Italiaansch samenzweerder Mat wtfiaal van den dag. I HET i GOUD! ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN Weg met de werkloosheid! Leve de Nederlandsche ROBINSONschoen f125.- f50.- f40- WOENSDAG 8 MAART FELICE ORSINI Met drie handlangers pleegt hij een bomaanslag op Napoleon IIJ Ter dood gebracht Aanslag op Napoleon III De lichtende maag De Amerikaansche crisis De magneet die het goad aantrok Bloedige romantiek Varia 't Bewijs geleverd f Locomotief in zee Wijn in Joego-Slavië AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL 4 In de Europeesche geschiedenis van de ne gentiende eeuw is Felice Orsini een opval lende figuur. Deze Italiaan behoorde tot een geheimen bond, die de bevrijding van het land uit de heerschappij van Napoleon III beoogde. Orsini gaf voor een afstammeling te zijn van de beroemde grafelijke familie Orsini uit de zestiende eeuw. Hij zou geboren zijn nabü Vene- tie en van beroep advocaat zijn. Mazzini en Garibaldi waren zijn vrienden. In 1844 werd hij wegens revolutiepogingen tot levenslangen dwangarbeid veroordeeld. Door de amnestie van Paus Pius IX werd hij echter op vrije voeten gesteld; hij achtte het echter raadzaam naar Engeland te vluchten. Doch de drang om voor de vrijmaking van zijn vaderland te vechten, deed hem niet lang daarna terugkeeren naar zijn vaderland. Met een Zwitserschen pas kwam hij naar Weenen, vanwaar hij naar Boekarest vertrok. Daar werd hij echter na enkele dagen gearresteerd, onder verdenking van revolution- naire actie en zelfs van plannen tot vermoor ding van den keizer. Hij vroeg in de gevangenis om een cel voor zich alleen, naar hij zeide om dat hij met andere gevangenen niet kon samen leven. Niet zoodra had men hem dit toegestaan of hij begon maatregelen te treffen om zoo spoedig mogelijk te kunnen vluchten. Een land genoot van hem, Radaelli genaamd, was even eens gevangen genomen wegens revolutionnaire actie. Deze echter had kans gezien zijn raam te forceeren en was er in geslaagd te vluchten. Dit voorval spoorde Orsini aan zoo snel moge lijk zijn slag te slaan. Hoe hij in het bezit is gekomen van een ijzerzaag en andere werk tuigen, werd nooit opgehelderd, maar een feit is, dat hij in 24 dagen tijds voldoende tralies had verwijderd om te kunnen ontsnappen. Op 29 Maart 1856, in het holst van den nacht, ont vluchtte hij, door aan een zelf ge vlochten koord naar beneden te klauteren en zich op een paar meter van den grond af te laten vallen. Wel iswaar bezeerde hij zijn voet zeer ernstig, doch hij wist nochtans te ontkomen, juist een paar minuten, nadat de cipier hem nog slapend had aangetroffen. Voor de tweede maal echter moest hij een sprong in het duister wagen en zoo kwam hij in een sloot terecht, zonder de kracht te hebben zich te redden. Des morgens in alle vroegte, toen het reeds dag geworden was, kwam een boer voorbij, wien hij om hulp vroeg, voorgevend, dat hij 's nachts dronken in de sloot was geraakt. De man hielp hem ver der naar vrienden, die hem van kleeren voor zagen. In Zwitserland werd Orsini met geest drift ontvangen en als vrijheidsheld gevierd. In dien tijd verscheen het Italiaansche blad „Corriere italiano" in Weenen. De hoofdredac teur van dit blad was een zekere Mauroner, een van Orsini's vijanden. Orsini richtte tot hem een brief, waarin hij hem den raad gaf het Oostenrijksche gebied niet te verlaten. Hij'ver weet Mauroner, dat hij in dienst was getreden van het Habsburger huis en dat hij niet veel anders deed dan de Italiaansche vrijheidsbewe ging belachelijk maken. Hij beschuldigde hem ervan, dat hij Orsini aan de galg wilde bren gen, en reeds zijn pen gereed had om zijn dood in het blad te vermelden. Dit was nog niet zoo heel slecht gezien, want de tijd was niet ver meer, dat Orsini zijn straf zou krijgen voor zijn misdaden. Hij verliet Zwitserland om over Marseille naar Engeland te trekken. In Lenden leefden en werkten namelijk een aantal Italiaansche vrijheidsvechters, die door de overheid meer geduld dan geliefd werden. Dezen waren vooral gebeten op den Franschen keizer Napoleon III en reeds tweemaal had men een aanslag op hem gepleegd. Orsini was de man, die een der den aanslag in overweging nam en dit aan zijn medestrijders mededeelde. Voorzien van Engel- sche passen trokken hij en drie spitsbroeders het Kanaal over om naar Frankrijk over te steken. Zes weken voor den aanslag kwam Or sini in Frankrijk aan in een Engelsch officiers uniform. Op 14 Januari had hij met zijn hel pers zijn hotel verlaten, terwijl zijn vrienden als dienaren achter hem aan liepen en een pakje droegen. Toen om half negen het keizers- paar voor den ingang van de opera arriveerde, Een bezoeker van het Aquarium in Londen wierp een brandende zaklantaarn in het bassin van den haaivisch, waar zij direct door een der visschen verslonden werd. Voor korten tijd kon men nu het verschijnsel waarnemen, dat een matte lichtschijn uit het gedeelte van den haai kwam, waar de maag zit. Na enkele mi nuten spuwde de haai echter de lantaarn weel uit. Ze viel onbeschadigd op den bodem van het bassin en brandde daar uit. Het schouwspel van de lichtende haaienmaag had in enkele minuten honderden toeschou wers voor het bassin gebracht. stonden de samenzweerders temidden van de enthousiaste menigte en terwijl zij geestdriftige kreten uitstieten, als behoorden zij tot de trouwste onderdanen, wierpen zij plotseling de bommen naar den keizer. De eerste miste haar doel, doch wondde twintig personen. De tweede trof een paard, doch kon verder geen schade aanrichten, omdat het paardenlijk er boven op viel. De derde vernielde het rijtuig volkomen en zou dus ook het vorstenpaar hebben gedood, wanneer de keizer en de keizerin niet juist bij tijds het rijtuig hadden verlaten. De keizer had slechts een kleine wonde aan de wang en de keizerin aan het oog. In totaal werden meer dan honderd menschen min of meer zwaar ge wond. Enkelen stierven zelfs aan de gevolgen. De ontploffing was te hooren tot in den schouw burg en talrijke bezoekers drongen naar den uitgang. Met groote geestdrift werden de kei zer en de keizerin in de operazaal ontvangen. De plegers van den aanslag, Orsini, Fierri, de Rudio en Antonio Gomez, werden spoedig door de politie gevonden en gevangen genomen. Or sini ontkende alles, maar kon de politie niet overtuigen en werd als de aanstoker van het complot beschouwd. Orsini en Pierri werden ter dood veroordeeld, ofschoon de verdediger zich alle moeite gaf hen als vrijheidsmartelaars voor te stellen. De an deren werden tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld. Vóór hij stierf riep hij den keizer toe: .Bevrijd mijn vaderland en de zegen van het nageslacht zal op u rusten". Een jaar later stonden de Fransche en Italiaansche soldaten schouder aan schouder tegen het Oostenrijk sche leger. Londen, 6 Maart 1933 Gedurende de laatste negen maanden heb ben nood en tijden in hun ergsten vorm de handelswereld, hier zoowel als in Amerika, geteisterd. Terwijl fabrikaten van elke soort de helft in waarde gedaald zijn; terwijl bijna de helft der katoenspinnerijen gesloten zijn, óf omdat zij geen markt voor haar producten kunnen vinden, of omdat zij de soliditeit harer afne mers wantrouwen, heerscht ongekende nood onder de arbeiders. Sinds bijna zes maanden zijn 50.000 arbeiders in Manchester en omgeving zonder werk; 20.000 personen zijn werkloos te Paisleybijna 2.000.000 over het geheele land. Maar zoo dit de gevolgen van den economl- schen storm op de Britsche eilanden zijn, hoe onvergelijkelijk veel rampspoediger is de uit werking aan gene zijde van den Atlantischen Oceaan geweest! Amerika heeft een schok ge- Uregen welke misschien zonder voorbeeld is in de beschaafde wereld. Men zou mogen zeggen dat zich daar een bijna algemeen bankroet voordoet. In den staat Nieuw-Orleans, het groo te empirium der Zuidelijke Staten, bedragen de schulden, waarvoor de bewoners der stad en der provincie niet opgekomen zijn, de reus achtige en voorbeeldelooze som van 45 millioen pond sterling. Te New-York heeft men den buitengewonen maatregel moeten nemen alle betalingen in baar geld op te schorten, een voorbeeld dat in alle steden der Unie navolging gevonden heeft. Wat de gevolgen van zulk een staat van zaken kunnen zijn, is onmogelijk te voorspellen, maar vele jaren misschien wel een halve eeuw zullen verloopen eer zij alle uitgewerkt hebben. Maar één ding staat in ieder geval vast: de ellende en ruïne, door dit algemeene openbare en particuliere bankroet in Amerika over alle klassen, maar speciaal over de arbeidersklassen, gebracht, overtreffen vér die welke het gevolg geweest zijn van eenige catastrophe burger lijk of militair in den nieuweren tijd. Wat is de oorzaak geweest van deze alge meene en overweldigende calamiteit, welke den voorspoed gesmoord, en de blijmoedigheid en welvaart van de geheele handelswereld in bezorgdheid en bedruktheid veranderd heeft? Verstandige opmerkers hadden reeds lang op gemerkt dat de wisselkoersen zich steeds meer ten nadeele van Engeland ontwikkelden; ten slotte was dit in zoo hooge mate het geval en werden zoodanige eischen gesteld aan de Bank, dat verdedigingsmaatregelen onmiddellijk nood zakelijk werden. Terzelfder tijd werd het dui delijk dat aan de andere zijde van den Atlan tischen Oceaan nieuwe krachten aan het werk waren, welker uitwerking veel machtiger was dan die van de afvloeiing der edele metalen naar het buitenland, waar zij een voordee- liger markt hoopten te vinden dan in het bin nenland. Amerika was het groote middelpunt, dat die metalen aantrok; het was alsof in dat land plotseling een magneet ontdekt was, wel ke de eigenschap bezat de edele metalen uit alle andere deelen der wereld aan te trekken. Het leed geen twijfel dat het kwaad wortelde in de afvloeiing van edele metalen naar de Vereenigde Staten. De regeerende partij in Amerika gaf openlijk te kennen dat zij het goud had en van plan was het te houden. De export van goud naar Amerika geschiedde stel selmatig en op reusachtige schaal; niets in de geschiedenis van den handel is hiermede te vergelijken. Onder deze omstandigheden bleef de Bank of Engeland slechts één koers open. Wanneer men denkt aan de sterke afvloeiin gen van goud uit de Bank of England waar mee de moeilijkheden aanvingen aan den ontzetenden druk in Amerika, die er 't gevolg van was, en aan de weergalooze catastrophe van openbaar en particulier bankroet, waarmee dat alles eindigde, kan er dan eenige twijfel aan bestaan dat het in de Vereenigde Staten was, dat het kwaad wortelde Wij laten het bij deze beschouwingen. Velen zullen wellicht meenen dat de verhoudingen niet geheel juist erin weergegeven zijn; dat een overdreven voorstelling gegeven wordt van het „particuliere en openbare bankroet in Amerika'" Maar we nigen uwer zullen vermoeden dat het bovenstaande in het geheel niet betrekking heeft op de huidige crisis, doch op die van 1837, en dat het is samengesteld uit brokstuk ken van een artikel, door den beroemden es sayist A. Alison geschreven in Blackwood's Ma gazine van Augustus 1837. BELGRADO, 7 Maart. (Reuter.) Voor het ge rechtshof van Novi Pazar in Servië staan 20 jongelieden terecht, die tot een bloedig gevecht waren gekomen over een meisje, tengevolge waarvan twee mannen werden gedood en een tiental anderen gewond. De onbewuste oorzaak hiervan was de 17- jarige, zeer knappe dochter van een welgesteld landbouwer, wier schoonheid de jongelieden van het district zoo het hoofd op hol deed slaan, dat een trcep jongemannen van een na burig dorp besloot haar te ontvoeren en te la ten trouwen met hun leider Abana Sjetsjowitsj. Toen zij hun plan echter wilden uitvoeren en het huis van Ruva binnendrongen, grepen haar vader en broeders naar de wapenen, wekten hun huurlieden en weldra waren alle mannen op de been om hun dorpsschoonheid te verde digen. Er ontstond een gevecht, waarbij zoowel ge weren als pannen als wapens werden gebruikt. De aanvallers kregen versterking en uren lang duurde de strijd, totdat een aanval in den rug door een met bijlen gewapende troep de aanvallers verraste. Hun leider Sjetsjowitsj en een tweede man werden gedood en de indringers werden naar hun dorp teruggedreven. Dat eau-de-cologne bij vermoeidheid een heil zame uitwerking heeft, is hieraan toe te schrij ven, dat de reukzin nauw verbonden is met de hersencentra en de hersens dus aangespoord worden, wanneer hij zelf in verhoogde werking komt. In Schotland worden thans 515000 vinger afdrukken bewaard. In het jaar toen dit sys teem werd ingevoerd (1902) had men nog slechts 1722 vingerafdrukken. Het ijzerbeton, dat tegenwoordig zooveel als •UIIIIIIIIIIIHIIIINIIIIIIIII liliillimiHüillllllliiiin Goud! is niet het woord van jubel, I Maar van hébzucht, sedert jaren. i Goud! het is alleen maar nuttig Om in kluizen te bewaren. 1 Goud! dat weet grijpgrage vingers f Tot een graai-kramp te bezielen. Goud! is nog de groote afgod, i Waar de menschen graag voor knielen. Er is herrie, angst en vrceze, Want de dollar zóó solide, f Schijnt niet langer aan de crisis f Tegenstand te kunnen bieden. Dus je hoort nu opgewonden f Over heel de wereld praten, Dat ook hij den gouden standaard Nolens volens zal verlaten. Wordt de dollar onbetrouwbaar, Dan heeft goud alleen nog waarde. I Om dus goud te kunnen potten Zwoegen nu de lui als paarden! Goud! men bedelt bij de banken Om toch goud te kunnen krijgen. En de hébzucht en den goudprijs Ziet men evenredig stijgen. Daarom zou men zoo verwachten, Dat de mensch het goud zal streélen 1 Van het zuiverste gehalte, I Het karaat van 't ideëele. I Dat men prijs stelt op karakter, Op een gouden hart, bijvoorbeeld, Dat men ook zijn eigen daden Naar den gouden standaard oordeelt. Bij het vallen van dién standaard Maakt men lang niet zoo'n bombarie! I En men lacht bij de noteering I Van dit goud beneden pari! MARTIN BERDEN f (Nadruk verboden) 5iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiimimiiHimimmii£ bouwmateriaal gebruikt wordt, is ongeveer 65 jaar oud en de uitvinder is een Fransche tuin man Joseph Monier genaamd. Op de groote Parijsche wereldtentoonstelling in 1867 vervaardigde hij eenige waterreservoirs uit beton, vermengd met ijzer. Men schonk er toen echter nog niet zooveel aandacht aan. Pas toen de Duitscher Waysz en de Franschman Henrietique zich met het ijzerbeton bezig hiel den, werd tot practisch gebruik der uitvinding overgegaan. Kleurenblindheid is meestal erfelijk; en komt veel meer voor bij jongens dan bij meisjes. In het algemeen kan men echter constateeren, dat menschen, die kleurenblind zijn, meer dan mid delmatig begaafd zijn. Als een soort schadeloos stelling zou men zeggen. Men beweert dat in Engeland iedere En- gelschman met zün medeburgers minstens als neef in de 14e graad zoo niet nader ver want is, dat dus ook de armzaligste neef ten opzichte van den rijksten aristocraat aanspraak kan maken op dezen graad van bloedverwant schap. Freddy Vrijdag maakte een mooie parapluie van een oud zeil, dat hij op het vergane schip gevonden had. Hij sneed eenige dunne takjes van een boom voor het binnenwerk en maakte het bekleedsel er met een touw aan vast. Toen hij met Robbie en Topsy langs het strand wandelde, kwam hij Loetje en Loutje tegen, terwijl hij onder de parapluie beschutting zocht tegen de zon. „Wij willen ook een parapluie hebben," riepen de twee lingen tegelijk. „Wel," zei Freddy, „dan moet je er zelf maar een maken, jullie krij gen de mijne niet." mm Den volgenden dag zag Robbie Loetje en Loutje op het strand, ter wijl ze een parapluie droegen, die ze zelf gemaakt hadden. „Kijk die twee lingen eens," riep Robbie, „ze hebben eindelijk een parapluie." „Ja, we hebben er een samen ge maakt," riepen de tweelingen. „Ja, het riet er naar uit, of jullie haar samen gemaakt hebben," riep de zeeman uit, „van mijn leven heb ik nog nooit een parapluie met twee knoppen gezien." (Morgenavond vervolg) (Ingezonden Mededeeling) Voor de oogen van het dienstmeisje, dat de deur op zijn schellen geopend had, stond een keurige jongeman in een keurig cos- tuum, in de eene hand een blikken busje, in de andere een wollen wrijfdoek, waarmee hij verwoed de groote koperen naamplaat op den muur naast de deur stond te poetsen. Star ver wonderd stond het meisje hem aan te staren. „Schitterend, niet waar?" vroeg hij verrukt; „komt u dat maar eens van dichtbij zien!" „Maarbegon het meisje. „Een oogenblik nog," ging de jongeman on verstoord verder, „even afwerken, zoo! En wilt u er nu maar met uw vingers over wrijven, en er over ademen!" „Houd op," zei het meisje, „ik zag u voor een bezoeker aan; we hebben geen poetspommade noodig!" Maar de jongeman hield aan, vriendelijk en innemend, en het meisje probeerde: geen vin ger, geen adem hield op de gepoetste naam plaat. „En dat garandeer ik absoluut zes maanden! Wat een besparing aan werktijd en uw han den! Denk eens dat u er de traproeden, de deurknoppen en alle ander kopergoed even snel en langdurig mee behandelen kunt. 't Busje kost 40 cent en de gebruiksaanwijzing staat er op." „'t Lijkt me wel wat! Ik zal mevrouw even vragen," zei het meisje, en ze kwam spoedig terug, glimlachend, en bezorgde Thomas Herbert Austin zijn eerste order als handelsreiziger. De volgende naamplaat bracht minder suc ces; de hardhoorige huisvrouw geloofde, dat de resultaten het geen vierentwintig uur zouden uithouden. „En als het morgen blijkt van wel, dan koopt u een busje, nietwaar? Als het niet zoo is ver speel ik een gulden voor een liefdadig doel," stelde Thomas voor. „Voor het katten-asyl dan," zei de vrouw, „maar kom je terug?" „Ik kom terug, want ik zal u mün product kunnen verkoopen," zei Thomas beleefd, en maakte een notitie. Zijn derde klant liet hem op een koperen kolenbak demonstreeren, en hij verkocht twee busjes Wonder-Poets-Pommade. Zoo ging hij verder met meer en minder suc ces, steeds onveranderd vroolijk, beleefd en vasthoudend en aan het eind dr straat had hij 42 busjes verkocht. Op den hoek ontmoette hij Elly. Haar gezichtje stond onmiskenbaar ho peloos. „Wel, hoe gaat het?" vroeg Thomas. „Treurig," zei ze, „ze luisteren niet eens, ze slaan de deur voor je neus dicht. Een dreigde me met de politie, omdat ik aan z'n deurknop poetste, en een ander wilde me wel een paar centen geven, en was beleedigd, toen ik zei dat ik daarvoor niet kwam." „Het spijt me, Elly," zei Thomas, en hij nam haar hand, „maar ik zei het je toch? Het is geen vrouwenwerk. Ga naar huis en maak wat boterhammen voor me klaar. Kom dan met óns „wonder" om half twee naar het park, en als ik tegen dien tijd geen 200 busjes verkocht heb, dan zal ik hem geen Teddy-beertje koopen!" „Heb jij dan wel verkocht?" vroeg Elly ver baasd. „Al 42 stuks in ruim een half uur," lachte Thomas, „en nu: weer aan den slag. Tot straks, Elly!" En terwijl hij haar nawuifde, liep hij reeds naar een kruidenierswinkel op den an deren hoek der straat. „Goeden morgen," zei hij, „is u de chef? O, de eigenaar, dat is nog beter!" en onmiddellijk begon hij een demonstratie op het koperbeslag rond de toonbank. „Eenvoudig nietwaar?" praatte hij, „anders niets. En het verkoopt geweldig. Houdt gega randeerd zes maanden, garantie bij den uitvin der en fabrikant hier ter stede. In 40 minuten verkocht ik alleen in deze straat 42 stuks. U kunt voor deze buurt het verkooprecht krijgen." „Dank je," zei de kruidenier, „ik heb genoeg van die pommades." „Zult u willen verkoopen, als men u er naar vraagt?" „Natuurlijk, ik moet verkoopen, als er vraag naar is," antwoordde de winkelier. „Welnu, dan zijn dit de voorwaarden van den verkoop en u kunt tot morgen beslissen of u het aanneemt. Morgen kom ik terug, en indien u weigert, geef ik t recht aan een ander in deze wijk," zei Thomas en vertrok glimlachend maar beslist. 's Middags ontmoette Thomas zijn vrouw en zoon in het park, en kocht den jongen z'n beer tje, en hij zei tegen Elly: „Ik ga vóór jou terug naar huis. Blijf in het park met den jongen. Ik moet m'n voorraad aanvullen en als ik in den namiddag evenveel verkoop, zal ik vanavond nog een tweede maal moeten inbreken om m'n leve ranties te kunnen doen." En inderdaad Thomas verkocht 's middags zijn voorraad uit, en zoo reed hij 's avonds tegen 10 uur met z'n pet diep in z'n oogen naar het pakhuis van den uitvinder-fabrikant der Won der-Poets-Pommade in een eenzaam straatje. Hij scheen ook bekend met dat soort werk, want zonder weifelen lichtte hij met een beitel een schuifraam op, klom binnen, en opende even la ter de pakhuisdeuren en duwde zijn motor met zij-span brutaalweg naar binnen. Inderdaad was hij brutaler geworden, want de vorige maal had hij één kist met pommadebusjes meegenomen, nu zag hij kans zoo te pakken en te binden, dat hij zes kisten oplaadde. Toen duwde hij zijn motor weer naar buiten, sloot de deuren, kroop het raam weer uit en, sloot het. Hü startte zijn motor, reed naar huis en een uur later zat hij rustig aan tafel bij zijn vrouw nog even de krant te lezen. Woedend en met veel gebaren viel de uit vinder-fabrikant der Wonder-Poets-Pommade uit tegen den particulier-detective, dien hij had aangenomen. „Juist hoe kan 't? Dat wil ik juist weten! En wie 't deed ook! Kun je me dat niet beter vertellen?" „Nog steeds niet. Maar wel hoe hij werkt. Hij demonstreert aan de deur op een naamplaat of een deurknop, en daagt dan uit het poetswerk ongedaan te maken. En dan verkoopt hij steeds een monsterbusje, 't Moet een beslist prima poetsgoed zijn." „Denk je dat ik de kwaliteit van m'n eigen spul soms niet ken?" brulde de ander weer, „ik wil weten, wie al die monster-kisten uit mijn pakhuis stal. En je haalt er geen politie bij, want ik wil hem hier zelf hebben. En nou kom je niet terug vóórdat je hem meebrengt, begrijp je?" „Ja wel, meneer, ik zal hem opsporen." „Goed zoo, en weet je wat hem te wachten staat, als je hem meebrengt?" raasde de uit vinder. „Ik zou niet mijn eigen rechter spelen, me neer, de politie kan dat beter opknappen." „Hou op, man, je begrijpt er niks van. Ik neem hem aan j in vasten dienst J met 5000 gulden salaris en een winstaandeel! Hij is de geweldigste verkooper en schepper van vaste vertegenwoordigende winkels, dien ik ooit ontmoet heb!" .„Nu, t zal niet zoo lang meer duren. Ik heb gegevens op het oogenblik, en ik zou graag een onderhoud met uw reizigers hebben en met uw zoon als dat kan." „Met mijn zoon? Wat heeft die er mee te maken?" vroeg de fabrikant verwonderd. „Wel, die werkt toch ook voor u? Hij heeft een verkoopersvergunning op zijn naam, en ver telde dat hij voor u werkte, maar als u...." Een vuistslag van Austin senior kwam op den rand van z'n bureau terecht: „Allemachtig! Als die.... die „Wat blieft u meneer?" vroeg de ander. ,Man sta niet zoo te kijken! Natuurlijk is dié het! Arresteer hem, breng hem hier, ik zal 'm eens wat vertellen, ik zal 'm eens Buiten het kantoor klonk lawaai en tusschen twee helpers van den detective werd Austin ju nior binnengebracht, zijnde op heeterdaad be trapt bij het openen van een nieuw operatie- terrein voor Wonder-Poets-Pommade. „Moet ik naar de gevangenis, vader, zooals die lui beweren?" viel Austin junior met de deur in huis. „Wie gaf jelui recht mijn zoon te arresteeren, stomkoppen," schreeuwde Austin senior, „voor uit, allemaal d'r uit en laat je niet meer zien. De rekening zal ik betalen, maar kom niet meer onder m'n oogen." En toen de detectives als verstandige man nen waren vertrokken voor zoo'n schreeuwen den lastgever, gaf Austin zijn zoon een hand: „Zeg maar niks, jongen. Je wou me bewijzen, dat ik je noodig had. Je hebt 't bewijs gele verd. Ik ben stom geweest, je weg te sturen. En weet je, dat jij de pommade er in gebracht hebt? Ik krijg niets dan groote winkeliersbestellingen. Je kunt niet meer terug, wil je blijven?" „We zullen alles vergeten en vergeven, vader. U hebt me eens van uw kantoor gestuurd, en ik heb gezorgd, dat u zien zou wat de reden van den slechten gang van zaken was. Het artikel had de juiste reclame noodig, het moest gedemonstreerd worden. Geef me twee maan den, en u zult me ook smeeken, weef op uw kantoor te komen, omdat u alleen "geen raad meer weet met de orders en den aanmaak." „Accoord! Maar één ding nog. Je bent toch getrouwd niet, met Elly? Jongen wat ben je toch eigenlijk lang weg geweest! Ja, ik ben heel hardvochtig geweest voor je, ik heb een harden kop gehad. Kom nog vanavond met haar bij me dineeren, dan maken we alles goed, wil je?" „Graag, vader, maar.... één voorwaarde: „als we ook óns „wonder" mogen meebrengen." „Jelui wonder? Heb jij ook een pommade uit gevonden?" En 's avonds begreep Austin senior wat zijn zoon bedoelde, toen hij naast Elly en Thomas staande, de lachjes opving van den spartelen den en juichenden Thomas Herbert Austin den derden. LONDEN, 7 Maart. (V.D.) Bij Towyn (in Wales) is een langs de kust rijdende personen trein door een bergverschuiving verrast. De lo comotief werd door de neerstortende steen massa's van den trein losgerukt en over de klippen in zee geslingerd van een hoogte van 20 M. De machinist en de stoker zijn gedood. Geen der passagiers bekwam letsel. BELGRADO, 7 Maart. (Reuter.) Nu de re geering de belasting op wijn heeft afgeschaft, is 't verbruik van bier met 50 procent vermin derd. De brouwers hebben zich met een petitie tot de regeering gewend, waarin zij verzoeken de belasting op wijn weder in te voeren, daar zij anders een groot deel hunner arbeiders moeten ontslaan en hun fabrieken gedeeltelijk sluiten, waardoor de toestand op de arbeidsmarkt nog ongunstiger zou worden. I II f OD dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f 'jCff bij een ongeval met f O Cfk bij AllC CL 00 Tl tl€ S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlngen öUvl/mm verlies van beide armen, beide beenen of belde oogen f Ow»" doodelijken afloop# AVV, eei verlies van een hand eén voet of een oog bij verlies van een duim of wijsvinger bij een breuk van been of arm bij verlies van *n anderen vinger aiiumiiHiniiuniiiuiuiiiiHUiiuiuiii JpEUlLLETON anotnunmuiuuuniumiiinuuiiHuiuiuiuuiHiiiaiHiinuuuiiiiuiii; Si En toch, hoe diep die slaap ook was, tóch bleef Berar ontvankelijk voor zekere uiterlijke invloeden. Zoo gebeurde het dan ook dat een geruisch in den beginne zeer licht hem even deed sidderen, zonder dat één der zenuwen van zijn gelaat zich ontspande, zonder dat zijn blijk baar omsluierd gezichtsvermogen door een le vensvonk in de oogen verlicht werd. Langzaam, heel langzaam werd in de ruimte hetzelfde knarsende geschuif van graniet op graniet waarneembaar, en de geheime ingang kwam weer in beweging door dezelfde bascuul- mechaniek die gewerkt had bij de vlucht van Bikanel. Uit de opening van het trapje kwam een hoofd te voorschijn, daarna een lichaam ge dragen door twee lange magere beenen. Het fijne hoofd met regelmatige, bijna deli cate gelaatstrekken, werd omlijst door een grij zen vorkbaard, en het breede sterk gewelfde voorhoofd verdween onder de plooien van een enormen Hindoe-tulband. Het lichaam, blijkbaar even sterk als mager, was bekleed met een kaftan van lichte witte wel, waarop geen smetje viel te ontdekken. Een kleine kandjar 'dolk), waarvan het heft rijk versierd was met edelsteenen stak half uit de ceintuur van fijne witte zijde die het mid del omsnoerde van dit personage dat niets alledaagsch over zich had, doch veeleer een zeer voornamen indruk maakte. Zoodra hij den vloer van het cachot betrad, schudde hij licht het stof van zijn sandalen en zün levendige en tegelijk zachte blik richtte zich op den onbeweeglijken fakir. Op zachten maar weiluidenden toon zeide hij: „Word wakker Berar". De fakir opende plotseling de oogen, er kwam beweging in zijn lichaam en zijn gelaats trekken verloren haar strakheid. Hij stond op, herkende dengene, die daar binnenkwam en riep uit: „Meester!.... poendit Krishna!Vrede zü met u, Sahib." „En met u, Berar". Op eerbiedigen toon en een deemoedige hou ding bewarende hervatte hij: „Meester, ik ben bezweken, ongetwüfeld door müne schuldik heb iemand tegenover mij gevonden die sterker en sluwer is dan ik...." „Ik weet het, Berar, ik weet alles...." „Ik verdien de uitboetingstraf en ik ben be reid die te ondergaan „Volg mij naar de Raadkamer", antwoordde de poendit op raadselachtigen toon. Dezelfde werking der geheime deur met het geheimzinnige mechanisme.... De poendit liep met lichten, maar vasten tred <joor een reeks gangen en dwarsgangen en kwam ten slotte in een groote zaal met gewelven als van 'n kerk en rijk versierd met houtsnee- en ta pijtwerk, terwül langs de wanden in ruime vakken duizenden boekdeelen stonden een kolossale bibliotheek. Aan het einde der zaal verhief zich onder een baldakijn van witte en blauwe draperieën een soort estrade, waarop zeven zetels stonden, aldus gerangschikt: drie ter rechterzij, drie, ter linkerzijde en een, ietwat hooger, in het mid den. De eerste zes waren van prachtig gesneden en rijkbewerkt ebbenhout, de zevende van ivoor, versierd met tallooze fijne figuren van Hindoe-godheden. De poendit nam deftig plaats op den ivoren zetel, een waren troon, en wachtte. Berar was in nederige houding bij de deur blüven staan. Met die diepe, welluidende, ge voelig-aansprekende stem, die honderdmaal meer indruk maakte dan alsof er een donder stem zou hebben geklonken zeide de poendit: „Blü'f hier, Berar, en ga zitten." De fakir maakte een eerbiedige houding en nam plaats op een laag bankje, een van de .twaalf die in een halven cirkel gerangschikt stonden op eenige passen afstands van de zetels. De deur ging zachtjes open en er trad een man binnen. Hoogbejaard, maar recht als 'n kaars en geen spoor vertoonende van afgeleefdheid, schreed de binnentredende, eveneens bekleed met tulband en kaftan, voort met een stok in de hand. Hij was groot van postuur en mager, had witte haren en een dito baard, terwül rijn ge heele vel-over-been-verschijning veeleer een zachten dan een harden indruk maakte. Deze grijsaard, halfblind, droeg op zün groe ten sterksprekenden neus een statigen bril. Twee mannen, enkel bekleed met „langoe- ti's" en blootshoofd volgden hem onmiddellük. Vermoedelijk fakirs. „Vrede zü u, Ram-Thar", sprak Krishna, de poendit, bij wyze van verwelkoming. „En met u insgelijks vrede, Krishna", ant woordde de grüsaard, terwijl hü plaats nam op den zetel van ebbenhout en zün fakirs zich nederzetten aan weerskanten van Berar. Daarna kwamen achtereenvolgens en met tusschenpoozen van slechts eenige seconden, vüf andere personages binnen vergezeld van één of twee fakirs. Al deze mannen wa ren min of meer bejaard, uiterst eenvoudig gekleed en droegen over den rechterschouder een rood züden koordje, het insigne van de kaste der Brahmanen. Zij namen plaats op de ebbenhouten zetels en .vormden aldus een groep, die niet zonder majesteit was, onder voorzitterschap van Be- rar's meester, den poendit Krishna. Al die menschen geleken op elkaar, niet al leen wat gelaatstrekken, doch ook wat houding en gebaren betrof zij vormden één groep van imposante gestrengheid. Het waren, de „ingewüden-van-den-hoogsten-graad", aan de groote massa onbekend van naam, maar des ondanks onbegrensd vereerd en.... gevreesd. De regeering verachtte en duchtte hen tege- lijkertüd, maar zij zorgde er wél voor hun niet den voet dwars te zetten door hen aan te vallen hoogstens door hen tegen te werken. Zü stuurden hun fakirs, hun fanatieke lijfwach ten, uit te midden der beschaving en deden dezen déér bij wijze van weerwraakmaatrege- len de meest ontzettende wreedheden bedre ven. Men weet nu büvoorbeeld hoe zij zich wreekten over den dood van hun broeder Na- rindra en over de beleedigingen, diens stoffe lijk overschot aangedaan. In onbeweeglük-eerbiedige houding gezeten op hun bankjes luisterden de fakirs, zonder er trouwens een woord van te begrüpen, naar het gesprek dat hun meesters voerden in de heilige taal. Dat gesprek duurde lang; zü waren voor deze samenkomst büeengeroepen uit de meest verafgelegene gedeelten van Indië. Het onderhoud verliep met eleganten een voud, zonder dat het mogelük was op die ge strenge gelaatsmaskers het minste spoor te ontdekken van verwondering of ontroering. Nadat zij geruimen tijd aldus gesproken hadden, wendde Krishna zich tot de fakir- groep en zeide: „Berar, treed nader!" Eenvoudig en moedig, zonder eenig gewild vertoon maar beslist, trad het hoofd der Wor- gers voor den kring dezer grijsaards, die van vreedzame wijzen plotseling rechters schenen te worden. Krishna hernam op langzamen en erosügen toon: „Berar, gij hebt van ons de opdracht ont vangen de nagedachtenis te wreken van Na- rindra en te straffen voor den smaad, zijn stof felijk overschot aangedaan. „Als trouw dienaar hebt gü u van uw zen ding gekweten met beleid, moed en toewüding. „Gij züt ook ermêe belast geworden aan den edelen Europeaan onze dankbaarheid te betui gen wegens den ontzaglyken dienst dien hü ons heeft bewezen, en uw optreden is zoowel u zeiven als ons waardig geweest. Dat hebt gü goed gedaan, Berar." De fakir maakte een diepe buiging en voelde zich door deze woorden van lof honderdvoudig beloond, want de poendits zün met hun uitin gen van waardeering uiterst karig; zü verwen nen hun dienaren niet graag. Na een lange pauze hernam de poendit: „Intusschen rijt gü bü het vervullen van uwen plicht, dat wil zeggen: bü het volbren gen onzer bevelen niet louter het werktuig ge weest van wraak en dankbaarheid. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 9