Amerikaansche onderwereld
"^•Abdijsiroop
wtfuuU van den dag
AV
RIE'
E.R.K.
Bestrijdt toch
die Bronchitis!
BEZUINIG NIET
I GROOTE I
POLITIE MACHTELOOS
LENTE-AVOND
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
1
De voet spreekt: Geef mij maar
ROBINSONschoenen
HET I
ZATERDAG 11 MAART.
Met cdle middelen strijden de
autoriteiten tegen, de gang
sters; het einde der mis
daden nog niet
in zicht
Tal van ontvoeringen
Politiek en film
Voor zijn vaderland
„Voor de Borst"
Rijke kellners
Hoe wordt men rijk?
DE KRUISVAARDERS
VAN ST. JAN
F ossielen-vondsten
Belangwekkende ontdekkingen
in Zuid-Californië
Te veel buffels In
Amerika?
SOPLAI
'CIGARILLOS j
LEVENSVERZEKERING MIJ.
te Nijmegen Nassausingel 3
Kapitaalsverzekering
V olksver zekering
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
FEUILLETON
Hoewel de Amerikaansche autoriteiten, ge
steund door pers en publiek, met alle
energie den strijd tegen de gangsters zijn
begonnen, is het einde der misdaden nog niet
In zicht. Men zal zich nog heriinneren, dat
eenigen tijd geleden Amerika's nationale held.
kolonel Lindbergh, bedreigd werd met het ver
lies van zijn tweede kind, nadat het eerste het
slachtoffer was geworden van een afschuwe-
Hjken misdaad. Het schijnt, dat de omgeving
van Lindbergh op de Amerikaansche onder
wereld een magnetischen invloed uitoefent.
Daarvan getuigt ook de ontvoering van zijn
vriend, Charles Boettcher, die door de „kidnap
pers" grondig was voorbereid. Deze ontvoering
van den jongen millionnair uit Denver in den
staat Colorado was een meesterstuk van onver
saagdheid en cynisme. Boettcher was in den
middag van den fatalen datum per vliegtuig
van een reis teruggekeerd; de bandieten wa
ren nauwkeurig op de hoogte. Toen Boettcher
te middernacht met zijn vrouw van een visite
huiswaarts keerde, werd hü door twee gemas
kerde mannen overvallen. Terwijl deze den
bankier de revolvers op de borst gericht hiel
den, dwongen zij hem in hun auto te stappen,
waarop zij in razende vaart wegreden. De
jonge, van schrik verlamde vrouw hadden zij
een brief in de hand gedrukt, waarin werd
medegedeeld, dat zij 60.000 dollar losgeld ver
langden en dat zij waarschuwden voor aangifte
bij de politie. Niettemin bracht mrs. Boettcher
de autoriteiten op de hoogte; zij ontving de
meest geruststellende verzekeringen. Binnen 24
uur zou haar man weer voor haar staan. Men
was juist een bende op het spoor en hoopte nu
langs dezen weg ook dit laatste misdrijf te
kunnen ophelderen. Maar acht dagen verliepen
zonder dat men ook maar iets verder was ge
komen. De vader en de grootvader van den
ontvoerde, twee industrieele magnaten uit
Noord-West-Amerika, verklaarden zich bereid
hun geheele vermogen op te offeren voor de
redding van hun zoon en kleinzoon.
Eenige maanden voor het misdrijf had Boett
cher, die in het economische leven ook een
groote rol speelt, dreigbrieven ontvangen, on
derteekend door de „Zes van Chicago". De po
litie trachtte aan dit punt aan te knoopen en
het gelukte haar een leider van de onderwereld
te Denver, een zekeren Roma, in haar dienst
te krijgen, wat overigens niet heel moeilijk
was met het oog op de geweldige sommen, die
de familie van den bankier beschikbaar had
gesteld. Roma beloofde de politie zijn daadwer
kelijken steun bij de opheldering van den mis
daad. Een uur later werd hij vermoord gevon
den: zoo straft men in de onderwereld den
verrader! De politie bleef haar onderzoek
voortzetten, maar zonder eenig resultaat. En
daarna hebben de roovers hun slachtoffer vrij
gelaten, nadat de familie 60.000 dollar losgeld
had betaald.
Het is begrijpelijk, dat het publiek door deze
gebeurtenis werd verontrust. Het ziet aan de
eene zijde een machtelooze politie, en de
andere zijde een organisatie van misdadigers,
die ongestraft hun bedrijf kunnen uitoefenen,
naar men meer en meer gelooft, doordat zij
op de een of andere wijze worden geprotegeerd.
Want het geval-Boettcher is niet het eenige
gebleven. Bijna dagelijks komen dergelijke wan-
De regeering van Tsjecho-Slowakije heeft
sinds eenigen tijd een besluit uitgevaardigd,
waarbij de filmplakkaten, die in geheel Tsjecho-
Slowakije opgehangen worden, alleen in de
landstaal gesteld mogen zijn. Ingeval in strijd
hiermee gehandeld wordt, zal de vergunning
ingetrokken worden. Werkelijk zijn reeds eenige
gevallen bekend, waarin de vergunningen der
bioscoop ingetrokken werden, omdat de plak
katen Duitsche opschriften droegen.
to San Francisco stierf onlangs een koop
man, Meijerdierls genaamd, die in Morhausen,
district Octerholz in Duitschland geboren
was. In de lange jaren van zijn verblijf in
Amerika heeft hij zijn vaderland echter niet
vergeten. Dat blijkt uit een legaat, waarbij zijn
geboortedorp met 1000 dollar en de naburige
gemeenten Kleinmoor en Heidberg ieder 500
dollar geschonken werd. De gemeenten kunnen
het geld goed gebruiken voor de verbetering
van hun slechte economische toestanden.
daden voor, zonder dat het publiek er van
weet.
Men heeft een veertienjarig meisje, Caroline
Mosante uit Frederecksburg in den staat Vir
ginia, na dagenlang zoeken half dood in eeh
bosch gevonden. Roovers hadden haar aan 'n
boom gebonden. De ouders van het kind wisten
te vertellen, dat hun dochter eenigen tijd te
voren een verdachten brief had gevonden,
waarin de afzender het plan tot ontvoering van
een zuigeling ontwikkelde en tegelijkertijd iets
mededeelde naar aanleiding van een vroegere
ontvoering van een dertienjarig meisje; daar
roovers er achter waren gekomen, dat Caroline
Mosante van hun geheim wist, hadden zij ook
haar ontvoerd.
Zooa's gezegd, dergelijke misdaden zijn aan
de orde van den dag en men hoort zoo goed
als nooit, dat de daders gestraft zijn. Een van
de uitzonderingen vormt juist het geval-Boett
cher. Gemeld wordt, dat de daders zijn gear
resteerd.
Maar overigens is het zoo ver gekomen, dat
de Amerikaansche bladen een dagelijkschen
rubriek „Kidnappers" hebben, die wordt ge
redigeerd met dezelfde zakelijke kortheid ais
de verkeersongevallen.
Als elk jaar opnieuw een bronchitis U
komt waarschuwen dat het koude (aar-
getij is ingetreden, waarom dan geen
Abdijsiroop genomen Menschen met sedert
jaren telkens terugkeerende bronc itis
vonden daarbij baat. Abdijsiroop is weten
schappelijk samengesteld, verwijdert de
taaie met ziektekiemen bezoedelde slijm
en helpt Uw ademhalingsorganen. Sedert
menschen heugenis geprezen bi] pijnlijk en
veelvuldig hoesten, Bronchitis, vastzitten
de kou. Kinkhoest, Influenza, Asthma.
Alom verkrijgbaar. Thans Fl. 1.-, Fl. 1.50, Fl.2.75
Gebruik buitenshuis Abdijsiroop-Bonbons
per doos 35 et, per dubbele doos 60 et
ABDIJSIROOP-BONBONS (Cestoids Abdijstroop)
Kortgeleden stierf een ober-kellner van een
hotel in New-York, die een vermogen van bijna
ƒ200.000 achterliet. Zijn salaris bedroeg slechts
ƒ300 per maand en aan fooien ontving hij ook
niet veel. Zelfs wanneer hij al zijn fooien op
gespaard had, was zijn vermogen nog niet zoo
groot geweest. Het raadsel is slechts hierdoor
te verklaren, dat in het hotel veel geldmannen
komen, die bij gelegenheid den ober-kellner,
die altijd gereed staat, zijn diensten aan te
bieden, een goeden tip geven, die hem in staat
stelt, zonder moeite zijn spaarcenten te ver
veelvoudigen. Hetzelfde was het geval met den
hofmeester van een beursmagnaat. Deze hof
meester was als loopjongen begonnen op een
salaris van 25 per maand. Toen hij stierf, liet
hij ƒ200.000 na. Dit vermogen had hij te dan
ken aan zijn meester, die hem goeden raad
gaf, hoe hij zijn geld het best beleggen kon.
Hij stierf op 48-jarigen leeftijd.
De grootste fooien heeft, naar verluidt, een
Fransche kellner, Francois Dumont genaamd,
in de wacht gesleept. In 5 jaar had hil 100.000
bij elkaar, in de stad Denver, in Colorado, de
mijnstad.
Dumont was echter ook een buitengewoon
man. Hij sprak 6 talen en wist zich in de gunst
der gasten te dringen. Een oude mijneigenaar,
wien hij een bijzonder fijn diner vefeerde,
schonk hem daarvoor een aandeel in de mijn,
dat op 100 dollar stond. Later verkocht Dumont
dit aandeel voor 770 dollar.
Een aardige geschiedenis wordt verteld van
vier jeugdvrienden, die elkander vele jaren niet
gezien hadden en nu per telefoon een rendez
vous afspraken.
Het bleek, dat de eene van hen portier was
in het hotel, waarin zij hun souper namen.
De drie andere vrienden waren erg geschrok
ken en beraadslaagden, hoe zij hem helpen
konden. Toen zij echter met hem over zijn toe
stand spraken, bleek, dat hij weliswaar niet
meer dan ƒ15.salaris per week trok, maar
dat hij ieder jaar duizenden aan fooien kreeg.
De anderen keken van nu af zijn post met
andere oogen aan.
STEUNT5
DOOR UW GIFTEN
ONS GIRONUMMER IS 23653
U helpt ons hierdoor jongens
zielen redden voor Christus
In het Museum voor geschiedenis, weten
schap en kunst te Los Angeles, is dezer dagen
een tentoonstelling van prae-historische fos
sielen geopend, die op de geheele aarde haar
weerga niet kent. De verzameling bevat wel 50
maal zooveel materiaal als alle musea ter
wereld.
Het betreft hier opgravingen, die in aard-
kloven op de Ranch La Brea in Zuid-Califor-
nië gedaan werden. Ofschoon deze kloven slechts
enkele duizend meter in het rond meten, heeft
men er tot over de 5000 fossielen in gevonden.
Daaronder bevinden zich de overblijfselen van
2000 sabeltanddieren, 2000 groote wolven, 20
mammuths en mastodons (voorwereldlijke oli
fanten), 20 leeuwen, 75 paarden, 150 buffels, 60
kameelen, 60 reuzen-luipaards en tallooze klei
nere dieren en roofvogels. Hoe geweldig de af
metingen dezer dieren waren, kan men zich
eenigszins voorstellen, wanneer men zegt, dat
de geraamten der mammuths en mastodons
meer dan IA maal zoo groot zijn als de tegen
woordige jaguars, de leeuwen een derde, de
buffels de helft grooter dan tegenwoordig en
dat zich verder onder de roofvogels het skelet
bevond van een teratornis, een reuzengier met
geweldigen snavel en vreeselijke klauwen wiens
vleugels de enonne spanwijdte van 3 M. heb
ben. Het meest opvallende stuk der collectie
is het volledig geraamte van een mammuth,
wiens hoektanden ongeveer zoo groot zijn als
de heele lengte van het lichaam en die in een
grooten, opwaarts gerichten boog eindigen. De
doorsnede van zoo'n hoektand bedraagt aan de
basis niet "minder dan 20 c.M.
Het zonderlinge feit, dat talrijke dieren op
zoo'n geringe oppervlakte gevonden werden en
de ongewoon goede gaafheid der fossielen is
alleen hierdoor te verklaren, dat de dieren on
vrijwillige slachtoffers van verdrinken in groote
plassen olie geworden zijn en dat de lucht der
cadavers van enkele dier verongelukte beesten
langzamerhand een groote menigte roofdieren
en aasetende vogels aangelokt heeft, die dan
denzelfden onvermijdelijken ondergang in de
olielaag tegemoet gingen
Dit blijkt definitief uit het feit, dat 91 pCt.
van alle gevonden skeletten afkomstig zijn van
vleescheters en slechts 9 pCt. van planteneters.
Ulllllllllllll
lllllllllllllt;
Ach, wat is het nu poëtisch,
Als de avond is gedaald,
I Waar de schemer van den zomer
I In de verte niet bij haalt!
i Heel de lucht zit vol aroma
I Van het pas bemeste land,
En u hoort het groen ontluiken,
Tegen voorjaar niet bestand.
Krekels sjirpen, want zij voelen
Het ontwaken der natuur.
Kikkers ook ontwaken kwakend
Door het slapen overstuur.
Romeo is wel gestorven,
Evenzoo als Julia,
Maar hun zoo bezielend voorbeeld
1 Volgt men thans nóg practisch na.'
1 En de avonden der lente
Zijn zoo heerlijk van verschiet,
Dat de dichters er uit puren
Voor hun nieuwste lente-lied.
V zegt dichters? en de katten?
Zingen die niet overluid, f
i Zoo, dat u de open deuren
Der veranda ijlings sluit?
MARTIN BERDEN 1
(Nadruk verboden)
Ëiiiliiiiiiiiillilllllliiililiiiiiiiiiiiliiiiiiiiliiiiiliiiiiiiilliiiiiiiiiillliiuiiiii^
Terwijl nog maar enkele jaren geleden in de
Vereenigde Staten het afmaken van bisons ver
boden en de laatste nog aanwezig zijnde kud
den voor bepaalde reservaten bestemd werden,
is men thans, volgens mededeeling der Herald
Tribune, in New York wederom gedwongen tot
het dooden van een bepaald aantal bisons per
jaar, om een ongewenschte, vermeerdering te
voorkomen. Twintig jaar geleden waren er in
de Vereenigde Staten niet meer dan 1400 buf
fels, thans worden in de Vereenigde Staten en
Canada ieder jaar alleen reeds 1400 buffels
neergeschoten. In Canada werd het aantal bi
sons in het afgeloopen jaar op 6300 vastgesteld
In Yellowstone Park werden 1016 buffels en
koeien en 200 kalveren geteld.
Verder bevindt zich een groote kudde in het
Zoological Park in Brons te New York. Terwijl
dus de vrees voor het uitsterven der buffels
verdwijnt, begint men zich ernstig bezorgd te
maken over de vermindering van het aantal
berggeiten, want alle pogingen om dit soort te
behouden, zijn tot dusver vergeefs gebleken.
Freddy Vrijdag reed de giraffe
tegen een heuvel op, toen hij, over
den rand van den heuvel, Robbie en
Topsy zag, die bezig waren zich ge
reed te maken, om met een klein
karretje, dat hij voor hen gemaakt
had, naat- beneden te rijden. Freddy
trachtte de giraffe uit den weg te krij
gen, vóór het karretje op hen in zou
rijden, doch in Edwin was geen be
weging te krijgen.
,£>p zij," schreeuwde Robbie, „of
er gebeuren ongelukken."
TaZk
Maar op het moment, dat de zee
man een hevige botsing verwaehtte,
spreidde de giraffe zijn pooten wijd
uiteen. Het karretje met Robbie en
Topsy er in, schoot als een trein door
een tunnel, onder de giraffe door.
Freddy Vrijdag zag tot zijn groote
vreugde, dat Robbie en Top6y veilig
waren en terwijl hij den nek van het
dier streelde, sprak hij;
„Goed gedaan, Edwin, alweer heb je
een ongeluk voorkomen."
(Maandagavond vervolg).
(Ingezonden Mededeeling)
De deelnemers aan de table d'hote verza
melden zich langzamerhand in de groote
eetzaal van het hötel en begaven zich naar
hun plaatsen. De kellners begonnen te bedie
nen, heel langzaam, opdat ze voor de nakomers
geen nieuwe, warme schotels behoefden te ha
len en de oude badgasten, die reeds langen tijd
hier vertoefden, keken lederen keer als de deur
open ging, belangstellend op, in de hoop een
nieuw gezicht te zien verschijnen.
Dat is immers, naar men weet, de grootste
afleiding op een badplaats. Men verheugt zich
op de maaltijden, opdat men dan de nieuw-
aangekomenen bekijken en veronderstellingen
maken kan: wie ze zijn, wat ze doen, wat ze
denken. En onbewust koestert men den wensch,
aangename menschen te ontmoeten en daar
door aangename relaties aan te knoopen. In dit
kleine leven zijn iemands onbekende buren voor
hem van groot gewicht. De nieuwsgierigheid
waakt; de sympathie is gereed den evenmensch
te omvatten, de begeerte naar gezelschap zoekt
naar voedsel.
We wachtten dus op dien avond als altijd vol
hoop en in spanning op de aankomst van nieu
we gasten.
Er kwamen er twee'twee zonderlinge men
schen, klaarblijkelijk vader en dochter. Er ging
een sterke bekoring van hen uit, een bekoring,
zooals die welke de kinderen van het ongeluk
aankleeft. Ik voelde dat zij de slachtoffers wa
ren van een wreed lot. De man was heel lang
en mager, een beetje gebogen, en z'n haar scheen
te grijs voor zijn nog jong gelaat. In z'n hou
ding, in z'n heele persoon, lag een strenge ernst.
De dochter was vijf en twintig jaar, was klein,
eveneens zeer mager en bleek en zag er uit
geput en moe uit. Daarbij was zij van een
doorzichtige schoonheid en at buitengewoon
langzaam, alsof het haar onmogelijk was de
armen te bewegen.
Ze zaten aan de andere zijde van de tafel,
recht tegenover mij, en ik zag dadelijk dat
de vader een vreemdsoortige zenuwkwaal had.
lederen keer als hij een voorwerp grijpen
wilde, beschreef zijn hand snel een hoekige lijn,
een soort snelle zig-zag, eer zij het gewenschte
voorwerp kon beetpakken. Na enkele oogenblik-
ken vermoeide mij dien aanblik zoo, dat ik mij
afwendde, om die bewegingen niet meer te
moeten zien.
Het viel me ook op, dat het jonge meisje bij
het eten den handschoen van haar linkerhand
niet uitdeed.
Na het diner deed ik een wandeling door het
park van het Kurhaus.
Het was erg warm dien avond. Ik liep in de
schaduwrijke lanen op en neer en hoorde van
uit de verte de muziek van het Casino, die mij
haar eerste klanken toezond. Toen kwamen me,
langzaam loopend, vader en dochter tegemoet.
Ik groette hen, zooals men op badplaatsen de
menschen, met wie men in een hotel woont,
groet.
De man hield stil en vroeg mij; „Pardon,
mijnheer, kunt u ons misschien ook een liefst
korte en aardige wandeling aanwijzen?"
Ik sloeg hen voor hen naar een dal te bren
gen, waardoor een riviertje stroomt, in een
nauwe schilderachtige bedding, tusschen twee
rotsachtige, met struikgewas bezaaide oevers.
Ze gingen op mijn voorstel in en wij gingen
op weg. Het gesprek liep over de genezende
kracht der baden en bronnen.
„Ach," zei de man na een poos, „m'n dochter
lijdt aan een vreemde ziekte, welker zetel men
nog niet ontdekt heeft en die zich uit in ze
nuwaanvallen. Eerst dachten de dokters aan een
hartziekte, dan weer hielden ze het kind voor
leverziek, dan weer dacht men dat het rugge-
merg was aangetast. Op dit oogenblik zijn ze
van meening, dat ze een maagkwaal heeft en
zonden ons hierheen. Ik geloof echter, dat de
zenuwen de schuld van alles zijn."
Ik dacht aan z'n eigenaardige zig-zag-bewe-
gingen aan tafel en vroeg: „Heeft zij die kwaal
misschien geërfd? Heeft u ook niet een beetje
last van zenuwen?"
Kalm antwoordde hij: „Ik? Neen.... ik heb
altijd rustige zenuwen gehad."
Plotseling, na een korte pauze ging hij voort:
„O, u dacht zeker aan dat schokken van mijn
hand, als lk iets grijpen wil! Dat heb lk van
een vreeselijke opwinding overgehouden. Denk
u maar eens: mijn kind is levend begraven ge
weest."
Ik slaakte een kreet van verbazing en schrik.
De vader van het levend begraven meisje
ging voort:
„Het is een heel eenvoudige geschiedenis.
Julia leed sinds eenigen tijd aan een ernstige
hartaandoening. Wij dachten, dat dit orgaan
zwaar ziek was en hielden ons op het ergste
voorbereid. Men bracht haar op een Kwaden
dag koud, levenloos in mijn huis. Zij was in
den tuin tegen den grond gevallen. De dokter
constateerde den dood. Ik waakte een dag en
twee nachten bij haar; toen legde ik haar zelf
in de kist en liet haar naar het kerkhof bren
gen, waar ze in ons familiegraf zou bijgezet
worden. Ik wilde dat ze met al haar sieraden:
armbanden, colliers, ringen, met al de geschen
ken die ze van mij gekregen had, zou begra
ven worden. U begrijpt in wat voor toestand ik
thuis kwam. Ik had op de heele wereld alleen
haar; m'n vrouw was al jaren lang dood. Half
waanzinnig van smart en uitgeput, sloot ik me
In mijn kamer op, waar ik in een stoel neerzonk,
niet in staat te denken of iets te doen.
M'p oude bediende Prosfer, die me geholpen
had Julia In de kist te leggen en voor haar
laatsten slaap te tooien, kwam geruischloos naar
binnen en vroeg: „Wil mijnheer niet iets ge
bruiken?"
Zonder iets te
zeggen, wenkte ik
van neen. Aarze- j LgVCVld
lend ging hij
voort: „Maar dat bcgVUVCTl I
is niet goed; u f, „„„„„„„„„„„„„„„„„„„f
zult ziek worden.
Zal ik nu naar bed brengen?"
„Neen," zei ik, „laat me met rust." En hü
ging weg.
Hoeveel uren verhepen weet ik niet. O, wat
een nacht! Het was koud; het vuur in den
haard was uitgegaan en de wind, een ijzige
wind, die over de bevroren vlakte gierde, rukte
en rammelde aan de vensters.
Ik zat slapeloos, vernietigd, in myn stoel, met
wijd geopende oogen, met van vertwijfeling ver
stompte hersens.
Daar klonk plotseling de groote bel aan de
voordeur. De ernstige, zware klank echo-de
door het slot als door een leeg gewelf. Ik keerde
mij om en keek op de groote, staande klok. Het
was twee uur in 't holle van den nacht. Wie
kon er op dezen tijd komen? En wild luidde
de bel nog twee maal. De bedienden durfden
zeker niet op te staan. Ik nam een kaars en
ging naar beneden. Ik wilde vragen: Wie is
daar?, maar de vraag bestierf op mijn lippen
en ik ontsloot langzaam de zware sloten. Mijn
hart klopte. Haastig rukte ik de deur open en
zag in de duisternis een witte gestalte voor mij
staan.
Ik week achteruit en stotterde: „Wiewie
is dat?"
Een stem antwoordde: „Ik vader!"
„Mijn dochter!"
Ik dacht, dat ik krankzinnig was en strom
pelde voor de witte gestalte die binnenkwam,
achteruit. Daarbü maakte ik de beweging met
mijn hand, die u bü mü hebt opgemerkt; de
beweging, die ik nu niet meer kan laten.
De gestalte stamelde: „Wees niet bang,
vader; ik was niet dood! Men heeft mij m'n
ringen willen ontstelen en mij een vinger af
gesneden; het bloeden en de pijn heeft me doen
ontwaken."
Ik zag, dat ze met bloed bedekt was.
Toen ik m'n gedachten wat bij elkaar had
gekregen, tè ontdaan, om het vreeselijke geluk,
dat mü te beurt was gevallen, In z'n geheel te
begrüpen, bracht ik haar naar mün kamer en
zette haar in mün leuningstoel; daarna belde ik
lang en heftig om mün bediende Prosper, op
dat hij vuur zou aanmaken, de zieke wat voed
sel en drank brengen en geneeskundige hulp
laten halen.
De man trad binnen, zag m'n dochter, deed
in een kramp van ontzetting en afgrijzen z'n
mond open, wankelde en viel dood ter aarde.
Hü was het, die den grafkelder geopend had
om het lük van mün kind van z'n kostbaar
heden te berooven en haar daarbü een vinger
afgesneden had. Daarna had hü zich snel ver-
wyderd, omdat hü toch de sporen van z'n mis
daad niet kon uitwisschen. Hij had de kist niet
eens meer op haar plaats gezet, omdat hü wist,
hoezeer ik hem vertrouwde en hü tegen iedere
verdenking veilig was. U ziet. mynheer, dat wij
zeer ongelukkige menschen zijn."
Hy zweeg. De avond was gedaald en hulde
het eenzame dal In duisternis. En een geheim
zinnige vrees greep my aan, dat ik my alleen
by die zonderlinge menschen bevond, bü dit
aan het graf ontstegen meisje by dezen man
met de huiveringwekkende zig-zag beweging.
„Het wordt koel," zei ik; „zullen we terug
gaan?"
En we begaven ons op weg naar 't hotel.
1
a>
ln de verkeerde richting. Een levensverzekering ls een
levensbehoefte. Sluit haar by de
Bijkantoor: J. J. A. DUIJNSTEE, Juliana v. Stolberglaan 42, Den Haag.
117 F -> op dit blad zijn ingevolge de veraekeringsvoorwaarden tegen Oflfhfl bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f 7C/1 bij een ongeval met f OCfï bij verlies van een hand f 1 OC Dij verlies van een f Cfl by een breuk van Afï by verlies van 'n
AllC QOOTITIC S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeerlngen OUUU»" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen f «/!/.-doodeiyken afloop I ZtxJU» een voet of een oog I Jtu/." duim of wysvinger t)l/."been of arm f Tri/." anderen vinger
aiinnmmnniiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiuiiuiiiiiiiiuiiiiiiiiiuiiuiuiiiuiiiuic
54
ZÜ vergingen van honger en vooral van
dorst. Patrick, bevangen door benauwdheid
wegens het gebrek aan frissche lucht, kreeg
het eerst van allen een flauwte. Hy viel neer
op den koffer en bleef er bewegingloos op
liggen.
De kapitein deed wat hy vermocht om hem
tot bewustzün terug te brengen. Maar hü zelf
gevoelde zich zeer onwel. ZUn ooren suisden;
zün oogen, pynlyk gefolterd door het schünsel
der fosforiséerende stoffen, zagen allerlei ake
lige visioenen, en somtüds scheen het alsof
zün hart stilstond en het gewicht van heel
den „Toren der Stilte" hem dreigde te ver
pletteren.
Een dof geluid en een heesche kreet deden
hem 'n oogenblik naar zün metgezellen terug-
keeren en Patrick in den steek laten.
Ook Marius had het door de benauwdheid
te kwaad gekregen en was in elkaar gezakt.
„He hel" riep Johnny, wat is dat? Zoo'n
ouwe rot als jü óók al?"
Maar tevergeefs trachte hy zün met den
verstikkingsdood worstelenden kameraad te hel
pen. En daarenboven gevoelde hü hoe plotse
ling hem-zelf de adem begaf, zoodat hy nog
slechts met moeite kon murmelen: „Ik vrees,
kapitein.... datRama.... te laat komt.."
Maar neen, Rama kwam niet te laat. Op
hetzelfde oogenbük, waarop de eerste-matroos
bewusteloos neerviel op het lichaam van den
stuurman, stortte een heel stuk muur in el
kaar! Een regen van steenen en gruis kwam
met groot gedruisch de onderaardsche gang
binnengevallen; maar tegelijk daarmede
drongen golven van lucht en licht binnen.
Door de gapende opening gleed, heel zacht
en voorzichtig, een beweeglyk iets naar bin
nen, dat een zuchten uitstiet als dat van een
stoomketelpijp. Eri onmiddellijk daarop volgde
het bekende trombone geluid: „Hoeinck!"
Dat was de goeie Rama, die, na vijf of zes
kubieke meter metselwerk losgewoeld en tot
gruis vermorzeld te hebben, zyn slurf door de
opening stak en daarbü zün gewonen triomf
kreet deed hooren.
Tegelijkertüd weerklonk luid hondengeblaf
en door de opening riep een menschelüke
stem:
„Meester!Gü zyt gered....
„Ik ben het, Berar!
- „Krishna, de poendit heeft mij bevryd, en ik
heb Bob meegenomen om u te vinden.... Bob
heeft Rama gevolgd en hier zyn we nu!...."
DE „GEKKE MOLLAH" EN DE DUM-
DUM-KOGELS
De Afridis en hun bondgenooten hadden
him aanvals- en vooral hun verdedigingsmid
delen rondom het kamp van Chakdara voor-
treffelyk georganiseerd.
Zy meenden dan ook de Engelschen volko
men in hun macht te hebben en hen te kun
nen uithongeren. Zij waren daarenboven in
aantal tienmaal sterker dan hun vijanden.
En toch, ondanks de wonderen van dapper
heid, verricht door deze stoere bergbewoners
en vechtersbazen, en niettegenstaande hun
moderne wapenen, waren zy volkomen versla
gen geworden!
In het eerste oogenblik begrepen zy niets
van deze nederlaag, misschien nog pynlyker
voor hun gevoel van eigenwaarde dan gevaar-
hjk voor het eindresultaat van hun veldtocht.
ZÜ trokken zich eenvoudig eenige mijlen
dieper terug in hun bergen om daar een nieu
wen aanval voor te bereiden.
Maar er was een stoffelijke oorzaak in het
spel, die hun een gedeelte van hun zelfver
trouwen ontnam en hen terugriep tot het be
trachten der uiterste voorzichtigheid, die zij
langzamerhand hadden laten varen.
Deze oorzaak was de volgende:
pe charge met de bajonet, uitgevoerd door
het Schotsche regiment, was onweerstaanbaar
geweest.
Maar zü zou zeker niet ten einde toe door
gevoerd kunnen zün geworden, indien het vu
ren niet honderdmaal moorddadiger geweest
was dan volgens gewoonte.
De salvo's hadden een verschrikkelijke uit
werking gehad en geheele gelederen neerge
schoten, waarvan geen enkele man meer was
opgestaan.
Iedere getroffene was een man des doods of
ten minste een buiten gevecht gestelde, want
lichte wonden, die het aan vastberaden stry-
ders mogelyk maken te blijven doorvechten,
werden niet meer toegebracht.
Voor de eerste maal had men gebruik ge
maakt van een nieuw projectiel, dat eigen
schappen bleek te bezitten, die inderdaad af-
schuwelyk waren.
De Engelsche troepen, bewapend met het
voortreffelyke Lee-Metford-geweer als men
ten minste van een instrument, dat bestemd
is om iemand te dooden beweren kan, dat het
„voortreffelijk" is losten patronen, volgens
het reglement bestaande uit kogels ln nikkelen
omhulsel. Deze kogels zijn echter wonderbare
uitvindsels van moorddadig vernuft. Bij de
oude kogels verhinderde het nikkelen omhulsel
de uitstorting van het lood in de wonde; in
het nieuwere systeem werd dit omhulsel bü de
punt van den kogel weggelaten, zoodat, vol
gens de Engelsche u.tdrukking, het lood alleen
zichtbaar blijft „bü den neus" van het pro
jectiel. Vandaar de naam kogels met „zachte
neuzen", ook wel, naar het reeds genoemde
plaatsje, waar zy gefabriceerd werden, Dum-
Dum-kogels geheeten. Deze moord-projectie-
len vernietigen het weefsel, de aderen, de ze
nuwen, de spieren en de beenderen. Herstel
van breuken wordt er even onmogelyk door
gemaakt als het leggen van verbanden. Iemand
die door zulk een kogel getroffen wordt, is in
de meeste gevallen ten doode opgeschreven.
Men oordeele er nu zelf maar over of een
zoodanige verwonding al-of-niet in staat is het
fanatisme en den haat der vyanden in dit
geval: de Britsch-Indische inboorlingen te
doen aangroeien tot het ongeloofelüke!
Ten einde aan het door een waar leger van
Muzelmannen omsingelde kamp van Chakdara
lucht te verschaffen, had de opperbevelheb
ber niet geaarzeld zyn manschappen van deze
kogels gebruik te laten maken. Met de ver
wachte resultaten! De oude Mokrani, bijge
naamd de „gekke Mollah", wiens fanatieke
toespraken de inlanders electriseerden, ver
keerde in een toestand van onbeschrijfelijke
woede. Hij had aan zijn volgelingen de over
winning beloofd en de vernietiging der Engel
schen voorspeld, en zie die verfoeilijke, on-
menschelyk-moorddadige kogels maakten al
zijn voorspellingen te schande. Wat was er
voor hem gemakkelyker dan den Schotschen
majoor en diens luitenant te gebruiken als
zondebokken en op hen heel de verantwoor-
delykheid voor de geleden nederlagen en on
dervonden tegenslagen te doen neerkomen!
De toestand der beide officieren was dus vrij
wel hopeloos en zy verwachtten voor zich zelf
het ergste. Zü droegen hun lof? moedig, doch
zouden één ding gewenscht hebben: hun ge
liefde dooden te kunnen beweenen in stilte
des noods in de stilte van het cachot.
De „gekke Mollah" kwam hen voortdurend
bedreigen en tergen. Bekleed met vuile lompen,
beenen en armen ontbloot, mager van gezicht,
met oogen die brandden van haat, en met een
verwilderden baard, verscheen hü telkens weer
bü de gevangen Schotsche officieren, hun zyn
gebalde vuist onder den neus duwende, hen
overladende met scheldwoorden en telkens
probeerende zyn zwarte, gekromde nagels als
de klauwen van een roofvogel in hun gezicht
te slaan.
En altijd hoorden zü, te midden van zyn ra
zend gehuil, het woord: Dum-Dum.
Ondanks zyn voor 'n jongen man zeldzame
kalmte, gevoelde luitenant Taylor dat zün
woede hem overmeesterde.
Eensklaps zag de majoor hoe Taylor zün
twee gebalde vuisten over de borst kruiste. En
onmiddelyk daarop schoot de eene vooruit als
door stoom gedreven stalen stang en trof den
snoever met verpletterend geweld. Men hoorde
een drooggekraak van gebroken beenderen en
de oude volksmenner zakte, met verbrijzelde
benedenkaak, ineen als een levenlooze massa.
„Is dat ook Dum-Dum?" vroeg de luitenant
op yskouden toon, na een slag te hebben toe
gebracht, die een bokskampioen der Vereenig
de Staten niet onwaardig ware geweest.
De betoovering was gebroken.
Wordt vervolgd).