Missieposten in Midden-Azië Mdvct&aal vonden dag 1 HET ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN De ROBINSONheerenmolière kost: zwart f 4.50 - bruin f 4.90 .GROOTE AVONTUUR MAANDAG 6 MAART CHINEESCH TURKE STAN De Duitsche Paters winnen slechts drie of vier zielen per jaar Door vijanden omgeven Tom Mix en de film 18 millioen in het zadel verdiend Treïnroover gepakt VapoRu Behandeling van paarden De afgedragen jas Sprinkhanenplaag to^'haifuur I Diamanten van j (Jongensmaten naar verhouding goedkooper) AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL auw-mmiuamuunuuuuumni FEUILLETON In een onderhoud, dat de Duitsche professor dr. Thauren heeft gehad met pater Loy, heeft laatstgenoemde zeer interessante din gen verteld over de missie, waarbij hij de leiding heeft in het hartje van Azië, n.l. in de missie Sinkiang, die vrijwel de grootste katho lieke missie ter wereld is. Deze missie, die on der Duitsche paters staat, is ongeveer viermaal eoo groot als Duitschland. Het werk der mis sionarissen is buitengewoon zwaar en de resul taten zijn niet zeer bemoedigend. In deze dicht bevolkte streek komen per jaar slechts twee of drie doopsels voor en dit is geen glansrijk ge volg van de groote moeite die de missionarissen zich geven. In de laatste dertig of veertig jaar ■werden minder heidenen in de katholieke kerk opgenomen dan het aantal inwoners bedraagt. Maar hoe mager de oogst ook is, de Propagan da te Rome verklaarde, dat ook hier in dit moeilijke gebied de waarheid van Christus moest verkondigd worden. Thans zijn in de geheele missie twaalf paters op zeshonderd christenen, die over het geheele gebied verspreid zijn, zoodat men volstrekt niets merkt van het bestaan van het Katholicisme in dit land. Sinkiang, of Chineesch-Turkestan, ligt mid den in Azië, ten Westen van China en ten Noorden van Tibet. Van Sjanghai uit rijdt de sneltrein 48 uur naar het binnenland en daar houdt alle beschaving op. De reis moet verder gemaakt worden met muilezelkarren en die doen er 25 dagen over, tot zij in het hart van Kansu zijn aangekomen. Dan zijn er nog eens vijftig dagen noodig om in de missie te komen, weer met muilezelkarren. Van Europa uit kan men rekenen op een traject van ongeveer vijf maanden, voor men den missiepost heeft be reikt. De ongelukkigen, die deze reis hebben te maken, worden dus wel op de proef gesteld, maar sommigen worden wellicht beloond voor hun moeizame pogingen, in tegenstelling met de missionarissen, die zoo bitter weinig beloo- ning krijgen. In totaal zijn er in dit missiegebied 12000 christenen en eenige duizenden catechumenen. Kansu zelf is ongeveer even groot als Pruisen en vormt de Noord-Westelijke provincie van 't onmetelijke China. De stemming in het missie gebied is niet ongunstig jegens de christenen, noch jegens de Duitsche en Oostenrijksche pa ters. De Franschen en de Engelschen kan men minder goed zetten in China, maar de anderen komen deze streek gemakkelijk door op een pas en soms zelfs op een naamkaartje. Natuur lijk geldt deze stemming alleen die van de auto riteiten, want het volk bemoeit zich volstrekt niet met de politiek. Het volk is zeer slecht ontwikkeld. Van de honderd mannen kunnen er geen twintig lezen of schrijven en van de hon derd vrouwen zelfs geen tien. Kranten kennen zij niet en wat de regeering doet interesseert hen niet. De algemeene vijan digheid tegen de Europeanen heeft haar oor zaak. De tolgelden en de post werden steeds door de Europeanen in beslag genomen. En 't er gste van alles, de opiumhandel, dien Engeland in handen heeft, heeft groote ellende over Chi na gebracht. In bovengenoemd missiegebied is meer dan een derde bedekt met opiumvelden, die op last of althans onder dwang van de En gelschen werden aangelegd. Pater Loy heeft soms dagenlang langs opiumvelden gereisd, niets dan opiumvelden. De slachtoffers van dit genotmiddel zijn op veertigjarigen leeftijd le vende lijken geworden. De Chineezen hebben dit verschijnsel dan ook als een hoon onder vonden en hun haat tegen den Westerling is fel en stug. Men verbiedt den missies om land te koopen, maar dit wil niet zeggen, dat daar geen mouw aan te passen zou zijn. Men kan nJ. wel land pachten en het is.jnaar een kwestie van han digheid om via het pachten bezitter van den grond te worden. Men noemt dit dan het pach ten op de eeuwigheid. Vooral de gouverneur of de mandarijn van feen streek kan veel voor of tegen de missie doen. Van hen hangt vrijwel alles af, omdat zij onbeperkt regeeren. Maar de grootste vijand van het christendom is het z.g. nieuwe heiden dom, waardoor vooral de studenten en in het algemeen de leerende jeugd worden vergiftigd. Hier worden de socialisten en communisten ge kweekt, die zeer vijandig staan tegenover de missies. In iedere stad zit in de regeering een communistische cel, althans in Zuid-China, en deze zijn het juist, die de missies zooveel moge lijk trachten te dwarsboomen. Ze hitsen de menschen op, bekladden de muren met op schriften, die het volk moeten overhalen de missionarissen te dodden, en putten zich uit in bedreigingen. Maar ook de verschillende godsdiensten zijn een moeilijk te overwinnen tegenstand. Van de Lamaisten hebben de missies weinig last, om dat dezen afgezonderd in hun kloosters leven. Maar de Mohammedanen zijn des te moeilijker en meermalen is het gebeurd, dat zij een be keerling met den dood straften. Eenige malen zijn ook de missies belegerd geworden en uit geplunderd. Zij hebben ook kans gezien om m de regeeringen te komen, maar hoezeer zij den godsdienst ook vijandig gezind zijn, toch voelen de missionarissen nog minder voor de zuiver Chineesche regeeringen. Onder de Chineesche roovers is de grootste wel de staat zelf. Hij heft belasting op belas ting en die wordt met zweepslagen geïnd. Daar waar men geen duit meer vermoedt, wordt een gulden te voorschijn geranseld en wie van staatszijde een leening wil aangaan, kan er op rekenen dat hij minstens 300 pet. rente moet betalen. Om al deze redenen moeten de missionaris sen en de christenen op hun hoede zijn. De missie concentreert zich dan ook uit vrees voor de roovers alleen in het hoofdstation en de verwijderd wonende christenen houden zich kalm en zoeken het hoofdstation liever niet op, omdat zij weten, hoe gevaarlijk de weg daar heen is. Dit alles maakt het werk van de mis sionarissen zeer moeilijk, maar zij hebben den grooten troost, dat zij werken niet voor den tijd maar voor de eeuwigheid. Dat maakt hen tot groote optimisten en nog altijd blijft het waar, dat een missionaris, die in veertig jaren tijds geen enkele bekeering maakt, even verdienste lijk, zoo niet verdienstelijker werk verricht dan een missionaris, die er duizend per jaar maakt. God alleen meet de waarde van zijn werk. De missionaris voor zjjn deel kan niet meer doen dan pogen met de verschrikkelijke mogelijk heid, dat hij niet zal slagen. Tom Mix, de koning der film-cowboys, heeft zoo juist zijn 360e film voltooid. Hij is getiteld „Bustlers Round-up" en zal de laatste film zijn van den filmspeler, die de harten van alle jon gens tusschen 7 en 70 in de heele wereld ver overd heeft. Tom Mix wil zich nu definitief uit het filmbedrijf terugtrekken. Reeds vóór vier jaar, toen de klankfilm kwam, scheen het met de Cowboy-heerlijkheid la Tom Mix op de film uit te zijn. Terwijl alle Amerikaan- sche Wild-Westspelers van het doek verdwe nen, gelukte Tom Mix met zijn wonderpaard Tony den bravoursprong over den luidspreker. Zijn klankfilmen, waarvan hij er verleden jaar alleen negen vervaardigde, zijn oude zwijgende „pictures". Een ernstige kwetsuur aan zijn lin keroog, dat niet meer aan het scherpe licht blootgesteld mag worden, dwingt hem thans zijn geliefkoosd Culver City, waar de meeste filmen gemaakt werden, vaarwel te zeggen. Zijn paard Tony, minstens even geliefd in de ge heele wereld als hij zelf, is verleden herfst al op pensioen gesteld Mabel Russel Ward, de wereldberoemde trapezekunstenares, is de ge lukkige Cowboy-vrouw en thans wil hij niets meer weten van de film. Een leven zonder paard en vermetel rijden echter is voor hem geen le ven en zoo is hij van plan omdat binnen enkele maanden het circusseizoen begint in allerijl een eigen soort Cowboy-revue samen te stellen, waarmee hij dan in den herfst naar Europa zal komen. Tom Mix is thans 53 jaar en heeft in den loop zijner carrière het aardige vermogen van 18 millioen bijeengereden. Bovendien heeft hij zich heelemaal opge werkt. Zijn moeder was een Indiaansche van den stam der Cherokeezen en na een armoedige jeugd streedTom Mix als vrijwilliger in het Engelsch Zuid-Afrikaleger. Na het einde van den oorlog leerde hij rijden. Zijn goede kijk op paarden bracht hem spoedig in de Engelsche remontedepots, waar hij zich zóó perfection- neerde, dat hij, toen hij later in Amerika kwam, daar den Cowboys uit Texas toonde, hoe men met paarden moet omspringen. Twee jaar la ter joeg hij in Oklahoma, als aanvoerder van de rijdende politie een troep bandieten na, welke dramatische bezigheid hij linea recta thans in de film voortzet. Multi-millionnair in het zadel, maar een heerlijke natuurboy. Toen in 1925 de Engelsche koning hem ontving, verklaarde hij hem, dat de beroemde Engelsche rijweg de Rottin Row, een „prachtige weg voor Zondagsruiters" was en in „Savoy" herinnerde men zich nog van de eere-ontvangst voor Tom Mix, dat de onmoge lijke kerel op zijn Tony in de zaal gestapt kwam en op de kroonlichters begon te schieten. Nu, men zal afwachten wat er in den herfst bij zijn komst gebeuren zal. Uit Belgrado wordt gemeld, dat de politie er na een opwindende jacht over het dak van Europa's snelsten trein, den Orient Erpress, tij dens een vaart van 120 K.M. in geslaagd is een berucht treinroover te arresteeren. De man maakte uitsluitend zijn werk van dezen luxe- trein, tijdens de reis van Parijs naar Istamboul. De arrestatie geschiedde te Vinkovtzi. De politie verdenkt hem van het stelen van een waardevollen gouden sigarettenkoker, die door koning Alexander aan een Joego-Slavi- schen minister cadeau is gegeven, alsmede van het zakboekje van een directeur eener ver- zekerinsmaatschappij, voorzien van belang rijke aanteekeningen en van het ontvreemden van juweelen. De bekende jockey Callaban te Tiffin (Ohio) is voornemens zijn renpaarden, voordat de rennen dit seizoen een aanvang nemen, te be handelen met ultra-violette en infra-roode stra len, waardoor hij de kans op succes aanzienlijk denkt te verhoogen. Callaban zal daartoe een kamer voor kunst matig zonlicht in zijn stallen laten bouwen. Hij is van meening dat paarden de behandeling met deze stralen zelfs meer noodig hebben dan menschen en zegt, dat de dieren daardoor voortdurend „fit" zullen blijven. De beroemde Fransche physicus, Edouard Branty, de uitvinder van de naar hem genoem de Brantysche buizen, die in den eersten tijd der draadlooze telegrafie algemeen gebruikt werden, Is tot groot-officier in het Fransche- eere-legioen benoemd. Branty telt thans 87 jaren. Een correspon dent, die zich haastte den ouden heer, die te bed lag met griep, de blijde boodschap te bren gen, kreeg op zijn gelukwensch ten antwoord: „Wat goeds heb ik daarvan te wachten. Mijn familie mag er blij om zijn, mij persoonlijk was het heel wat liever als mijn gezondheidstoe stand beter was." Had Branty voor alle radio-apparaten, die sedert de algemeene verspreiding van de radio verkocht werden, ook maar een kleine provisie gekregen, dan was hij thans meermalen mil- lionnair. In werkelijkheid is hij echter arm ge bleven en hij liet ook niet na op zijn armoede te wijzen, toen de correspondent vroeg, waar om hij de roset van het eere-legioen niet droeg. „Werp eerst een blik op mijn afgedra gen jas," zei hij bitter en dan zal de reden u duidelijk worden. Wanneer ik de roset van het eere-legioen in het knoopsgat van de versleten jas zou dragen, dan zou men mij zeker arresteeren wegens on geoorloofd dragen van eereteekens!" Weer eens een keer te meer blijkt uit dit gesprek het vaak meelijwekkend lot van groote uitvinders. Ollllllllll WAAR BLIJFT HET? minium Velen hebben zich natuurlijk 1 Dikwijls al de vraag gesteld, Als zij eens wat kort bij kas zijn: Ja, waar blijft dan toch mijn geld? De ontvangsten worden minder, Alle klanten zitten krap, Want bij vroeger vergeleken Is de situatie slap. Ook de koersen der effecten Zijn gekrompen, net als wol, Dividendenlieve hemel, Gelden lang niet meer voor vol! Iedereen spreekt van tekorten, Zoowel Staat als in privé En wat eertijds zeer solied was i Helt thans over naar puree. i Nooit nog klonk er zoo eenstemmig En eensluidend het refrein: 'k Zou graag weten waar de centen Allemaal gebleven zijn! Naar de banken? maar dat kan niet, Kijk eens naar Amerika, i Waar de groote banken springen, D'eene voor, de ander na! Over heel de wereldlinie Komt men steeds meer geld tekort, Zelfs ondanks, dat er nog heftig Algemeen bezuinigd wordt. En zoo dringt zich weer de vraag op, In den aanhef reeds gesteld, Als geen mensch het schijnt te hebben, i Ja, waar blijft dan toch het geld? Want wat drommel, geld vervliegt niet En je eet het niet als pap.' Weet u waar het is gebleven? Maar dan zijt u deksels knap! Want ofschoon men zit te gissen En er soms luk-raak naar gooit: Geld is iets, dat wordt verloren, Doch gevonden wordt het nooit! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) f Hiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiitii^ De geheele bevolking in het gebied van de oase van Tozeur is in actie om sprinkhanen te vangen, die in groote menigten door den wind uit het Noordelijk deel van de Sahara worden gedreven. Aangezien gezouten en geroosterde sprink hanen voor de inlandsche bevolking een groote lekkernij beteekenen, verschaft de regeering gratis zout aan hen, die aan de sprinkhanen- vangst deelnemen. Men hoopt het aantal deel nemers aan de vangst daardoor zoo groot te maken, dat de sprinkhanenplaag wordt be perkt. De directeur van de Franco-Canadian Bank te Montreal liep met groote stappen in z'n privé-kantoor heen en weer. Bij wijlen stond hij een oogenblik stil en z'n blik gleed door het glazen beschot over het ruime kan toor, waar een veertigtal hoofden over de les senaars gebogen zaten en veertig pennen over het papier vlogen. Hij beschouwde zijn perso neel een voor een en schatte in gedachte de kwaliteiten van allen. Toen nam hij een besluit. Hij ging voor z'n bureau zitten en belde: twee korte tikken en drie lange. Een jonge man van de rekening-courant-afdeeling stond op en liep vlug en veerkrachtig naar het privé-kantoor, waar hij na een kort tikje op de deur binnen trad. De directeur keek hem opmerkzaam aan, terwijl hij hem een stoel wees. „Ga zitten, Convay, neem die rekening-cou rant voor je en kijk daar met aandacht in ter- wnl ik tegen je spreek. Wat ik je te vertellen heb, heeft met dat stuk niets te maken, maar er zijn oogen, die ons hier kunnen bespieden, ai kan niemand ons beluisteren. Doe dus als of ik het over die rekening-courant heb, maar luister intusschen góéd naar wat ik je zeggen zal." Convay bedwong z'n verwondering en zette zich voor de tafel, terwijl hij met den meesten ernst z'n oogen op het papier gevestigd hield. „Convay," vervolgde de directeur, „ik heb sinds het laatste halfuur al m'n bedienden in mijn geest de revue laten passeeren, maar heb er geen gevonden in wien ik zooveel vertrouwen durf stellen als in jou. Al heb ik me tot nu toe rechtstreeks niet veel met je kunnen inlaten, zoo weet ik toch dat je je best hebt gedaan en je degelijk in de zaak hebt ingewerkt. Maar wat ik nu van je vragen zal is een gewichtige dienst, een zaak, waarbij groote belangen op het spel staan, waarbij de bank met een aan zienlijk bedrag betrokken is. Dat er gevaar voor je dreigt in die opdracht, misschien wel levens gevaar wil ik niet voor je verhelen. Ik zal het je dan ook niet kwalijk nemen als je liever terug treedt; dan moet ik natuurlijk iemand anders zoeken." Convay bladerde nog eenige seconden in de rekening-courant en keek toen op: „Ik zou al heel ondankbaar zijn, als ik u niet metterdaad bewees, dat ik alles voor de zaak over heb, maar als er bij 't volvoeren van uw opdracht, werkelijk levensgevaar voor mij be staat, hoe zal het dan met moeder gaan, alszooals u weet, is mijn vader overleden en ben ik haar eenige kostwinner." „Luister eens Convay," hernam de directeur, „ik hoop en verwacht, dat je de opdracht zult volbrengen zonder kleerscheuren, maar dèt staat vast, als je ter wille van de bank letsel mocht bekomen, maak je dan over je moeder niet ongerust. Die wordt in ieder geval ver zorgd." „Dan mijnheer," antwoordde Convay, „kunt u geheel op me rekenen." „Ik verwachtte niet anders," meende de di recteur, „luister nu goed, Kaar wat ik je zal vertellen. Een jaar geleden bezorgde mij de heer Lyall, die op het landgoed Camphill woont, een 15 K.M. hier vandaan, een stel diamanten sieraden, die aan z'n vrouw toebehooren, ten einde die in mijn safe voor hem te bewaren. De diamanten zijn van buitengewone grootte en van het zuiverste water. Gedeeltelijk zijn ze gezet in armbanden en kleine sieraden, terwijl de rest is bijeengebracht in een gouden dia deem. Tezamen vertegenwoordigen ze een waarde van een half millioen dollars. Ze zjjn opgeborgen in een marokijnen doos, die ik geplaatst heb in de tweede brandkast aan den rechterkant van mijn safe. Ik vertel je dit alles nauwkeurig, omdat het van belang is, dat je weet, waar je ze moet vinden. Nu vermoed ik, dat men te weten gekomen is waar de diaman ten geborgen zijn. Den laatsten tijd is het her haaldelijk voorgekomen, dat ongunstig uit ziende individuen om de bank zwervend werden gezien, terwijl juist vannacht iemand getracht moet hebben in het gebouw te komen. Ik heb tenminste sporen van geweld aan het slot van de hoofddeur gevonden. Dat zou me op zich zelf niet verontrusten, want zelfs al komt men in de bank, dan is de safe nog vrijwel tegen iedere poging tot forceeren bestand. Maar juist vanmorgen werd ik door mevrouw Lyall opge beld, met verzoek het doosje met inhoud van middag op Camphill te laten bezorgen, omdat zij de diamanten hedenavond op een familie feest wil dragen. Dat brengt me in moeilijk heden. Het is waarschijnlijk, dat de persoon of personen die weten dat ik de diamanten hier bewaar, ook weten, dat ze vanavond op het landgoed moeten zijn, omdat ze misschien hun inlichtingen van het personeel van den heer Lyall hebben ontvangen. Ga ik nu zelf of zend ik mijn procuratiehouder, dan is het hun dui delijk genoeg en zou een aanhouding op dien vrij eenzamen weg niet tot de onmogelijkheden behooren. Ik heb dus omgezien naar iemand, dien ik kon vertrouwen en ik meen in jou dien man gevonden te hebben. Ik verzoek je dus in den loop van den middag naar Campnil te fietsen en daar het étui met inhoud aan mijn heer of mevrouw Lyall af te geven. Ik kan je het doosje nu niet geven, omdat ik niet zeker weet of iedereen op 't kantoor wel vertrouw baar is. Ik geef je dus nu de sleutels van de safe en van de brandkast en als we straks om één uur sluiten, ga je even naar huis; je keert dan terug en je gaat hier van achter het kan toor binnen. Ik zal den portier zeggen, dat je toegelaten moet worden, omdat Je iets voor mij op het privé-kantoor moet halen. Onthoud goed wat ik je verteld heb omtrent de plaats van het doosje: de tweede brandkast aan den rech terkant van de safe. Breng me van avond een verslag van je reis en een schriftelijk bewijs van den heer Lyall, dat hij de diamanten heeft ontvangen. En ga nu gauw weer aan je werk, anders knoopt men misschien aan je lange aanwezigheid op mijn kantoor vermoedens vast." Frank Convay nam de sleutels, die hem over tafel werden toegeschoven, zei eenvoudig: „Ik zal het doosje bezorgen, mijnheer," en verwij derde zich. Direct na het sluitingsuur sprong hij op de fiets en peddelde door de drukke straten naar huis. Onderweg reed hem een jongmensch tege moet, dat hem met drukke, vroolijke gebaren uitnoodigde af te stappen. „Ik zie je tegenwoordig nooit meer," zei John Rullway, „sinds je 't college verlaten hebt, schijn je ook de sport vergeten te hebben." „Integendeel," antwoordde Frank, „ik wou je juist uitnoodigen vanmiddag eens onze oude weddenschap aan te gaan. Ik heb 15 K.M. zou rij- r 77 den. Neem van- ltlCW. LtyO, 1 middag je auto en ik neem m'n fiets en we zullen de proef nemen." Aldus werd overeengekomen en Frank be loofde om drie uur aan de garage van zijn vriend te zijn. Alles liep zooals was afgesproken. Na het eten ging Frank naar de bank, kwam zonder moeilijkheden in 't privé-kantoor en vond in Ce aangeduide brandkast het étui. Hij borg het in z'n binnenzak en nam het mee naar huis. Onderweg trof het hem, dat hij geregeld het getuf van een motorfiets achter zich hoorde, maar hfj bereikte zonder tegenspoed z'n woning. Toen hij deze een kwartier later verliet, ben gelde een stevig pakje aan het frame van z'n fiets. In de garage trof hij Rullway in verlegen heid; de motor weigerde en de chauffeur wa3 er niet. De volgende minuut lag Frank bij den wagen geknield om te zien wat er aan scheel de. Hij was in zijn hart altijd een mécamcien geweest en had spoedig het gebrek gevonden. Hij vroeg Rullway om wat olie en keek het mechanisme aan de onderzijde van het chassis nog eens goed na. Toen de motor goed geolied was, liep deze weer als te voren. Men sprak af, dat Frank onmiddellijk zou vertrekken en naar Camphill zou rijden. Rullway zou hem een kwartier later met den auto in matig tempo vol gen en als alles goed ging, moest men na een half uur bij het landgoed zijn. Frank begaf zich op weg en had al spoedig den buitenweg bereikt. Even had hij gemeend, dat hij door een motorfiets werd gevolgd, maar in het drukke stadsgedeelte had hij het geluid spoedig uit het gehoor verloren. Intusschen vor derde hij flink, ofschoon niet met zoo"n vaart als men van de weddenschap wel zou ver wachten. Hij had echter nog geen kwartier gereden, toen hij in de verte achter zich het gestamp van een motor hoorde. Omziende, onderscheidde hij op den rechten, zonnigen weg een stof volk, wellicht een Kilometer achter zich. Toen boog hij zich over het stuur en reed in snel tempo verder, terwijl hij het geluid van den motor meer en meer nader hoorde komen. Omziende, ontdekte hij nu de motorfiets met zijspan wagen, beide bereden, terwijl hij nog een derden per soon op de duo-zitting meende te onderschei den. Hij merkte echter al gauw, dat hij den motor toch niet voor kon blijven. Hij kon dus beter z'n krachten sparen en afstappen. Had den de lieden op de motorfiets geen kwaad in den zin, dan zouden ze hem eenvoudig voorbij rijden, in 't andere geval kon hij zich zoo goed mogelijk verdedigen. Hij zette dus z'n fiets tegen de heg en ging er naast staan. Ma^r de motor fiets verminderde haar gang, vlak voor hem werd ze tot stilstand gebracht en in een oog wenk wierpen zich drie forsch gebouwde kefels op den jongen man. Na een korte worsteling werd hij op den grond geworpen en terwijl één van z'n belagers hem met een revolver op de borst in bedwang hield, doorzocht een ander z'n zakken, en trachtte de derde het pakje van de fiets los te maken. Men ontdekte al gauw, dat zijn zakken niets bevatten van waarde, zoodat al hun aandacht op het pakje aan de fiets werd gevestigd. Maar dit was stevig met ijzerdraad omwonden en met hetzelfde mate riaal niet minder stevig aan den middenstang bevestigd. Na veel geworstel en geweld kreeg men ech ter het pakje los, het drietal sprong op den motor en verwijderde zich snel, juist toen in de verte het getuf van een auto zich liet hooren. Frank liep naar het midden van den weg en wuifde met z'n zakdoek, waarop Rullway want deze was het al gauw z'n auto tot staan bracht. Frank sprong naast hem in den auto en riep hem toe dóór te rijden, omdat hij beroofd was en ze wellicht de dieven nog kon den inhalen, wier voertuig nog maar als een kleine stip aan t einde van den weg te zien was. In 10 minuten was men bij het landgoed, waar Frank z'n vriend, tot diens verwondering, verzocht te stoppen. Zonder nadere opheldering te geven, kroop hij onder den auto, kwam er met een pakje in de hand onderuit en verzocht z'n vriend even te wachten, terwijl hij een bood schap op het landgoed bracht. Vijf minuten later verscheen hij weer en deel de zijn vriend in vertrouwen mede, dat hij en kele kostbaarheden op het landgoed had be zorgd. Hij had, toen hij in de garage den motor van den auto nazag, het pakje stevig aan den onderkant van het chassis vastgemaakt en de dieven hadden hem slechts beroofd van een sigarenkistje, gevuld met wat tuingrint. Toen Frank 's avonds aan z'n patroon de kwi tantie van den heer Lyall bracht en hem z'n wedervaren vertelde, prees deze hem om z'n beleid en zorgde er voor dat hij aah de Franco- Canadian bank een schitterende carrière maakte. Freddy Vrijdag was den geheelen dag bezig verschillende dingen van het vergane schip naar het kamp te bren gen. Hij was zeer vermoeid na een dag van hard werken, maar Ivy had hem een gestoofden eend beloofd, als hij zijn taak volbracht had. „Dit is de laatste vracht," zei Freddy, terwijl hij voor de achttiende maal in het kamp terug kwam. „Ik ben doodmoe." „Dat zal wel," zei Ivy. „Leg nu die dingen maar neer, dan zal ik je wat gestoofden eend brengen. Dat zal je goed doen." Freddy Vrijdag bad nog niet lang gezeten, of Ivy kwam er aan met een stoofpan in haar hand. „Ik ben blij, dat ik wat lekkers voor je heb," zei ze. Doch toen ze haar vork in de pan stak om er een stuk gestoofden eend uit te halen, schrokken ze beiden. „Maar dat is geen gestoofde eend, dat is een zeester," riep Freddy uit. „Nou, ik verzeker je, dat ik niet weet, waar het vandaan komt," riep Ivy. „Ik heb haar er niet ingedaan." Toen zag Freddy Willie Woensdag lachen. „Waar lach jij om," vroeg hij. „Omdat ik den gestoofden eend heb opgegeten," zei hij, „en ik dacht, dat u misschien wel eens visch zou willen hebben voor een verandering." (Morgenavond vervolg) (Ingezonden mededeeeling) i 11 fop dit blad Zijn tngevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Oflflfl bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f "7 F ft biJ een ongeval met f OF ft bij verlies van een hand f 1 OF oij verlies van een F ft bij een breuk van Aft bil verllesvan H Alle QU OTITIC S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen l/l/lr* "verlies van belde armen, beide beenen of beide oogen f doodelijken afloop/ £iO\J» een voet of een oog# duim of wijsvinger T OUbeen af arm anderen vinger aniMiiinutuiuiiiiiiuin»iuiuni'iMH»mnwBuiiiiiiuniHHiiiiiiiniiir Onvervaard stapte hij het gat binnen. Een flauw-zoete lucht van vergaan gebeente, ver mengd met een sterken fosforreuk sloeg hem in het gelaat. Het was een hellende onderaard- sche gang van 'n meter breedte en op wier bodem Pennyless snel voortgleed. Hij had in tusschen bijna onmiddellijk het einde ervan bereikt en kwam daar terecht op een bodem van fijn zand. Men zou denken dat het dadr volslagen duister moest zijn, maar, vreemd ge noeg, er heerschte in dezen eigenaardige» put een lichtschemering die, om zoo te zeggen, beefde, in dien zin namelijk, dat zij gevormd werd door 'n witachtigen damp, die opsteeg uit de onder Pennyless' voetstappen aange raakte bodemlaag. Hij kon er bijna evengoed zien als op klaar lichten dag. Hij dacht een oogenblik na en begreep nu ook aanstonds de oorzaak van dit verschijnsel dat weldra verrassende gevolgen zou hebben. Het waren eenvoudig fosfordeeltjes, fosfor- uitstralingen, veroorzaakt door die tallooze heel of half verpulverde beenderen welke de regens naar dezen putbodem hadden doen af drijven. Niets eenvoudigere en meer natuurlijk! Deze put had ongeveer drie meter breedte, en de vorming ervan deed Pennyless vermoe den dat, dank zij de zandachtige natuur van den bodem, het niet moeilijk zou zijn een uit gang te graven onder de fundamenten-zelve van den Toren. Hij riep Marius en Johnny; dezen kropen de gang in en waren weldra bij hem. Hij zette hun met korte woorden zijn plan uiteen en zij gingen aanstonds aan den slag. Daar zij geen ander werktuig om te graven hadden, deden zij het met hun handen en dat gelukte vrijwel. Pennyless berekende dat men, óm aan de oppervlakte van den beganen bovengrond te komen, ongeveer vijf meter op zijn hoogst zou moeten graven. Rekening houdende met de bodemgesteldheid kon men hopen het werk te voleindigen in minder dan vijf uren tijd. De hitte, die in dit hol heerschte. was ver stikkend, en de drie mannen ondergingen daarbij de folteringen van den honger en van den dorst. Het zweet liep tappelings langs hun lichamen en somtijds dreigde de adem hun te begeven!.... Doch dat ontmoedigde deze helden niet! Zij spanden zich in met al hun kracht, zonder een enkele klacht te doen hooren: zonder een oogenblik te aarzelen, gesteund door hun ijze ren geestkracht, en gevoelden zich zelfs nog ge stemd tot eenige scherts. „Echt konijnen werk, hé, kapitein?.... Ik wou dat ik 'n gebraden konijn voor me had met "n fijne flesch erbij!Och, wat is het lang geleden dat ik zóó geluncht heb! Zij groeven altijd maar door, en de grond onder hen begon ongeveer een meter ruimte in het vierkant te geven, toen zij daarboven angst- en hulpkreten hoorden, die door de onderaardsche gang tot hen doordrongen. „Wat is dat?" riep Marius. „Het lijkt wel alsof Patrick om hulp roept", zei de kapitein. „Ik ga kijken," antwoordde Johnny en hij verdween met clowns-vlugheid in de buis. Het knekelveldje betredende sidderde hij on willekeurig voor het waarlijk angstwekkend schcuwspel, dat zich aan hem vertoonde. De gieren, bemerkende dat het jonge ventje alleen achtergebleven was en daar roerloos lag, waren plotseling in massa op hem aangevallen met hun scherpe piepkreten en het kind, doo- delijk verschrikt, décht er natuurlijk niet aan stil te blijven liggen, zooals hem was aange raden, maar deed het eenige wat hem te doen stond: vluchten, heen en weer rennen over het platform en luide om hulp schreeuwen. Pa trick was reddeloos een prooi der vieze roof vogels, die hem, razend van honger met sna vels en klauwen zouden gaan bewerken, indien er niemand tusschenbeide kwam. Maar hoe dit arme kind te helpen? Men kon niet bij hem komen en hij kon niet weg van het platform, waarop hij wanhopige vluchtbewegingen maakte. Johnny begem, ten einde de beesten te ver schrikken, uit al de kracht zijner longen te loeien, en daar dit middel volkomen faalde, greep hij een stuk gebeente en smeet het te midden van den gierentroep. Het projectiel veroorzaakte onder de gevleu gelde roovers en moordenaars een oogenblik verwarring. Maar ook slechts een oogenblik! Want onmiddelijk deden de monsters een nieuwen aanval. Maar Johny begon niet enkel opnieuw te loeien, doch hij greep nu met volle handen uit den beenderenhoop en slingerde dit ongewone wapentuig met alle kracht om hoog, zoodat het telkens en telkens weer de gieren stoorde. Met een dijbeen, dat, na een der vogels te hebben getroffen, op het platform viel, begon nu ook Patrick zich té verdedigen en wild om zich heen te slaan. Maar de gieren bewogen zich nu als razen- den rondom hun prooi en streken steeds dich ter langs het jongetje, zoodat hun vlerken hem troffen. Patrick scheen hopeloos verloren op het oogenblik dat zijn hulpkreten en die van Johnny Pennyless en Marius uit het hol deden te voorschijn treden. Dezen sidderden op hun beurt, ziende aan welk doodelijk gevaar het ventje was blootge steld zonder dat Dj hulp kimden bieden. „Spring naar beneden, m'n jongen, vooruit, spring maar!" riep Marius hem toe. „Maar dan valt hü te pletter", merkte de kapitein op. De Proven?aal plantte zich met de beide beenen zoo diep mogelijk in de krakende kne kels, boog het bovenlichaam een weinig ach terwaarts, spreidde de armen uit en riep op nieuw: „Vooruit, niet bang zijn, ik vang je wél op! Ik sta hier zoo vast als *n standbeeld.... Eén ....twee.... drie!" In zijn doodsangst sloot het ventje de oogen en waagde den sprong in de diepte. Met zijn athleten-armen ving Marius hem op, om zóó te zeggen: met een gemak alsof hij nog geen tien kilo te dragen kreeg, en zeide op goedigen en bezorgden toon: „Hebben ze je gebeten, m'n jongen, die af schuwelijke gedierten daarboven? Het ging me aan m'n hart meer dan ik zeggen kan, je bijna hun prooi te zien worden Het kind gevoelde al de hartelijkheid en de toewijding die er gelegen waren in deze ont roering en die vertrouwelijkheid, zoo vreemd aan zijn Engelsche opvoeding. En innig dankbaar sloeg hij de armen om den hals van den Franschman en omhelsde hem hartelijk. „Neen, beste Marius", zeide hij, „Goddank nóg niet, maar het was de hoogste tijd, niet waar? O, hoe dankbaar ben ik u en ook dezen beiden heereni" „Arme jongen! Ge moet wel ergen dorst hebben en veel lijden? Sprak de kapitein op vragenden toon. „Ja, mijnheer; maar u ook.en ik aal mijn best doen am me flink te houden zonder te klagen". De gieren kwamen nu zelfs in den knekelput vliegen en van alle kanten hoorden de drie mannen en Patrick de leelijke piepende gelui den om zich heen. „Volg ons, vriendje," ging Pennyless voort; „daar zult ge ten minste gevrijwaard zijn te gen de aanvallen van die afschuwelijke bees ten, wier taaie volharding inderdaad aan het ongeloofelijke grenst. „En ik neem een gedeelte van uw werk voor mijn rekening," verklaarde Patrick met bijna komiek zelfbewustzijn. Alle vier daalden nu af in de onderaardsche gang en begonnen, in deze benauwende omge ving hijgende, en met bebloede vingers het zand uit te graven. „Wat zijn we toch ezels!" riep Marius op eens, „Ik bedoel", voegde hij er aanstonds bij, „niet u. kapitein, maar wij, Johnny en ik." „Dank je" zei de Yankee. „WéArom zijn we ezels?" „Wel we konden die heeren daarboven toch wel verlossen van "n paar Runner genekte ka meraden om met zoo'n lang stevig stuk been en een breeden kop eraan te gaan werken als boor en hamer tegelijk". (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 13