Md vct&atd van den da$ Mazeppa, Hetman der Kozakken HET TERRAS ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN Draag ROBINSONschoenen Je kunt er fijn op tippelen! Alle abonné's f3000.-sirsïwsasris'ïïst's ïsMïï f750.-asssriss f250.- s,-ssf125.- swwsus fSO.-^T rs f40- ïür;y HET I I GROOTE i AVONTUUR I DONDERDAG 9 MAART POOLSCH EDELMAN Strijd tegen Peter den Grooten aan de zijde van Karei XII van Zweden Wilde vaart door de steppen Poolsch edelman Bij de Kozakken Karei XII van Zweden De slag bij Pultawa Stalen spreekgestoelte Paardestaarten „en vogue Kaartspel verboden Konijnenplaag in N.Z.-Wales j Een biljoen Napoleon en de koster AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Onlangs heeft een Reuterbericht melding gemaakt van de plannen tot viering van een eeuwfeest van Mazeppa, een der nationale helden van de Oekrajine. Men mag zich verbazen over het feit, dat men zich ver giste in het geval-Mazeppa, die nJ. pas over elf jaar voor een viering in aanmerking komt, want deze figuur is toch bekend genoeg om een vergissing te kunnen voorkomen. Mazeppa werd nJ. in 1644 geboren en niet in 1633. Maar nu zijn roemruchte naam weer eens door de Pers is gegaan, zal veler nieuwsgierigheid wor den opgewekt naar den man, van wien we uit onze schooljaren nog vage herinneringen heb ben bewaard. We kennen ook nog enkele schrij vers en componisten, die het leven van Ma zeppa tot onderwerp hebben genomen. Lord Byron wijdde een groot gedicht aan hem, dat door Nicolaas Beets in het Nederlandsch werd vertaald. Voltaire vertelt zijn geschiedenis in zijn historisch boek „Geschiedenis van Karei XII, Koning van Zweden". Liszt en andere componisten lieten zich door Mazeppa's avontu ren inspireeren. Op dit oogenblik is de naam Mazeppa we derom het centrum van de belangstelling der Oekrajiners, die pogingen in het werk stellen om zijn excommunicatie door de Russisch Or thodoxe Kerk opgeheven te krijgen, zulks naar aanleiding van zijn eeuwfeest. Mazeppa was nJ. door een excommunicatie getroffen, omdat hij partij had gekozen vóór Karei van Zweden tegen Peter den Grooten. Hij was toen Prins van de Oekrajine, als zoodanig erkend door den Czaar, omdat Mazeppa de grootste was onder de Kozakken van dit land, die hem om zijn moed en zijn kènnis als hun Hetman had den erkend, ofschoon hij volstrekt geen Oekrajiner was. Hij was n.l. een Poolsch edel man uit een oud geslacht en het was het bloote toeval, dat hem onder verschrikkelijke omstandigheden naar hier gevoerd had. In zijn jeugd was Mazeppa page aan het hof van een Poolschen graaf, die een zeer jonge vrouw had getrouwd. Deze vrouw was beroemd om haar schoonheid en deze was ook den jeugdigen page niet ontgaan. Toen een verhouding tus- schen beiden was uitgelekt, nam de graaf op een vreeselijke manier wraak. Wat er van zijn vrouw is geworden, wordt niet verteld, doch Mazeppa ondervond zijn wraak op een wijze, die hem bijna het leven kostte. Hij liet Ma zeppa achterst voren op een wild paard binden, dat kort te voren in de steppen van de Oekraji ne was gevangen. Toen kreeg het beest zijn vrijheid terug en in een wilde vaart en onder hoongelach van den graaf en zijn gevolg joeg het de poort uit. Dagen en nachten stormde het dier voort door de steppen en door kreu pelhout, terwijl Mazeppa bloedend en gerad braakt op den paardenrug lag gebonden. Iedere beweging, die hij maakte om zich te bevrijden, dreef het paard nog sneller voort en ieder woord, dat hij riep, joeg het dier den doods schrik op het lijf. Het paard zocht natuurlijk de steppen van zijn land op en kwam niet tot rust, voor het de vlakten had bereikt. Meer malen werd het door hongerige wolven achter volgd, maar telkens wist het dier te ontsnap pen. Eindelijk, na enkele dagen en nachten te hebben gedraafd, kwam het eenigszins tot rust en in de nabijheid van een Kozakkendorp in de Oekrajine viel het uitgeput neer, om na een paar uur te sterven. Mazeppa echter leefde nog, zij het dan, dat hij met bloed be dekt, smachtend van dorst en pijn, het be wustzijn verloor. Ttoen hij weer bijkwam, lag hij in een bed en zag hij mannen om zich heen staan. Hij wist niet waar hij was, maar de mannen ver telden, hoe zij hem hadden gevonden en dat hij onder hen kon blijven. Jarenlang, zijn leven lang bleef Mazeppa onder de Kozakken en hij overtrof hen allen in moed, behendigheid en kennis. Zoo groot werd zijn gezag, dat Peter de Groote hem op verzoek van de inwoners der Oekrajine tot koning verhief. Nu was de tijd gekomen, dat hij wraak zou nemen op zijn grootsten vijand, zijn vroegeren heer en den man van zijn geliefde. Het kasteel van den graaf werd genomen en met den grond gelijk gemaakt. Geen steen bleef op den anderen. De graaf moest vluchten en zag al zijn eigen dommen ten gronde gaan. Nooit had hij kun nen denken, dat Mazeppa nog eens als koning van een volk zou terugkeeren en nog minder, dat hij zijn wilden tocht door de steppen zou overleven. Maar Mazeppa was nu eenmaal geen gewoon mensch en als het ware geboren voor krijg en ontbering. Ten tijde, dat de machtige Zweedsche koning Karei XII zijn veroveringen in Europa door zette, was Mazeppa reeds tot een vrij hoogen ouderdom gekomen. Het was in die dagen, dat Prins Mazeppa aan het hof van Peter den Grooten was. Bij deze gelegenheid stelde de vorst hem voor de Kozakken afhankelijk te ma ken van hem, waarop Mazeppa antwoordde, dat de geest der Oekrajiners dit niet zou ver dragen en dat zij een bij uitstek vrijheidlie vend volk waren. De Czaar werd daarop woe dend en in een dronken bui dreigde hij Mazep pa te zullen laten doodmartelen. Dit was vol doende voor den schranderen Mazeppa om direct na zijn thuiskomst maatregelen te ne men. Hij sloeg direct aan het werk om een opstand voor te bereiden en vroeg Karei XII, die zijn veldtocht tegen den Czaar begonnen was, om hulp. De Zweedsche veldheer begreep onmiddellijk, welk voordeel hij kon hebben van de medewerking van een zoo bekwaam legerleider als Mazeppa en zegde zijn hulp toe. Met een leger van 30000 man zou Mazeppa den koning tegemoet trekken. En zoo trok hij di rect naar het Zuiden, tot groote verbazing van zijn officieren, die niets afwisten van de afspraak met Mazeppa. De wegen, die de Zwe den moesten gaan, waren vrijwel ongenaakbaar en het was voor den koning dan ook een groote troost, toen hü eindelijk Mazeppa en zijn mannen ontwaarde. Het leek intusschen, alsof Mazeppa op de vlucht was en inderdaad hadden de Russen lucht gekregen van zijn plannen en hadden hem aangevallen. Slechts zesduizend man en een voorraad goud en zil ver waren aan de slachting ontkomen. De le vensmiddelen waren alle in den strijd geble ven. Intusschen wachtte Karei op zijn generaal Levenhaupt, die eveneens met levensmiddelen op weg was en die na eenigen tijd evenals Ma zeppa half verslagen aankwam. Een paar dagen later stootte Karei op een leger van 50000 Russen, door Peter aangevoerd. De Zweden waren slechts 16000 in getal, maar niettemin vielen zij aan, vol vertrouwen op het krijgsgeluk, dat steeds hun deel was geweest. Met een razernij, die alles verzette, vochten Karei en Mazeppa. De overmacht echter was zoo groot, dat aan een overwinning nauwelijks viel te denken. Toen hij zag, dat zijn mannen begonnen terug te trekken, richtte hij zich tot de Kozakken en beval hun iedereen te dooden, die de vlucht zou nemen, hem zelf ook. Op nieuw begon de strijd en de Russen verloren driemaal zooveel mannen als de Zweden. Maar toen kreeg Peter hulp en voor de derde maal begon de strijd. De Zweden verloren, maar geen was er, die week en met nog slechts 9000 man vochten zij door, tot de nacht viel. Ten slotte wisten de Zweden te ontkomen met 6000 man en Peter bleef overwinnaar, hoewel het allergrootste deel van zijn leger was omgeko men. Karei was dus omringd door vijanden en kon geen verbinding krijgen met zijn land, noch met Polen. Toen kwam de winter van 1709, die ongeveer 2000 soldaten door de kou doodde. In deze treurige omstandigheden was het vooral Mazeppa, de prins der Kozakken, die den moed er in hield. Peter had hem een boodschap gezonden, waarin geëischt werd, dat hij zich weder zou onderwerpen, doch Mazeppa vJtuischte zijn nieuwen bondgenoot trouw te blijven en weigerde. Ten einde raad besloot Karei de stad Pultawa te belegeren, hetgeen nog zijn eenige uitkomst was. Mazeppa, die vrienden in Pultawa had, verzekerde hem, dat hij de stad spoedig zou bezitten en dit bracht groote vreugde en moed onder de sol daten. Tijdens den strijd werd Karei zwaar aan zijn been gewond en de geneesheeren oor deelden een amputatie noodzakelijk. De koning eischte, dat de operatie onmiddellijk zou ge schieden en hield met beide handen zijn been vast. Intusschen gaf hij zijn bevelen voor den slag, die den volgenden dag zou plaats hebben. Den volgenden dag, op 8 Juli 1709, begon de beroemde slag van Pultawa, terwijl Peter met een leger de rivier overstak op een afstand van enkele uren. Maar hij werd door een he- vigen cavalerie-aanval van de Zweden uit el kaar geslagen. Een tegen-aanval van de Rus sen volgde en het leger van Karei werd in tweeën gedeeld, waardoor het aan macht ver loor. Karei werd in een brancard gedragen en in het felst van den strijd werd hij er af geworpen. Hij weigerde echter te vluchten. Hij liet zich te paard zetten en werd ondersteund door zijn kamerdienaar. De slag werd verloren. Duizenden werden gedood of gevangen genomen. De gevangenen werden in Rusland vrij gelaten en zagen zich genoodzaakt allerlei diensten te verrichten, om in hun onderhoud te voorzien. Mazeppa, die van Karei gescheiden was, moest vluchten en kwam in Walachije en later in Bender aan, waar hij nog eenigen tijd rustig leefde en in 1709, hetzelfde jaar van den slag bij Pultawa, overleed in hoogen ouderdom. Zijn doel heeft Mazeppa niet bereikt, zelfs niet met behulp van een der machtigste veld- heeren van zijn tijd. Verschillende zijner vrienden kwamen om het leven, ten tijde, dat hij den Czaar afviel, daar deze de medeplich tigen door het rad liet ombrengen, hoewel hij aanvankelijk weigerde te gelooven, dat Ma- zejpa hem ontrouw was geworden. Hij ging zelfs zoover, dat hij de brengers van de on zalige boodschap liet dooden. Toen echter zijn verraad vast stond, nam de Czaar zijn maat regel, doodde de aanhangers van Mazeppa en liet zijn beeltenis verbranden. De hoofdstad van zijn land werd door Peter verwoest, die ten slotte van de drie groote mannen de eenige was, die zegevierend uit den strijd kwam. Ziedaar de geschiedenis van Iwan Mazeppa, den grooten nationalen held van de Oekrajine, het onderwerp van gedichten, muziekcomposi ties en schilderijen, een man van ongewone bekwaamheden, grooten persoonlijken moed en ijzeren energie.... Een Amerikaansche radio-omroep heeft aan president Roosevelt een speciaal geconstrueerd stalen spreekgestoelte gegeven, dat bestand is tegen kogels. Roosevelt heeft het geschenk aanvaard. Het beschermt zijn lichaam vanaf zijn mid del tot even onder de schouders. Het gestoelte is voorzien van alle moderne hulpmiddelen. De stad Temuco in Chili is in rep en roer; de eigenaars van vrijwel alle paarden aldaar zijn plotseling tot de ontdekking gekomen, dat hun viervoeters geen staart meer hebben! Ook in andere steden van Chili heeft men hetzelf de geconstateerd. Men heeft hier niet te doen met de een of andere paardenziekte, maar met het gevolg van de hooge prijzen, welke thans voor paardehaar worden betaald. Hier van hebben oneerlijke lieden misbruik gemaakt en het artikel direct van de „producenten" betrokken. Zij maakten zich niet alleen mees ter van den staart, maar ook van de manen. De arme paarden staan weerloos tegenover hun schenders en daarom kreeg de politie opdracht, meer dan gewone waakzaamheid te betrachten. Ook de bereden politie kreeg een soortgelijke instructie, en wat was het gevolg? Dat van ettelijke politiepaarden eveneens de staarten werden afgesneden Uit Madrid wordt gemeld, dat de burge meester van Zamora alle kaartspelen in café's, koffiehuizen en openbare plaatsen van ver maak heeft verboden, daar men niet in staat bleek het gokken bij het spelen tegen te gaan. Alle café-houders moeten thans hun speel kaarten bij de politie inleveren. Ulllllllllllllililll IIIIIIII1III1III1IIU Nu de zon zich iets laat voelen En men reeds een vogel ziet, Die Egypte heeft verwisseld Voer het Nederlandsch gebied; Nu de lente er nog niet is, Maar dan toch op komen staat, Ziet men weer de rieten stoeltjes Voor de restaurants op straat! Eens moet men er mee beginnen En te vroeg komt hier van pas, Want wanneer het éven meeloopt, Heb je zóó een vol terras; En het lukt ook, want niet altijd Roert de lentemaand haar staart En dan krijg je, als een staalkaart, Zomerdagen reeds in Maart! Heel bescheiden maar in aantal Raken tafeltjes bezet. Waar het menschdom zich onwennig Aan een kleintje koffie zet Want de lente te vereeren Op een pas geverfd terras, Daar hoort moed toe, als een ander Zich nog hult in winterjas! Maar zij willen suggereeren En zich zelve niet alleen, Dat het lenteweer nu rijp is, Door de weifelingen heen. Dus zij zijn dan ook natuurlijk Op het lenteweer gekleed, Naar de nieuwe voorjaarsmode, Zeer charmant en up-to-date. En zij pronken, juist als is dit Naar den eisch van hun fatsoen. Ach, precies als ook de vogels In het voorjaar altijd doen! MARTIN BERDEN Nadruk verboden) aiiiiiiiiiimiiiimiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiMiiMiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiin De regeering van Nieuw-Zuid-Wales heeft besloten een bedrag van 200.000 pond uit te trekken voor de bestrijding van de konijnen- plaag in het platteland. De konijnen zijn zoo groot in aantal, dat zij een ware bedreiging voor de landbouwers vormen en hun het le ven bijna onmogelijk maken. Op een landgoed werdep in één enkele week niet minder dan 35.000 konijnen gedood en op een ander landgoed, waar twee nachten lang jafcht op de schadelijke dieren werd gemaakt, werden elfduizend exemplaren gedood. De re geering wil de plaag bestrijden door het plaat sen van netten en de nettenfabrieken hebben op het oogenblik druk werk. In één fabriek is het aantal arbeidskrachten gedurende de af- geloopen vijf maanden verdrievoudigd om de groote orders van de regeering en particulie ren te kunnen afwerken. Ivy stond bananen in stukjes te snijden, terwijl haar boezelaar aan een lijn te drogen hing. Plotseling slaakte ze een kreet van schrik. „Wat is dat," riep ze uit. „Ik hoor iets achter het schort en ik durf niet te gaan zien, wat het is." „Waarom niet?" vroeg Topsy, „wat zou het kunnen zijn?" „Het kan een zwarte man zijn, die zich er achter heeft verstopt," zei Ivy, „en zijn kans afwacht, om ons op te eten." Maar toen staken plotseling de twee lepelaars hun koppen door de armsgaten van Ivy's boezelaar en ze begreep toen, wie zich achter de rots verstopt hadden. „Het zijn de lepelaars maar," riep ze, geheel gerustgesteld, uit. „En niet een zwarte man," lachte Topsy. „Neen," zei Ivy, „ik ben zoo blij, dat Madge en Muriel wat van die heerlijke bananen krijgen." (Morgenavond vervolg) (Ingezonden Mededeeling) Jan Seiffer had al evenzeer een stokpaardje als alle andere menschen. De een zoekt 't in z'n das, z'n teint of z'n nachtrust, de ander in z'n maag, z'n scheiding of z'n schoonmoe der. Jansen kan niet slapen als hij te voren koffie drinkt, Pietersen daarentegen kan on mogelijk koffie drinken als hij slaapt, Anna kan geen mannen met een baard uitstaan en Cato vindt het wratje naast den neus van haar aan staande het liefst wat er aan hem is; ja, ze zou hem zonder dat wratje nooit genomen heb ben. Gij zelf lezer, houdt uw dag voor verloren als ge het Verhaal van den Dag niet gelezen hebt en ik lees nooit gedrukte mededeelingen, om dat de lucht van den drukinkt slecht is voor mijn kanarie. Zoo hebben we allemaal wat en zoo had ook Jan Seiffer wat. Hfj telde. Hij moést tellen, omdat hij 't een voudig niet laten kon. Misschien had hij onder z'n voorvaderen den eersten volksteller geteld, of in elk geval iemand, die geducht op z'n tel len paste; hoe het zij, als je met hem wan delde, kon je er op aan, dat hij na een poos het aantal juffrouwen met bontjassen of plat voeten opnoemde, dat hij tegen gekomen was, of hoeveel ramen er open en hoeveel er dicht waren in de straten, waar hij door liep. Hü scheen deze gymnastiek bepaald noodig te heb ben. Als je hem bezocht en bijvoorbeeld z'n nieuwe behangsel opmerkte, zei hij: „Ja, aardig hè? Vijf duizend drie honderd een en zeventig maal hetzelfde figuurtje!" Z'n haren telde hij iederen oudejaarsavond en van z'n ademhalingen hield hij nauwkeurig boek. De dingen kregen pas beteekenis voor hem als hij hun aantal kende. Jan Seiffer had wat fortuin men beweer de dat het in halve centen bestond, omdat hü dan iets te tellen had en z'n overvloedige vrije tüd - gevolg van dat fortuinkon slechts dienen om z'n tellust aan te wakkeren. Hij kon zich zonder nadenken, wikken of wegen, hals over kop in de weelde van het tellen werpen. Het was een feest, een verrukking voor hem, en hij deed het niet wetenschappelük, stelsel matig als een wiskunstenaar of een geleerde, maar hartstochtelük en onberedeneerd als een dichter. Een tel-maniak, een getallendweper was hü- Als iemand zei: „Zoo talrijk als het strand der zee....", dan ijlde Seiffer naar het strand, zette een vierkanten decimeter uit, be gon de droge korrels te tellen, in de koorts achtige begeerte om te weten hoeveel er in gingen. Hij tobde met het zand, dat aan z'n vinger bleef zitten, of dat door den wind werd weggestoven, maar hij hield hardnekkig vol, dat er ergens wel een opgave te vinden zou zün van het aantal hectaren op aarde en dat zoodoende het totaal aantal korrels berekend kon worden. Seiffer had _hct door deze telbeslommeringen geweldig druk* en z'n leven was op die manier uiterst vermoeiend. Maar hü ging er in op, en wanneer iemand maar even een nieuwe moge lijkheid op het gebied van tellen aangaf, dan vloog hü daar blindelings en tot elk offer be reid, op af. Totdat op een dag het biljoen in z'n leven kwam. Op een avond vroeg zün vriend Sam Feil, die bü Seiffer op z'n kamer zat te babbelen, wat nu wel het grootste getal was, dat hij tot nu toe geteld had. „Het grootste getal, wer kelijk geteld?" Dat was negenhonderd vier en negentig dui zend zevenhonderd acht en zestig. Niet verkre gen door vermenigvuldiging, maar zelf geteld. De bezoeker knikte. „Zoo, zooEn wat waren dat, die negenhonderd duizend en nog 'n kleinigheid?" Seiffer antwoordde: „VlooienJa, heusch! Toen ik in dienst was als fourier en de rust kamer moest schoonmaken." Het onheil naderde. Sam mü'merde hardop: „Büna een millioen.... Wat een getal! En wat een tijd moet dat gekost hebben!" „O, maar ik richt me op nog veel grooter getallen in," lachte Seiffer. „Er wordt nu een toestelletje voor me gemaakt, dat automatisch doortelt telkens als ik eet, of slaap of iemand antwoorden moet." „Een millioen," peinsde Feil weer; „maar stel je eens voor, dat je tot biljoen moest tel len!" „Dat kan best, waarom niet?" verzekerde zün vriend. Het begon al in hem te stormen. Biljoen! „Dat is millioen maal millioen," waarschuw de de vriend. Maar Seiffer draaide er z'n hand niet voor om. Van dat oogenblik zou hü tot biljoen tel len. En niet rusten vóór hü er was. Drie tel len in de seconde. Je hadt dan wel geen tüd om de heel groote getallen uit te spreken, zoo als drie honderd negentien duizend millioen achthonderd vier en zeventig duizend zeshon derd zestig, maar die kon je tikken op de tafel of tegen den muur, op de wijze zooals dat toe stelletje 't deed. Seiffer verzocht z'n vriend weg te gaan en begon. Na twee dagen kwam Sam met bezorgd ge zicht aan de deur. Seiffert's hospita zond hem weg: „Meneer is voor niemand te spreken. Strenge orders: meneer telt!" Het duurde drie weken. Feil gebruikte de kracht der wanhoop en forceerde Seiffert's deur. Hü vond hem tellende. „Jan!" riep hij, „luister even! Een oogenblik maar!" „Vier millioen drie honderd een en twintig duizend vüfhonderd zeven en tachtig," zei Seif fer. Feil zette door. „Drie tellen in de seconde", zei je. „Nu een minuut heeft zestig seconden, een uur heeft er zes en dertig honderd, zoodat je per uur tien duizend achthonderd tellen doet. Derhalve...." Seiffer bracht den automaat in werking, die regelmatig-dof begon te kloppen en bü elk honderdtal een belletje deed hooren. „Ik vind het heel onaangenaam, dat je me stoort," zei hij. Z'n oogen glansden akelig en lagen diep in z'n hoofd; hij was mager geworden en z'n han den beefden. „Maar luister nu eens," drong Feil aan. „Ik ben aan 't rekenen gegaan en nu begrijpt toch een kind, dat je in vier en twintig uur, twee honderd negen en vijftig duizend twee hon derd tellen doet, en dus...." „Dat doe ik ook," snauwde Seiffer, „en daar mee zal ik voort gaan als je me een jaar, of drie honderd vijf en E tCLLdl jj zestig maal vier E en twintig uur, vier en negentig millioen zeshonderd en acht duizend tellen." „Goed, goed, maar ruk nu uit!" schreeuwde Seiffer „En als je op die manier dag en nacht zon der ophouden doortelt „Dat zal ik desnoods doen!" brulde Seiffer, „maar daar heb ik jou niet bü noodig! Ver stoor m'n levensgeluk niet!" Sam Feil deed een laatste poging. Dan kan je gemakkelijk uitrekenen hoe lang het duren moet; deel vier en negentig millioen zeshonderd acht duizend maar op de biljoen!" „Deel je zelf!" riep Seiffer, op 't toppunt van woede en hij kwam zóó dreigend op Feil af, dat deze de vlucht nam, maar het nochtans z'n plicht achtte op de trap een paar maal te roepen: „Dag en nacht! Denk daar wel aan!" Seiffer telde door. Hij deelde niet. Telde. Kwam dus niet tot de verbijsterende uitkomst eener eenvoudige deeling: dat hij 10569 jaren, 339 dagen, 16 uren, 35 minuten en 33 1/3 se conde, zou moeten doortellen, dag en nacht, drie onuitsprekelijke tellen in de seconde. Seiffert telt op het oogenblik, dat dit blad verschijnt, zeven en twintig jaar, drie weken, zes dagen en vier uren. De dokter zegt, dat hij bü goede verzorging het tot t begin van den zomer kan uithouden. Onder de vele verhalen en anecdoten van den grooten keizer Napoleon is een opmerkelük geval te vinden, dat weinig bekendheid geniet, maar dat niettemin een interessanten kük geeft op den kleinen grooten man. Het was den dag voor den slag bü Eylau. Napoleon had in de af- geloopen maanden een reeks nederlagen te boe ken gehad, doch als steeds had zün goed ge sternte en zijn ijzeren energie hem fier en vol goeden moed gehouden. Ook de slag bü Eylau, die een oogenblik het graf van het Russische leger dreigde te worden, werd door een tüdig ingrijpen der Duitschers veranderd in een onbe- slisten strijd. De Franschen waren den avond tevoren slaags geraakt met de Russen, doch Napoleon beschouwde dit gevecht als een voor- loopertje van den grooten slag. Hü reed zonder dekking met zijn gevolg door het dorp naar den toren om vandaar uit het plan tot den strijd van den volgenden dag te ontwerpen. Terwijl hij met de hand tusschen zijn vest zün bekende houding de landerüen bene den hem overzag en de uitgestrekte sneeuwvel den in zijn geheugen grifte, vergat hij een oogenblik de schermutselingen, die in de nabij heid geleverd werden, tot hij plotseling bemerk te, dat de Russen aan de winnende hand wa ren. Hij gaf een paar korte bevelen en zond zijn ordonnansen naar beneden, waar Murat reeds orde had gebracht in den strijd. Maar de hard nekkigheid van de Russen maakte het noodig nieuwe krachten te laten aanrukken en het scheelde weinig of de Franschen werden door een flankaanval van kozakken van het dorp verdreven. De keizer gaf nieuwe bevelen, doch merkte plotseling, dat hij alleen stond. Hij keek de dorpstraat af, doch zag geen mensch. De be woners. waren gevlucht of hielden zich schuil- Verder op stond aan een boom gebonden het paard van den keizer en niet ver daarvandaan een eenzame man. Nu herinnerde Napoleon zich, dat even tevoren voor de deur van de kosters woning een knorrige man had gestaan, die den keizer en zün gevolg met haat en verachting had gadegeslagen. Dat moest die man geweest zijn. Natuurlijk herkende de man den schimmel van Napoleon en hü ging naar het paard toe en greep het bü de manen. De keizer trok zijn pistool en loste een schot dat miste. Juist op dat oogenblik had Murat voor de kozakken moeten wijken, zooodat de toegang tot het dorp vrü was voor den vijand. Toen bedacht hü, dat in het hoofd van den koster op dat moment het lot lag van een wereldgeschiedenis- Wanneer de koster slechts den moed had de kerkdeur te sluiten, dan zou de keizer gevangen hebben gezeten en aan de kozakken zijn over geleverd. De man liet echter de gelegenheid voorbijgaan en Napoleon stortte bij de eerste gedachte aan het gevaar de trap af. De kos ter zag den keizer uit de kerk komen, dacht niet meer aan de mogelijkheden, die hij had voorbü laten "gaan, maar bezweek haast onder den ban van de harde blauwe oogen van Na poleon, die hem de teugels ontrukte en op zün paard sprong. Het was juist op tijd, want geen tien tellen later renden de kozakken de straat in. Napoleon intusschen bereikte zün leger en ontsnapte aan het gevaar. Eén oogenblik was het lot van de wereld in handen geweest van een koster. 5itnHRiimmumi!iiiiiiiuuuiuuuiti ppUJELETON anmiiniiminniiuiuiiuuiiHUiuiuuiimiiiuuHiiuiiuiiuiiuiiiiiiuiic 62 „Gü hebt buiten ons om gehandeld, en mis schien, onbewust, tegen ons! „Is het waar, Berar?" „Dat is waar, Sahib „Door de kinderen der hertogin van Rich mond te redden, al geschiedde het ook op vers- zoek van onzen vriend, kapitein Pennyless, hebt gü misschien, ten bate van den algemee- nen vijand, den vervloekten Brit, een plan doen mislukken, waarvan de uitvoering was bevolen door ons, uwe meesters. „Gij züt uw eed ontrouw geworden en zult daarvoor sterven". „Ik ben bereid, Sahib", antwoordde de fakir met onverschrokken eenvoud. „Vanwege uwen üver, uw toewü ding, en de talrijke diensten, welke gij bewezen hebt aan uwe meesters, zult gü den edelsten dood ster ven, dien een oprecht geloovige verlangen kan: dien der heilige zelfonthoofding." „O, dank! Beste en eerbiedwaardigste aller meesters!" riep de fakir, op de knieën vallende. „Men brenge de „karivat", ging de poendit op ijskouden toon voort. Twee fakirs stonden op om het bevel te vol brengen. Tot de meest dwaze en ook meest verschrik- keüjke straffen welke de Hindoes hebben uit gedacht, behoort de vrijwillige onthoofding, uitgevoerd door den veroordeelde zelf. Deze krijgt om den hals een vlijmscherp stuk staal in halve-maanvorm, dat door kleine ringen en lichte kettingen verbonden wordt met de voe ten, waaromheen grootere ringen worden ge schoven, die aan het uiteinde dezer kettingen zün aangebracht. De veroordeelde trekt de beenen hoog op, stoot ze dan met al de kracht waarover hij beschikken kan, naar beneden en scheidt zich zelf aldus het hoofd van den romp. De beide fakirs kwamen terug, het door roest en verdroogd bloed bevlekte instrument dragende in een groot wit-zijden kleed. Zü spreidden dit kleed op den grond uit en Berar plaatste zich in het midden daarvan, met veel behendigheid de verschillende deelen van de „karivat" aan elkaar bevestigende, ter wijl deze een gerammel deden hooren als van ijzer. Hü legde de halve maan om zün hals, be vestigde de ringen aan zijn voeten en ging zit ten, de beenen stijf tegen elkaar opgetrokken, ten einde de grootste kracht te kunnen ont wikkelen. Krisna begon nu een langzaam en eento nig psalm-gebed, dat eenige minuten duur de Toen hield hij op en keek Berar strak en koel aan. Deze, geheel in elkaar gekrompen, wachtte op het gebaar Maar Krisna maakte dit gebaar, dat voor den fakir het doodvonnis zou beteekenen, niet. Hij wendde zich opnieuw tot Berar, die door dit dralen iets van zijn geestesspankracht be gon te verliezen, en zeide op diep-emstigen toon: „De geboden van den goddelijken Manoe lee- ren óók de menschlievendheid; zij bevelen de zwakken te helpen en zijn niet vijandig tegen over vergevingsgezindheid „Gij zijt menschlievend geweestgü hebt, ondanks hun afkomst, twee kinderen die in gevaar verkeerden, geholpenen alleen daarom hebt mijn bevelen niet strikt opge volgd „Op myn beurt schenk ik u vergiffenis en ik beveel u te leven". „Goed, meester, ik zal leven", antwoordde Berar, met. dezelfde koelbloedigheid het bevel ontvangende om te blijven leven als zooeven het bevel om te sterven. „Deze nabootsing van de doodstraf zal uw eenige boete zijn. „En nu, mijn zoon, aan het werk!" „Eertijds hebben wü uit ons midden een el lendeling weggejaagd, een onreine, een var- lcensjongBikanel!" „Wij lieten hem leven omdat er uitdrukke lijk geschreven staat, dat men geen Brahmaan dooden moet, zelfs indien hij onwaardig is. „Doch thans, heden, zooeven hebben wü Bi kanel ter dood veroordeeld. „Nu wij tot de ontdekking zün gekomen dat hü de schenner is der heilige overblijfselen van onzen broeder Narindra, wordt Bikanel niet langer beschermd door de Heilige Boeken. „Ga, Berar!ga!en wees de wreker, die de aarde van dit monster zal verlossen!" En zich wendende tot de andere fakirs, die zich over dezen onverwachten keer van den toestand blükbaar verbaasden, ging hij voort: „En gij, mijne zonen, maakt u gereed om on verwijld te vertrekken naar het land der Afri- di's. „Zij die den heiligen oorlog voeren tegen de Engelschen hebben u noodig." BERAR, BOB EN RAMA De ontdekking onder de fundamenten van den „Toren der Stilte" van den koffer met den naam en het wapen der familie Richmond erop was inderdaad iets ongehoords en onge loof elü k - on ver wachts Pennyless en Patrick dachten tegelijkertüd aan den schat van den te Cawnpour vermoor den voorvader, die dezen schat had toever trouwd aan een Parsi koopman op wiens on wankelbare trouw hij zeker wist te kunnen rekenen. Maar hoe kwam die koffer hier, op deze griezelige plaats, waar bovendien niemand zonder levensgevaar wegens bedreven heilig schennis kon binnendringen? Zü hadden niet veel tü'd om zich over deze vraag in gissingen te verdiepen. Zij begonnen weldra, op zeer benauwende wüze, het gebrek te gevoelen aan frissche lucht. Als men niet den verstikkingsdood wilde sterven, moest de ingang tot deze onderaard- sche ruimte zoo spoedig mogelük worden vrij gemaakt. De drie mannen gingen daaraan hun kracht besteden, geholpen door Patrick. Zü hadden onbeschrüfelük te lijden van hon ger en dorst, konden zich in de enge ruimte nauwebjks bewegen en streden met den moed der wanhoop tegen den hen allerwege bedra genden dood. En hun ontembare geestkracht zegevierde daarbü. Pennyless' hand, waarvan nagels en vingers bloedden, werkte een laatste zandlaag weg. De man slaakte een kreet, zette zijn mond aan de opening/haalde een teug lucht binnen van die lucht, welke uit het knekelhuis kwam en die hem verkwikte. Hij werkte met armen en beenen, spande al zün zenuwen, wist zich een doortocht te banen en kroop in de zijgang, tot zün vrienden roe pende „Moed houden!moed houden!" Daar stond hü weer op dien beenderenheuvel in de brandende zon. Ginds, heel hoog, tegen een wolkenlooze grüs- blauwe lucht, bewogen zich eenige groote gie ren, terwijl andere op den wal van den ring muur zaten te slapen, met ingetrokken nekken, de koppen tusschen de schouders. Er heerschte in dit rük van den Dood, in dezen Toren van Stilte een zóó verschrikkelijke verlatenheid en de levende en doode omgeving nam voor Pen nyless plotseling een zóó schrikwekkend karak ter aan, dat hij, de man van ijzeren energie, 'n oogenblik eronder dreigde te bezwüken. Maar dat gevoel duurde ook slechts 'n oogen blik. Hij voelde zijn oogleden knipperen en een traan verduisterde zün blik. „Claudia!".... stamelde hij zacht.... „Clau diam'n lieve vrouw, zal ik u dan nooit meer terugzien?"En een kreet van woede en wanhoop, een geluid als dat van een gewond dier ontsnapte aan zijn door de brandende hitte verdroogde lippen. Tegen alle waarschijnlijkheid, ja, zelfs tegen al het mogelük geachte in, zooals dat wel ge beurt bij afschuwelijke nachtmerries die den slaap verstoren, meende Pennyless plotseling een woest, sidderend geluid te hooren, dat van buiten den ringmuur tot hem doordrong en de gieren hun koppen deed opsteken. Hij meende het niet alleen, neen, hij hoorde het inderdaad en wel duidelijk; hü herkende zelfs dit koper achtig geluid, dat iets van een trombone had: „Hoeinck!" „Rama!dat is Rama!" zeide hü, niet wetende hoe hij het had en zün ooren nauwe- lüks kunnende gelooven. Hü stiet een nieuwen kreet uit en schreeuwde met al de kracht züner longen: „Rama!.... Rama!Help!Help!",... „Hoeinck!Hoeinck!" was het antwoord, gevolgd door een hevig geblaas. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 9