Hitler's hoofdkwartier THE MANCHESTER GUARDIAN COMMERCIAL n Jid vetdaal aan den dag COTTON: FLAX: WOOL ARTIFICIAL SILK INDUSTRIES AKKER.CACHET5 1 1 HET I HET BRUINE HUIS DE BEGRAFENIS ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN Het merk ROBINSON staat op iedere zool. Let daar op 0! die zenuwhoofdpijn! GROOTE f AVONTUUR J VRIJDAG 10 MAART Omlijsting van Hitler's veel zijdige werkzaamheid Machtige organisatie WATCH THE PROGRESS OF THE BRITISH and through the columns of An annual subscription of 18 shillings, sent to the Publisher, "MANCHESTER GUARDIAN COMMERCIAL", Guardian Buil ding, Manchester, England, will bring the paper to you every Saturday morning. Write for a specimen copy, free of charge. Alles wordt geregistreerd Drie eeuwen Royal Scots Een oude voorspelling 66 JAAR EN NOG ACHTER DE TOONBANK Alle vroegere kwaaltjes verdwenen Afweer van vliegtuigen Onder den hamer 7jn' inm AKKERTJES' AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL siiiiiiiiiiiiiiimiimiimiiiiiiiiiiiiiiiin feuilleton Het „Bruine Huis" te München is onaf scheidelijk verbonden met Adolf Hitler, Nergens anders is hij werkelijk thuis, in de Beiersche Alpen evenmin als in Görings woning te Berlijn. Toch is er van dit „Bruine Huis" weinig bekend bij het groote publiek. Men stelt het zich voor als een groot club lokaal of als een verkapt regeeringsgebouw. Het laatste is gedeeltelijk wel een juiste voor stelling, maar het „Bniine Huis" is niet zoo nuchter, zoo ontdaan van alle versiering als een modem regeeringsgebouw. Daarvoor is Hit- Ier te artistiek; daarvoor laat hij zich ook te graag gaan in zijn fantasie. Dit laatste blijkt ook wel daaruit, dat hij ongetwijfeld beter schrijft dan spreekt en beter voor de vuist weg spreekt dan wanneer hij zijn redevoering heeft voorbereid. Daarom heeft hij zeker ook behoef te gehad aan een omgeving, die met zijn per soonlijkheid in overeenstemming was en het is typeerend, dat die omgeving een product van zijn eigen werk is geweest, van de swastika's in de vensterruiten tot de zalmkleurige wand- bekleeding van de ontvangkamer. Hij toont in dit werk een goeden smaak: zonder oorlog, revolutie en inflatie had de vroegere leerling architect een bekend binnenshuis-architect kunnen worden. Dit groote gebouw met zijn honderd vertrekken vormt een harmonisch ge heel. Als men b.v. hoort, hoe Hitler's studeer kamer is versierd: twee groote portretten van Frederik den Grooten, 'n levensgroote bronzen kop van Mussolini, een schilderij van een veld slag in Vlaanderen, een beeld van een geketen- den reus („het geknechte Duitschland") dan schijnt dit alles wel ideëel, maar niet als deco ratie bij elkaar te passen. Als men het echter in werkelijkheid bij elkaar ziet, blijkt het uit stekend te gaan, vooral omdat zich ook hierin een krachtige persoonlijkheid geuit heeft, en overal waar dit onbelemmerd kan geschieden, is het resultaat harmonisch. Zoo is dus „Het Bruine Huis" de omlijsting van Hitler's veelzijdige werkzaamheid. Er wordt llllllllllll gewerkt in dit gebouw en in elk van zijn hon derd vertrekken. Niet onstuimig, verward, maar zeer systematisch enhardl In de gangen loopen mannen, die het kennelijk druk hebben; zij stappen flink door, portefeui'les on der den arm gekneld. Het zijn dezelfde porte feuilles, die men in elk regeeringskantoor ziet, van buiten lijken ze op elkaar als het eene ei op het andere, hoe verschillend ook de inhoud kan zijn. Ze zijn typeerend voor alle georgani seerde activiteit en ook in het „Bruine Huis" zijn ze onmisbaar geworden. De Hitler van 1921, de man zonder vaderland, had nog iets geïm proviseerds over zich, doch daarvan is reeds lang niets meer te bekennen. In het „Bruine Huis" loopt de reusachtige centrale organisa tie van een reusachtige partij als op rolletjes als 'n goed geoliede machine, die 'n nauwkeurig voorgeschreven toerental volbrengt. Dat is ver moedelijk ook het geheim, waardoor deze mil- lioenenbeweging nog aldoor bijeengehouden kon werden. Het is algemeen bekend, maar men geeft er zich gewoonlijk niet voldoende rekenschap van, dat in het „Bruine Huis" vrijwel alles, wat er in Duitschland gebeurt, waargenomen en gere gistreerd wordt, als een ding op zichzelf, maar ook in verband met de nationaal-socialistische theorie en practijk, totdat ze kunnen worden ingepast in het groote geheel van opvattingen en beschouwingen. Dit systeem heeft echter ook een groot practisch nut. Daardoor is het n.l. mogelijk om laten we zeggen: binnen tier, minuten alles te weten te komen wat men ver langt omtrent den toestand van een complex landerijen in Oost-Pruisen of over de wijze, waarop een bepaalde zender in verschillende streken van het land gehoord wordt, of over de opvattingen die de leden van de een of andere secte (in Duitschland talrijker dan waar ook) over een of ander onderwerp hebben. Slechts weinigen geven er zich rekenschap van, wat dat eigenlijk beteekent. In deze honderd ka mers met registers, kaartsystemen, schrijftafels, typisten en telefoons wordt dagelijks de stelling in practijk gebracht, dat de tijden veranderd zijn, dat er van de moderne techniek een ver standig en handig gebruik moet worden ge maakt, niet alleen in handel en industrie, maar ook als het gaat om het organiseeren van een partij, om het verspreiden van een complex van ideeën. De partij is hier geheel opgevat als een bedrijf, zelfs in die mate, dat, als het „Bruine Huis", zooals het reilt en zeilt eens werd overgenomen door een groot concern, de organisatie onveranderd zou kunnen blijven en het geheele personeel zich spoedig aan de ver andering zou hebben aangepast. Hieruit blijkt, hoe goed Hitler den eisch van den modernen tijd begrepen heeft. Die eisch is: organisatie en hij wordt des te dringender, naarmate de verwarring en de versnippering toeneemt. De partijen, die geheel als een bedrijf georgani seerd zijn, met kantoorgebouwen, het „Bruine Huis" en het „Karl Liebknechthuis", zijn dan ook tegelijk de partijen, die hun politiek het meest consequent doorvoeren. Hier ziet men de triomph van het detailwerk; het succes is ech ter een gevolg van het feit, dat ook bij het kleinste détail het hoofddoel nooit uit het oog wordt verloren. Engelands oudste regiment de „Royal Scots," bestaat driehonderd jaar. Bevelhebber (ster) is prinses Mary, de dochter van den koning van Engeland. De Royal Scots werden in 1633 geor ganiseerd en vochten het eerst mee in het leger van Gustav Adolf. Later werden ze bü andere Schctsche troepen gevoegd en sipeelden een rol in het iPransche leger. Voor de Fransche mili taire macht zijn de Schotten altijd van veel be lang geweest. Reeds in de 9de eeuw bestond er in Frankrijk een garde van vierentwintig Schot ten. Lodewijk de Heilige, Fransch koning, had tot tweemaal toe tijdens de kruistochten aan Schot ten zijn leven te danken. Toen de vorst uit Pa lestina terugkeerde, bracht hij het aantal Schotsehe gardisten op honderd. Zijn opvolgers hielden aan deze instelling vast en toen na den slag bij Azincourt Henry V van Engeland als troonopvolger in Frankrijk werd erkend, kozen de Schotten de partij van den rechtfhatigen vorst tegen de Engelschen. Zevenduizend Schotten werden toentertijd naar Frankrijk gezonden. Dezen sneuvelden bijna allen in den veldslag bij Pavia, waar Frans I door de Duitschers gevangen werd genomen. De Royal Scots" zijn infanterie, terwijl zij die in Frankrijk vochten deel van de cavallerie uitmaakten. Zou Franklin Roosevelt zich bij de aanvaar ding van zijn ambt de woorden herinnerd heb ben, die een zijner voorgangers hem jaren ge leden heeft toegevoegd? Toen Roosevelt eens op vijf-jarigen leeftijd door zijn vader werd meegenomen naar het Witte Huis, legde president Cleveland zijn hand op het hoofd van het kind en sprak hij op em- stigen toon: „Je zult mijn woorden misschien vreemd vinden, maar ik wensch je van harte toe, dat je er voor bewaard moogt blijven, ooit president der Vereenigde Staten te worden." Hoe trotsch is deze vrouw op haar werk kracht! Maar uit haar brief, dien wij hieronder afdrukken, zult U zien, dat ze reden heeft om trotsch te zijn. „Ik ben 66 en 15 jaar lang ben ik nu al as sistente in een zeer drukke manufacturenzaak. Tegenwoordig sta ik van 9 uur 's morgens tot 7 uur 's avonds achter de toonbank. Het zal nu ongeveer drie jaar geleden zijn, dat ik begon Kruschen te nemen, en ik ben er vast van overtuigd, dat mijn tegenwoordige energie het gevolg is van „de kleine dagelijksche dosis". Voordat ik Kruschen Salts nam had ik wel aanvallen van galzucht en leed aan een alge- heele vermoeidheid, zoodat ik het gevoel kreeg, dat ik spoedig mijn werk zou moeten opgeven. Hoe 't ook zij, nu denk ik daar niet over, hoe wel ik spoedig gepensioeneerd zal worden. De tijd voor pensioeneering zou voor alle employé's gemakkelijk vijf jaar later gesteld kunnen worden, als ze ook allen Kruschen Salts na men". Mevr. E. W. Hetzij U nog in Uw volle jeugd bent, of dat Uw beste jaren reeds voorbij zijn, het is nooit te vroeg en nooit te laat om met „de kleine, dagelijksche dosis" te beginnen. Niets dan dat kleine beetje Kruschen Salts, dat U niet proe ven zult, in Uw eersten kop thee of koffie, dat is Krusehen-wet voor volmaakten en ongestoor- den levenslust. Kruschen is een ideale combina tie van zes natuurlijke zouten, welke de lever, nieren en spijsverteringsorganen aansporen tot een gezonde, geregelde functionneering. Daar door bewerken zij een inwendige zuiverheid en een frisschen, gezonden bloedsomloop. Nieuw, gezuiverd bloed zal elke vezel van Uw lichaam doorstroomen. Begin morgen direct met Kru schen Salts. In den tijd van een week zult U zich al zoo heerlijk gezond voelen en jonger zeker, ontegenzeggelijk jonger. En dan zult U, als zoovele anderen, erkennen, dat U liever Uw ontbijt zoudt missen dan Uw „kleine, da gelijksche dosis" Kruschen. Kruschen Salts is uitsluitend verkrijgbaar bij alle apothekers en drogisten 0.90 en 1.60 per flacon. (Adv.) Te Toulon worden proefnemingen gehouden met een nieuwe methode om vijandelijke vlieg tuigen af te weren, n.l. door middel van een fijn netwerk van staaldraad, dat in de lucht wordt gehangen ter hoogte van 4.000 Meter. De netten worden opgehangen vanuit bal lons captifs en volgens vliegtuigdeskundigen zijn zij voor naderende vliegtuigen practisch onzichtbaar. 2IIIIIIIIIIMI 11111111111111: I Tusschen doode ooms en tantes, Doode groot- en schoonmama's En den voetbal schijnt een afspraak! Ook al klinkt dat soms iets dwaas. Maar sportieve overweging Spreekt hierbij een woordje mee. En dat geeft u van de waarde Der bedoeling een idee. Bovendien is de historie In dit opzicht niet misdeeld, Want zij laten zich begraven Als een wedstrijd wordt gespeeld! De bediende had al meermaal Kruk en inktpot laten staan Om op zeer sportieve gronden Ter begrafenis te gaan! Menig oom was reeds gestorven, Menig tante rustte zacht, Zelfs gefanthseerde nichten Had hij plechtig weggebracht! Weer ging hij naar zijn patroon toe 5 En zijn stem klonk ietwat mat, Toen hij zeide, dat nu peetoom i Plots den geest gegeven had.... De patroon zat juist te kijken H Naar de cijfers der balans. 't Resultaat was in geen jaren Zoo beroerd geweest als thans! Dus hij zuchttewachtte even, Dacht een oogenblikje na; Keek toen plots'ling opgewekter En hij zei: „Natuurlijk, ga! Maar van al die erfenissen, f Dunkt het mij toch, dat het spreekt, Dat het tijd ivordt als je daarvan Nu wat in mijn zaken steekt!" 1 MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) 5iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiimiiË Het historische „Hotel des Reservoirs" te Versailles is gesloten en zal binnenkort onder den hamer komen. Vernomen wordt dat er een prijs van drie millioen francs voor gevraagd is. De beroemde wijnkelders van het hotel, die nog een hoeveelheid beroemde wijnen en li keuren bevatten, zijn reeds verkocht. Het tegenwoordige „Hotel des Reservoirs" was op last van Lodewijk XV gebouwd voor Madame de Pompadour en de prachtige salons zijn nog ongeschonden. Gedurende de revolutie werd het hotel ge bruikt als mairie en van 1800 tot 1866 was de prefectuur der Seine en Oise er in gevestigd. In 1814 hebben de keizers van Rusland en Oostenrijk en de koning van Pruisen er in ge logeerd, terwijl in 1870 een aantal Duitsche prinsen er hebben gewoond. Bjj de wapenstil standonderhandelingen in 1919 zijn de Duit sche onderhandelaars in dit hotel onderdak ge bracht. Freddy Vrijdag en Willie Woens dag gingen een ontdekkingstocht ma ken door een gedeelte van het Artis- eiland, dat ze nog nooit gezien had den. Voor het geval, dat ze verdwalen zouden, had de zeeman een drietal kokosnoten medegenomen, om den honger te stillen. Robbie en Topsy gingen eveneens mede en Polly de kat volgde. Om dé kinderen bezig te houden bleef de zeeman onderweg staan en begon met de noten te balanceeren. Robbie en Topsy vonden hem erg knap. Terwijl Freddy Vrijdag met de ko kosnoten balanceerde, viel er uit een boom een kokosnoot naar beneden en Freddy balanceerde met de vier kokosnoten zonder eigenlijk te weten, dat er een vierde bijgekomen was. „Ik dacht, dat je er maar drie meegenomen had," zei Willie. „Dat heb ik ook," antwoordde de zeeman. „Maar jé balanceert met vier," merkte Willie op. „Je meent het," zei de zeeman ver baasd. „Ik ben er zeker van," sprakWillie. „Dan is het Artis-eiland betooverd," meende Freddy. (Morgenavond vervolg) (Ingezonden Mededeeling) James Witt was particulier detective- geweest. Hij had goede zaken gedaan en was zoo doende een vermogend man geworden. Als minnaar van het buitenleven woonde hij op een landhuis bij New-York en werd in de beste kringen ontvangen en gewaardeerd. Hij was lid van een paar groote clubs en zijn voordrachten over zijn vroeger beroep in besloten gezelschap werden zeer op prijs gesteld. Op een avond zaten we in de Conservative- club, een van de grootste gebouwen aan de New-Yorksche Fifth-Avenue, met nog enkele heeren, bij een whiskey-soda na te praten, toen Witt, die al geruimen tijd zwijgend en in ge peins verzonken had zitten rooken, zich naar mij overboog en me influisterde: „Dien Symons heb ik meer gezien." Witt en ik gingen zeer vriendschappelijk met elkaar om. Hij vertelde me vaak wat hij wist van het leven onder de leidende personen der Amerikaansche handels- en geldwereld; ik dacht dus al direct, dat hij iets merkwaardigs op 't spoor moest zijn. Symons had zich enkele maanden geleden als bankier gevestigd in een nieuw groot gebouw bij Central-Park. De man had succes; hij kwam veel in gezelschap, deed zich aangenaam voor, wist de dames voor zich in te nemen en gaf gaarne en met succes financieele wenken aan wie maar naar hem luisteren wilde." Ik vroeg me zeiven af, of Witt hem kende; maar dien avond liet Witt nog niets los. Hij herhaalde al leen een paar maal: „waar heb ik dien kerel vroeger dan toch ontmoet?" Acht dagen later vond ik James op een mar meren bank in het plantsoen zitten, dat zich voor het kapitale kantoorgebouw van Symons uitstrekte. Het liep tegen beurstijd en hij had de oogen op de deur van het geldpaleis gericht. Maar hij deed dat niet rechtstreeks. Er was een krant tusschen hem en de deur, en in die krant bevond zich een scheurtje. „Waarnemingen aan het doen?" vroeg ik, en ik ging naast hem zitten en keek mee door het scheurtje. Symons kwam naar buiten, een sigaar in den mond, een orchidee in 't knoopsgat. Hij was omringd door een aantal heeren, die blijk baar elk woord als een orakel uit z'n steeds glimlachenden mond opvingen. De bankier zag er zeer zelfbewust uit. Witt bleef kijken, totdat Symons in z'n reus- achtigen auto was weggereden. Toen zei hij: „Precies Nevala; weet je wel, Nevala van de First National Bank." „Neen, wie was Nevala?" vroeg ik. „Vijftien jaar geleden was hij eerste kassier aan die bank," lichtte Witt me in. „Hij ging er met 250.000 dollars vandoor. De directie gaf een employé van me de zaak in handen. Die vond den man in Alaska, in de goudvelden, maar dood. De omstandigheden wezen er op, dat z'n kameraad, een soort compagnon, hem bij een twist vermoord had. Z'n kleeding, z'n figuur en vooral z'n papieren wezen uit, dat hij het moest zijn. Wat zijn gelaat betrof, dat was afschuwelijk verminkt, eenvoudig onherken baar. „En de moordenaar?" vroeg ik. „Verdwenen. Alleen het lijk was er. En daar bij waren zooveel bewijzen, dat het Nevala moest zijn, dat daarmee de zaak was afge- loopen. Maar...." ,Maar?" herhaalde ik. „Toch moet die Symons Nevala zijn. Nevala droeg wel een knevel en lang haar tot achter in zijn nek, ten minste volgens zijn portret, want ik heb den man in die dagen nooit zelf gezien, maar de kort geschoren kop en het gladde gezicht van Symons zijn geen beletselen voor de identiteit. Ook hebben die vijftien jaar natuurlijk de noodige veranderingen aange bracht, maar daarmee valt rekening te hou den. Wat meer rimpels, en scherper trekken langs neus en mond „Heb je dat portret niet meer?" „Neen.Misschien valt er nog wel een op te duikelen, maar mijn geheugen is goed." Hier zweeg mijn vriend, dacht even na en begon toen over koetjes en kalfjes te praten. Hij nam me mee naar een restaurant en liet verder de zaak Symons-Nevala onaangeroerd. Al meermalen had ik me verbeeld, dat ik Witt de kunst vrij aardig had afgekeken, en ook ditmaal kon ik niet nalaten de kwestie op mijn eigen houtje nader te onderzoeken. De volgende redeneering leek me vrijwel voor de hand te liggen. Niet Nevala was vermoord, maar de z.g. verdwenen kameraad. Nevala had diens gezicht onherkenbaar gemaakt en was daarna zelf verdwenen; kleeren en papieren had hij natuurlijk omgeruild. Den volgenden dag liep ik de First National Bank binnen, wisselde er wat geld en vroeg naar een paar koersen, maar de bedienden die me hielpen, zagen er zoo jong uit, dat ze wel geen heugenis zouden hebben aan een voorval van vijftien jaar geleden. Ik gaf het echter zoo gauw niet op. Er was een portier, die er als een oud erfstuk uit zag. Een sigaar bleek vol doende om het volgende gesprek in te leiden: „Je bent hier zeker al een heelen tijd?" „Dat zou ik denken; veertig jaar mijnheer." „Heb je kassier Nevala nog gekend?" „Nou, of ik, mijnheer! Wat een schurk, hè? Maar leelijk aan z'n eind gekomen." „Ja, zeg dat wel. Nu, hij had z'n verdiend loon. Toch wel treurig voor de familie. Was hij getrouwd?" „Hij had kind noch kraai in de wereld en kwam uit Ierland. Hij woonde hier alleen, in dit zelfde gebouw. Ja, uit Ierland, al zou je t aan den naam niet zeggen. Daar hebben ze van die namen, net Italiaansch, zou je zoo den ken. Hij was, ofschoon éen misdadiger, een man, die voor iedereen een vriendelijk woord had. Ik herinner me, hoe hü vertelde, dat ze hem aan t immigratie-bureau voor een Ita liaan hielden; hij mocht niet aan land, werd op Ellis-Island gezocht en uitgevraagd en on derzocht van je welste. Maar natuurlijk, hij kwam van een kantoor in Dublin met de beste aanbevelingen. Ze lieten hem dus gauw los. Ik zei vanmorgen nog tegen een meneer...." „Ja, ja, nu ik moet weg, hoor!" Het verhaal werd mij te wijdloopig en leek me niets op te leveren. Ik maakte me dus van den man af, teleurgesteld over het poover resul taat en besloten, om er Witt maar niets van te vertellen. Twee dagen later ontving ik een briefje van een gemeenschappelijken vriend, den uitgever van de New-York-Telegraph: of ik a.s. Zater dagavond kwam luisteren naar een voordracht van James Witt. Er waren 30 of 40 menschen gevraagd, heeren en dames uit de kranten wereld, een paar rechters, enkele '"j Wallstreet-man- j p, duim 71/7*1 nen. Hij noemde UUlin VU11 eenige namen, 7 l l waaronder dien f aetl DCMkieV van Symons. Na- i tuurlijk, die kwam overal. Ik haastte mij aan de uitnoodi- ging gevolg te geven. Het was een gezelKge avond. De gastheer vertelde hoe hij z'n blad gesticht had; een magistraat vertelde hoe moeilijk het was tegen machtige trusts op te treden, wanneer die bui ten de wet gingen; Symons beschreef de tac tiek die hij gevolgd had .om zijn bank populair te maken. Toen kwam James Witt aan het woord. Hij zou over dactyloscopie spreken. „Dactyloscopie" zoo begon hij, „is een middel om door het ma ken en registreeren van vingerafdrukken een signalement te verkrijgen, waarmee de identiteit van den eigenaar der vingers onomstootelijk en voorgoed wordt vastgelegd." Met allerlei voor beelden en historische herinneringen lichtte Witt zijn voordracht toe. Hij liet de vinger afdrukken van beruchte boosdoeners zien en liet de toehoorders lachen om de wijze waarop hij zelfs de meest geslepen misdadigers door hun vingerafdrukken, die ze onbewust op een of ander voorwerp hadden achtergelaten, had weten te ontmaskeren. Maar hij legde er vooral den nadruk op, dat de dactyloscopie zoo uit stekend werkt als herkenningsmiddel van reci divisten of lang gezochte schuldigen. „Wie eenmaal door middel van een vinger afdruk in de registers der justitie staat," zei hij, „diens signalement ligt voor altijd vast. De tijd verandert zóó weinig aan den afgebeelden vinger, dat de afdruk ook na tien, vijftien jaar nog sprekend lijkt, heel wat meer dan het ge val zou wezen, wanneer men op een afbeelding van het gelaat zou willen vertrouwen." Nu begon ik mijn ooren te spitsen. Witt keek me aan en sprak: „Als nu mijn vriend Harley hier bij me op het podium zou willen komen om me te assisteeren, dan zal ik de onjuistheid aantoonen van de grif verspreide meening, dat de eene vinger precies op den anderen lijkt. Hier heb ik een soort stempelkussen. Het is met een vettige, zwarte stof besmeerd. Als nu de gas ten zoo vriendelijk willen zijn hun duim eerst op dat kussen en daarna op het witte papier te drukken, dan kunnen zij zich na mijn lezing er vanovertuigen, welk een groote verschei denheid er in hun vingerafdrukken zal blijken te zijn. Harley, houd het stempelkussen eens vast. ZooEn nu," hij keek rond: „zullen we maar eens met mijnheer Symons begin nen?" Ik zag opeens den bankier opmerkelijk dicht bij de deur staan; ja, hij had den knop al in de hand. Ik zag ook dat de eeuwige glimlach om z'n mond verdwenen was en dat z'n lippen trilden toen hij antwoordde: „Neen, neen, de dames gaan natuurlijk voor...." Maar de dames in zijn buurt protesteerden vroolijk en brachten hem lachend bij de tafel. Terwijl Witt hem vlug en behendig tot een duimafdruk dwong, viel mijn blik plotseling op een papiertje, dat de oud-detective uit z'n por tefeuille had gehaald. Er stonden daarop onder meer het stempel van het immigratie-bureau van Ellis-Island, een duimafdruk en de naam A. T. Nevala. Het lag zoodanig voor de hand, dat ook Symons het zien moest. En hij zag het. Terwijl de gasten zich om ons heen verdrongen, om eveneens hun vingersignalement te laten maken, was de bankier verdwenen. „Nu," zei Witt tegen me, toen hij me dien avond thuis bracht, „je hebt het zeker be grepen: Symons is Nevala." „Ja," knikte ik, „en waarom het je hem ont snappen?" „Och, ik ben maar een amateur en geen politieman," antwoordde Witt, „en er iS ruimte genoeg in de wereld voor SymonsMen zag hem indertijd, bij z'n landing,-voor een Italiaan aan. Toen ik dat eenmaal wist, wist ik ook, dat men bij die gelegenheid, op Ellis-Island z'n duim vereeuwigd had. En ziedaarals twee druppels water hjken die twee afdrukken op elkaar." maar daartegen zijn immers die "AKKERTJES" een ware uitkomst! Ondervindt 't zelf en neem 1 of 2 Volgens recept van Apotheker Dument Alle abonilé's ongeval verakerf^^ 3000.-vnliesvtnblld?*Sen!"bernïb^eneVof SeC f 750.- doodSjke^faf loop f250.' een^voS "eendoog f 125.-duimof^n^r f50.-ST f40.- aderen*™ *n vinger aiiiMiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiuiiiiiimiiiiiimiimiiiiiuiiH „Barna!..., help!m'n goed beest, help ons!" Aan het dringende en pijnlijk klinkende ge luid van de stem, die hij slechts kende als vriendelijk en liefkoozend, bespeurde de olifant dat zijn vriend in groot gevaar verkeerde en daar hij geen enkel afwisselend geluid tot zijn beschikking had, antwoordde hij maar weer: „Hoeinck!.... hoeinck!.... hoeinck!". Alsof hij zeggen wilde: „Ik heb het begrepen!.... Wacht even!".... Er verliepen eenige seconden en daar klonk een dreunend geluid van buitengewone hevig-, heid, dat de ijzeren deur deed sidderen. Tegelijkertijd sloegen de groote roofgieren, wakker geschrokken uit hun dommel, hun ge weldige vlerken uit en begonnen met piepende geluiden in breede kringen rond te vliegen. De schok had echter niet veel uitwerking ge had, want die verwenschte deur had niet ver wikt of verwogen. De olifant had met zijn slurf blijkbaar een tweede, veel zwaarder en solieder stuk rots blok weten te vinden, want Fennyless hoorde hem hijgen en blazen. „Boem!" 'n tweede bons, die het rotsblok deed splijten en stukspringen. „Er is 'n kanon voor noodig," prevelde Pen- nyless teleurgesteld. De olifant, inziende, dat het zóó niets gaf, deed geen verdere vergeefsche pogingen. Hij liet een roffelgeluid van woede hooren en Pennyless hoorde hem galoppeeren, als een circuspaard, rondom dezen steenen bouw, waarvan het beest blijkbaar de sterke en de zwakke plekken trachtte te ontdekken. Op dit oogenblik hoorde Pennyless in de onderaardsche gang eenige doffe geluiden. De metgezellen van den kapitein, ongerust geworden wegens zijn uitblijven, riepen hem door met de vuisten op den koffer te slaan, waarvan het droge hout een luide echo gaf. Ook de olifant had door den grond heen dit geluid gehoord; hij bleef stilstaan en begon te snuffelen. Pennyless keerde terug naar zijn metgezel len, die nog maar altijd bleven doorkloppen en deelde hun het goede nieuws mede. Nu einde lijk, herleefde in de benauwende diepte de hoop, en als die foltering van honger en dorst er niet was geweest, zou men zich er tamelijk op zijn gemak hebben gevoeld. „Kapitein, kapitein!" riep Marius, „we be ginnen leelijk uit den koers te geraken.... Is het niet, Johnny?" i „Yes.... we waren ongerust." „We vreesden", voegde Patrick erbij, „dat u iets overkomen was „Ja, er is me inderdaad iets overkomen., ik heb bezoek gekregen van 'n olifant. Niet min der dan van 'n olifant, van dien goeien Rama, die in zijn eentje 'n helsch kabaal maakt en die ons zeker zal bevrijden, daar behoeft ge niet aan te twijfelen". „Konden we hem maar 'n handje helpen." Het beste dat we doen kunnen, Marius, is ons rustig te houden en af te wachten. Hier hebben we geen proviand en daarboven heerscht 'n temperatuur om er ritsen bii te doen smelten De kapitein gaf inderdaad den meest ver- standigen raad en met z'n vieren gingen zij op den koffer zitten in afwachting van het geen er verder gebeuren zou. Zij zwegen en hoorden boven hunne hoofden vage geluiden. Het was een zwaar op- en neerloopen, een plotseling kort gesnuif, afwisselend met een gepiep als van muizen. Zij hoorden het nu en dan, telkens terugkeerend, door de zandhoop heen. Van tijd tot tijd gaf Pennyless eenige lichte schoppen tegen den koffer Zonder nieuwsgierig te zijn, kapitein, zoudt u me ook kunnen zeggen waarom u tegen dien koffer schopt?" vroeg Marius. „Dat is 'n manier om te telefoneeren met Rama. Dat goeie beest is daarboven voor ons aan het werk en nu zeg ik hem op deze manier dat hij zich wat moet haasten." Marius keek zijn chef, wiens gelaat in het schijnsel van de fosforiseering iets onwezenlijks had, met 'n ongeloovigen blik aan en dacht bij zich zeiven: „Zou de patroon niet meer goed bij zijn hoofd zijn? Hij ziet er ontzettend opge wonden uit en zegt dingen die me heelemaal niet geruststellen." Intusschen had daérboven het werk zijn voortgang, dank zij de behendigheid, het in stinct, de kracht en de trouw van den zoo pre cies op tijd gekomen helper. Hoe wonderlijk schijnbaar ook, de zaak was toch zeer een voudig. x Rama, die alle nachten volkomen vrij rond liep, deed op zijn tochten allerlei ontdekkin gen, maar bleef daarbij altijd binnen het be reik van het fluitje van den mahoet. Met herinnert zich dat hij zich bevonden had tegenover den troep, die de vluchtelingen had weggevoerd, en dat hij genoeg dichtbij was kun nen komen, om de huiduitwasemingen van zijn grooten vriend, kapitein Pennyless in zich te kunnen opnemen. De schurken hadden hem zelfs met steenen verjaagd, wijl zij meenden dat hij te dicht bij kwam. Hij verwijderde zich bedroefd en ontsteld vanwege deze onverdiende behandeling, welke hij van zijn vriend niet gewend was. Hij liet zijn instinct daarom blijkbaar lang nawerken, en nam toen opeens 'n besluit. Zonder naar zijn stal terug te keeren, zonder om te zien naar zijn Mahoet, en zorgvuldig iedereen vermijdende die hem zou kunnen tegen houden of hem met een of ander karweitje zou kunnen belasten, ging hij ervan door. Met de slurf laag langs den grond liep hij voort door zijn onfeilbaar reukorgaan geleid tot bij den „Toren der Stilte". Maar hier deed zich een groote moeilijkheid voor. De troep, waar boven, uiterst subtiel en bijna onmerkbaar, de persoonlijke lucht zweefde van den kapitein, was, na even bij het bouwwerk te hebben halt gehouden, weer vertrokken en reeds ver weg. Bevond de kapitein zich nog onder dien troep of niet? De olifant volgde een oogenblik het spoor, wanhopig zijn slurf heen en weer bewegende, teneinde toch maar 'n vleugje van die persoon lijke lucht te kunnen ontdekken. Maar hij rook niets en kwam teleurgesteld terug bij den toren, waaromheen een verpesten de lucht hing, omdat daar de gieren de cada vers zaten te verteren die zij in den omtrek hadden verslonden. Rama dribbelde altijd maar rond dit akelige doodspaleis en kon, van de wijs gebracht door de afschuwelijke lucht der roof vogels, niets vinden. Hij was op het punt het op te geven en heen te gaan, toen de angstkreet, geslaakt door Pen nyless zijn ooren trof. Aanstonds herkende Rama de stem van zijn vriend den kapitein en beant woordde die vroolijk met zijn klankrijk getrom petter. Van dat oogenblik af begon tusschen hen deze zelfzame verbinding door geluiden, een methode, die de olifant volkomen begreep en die een inderdaad zeer buitengewonen arbeid tengevolge had. Het schrandere beest probeerde de deur te doen bezwijken door er steenen tegen te wer pen, maar bemerkende dat zijn pogingen ij del waren, bedacht hü een andere methode. Hij hoorde heel duidelijk het stompen op den koffer en ging naar de plaats waar hij dat ge luid het best kon vernemen. Met zijn kolos salen rechterpoot stampte hij daarbij even op den grond alsof hij wilde te kennen geven. „In orde, ik ben er!" Darna begon hij met zijn slurf het buit:'" muurwerk te onderzoeken en met een keistee, i hier en daar het grootere of minder groote weerstandsvermogen ervan te beproeven. Na verloop van een tiental minuten had hij een zwakke plek gevonden en daarin al spoedig een kleine openning weten te maken met slurf en keisteen als bombardementswerktuigen. Lang zaam maar met taaie volharding vergrootte hij de opening en deed daarbij nu en dan, bij wijze van overwinningsfanfare, zijn bekend getrom petter hooren. Nu er een gat was gemaakt en weldra een steen was verwijderd, kon de grootste moeilijk - als overwonnen beschouwd worden, want de Parsis hadden niet de bedoeling gehad hun „Torens der Stilte" te bouwen zó soliede alsof het gevangenissen waren. Het moesten monu menten zijn, die vele, vele jaren weerstand kondeii bieden aan dg weersgesteldheid, maar die niet berekend war enop geweld van uitbrekers of inbrekers! Rama zette zijn bijna komisch werk voort met steeds snellere spoed, naarmate het snellere en luidere kloppen daar beneden er op begon te wijzen, dat de ingt.Io- tenen het benauwd kregen en in zorgwekken- den toestand dreigden te geraken. (Wordt vervol"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 9