Missieposten in Midden-Azië
Mdvct&aal
vonden dag
1 HET
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
De ROBINSONheerenmolière kost:
zwart f 4.50 - bruin f 4.90
.GROOTE
AVONTUUR
MAANDAG 6 MAART
CHINEESCH TURKE
STAN
De Duitsche Paters winnen slechts
drie of vier zielen per jaar
Door vijanden omgeven
Tom Mix en de film
18 millioen in het zadel verdiend
Treïnroover gepakt
VapoRu
Behandeling van
paarden
De afgedragen jas
Sprinkhanenplaag
to^'haifuur I Diamanten van j
(Jongensmaten naar verhouding goedkooper)
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
auw-mmiuamuunuuuuumni FEUILLETON
In een onderhoud, dat de Duitsche professor
dr. Thauren heeft gehad met pater Loy,
heeft laatstgenoemde zeer interessante din
gen verteld over de missie, waarbij hij de
leiding heeft in het hartje van Azië, n.l. in de
missie Sinkiang, die vrijwel de grootste katho
lieke missie ter wereld is. Deze missie, die on
der Duitsche paters staat, is ongeveer viermaal
eoo groot als Duitschland. Het werk der mis
sionarissen is buitengewoon zwaar en de resul
taten zijn niet zeer bemoedigend. In deze dicht
bevolkte streek komen per jaar slechts twee of
drie doopsels voor en dit is geen glansrijk ge
volg van de groote moeite die de missionarissen
zich geven. In de laatste dertig of veertig jaar
■werden minder heidenen in de katholieke kerk
opgenomen dan het aantal inwoners bedraagt.
Maar hoe mager de oogst ook is, de Propagan
da te Rome verklaarde, dat ook hier in dit
moeilijke gebied de waarheid van Christus
moest verkondigd worden.
Thans zijn in de geheele missie twaalf paters
op zeshonderd christenen, die over het geheele
gebied verspreid zijn, zoodat men volstrekt niets
merkt van het bestaan van het Katholicisme
in dit land.
Sinkiang, of Chineesch-Turkestan, ligt mid
den in Azië, ten Westen van China en ten
Noorden van Tibet. Van Sjanghai uit rijdt de
sneltrein 48 uur naar het binnenland en daar
houdt alle beschaving op. De reis moet verder
gemaakt worden met muilezelkarren en die
doen er 25 dagen over, tot zij in het hart van
Kansu zijn aangekomen. Dan zijn er nog eens
vijftig dagen noodig om in de missie te komen,
weer met muilezelkarren. Van Europa uit kan
men rekenen op een traject van ongeveer vijf
maanden, voor men den missiepost heeft be
reikt. De ongelukkigen, die deze reis hebben te
maken, worden dus wel op de proef gesteld,
maar sommigen worden wellicht beloond voor
hun moeizame pogingen, in tegenstelling met
de missionarissen, die zoo bitter weinig beloo-
ning krijgen.
In totaal zijn er in dit missiegebied 12000
christenen en eenige duizenden catechumenen.
Kansu zelf is ongeveer even groot als Pruisen
en vormt de Noord-Westelijke provincie van 't
onmetelijke China. De stemming in het missie
gebied is niet ongunstig jegens de christenen,
noch jegens de Duitsche en Oostenrijksche pa
ters. De Franschen en de Engelschen kan men
minder goed zetten in China, maar de anderen
komen deze streek gemakkelijk door op een
pas en soms zelfs op een naamkaartje. Natuur
lijk geldt deze stemming alleen die van de auto
riteiten, want het volk bemoeit zich volstrekt
niet met de politiek. Het volk is zeer slecht
ontwikkeld. Van de honderd mannen kunnen er
geen twintig lezen of schrijven en van de hon
derd vrouwen zelfs geen tien.
Kranten kennen zij niet en wat de regeering
doet interesseert hen niet. De algemeene vijan
digheid tegen de Europeanen heeft haar oor
zaak. De tolgelden en de post werden steeds
door de Europeanen in beslag genomen. En 't
er gste van alles, de opiumhandel, dien Engeland
in handen heeft, heeft groote ellende over Chi
na gebracht. In bovengenoemd missiegebied is
meer dan een derde bedekt met opiumvelden,
die op last of althans onder dwang van de En
gelschen werden aangelegd. Pater Loy heeft
soms dagenlang langs opiumvelden gereisd,
niets dan opiumvelden. De slachtoffers van dit
genotmiddel zijn op veertigjarigen leeftijd le
vende lijken geworden. De Chineezen hebben
dit verschijnsel dan ook als een hoon onder
vonden en hun haat tegen den Westerling is
fel en stug.
Men verbiedt den missies om land te koopen,
maar dit wil niet zeggen, dat daar geen mouw
aan te passen zou zijn. Men kan nJ. wel land
pachten en het is.jnaar een kwestie van han
digheid om via het pachten bezitter van den
grond te worden. Men noemt dit dan het pach
ten op de eeuwigheid.
Vooral de gouverneur of de mandarijn van
feen streek kan veel voor of tegen de missie
doen. Van hen hangt vrijwel alles af, omdat zij
onbeperkt regeeren. Maar de grootste vijand
van het christendom is het z.g. nieuwe heiden
dom, waardoor vooral de studenten en in het
algemeen de leerende jeugd worden vergiftigd.
Hier worden de socialisten en communisten ge
kweekt, die zeer vijandig staan tegenover de
missies. In iedere stad zit in de regeering een
communistische cel, althans in Zuid-China, en
deze zijn het juist, die de missies zooveel moge
lijk trachten te dwarsboomen. Ze hitsen de
menschen op, bekladden de muren met op
schriften, die het volk moeten overhalen de
missionarissen te dodden, en putten zich uit in
bedreigingen.
Maar ook de verschillende godsdiensten zijn
een moeilijk te overwinnen tegenstand. Van de
Lamaisten hebben de missies weinig last, om
dat dezen afgezonderd in hun kloosters leven.
Maar de Mohammedanen zijn des te moeilijker
en meermalen is het gebeurd, dat zij een be
keerling met den dood straften. Eenige malen
zijn ook de missies belegerd geworden en uit
geplunderd. Zij hebben ook kans gezien om m
de regeeringen te komen, maar hoezeer zij den
godsdienst ook vijandig gezind zijn, toch voelen
de missionarissen nog minder voor de zuiver
Chineesche regeeringen.
Onder de Chineesche roovers is de grootste
wel de staat zelf. Hij heft belasting op belas
ting en die wordt met zweepslagen geïnd. Daar
waar men geen duit meer vermoedt, wordt een
gulden te voorschijn geranseld en wie van
staatszijde een leening wil aangaan, kan er op
rekenen dat hij minstens 300 pet. rente moet
betalen.
Om al deze redenen moeten de missionaris
sen en de christenen op hun hoede zijn. De
missie concentreert zich dan ook uit vrees voor
de roovers alleen in het hoofdstation en de
verwijderd wonende christenen houden zich
kalm en zoeken het hoofdstation liever niet op,
omdat zij weten, hoe gevaarlijk de weg daar
heen is. Dit alles maakt het werk van de mis
sionarissen zeer moeilijk, maar zij hebben den
grooten troost, dat zij werken niet voor den tijd
maar voor de eeuwigheid. Dat maakt hen tot
groote optimisten en nog altijd blijft het waar,
dat een missionaris, die in veertig jaren tijds
geen enkele bekeering maakt, even verdienste
lijk, zoo niet verdienstelijker werk verricht dan
een missionaris, die er duizend per jaar maakt.
God alleen meet de waarde van zijn werk. De
missionaris voor zjjn deel kan niet meer doen
dan pogen met de verschrikkelijke mogelijk
heid, dat hij niet zal slagen.
Tom Mix, de koning der film-cowboys, heeft
zoo juist zijn 360e film voltooid. Hij is getiteld
„Bustlers Round-up" en zal de laatste film zijn
van den filmspeler, die de harten van alle jon
gens tusschen 7 en 70 in de heele wereld ver
overd heeft. Tom Mix wil zich nu definitief
uit het filmbedrijf terugtrekken. Reeds vóór
vier jaar, toen de klankfilm kwam, scheen het
met de Cowboy-heerlijkheid la Tom Mix
op de film uit te zijn. Terwijl alle Amerikaan-
sche Wild-Westspelers van het doek verdwe
nen, gelukte Tom Mix met zijn wonderpaard
Tony den bravoursprong over den luidspreker.
Zijn klankfilmen, waarvan hij er verleden jaar
alleen negen vervaardigde, zijn oude zwijgende
„pictures". Een ernstige kwetsuur aan zijn lin
keroog, dat niet meer aan het scherpe licht
blootgesteld mag worden, dwingt hem thans
zijn geliefkoosd Culver City, waar de meeste
filmen gemaakt werden, vaarwel te zeggen. Zijn
paard Tony, minstens even geliefd in de ge
heele wereld als hij zelf, is verleden herfst al
op pensioen gesteld Mabel Russel Ward, de
wereldberoemde trapezekunstenares, is de ge
lukkige Cowboy-vrouw en thans wil hij niets
meer weten van de film. Een leven zonder paard
en vermetel rijden echter is voor hem geen le
ven en zoo is hij van plan omdat binnen
enkele maanden het circusseizoen begint in
allerijl een eigen soort Cowboy-revue samen te
stellen, waarmee hij dan in den herfst naar
Europa zal komen.
Tom Mix is thans 53 jaar en heeft in den
loop zijner carrière het aardige vermogen van
18 millioen bijeengereden.
Bovendien heeft hij zich heelemaal opge
werkt. Zijn moeder was een Indiaansche van
den stam der Cherokeezen en na een armoedige
jeugd streedTom Mix als vrijwilliger in het
Engelsch Zuid-Afrikaleger. Na het einde van
den oorlog leerde hij rijden. Zijn goede kijk op
paarden bracht hem spoedig in de Engelsche
remontedepots, waar hij zich zóó perfection-
neerde, dat hij, toen hij later in Amerika kwam,
daar den Cowboys uit Texas toonde, hoe men
met paarden moet omspringen. Twee jaar la
ter joeg hij in Oklahoma, als aanvoerder van
de rijdende politie een troep bandieten na,
welke dramatische bezigheid hij linea recta
thans in de film voortzet.
Multi-millionnair in het zadel, maar een
heerlijke natuurboy. Toen in 1925 de Engelsche
koning hem ontving, verklaarde hij hem, dat
de beroemde Engelsche rijweg de Rottin Row,
een „prachtige weg voor Zondagsruiters" was
en in „Savoy" herinnerde men zich nog van de
eere-ontvangst voor Tom Mix, dat de onmoge
lijke kerel op zijn Tony in de zaal gestapt
kwam en op de kroonlichters begon te schieten.
Nu, men zal afwachten wat er in den herfst
bij zijn komst gebeuren zal.
Uit Belgrado wordt gemeld, dat de politie er
na een opwindende jacht over het dak van
Europa's snelsten trein, den Orient Erpress, tij
dens een vaart van 120 K.M. in geslaagd is een
berucht treinroover te arresteeren. De man
maakte uitsluitend zijn werk van dezen luxe-
trein, tijdens de reis van Parijs naar Istamboul.
De arrestatie geschiedde te Vinkovtzi.
De politie verdenkt hem van het stelen van
een waardevollen gouden sigarettenkoker, die
door koning Alexander aan een Joego-Slavi-
schen minister cadeau is gegeven, alsmede van
het zakboekje van een directeur eener ver-
zekerinsmaatschappij, voorzien van belang
rijke aanteekeningen en van het ontvreemden
van juweelen.
De bekende jockey Callaban te Tiffin (Ohio)
is voornemens zijn renpaarden, voordat de
rennen dit seizoen een aanvang nemen, te be
handelen met ultra-violette en infra-roode stra
len, waardoor hij de kans op succes aanzienlijk
denkt te verhoogen.
Callaban zal daartoe een kamer voor kunst
matig zonlicht in zijn stallen laten bouwen. Hij
is van meening dat paarden de behandeling
met deze stralen zelfs meer noodig hebben dan
menschen en zegt, dat de dieren daardoor
voortdurend „fit" zullen blijven.
De beroemde Fransche physicus, Edouard
Branty, de uitvinder van de naar hem genoem
de Brantysche buizen, die in den eersten tijd
der draadlooze telegrafie algemeen gebruikt
werden, Is tot groot-officier in het Fransche-
eere-legioen benoemd.
Branty telt thans 87 jaren. Een correspon
dent, die zich haastte den ouden heer, die te
bed lag met griep, de blijde boodschap te bren
gen, kreeg op zijn gelukwensch ten antwoord:
„Wat goeds heb ik daarvan te wachten. Mijn
familie mag er blij om zijn, mij persoonlijk was
het heel wat liever als mijn gezondheidstoe
stand beter was."
Had Branty voor alle radio-apparaten, die
sedert de algemeene verspreiding van de radio
verkocht werden, ook maar een kleine provisie
gekregen, dan was hij thans meermalen mil-
lionnair. In werkelijkheid is hij echter arm ge
bleven en hij liet ook niet na op zijn armoede
te wijzen, toen de correspondent vroeg, waar
om hij de roset van het eere-legioen niet
droeg. „Werp eerst een blik op mijn afgedra
gen jas," zei hij bitter en dan zal de reden u
duidelijk worden.
Wanneer ik de roset van het eere-legioen in
het knoopsgat van de versleten jas zou dragen,
dan zou men mij zeker arresteeren wegens on
geoorloofd dragen van eereteekens!"
Weer eens een keer te meer blijkt uit dit
gesprek het vaak meelijwekkend lot van groote
uitvinders.
Ollllllllll WAAR BLIJFT HET? minium
Velen hebben zich natuurlijk
1 Dikwijls al de vraag gesteld,
Als zij eens wat kort bij kas zijn:
Ja, waar blijft dan toch mijn geld?
De ontvangsten worden minder,
Alle klanten zitten krap,
Want bij vroeger vergeleken
Is de situatie slap.
Ook de koersen der effecten
Zijn gekrompen, net als wol,
Dividendenlieve hemel,
Gelden lang niet meer voor vol!
Iedereen spreekt van tekorten,
Zoowel Staat als in privé
En wat eertijds zeer solied was
i Helt thans over naar puree.
i Nooit nog klonk er zoo eenstemmig
En eensluidend het refrein:
'k Zou graag weten waar de centen
Allemaal gebleven zijn!
Naar de banken? maar dat kan niet,
Kijk eens naar Amerika,
i Waar de groote banken springen,
D'eene voor, de ander na!
Over heel de wereldlinie
Komt men steeds meer geld tekort,
Zelfs ondanks, dat er nog heftig
Algemeen bezuinigd wordt.
En zoo dringt zich weer de vraag op,
In den aanhef reeds gesteld,
Als geen mensch het schijnt te hebben, i
Ja, waar blijft dan toch het geld?
Want wat drommel, geld vervliegt niet
En je eet het niet als pap.'
Weet u waar het is gebleven?
Maar dan zijt u deksels knap!
Want ofschoon men zit te gissen
En er soms luk-raak naar gooit:
Geld is iets, dat wordt verloren,
Doch gevonden wordt het nooit!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden) f
Hiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiitii^
De geheele bevolking in het gebied van de
oase van Tozeur is in actie om sprinkhanen
te vangen, die in groote menigten door den
wind uit het Noordelijk deel van de Sahara
worden gedreven.
Aangezien gezouten en geroosterde sprink
hanen voor de inlandsche bevolking een groote
lekkernij beteekenen, verschaft de regeering
gratis zout aan hen, die aan de sprinkhanen-
vangst deelnemen. Men hoopt het aantal deel
nemers aan de vangst daardoor zoo groot te
maken, dat de sprinkhanenplaag wordt be
perkt.
De directeur van de Franco-Canadian Bank
te Montreal liep met groote stappen in
z'n privé-kantoor heen en weer. Bij wijlen
stond hij een oogenblik stil en z'n blik gleed
door het glazen beschot over het ruime kan
toor, waar een veertigtal hoofden over de les
senaars gebogen zaten en veertig pennen over
het papier vlogen. Hij beschouwde zijn perso
neel een voor een en schatte in gedachte de
kwaliteiten van allen. Toen nam hij een besluit.
Hij ging voor z'n bureau zitten en belde: twee
korte tikken en drie lange. Een jonge man van
de rekening-courant-afdeeling stond op en liep
vlug en veerkrachtig naar het privé-kantoor,
waar hij na een kort tikje op de deur binnen
trad.
De directeur keek hem opmerkzaam aan,
terwijl hij hem een stoel wees.
„Ga zitten, Convay, neem die rekening-cou
rant voor je en kijk daar met aandacht in ter-
wnl ik tegen je spreek. Wat ik je te vertellen
heb, heeft met dat stuk niets te maken, maar
er zijn oogen, die ons hier kunnen bespieden,
ai kan niemand ons beluisteren. Doe dus als
of ik het over die rekening-courant heb, maar
luister intusschen góéd naar wat ik je zeggen
zal."
Convay bedwong z'n verwondering en zette
zich voor de tafel, terwijl hij met den meesten
ernst z'n oogen op het papier gevestigd hield.
„Convay," vervolgde de directeur, „ik heb
sinds het laatste halfuur al m'n bedienden in
mijn geest de revue laten passeeren, maar heb
er geen gevonden in wien ik zooveel vertrouwen
durf stellen als in jou. Al heb ik me tot nu toe
rechtstreeks niet veel met je kunnen inlaten,
zoo weet ik toch dat je je best hebt gedaan en
je degelijk in de zaak hebt ingewerkt. Maar wat
ik nu van je vragen zal is een gewichtige
dienst, een zaak, waarbij groote belangen op
het spel staan, waarbij de bank met een aan
zienlijk bedrag betrokken is. Dat er gevaar voor
je dreigt in die opdracht, misschien wel levens
gevaar wil ik niet voor je verhelen. Ik zal het
je dan ook niet kwalijk nemen als je liever
terug treedt; dan moet ik natuurlijk iemand
anders zoeken."
Convay bladerde nog eenige seconden in de
rekening-courant en keek toen op:
„Ik zou al heel ondankbaar zijn, als ik u niet
metterdaad bewees, dat ik alles voor de zaak
over heb, maar als er bij 't volvoeren van uw
opdracht, werkelijk levensgevaar voor mij be
staat, hoe zal het dan met moeder gaan,
alszooals u weet, is mijn vader overleden
en ben ik haar eenige kostwinner."
„Luister eens Convay," hernam de directeur,
„ik hoop en verwacht, dat je de opdracht zult
volbrengen zonder kleerscheuren, maar dèt
staat vast, als je ter wille van de bank letsel
mocht bekomen, maak je dan over je moeder
niet ongerust. Die wordt in ieder geval ver
zorgd."
„Dan mijnheer," antwoordde Convay, „kunt
u geheel op me rekenen."
„Ik verwachtte niet anders," meende de di
recteur, „luister nu goed, Kaar wat ik je zal
vertellen. Een jaar geleden bezorgde mij de
heer Lyall, die op het landgoed Camphill woont,
een 15 K.M. hier vandaan, een stel diamanten
sieraden, die aan z'n vrouw toebehooren, ten
einde die in mijn safe voor hem te bewaren. De
diamanten zijn van buitengewone grootte en
van het zuiverste water. Gedeeltelijk zijn ze
gezet in armbanden en kleine sieraden, terwijl
de rest is bijeengebracht in een gouden dia
deem. Tezamen vertegenwoordigen ze een
waarde van een half millioen dollars. Ze zjjn
opgeborgen in een marokijnen doos, die ik
geplaatst heb in de tweede brandkast aan den
rechterkant van mijn safe. Ik vertel je dit alles
nauwkeurig, omdat het van belang is, dat je
weet, waar je ze moet vinden. Nu vermoed ik,
dat men te weten gekomen is waar de diaman
ten geborgen zijn. Den laatsten tijd is het her
haaldelijk voorgekomen, dat ongunstig uit
ziende individuen om de bank zwervend werden
gezien, terwijl juist vannacht iemand getracht
moet hebben in het gebouw te komen. Ik heb
tenminste sporen van geweld aan het slot van
de hoofddeur gevonden. Dat zou me op zich
zelf niet verontrusten, want zelfs al komt men
in de bank, dan is de safe nog vrijwel tegen
iedere poging tot forceeren bestand. Maar juist
vanmorgen werd ik door mevrouw Lyall opge
beld, met verzoek het doosje met inhoud van
middag op Camphill te laten bezorgen, omdat
zij de diamanten hedenavond op een familie
feest wil dragen. Dat brengt me in moeilijk
heden. Het is waarschijnlijk, dat de persoon of
personen die weten dat ik de diamanten hier
bewaar, ook weten, dat ze vanavond op het
landgoed moeten zijn, omdat ze misschien hun
inlichtingen van het personeel van den heer
Lyall hebben ontvangen. Ga ik nu zelf of zend
ik mijn procuratiehouder, dan is het hun dui
delijk genoeg en zou een aanhouding op dien
vrij eenzamen weg niet tot de onmogelijkheden
behooren. Ik heb dus omgezien naar iemand,
dien ik kon vertrouwen en ik meen in jou dien
man gevonden te hebben. Ik verzoek je dus in
den loop van den middag naar Campnil te
fietsen en daar het étui met inhoud aan mijn
heer of mevrouw Lyall af te geven. Ik kan je
het doosje nu niet geven, omdat ik niet zeker
weet of iedereen op 't kantoor wel vertrouw
baar is. Ik geef je dus nu de sleutels van de
safe en van de brandkast en als we straks om
één uur sluiten, ga je even naar huis; je keert
dan terug en je gaat hier van achter het kan
toor binnen. Ik zal den portier zeggen, dat je
toegelaten moet worden, omdat Je iets voor mij
op het privé-kantoor moet halen. Onthoud goed
wat ik je verteld heb omtrent de plaats van
het doosje: de tweede brandkast aan den rech
terkant van de safe. Breng me van avond een
verslag van je reis en een schriftelijk bewijs
van den heer Lyall, dat hij de diamanten heeft
ontvangen. En ga nu gauw weer aan je werk,
anders knoopt men misschien aan je lange
aanwezigheid op mijn kantoor vermoedens
vast."
Frank Convay nam de sleutels, die hem over
tafel werden toegeschoven, zei eenvoudig: „Ik
zal het doosje bezorgen, mijnheer," en verwij
derde zich.
Direct na het sluitingsuur sprong hij op de
fiets en peddelde door de drukke straten naar
huis. Onderweg reed hem een jongmensch tege
moet, dat hem met drukke, vroolijke gebaren
uitnoodigde af te stappen.
„Ik zie je tegenwoordig nooit meer," zei John
Rullway, „sinds je 't college verlaten hebt,
schijn je ook de sport vergeten te hebben."
„Integendeel," antwoordde Frank, „ik wou je
juist uitnoodigen vanmiddag eens onze oude
weddenschap aan
te gaan. Ik heb
15 K.M. zou rij- r 77
den. Neem van- ltlCW. LtyO, 1
middag je auto
en ik neem m'n
fiets en we zullen de proef nemen."
Aldus werd overeengekomen en Frank be
loofde om drie uur aan de garage van zijn
vriend te zijn.
Alles liep zooals was afgesproken. Na het
eten ging Frank naar de bank, kwam zonder
moeilijkheden in 't privé-kantoor en vond in Ce
aangeduide brandkast het étui. Hij borg het
in z'n binnenzak en nam het mee naar huis.
Onderweg trof het hem, dat hij geregeld het
getuf van een motorfiets achter zich hoorde,
maar hfj bereikte zonder tegenspoed z'n woning.
Toen hij deze een kwartier later verliet, ben
gelde een stevig pakje aan het frame van z'n
fiets. In de garage trof hij Rullway in verlegen
heid; de motor weigerde en de chauffeur wa3
er niet. De volgende minuut lag Frank bij den
wagen geknield om te zien wat er aan scheel
de. Hij was in zijn hart altijd een mécamcien
geweest en had spoedig het gebrek gevonden.
Hij vroeg Rullway om wat olie en keek het
mechanisme aan de onderzijde van het chassis
nog eens goed na. Toen de motor goed geolied
was, liep deze weer als te voren. Men sprak af,
dat Frank onmiddellijk zou vertrekken en naar
Camphill zou rijden. Rullway zou hem een
kwartier later met den auto in matig tempo vol
gen en als alles goed ging, moest men na een
half uur bij het landgoed zijn.
Frank begaf zich op weg en had al spoedig
den buitenweg bereikt. Even had hij gemeend,
dat hij door een motorfiets werd gevolgd, maar
in het drukke stadsgedeelte had hij het geluid
spoedig uit het gehoor verloren. Intusschen vor
derde hij flink, ofschoon niet met zoo"n vaart
als men van de weddenschap wel zou ver
wachten.
Hij had echter nog geen kwartier gereden,
toen hij in de verte achter zich het gestamp
van een motor hoorde. Omziende, onderscheidde
hij op den rechten, zonnigen weg een stof volk,
wellicht een Kilometer achter zich. Toen boog
hij zich over het stuur en reed in snel tempo
verder, terwijl hij het geluid van den motor
meer en meer nader hoorde komen. Omziende,
ontdekte hij nu de motorfiets met zijspan wagen,
beide bereden, terwijl hij nog een derden per
soon op de duo-zitting meende te onderschei
den. Hij merkte echter al gauw, dat hij den
motor toch niet voor kon blijven. Hij kon dus
beter z'n krachten sparen en afstappen. Had
den de lieden op de motorfiets geen kwaad in
den zin, dan zouden ze hem eenvoudig voorbij
rijden, in 't andere geval kon hij zich zoo goed
mogelijk verdedigen. Hij zette dus z'n fiets tegen
de heg en ging er naast staan. Ma^r de motor
fiets verminderde haar gang, vlak voor hem
werd ze tot stilstand gebracht en in een oog
wenk wierpen zich drie forsch gebouwde kefels
op den jongen man. Na een korte worsteling
werd hij op den grond geworpen en terwijl één
van z'n belagers hem met een revolver op de
borst in bedwang hield, doorzocht een ander
z'n zakken, en trachtte de derde het pakje van
de fiets los te maken. Men ontdekte al gauw,
dat zijn zakken niets bevatten van waarde,
zoodat al hun aandacht op het pakje aan de
fiets werd gevestigd. Maar dit was stevig met
ijzerdraad omwonden en met hetzelfde mate
riaal niet minder stevig aan den middenstang
bevestigd.
Na veel geworstel en geweld kreeg men ech
ter het pakje los, het drietal sprong op den
motor en verwijderde zich snel, juist toen in de
verte het getuf van een auto zich liet hooren.
Frank liep naar het midden van den weg en
wuifde met z'n zakdoek, waarop Rullway
want deze was het al gauw z'n auto tot
staan bracht. Frank sprong naast hem in den
auto en riep hem toe dóór te rijden, omdat hij
beroofd was en ze wellicht de dieven nog kon
den inhalen, wier voertuig nog maar als een
kleine stip aan t einde van den weg te zien
was.
In 10 minuten was men bij het landgoed,
waar Frank z'n vriend, tot diens verwondering,
verzocht te stoppen. Zonder nadere opheldering
te geven, kroop hij onder den auto, kwam er
met een pakje in de hand onderuit en verzocht
z'n vriend even te wachten, terwijl hij een bood
schap op het landgoed bracht.
Vijf minuten later verscheen hij weer en deel
de zijn vriend in vertrouwen mede, dat hij en
kele kostbaarheden op het landgoed had be
zorgd. Hij had, toen hij in de garage den motor
van den auto nazag, het pakje stevig aan den
onderkant van het chassis vastgemaakt en de
dieven hadden hem slechts beroofd van een
sigarenkistje, gevuld met wat tuingrint.
Toen Frank 's avonds aan z'n patroon de kwi
tantie van den heer Lyall bracht en hem z'n
wedervaren vertelde, prees deze hem om z'n
beleid en zorgde er voor dat hij aah de Franco-
Canadian bank een schitterende carrière
maakte.
Freddy Vrijdag was den geheelen
dag bezig verschillende dingen van het
vergane schip naar het kamp te bren
gen. Hij was zeer vermoeid na een
dag van hard werken, maar Ivy had
hem een gestoofden eend beloofd, als
hij zijn taak volbracht had.
„Dit is de laatste vracht," zei
Freddy, terwijl hij voor de achttiende
maal in het kamp terug kwam. „Ik
ben doodmoe."
„Dat zal wel," zei Ivy. „Leg nu die
dingen maar neer, dan zal ik je wat
gestoofden eend brengen. Dat zal je
goed doen."
Freddy Vrijdag bad nog niet lang
gezeten, of Ivy kwam er aan met een
stoofpan in haar hand.
„Ik ben blij, dat ik wat lekkers
voor je heb," zei ze. Doch toen ze
haar vork in de pan stak om er een
stuk gestoofden eend uit te halen,
schrokken ze beiden.
„Maar dat is geen gestoofde eend,
dat is een zeester," riep Freddy uit.
„Nou, ik verzeker je, dat ik niet
weet, waar het vandaan komt," riep
Ivy. „Ik heb haar er niet ingedaan."
Toen zag Freddy Willie Woensdag
lachen. „Waar lach jij om," vroeg hij.
„Omdat ik den gestoofden eend heb
opgegeten," zei hij, „en ik dacht, dat u
misschien wel eens visch zou willen
hebben voor een verandering."
(Morgenavond vervolg)
(Ingezonden mededeeeling)
i 11 fop dit blad Zijn tngevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Oflflfl bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f "7 F ft biJ een ongeval met f OF ft bij verlies van een hand f 1 OF oij verlies van een F ft bij een breuk van Aft bil verllesvan H
Alle QU OTITIC S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen l/l/lr* "verlies van belde armen, beide beenen of beide oogen f doodelijken afloop/ £iO\J» een voet of een oog# duim of wijsvinger T OUbeen af arm anderen vinger
aniMiiinutuiuiiiiiiuin»iuiuni'iMH»mnwBuiiiiiiuniHHiiiiiiiniiir
Onvervaard stapte hij het gat binnen. Een
flauw-zoete lucht van vergaan gebeente, ver
mengd met een sterken fosforreuk sloeg hem
in het gelaat. Het was een hellende onderaard-
sche gang van 'n meter breedte en op wier
bodem Pennyless snel voortgleed. Hij had in
tusschen bijna onmiddellijk het einde ervan
bereikt en kwam daar terecht op een bodem
van fijn zand. Men zou denken dat het dadr
volslagen duister moest zijn, maar, vreemd ge
noeg, er heerschte in dezen eigenaardige» put
een lichtschemering die, om zoo te zeggen,
beefde, in dien zin namelijk, dat zij gevormd
werd door 'n witachtigen damp, die opsteeg
uit de onder Pennyless' voetstappen aange
raakte bodemlaag.
Hij kon er bijna evengoed zien als op klaar
lichten dag.
Hij dacht een oogenblik na en begreep nu
ook aanstonds de oorzaak van dit verschijnsel
dat weldra verrassende gevolgen zou hebben.
Het waren eenvoudig fosfordeeltjes, fosfor-
uitstralingen, veroorzaakt door die tallooze
heel of half verpulverde beenderen welke de
regens naar dezen putbodem hadden doen af
drijven.
Niets eenvoudigere en meer natuurlijk!
Deze put had ongeveer drie meter breedte,
en de vorming ervan deed Pennyless vermoe
den dat, dank zij de zandachtige natuur van
den bodem, het niet moeilijk zou zijn een uit
gang te graven onder de fundamenten-zelve
van den Toren.
Hij riep Marius en Johnny; dezen kropen de
gang in en waren weldra bij hem. Hij zette
hun met korte woorden zijn plan uiteen en zij
gingen aanstonds aan den slag.
Daar zij geen ander werktuig om te graven
hadden, deden zij het met hun handen en dat
gelukte vrijwel.
Pennyless berekende dat men, óm aan de
oppervlakte van den beganen bovengrond te
komen, ongeveer vijf meter op zijn hoogst zou
moeten graven. Rekening houdende met de
bodemgesteldheid kon men hopen het werk te
voleindigen in minder dan vijf uren tijd.
De hitte, die in dit hol heerschte. was ver
stikkend, en de drie mannen ondergingen
daarbij de folteringen van den honger en van
den dorst. Het zweet liep tappelings langs hun
lichamen en somtijds dreigde de adem hun te
begeven!....
Doch dat ontmoedigde deze helden niet! Zij
spanden zich in met al hun kracht, zonder een
enkele klacht te doen hooren: zonder een
oogenblik te aarzelen, gesteund door hun ijze
ren geestkracht, en gevoelden zich zelfs nog ge
stemd tot eenige scherts.
„Echt konijnen werk, hé, kapitein?.... Ik
wou dat ik 'n gebraden konijn voor me had
met "n fijne flesch erbij!Och, wat is het
lang geleden dat ik zóó geluncht heb!
Zij groeven altijd maar door, en de grond
onder hen begon ongeveer een meter ruimte
in het vierkant te geven, toen zij daarboven
angst- en hulpkreten hoorden, die door de
onderaardsche gang tot hen doordrongen.
„Wat is dat?" riep Marius.
„Het lijkt wel alsof Patrick om hulp roept",
zei de kapitein.
„Ik ga kijken," antwoordde Johnny en hij
verdween met clowns-vlugheid in de buis.
Het knekelveldje betredende sidderde hij on
willekeurig voor het waarlijk angstwekkend
schcuwspel, dat zich aan hem vertoonde.
De gieren, bemerkende dat het jonge ventje
alleen achtergebleven was en daar roerloos lag,
waren plotseling in massa op hem aangevallen
met hun scherpe piepkreten en het kind, doo-
delijk verschrikt, décht er natuurlijk niet aan
stil te blijven liggen, zooals hem was aange
raden, maar deed het eenige wat hem te doen
stond: vluchten, heen en weer rennen over het
platform en luide om hulp schreeuwen. Pa
trick was reddeloos een prooi der vieze roof
vogels, die hem, razend van honger met sna
vels en klauwen zouden gaan bewerken, indien
er niemand tusschenbeide kwam. Maar hoe dit
arme kind te helpen? Men kon niet bij hem
komen en hij kon niet weg van het platform,
waarop hij wanhopige vluchtbewegingen
maakte.
Johnny begem, ten einde de beesten te ver
schrikken, uit al de kracht zijner longen te
loeien, en daar dit middel volkomen faalde,
greep hij een stuk gebeente en smeet het te
midden van den gierentroep.
Het projectiel veroorzaakte onder de gevleu
gelde roovers en moordenaars een oogenblik
verwarring. Maar ook slechts een oogenblik!
Want onmiddelijk deden de monsters een
nieuwen aanval. Maar Johny begon niet enkel
opnieuw te loeien, doch hij greep nu met volle
handen uit den beenderenhoop en slingerde
dit ongewone wapentuig met alle kracht om
hoog, zoodat het telkens en telkens weer de
gieren stoorde.
Met een dijbeen, dat, na een der vogels te
hebben getroffen, op het platform viel, begon
nu ook Patrick zich té verdedigen en wild om
zich heen te slaan.
Maar de gieren bewogen zich nu als razen-
den rondom hun prooi en streken steeds dich
ter langs het jongetje, zoodat hun vlerken hem
troffen.
Patrick scheen hopeloos verloren op het
oogenblik dat zijn hulpkreten en die van
Johnny Pennyless en Marius uit het hol
deden te voorschijn treden.
Dezen sidderden op hun beurt, ziende aan
welk doodelijk gevaar het ventje was blootge
steld zonder dat Dj hulp kimden bieden.
„Spring naar beneden, m'n jongen, vooruit,
spring maar!" riep Marius hem toe.
„Maar dan valt hü te pletter", merkte de
kapitein op.
De Proven?aal plantte zich met de beide
beenen zoo diep mogelijk in de krakende kne
kels, boog het bovenlichaam een weinig ach
terwaarts, spreidde de armen uit en riep op
nieuw:
„Vooruit, niet bang zijn, ik vang je wél op!
Ik sta hier zoo vast als *n standbeeld.... Eén
....twee.... drie!"
In zijn doodsangst sloot het ventje de oogen
en waagde den sprong in de diepte.
Met zijn athleten-armen ving Marius hem
op, om zóó te zeggen: met een gemak alsof hij
nog geen tien kilo te dragen kreeg, en zeide op
goedigen en bezorgden toon:
„Hebben ze je gebeten, m'n jongen, die af
schuwelijke gedierten daarboven? Het ging
me aan m'n hart meer dan ik zeggen kan, je
bijna hun prooi te zien worden
Het kind gevoelde al de hartelijkheid en de
toewijding die er gelegen waren in deze ont
roering en die vertrouwelijkheid, zoo vreemd
aan zijn Engelsche opvoeding.
En innig dankbaar sloeg hij de armen om
den hals van den Franschman en omhelsde
hem hartelijk.
„Neen, beste Marius", zeide hij, „Goddank
nóg niet, maar het was de hoogste tijd, niet
waar? O, hoe dankbaar ben ik u en ook dezen
beiden heereni"
„Arme jongen! Ge moet wel ergen dorst
hebben en veel lijden? Sprak de kapitein op
vragenden toon.
„Ja, mijnheer; maar u ook.en ik aal mijn
best doen am me flink te houden zonder te
klagen".
De gieren kwamen nu zelfs in den knekelput
vliegen en van alle kanten hoorden de drie
mannen en Patrick de leelijke piepende gelui
den om zich heen.
„Volg ons, vriendje," ging Pennyless voort;
„daar zult ge ten minste gevrijwaard zijn te
gen de aanvallen van die afschuwelijke bees
ten, wier taaie volharding inderdaad aan het
ongeloofelijke grenst.
„En ik neem een gedeelte van uw werk voor
mijn rekening," verklaarde Patrick met bijna
komiek zelfbewustzijn.
Alle vier daalden nu af in de onderaardsche
gang en begonnen, in deze benauwende omge
ving hijgende, en met bebloede vingers het
zand uit te graven.
„Wat zijn we toch ezels!" riep Marius op
eens, „Ik bedoel", voegde hij er aanstonds bij,
„niet u. kapitein, maar wij, Johnny en ik."
„Dank je" zei de Yankee. „WéArom zijn we
ezels?"
„Wel we konden die heeren daarboven toch
wel verlossen van "n paar Runner genekte ka
meraden om met zoo'n lang stevig stuk been
en een breeden kop eraan te gaan werken als
boor en hamer tegelijk".
(Wordt vervolgd)