Md vct&atd van den da$
Mazeppa, Hetman der Kozakken
HET TERRAS
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
Draag ROBINSONschoenen
Je kunt er fijn op tippelen!
Alle abonné's f3000.-sirsïwsasris'ïïst's ïsMïï f750.-asssriss f250.- s,-ssf125.- swwsus fSO.-^T rs f40- ïür;y
HET I
I GROOTE i
AVONTUUR I
DONDERDAG 9 MAART
POOLSCH EDELMAN
Strijd tegen Peter den Grooten
aan de zijde van Karei XII
van Zweden
Wilde vaart door de
steppen
Poolsch edelman
Bij de Kozakken
Karei XII van Zweden
De slag bij Pultawa
Stalen spreekgestoelte
Paardestaarten
„en vogue
Kaartspel verboden
Konijnenplaag in
N.Z.-Wales
j Een biljoen
Napoleon en de koster
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Onlangs heeft een Reuterbericht melding
gemaakt van de plannen tot viering van
een eeuwfeest van Mazeppa, een der
nationale helden van de Oekrajine. Men mag
zich verbazen over het feit, dat men zich ver
giste in het geval-Mazeppa, die nJ. pas over
elf jaar voor een viering in aanmerking komt,
want deze figuur is toch bekend genoeg om
een vergissing te kunnen voorkomen. Mazeppa
werd nJ. in 1644 geboren en niet in 1633. Maar
nu zijn roemruchte naam weer eens door de
Pers is gegaan, zal veler nieuwsgierigheid wor
den opgewekt naar den man, van wien we uit
onze schooljaren nog vage herinneringen heb
ben bewaard. We kennen ook nog enkele schrij
vers en componisten, die het leven van Ma
zeppa tot onderwerp hebben genomen. Lord
Byron wijdde een groot gedicht aan hem, dat
door Nicolaas Beets in het Nederlandsch werd
vertaald. Voltaire vertelt zijn geschiedenis in
zijn historisch boek „Geschiedenis van Karei
XII, Koning van Zweden". Liszt en andere
componisten lieten zich door Mazeppa's avontu
ren inspireeren.
Op dit oogenblik is de naam Mazeppa we
derom het centrum van de belangstelling der
Oekrajiners, die pogingen in het werk stellen
om zijn excommunicatie door de Russisch Or
thodoxe Kerk opgeheven te krijgen, zulks naar
aanleiding van zijn eeuwfeest. Mazeppa was
nJ. door een excommunicatie getroffen, omdat
hij partij had gekozen vóór Karei van Zweden
tegen Peter den Grooten. Hij was toen Prins
van de Oekrajine, als zoodanig erkend door
den Czaar, omdat Mazeppa de grootste was
onder de Kozakken van dit land, die hem om
zijn moed en zijn kènnis als hun Hetman had
den erkend, ofschoon hij volstrekt geen
Oekrajiner was. Hij was n.l. een Poolsch edel
man uit een oud geslacht en het was het
bloote toeval, dat hem onder verschrikkelijke
omstandigheden naar hier gevoerd had. In zijn
jeugd was Mazeppa page aan het hof van een
Poolschen graaf, die een zeer jonge vrouw had
getrouwd. Deze vrouw was beroemd om haar
schoonheid en deze was ook den jeugdigen
page niet ontgaan. Toen een verhouding tus-
schen beiden was uitgelekt, nam de graaf op
een vreeselijke manier wraak. Wat er van zijn
vrouw is geworden, wordt niet verteld, doch
Mazeppa ondervond zijn wraak op een wijze,
die hem bijna het leven kostte. Hij liet Ma
zeppa achterst voren op een wild paard binden,
dat kort te voren in de steppen van de Oekraji
ne was gevangen. Toen kreeg het beest zijn
vrijheid terug en in een wilde vaart en onder
hoongelach van den graaf en zijn gevolg joeg
het de poort uit. Dagen en nachten stormde
het dier voort door de steppen en door kreu
pelhout, terwijl Mazeppa bloedend en gerad
braakt op den paardenrug lag gebonden. Iedere
beweging, die hij maakte om zich te bevrijden,
dreef het paard nog sneller voort en ieder
woord, dat hij riep, joeg het dier den doods
schrik op het lijf. Het paard zocht natuurlijk
de steppen van zijn land op en kwam niet tot
rust, voor het de vlakten had bereikt. Meer
malen werd het door hongerige wolven achter
volgd, maar telkens wist het dier te ontsnap
pen. Eindelijk, na enkele dagen en nachten te
hebben gedraafd, kwam het eenigszins tot rust
en in de nabijheid van een Kozakkendorp in
de Oekrajine viel het uitgeput neer, om na
een paar uur te sterven. Mazeppa echter
leefde nog, zij het dan, dat hij met bloed be
dekt, smachtend van dorst en pijn, het be
wustzijn verloor.
Ttoen hij weer bijkwam, lag hij in een bed
en zag hij mannen om zich heen staan. Hij
wist niet waar hij was, maar de mannen ver
telden, hoe zij hem hadden gevonden en dat
hij onder hen kon blijven. Jarenlang, zijn leven
lang bleef Mazeppa onder de Kozakken en hij
overtrof hen allen in moed, behendigheid en
kennis. Zoo groot werd zijn gezag, dat Peter
de Groote hem op verzoek van de inwoners
der Oekrajine tot koning verhief. Nu was de
tijd gekomen, dat hij wraak zou nemen op zijn
grootsten vijand, zijn vroegeren heer en den
man van zijn geliefde. Het kasteel van den
graaf werd genomen en met den grond gelijk
gemaakt. Geen steen bleef op den anderen.
De graaf moest vluchten en zag al zijn eigen
dommen ten gronde gaan. Nooit had hij kun
nen denken, dat Mazeppa nog eens als koning
van een volk zou terugkeeren en nog minder,
dat hij zijn wilden tocht door de steppen zou
overleven. Maar Mazeppa was nu eenmaal geen
gewoon mensch en als het ware geboren voor
krijg en ontbering.
Ten tijde, dat de machtige Zweedsche koning
Karei XII zijn veroveringen in Europa door
zette, was Mazeppa reeds tot een vrij hoogen
ouderdom gekomen. Het was in die dagen, dat
Prins Mazeppa aan het hof van Peter den
Grooten was. Bij deze gelegenheid stelde de
vorst hem voor de Kozakken afhankelijk te ma
ken van hem, waarop Mazeppa antwoordde,
dat de geest der Oekrajiners dit niet zou ver
dragen en dat zij een bij uitstek vrijheidlie
vend volk waren. De Czaar werd daarop woe
dend en in een dronken bui dreigde hij Mazep
pa te zullen laten doodmartelen. Dit was vol
doende voor den schranderen Mazeppa om
direct na zijn thuiskomst maatregelen te ne
men. Hij sloeg direct aan het werk om een
opstand voor te bereiden en vroeg Karei XII,
die zijn veldtocht tegen den Czaar begonnen
was, om hulp. De Zweedsche veldheer begreep
onmiddellijk, welk voordeel hij kon hebben
van de medewerking van een zoo bekwaam
legerleider als Mazeppa en zegde zijn hulp toe.
Met een leger van 30000 man zou Mazeppa den
koning tegemoet trekken. En zoo trok hij di
rect naar het Zuiden, tot groote verbazing
van zijn officieren, die niets afwisten van de
afspraak met Mazeppa. De wegen, die de Zwe
den moesten gaan, waren vrijwel ongenaakbaar
en het was voor den koning dan ook een
groote troost, toen hü eindelijk Mazeppa en
zijn mannen ontwaarde. Het leek intusschen,
alsof Mazeppa op de vlucht was en inderdaad
hadden de Russen lucht gekregen van zijn
plannen en hadden hem aangevallen. Slechts
zesduizend man en een voorraad goud en zil
ver waren aan de slachting ontkomen. De le
vensmiddelen waren alle in den strijd geble
ven. Intusschen wachtte Karei op zijn generaal
Levenhaupt, die eveneens met levensmiddelen
op weg was en die na eenigen tijd evenals Ma
zeppa half verslagen aankwam.
Een paar dagen later stootte Karei op een
leger van 50000 Russen, door Peter aangevoerd.
De Zweden waren slechts 16000 in getal, maar
niettemin vielen zij aan, vol vertrouwen op het
krijgsgeluk, dat steeds hun deel was geweest.
Met een razernij, die alles verzette, vochten
Karei en Mazeppa. De overmacht echter was
zoo groot, dat aan een overwinning nauwelijks
viel te denken. Toen hij zag, dat zijn mannen
begonnen terug te trekken, richtte hij zich tot
de Kozakken en beval hun iedereen te dooden,
die de vlucht zou nemen, hem zelf ook. Op
nieuw begon de strijd en de Russen verloren
driemaal zooveel mannen als de Zweden. Maar
toen kreeg Peter hulp en voor de derde maal
begon de strijd. De Zweden verloren, maar
geen was er, die week en met nog slechts 9000
man vochten zij door, tot de nacht viel. Ten
slotte wisten de Zweden te ontkomen met 6000
man en Peter bleef overwinnaar, hoewel het
allergrootste deel van zijn leger was omgeko
men.
Karei was dus omringd door vijanden en kon
geen verbinding krijgen met zijn land, noch
met Polen. Toen kwam de winter van 1709,
die ongeveer 2000 soldaten door de kou doodde.
In deze treurige omstandigheden was het
vooral Mazeppa, de prins der Kozakken, die
den moed er in hield. Peter had hem een
boodschap gezonden, waarin geëischt werd, dat
hij zich weder zou onderwerpen, doch Mazeppa
vJtuischte zijn nieuwen bondgenoot trouw te
blijven en weigerde. Ten einde raad besloot
Karei de stad Pultawa te belegeren, hetgeen
nog zijn eenige uitkomst was. Mazeppa, die
vrienden in Pultawa had, verzekerde hem,
dat hij de stad spoedig zou bezitten en dit
bracht groote vreugde en moed onder de sol
daten. Tijdens den strijd werd Karei zwaar
aan zijn been gewond en de geneesheeren oor
deelden een amputatie noodzakelijk. De koning
eischte, dat de operatie onmiddellijk zou ge
schieden en hield met beide handen zijn been
vast. Intusschen gaf hij zijn bevelen voor den
slag, die den volgenden dag zou plaats hebben.
Den volgenden dag, op 8 Juli 1709, begon de
beroemde slag van Pultawa, terwijl Peter met
een leger de rivier overstak op een afstand
van enkele uren. Maar hij werd door een he-
vigen cavalerie-aanval van de Zweden uit el
kaar geslagen. Een tegen-aanval van de Rus
sen volgde en het leger van Karei werd in
tweeën gedeeld, waardoor het aan macht ver
loor. Karei werd in een brancard gedragen
en in het felst van den strijd werd hij er af
geworpen. Hij weigerde echter te vluchten. Hij
liet zich te paard zetten en werd ondersteund
door zijn kamerdienaar.
De slag werd verloren. Duizenden werden
gedood of gevangen genomen. De gevangenen
werden in Rusland vrij gelaten en zagen zich
genoodzaakt allerlei diensten te verrichten,
om in hun onderhoud te voorzien. Mazeppa,
die van Karei gescheiden was, moest vluchten
en kwam in Walachije en later in Bender aan,
waar hij nog eenigen tijd rustig leefde en in
1709, hetzelfde jaar van den slag bij Pultawa,
overleed in hoogen ouderdom.
Zijn doel heeft Mazeppa niet bereikt, zelfs
niet met behulp van een der machtigste veld-
heeren van zijn tijd. Verschillende zijner
vrienden kwamen om het leven, ten tijde, dat
hij den Czaar afviel, daar deze de medeplich
tigen door het rad liet ombrengen, hoewel hij
aanvankelijk weigerde te gelooven, dat Ma-
zejpa hem ontrouw was geworden. Hij ging
zelfs zoover, dat hij de brengers van de on
zalige boodschap liet dooden. Toen echter zijn
verraad vast stond, nam de Czaar zijn maat
regel, doodde de aanhangers van Mazeppa en
liet zijn beeltenis verbranden. De hoofdstad
van zijn land werd door Peter verwoest, die
ten slotte van de drie groote mannen de eenige
was, die zegevierend uit den strijd kwam.
Ziedaar de geschiedenis van Iwan Mazeppa,
den grooten nationalen held van de Oekrajine,
het onderwerp van gedichten, muziekcomposi
ties en schilderijen, een man van ongewone
bekwaamheden, grooten persoonlijken moed en
ijzeren energie....
Een Amerikaansche radio-omroep heeft aan
president Roosevelt een speciaal geconstrueerd
stalen spreekgestoelte gegeven, dat bestand is
tegen kogels.
Roosevelt heeft het geschenk aanvaard.
Het beschermt zijn lichaam vanaf zijn mid
del tot even onder de schouders.
Het gestoelte is voorzien van alle moderne
hulpmiddelen.
De stad Temuco in Chili is in rep en roer;
de eigenaars van vrijwel alle paarden aldaar
zijn plotseling tot de ontdekking gekomen, dat
hun viervoeters geen staart meer hebben! Ook
in andere steden van Chili heeft men hetzelf
de geconstateerd. Men heeft hier niet te doen
met de een of andere paardenziekte, maar
met het gevolg van de hooge prijzen, welke
thans voor paardehaar worden betaald. Hier
van hebben oneerlijke lieden misbruik gemaakt
en het artikel direct van de „producenten"
betrokken. Zij maakten zich niet alleen mees
ter van den staart, maar ook van de manen.
De arme paarden staan weerloos tegenover hun
schenders en daarom kreeg de politie opdracht,
meer dan gewone waakzaamheid te betrachten.
Ook de bereden politie kreeg een soortgelijke
instructie, en wat was het gevolg? Dat van
ettelijke politiepaarden eveneens de staarten
werden afgesneden
Uit Madrid wordt gemeld, dat de burge
meester van Zamora alle kaartspelen in café's,
koffiehuizen en openbare plaatsen van ver
maak heeft verboden, daar men niet in staat
bleek het gokken bij het spelen tegen te gaan.
Alle café-houders moeten thans hun speel
kaarten bij de politie inleveren.
Ulllllllllllllililll
IIIIIIII1III1III1IIU
Nu de zon zich iets laat voelen
En men reeds een vogel ziet,
Die Egypte heeft verwisseld
Voer het Nederlandsch gebied;
Nu de lente er nog niet is,
Maar dan toch op komen staat,
Ziet men weer de rieten stoeltjes
Voor de restaurants op straat!
Eens moet men er mee beginnen
En te vroeg komt hier van pas,
Want wanneer het éven meeloopt,
Heb je zóó een vol terras;
En het lukt ook, want niet altijd
Roert de lentemaand haar staart
En dan krijg je, als een staalkaart,
Zomerdagen reeds in Maart!
Heel bescheiden maar in aantal
Raken tafeltjes bezet.
Waar het menschdom zich onwennig
Aan een kleintje koffie zet
Want de lente te vereeren
Op een pas geverfd terras,
Daar hoort moed toe, als een ander
Zich nog hult in winterjas!
Maar zij willen suggereeren
En zich zelve niet alleen,
Dat het lenteweer nu rijp is,
Door de weifelingen heen.
Dus zij zijn dan ook natuurlijk
Op het lenteweer gekleed,
Naar de nieuwe voorjaarsmode,
Zeer charmant en up-to-date.
En zij pronken, juist als is dit
Naar den eisch van hun fatsoen.
Ach, precies als ook de vogels
In het voorjaar altijd doen!
MARTIN BERDEN
Nadruk verboden)
aiiiiiiiiiimiiiimiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiMiiMiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiin
De regeering van Nieuw-Zuid-Wales heeft
besloten een bedrag van 200.000 pond uit te
trekken voor de bestrijding van de konijnen-
plaag in het platteland. De konijnen zijn zoo
groot in aantal, dat zij een ware bedreiging
voor de landbouwers vormen en hun het le
ven bijna onmogelijk maken.
Op een landgoed werdep in één enkele week
niet minder dan 35.000 konijnen gedood en op
een ander landgoed, waar twee nachten lang
jafcht op de schadelijke dieren werd gemaakt,
werden elfduizend exemplaren gedood. De re
geering wil de plaag bestrijden door het plaat
sen van netten en de nettenfabrieken hebben
op het oogenblik druk werk. In één fabriek is
het aantal arbeidskrachten gedurende de af-
geloopen vijf maanden verdrievoudigd om de
groote orders van de regeering en particulie
ren te kunnen afwerken.
Ivy stond bananen in stukjes te
snijden, terwijl haar boezelaar aan
een lijn te drogen hing. Plotseling
slaakte ze een kreet van schrik.
„Wat is dat," riep ze uit. „Ik hoor
iets achter het schort en ik durf niet
te gaan zien, wat het is."
„Waarom niet?" vroeg Topsy, „wat
zou het kunnen zijn?"
„Het kan een zwarte man zijn, die
zich er achter heeft verstopt," zei
Ivy, „en zijn kans afwacht, om ons
op te eten."
Maar toen staken plotseling de
twee lepelaars hun koppen door de
armsgaten van Ivy's boezelaar en ze
begreep toen, wie zich achter de rots
verstopt hadden.
„Het zijn de lepelaars maar," riep
ze, geheel gerustgesteld, uit.
„En niet een zwarte man," lachte
Topsy.
„Neen," zei Ivy, „ik ben zoo blij,
dat Madge en Muriel wat van die
heerlijke bananen krijgen."
(Morgenavond vervolg)
(Ingezonden Mededeeling)
Jan Seiffer had al evenzeer een stokpaardje
als alle andere menschen. De een zoekt 't in
z'n das, z'n teint of z'n nachtrust, de ander
in z'n maag, z'n scheiding of z'n schoonmoe
der. Jansen kan niet slapen als hij te voren
koffie drinkt, Pietersen daarentegen kan on
mogelijk koffie drinken als hij slaapt, Anna kan
geen mannen met een baard uitstaan en Cato
vindt het wratje naast den neus van haar aan
staande het liefst wat er aan hem is; ja, ze
zou hem zonder dat wratje nooit genomen heb
ben.
Gij zelf lezer, houdt uw dag voor verloren als
ge het Verhaal van den Dag niet gelezen hebt
en ik lees nooit gedrukte mededeelingen, om
dat de lucht van den drukinkt slecht is voor
mijn kanarie.
Zoo hebben we allemaal wat en zoo had ook
Jan Seiffer wat.
Hfj telde. Hij moést tellen, omdat hij 't een
voudig niet laten kon. Misschien had hij onder
z'n voorvaderen den eersten volksteller geteld,
of in elk geval iemand, die geducht op z'n tel
len paste; hoe het zij, als je met hem wan
delde, kon je er op aan, dat hij na een poos
het aantal juffrouwen met bontjassen of plat
voeten opnoemde, dat hij tegen gekomen was,
of hoeveel ramen er open en hoeveel er dicht
waren in de straten, waar hij door liep. Hü
scheen deze gymnastiek bepaald noodig te heb
ben. Als je hem bezocht en bijvoorbeeld z'n
nieuwe behangsel opmerkte, zei hij:
„Ja, aardig hè? Vijf duizend drie honderd
een en zeventig maal hetzelfde figuurtje!"
Z'n haren telde hij iederen oudejaarsavond
en van z'n ademhalingen hield hij nauwkeurig
boek. De dingen kregen pas beteekenis voor
hem als hij hun aantal kende.
Jan Seiffer had wat fortuin men beweer
de dat het in halve centen bestond, omdat hü
dan iets te tellen had en z'n overvloedige
vrije tüd - gevolg van dat fortuinkon slechts
dienen om z'n tellust aan te wakkeren. Hij kon
zich zonder nadenken, wikken of wegen, hals
over kop in de weelde van het tellen werpen.
Het was een feest, een verrukking voor hem,
en hij deed het niet wetenschappelük, stelsel
matig als een wiskunstenaar of een geleerde,
maar hartstochtelük en onberedeneerd als een
dichter. Een tel-maniak, een getallendweper
was hü- Als iemand zei: „Zoo talrijk als het
strand der zee....", dan ijlde Seiffer naar het
strand, zette een vierkanten decimeter uit, be
gon de droge korrels te tellen, in de koorts
achtige begeerte om te weten hoeveel er in
gingen. Hij tobde met het zand, dat aan z'n
vinger bleef zitten, of dat door den wind werd
weggestoven, maar hij hield hardnekkig vol,
dat er ergens wel een opgave te vinden zou
zün van het aantal hectaren op aarde en dat
zoodoende het totaal aantal korrels berekend
kon worden.
Seiffer had _hct door deze telbeslommeringen
geweldig druk* en z'n leven was op die manier
uiterst vermoeiend. Maar hü ging er in op, en
wanneer iemand maar even een nieuwe moge
lijkheid op het gebied van tellen aangaf, dan
vloog hü daar blindelings en tot elk offer be
reid, op af.
Totdat op een dag het biljoen in z'n leven
kwam.
Op een avond vroeg zün vriend Sam Feil,
die bü Seiffer op z'n kamer zat te babbelen,
wat nu wel het grootste getal was, dat hij tot
nu toe geteld had. „Het grootste getal, wer
kelijk geteld?"
Dat was negenhonderd vier en negentig dui
zend zevenhonderd acht en zestig. Niet verkre
gen door vermenigvuldiging, maar zelf geteld.
De bezoeker knikte. „Zoo, zooEn wat
waren dat, die negenhonderd duizend en nog
'n kleinigheid?"
Seiffer antwoordde: „VlooienJa, heusch!
Toen ik in dienst was als fourier en de rust
kamer moest schoonmaken."
Het onheil naderde. Sam mü'merde hardop:
„Büna een millioen.... Wat een getal! En wat
een tijd moet dat gekost hebben!"
„O, maar ik richt me op nog veel grooter
getallen in," lachte Seiffer. „Er wordt nu een
toestelletje voor me gemaakt, dat automatisch
doortelt telkens als ik eet, of slaap of iemand
antwoorden moet."
„Een millioen," peinsde Feil weer; „maar stel
je eens voor, dat je tot biljoen moest tel
len!"
„Dat kan best, waarom niet?" verzekerde zün
vriend.
Het begon al in hem te stormen. Biljoen!
„Dat is millioen maal millioen," waarschuw
de de vriend.
Maar Seiffer draaide er z'n hand niet voor
om. Van dat oogenblik zou hü tot biljoen tel
len. En niet rusten vóór hü er was. Drie tel
len in de seconde. Je hadt dan wel geen tüd
om de heel groote getallen uit te spreken, zoo
als drie honderd negentien duizend millioen
achthonderd vier en zeventig duizend zeshon
derd zestig, maar die kon je tikken op de tafel
of tegen den muur, op de wijze zooals dat toe
stelletje 't deed.
Seiffer verzocht z'n vriend weg te gaan en
begon.
Na twee dagen kwam Sam met bezorgd ge
zicht aan de deur. Seiffert's hospita zond hem
weg: „Meneer is voor niemand te spreken.
Strenge orders: meneer telt!"
Het duurde drie weken. Feil gebruikte de
kracht der wanhoop en forceerde Seiffert's
deur. Hü vond hem tellende.
„Jan!" riep hij, „luister even! Een oogenblik
maar!"
„Vier millioen drie honderd een en twintig
duizend vüfhonderd zeven en tachtig," zei Seif
fer.
Feil zette door.
„Drie tellen in de seconde", zei je. „Nu een
minuut heeft zestig seconden, een uur heeft er
zes en dertig honderd, zoodat je per uur tien
duizend achthonderd tellen doet. Derhalve...."
Seiffer bracht den automaat in werking, die
regelmatig-dof begon te kloppen en bü elk
honderdtal een belletje deed hooren.
„Ik vind het heel onaangenaam, dat je me
stoort," zei hij.
Z'n oogen glansden akelig en lagen diep in
z'n hoofd; hij was mager geworden en z'n han
den beefden.
„Maar luister nu eens," drong Feil aan. „Ik
ben aan 't rekenen gegaan en nu begrijpt toch
een kind, dat je in vier en twintig uur, twee
honderd negen en vijftig duizend twee hon
derd tellen doet, en dus...."
„Dat doe ik ook," snauwde Seiffer, „en daar
mee zal ik voort
gaan als je me
een jaar, of drie
honderd vijf en E tCLLdl jj
zestig maal vier E
en twintig uur,
vier en negentig millioen zeshonderd en acht
duizend tellen."
„Goed, goed, maar ruk nu uit!" schreeuwde
Seiffer
„En als je op die manier dag en nacht zon
der ophouden doortelt
„Dat zal ik desnoods doen!" brulde Seiffer,
„maar daar heb ik jou niet bü noodig! Ver
stoor m'n levensgeluk niet!"
Sam Feil deed een laatste poging.
Dan kan je gemakkelijk uitrekenen hoe
lang het duren moet; deel vier en negentig
millioen zeshonderd acht duizend maar op de
biljoen!"
„Deel je zelf!" riep Seiffer, op 't toppunt van
woede en hij kwam zóó dreigend op Feil af,
dat deze de vlucht nam, maar het nochtans
z'n plicht achtte op de trap een paar maal te
roepen: „Dag en nacht! Denk daar wel aan!"
Seiffer telde door. Hij deelde niet. Telde.
Kwam dus niet tot de verbijsterende uitkomst
eener eenvoudige deeling: dat hij 10569 jaren,
339 dagen, 16 uren, 35 minuten en 33 1/3 se
conde, zou moeten doortellen, dag en nacht,
drie onuitsprekelijke tellen in de seconde.
Seiffert telt op het oogenblik, dat dit blad
verschijnt, zeven en twintig jaar, drie weken,
zes dagen en vier uren.
De dokter zegt, dat hij bü goede verzorging
het tot t begin van den zomer kan uithouden.
Onder de vele verhalen en anecdoten van
den grooten keizer Napoleon is een opmerkelük
geval te vinden, dat weinig bekendheid geniet,
maar dat niettemin een interessanten kük geeft
op den kleinen grooten man. Het was den dag
voor den slag bü Eylau. Napoleon had in de af-
geloopen maanden een reeks nederlagen te boe
ken gehad, doch als steeds had zün goed ge
sternte en zijn ijzeren energie hem fier en vol
goeden moed gehouden. Ook de slag bü Eylau,
die een oogenblik het graf van het Russische
leger dreigde te worden, werd door een tüdig
ingrijpen der Duitschers veranderd in een onbe-
slisten strijd. De Franschen waren den avond
tevoren slaags geraakt met de Russen, doch
Napoleon beschouwde dit gevecht als een voor-
loopertje van den grooten slag. Hü reed zonder
dekking met zijn gevolg door het dorp naar
den toren om vandaar uit het plan tot den strijd
van den volgenden dag te ontwerpen.
Terwijl hij met de hand tusschen zijn vest
zün bekende houding de landerüen bene
den hem overzag en de uitgestrekte sneeuwvel
den in zijn geheugen grifte, vergat hij een
oogenblik de schermutselingen, die in de nabij
heid geleverd werden, tot hij plotseling bemerk
te, dat de Russen aan de winnende hand wa
ren. Hij gaf een paar korte bevelen en zond zijn
ordonnansen naar beneden, waar Murat reeds
orde had gebracht in den strijd. Maar de hard
nekkigheid van de Russen maakte het noodig
nieuwe krachten te laten aanrukken en het
scheelde weinig of de Franschen werden door
een flankaanval van kozakken van het dorp
verdreven. De keizer gaf nieuwe bevelen, doch
merkte plotseling, dat hij alleen stond. Hij keek
de dorpstraat af, doch zag geen mensch. De be
woners. waren gevlucht of hielden zich schuil-
Verder op stond aan een boom gebonden het
paard van den keizer en niet ver daarvandaan
een eenzame man. Nu herinnerde Napoleon zich,
dat even tevoren voor de deur van de kosters
woning een knorrige man had gestaan, die den
keizer en zün gevolg met haat en verachting
had gadegeslagen. Dat moest die man geweest
zijn. Natuurlijk herkende de man den schimmel
van Napoleon en hü ging naar het paard toe
en greep het bü de manen. De keizer trok zijn
pistool en loste een schot dat miste. Juist op
dat oogenblik had Murat voor de kozakken
moeten wijken, zooodat de toegang tot het dorp
vrü was voor den vijand. Toen bedacht hü, dat
in het hoofd van den koster op dat moment
het lot lag van een wereldgeschiedenis-
Wanneer de koster slechts den moed had de
kerkdeur te sluiten, dan zou de keizer gevangen
hebben gezeten en aan de kozakken zijn over
geleverd. De man liet echter de gelegenheid
voorbijgaan en Napoleon stortte bij de eerste
gedachte aan het gevaar de trap af. De kos
ter zag den keizer uit de kerk komen, dacht
niet meer aan de mogelijkheden, die hij had
voorbü laten "gaan, maar bezweek haast onder
den ban van de harde blauwe oogen van Na
poleon, die hem de teugels ontrukte en op zün
paard sprong. Het was juist op tijd, want geen
tien tellen later renden de kozakken de straat
in. Napoleon intusschen bereikte zün leger en
ontsnapte aan het gevaar. Eén oogenblik was
het lot van de wereld in handen geweest van
een koster.
5itnHRiimmumi!iiiiiiiuuuiuuuiti ppUJELETON
anmiiniiminniiuiuiiuuiiHUiuiuuiimiiiuuHiiuiiuiiuiiuiiiiiiuiic
62
„Gü hebt buiten ons om gehandeld, en mis
schien, onbewust, tegen ons!
„Is het waar, Berar?"
„Dat is waar, Sahib
„Door de kinderen der hertogin van Rich
mond te redden, al geschiedde het ook op vers-
zoek van onzen vriend, kapitein Pennyless,
hebt gü misschien, ten bate van den algemee-
nen vijand, den vervloekten Brit, een plan
doen mislukken, waarvan de uitvoering was
bevolen door ons, uwe meesters.
„Gij züt uw eed ontrouw geworden en zult
daarvoor sterven".
„Ik ben bereid, Sahib", antwoordde de fakir
met onverschrokken eenvoud.
„Vanwege uwen üver, uw toewü ding, en de
talrijke diensten, welke gij bewezen hebt aan
uwe meesters, zult gü den edelsten dood ster
ven, dien een oprecht geloovige verlangen kan:
dien der heilige zelfonthoofding."
„O, dank! Beste en eerbiedwaardigste aller
meesters!" riep de fakir, op de knieën vallende.
„Men brenge de „karivat", ging de poendit
op ijskouden toon voort.
Twee fakirs stonden op om het bevel te vol
brengen.
Tot de meest dwaze en ook meest verschrik-
keüjke straffen welke de Hindoes hebben uit
gedacht, behoort de vrijwillige onthoofding,
uitgevoerd door den veroordeelde zelf. Deze
krijgt om den hals een vlijmscherp stuk staal
in halve-maanvorm, dat door kleine ringen en
lichte kettingen verbonden wordt met de voe
ten, waaromheen grootere ringen worden ge
schoven, die aan het uiteinde dezer kettingen
zün aangebracht. De veroordeelde trekt de
beenen hoog op, stoot ze dan met al de kracht
waarover hij beschikken kan, naar beneden en
scheidt zich zelf aldus het hoofd van den
romp.
De beide fakirs kwamen terug, het door
roest en verdroogd bloed bevlekte instrument
dragende in een groot wit-zijden kleed.
Zü spreidden dit kleed op den grond uit en
Berar plaatste zich in het midden daarvan,
met veel behendigheid de verschillende deelen
van de „karivat" aan elkaar bevestigende, ter
wijl deze een gerammel deden hooren als van
ijzer.
Hü legde de halve maan om zün hals, be
vestigde de ringen aan zijn voeten en ging zit
ten, de beenen stijf tegen elkaar opgetrokken,
ten einde de grootste kracht te kunnen ont
wikkelen.
Krisna begon nu een langzaam en eento
nig psalm-gebed, dat eenige minuten duur
de
Toen hield hij op en keek Berar strak en
koel aan. Deze, geheel in elkaar gekrompen,
wachtte op het gebaar
Maar Krisna maakte dit gebaar, dat voor
den fakir het doodvonnis zou beteekenen, niet.
Hij wendde zich opnieuw tot Berar, die door
dit dralen iets van zijn geestesspankracht be
gon te verliezen, en zeide op diep-emstigen
toon:
„De geboden van den goddelijken Manoe lee-
ren óók de menschlievendheid; zij bevelen de
zwakken te helpen en zijn niet vijandig tegen
over vergevingsgezindheid
„Gij zijt menschlievend geweestgü hebt,
ondanks hun afkomst, twee kinderen die in
gevaar verkeerden, geholpenen alleen
daarom hebt mijn bevelen niet strikt opge
volgd
„Op myn beurt schenk ik u vergiffenis en ik
beveel u te leven".
„Goed, meester, ik zal leven", antwoordde
Berar, met. dezelfde koelbloedigheid het bevel
ontvangende om te blijven leven als zooeven
het bevel om te sterven.
„Deze nabootsing van de doodstraf zal uw
eenige boete zijn.
„En nu, mijn zoon, aan het werk!"
„Eertijds hebben wü uit ons midden een el
lendeling weggejaagd, een onreine, een var-
lcensjongBikanel!"
„Wij lieten hem leven omdat er uitdrukke
lijk geschreven staat, dat men geen Brahmaan
dooden moet, zelfs indien hij onwaardig is.
„Doch thans, heden, zooeven hebben wü Bi
kanel ter dood veroordeeld.
„Nu wij tot de ontdekking zün gekomen dat
hü de schenner is der heilige overblijfselen van
onzen broeder Narindra, wordt Bikanel niet
langer beschermd door de Heilige Boeken.
„Ga, Berar!ga!en wees de wreker,
die de aarde van dit monster zal verlossen!"
En zich wendende tot de andere fakirs, die
zich over dezen onverwachten keer van den
toestand blükbaar verbaasden, ging hij voort:
„En gij, mijne zonen, maakt u gereed om on
verwijld te vertrekken naar het land der Afri-
di's.
„Zij die den heiligen oorlog voeren tegen de
Engelschen hebben u noodig."
BERAR, BOB EN RAMA
De ontdekking onder de fundamenten van
den „Toren der Stilte" van den koffer met
den naam en het wapen der familie Richmond
erop was inderdaad iets ongehoords en onge
loof elü k - on ver wachts
Pennyless en Patrick dachten tegelijkertüd
aan den schat van den te Cawnpour vermoor
den voorvader, die dezen schat had toever
trouwd aan een Parsi koopman op wiens on
wankelbare trouw hij zeker wist te kunnen
rekenen. Maar hoe kwam die koffer hier, op
deze griezelige plaats, waar bovendien niemand
zonder levensgevaar wegens bedreven heilig
schennis kon binnendringen? Zü hadden niet
veel tü'd om zich over deze vraag in gissingen
te verdiepen.
Zij begonnen weldra, op zeer benauwende
wüze, het gebrek te gevoelen aan frissche lucht.
Als men niet den verstikkingsdood wilde
sterven, moest de ingang tot deze onderaard-
sche ruimte zoo spoedig mogelük worden vrij
gemaakt. De drie mannen gingen daaraan hun
kracht besteden, geholpen door Patrick.
Zü hadden onbeschrüfelük te lijden van hon
ger en dorst, konden zich in de enge ruimte
nauwebjks bewegen en streden met den moed
der wanhoop tegen den hen allerwege bedra
genden dood. En hun ontembare geestkracht
zegevierde daarbü.
Pennyless' hand, waarvan nagels en vingers
bloedden, werkte een laatste zandlaag weg.
De man slaakte een kreet, zette zijn mond
aan de opening/haalde een teug lucht binnen
van die lucht, welke uit het knekelhuis
kwam en die hem verkwikte.
Hij werkte met armen en beenen, spande al
zün zenuwen, wist zich een doortocht te banen
en kroop in de zijgang, tot zün vrienden roe
pende
„Moed houden!moed houden!"
Daar stond hü weer op dien beenderenheuvel
in de brandende zon.
Ginds, heel hoog, tegen een wolkenlooze grüs-
blauwe lucht, bewogen zich eenige groote gie
ren, terwijl andere op den wal van den ring
muur zaten te slapen, met ingetrokken nekken,
de koppen tusschen de schouders. Er heerschte
in dit rük van den Dood, in dezen Toren van
Stilte een zóó verschrikkelijke verlatenheid en
de levende en doode omgeving nam voor Pen
nyless plotseling een zóó schrikwekkend karak
ter aan, dat hij, de man van ijzeren energie,
'n oogenblik eronder dreigde te bezwüken.
Maar dat gevoel duurde ook slechts 'n oogen
blik.
Hij voelde zijn oogleden knipperen en een
traan verduisterde zün blik.
„Claudia!".... stamelde hij zacht.... „Clau
diam'n lieve vrouw, zal ik u dan nooit
meer terugzien?"En een kreet van woede
en wanhoop, een geluid als dat van een gewond
dier ontsnapte aan zijn door de brandende
hitte verdroogde lippen.
Tegen alle waarschijnlijkheid, ja, zelfs tegen
al het mogelük geachte in, zooals dat wel ge
beurt bij afschuwelijke nachtmerries die den
slaap verstoren, meende Pennyless plotseling
een woest, sidderend geluid te hooren, dat van
buiten den ringmuur tot hem doordrong en de
gieren hun koppen deed opsteken. Hij meende
het niet alleen, neen, hij hoorde het inderdaad
en wel duidelijk; hü herkende zelfs dit koper
achtig geluid, dat iets van een trombone had:
„Hoeinck!"
„Rama!dat is Rama!" zeide hü, niet
wetende hoe hij het had en zün ooren nauwe-
lüks kunnende gelooven. Hü stiet een nieuwen
kreet uit en schreeuwde met al de kracht züner
longen:
„Rama!.... Rama!Help!Help!",...
„Hoeinck!Hoeinck!" was het antwoord,
gevolgd door een hevig geblaas.
(Wordt vervolgd).