de letter C.
René Antoine Ferchault de Réaumur werd
den 28sten Februari 1683 te La Rochelle gebo
ren. Na technische en natuurkundige studiën m
Parijs trok hü, die als landedelman van zijn
ouders uitgestrekte bezittingen had geërfd, zich
op het land terug om daar rustig zijn natuur
wetenschappelijk onderzoek voort te zetten. Het
is tegenwoordig minder bekend hoe uitgebreid
het gebied van Réaumur's studiën was. Hij had
een bijzondere voorliefde voor zijn bijen; be
studeerde ze met de oogen van een geleerde en
legde de uitkomst van zijn onderzoek neer m
zijn boek „Gedenkbladen over de geschiedenis
der insecten", dat naast cultuur-historische bij
zonderheden hoogst interessante mededeelingen
over de rol van den levensgroei van alle be
schaafde en onbeschaafde volken bevat. Het
valt daarbij vooral op, dat hij, hetgeen Darwin
zegt over teeltkeus en den strijd om het be
staan, in bijzonderheden bij zijn bijen heeft
waargenomen meer dan honderd jaar vóór
het verschijnen van „origin of species".
Het werk echter, dat hem onsterfelijk zou
maken, bestaat uit zijn drie in het jaar 1730 voor
de Parijsche academie van Wetenschappen ge
houden voordrachten over het volume der vloei
bare stoffen. Aan de hand van zijn onderzoe
kingen vond hü den wijngeest thermometer uit,
die jaren lang werd gebruikt, totdat Celsius
den wüngeest door kwikzilver verving. Op zijn
thermometer, die 80 graden telt, is het vries
punt bü 90° en het kookpunt bü 80 gr. geplaatst.
Réaumur heeft ook nog een belangrijke ont
dekking gedaan omtrent de bereiding van staal
en hü vond het naar hem genoemde glas of
porcelein van Réaumur uit.
Ook al schijnt het weer nog wm- -
tersch,
Toch schept iedereen nu moed.
Want het woordje Maart vervult je 1
Met een stemming, die het doet.
Ieder mensch zit uit te kijken E
Naar een zaliger milieu.
Winter, borstrok en de kachel 1
I Zijn wij zachtjes aan toch beu.
I Ook de kaalheid van de boomen
Maakt ons weinig enthousiast,
Want wij vinden, dat wat groenheid
Bij de voorjaar skieer en past.
i Lenteweer is nu in aantocht!
Dus wij maken ons gereed
Om dit jaartij te ontvangen,
I Opgeruimd en up to date!
Ja, wij worden bijna lyrisch;
Hij, die griep heeft, fleurt weer op. 5
Ieder voelt zich nu zoo'n beetje
Als het jonge groen in knop!
Ook al kwispelt, uit traditie,
Deze maand wat met haar staart, g
Dan is dit alleen uit vreugde,
Want de lente is het waard!
1 MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
aiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiHiiiimiiiiiiiimiiiiiiiiiiiii;
Binnenkort zullen, naar Reuter verneemt, drie
deelen verschünen van de „Memoires van Ko
ningin Maria van Roemenië, die in het Engelsch
geschreven zün en waaraan zij twee jaar ge
werkt heeft. De koningin bespreekt in deze
boeken niet alleen haar particulier leven, doch
geeft ook haar indrukken weer over vele be
roemde mannen en vrouwen met wie zij in
contact is geweest.
In het eerste deel geeft zij de herinneringen
weer aan haar grootmoeder, Koningin Victoria
en beschrüft haar jeugd op Malta, waar haar
vader, de hertog van Edinburgh aan het hoofd
stond van de Britsche vloot.
Het tweede deel geeft haar moeilükheden weer
in haar nieuwe vaderland, Roemenië, en be
schrijft haar leven als kroonprinses en moeder.
In het derde deel wordt de wereldoorlog be
handeld en beschrijft zij wat zij als oorlogs
verpleegster heeft meegemaakt.
Volgens statistieken gepubliceerd in verband
met de tentoonstelling „De Vrouw", die te Ber-
lür. op 18 Maart as. geopend wordt, moeten
4 y7 millioen van de 15 Y, millioen vrouwen op
fabrieken, kantoren enz. werken om in het
onderhoud van haar gezinnen te voorzien.
Uit andere cüfers blükt, dat slechts 7 procent
van de huisgezinnen te Berlün een dienstbode
op nahouden.
Reeds enkele maanden woonde in het pen
sion van mevrouw Armstrong de heer
Mark Livingstone; hü had zich na zün
terugkeer uit Amerika onmiddellük daar ge
vestigd en terstond een goede betrekking als
buitenlandsch correspondent gekregen. Doch
mevrouw Armstrong maakte zich zeer ongerust
over hem, of liever over haar, want Living
stone had al spoedig meer dan hechte vriend
schapsbanden aangeknoopt met Mary Rubens,
een allerliefst meisje, dat nu al ruim zes jaar
in haar pension was en waarover ze zich ais
een soort moeder gevoelde. De kwestie was, dat
Mary en Livingstone een openlüke verkeering
met elkander hadden, en Livingstone herhaal
delijk, zelfs veelvuldig, brieven kreeg uit Ame
rika met een vrouwenhand geschreven.
„Stel je nu toch eens voordacht me
vrouw Armstrong telkens, en tenslotte had ze
boven den stoom van den waterketel één dier
brieven geopend. Er stak een brief en een be
drukt papier in de enveloppe. De brief was een
tegenvaller, die was in een vreemde taal ge
schreven, maar het bedrukte papier! Mevrouw
viel bleek van schrik terug in haar leunstoel.
Het lag niet in haar aard, andermans corres
pondentie in te zien, doch terwille van Mary had
ze den brief geopend, ze zou niet willen dat het
lieve kind bedrogen werd. Maar dit, nee, dat
had ze niet verwacht. Op het papier zag ze
met 'groote letters: Opsporing verzocht. Dan een
signalement, volkomen gelük aan dat van Mark
Livingstone, alleen de naam was hier William
Desmond. En hü werd gezocht, nog wel door
de New-Yorksche politie, wegens moord!
Mevrouw Armstrong kon het niet gelooven:
Livingstone was toch zoo'n knappe, vriendelüke
jongeman, maar tegenwoordig! De fünste hee-
ren zijn de grootste boeven dikwüls! En zün
portret stond toch boven het bericht afgedrukt,
en een portret liegt niet. t Was vreeselijk. Me
vrouw Armstrong ging geheel uit het lood ge
slagen, eindelük naar bed, maar niet om te sla
pen. Wat moest ze doen? De politie inlichten?
Dat werd een schandaal voor haar huis, voor
Mary, en dan kwam uit, dat ze brieven open
maakte, want niemand zou gelooven dat het de
eerste maal was. -Na een heelen nacht piekeren
had ze haak besluit genomen.
Of het toeval wilde ,de eerste dien ze mor
gens in de gang ontmoette was Livingstone. Ze
verzocht hem nog denzelfden dag haar pension
te verlaten, en Livingstone, waarschünlük om
haar ontdaan, angstig gezicht en zenuwachtige
gebaren, zei niets terug; hü knikte alleen; ver
wonderd een beetje. Daarna volgde een onder
houd met Mary. Mevrouw Armstrong had be
sloten haar niet alles te vertellen. Ze zeide dus
wantrouwend geweest te zijn, dat ze een brief
had geopend, en dat ze gelezen had, dat Li
vingstone al getrouwd was. De slag voor Mary
was geweldig, en in haar eigendunk dacht me
vrouw Armstrong: „Stel je nou eens voor dat
ik gezegd had, dat hij een moordenaar was. dan
had het arme kind het heelemaal niet over
leefd". Het einde der conferentie is niet moei-
lü'k te begrijpen; Mary vroeg mevrouw Arm
strong nogmaals of ze het wel zeker wist en toen
ze dat met klem verzekerde, viel het besluit dat
Mary nooit meer Livingstone wenschte te zien,
en dat ze nooit vertellen zou hoe mevrouw Arm
strong achter zün bedrog van Mary gekomen
was.
Het scheen alsof mevrouw Armstrong verstan
dig gehandeld had, want een paar dagen later
verscheen Mary weer geregeld in de eetkamer,
en ze bracht haar avonden door, thuis, in den
algemeenen kring. Doch een week later kwam
er verandering; Mary werd uithuizig, doch ze
leek even gelukkig en blü als ooit tevoren. Maar
mevrouw Armstrong dacht dat het voorgewend
geluk was, en Mary verstrooiing zocht in den
schouwburg en de bioscoop. Over Livingstone
werd niet meer gesproken, en toen mevrouw
Armstrong het nog eens waagde, verzocht Ma
ry haar onmiddellük dat onderwerp niet meer
aan te roeren. Zoo was het geval al een paar
maanden geleden, toen het meisje de kamer van
mevrouw Armstrong binnenkwam en haar zei:
„t Spijt me heel erg, mevrouw, maarik
denkik zal de volgende week uw pension
verlaten".
Het korte, dikke mevrouwtje Armstrong zat
perplex; ze staarde lang en nadenkend naar
Mary, die rustig glimlachte.
„Dus.... dus je gaat nog met dien Living
stone?" vroeg ze tenslotte vol ingehouden ver
ontwaardiging.
„Ja," zei Mary. „Eerst weigerde ik hem te
zien, maar hü hield aan en verzocht me een
verklaring, waar hü recht op had. Ik wilde niet
zeggen, dat u een brief van hem had geopend,
dus vertelde ik hem, dat u wantrouwig was.
omdat hü zoo dikwüls brieven kreeg uit Ame
rika, die met een vrouwenhAd geschreven wa
ren. Hij verklaarde me toen, dat die brieven
van zijn schoonzuster waren, die een Fran-
caise is. Zijn broer sneuvelde in den oorlog, en
zün zuster leeft nu met haar kinderen op een
farm, waar hüzelf ook langen tüd verbleef. Hü
heeft me trouwens de brieven laten zien, on
danks mün protest daartegen".
Mevrouw Armstrong begreep dat haar leugen
schipbreuk geleden had, en dat nu de waarheid
volgen moest.
„Juffrouw Mary Rubens", zei ze emstig-plech-
tig, „ik had iets voor u verzwegen, omdat ik
u wilde sparen. De verklaring van Livingstone
kan inderdaad correct zün, maar in den brief
dien ik opende, vond ik 'n biljet, waarop zijn
foto stond en een groot bedrag werd uitgeloofd
voor zün opsporing als.... moordenaar!"
Mevrouw Armstrong had effect verwacht van
dezen nieuwen slag, maar zij had niet durven
denken aan zoo'n hellen angstkreet als Mary
gaf. Doodelük bleek stond ze een oogenblik, toen
zakte ze ineen. De dikke mevrouw Armstrong
sprong op van haar stoel en snelde ter hulp,
met inspanning van alle krachten gelukte het
haar Mary op den divan te leggen. Dan haalde
ze ülings een glas water.
„Ja, 't is verschrikkelük, liefje, maar *t was
toch het beste, dat je het nu maar wist, voor
het te laat zou zün.'
„Voor het te laat zou zijn", kreet Mary op
nieuw, „Mark Livingstone en ik zijn vanmorgen
juist getrouwd!"
Er viel een doodebjke stilte. Mary was bewus
teloos op den divan teruggevallen en mevrouw
Armstrong zat als versteend. Eindelük kwam
ze tot bezinning, en na vele moeiten gelukte
het haar Mary tot bewustzün terug te brengen.
Toen begon het meisje hevig te schreien.
Plotseling werd op de deur geklopt, de meid
meldde, dat de heer Livingstone juffrouw Mary
Rubens wenschte te spreken.
Beslist stond mevrouw Armstrong op: „Büjf
jü hier, lieve", zei ze, „ik zal hem te woord
staan!" En ze verzamelde al haar moed en
die was noodig om Livingstone te ont
moeten.
Wélelt is Msry
vroeg Mark, zoo- j
dra hij haar zag, UpSpOJtng
„ik sprak met
tear af, dat ik f VCVZOCht
haar binnen een
kwartier zou ont- i.„ IMItWIMNIIIRIIIIIIIMIIIIIIIIItlNimHHnH
moeten; ze is nu
al een half uur ruim by" u. Of is u soms weer
aan 't stoken geweest?"
„Ja", zei mevrouw Armstrong, en haar stem
klonk absoluut moedig en overtuigd, „ik heb
haar de heele waarheid verteld. En dat ga ik
jou nu ook doen. Ik wantrouwde allang die
vrouwenbrieven van je, en tenslotte opende ik
er een om me te overtuigen. Tot mün verbas
tering ontdekte ik dat je in Amerika onder een
anderen naam gezocht wordt wegens moord!
En om Mary niet alles te zeggen, loog ik maar,
dat je al getrouwd was...."
„Ik, gezocht wegens moord?" riep Mark uit,
en plotseling schoot hü in een geweldigen scha
terlach. Toen bedaarde hü opeens, en zei woe
dend: „En dót heeft u Mary nu verteld?"
„Ja", zei mevrouw Armstrong, en ze deed een
stap achteruit, want het scheen, dat Mark wilde
slaan. Maar hü begon opnieuw te lachen.
„Dat komt ervan, als men brieven van een
ander openmaakt," zei Mark. „Dat biljet was
niets anders dan een strooibiljet voor theaters.
In de rotsstreken, waar mün schoonzuster haar
farm heeft, kwam een filmmaatschappü om een
film op te nemen, en doordat ik den regisseur
toevallig bleek te kennen, uitstekend paard
reed en in die streek thuis was, nam ik aan een
rol in zyn film te spelen. Als reclame werden
deze biljetten bij de film uitgegeven, en om
het eigenaardige ervan vroeg ik aan mün
schoonzuster er een op te sturen. Ik vond zoo
iets wel een curieuse herinnering. En in uw
zenuwachtigheid hebt u natuurlük het biljet
slechts aan één zyde gelezen. Hier, kükt u 'ns
op den achterkant", en Mark hield haar het
biljet onder den neus, waar op de achterzüde
gedrukt stond: „Interesseert n deze zaak? Gaat
u dan de spannende film „Opsporing ver
zocht" zien in het Capitol-Theatre, waar ze
vanaf de volgende week wordt vertoond."
Mevrouw Armstrong zei niets, ze kleurde
alleen hevig.
„En nu zegt u me onmiddellük waar Mary
is", eischte Mark.
Roven in mün zit-kamer", antwoordde me
vrouw. Armstrong, en wilde hem voorgaan, maar
Mark was reeds de trappen opgesneld. Wüsehjk n
volgde Mevrouw Armstrong hem niet, doch toen
ze een tien minuten later haar kamer binnen
kwam, zag ze Mary zoo stralend en gelukkig
als nooit tevoren. Mary ging op haar toe: „Alles
is weer in orde! Iedereen zou er zoo ingevlogen
zün, en tenslotte deed u alles alleen om voor
mü te zorgen en omdat u niet wilde dat ik on
gelukkig zou worden. Dat was toch ook heel
lief van u."
„Maar zoolang ik leef," getuigde mevrouw
Armstrong, „zal ik nooi meer een brief van een
ander openen; dat is me tè slecht bekomen.
Doch heuschik dacht werkelijk dat zün
aanhouding verzocht werd!"
„Maar dat is ook zoo!" lachte Mary, terwül
ze gelukkig lachend haar echtgenoot bü den
arm hield, „en ik houd hem in arrest.... miin
heele leven lang!"
In de voormalige kroondomeinen van ex-
koning Alfonso te Rio Frio heeft een uit 40
socialisten bestaand jachtgezelschap een groote
drijfjacht gehouden, waarbü geweren werden
gebruikt met het koninklük wapen voorzien.
Niet minder dan 52 herten werden neergelegd.
In de rechtsche pers komt groote verontwaar
diging over deze jacht tot uiting, omdat rij
plaats had na sluiting van het jachtseizoen,
waarbü erop gewezen wordt, dat ex-koning Al
fonso altüd nauwgezet de data van opening
en sluiting van den jachttüd in acht nam.
Het jachtgezelschap daarentegen verklaart,
dat de jacht gehouden is om de domeinen te
ontlasten van de overtollige herten.
De domeinen zün reeds driemaal in veiling
geweest, doch daar zich geen koopers aanboden,
zijn zü tot dusver steeds ongebruikt gebleven.
xuiiimiiiinmiiiiiiiiiiiiiiiiiimuimiimiiiiiiHiiiHiiiimiiiiiiiiiiimiHiHtiiiiimiiiiii iiiiitMiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiHiiimmmmiiiff^:
and the paper will reach you every Saturday morning
Specimen copies will be sent on request.
iiHitiittiiiiimiiHiiiiiiiiiHiiHiittitiimiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiHHiimitimiiiiiiiiiiiiiiimiiiiitiiiiiiiiii;
Op een donkeren dag gingen Robbie
en Topsy uit met de parapluie van
v
den zeeman en spoedig begon de
regen te vallen. Tegen den tüd, dat
ze de kyst bereikten, waar de oude
VV \f - jfi p T i fa
inktvisch leefde, viel de regen in
stroomen neer.
„Kijk die arme aardmannetjes
eens," riep Topsy, „gevangen in den
regen en de oude inktvisch lacht ze
maar uit."
Doch de inktvisch was reeds tal
van malen een goede schuilplaats
geweest voor de aardmannetjes en
hij lachte nu alleen maar om de
haast, welke de aardmannetjes
maakten om uit den regen te ko
men.
Den geheelen tüd, dat de aard
mannetjes heen en weer renden,
om uit den regen te komen, zong
de inktvisch: „Kom onder deze pa
rapluie, wat zal er nou gebeuren."
„Wie zou hem dat geleerd heb
ben?" riep Topsy verbaasd uit.
„Freddy Vrijdag natuurlük", zei
Bobbie, „daar kun je zeker van zün."
(Morgenavond vervolg).
(Ingezonden Mededeeling)
Mj verlies van een g/t bü een breuk van f Af] bü verlies vwn *n
t/l/»-been of arm# tl/»m
duim of wysvinger
anderen vinger
^taamnmimiiMmHuuiuuiuuiii FEUILLETON
SmtHKMmntitHitniitfiiuniHttuiiiMmiiiinimiiiiHiiuiuiiitiiuiuï;
Vandaar dat de pakketten bij hoopjes aan
de bevelhebbers der gevechtseenheaen werden
overhandigd.
Dat alles ging zóó snel in zijn werk, dat het
in den opmarsch der kolonnes nauwelüks 'n
merkbare vertraging veroorzaakte.
De kolonel der Gordon-Schotten bulderde het
commando uit:
„Voorwaarts!.... Marsch!
En' de bataljons-chefs en de kapiteins her
haalden:
„Voorwaarts!"
Majoor Lennox liet de sabel in de scheede
rusten en de teugels op den hals van zijn
paard, ten einde de handen vrij te hebben;
zenuwachtig frommelde hü aan een brief, dien
hü met moeite open kon maken.
Hü had het schrift herkend van Mary, maar
wat was dat anders dan gewoonlijk! Wat was
dat beverig!
Ook luitenant Taylor had een brief ontvan
gen. De onderteekening was het schrift züner
moeder, maar de enveloppe heeft een rouw
rand.
De mannen van zün compagnie zagen hem
plotseling een beweging maken van ontstelte
nis en bleek worden, zoodat rij meenden dat
hü zich eensklaps onwel gevoelde.
Tegelükertüd ontsnapte aan de borst van
den majoor een doffe kreet en bracht hij de
saamgeknepen hand ter plaatse van zijn hart,
alsof dit laatste plotseling had opgehouden te
kloppen.
De luitenant las met oogen, wijd geopend
en wezenloos-starend van ontzetting:
Vader vermoord door een Hindoe....
geworgd gedurende den nacht...."
De majoor zag als door een mist deze door
Mary geschreven verschrikkelijke regels en
waarop de sporen van tranen duidelük merk
baar waren:
....Onze lieve moeder is met een dolk gesto
ken door een fanatieken Indiër.... half gene
zengedurende den slaap geworgd door het
hoofd der Thoega's.
De luitenant, die het commando waarnam
over de eerste compagnie van het bataljon,
waarvan majoor Lennox de chef was, reed
vlak achter dezen.
De majoor wendde zich om en beiden zagen
hoe bleek zü waren en hoe wéér het was dat
zij van het ongeluk, hetwelk boven hun hoofd
hing, een voorgevoel hadden gehad.
„Ach, Taylor, Taylor.... die helderziend
heid!" prevelde de majoor; „wat 'n verschrik-
'"'"k nieuws! Komaan, er zijn dagen waarop
men zich met plezier zou laten doodschieten!"
Uit de verte klonken de trompetten, en de
doedelzakken der Gordons gaven hierop het
antwoord, aldus het rhythme markeerende van
den marsch der Hooglanders....
„Voorwaarts! Voorwaarts!"....
Steeds sneller bewogen zich de gelederen, de
afstand tusschen den vijand die, daarginds
aan den voet der heuvelen, reeds was begon
nen te schieten, en de aanvalscolonne werd
voortdurend geringer en nu begonnen, plotse
ling, ook de kanonnen hun woord meè te spre
ken. Dat veroorzaakte bij den vijand een groo
te verwarring, waarvan de kolonel gebruik
maakte door drie verschrikkelijke elkaar on
middellük opvolgende salvo's te laten afvuren.
De projectielen kwamen neer als een regen
van lood en hadden een vernietigende uitwer
king.
De soldaten hervatten den marsch, toen
plotseling, van alle kanten, in de verte ook de
hoornsignalen der andere regimenten klonken.
Voor de Schoten waren dat oude populaire
deuntjes. Kildare die aan het hoofd der eerste
compagnie ging, blies zijn ouden Schotschen
marsch: „Cock the North" en de Schotsche
Hooglanders sidderden van strijdlust. Maar
dien hadden zü ook dringend noodig, want zü
werden door de op hun wallen huilende en joe
lende Afridi's ontvangen met een moorddadig
vuur, dat in hun eerste gelederen dood en ver
derf zaaide.
Wat hij te voren „gezien" had, gebeurde,
Kildare werd bij deze eerste botsing buiten ge
vecht gesteld. Hij viel neer met een doffen
smak, zonder een kreet te slaken, zwaar ge
wond aan beide beenen.
Hü betastte koelbloedig zün instrument,
constateerde dat het niet beschadigd was en
riep uit:
„De doedelzak is ongeschonden.... Vooruit
kameraden, leve het oude Schotland!"
Op handen en knieën, de bloedende beenen
meesleepende, kroop hü zoo goed mogelük
vooruit en slaagde erin een rotspunt te berei
ken en daarop te gaan zitten.
En onder een helsch vuur bleef hü doorspe
len zün: „Cock the North".
De Gordon-Hooglanders juichten hem toe;
„Hoera voor Kildare!.... Hoera!,... Hoera
voor Kildare!"
De majoor en zün luitenant rennen in vol
len galop aan het hoofd hunner manschappen
den vüand tegemoet, nog meer denkende aan
den verschrikkehjken inhoud der brieven wel
ke zij In hun handen samenknüpen, dan aan
het hen bedreigende doodsgevaar. „Voor
waarts!" klink het telkens weer, terwül de vü-
andelyke kogels hun aan alle kanten om de
ooren fluiten. Met 'n geweldigen sprong
„neemt" het paard van den majoor de eerste
verschansing, onmiddellük gevolgd door dat
van den luitenant, zoodat de beide officieren
reeds naar de tweede linie galoppeeren, terwül
hun mannen zelfs nog niet de eerste heben
bereikt.
Achter hen wordt een verwoed gevecht met
de bajonet geleverd. Dat is het werk van een
oogenblik.
De Afridi's zjjn weldra onder den voet ge-
loopen en gedecimeerd, en trekken zich, hui
lende van woede, terug op de tweede linie, die
binnen "n paar seconden zal zijn bereikt door
de beide officieren.
Aan het razend geschreeuw achter hen be
merken zü hoe onvoorzichtig zü rijn geweest
en dat zü zich thans bevinden tusschen twee
vuren.
Zü zien onmiddellük hun toestand in.
Terugkeeren, door dat kluwen van wanho
pige vüanden heenkomen, is onmogelük.
Hun terugkeer zou gelüken op een vlucht en
onder de Schotten de grootste verwarring ver
oorzaken.
Zü doen het eenige dat onder deze omstan
digheden gedaan kan en moet worden, zü ren
nen tegen de tweede verschansing op.
Deze is veel moeilijker te bestormen en veel
gevaarlüker dan de eerste. Het rotsachtige ter
rein met allerlei kloven en holen is voor rui
terij büna ontoegankelük. Alleen de krachtige
Engelsche paarden en hun schitterende berij
ders kunnen zich daarop wagen, maar dan
toch altüd nog door een daad, die gelük staat
met het uittarten van een zekeren dood. Wat
nood! Zü zien geen gevaar en trotseeren alles
en zouden er bijna in geslaagd rijn hun thans
sneller achter hen aanrennende ruiterbenden
te midden dezer rijandelijke infanterie te doen
doordringen met het geweld van een losbar
stende granaat, indien niet het paard van den
majoor midden in de borst door een kogel
ware getroffen en neergezakt. Met één sprong
is de majoor op den grond.
Hü staat met een revolver in de hand, voor
een groep vijanden, die rich gereed maken hem
levend gevangen te nemen.
Dan is de betoovering gebroken en de schrik
geweken en geen één van de vüanden die nog
vreest voor de ontmoeting met het paard, dat
zooeven als een geweldig projectiel in hun ge
lederen dreigde binnen te vallen.
De onverschrokken officier legt doodbedaard
aan als voor een schietschüf en lost achtereen
volgens zün schoten.
De luitenant, ziende in welk gevaar zün chef
verkeert, houdt zijn paard in en roept:
„Mylord! Kom achter mü zitten en laten
we chargeeren!"
Hü maakt den linkerstügbeugel los en buigt
zich voorover om den majoor in de gelegen
heid te stellen zijn ceintuur te grijpen en op te
stappen.
Een dof geluid klink en het paard midden
in het voorhoofd getroffen, valt stervend neer.
In een oogwenk heeft de jongeman zich uit
den zadel gewerkt en staat hü fier, den vüand
braveerende, nast zün chef.
Heel dit drama heeft niet langer geduurd
dan een halve minuut.
De revolver van den majoor is leeg. Met de
zelfde koelbloedigheid als zün chef lost Taylor
de zes schoten uit zijn vuurwapen en trekt,
als de laatste patroon is verbruikt, zijn sabeL
Die twee büna bovenaards-geweldige ruiters
van zooeven zün thans in de oogen der ver
dedigers niets meer dan doodgewone mannen,
die handig en dapper manoeuvreeren met hun
sabel, maar dat is ook alles.
(Wordt vervpigd)