Hitler's hoofdkwartier
THE
MANCHESTER
GUARDIAN
COMMERCIAL
n
Jid vetdaal aan den dag
COTTON: FLAX: WOOL
ARTIFICIAL SILK
INDUSTRIES
AKKER.CACHET5 1
1 HET I
HET BRUINE HUIS
DE BEGRAFENIS
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
Het merk ROBINSON staat op iedere
zool. Let daar op
0! die zenuwhoofdpijn!
GROOTE f
AVONTUUR J
VRIJDAG 10 MAART
Omlijsting van Hitler's veel
zijdige werkzaamheid
Machtige organisatie
WATCH THE PROGRESS
OF THE BRITISH
and
through the columns of
An annual subscription of 18
shillings, sent to the Publisher,
"MANCHESTER GUARDIAN
COMMERCIAL", Guardian Buil
ding, Manchester, England, will
bring the paper to you every
Saturday morning. Write for a
specimen copy, free of charge.
Alles wordt geregistreerd
Drie eeuwen Royal Scots
Een oude voorspelling
66 JAAR EN NOG ACHTER
DE TOONBANK
Alle vroegere kwaaltjes
verdwenen
Afweer van vliegtuigen
Onder den hamer
7jn' inm
AKKERTJES'
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
siiiiiiiiiiiiiiimiimiimiiiiiiiiiiiiiiiin feuilleton
Het „Bruine Huis" te München is onaf
scheidelijk verbonden met Adolf Hitler,
Nergens anders is hij werkelijk thuis,
in de Beiersche Alpen evenmin als in Görings
woning te Berlijn. Toch is er van dit „Bruine
Huis" weinig bekend bij het groote publiek.
Men stelt het zich voor als een groot club
lokaal of als een verkapt regeeringsgebouw.
Het laatste is gedeeltelijk wel een juiste voor
stelling, maar het „Bniine Huis" is niet zoo
nuchter, zoo ontdaan van alle versiering als
een modem regeeringsgebouw. Daarvoor is Hit-
Ier te artistiek; daarvoor laat hij zich ook te
graag gaan in zijn fantasie. Dit laatste blijkt
ook wel daaruit, dat hij ongetwijfeld beter
schrijft dan spreekt en beter voor de vuist weg
spreekt dan wanneer hij zijn redevoering heeft
voorbereid. Daarom heeft hij zeker ook behoef
te gehad aan een omgeving, die met zijn per
soonlijkheid in overeenstemming was en het is
typeerend, dat die omgeving een product van
zijn eigen werk is geweest, van de swastika's
in de vensterruiten tot de zalmkleurige wand-
bekleeding van de ontvangkamer. Hij toont in
dit werk een goeden smaak: zonder oorlog,
revolutie en inflatie had de vroegere leerling
architect een bekend binnenshuis-architect
kunnen worden. Dit groote gebouw met zijn
honderd vertrekken vormt een harmonisch ge
heel. Als men b.v. hoort, hoe Hitler's studeer
kamer is versierd: twee groote portretten van
Frederik den Grooten, 'n levensgroote bronzen
kop van Mussolini, een schilderij van een veld
slag in Vlaanderen, een beeld van een geketen-
den reus („het geknechte Duitschland") dan
schijnt dit alles wel ideëel, maar niet als deco
ratie bij elkaar te passen. Als men het echter
in werkelijkheid bij elkaar ziet, blijkt het uit
stekend te gaan, vooral omdat zich ook hierin
een krachtige persoonlijkheid geuit heeft, en
overal waar dit onbelemmerd kan geschieden,
is het resultaat harmonisch.
Zoo is dus „Het Bruine Huis" de omlijsting
van Hitler's veelzijdige werkzaamheid. Er wordt
llllllllllll
gewerkt in dit gebouw en in elk van zijn hon
derd vertrekken. Niet onstuimig, verward,
maar zeer systematisch enhardl In de
gangen loopen mannen, die het kennelijk druk
hebben; zij stappen flink door, portefeui'les on
der den arm gekneld. Het zijn dezelfde porte
feuilles, die men in elk regeeringskantoor ziet,
van buiten lijken ze op elkaar als het eene ei
op het andere, hoe verschillend ook de inhoud
kan zijn. Ze zijn typeerend voor alle georgani
seerde activiteit en ook in het „Bruine Huis"
zijn ze onmisbaar geworden. De Hitler van 1921,
de man zonder vaderland, had nog iets geïm
proviseerds over zich, doch daarvan is reeds
lang niets meer te bekennen. In het „Bruine
Huis" loopt de reusachtige centrale organisa
tie van een reusachtige partij als op rolletjes
als 'n goed geoliede machine, die 'n nauwkeurig
voorgeschreven toerental volbrengt. Dat is ver
moedelijk ook het geheim, waardoor deze mil-
lioenenbeweging nog aldoor bijeengehouden kon
werden.
Het is algemeen bekend, maar men geeft er
zich gewoonlijk niet voldoende rekenschap van,
dat in het „Bruine Huis" vrijwel alles, wat er in
Duitschland gebeurt, waargenomen en gere
gistreerd wordt, als een ding op zichzelf, maar
ook in verband met de nationaal-socialistische
theorie en practijk, totdat ze kunnen worden
ingepast in het groote geheel van opvattingen
en beschouwingen. Dit systeem heeft echter ook
een groot practisch nut. Daardoor is het n.l.
mogelijk om laten we zeggen: binnen tier,
minuten alles te weten te komen wat men ver
langt omtrent den toestand van een complex
landerijen in Oost-Pruisen of over de wijze,
waarop een bepaalde zender in verschillende
streken van het land gehoord wordt, of over de
opvattingen die de leden van de een of andere
secte (in Duitschland talrijker dan waar ook)
over een of ander onderwerp hebben. Slechts
weinigen geven er zich rekenschap van, wat
dat eigenlijk beteekent. In deze honderd ka
mers met registers, kaartsystemen, schrijftafels,
typisten en telefoons wordt dagelijks de stelling
in practijk gebracht, dat de tijden veranderd
zijn, dat er van de moderne techniek een ver
standig en handig gebruik moet worden ge
maakt, niet alleen in handel en industrie, maar
ook als het gaat om het organiseeren van een
partij, om het verspreiden van een complex
van ideeën. De partij is hier geheel opgevat
als een bedrijf, zelfs in die mate, dat, als het
„Bruine Huis", zooals het reilt en zeilt eens
werd overgenomen door een groot concern, de
organisatie onveranderd zou kunnen blijven en
het geheele personeel zich spoedig aan de ver
andering zou hebben aangepast. Hieruit blijkt,
hoe goed Hitler den eisch van den modernen
tijd begrepen heeft. Die eisch is: organisatie
en hij wordt des te dringender, naarmate de
verwarring en de versnippering toeneemt. De
partijen, die geheel als een bedrijf georgani
seerd zijn, met kantoorgebouwen, het „Bruine
Huis" en het „Karl Liebknechthuis", zijn dan
ook tegelijk de partijen, die hun politiek het
meest consequent doorvoeren. Hier ziet men de
triomph van het detailwerk; het succes is ech
ter een gevolg van het feit, dat ook bij het
kleinste détail het hoofddoel nooit uit het oog
wordt verloren.
Engelands oudste regiment de „Royal Scots,"
bestaat driehonderd jaar. Bevelhebber (ster) is
prinses Mary, de dochter van den koning van
Engeland. De Royal Scots werden in 1633 geor
ganiseerd en vochten het eerst mee in het leger
van Gustav Adolf. Later werden ze bü andere
Schctsche troepen gevoegd en sipeelden een rol
in het iPransche leger. Voor de Fransche mili
taire macht zijn de Schotten altijd van veel be
lang geweest. Reeds in de 9de eeuw bestond er
in Frankrijk een garde van vierentwintig Schot
ten.
Lodewijk de Heilige, Fransch koning, had tot
tweemaal toe tijdens de kruistochten aan Schot
ten zijn leven te danken. Toen de vorst uit Pa
lestina terugkeerde, bracht hij het aantal
Schotsehe gardisten op honderd.
Zijn opvolgers hielden aan deze instelling vast
en toen na den slag bij Azincourt Henry V van
Engeland als troonopvolger in Frankrijk werd
erkend, kozen de Schotten de partij van den
rechtfhatigen vorst tegen de Engelschen.
Zevenduizend Schotten werden toentertijd
naar Frankrijk gezonden. Dezen sneuvelden bijna
allen in den veldslag bij Pavia, waar Frans I
door de Duitschers gevangen werd genomen.
De Royal Scots" zijn infanterie, terwijl zij
die in Frankrijk vochten deel van de cavallerie
uitmaakten.
Zou Franklin Roosevelt zich bij de aanvaar
ding van zijn ambt de woorden herinnerd heb
ben, die een zijner voorgangers hem jaren ge
leden heeft toegevoegd?
Toen Roosevelt eens op vijf-jarigen leeftijd
door zijn vader werd meegenomen naar het
Witte Huis, legde president Cleveland zijn hand
op het hoofd van het kind en sprak hij op em-
stigen toon: „Je zult mijn woorden misschien
vreemd vinden, maar ik wensch je van harte
toe, dat je er voor bewaard moogt blijven, ooit
president der Vereenigde Staten te worden."
Hoe trotsch is deze vrouw op haar werk
kracht! Maar uit haar brief, dien wij hieronder
afdrukken, zult U zien, dat ze reden heeft om
trotsch te zijn.
„Ik ben 66 en 15 jaar lang ben ik nu al as
sistente in een zeer drukke manufacturenzaak.
Tegenwoordig sta ik van 9 uur 's morgens tot
7 uur 's avonds achter de toonbank. Het zal nu
ongeveer drie jaar geleden zijn, dat ik begon
Kruschen te nemen, en ik ben er vast van
overtuigd, dat mijn tegenwoordige energie het
gevolg is van „de kleine dagelijksche dosis".
Voordat ik Kruschen Salts nam had ik wel
aanvallen van galzucht en leed aan een alge-
heele vermoeidheid, zoodat ik het gevoel kreeg,
dat ik spoedig mijn werk zou moeten opgeven.
Hoe 't ook zij, nu denk ik daar niet over, hoe
wel ik spoedig gepensioeneerd zal worden. De
tijd voor pensioeneering zou voor alle employé's
gemakkelijk vijf jaar later gesteld kunnen
worden, als ze ook allen Kruschen Salts na
men". Mevr. E. W.
Hetzij U nog in Uw volle jeugd bent, of dat
Uw beste jaren reeds voorbij zijn, het is nooit
te vroeg en nooit te laat om met „de kleine,
dagelijksche dosis" te beginnen. Niets dan dat
kleine beetje Kruschen Salts, dat U niet proe
ven zult, in Uw eersten kop thee of koffie, dat
is Krusehen-wet voor volmaakten en ongestoor-
den levenslust. Kruschen is een ideale combina
tie van zes natuurlijke zouten, welke de lever,
nieren en spijsverteringsorganen aansporen tot
een gezonde, geregelde functionneering. Daar
door bewerken zij een inwendige zuiverheid en
een frisschen, gezonden bloedsomloop. Nieuw,
gezuiverd bloed zal elke vezel van Uw lichaam
doorstroomen. Begin morgen direct met Kru
schen Salts. In den tijd van een week zult U
zich al zoo heerlijk gezond voelen en jonger
zeker, ontegenzeggelijk jonger. En dan zult
U, als zoovele anderen, erkennen, dat U liever
Uw ontbijt zoudt missen dan Uw „kleine, da
gelijksche dosis" Kruschen.
Kruschen Salts is uitsluitend verkrijgbaar bij
alle apothekers en drogisten 0.90 en 1.60
per flacon.
(Adv.)
Te Toulon worden proefnemingen gehouden
met een nieuwe methode om vijandelijke vlieg
tuigen af te weren, n.l. door middel van een
fijn netwerk van staaldraad, dat in de lucht
wordt gehangen ter hoogte van 4.000 Meter.
De netten worden opgehangen vanuit bal
lons captifs en volgens vliegtuigdeskundigen
zijn zij voor naderende vliegtuigen practisch
onzichtbaar.
2IIIIIIIIIIMI
11111111111111:
I Tusschen doode ooms en tantes,
Doode groot- en schoonmama's
En den voetbal schijnt een afspraak!
Ook al klinkt dat soms iets dwaas.
Maar sportieve overweging
Spreekt hierbij een woordje mee.
En dat geeft u van de waarde
Der bedoeling een idee.
Bovendien is de historie
In dit opzicht niet misdeeld,
Want zij laten zich begraven
Als een wedstrijd wordt gespeeld!
De bediende had al meermaal
Kruk en inktpot laten staan
Om op zeer sportieve gronden
Ter begrafenis te gaan!
Menig oom was reeds gestorven,
Menig tante rustte zacht,
Zelfs gefanthseerde nichten
Had hij plechtig weggebracht!
Weer ging hij naar zijn patroon toe
5 En zijn stem klonk ietwat mat,
Toen hij zeide, dat nu peetoom i
Plots den geest gegeven had....
De patroon zat juist te kijken
H Naar de cijfers der balans.
't Resultaat was in geen jaren
Zoo beroerd geweest als thans!
Dus hij zuchttewachtte even,
Dacht een oogenblikje na;
Keek toen plots'ling opgewekter
En hij zei: „Natuurlijk, ga!
Maar van al die erfenissen, f
Dunkt het mij toch, dat het spreekt,
Dat het tijd ivordt als je daarvan
Nu wat in mijn zaken steekt!"
1 MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
5iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiimiiË
Het historische „Hotel des Reservoirs" te
Versailles is gesloten en zal binnenkort onder
den hamer komen. Vernomen wordt dat er een
prijs van drie millioen francs voor gevraagd is.
De beroemde wijnkelders van het hotel, die
nog een hoeveelheid beroemde wijnen en li
keuren bevatten, zijn reeds verkocht.
Het tegenwoordige „Hotel des Reservoirs" was
op last van Lodewijk XV gebouwd voor Madame
de Pompadour en de prachtige salons zijn nog
ongeschonden.
Gedurende de revolutie werd het hotel ge
bruikt als mairie en van 1800 tot 1866 was de
prefectuur der Seine en Oise er in gevestigd.
In 1814 hebben de keizers van Rusland en
Oostenrijk en de koning van Pruisen er in ge
logeerd, terwijl in 1870 een aantal Duitsche
prinsen er hebben gewoond. Bjj de wapenstil
standonderhandelingen in 1919 zijn de Duit
sche onderhandelaars in dit hotel onderdak ge
bracht.
Freddy Vrijdag en Willie Woens
dag gingen een ontdekkingstocht ma
ken door een gedeelte van het Artis-
eiland, dat ze nog nooit gezien had
den. Voor het geval, dat ze verdwalen
zouden, had de zeeman een drietal
kokosnoten medegenomen, om den
honger te stillen. Robbie en Topsy
gingen eveneens mede en Polly de kat
volgde.
Om dé kinderen bezig te houden
bleef de zeeman onderweg staan en
begon met de noten te balanceeren.
Robbie en Topsy vonden hem erg
knap.
Terwijl Freddy Vrijdag met de ko
kosnoten balanceerde, viel er uit een
boom een kokosnoot naar beneden
en Freddy balanceerde met de vier
kokosnoten zonder eigenlijk te weten,
dat er een vierde bijgekomen was.
„Ik dacht, dat je er maar drie
meegenomen had," zei Willie.
„Dat heb ik ook," antwoordde de
zeeman.
„Maar jé balanceert met vier,"
merkte Willie op.
„Je meent het," zei de zeeman ver
baasd.
„Ik ben er zeker van," sprakWillie.
„Dan is het Artis-eiland betooverd,"
meende Freddy.
(Morgenavond vervolg)
(Ingezonden Mededeeling)
James Witt was particulier detective- geweest.
Hij had goede zaken gedaan en was zoo
doende een vermogend man geworden. Als
minnaar van het buitenleven woonde hij op
een landhuis bij New-York en werd in de beste
kringen ontvangen en gewaardeerd. Hij was lid
van een paar groote clubs en zijn voordrachten
over zijn vroeger beroep in besloten gezelschap
werden zeer op prijs gesteld.
Op een avond zaten we in de Conservative-
club, een van de grootste gebouwen aan de
New-Yorksche Fifth-Avenue, met nog enkele
heeren, bij een whiskey-soda na te praten, toen
Witt, die al geruimen tijd zwijgend en in ge
peins verzonken had zitten rooken, zich naar
mij overboog en me influisterde: „Dien Symons
heb ik meer gezien."
Witt en ik gingen zeer vriendschappelijk met
elkaar om. Hij vertelde me vaak wat hij wist
van het leven onder de leidende personen der
Amerikaansche handels- en geldwereld; ik
dacht dus al direct, dat hij iets merkwaardigs
op 't spoor moest zijn.
Symons had zich enkele maanden geleden als
bankier gevestigd in een nieuw groot gebouw
bij Central-Park. De man had succes; hij kwam
veel in gezelschap, deed zich aangenaam voor,
wist de dames voor zich in te nemen en gaf
gaarne en met succes financieele wenken aan
wie maar naar hem luisteren wilde." Ik vroeg
me zeiven af, of Witt hem kende; maar dien
avond liet Witt nog niets los. Hij herhaalde al
leen een paar maal: „waar heb ik dien kerel
vroeger dan toch ontmoet?"
Acht dagen later vond ik James op een mar
meren bank in het plantsoen zitten, dat zich
voor het kapitale kantoorgebouw van Symons
uitstrekte. Het liep tegen beurstijd en hij had
de oogen op de deur van het geldpaleis gericht.
Maar hij deed dat niet rechtstreeks. Er was
een krant tusschen hem en de deur, en in die
krant bevond zich een scheurtje.
„Waarnemingen aan het doen?" vroeg ik, en
ik ging naast hem zitten en keek mee door het
scheurtje.
Symons kwam naar buiten, een sigaar in
den mond, een orchidee in 't knoopsgat. Hij
was omringd door een aantal heeren, die blijk
baar elk woord als een orakel uit z'n steeds
glimlachenden mond opvingen. De bankier zag
er zeer zelfbewust uit.
Witt bleef kijken, totdat Symons in z'n reus-
achtigen auto was weggereden. Toen zei hij:
„Precies Nevala; weet je wel, Nevala van de
First National Bank."
„Neen, wie was Nevala?" vroeg ik.
„Vijftien jaar geleden was hij eerste kassier
aan die bank," lichtte Witt me in. „Hij ging
er met 250.000 dollars vandoor. De directie gaf
een employé van me de zaak in handen. Die
vond den man in Alaska, in de goudvelden,
maar dood. De omstandigheden wezen er op,
dat z'n kameraad, een soort compagnon, hem
bij een twist vermoord had. Z'n kleeding, z'n
figuur en vooral z'n papieren wezen uit, dat hij
het moest zijn. Wat zijn gelaat betrof, dat was
afschuwelijk verminkt, eenvoudig onherken
baar.
„En de moordenaar?" vroeg ik.
„Verdwenen. Alleen het lijk was er. En daar
bij waren zooveel bewijzen, dat het Nevala
moest zijn, dat daarmee de zaak was afge-
loopen. Maar...."
,Maar?" herhaalde ik.
„Toch moet die Symons Nevala zijn. Nevala
droeg wel een knevel en lang haar tot achter
in zijn nek, ten minste volgens zijn portret,
want ik heb den man in die dagen nooit zelf
gezien, maar de kort geschoren kop en het
gladde gezicht van Symons zijn geen beletselen
voor de identiteit. Ook hebben die vijftien jaar
natuurlijk de noodige veranderingen aange
bracht, maar daarmee valt rekening te hou
den. Wat meer rimpels, en scherper trekken
langs neus en mond
„Heb je dat portret niet meer?"
„Neen.Misschien valt er nog wel een op
te duikelen, maar mijn geheugen is goed."
Hier zweeg mijn vriend, dacht even na en
begon toen over koetjes en kalfjes te praten.
Hij nam me mee naar een restaurant en liet
verder de zaak Symons-Nevala onaangeroerd.
Al meermalen had ik me verbeeld, dat ik
Witt de kunst vrij aardig had afgekeken, en
ook ditmaal kon ik niet nalaten de kwestie op
mijn eigen houtje nader te onderzoeken. De
volgende redeneering leek me vrijwel voor de
hand te liggen. Niet Nevala was vermoord,
maar de z.g. verdwenen kameraad. Nevala had
diens gezicht onherkenbaar gemaakt en was
daarna zelf verdwenen; kleeren en papieren
had hij natuurlijk omgeruild.
Den volgenden dag liep ik de First National
Bank binnen, wisselde er wat geld en vroeg
naar een paar koersen, maar de bedienden die
me hielpen, zagen er zoo jong uit, dat ze wel
geen heugenis zouden hebben aan een voorval
van vijftien jaar geleden. Ik gaf het echter
zoo gauw niet op. Er was een portier, die er als
een oud erfstuk uit zag. Een sigaar bleek vol
doende om het volgende gesprek in te leiden:
„Je bent hier zeker al een heelen tijd?"
„Dat zou ik denken; veertig jaar mijnheer."
„Heb je kassier Nevala nog gekend?"
„Nou, of ik, mijnheer! Wat een schurk, hè?
Maar leelijk aan z'n eind gekomen."
„Ja, zeg dat wel. Nu, hij had z'n verdiend
loon. Toch wel treurig voor de familie. Was
hij getrouwd?"
„Hij had kind noch kraai in de wereld en
kwam uit Ierland. Hij woonde hier alleen, in
dit zelfde gebouw. Ja, uit Ierland, al zou je t
aan den naam niet zeggen. Daar hebben ze
van die namen, net Italiaansch, zou je zoo den
ken. Hij was, ofschoon éen misdadiger, een
man, die voor iedereen een vriendelijk woord
had. Ik herinner me, hoe hü vertelde, dat ze
hem aan t immigratie-bureau voor een Ita
liaan hielden; hij mocht niet aan land, werd
op Ellis-Island gezocht en uitgevraagd en on
derzocht van je welste. Maar natuurlijk, hij
kwam van een kantoor in Dublin met de beste
aanbevelingen. Ze lieten hem dus gauw los. Ik
zei vanmorgen nog tegen een meneer...."
„Ja, ja, nu ik moet weg, hoor!"
Het verhaal werd mij te wijdloopig en leek
me niets op te leveren. Ik maakte me dus van
den man af, teleurgesteld over het poover resul
taat en besloten, om er Witt maar niets van
te vertellen.
Twee dagen later ontving ik een briefje van
een gemeenschappelijken vriend, den uitgever
van de New-York-Telegraph: of ik a.s. Zater
dagavond kwam luisteren naar een voordracht
van James Witt. Er waren 30 of 40 menschen
gevraagd, heeren en dames uit de kranten
wereld, een paar
rechters, enkele '"j
Wallstreet-man- j p, duim 71/7*1
nen. Hij noemde UUlin VU11
eenige namen, 7 l l
waaronder dien f aetl DCMkieV
van Symons. Na- i
tuurlijk, die
kwam overal. Ik haastte mij aan de uitnoodi-
ging gevolg te geven.
Het was een gezelKge avond. De gastheer
vertelde hoe hij z'n blad gesticht had; een
magistraat vertelde hoe moeilijk het was tegen
machtige trusts op te treden, wanneer die bui
ten de wet gingen; Symons beschreef de tac
tiek die hij gevolgd had .om zijn bank populair
te maken.
Toen kwam James Witt aan het woord. Hij
zou over dactyloscopie spreken. „Dactyloscopie"
zoo begon hij, „is een middel om door het ma
ken en registreeren van vingerafdrukken een
signalement te verkrijgen, waarmee de identiteit
van den eigenaar der vingers onomstootelijk en
voorgoed wordt vastgelegd." Met allerlei voor
beelden en historische herinneringen lichtte
Witt zijn voordracht toe. Hij liet de vinger
afdrukken van beruchte boosdoeners zien en
liet de toehoorders lachen om de wijze waarop
hij zelfs de meest geslepen misdadigers door
hun vingerafdrukken, die ze onbewust op een
of ander voorwerp hadden achtergelaten, had
weten te ontmaskeren. Maar hij legde er vooral
den nadruk op, dat de dactyloscopie zoo uit
stekend werkt als herkenningsmiddel van reci
divisten of lang gezochte schuldigen.
„Wie eenmaal door middel van een vinger
afdruk in de registers der justitie staat," zei
hij, „diens signalement ligt voor altijd vast. De
tijd verandert zóó weinig aan den afgebeelden
vinger, dat de afdruk ook na tien, vijftien jaar
nog sprekend lijkt, heel wat meer dan het ge
val zou wezen, wanneer men op een afbeelding
van het gelaat zou willen vertrouwen."
Nu begon ik mijn ooren te spitsen. Witt keek
me aan en sprak: „Als nu mijn vriend Harley
hier bij me op het podium zou willen komen
om me te assisteeren, dan zal ik de onjuistheid
aantoonen van de grif verspreide meening, dat
de eene vinger precies op den anderen lijkt. Hier
heb ik een soort stempelkussen. Het is met een
vettige, zwarte stof besmeerd. Als nu de gas
ten zoo vriendelijk willen zijn hun duim eerst
op dat kussen en daarna op het witte papier
te drukken, dan kunnen zij zich na mijn lezing
er vanovertuigen, welk een groote verschei
denheid er in hun vingerafdrukken zal blijken
te zijn. Harley, houd het stempelkussen eens
vast. ZooEn nu," hij keek rond: „zullen
we maar eens met mijnheer Symons begin
nen?"
Ik zag opeens den bankier opmerkelijk dicht
bij de deur staan; ja, hij had den knop al in
de hand. Ik zag ook dat de eeuwige glimlach
om z'n mond verdwenen was en dat z'n lippen
trilden toen hij antwoordde: „Neen, neen, de
dames gaan natuurlijk voor...."
Maar de dames in zijn buurt protesteerden
vroolijk en brachten hem lachend bij de tafel.
Terwijl Witt hem vlug en behendig tot een
duimafdruk dwong, viel mijn blik plotseling op
een papiertje, dat de oud-detective uit z'n por
tefeuille had gehaald. Er stonden daarop onder
meer het stempel van het immigratie-bureau
van Ellis-Island, een duimafdruk en de naam
A. T. Nevala. Het lag zoodanig voor de hand,
dat ook Symons het zien moest. En hij zag het.
Terwijl de gasten zich om ons heen verdrongen,
om eveneens hun vingersignalement te laten
maken, was de bankier verdwenen.
„Nu," zei Witt tegen me, toen hij me dien
avond thuis bracht, „je hebt het zeker be
grepen: Symons is Nevala."
„Ja," knikte ik, „en waarom het je hem ont
snappen?"
„Och, ik ben maar een amateur en geen
politieman," antwoordde Witt, „en er iS ruimte
genoeg in de wereld voor SymonsMen zag
hem indertijd, bij z'n landing,-voor een Italiaan
aan. Toen ik dat eenmaal wist, wist ik ook, dat
men bij die gelegenheid, op Ellis-Island z'n
duim vereeuwigd had. En ziedaarals twee
druppels water hjken die twee afdrukken op
elkaar."
maar daartegen zijn immers die
"AKKERTJES" een ware uitkomst!
Ondervindt 't zelf en neem 1 of 2
Volgens recept van Apotheker Dument
Alle abonilé's ongeval verakerf^^ 3000.-vnliesvtnblld?*Sen!"bernïb^eneVof SeC f 750.- doodSjke^faf loop f250.' een^voS "eendoog f 125.-duimof^n^r f50.-ST f40.- aderen*™
*n
vinger
aiiiMiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiuiiiiiimiiiiiimiimiiiiiuiiH
„Barna!..., help!m'n goed beest, help
ons!"
Aan het dringende en pijnlijk klinkende ge
luid van de stem, die hij slechts kende als
vriendelijk en liefkoozend, bespeurde de olifant
dat zijn vriend in groot gevaar verkeerde en
daar hij geen enkel afwisselend geluid tot zijn
beschikking had, antwoordde hij maar weer:
„Hoeinck!.... hoeinck!.... hoeinck!".
Alsof hij zeggen wilde:
„Ik heb het begrepen!.... Wacht even!"....
Er verliepen eenige seconden en daar klonk
een dreunend geluid van buitengewone hevig-,
heid, dat de ijzeren deur deed sidderen.
Tegelijkertijd sloegen de groote roofgieren,
wakker geschrokken uit hun dommel, hun ge
weldige vlerken uit en begonnen met piepende
geluiden in breede kringen rond te vliegen.
De schok had echter niet veel uitwerking ge
had, want die verwenschte deur had niet ver
wikt of verwogen.
De olifant had met zijn slurf blijkbaar een
tweede, veel zwaarder en solieder stuk rots
blok weten te vinden, want Fennyless hoorde
hem hijgen en blazen.
„Boem!" 'n tweede bons, die het rotsblok
deed splijten en stukspringen.
„Er is 'n kanon voor noodig," prevelde Pen-
nyless teleurgesteld.
De olifant, inziende, dat het zóó niets gaf,
deed geen verdere vergeefsche pogingen.
Hij liet een roffelgeluid van woede hooren en
Pennyless hoorde hem galoppeeren, als een
circuspaard, rondom dezen steenen bouw,
waarvan het beest blijkbaar de sterke en de
zwakke plekken trachtte te ontdekken.
Op dit oogenblik hoorde Pennyless in de
onderaardsche gang eenige doffe geluiden.
De metgezellen van den kapitein, ongerust
geworden wegens zijn uitblijven, riepen hem
door met de vuisten op den koffer te slaan,
waarvan het droge hout een luide echo gaf.
Ook de olifant had door den grond heen dit
geluid gehoord; hij bleef stilstaan en begon te
snuffelen.
Pennyless keerde terug naar zijn metgezel
len, die nog maar altijd bleven doorkloppen en
deelde hun het goede nieuws mede. Nu einde
lijk, herleefde in de benauwende diepte de
hoop, en als die foltering van honger en dorst
er niet was geweest, zou men zich er tamelijk
op zijn gemak hebben gevoeld.
„Kapitein, kapitein!" riep Marius, „we be
ginnen leelijk uit den koers te geraken.... Is
het niet, Johnny?"
i „Yes.... we waren ongerust."
„We vreesden", voegde Patrick erbij, „dat u
iets overkomen was
„Ja, er is me inderdaad iets overkomen., ik
heb bezoek gekregen van 'n olifant. Niet min
der dan van 'n olifant, van dien goeien Rama,
die in zijn eentje 'n helsch kabaal maakt en
die ons zeker zal bevrijden, daar behoeft ge
niet aan te twijfelen".
„Konden we hem maar 'n handje helpen."
Het beste dat we doen kunnen, Marius, is
ons rustig te houden en af te wachten. Hier
hebben we geen proviand en daarboven heerscht
'n temperatuur om er ritsen bii te doen
smelten
De kapitein gaf inderdaad den meest ver-
standigen raad en met z'n vieren gingen zij
op den koffer zitten in afwachting van het
geen er verder gebeuren zou.
Zij zwegen en hoorden boven hunne hoofden
vage geluiden.
Het was een zwaar op- en neerloopen, een
plotseling kort gesnuif, afwisselend met een
gepiep als van muizen. Zij hoorden het nu en
dan, telkens terugkeerend, door de zandhoop
heen. Van tijd tot tijd gaf Pennyless eenige
lichte schoppen tegen den koffer
Zonder nieuwsgierig te zijn, kapitein, zoudt
u me ook kunnen zeggen waarom u tegen dien
koffer schopt?" vroeg Marius.
„Dat is 'n manier om te telefoneeren met
Rama. Dat goeie beest is daarboven voor ons
aan het werk en nu zeg ik hem op deze manier
dat hij zich wat moet haasten."
Marius keek zijn chef, wiens gelaat in het
schijnsel van de fosforiseering iets onwezenlijks
had, met 'n ongeloovigen blik aan en dacht
bij zich zeiven: „Zou de patroon niet meer goed
bij zijn hoofd zijn? Hij ziet er ontzettend opge
wonden uit en zegt dingen die me heelemaal
niet geruststellen."
Intusschen had daérboven het werk zijn
voortgang, dank zij de behendigheid, het in
stinct, de kracht en de trouw van den zoo pre
cies op tijd gekomen helper. Hoe wonderlijk
schijnbaar ook, de zaak was toch zeer een
voudig. x
Rama, die alle nachten volkomen vrij rond
liep, deed op zijn tochten allerlei ontdekkin
gen, maar bleef daarbij altijd binnen het be
reik van het fluitje van den mahoet.
Met herinnert zich dat hij zich bevonden had
tegenover den troep, die de vluchtelingen had
weggevoerd, en dat hij genoeg dichtbij was kun
nen komen, om de huiduitwasemingen van zijn
grooten vriend, kapitein Pennyless in zich te
kunnen opnemen. De schurken hadden hem
zelfs met steenen verjaagd, wijl zij meenden
dat hij te dicht bij kwam.
Hij verwijderde zich bedroefd en ontsteld
vanwege deze onverdiende behandeling, welke
hij van zijn vriend niet gewend was.
Hij liet zijn instinct daarom blijkbaar lang
nawerken, en nam toen opeens 'n besluit.
Zonder naar zijn stal terug te keeren, zonder
om te zien naar zijn Mahoet, en zorgvuldig
iedereen vermijdende die hem zou kunnen tegen
houden of hem met een of ander karweitje zou
kunnen belasten, ging hij ervan door.
Met de slurf laag langs den grond liep hij
voort door zijn onfeilbaar reukorgaan geleid tot
bij den „Toren der Stilte". Maar hier deed zich
een groote moeilijkheid voor. De troep, waar
boven, uiterst subtiel en bijna onmerkbaar, de
persoonlijke lucht zweefde van den kapitein,
was, na even bij het bouwwerk te hebben halt
gehouden, weer vertrokken en reeds ver weg.
Bevond de kapitein zich nog onder dien troep
of niet?
De olifant volgde een oogenblik het spoor,
wanhopig zijn slurf heen en weer bewegende,
teneinde toch maar 'n vleugje van die persoon
lijke lucht te kunnen ontdekken.
Maar hij rook niets en kwam teleurgesteld
terug bij den toren, waaromheen een verpesten
de lucht hing, omdat daar de gieren de cada
vers zaten te verteren die zij in den omtrek
hadden verslonden. Rama dribbelde altijd maar
rond dit akelige doodspaleis en kon, van de wijs
gebracht door de afschuwelijke lucht der roof
vogels, niets vinden.
Hij was op het punt het op te geven en heen
te gaan, toen de angstkreet, geslaakt door Pen
nyless zijn ooren trof. Aanstonds herkende Rama
de stem van zijn vriend den kapitein en beant
woordde die vroolijk met zijn klankrijk getrom
petter. Van dat oogenblik af begon tusschen hen
deze zelfzame verbinding door geluiden, een
methode, die de olifant volkomen begreep en
die een inderdaad zeer buitengewonen arbeid
tengevolge had.
Het schrandere beest probeerde de deur te
doen bezwijken door er steenen tegen te wer
pen, maar bemerkende dat zijn pogingen ij del
waren, bedacht hü een andere methode.
Hij hoorde heel duidelijk het stompen op den
koffer en ging naar de plaats waar hij dat ge
luid het best kon vernemen. Met zijn kolos
salen rechterpoot stampte hij daarbij even op
den grond alsof hij wilde te kennen geven. „In
orde, ik ben er!"
Darna begon hij met zijn slurf het buit:'"
muurwerk te onderzoeken en met een keistee, i
hier en daar het grootere of minder groote
weerstandsvermogen ervan te beproeven. Na
verloop van een tiental minuten had hij een
zwakke plek gevonden en daarin al spoedig een
kleine openning weten te maken met slurf en
keisteen als bombardementswerktuigen. Lang
zaam maar met taaie volharding vergrootte hij
de opening en deed daarbij nu en dan, bij wijze
van overwinningsfanfare, zijn bekend getrom
petter hooren.
Nu er een gat was gemaakt en weldra een
steen was verwijderd, kon de grootste moeilijk -
als overwonnen beschouwd worden, want de
Parsis hadden niet de bedoeling gehad hun
„Torens der Stilte" te bouwen zó soliede alsof
het gevangenissen waren. Het moesten monu
menten zijn, die vele, vele jaren weerstand
kondeii bieden aan dg weersgesteldheid, maar
die niet berekend war enop geweld van
uitbrekers of inbrekers! Rama zette zijn bijna
komisch werk voort met steeds snellere spoed,
naarmate het snellere en luidere kloppen daar
beneden er op begon te wijzen, dat de ingt.Io-
tenen het benauwd kregen en in zorgwekken-
den toestand dreigden te geraken.
(Wordt vervol"