Amerikaansche onderwereld "^•Abdijsiroop wtfuuU van den dag AV RIE' E.R.K. Bestrijdt toch die Bronchitis! BEZUINIG NIET I GROOTE I POLITIE MACHTELOOS LENTE-AVOND ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN 1 De voet spreekt: Geef mij maar ROBINSONschoenen HET I ZATERDAG 11 MAART. Met cdle middelen strijden de autoriteiten tegen, de gang sters; het einde der mis daden nog niet in zicht Tal van ontvoeringen Politiek en film Voor zijn vaderland „Voor de Borst" Rijke kellners Hoe wordt men rijk? DE KRUISVAARDERS VAN ST. JAN F ossielen-vondsten Belangwekkende ontdekkingen in Zuid-Californië Te veel buffels In Amerika? SOPLAI 'CIGARILLOS j LEVENSVERZEKERING MIJ. te Nijmegen Nassausingel 3 Kapitaalsverzekering V olksver zekering AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL FEUILLETON Hoewel de Amerikaansche autoriteiten, ge steund door pers en publiek, met alle energie den strijd tegen de gangsters zijn begonnen, is het einde der misdaden nog niet In zicht. Men zal zich nog heriinneren, dat eenigen tijd geleden Amerika's nationale held. kolonel Lindbergh, bedreigd werd met het ver lies van zijn tweede kind, nadat het eerste het slachtoffer was geworden van een afschuwe- Hjken misdaad. Het schijnt, dat de omgeving van Lindbergh op de Amerikaansche onder wereld een magnetischen invloed uitoefent. Daarvan getuigt ook de ontvoering van zijn vriend, Charles Boettcher, die door de „kidnap pers" grondig was voorbereid. Deze ontvoering van den jongen millionnair uit Denver in den staat Colorado was een meesterstuk van onver saagdheid en cynisme. Boettcher was in den middag van den fatalen datum per vliegtuig van een reis teruggekeerd; de bandieten wa ren nauwkeurig op de hoogte. Toen Boettcher te middernacht met zijn vrouw van een visite huiswaarts keerde, werd hü door twee gemas kerde mannen overvallen. Terwijl deze den bankier de revolvers op de borst gericht hiel den, dwongen zij hem in hun auto te stappen, waarop zij in razende vaart wegreden. De jonge, van schrik verlamde vrouw hadden zij een brief in de hand gedrukt, waarin werd medegedeeld, dat zij 60.000 dollar losgeld ver langden en dat zij waarschuwden voor aangifte bij de politie. Niettemin bracht mrs. Boettcher de autoriteiten op de hoogte; zij ontving de meest geruststellende verzekeringen. Binnen 24 uur zou haar man weer voor haar staan. Men was juist een bende op het spoor en hoopte nu langs dezen weg ook dit laatste misdrijf te kunnen ophelderen. Maar acht dagen verliepen zonder dat men ook maar iets verder was ge komen. De vader en de grootvader van den ontvoerde, twee industrieele magnaten uit Noord-West-Amerika, verklaarden zich bereid hun geheele vermogen op te offeren voor de redding van hun zoon en kleinzoon. Eenige maanden voor het misdrijf had Boett cher, die in het economische leven ook een groote rol speelt, dreigbrieven ontvangen, on derteekend door de „Zes van Chicago". De po litie trachtte aan dit punt aan te knoopen en het gelukte haar een leider van de onderwereld te Denver, een zekeren Roma, in haar dienst te krijgen, wat overigens niet heel moeilijk was met het oog op de geweldige sommen, die de familie van den bankier beschikbaar had gesteld. Roma beloofde de politie zijn daadwer kelijken steun bij de opheldering van den mis daad. Een uur later werd hij vermoord gevon den: zoo straft men in de onderwereld den verrader! De politie bleef haar onderzoek voortzetten, maar zonder eenig resultaat. En daarna hebben de roovers hun slachtoffer vrij gelaten, nadat de familie 60.000 dollar losgeld had betaald. Het is begrijpelijk, dat het publiek door deze gebeurtenis werd verontrust. Het ziet aan de eene zijde een machtelooze politie, en de andere zijde een organisatie van misdadigers, die ongestraft hun bedrijf kunnen uitoefenen, naar men meer en meer gelooft, doordat zij op de een of andere wijze worden geprotegeerd. Want het geval-Boettcher is niet het eenige gebleven. Bijna dagelijks komen dergelijke wan- De regeering van Tsjecho-Slowakije heeft sinds eenigen tijd een besluit uitgevaardigd, waarbij de filmplakkaten, die in geheel Tsjecho- Slowakije opgehangen worden, alleen in de landstaal gesteld mogen zijn. Ingeval in strijd hiermee gehandeld wordt, zal de vergunning ingetrokken worden. Werkelijk zijn reeds eenige gevallen bekend, waarin de vergunningen der bioscoop ingetrokken werden, omdat de plak katen Duitsche opschriften droegen. to San Francisco stierf onlangs een koop man, Meijerdierls genaamd, die in Morhausen, district Octerholz in Duitschland geboren was. In de lange jaren van zijn verblijf in Amerika heeft hij zijn vaderland echter niet vergeten. Dat blijkt uit een legaat, waarbij zijn geboortedorp met 1000 dollar en de naburige gemeenten Kleinmoor en Heidberg ieder 500 dollar geschonken werd. De gemeenten kunnen het geld goed gebruiken voor de verbetering van hun slechte economische toestanden. daden voor, zonder dat het publiek er van weet. Men heeft een veertienjarig meisje, Caroline Mosante uit Frederecksburg in den staat Vir ginia, na dagenlang zoeken half dood in eeh bosch gevonden. Roovers hadden haar aan 'n boom gebonden. De ouders van het kind wisten te vertellen, dat hun dochter eenigen tijd te voren een verdachten brief had gevonden, waarin de afzender het plan tot ontvoering van een zuigeling ontwikkelde en tegelijkertijd iets mededeelde naar aanleiding van een vroegere ontvoering van een dertienjarig meisje; daar roovers er achter waren gekomen, dat Caroline Mosante van hun geheim wist, hadden zij ook haar ontvoerd. Zooa's gezegd, dergelijke misdaden zijn aan de orde van den dag en men hoort zoo goed als nooit, dat de daders gestraft zijn. Een van de uitzonderingen vormt juist het geval-Boett cher. Gemeld wordt, dat de daders zijn gear resteerd. Maar overigens is het zoo ver gekomen, dat de Amerikaansche bladen een dagelijkschen rubriek „Kidnappers" hebben, die wordt ge redigeerd met dezelfde zakelijke kortheid ais de verkeersongevallen. Als elk jaar opnieuw een bronchitis U komt waarschuwen dat het koude (aar- getij is ingetreden, waarom dan geen Abdijsiroop genomen Menschen met sedert jaren telkens terugkeerende bronc itis vonden daarbij baat. Abdijsiroop is weten schappelijk samengesteld, verwijdert de taaie met ziektekiemen bezoedelde slijm en helpt Uw ademhalingsorganen. Sedert menschen heugenis geprezen bi] pijnlijk en veelvuldig hoesten, Bronchitis, vastzitten de kou. Kinkhoest, Influenza, Asthma. Alom verkrijgbaar. Thans Fl. 1.-, Fl. 1.50, Fl.2.75 Gebruik buitenshuis Abdijsiroop-Bonbons per doos 35 et, per dubbele doos 60 et ABDIJSIROOP-BONBONS (Cestoids Abdijstroop) Kortgeleden stierf een ober-kellner van een hotel in New-York, die een vermogen van bijna ƒ200.000 achterliet. Zijn salaris bedroeg slechts ƒ300 per maand en aan fooien ontving hij ook niet veel. Zelfs wanneer hij al zijn fooien op gespaard had, was zijn vermogen nog niet zoo groot geweest. Het raadsel is slechts hierdoor te verklaren, dat in het hotel veel geldmannen komen, die bij gelegenheid den ober-kellner, die altijd gereed staat, zijn diensten aan te bieden, een goeden tip geven, die hem in staat stelt, zonder moeite zijn spaarcenten te ver veelvoudigen. Hetzelfde was het geval met den hofmeester van een beursmagnaat. Deze hof meester was als loopjongen begonnen op een salaris van 25 per maand. Toen hij stierf, liet hij ƒ200.000 na. Dit vermogen had hij te dan ken aan zijn meester, die hem goeden raad gaf, hoe hij zijn geld het best beleggen kon. Hij stierf op 48-jarigen leeftijd. De grootste fooien heeft, naar verluidt, een Fransche kellner, Francois Dumont genaamd, in de wacht gesleept. In 5 jaar had hil 100.000 bij elkaar, in de stad Denver, in Colorado, de mijnstad. Dumont was echter ook een buitengewoon man. Hij sprak 6 talen en wist zich in de gunst der gasten te dringen. Een oude mijneigenaar, wien hij een bijzonder fijn diner vefeerde, schonk hem daarvoor een aandeel in de mijn, dat op 100 dollar stond. Later verkocht Dumont dit aandeel voor 770 dollar. Een aardige geschiedenis wordt verteld van vier jeugdvrienden, die elkander vele jaren niet gezien hadden en nu per telefoon een rendez vous afspraken. Het bleek, dat de eene van hen portier was in het hotel, waarin zij hun souper namen. De drie andere vrienden waren erg geschrok ken en beraadslaagden, hoe zij hem helpen konden. Toen zij echter met hem over zijn toe stand spraken, bleek, dat hij weliswaar niet meer dan ƒ15.salaris per week trok, maar dat hij ieder jaar duizenden aan fooien kreeg. De anderen keken van nu af zijn post met andere oogen aan. STEUNT5 DOOR UW GIFTEN ONS GIRONUMMER IS 23653 U helpt ons hierdoor jongens zielen redden voor Christus In het Museum voor geschiedenis, weten schap en kunst te Los Angeles, is dezer dagen een tentoonstelling van prae-historische fos sielen geopend, die op de geheele aarde haar weerga niet kent. De verzameling bevat wel 50 maal zooveel materiaal als alle musea ter wereld. Het betreft hier opgravingen, die in aard- kloven op de Ranch La Brea in Zuid-Califor- nië gedaan werden. Ofschoon deze kloven slechts enkele duizend meter in het rond meten, heeft men er tot over de 5000 fossielen in gevonden. Daaronder bevinden zich de overblijfselen van 2000 sabeltanddieren, 2000 groote wolven, 20 mammuths en mastodons (voorwereldlijke oli fanten), 20 leeuwen, 75 paarden, 150 buffels, 60 kameelen, 60 reuzen-luipaards en tallooze klei nere dieren en roofvogels. Hoe geweldig de af metingen dezer dieren waren, kan men zich eenigszins voorstellen, wanneer men zegt, dat de geraamten der mammuths en mastodons meer dan IA maal zoo groot zijn als de tegen woordige jaguars, de leeuwen een derde, de buffels de helft grooter dan tegenwoordig en dat zich verder onder de roofvogels het skelet bevond van een teratornis, een reuzengier met geweldigen snavel en vreeselijke klauwen wiens vleugels de enonne spanwijdte van 3 M. heb ben. Het meest opvallende stuk der collectie is het volledig geraamte van een mammuth, wiens hoektanden ongeveer zoo groot zijn als de heele lengte van het lichaam en die in een grooten, opwaarts gerichten boog eindigen. De doorsnede van zoo'n hoektand bedraagt aan de basis niet "minder dan 20 c.M. Het zonderlinge feit, dat talrijke dieren op zoo'n geringe oppervlakte gevonden werden en de ongewoon goede gaafheid der fossielen is alleen hierdoor te verklaren, dat de dieren on vrijwillige slachtoffers van verdrinken in groote plassen olie geworden zijn en dat de lucht der cadavers van enkele dier verongelukte beesten langzamerhand een groote menigte roofdieren en aasetende vogels aangelokt heeft, die dan denzelfden onvermijdelijken ondergang in de olielaag tegemoet gingen Dit blijkt definitief uit het feit, dat 91 pCt. van alle gevonden skeletten afkomstig zijn van vleescheters en slechts 9 pCt. van planteneters. Ulllllllllllll lllllllllllllt; Ach, wat is het nu poëtisch, Als de avond is gedaald, I Waar de schemer van den zomer I In de verte niet bij haalt! i Heel de lucht zit vol aroma I Van het pas bemeste land, En u hoort het groen ontluiken, Tegen voorjaar niet bestand. Krekels sjirpen, want zij voelen Het ontwaken der natuur. Kikkers ook ontwaken kwakend Door het slapen overstuur. Romeo is wel gestorven, Evenzoo als Julia, Maar hun zoo bezielend voorbeeld 1 Volgt men thans nóg practisch na.' 1 En de avonden der lente Zijn zoo heerlijk van verschiet, Dat de dichters er uit puren Voor hun nieuwste lente-lied. V zegt dichters? en de katten? Zingen die niet overluid, f i Zoo, dat u de open deuren Der veranda ijlings sluit? MARTIN BERDEN 1 (Nadruk verboden) Ëiiiliiiiiiiiillilllllliiililiiiiiiiiiiiliiiiiiiiliiiiiliiiiiiiilliiiiiiiiiillliiuiiiii^ Terwijl nog maar enkele jaren geleden in de Vereenigde Staten het afmaken van bisons ver boden en de laatste nog aanwezig zijnde kud den voor bepaalde reservaten bestemd werden, is men thans, volgens mededeeling der Herald Tribune, in New York wederom gedwongen tot het dooden van een bepaald aantal bisons per jaar, om een ongewenschte, vermeerdering te voorkomen. Twintig jaar geleden waren er in de Vereenigde Staten niet meer dan 1400 buf fels, thans worden in de Vereenigde Staten en Canada ieder jaar alleen reeds 1400 buffels neergeschoten. In Canada werd het aantal bi sons in het afgeloopen jaar op 6300 vastgesteld In Yellowstone Park werden 1016 buffels en koeien en 200 kalveren geteld. Verder bevindt zich een groote kudde in het Zoological Park in Brons te New York. Terwijl dus de vrees voor het uitsterven der buffels verdwijnt, begint men zich ernstig bezorgd te maken over de vermindering van het aantal berggeiten, want alle pogingen om dit soort te behouden, zijn tot dusver vergeefs gebleken. Freddy Vrijdag reed de giraffe tegen een heuvel op, toen hij, over den rand van den heuvel, Robbie en Topsy zag, die bezig waren zich ge reed te maken, om met een klein karretje, dat hij voor hen gemaakt had, naat- beneden te rijden. Freddy trachtte de giraffe uit den weg te krij gen, vóór het karretje op hen in zou rijden, doch in Edwin was geen be weging te krijgen. ,£>p zij," schreeuwde Robbie, „of er gebeuren ongelukken." TaZk Maar op het moment, dat de zee man een hevige botsing verwaehtte, spreidde de giraffe zijn pooten wijd uiteen. Het karretje met Robbie en Topsy er in, schoot als een trein door een tunnel, onder de giraffe door. Freddy Vrijdag zag tot zijn groote vreugde, dat Robbie en Top6y veilig waren en terwijl hij den nek van het dier streelde, sprak hij; „Goed gedaan, Edwin, alweer heb je een ongeluk voorkomen." (Maandagavond vervolg). (Ingezonden Mededeeling) De deelnemers aan de table d'hote verza melden zich langzamerhand in de groote eetzaal van het hötel en begaven zich naar hun plaatsen. De kellners begonnen te bedie nen, heel langzaam, opdat ze voor de nakomers geen nieuwe, warme schotels behoefden te ha len en de oude badgasten, die reeds langen tijd hier vertoefden, keken lederen keer als de deur open ging, belangstellend op, in de hoop een nieuw gezicht te zien verschijnen. Dat is immers, naar men weet, de grootste afleiding op een badplaats. Men verheugt zich op de maaltijden, opdat men dan de nieuw- aangekomenen bekijken en veronderstellingen maken kan: wie ze zijn, wat ze doen, wat ze denken. En onbewust koestert men den wensch, aangename menschen te ontmoeten en daar door aangename relaties aan te knoopen. In dit kleine leven zijn iemands onbekende buren voor hem van groot gewicht. De nieuwsgierigheid waakt; de sympathie is gereed den evenmensch te omvatten, de begeerte naar gezelschap zoekt naar voedsel. We wachtten dus op dien avond als altijd vol hoop en in spanning op de aankomst van nieu we gasten. Er kwamen er twee'twee zonderlinge men schen, klaarblijkelijk vader en dochter. Er ging een sterke bekoring van hen uit, een bekoring, zooals die welke de kinderen van het ongeluk aankleeft. Ik voelde dat zij de slachtoffers wa ren van een wreed lot. De man was heel lang en mager, een beetje gebogen, en z'n haar scheen te grijs voor zijn nog jong gelaat. In z'n hou ding, in z'n heele persoon, lag een strenge ernst. De dochter was vijf en twintig jaar, was klein, eveneens zeer mager en bleek en zag er uit geput en moe uit. Daarbij was zij van een doorzichtige schoonheid en at buitengewoon langzaam, alsof het haar onmogelijk was de armen te bewegen. Ze zaten aan de andere zijde van de tafel, recht tegenover mij, en ik zag dadelijk dat de vader een vreemdsoortige zenuwkwaal had. lederen keer als hij een voorwerp grijpen wilde, beschreef zijn hand snel een hoekige lijn, een soort snelle zig-zag, eer zij het gewenschte voorwerp kon beetpakken. Na enkele oogenblik- ken vermoeide mij dien aanblik zoo, dat ik mij afwendde, om die bewegingen niet meer te moeten zien. Het viel me ook op, dat het jonge meisje bij het eten den handschoen van haar linkerhand niet uitdeed. Na het diner deed ik een wandeling door het park van het Kurhaus. Het was erg warm dien avond. Ik liep in de schaduwrijke lanen op en neer en hoorde van uit de verte de muziek van het Casino, die mij haar eerste klanken toezond. Toen kwamen me, langzaam loopend, vader en dochter tegemoet. Ik groette hen, zooals men op badplaatsen de menschen, met wie men in een hotel woont, groet. De man hield stil en vroeg mij; „Pardon, mijnheer, kunt u ons misschien ook een liefst korte en aardige wandeling aanwijzen?" Ik sloeg hen voor hen naar een dal te bren gen, waardoor een riviertje stroomt, in een nauwe schilderachtige bedding, tusschen twee rotsachtige, met struikgewas bezaaide oevers. Ze gingen op mijn voorstel in en wij gingen op weg. Het gesprek liep over de genezende kracht der baden en bronnen. „Ach," zei de man na een poos, „m'n dochter lijdt aan een vreemde ziekte, welker zetel men nog niet ontdekt heeft en die zich uit in ze nuwaanvallen. Eerst dachten de dokters aan een hartziekte, dan weer hielden ze het kind voor leverziek, dan weer dacht men dat het rugge- merg was aangetast. Op dit oogenblik zijn ze van meening, dat ze een maagkwaal heeft en zonden ons hierheen. Ik geloof echter, dat de zenuwen de schuld van alles zijn." Ik dacht aan z'n eigenaardige zig-zag-bewe- gingen aan tafel en vroeg: „Heeft zij die kwaal misschien geërfd? Heeft u ook niet een beetje last van zenuwen?" Kalm antwoordde hij: „Ik? Neen.... ik heb altijd rustige zenuwen gehad." Plotseling, na een korte pauze ging hij voort: „O, u dacht zeker aan dat schokken van mijn hand, als lk iets grijpen wil! Dat heb lk van een vreeselijke opwinding overgehouden. Denk u maar eens: mijn kind is levend begraven ge weest." Ik slaakte een kreet van verbazing en schrik. De vader van het levend begraven meisje ging voort: „Het is een heel eenvoudige geschiedenis. Julia leed sinds eenigen tijd aan een ernstige hartaandoening. Wij dachten, dat dit orgaan zwaar ziek was en hielden ons op het ergste voorbereid. Men bracht haar op een Kwaden dag koud, levenloos in mijn huis. Zij was in den tuin tegen den grond gevallen. De dokter constateerde den dood. Ik waakte een dag en twee nachten bij haar; toen legde ik haar zelf in de kist en liet haar naar het kerkhof bren gen, waar ze in ons familiegraf zou bijgezet worden. Ik wilde dat ze met al haar sieraden: armbanden, colliers, ringen, met al de geschen ken die ze van mij gekregen had, zou begra ven worden. U begrijpt in wat voor toestand ik thuis kwam. Ik had op de heele wereld alleen haar; m'n vrouw was al jaren lang dood. Half waanzinnig van smart en uitgeput, sloot ik me In mijn kamer op, waar ik in een stoel neerzonk, niet in staat te denken of iets te doen. M'p oude bediende Prosfer, die me geholpen had Julia In de kist te leggen en voor haar laatsten slaap te tooien, kwam geruischloos naar binnen en vroeg: „Wil mijnheer niet iets ge bruiken?" Zonder iets te zeggen, wenkte ik van neen. Aarze- j LgVCVld lend ging hij voort: „Maar dat bcgVUVCTl I is niet goed; u f, „„„„„„„„„„„„„„„„„„„f zult ziek worden. Zal ik nu naar bed brengen?" „Neen," zei ik, „laat me met rust." En hü ging weg. Hoeveel uren verhepen weet ik niet. O, wat een nacht! Het was koud; het vuur in den haard was uitgegaan en de wind, een ijzige wind, die over de bevroren vlakte gierde, rukte en rammelde aan de vensters. Ik zat slapeloos, vernietigd, in myn stoel, met wijd geopende oogen, met van vertwijfeling ver stompte hersens. Daar klonk plotseling de groote bel aan de voordeur. De ernstige, zware klank echo-de door het slot als door een leeg gewelf. Ik keerde mij om en keek op de groote, staande klok. Het was twee uur in 't holle van den nacht. Wie kon er op dezen tijd komen? En wild luidde de bel nog twee maal. De bedienden durfden zeker niet op te staan. Ik nam een kaars en ging naar beneden. Ik wilde vragen: Wie is daar?, maar de vraag bestierf op mijn lippen en ik ontsloot langzaam de zware sloten. Mijn hart klopte. Haastig rukte ik de deur open en zag in de duisternis een witte gestalte voor mij staan. Ik week achteruit en stotterde: „Wiewie is dat?" Een stem antwoordde: „Ik vader!" „Mijn dochter!" Ik dacht, dat ik krankzinnig was en strom pelde voor de witte gestalte die binnenkwam, achteruit. Daarbü maakte ik de beweging met mijn hand, die u bü mü hebt opgemerkt; de beweging, die ik nu niet meer kan laten. De gestalte stamelde: „Wees niet bang, vader; ik was niet dood! Men heeft mij m'n ringen willen ontstelen en mij een vinger af gesneden; het bloeden en de pijn heeft me doen ontwaken." Ik zag, dat ze met bloed bedekt was. Toen ik m'n gedachten wat bij elkaar had gekregen, tè ontdaan, om het vreeselijke geluk, dat mü te beurt was gevallen, In z'n geheel te begrüpen, bracht ik haar naar mün kamer en zette haar in mün leuningstoel; daarna belde ik lang en heftig om mün bediende Prosper, op dat hij vuur zou aanmaken, de zieke wat voed sel en drank brengen en geneeskundige hulp laten halen. De man trad binnen, zag m'n dochter, deed in een kramp van ontzetting en afgrijzen z'n mond open, wankelde en viel dood ter aarde. Hü was het, die den grafkelder geopend had om het lük van mün kind van z'n kostbaar heden te berooven en haar daarbü een vinger afgesneden had. Daarna had hü zich snel ver- wyderd, omdat hü toch de sporen van z'n mis daad niet kon uitwisschen. Hij had de kist niet eens meer op haar plaats gezet, omdat hü wist, hoezeer ik hem vertrouwde en hü tegen iedere verdenking veilig was. U ziet. mynheer, dat wij zeer ongelukkige menschen zijn." Hy zweeg. De avond was gedaald en hulde het eenzame dal In duisternis. En een geheim zinnige vrees greep my aan, dat ik my alleen by die zonderlinge menschen bevond, bü dit aan het graf ontstegen meisje by dezen man met de huiveringwekkende zig-zag beweging. „Het wordt koel," zei ik; „zullen we terug gaan?" En we begaven ons op weg naar 't hotel. 1 a> ln de verkeerde richting. Een levensverzekering ls een levensbehoefte. Sluit haar by de Bijkantoor: J. J. A. DUIJNSTEE, Juliana v. Stolberglaan 42, Den Haag. 117 F -> op dit blad zijn ingevolge de veraekeringsvoorwaarden tegen Oflfhfl bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f 7C/1 bij een ongeval met f OCfï bij verlies van een hand f 1 OC Dij verlies van een f Cfl by een breuk van Afï by verlies van 'n AllC QOOTITIC S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeerlngen OUUU»" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen f «/!/.-doodeiyken afloop I ZtxJU» een voet of een oog I Jtu/." duim of wysvinger t)l/."been of arm f Tri/." anderen vinger aiinnmmnniiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiuiiuiiiiiiiiuiiiiiiiiiuiiuiuiiiuiiiuic 54 ZÜ vergingen van honger en vooral van dorst. Patrick, bevangen door benauwdheid wegens het gebrek aan frissche lucht, kreeg het eerst van allen een flauwte. Hy viel neer op den koffer en bleef er bewegingloos op liggen. De kapitein deed wat hy vermocht om hem tot bewustzün terug te brengen. Maar hü zelf gevoelde zich zeer onwel. ZUn ooren suisden; zün oogen, pynlyk gefolterd door het schünsel der fosforiséerende stoffen, zagen allerlei ake lige visioenen, en somtüds scheen het alsof zün hart stilstond en het gewicht van heel den „Toren der Stilte" hem dreigde te ver pletteren. Een dof geluid en een heesche kreet deden hem 'n oogenblik naar zün metgezellen terug- keeren en Patrick in den steek laten. Ook Marius had het door de benauwdheid te kwaad gekregen en was in elkaar gezakt. „He hel" riep Johnny, wat is dat? Zoo'n ouwe rot als jü óók al?" Maar tevergeefs trachte hy zün met den verstikkingsdood worstelenden kameraad te hel pen. En daarenboven gevoelde hü hoe plotse ling hem-zelf de adem begaf, zoodat hy nog slechts met moeite kon murmelen: „Ik vrees, kapitein.... datRama.... te laat komt.." Maar neen, Rama kwam niet te laat. Op hetzelfde oogenbük, waarop de eerste-matroos bewusteloos neerviel op het lichaam van den stuurman, stortte een heel stuk muur in el kaar! Een regen van steenen en gruis kwam met groot gedruisch de onderaardsche gang binnengevallen; maar tegelijk daarmede drongen golven van lucht en licht binnen. Door de gapende opening gleed, heel zacht en voorzichtig, een beweeglyk iets naar bin nen, dat een zuchten uitstiet als dat van een stoomketelpijp. Eri onmiddellijk daarop volgde het bekende trombone geluid: „Hoeinck!" Dat was de goeie Rama, die, na vijf of zes kubieke meter metselwerk losgewoeld en tot gruis vermorzeld te hebben, zyn slurf door de opening stak en daarbü zün gewonen triomf kreet deed hooren. Tegelijkertüd weerklonk luid hondengeblaf en door de opening riep een menschelüke stem: „Meester!Gü zyt gered.... „Ik ben het, Berar! - „Krishna, de poendit heeft mij bevryd, en ik heb Bob meegenomen om u te vinden.... Bob heeft Rama gevolgd en hier zyn we nu!...." DE „GEKKE MOLLAH" EN DE DUM- DUM-KOGELS De Afridis en hun bondgenooten hadden him aanvals- en vooral hun verdedigingsmid delen rondom het kamp van Chakdara voor- treffelyk georganiseerd. Zy meenden dan ook de Engelschen volko men in hun macht te hebben en hen te kun nen uithongeren. Zij waren daarenboven in aantal tienmaal sterker dan hun vijanden. En toch, ondanks de wonderen van dapper heid, verricht door deze stoere bergbewoners en vechtersbazen, en niettegenstaande hun moderne wapenen, waren zy volkomen versla gen geworden! In het eerste oogenblik begrepen zy niets van deze nederlaag, misschien nog pynlyker voor hun gevoel van eigenwaarde dan gevaar- hjk voor het eindresultaat van hun veldtocht. ZÜ trokken zich eenvoudig eenige mijlen dieper terug in hun bergen om daar een nieu wen aanval voor te bereiden. Maar er was een stoffelijke oorzaak in het spel, die hun een gedeelte van hun zelfver trouwen ontnam en hen terugriep tot het be trachten der uiterste voorzichtigheid, die zij langzamerhand hadden laten varen. Deze oorzaak was de volgende: pe charge met de bajonet, uitgevoerd door het Schotsche regiment, was onweerstaanbaar geweest. Maar zü zou zeker niet ten einde toe door gevoerd kunnen zün geworden, indien het vu ren niet honderdmaal moorddadiger geweest was dan volgens gewoonte. De salvo's hadden een verschrikkelijke uit werking gehad en geheele gelederen neerge schoten, waarvan geen enkele man meer was opgestaan. Iedere getroffene was een man des doods of ten minste een buiten gevecht gestelde, want lichte wonden, die het aan vastberaden stry- ders mogelyk maken te blijven doorvechten, werden niet meer toegebracht. Voor de eerste maal had men gebruik ge maakt van een nieuw projectiel, dat eigen schappen bleek te bezitten, die inderdaad af- schuwelyk waren. De Engelsche troepen, bewapend met het voortreffelyke Lee-Metford-geweer als men ten minste van een instrument, dat bestemd is om iemand te dooden beweren kan, dat het „voortreffelijk" is losten patronen, volgens het reglement bestaande uit kogels ln nikkelen omhulsel. Deze kogels zijn echter wonderbare uitvindsels van moorddadig vernuft. Bij de oude kogels verhinderde het nikkelen omhulsel de uitstorting van het lood in de wonde; in het nieuwere systeem werd dit omhulsel bü de punt van den kogel weggelaten, zoodat, vol gens de Engelsche u.tdrukking, het lood alleen zichtbaar blijft „bü den neus" van het pro jectiel. Vandaar de naam kogels met „zachte neuzen", ook wel, naar het reeds genoemde plaatsje, waar zy gefabriceerd werden, Dum- Dum-kogels geheeten. Deze moord-projectie- len vernietigen het weefsel, de aderen, de ze nuwen, de spieren en de beenderen. Herstel van breuken wordt er even onmogelyk door gemaakt als het leggen van verbanden. Iemand die door zulk een kogel getroffen wordt, is in de meeste gevallen ten doode opgeschreven. Men oordeele er nu zelf maar over of een zoodanige verwonding al-of-niet in staat is het fanatisme en den haat der vyanden in dit geval: de Britsch-Indische inboorlingen te doen aangroeien tot het ongeloofelüke! Ten einde aan het door een waar leger van Muzelmannen omsingelde kamp van Chakdara lucht te verschaffen, had de opperbevelheb ber niet geaarzeld zyn manschappen van deze kogels gebruik te laten maken. Met de ver wachte resultaten! De oude Mokrani, bijge naamd de „gekke Mollah", wiens fanatieke toespraken de inlanders electriseerden, ver keerde in een toestand van onbeschrijfelijke woede. Hij had aan zijn volgelingen de over winning beloofd en de vernietiging der Engel schen voorspeld, en zie die verfoeilijke, on- menschelyk-moorddadige kogels maakten al zijn voorspellingen te schande. Wat was er voor hem gemakkelyker dan den Schotschen majoor en diens luitenant te gebruiken als zondebokken en op hen heel de verantwoor- delykheid voor de geleden nederlagen en on dervonden tegenslagen te doen neerkomen! De toestand der beide officieren was dus vrij wel hopeloos en zy verwachtten voor zich zelf het ergste. Zü droegen hun lof? moedig, doch zouden één ding gewenscht hebben: hun ge liefde dooden te kunnen beweenen in stilte des noods in de stilte van het cachot. De „gekke Mollah" kwam hen voortdurend bedreigen en tergen. Bekleed met vuile lompen, beenen en armen ontbloot, mager van gezicht, met oogen die brandden van haat, en met een verwilderden baard, verscheen hü telkens weer bü de gevangen Schotsche officieren, hun zyn gebalde vuist onder den neus duwende, hen overladende met scheldwoorden en telkens probeerende zyn zwarte, gekromde nagels als de klauwen van een roofvogel in hun gezicht te slaan. En altijd hoorden zü, te midden van zyn ra zend gehuil, het woord: Dum-Dum. Ondanks zyn voor 'n jongen man zeldzame kalmte, gevoelde luitenant Taylor dat zün woede hem overmeesterde. Eensklaps zag de majoor hoe Taylor zün twee gebalde vuisten over de borst kruiste. En onmiddelyk daarop schoot de eene vooruit als door stoom gedreven stalen stang en trof den snoever met verpletterend geweld. Men hoorde een drooggekraak van gebroken beenderen en de oude volksmenner zakte, met verbrijzelde benedenkaak, ineen als een levenlooze massa. „Is dat ook Dum-Dum?" vroeg de luitenant op yskouden toon, na een slag te hebben toe gebracht, die een bokskampioen der Vereenig de Staten niet onwaardig ware geweest. De betoovering was gebroken. Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 15