De wereld wil bedrogen zijn
f 73.355-
7td m'daal van den daa
I f 50.keerden wij heden uit
ONZE 2 2 5e UITKEERINg]
'n Migraine op komst?
AKKER.CACHET5
J HET
I GROOTE I
I AVONTUUR
ONS FABRIKAAT
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
In ROBINSONschoenen is plaats
voor 5 teenen
WOENSDAG 15 MAART
ZWENDELAFFAIRES
Frappante staaltjes
Scheiding tusschen Kerk
en Staat
Circusgevecht
Jacht naar geld of roem maakte
menig talent tot zwendelaar
Zucht naar roem
Miskende dichters
Booze liefde
Uitvinders
ingevolge de voor onze abonné's geldende
gratis ongevallen verzekering aan den Heer
j W. VAN HELMOND - DAHLIASTRAAT 22 - KUILENBURG I
wegens een aan hem overkomen ongeval. Dit is
I WAARMEDE THANS EEN TOTAAL BEDRAG VAN 1
"AKKERTJES"
Wetenschap en zwendel
1 aan onze verzekerde abonne s is uitgekeerd.
DIRECTIE VEREEN. KATH. PERS j
de^6epidemie ri^h \SldCJltofferS VUIll
ook buiten den
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
I"'""*""""'FEUILLETON
Het Amerikaansche blad „New York
Herald" bevatte op 9 November 1874 het
volgende sensationeel bericht:
„In den afgeloopen nacht zijn uit de dier
gaarde een aantal roofdieren uitgebroken. Ver
schillende personen werden door de uitgebroken
leeuwen en tijgers verscheurd!"
Het gevolg van dit bericht in het ochtend
blad was een panische schrik onder de inwoners
van New York, die natuurlijk in de heilige ver
onderstelling leefden, dat het bericht juist was.
Het was echter heelemaal onwaar, doch het
was gelanceerd met een bijzondere bedoeling.
De kooien nJ. waarin de roofdieren verblijf
hielden, waren in een onhoudbaren toestand
gekomen, zoodat gevaar voor ontsnapping in
derdaad bestond. Het goede gevolg van dezen
canard was dan ook, dat de kooien binnen en
kele weken volkomen vernieuwd waren en daar
had de bevolking gaarne haar schrik voor
over. Nog vaak genoeg worden dergelijke grap
pen in de krantenwereld uitgehaald, zij het dan
ook met minder angstaanjagend effect. Den
ken we slechts aan de beroemde zeeslang en
aan de Aprilmoppen, die nog ieder jaar opgeld
doen.
Er zijn overigens nog tal van bedriegerijtjes,
groote en kleine, die om aandacht vragen, soms
door de ongehoorde brutaliteit en onbeschaamd
heid, waarmede ze worden losgelaten. Zoo is
daar de man, die beroemd wil worden en daar
toe de meest dwaze pogingen aanwendt. Een
jonge Engelsche verslaggever, Locke genaamd,
was sinds lang tot de ontdekking gekomen, dat
het publiek graag gelooft, wat volstrekt onge
loofwaardig is. Locke wachtte op een gelegen
heid om daar gebruik van te maken en deze
gelegenheid deed zich voor, toen de sterrenkun
dige Herschel een observatorium ging inrichten
op Kaap de Goede Hoop. Locke publiceerde de
ongehoordste verhalen, vertelde van een teles
coop, die in staat was de maan tot een paar
honderd meter bij te halen en schreef honderd
uit over de kleinste planten en dieren, die Her
schel op de maan zou ontdekt hebben.
Hij riep de maanwezens op, die sterk op men-
schen gelijken, doch die van vleermuisachtige
vleugels voorzien waren. Deze maanmenschen
waren de clou van zijn verhalen. Locke's naam
kreeg zoowaar een goeden klank in Engeland
en zelfs toen hij, door woedende geleerden
daartoe gedreven, zijn zwendel toegaf, had
hij zijn doel bereikt: hij was een bekend jour
nalist geworden.
Nog een Engelschman! Thomas Chatterton
was klerk op een kantoor in Bristol. Hij was
zestien jaar, toen hij plotseling, door de liefde
gedreven, aan 't dichten sloeg. Nachten lang
schreef hij en de tijdschriften werden bestormd
door zijn gedichten. Dit was in 1768 en toen
ook was het voor een beginnend poëet even
moeilijk de wereld voor de schoonheid van zijn
verzen te winnen, als dit tegenwoordig het ge
val is. Toen maakte de jeugdige dichter enkele
ouderwetsche balladen en gaf voor deze ge
vonden te hebben in een oud archief. HU ken
de ze toe aan een monnik uit de vijftiende
eeuw en zie, het wonder geschiedde, want de
verzen werden aangenomen en gepubliceerd.
Het bracht hem echter niet veel op. Op zijn
achttiende jaar kon hij het leven niet meer
aan en nam vergif in. Pas na zUn dood werd
hij bekend als de dichter van de weemoedige
balladen en hij werd een der bekendste dich
ters van zUn tü'd.
Deze methode is ook later en zelfs in ons
eigen land toegepast. Met name heeft Herman
Heyermans, nadat zijn eerste tooneelstuk in de
pers was afgebroken, een tweede geschreven,
dat hij zeide vertaald te hebben uit het Rus
sisch. Het stuk had bijzonder groot succes en
daarna openbaarde Heyermans, dat hij de
schrijver was. Het toeval wil echter, dat dit
tweede stuk. van den schrijver inderdaad veel
beter was dan het eerste, zoodat er tenslotte
geen verwUt mocht gemaakt worden aan de
critici, maar hier staat tegenover, dat verschil
lende critici deden alsof zij den Russischen
auteur kenden en zelfs bewonderend over diens
leven schreven. Om misverstanden te voorko
men, voegen wij hieraan toe, dat het Heyer
mans allerminst te doen was om de aandacht
op zijn naam te vestigen, maar om de onmacht
die hU in de critiek meende te ontdekken, te
signaleeren.
Vaak heeft de liefde de verantwoordelijkheid
voor geruchtmakende zwendelaffaires. Zoo had
de doctor in de filosofie, Johan Beringer, een
stokpaardje, dat bestond in het verzamelen van
kiezelsteenen. Voor iederen kiezel, dien hU op
zijn wandelingen ontmoette, bleef hü staan om
hem van nabij te onderzoeken. Op een goeden
dag komt hij thuis, sluit zich op in zyn kamer
en zet zich aan de bestudeering van een zeer
merkwaardige vondst, die hij voor zich op tafel
heeft liggen. Hij had n.l. opgegraven een ver
steende menschenhand, bloemen, vogels en an
dere kostbare fossielen. Hij schreef een boek,
geïllustreerd met prachtige koperdrukken en gaf
het uit. Maar de wereld heeft benUders in over
vloed en zoo duurde het niet lang, of hij moest
ervaren, dat velen niet in zUn ontdekking ge
loofden. Hij werd ook door zün collega's met een
medelijdend glimlachje bejegend. Wat bleek
echter, toen hij het boek zag? Dat het niet van
hem was, maar dat het onder zijn naam was
geschreven door een zekeren Rodrik, die hem
onmogelUk wilde maken en hem op deze wUze
onsympathiek wilde maken in de oogen van zUn
vrouw.
Een van de grootste opscheppers is geweest
de Marseillaansehe journalist Léon Taxil. Van
af het jaar 1886 overstroomde hij de wereld met
onthullingen over de vrUmetselaarsloge, die hij
naar zijn zeggen zou hebben aangehangen.
Iedere nieuwe onthulling sprak van gruwelen,
die de vrUmetselaars zouden hebben bedreven.
Hij reisde rond, hield voordrachten, werd be
roemd en werd door de vUanden der vrUmetse
laars met groote praal ontvangen. Enkele col
lega's hielpen hem daarbU en een groote strijd
tusschen de vrijmetselaars en de journalisten
ontstond. Na een kamp van tien jaar publiceer
de hij de mededeeling, dat hU nieuw bewijs
materiaal zou publiceeren, dat al het vorige
overtrof. Een stampvolle zaal zat te wachten
tot de spreker het woord zou nemen. Taxil ver
scheen, begon te spreken en verklaarde, dat
alles wat hij in de afgeloopen jaren had ge
schreven, gefantaseerd was. Een storm van hoon
en bedreigingen trof hem. Maar hij ging verder
en openbaar-de, dat die strijd voor hem een bui
tengewoon groote vreugde was geweest, over
tuigd als hU was, dat zijn zwendel nog nooit
was overtroffen. Tenslotte werd hij zoodanig
uitgescholden, dat hij moest vluchten. Dit ge
schiedde in Parijs, waar hij niet langer durfde
blijven. HU trok naar het Zuiden van Frank-
rUk, waar hU nog leeft.
Ook de uitvindingen zUn nog al eens het
onderwerp geweest van een zwendelaffaire. In
het begin van de achttiende eeuw heeft een Duit-
sche boerenjongen zoo'n uitvinding willen aan
wenden om zUn geldzak te spekken. HU reisde
met zUn familie het land rond en gaf zich uit
voor een wonderdokter, werktuigkundige enz.
en maakte het destUds zeer omstreden perpe
tuum mobile, een machine, die zonder kracht
van buitenaf, steeds in beweging blUft, hetgeen
natuurlUk onbestaanbaar is. Zoo'n machine ver
vaardigde hU voor den Landgraaf Karle van
Hessen. Telkens als de Landgraaf zich wilde
overtuigen van de juistheid der uitvinding, lièp
SlIlllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIU
Als 's morgens dat onbehaaglijke
gevoel weer zoo'n ellendige
aanval van migraine aankondigt,
voorkom dan die misère met 1 of 2
Volgens recept van Apotheker Dumont.
de machine. Eenmaal liet hij de kamer, waarin
de machine stond verzegelen en toen na weken
de deur werd geopend, liep dc machine nog.
Edoch, de wonderdoener had een dienstmaagd,
Anna Rosina Mauersbergen, die hem aan de
galg zou brengen. Op een goeden dag weigerde
zU nog langer voor een paar groschen per uur
de machine in een nevenkamer aan den gang
te houden en daar liep de boel mis. Bovendien
was het in bedoelde kamer Uskoud en Anna
Rosina staakte, waar ze groot gelijk in had. Uit
was het lied van dezen zwendelaar.
Een veel slimmere uitvinder was de Ame
rikaansche ingenieur Keeley, die in de vorige
eeuw een machine had uitgevonden, welke door
aether-energie werd gedreven. HU was een
knappe kerel en gaf een voorstelling van zün
uitvinding, die iedereen moest overrompelen en
zoo slaagde hU erin enkele geldmannen te over
reden zich voor zün uitvinding te interesseeren.
Jarenlang, büna zijn leven lang zag hij kans
nieuwe gelden te verkrijgen voor de steeds toe
gepaste verbeteringen van zijn machine en voor
den steeds leegen geldzak. Eerst na zijn dood
leerde men zijn dienstmaagd kennen, in den
vorm van een geperst lucht-apparaat, die de
energie voor de machine leverde. Deze dienst
maagd was minder gevaarlijk dan Anna Rosina,
daar zü althans tüdens het leven van den
meester geen gelegenheid had tot spreken.
Aan het einde der negentiende eeuw leefde
in Farüs een jongeman, Brain-Lucas genaamd,
die een ongehoord staaltje van wetenschappe
lijke zwendelarij heeft uitgehaald. Hij was het
die een boek had samengesteld, dat hij toe
schreef aan Pascal, die de 'wetten der zwaarte
kracht eer zou ontdekt hebben dan Newton, op
wiens naam de ontdekking stond. Zün boek
werd zelfs in de Fransche Académie voorgelezen
en was het begin van een hevigen pennestrüd
tusschen Fransche en Engelsche geleerden. Toen
de zwendel eindehjk ontdekt werd, en de zwen
delaar tot twee jaar gevangenisstraf en een
boete van 500 francs werd veroordeeld, was hü
verontwaardigd en verklaarde, dat zulk een
straf veel te hoog was voor de moeite die hü
met zün „uitvinding" had gehad.
Tenslotte een zwendelaar na den dood. In
1912, dus nog niet zoo heel lang geleden, liet
een zekere dr. Paul Schliemann een testament
na, waarbü een manuscript was, dat tot titel
droeg „Hoe ik Atlantis ontdekte, de bron van
alle beschaving." Hierin was weer sprake van
iiiiiiiiiiiiin
llllililliilii:
1 Ja, men maakt wel propaganda
Voor het Neerlandsch fabrikaat,
Doch men schijnt niet te bedenken,
i Dat de zaak iets anders staat!
Waar het fabrikaat vandaan komt,
Dat is bijzaak, doch men eischt,
Zuiver op beschaafde gronden,
Dat de naam wordt ver-Parijs-t
Een tailleur, een cloche, ensemble,
Of een robe draagt de vrouw.
Oök al komt de stof uit Tilburg,
Want dat neemt ze niet zoo nauw.
i Crêpe georgette, echte shantung,
Crêpe satin of crêpe de Chine
Wordt gedragen ook al heeft dan
China nooit die zij gezien!
Quelques fleurs, oeillet sur roses, i
De jar din of perle noire
Als het etiket maar Fransch is,
Is de herkomst geen bezwaar.
Neen, de heele oppositie
Gaat niet tegen 't fabrikaat,
Maar met mooie Fransche namen f
Wordt de koopwaar aangepraat!
Nu de Vijzelgracht gedempt wordt
Brengt me dit op een idee
Noem parfum, die Holland voortbrengt
Eau canal mortier comblé!
Kaas uit Gouda klinkt wat burg'lijk,
Niet fromage d'un a d'or.
Zeer beslist zegt dan de smuller:
Deze kaas, ah, je Tadore!
Vruchten ook op eigen sap zijn
Niet zoo fijn en dus zegt u:
Ik ben allemachtig dol, zeg,
Op die fruits de propre jus!
Ga de namen dus verfranschen,
En, als niemand ze verstaat,
Dan beslist, met vlag en wimpel,
Overwint óns fabrikaat!
MARTIN BERDEN
Nadruk verboden)
aiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiimmiiiiiiiiiiiiniiimmimiiiiiiii;
een testament van den grootvader van den
schrijver, dat eveneens onthullingen over At
lantis bevatte. Uitvoerig werd daarin verteld
van tochten door oerwouden, gevaren en ont
dekkingen, die tenslotte leidden tot de groote
ontdekking van de verzonken stad Atlantis. Het
heimwee naar Atlantis schünt maar niet tot
bedaren te kunnen komen. Telkens en telkens
weer duiken berichten op, dat een of andere
ontdekkingsreiziger de geheimzinnige stad op
het spoor zou zün, maar nog nooit werd zU
gevonden. Er zijn films gemaakt, die zich bezig
hielden met het groote vraagstuk, maar geschie
denis is het nog niet geworden. Men vraagt zich
af, of de legende van Atlantis niet de grootste
zwendel is onder alle bedriegerüen. Als ze dit
is, dan moet men de uitvinder hiervan toe
geven, dat hU minstens een enorme fantasie
heeft gehad, die reeds ontelbare menschen ge
vangen heeft.
üiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiimimiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiH
Loetje en Loutje toonden den
zeeman, hoe ze op hun hoofd kon
den staan met de beenen in de lucht.
„Pas op, dat jullie Tiet geld niet uit
je zakken laat vallen," zei Freddy,
„denk er aan, dat jullie onderste
boven staat."
„We hebben geen geld, dat uit
onze zakken kan rollen," zeiden de
tweelingen.
„Hoe lang kunnen jullie zoo blij
ven steian?" vroeg Robbie, toen hü
zag, dat de tweelingen erg rood in
het gezicht werden.
„Niet erg lang meer," antwoord
den de tweelingen tegelük.
rrT- .1-j.iTK -
«l».l
Polly, de kat, die het tweetal
eenigen tüd met aandacht had
gadegeslagen, besloot mee te gaan
doen. Ze deed een flinken sprong en
op de voeten van de tweelingen
kwam ze terecht, die naar boven
wezen. „Neem de kat er af," rie
pen de tweelingen, „we kunnen zoo
niet blüven staan, geen minuut lan
ger."
„Nog een halve minuut, alleen
even om te zien, wat Polly van plan
is," zei de zeeman.
Doch Loetje en Loutje hadden er
genoeg van, ze lieten zich omvallen,
terwijl Polly op hen terecht kwam.
(Morgenavond vervolg!.
(Ingezonden Mededeeling)
De heer en mevrouw De Gooier zaten met
hun acht-jarig zoontje Frits en diens
twee jaar ouder zusje Treesje aan het
middagmaal.
De heer Dé Gooier was directeur van een
kleine fabriek, waar alleen kisten werden ver
vaardigd: pakkisten, sigarenkistjes, kistjes voor
handelaars in allerlei artikelen geneesmidde
len, bonbons, eieren en hü deed zijn werk
tot tevredenheid der aandeelhouders. Z'n vrouw
was een degelijke en ijverige huisvrouw en moe
der: z'n kinderen leerden goed en haalden
nooit leehjke streken uit. Ofschoon het huis
gezin De Gooier eenvoudig moest leven, behoef
den zij zich over niets zorgen te maken. Ze
waren gezond en stevig, hadden voorbeeldige
humeuren en stonden met de buurt en al hun
kennissen op uitstekenden voet.
Het was een lust ze zoo bü elkaar te zien
zitten.
Het eten smaakte hun en de stemming was
als altijd opgewekt. De kinderen vertelden van
hun wederwaardigheden op school.
Frits zei: „Meneer Kaap, de aardrükskunde-
frik...."
,Ho ho," vermaande z'n vader, „dat zegt men
niet.'
„Nou ja,' zei Frits, „zoo noemen we hem
immers allemaal."
„Dat is geen reden! Het is een ongepast
woord"
„Nou ja," zei Frits weer, maar hij vervolgde
gehoorzaam: „meneer Kaap sneed weer zoo
verschrikkelijk op van z'n reizen, en toen zei
ik dat mUn vader nog veel meer gereisd had,
dat-ie door heel Spanje gezworven had. Nou,
toen hadt u z'n lange gezicht moeten zien."
Treesje trok haar neus op. „Die bluffer," zei
ze verachtelük, „hij is nooit verder geweest dan
Maastricht."
„Nu, nu, kinderen!" protesteerde de moeder.
Meneer De Gooier had even geglimlacht, maar
zei toen ernstig: „je wist toch heel goed, dat
't niet waar is, Frits, van dat zwerven door
Spanje."
„En u bent toch toen met de boot
„Ja, dien keer dat ik hout moest gaan koopen,
ben ik op de Portugeesche kust geweest, een
dag, op een klein plaatsje waar veel houtkoopers
waren. Maar dat is ook alles."
„Nou ja," vond Frits, „Spanje of Portugal
„In elk geval is het toch niet waar wat je
zei en je weet wel: wat niet waar is is een leu
gen; daar gaat niets van af."
„O zoo," bevestigde moeder, terwijl ze de vier
bordjes griesmeel van bessensap voorzag. „Dat
weet onze Frits heel goed."
„Net of u en vader altüd de waarheid spre
ken," wijsneusde Treesje.
Mijnheer De Gooier ging rechtop zitten: ,Hoe
heb ik het nu!" riep hij zacht-verwijtend: „heb
je dan moeder of mü ooit een leugen hooren
zeggen?"
„Nou en laatst dan?" vroeg Treesje, „toen oom
Dirk wou komen logeeren? Toen zei vader: la
ten we maar schrijven dat ik op reis moet?"
De heer en mevrouw De Gooier keken elkaar
een beetje beteuterd aan.
„Nu ja soms is het ook wel moeilijk; oom
Dirk wordt zoo oud, en ook wel een beetje
lastig, en
Triomfantelijk riep Frits: „Maar in elk geval
was het toch niet waar wat u schreef."
„Ja, ja"; münheer De Gooier zat er een
beetje mee in. Maar hü wilde er toch zichzelf
niet uitpraten en bekende eerUjk: „Nu, het was
misschien niet heel erg mooi van me. En ik
neem me dan ook voor, dat zoo iets niet nog
eens gebeurt."
Mevrouw zag kans op dit oogenblik de aan
dacht af te leiden door met schrik op de klok
te kuken: „Al zóó laat! Gauw kinderen, aan
je huiswerk!"
Maar dien avond zaten de ouders büeen en
hielden raad. Het leek hun of er een scheur in
de eenheid van het gezin ontstaan was sedert
het tafelgesprek van dien middag. Frits had
een onwaarheid gezegd en zich daarbU beroe
pen op het slechte voorbeeld van zün vader. De
eenheid, de gave naam, het levensgeluk van
de vier De Gooiers rustten op hun eerlijken
handel en wandel. Nooit hadden zü zich met
foefjes afgegeven, nooit zich een afwüking van
den rechten weg veroorloofd. En nu....!"
„Gelukkig, dat we er tüdig bij zijn, man," zei
mevrouw De Gooier, „zóó diep zit het kwtiad
nog niet."
„Ja," knikte de vader nadenkend, „dat troost
me ook. Maar nu moeten we ook zorgen dat
zoo iets nooit meer voorkomt. Geloof jü, dat
het heusch zoo moeilijk is, altijd de waarheid te
spreken?"
„Heb ik je ooit voorgelogen?" vroeg z'n echt-
genoote, met haar liefsten glimlach.
Hij antwoordde hartelük en gelukkig: „neen,
nooit."
„Welnu," besloot z'n vrouw, „dan zullen we
van nu af dat beginsel krachtig handhaven.
Wat er ook gebeure."
Ze keken elkaar dankbaar aan en de vader
zei: „Ik zal morgen met de kinderen spreken.
En ons voorbeeld zal hun de kracht geven al
tijd en onder alle omstandigheden de waarheid
te dienen."
Aldus werd plechtig overeengekomen.
Van nu af werd de waarheid in het huis
gezin van de De Gooiers epidemisch.
Men zei elkaar over en weer de waarste din
gen, gevraagd en ongevraagd; men wond zich
vol vreugde op tot de waarheid.
Alles ging best, zoolang Frits dingen zei als:
„Och, vader, dat komt, omdat u zoo verschrik
kelijk over kleine dingen zeuren kunt."
Of Treesje: „Als u eens wist moeder, hoe
lang die flauwe grappen van u me al lang de
keel uithangen; u moet heusch niet denken,
dat u zoo geestig bent."
De harmonie verflauwde niet, toen de heer
De Gooier bekende, dat het piano-spel zijner
echtgenoote hem op den duur harder viel om
aan te hooren dan buurman's nachtelük kat-
tengegrol in den tuin.
Het deerde volstrekt niet de verheven waar
heidsstemming, als mevrouw De Gooier haar
man te kennen gaf, dat ze zich in haar jeugd
een schooner mannelUk ideaal gedroomd had,
dan zoo'n onromantisch mensch als een sigaren
kistjesmaker.
Het werd echter
engen kring van WddfllClul
het gezin begon te |mt
verspreiden; toen
de zoon des huizes, Grietje, de eerzame dienst
maagd, strak aankeek en op haar vraag: „Wat
zit je toch te koekeloeren, jongen; heb ik soms
wat van je aan?" argeloos antwoordde: „Nee,
maar je hebt zulke vieze, rooie siep-oogen; net
'n zieke rot."
Een openhartigheid, die slechts geëvenaard
werd door een uiting van z'n zuster tegenover
de muziekonderwijzeres, welke hard-slovende
dame moest hooren, dat haar vakkennis met
den inderdaad zuur verdienden gulden per uur.
veel te duur betaald was.
En het werd erg, heel erg, toen de ziekte
kiemen de woningdeur werden uitgedragen. Als
een lawine vielen de bittere gevolgen over de
hoofden der vier idealisten.
Mevrouw De Gooier ontmoette op een lente
dag haar schoonmoeder, wier eerste vraag
luidde: „En hoe vind je mri nieuwe voorjaars
hoedje?" waarop de behuwde dochter, naar de
strikte waarheid, getuigde: „Monsterlük. Een
dik mensch met zulke uitpuilende oogen en
zoo'n rood hoofd als u, moest niet zoo'n smal
ding met hardblauwe bloemen dragen."
Mijnheer De Gooier moest een nieuwen aan
val van z'n ouden erfoom Dirk, om te komen
logeeren, weerstaan. „Ik hoop, schreef deze,
„dat jullie 't prettig vindt."
„Heelemaal niet," zoo luidde het tegenoffen
sief van den neef; „we hebben 't veel liever
niet. U bent zoo humeurig, ziet u, en ook hin
deren ons uw ordinaire manieren aan tafel."
Frits, de hoep en de trots van 't gezin, ver
oorzaakte een paniek op school, door den school
opziener, die hem welwillend op den schouder
klopte en vroeg: „Jij leert zeker vlütig hè, dat
je zoo goed antwoordt," toe te voegen: „Ik voer
zoowat niks uit, maar meneer heeft ons vaste
vragen geleerd voor het geval u komen mocht."
Treesje, de zachte, welopgevoede, ten eten ge
vraagd bü haar vriendinnetje Lien,'de dochter
van den president-commissaris der kistenfa
briek, ontzag zich niet aan tafel toen de
gastheer schertsend informeerde of papa z'n
betrekking nogal aangenaam vond te ver
klaren, dat haar vader die zeker met nog meer
animo zou waarnemen, wanneer de president
commissaris niet zoo'n halve gare, zoo'n üdele
kwast was, die absoluut geen verstand van za
ken had.
Van het een kwam het andere. Grietje, de
meid, zei haar dienst op; de piano juffrouw
bleef weg; mevrouw De Gooier's schoonmoeder
liet zich niet meer bij haar zien; Frits werd van
de school verwüderd; de familie De Gooier werd
door haar oom Dirk onterfd; Treesje was voor
goed gebrouilleerd met Lientje en münheer
De Gooier werd na een stormachtige vergade
ring, als directeur ontslagen.
De huisarts der waarheidlievende familie, een
kundig psychiater, vroeg zich ernstig af, of de
vier patiënten niet, als lü'dende aan collectieve
geestesverstoring, uit de gemeenschap behoor
den verwüderd te worden.
Maar voor dit gebeurde, hakten zü zelf de -
knoop door. Op zekeren dag verliet het gezin
De Gooier de plaats hunner inwoning, om
koers te zetten naar een klein, onbewoond eiland
in de Stille Zuidzee, waar ze zich voor goed
vestigden en elkaar de waarheid konden zeg
gen, zonder met de buitenwereld overhoop te
raken.
De Turksche minister van Onderwüs heeft
den onderwüzers verboden in het vervolg nog
een kerkelüke functie te vervullen.
Tot nu toe waren vele onderwüzers tegelük
Muezzin. ZU moesten dus de geloovlgen op de
vastgestelde uren van de minarets naar de mos
keeën oproepen voor het gebed.
De regeering wenscht echter den staat geheel
los te maken van de kerk.
Tijdens een circusvoorstelling te Marseille
ontstond in de arena een verwoed gevecht tus
schen een groep van 15 üsbeeren. Een beer
werd door de anderen aan stukken gescheurd.
Twee man van het circuspersoneel, die tracht
ten de dieren tot kalmte te brengen, werden ge
wond.
J 'f op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f 9/1/1/1 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f 7Cf) bij een ongeval met f OCf) bij verlies van een hand f 1 OC t>ij verlies van een f Cf) bü een breuk van f Af) bij verlies van 'n
AllC U O O Tl TIC S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen O vU U»m verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen f f OUm~ doocielijken afloop Ar «/V» een voet of een oog# "duim of wijsvinger been of arm I TW»" anderen vinger
5nnmnmtiHmHmiiinnimnmiliniullllllimiiuiiuiiiiHii..illi......P
57
„En nu; vertrekken!" beval Berar, „zoo
gauw mogelük en zoo ver weg als het maar
kan."
Patrick was niet in staat een voet te verzet
ten. Marius verzamelde zijn laatste krachten,
nam het ventje in zün armen, heesch het op
zün rug en zeide:
„Moed houden, m'n jongen! Mijn oud karkas
kan nog wel ergens voor dienen!"
Berar ging, aan het hoofd van de groep, liet
dichte rottingbosch in en riep Rama.
De olifant volgde den fakir goedig, en ach
ter hem kwamen de anderen. Men liep zoo on
geveer een uur voort totdat het bosch eindig
de en de „jungle" begon gemakkelijker om
erdoor te komen, maar ook gevaarlüker we
gens mogelijke hinderlagen.
Het begon nacht te worden en de vluchte
lingen konden nu niet verder. Daarenboven
begonnen honger en dorst zich opnieuw te
doen gevoelen.
Berar trachtte, bü gebrek aan meer solide
voedingsstoffen, hier en daar wat ongevaar
lijke kruiden te vinden, waarmede zü zich al
thans konden verbeelden een maaltijd te doen.
Rama wist zich beter te helpen met twijgen,
bladeren en wilde vruchten.
Men bleef ten slotte halt houden op een
open plek en ieder meende daar met uitgehon
gerde maag den nacht te zullen moeten door
brengen, toen.... Bob geheel onverwacht red
ding bracht.
De hond was in z'n eentje op avontuur uit
gegaan en had daarbij een prachtige wilde
pauw ontmoet en doodgebeten. De doodskreet
van den vogel en het daarmede gepaard gaan
de wilde vleugelgeklepper deden allen werk
tuiglijk opspringen. Patrik was de eerste die
zün hond bezig vond met het nüdig uitruk
ken der pauwenveeren. Marius kon 'n kreet
van verbazing en vaneetlust niet onder
drukken. „Diner eerste-klasse!" riep hü uit.
„Van ouds gerenommeerd restaurantKapi
tein, u krijgt hier een gebraad om van te
smullen!.
Terwijl hü den vogel ontdeed van diens
schitterende veerenpracht, had Bob alweer 'n
nieuwe vangst gedaan. HU had het vrouwtje
van de pauw overvallen in het nest en ook dit
beest met zijn moorddadige tanden doen ken
nismaken.
Patrick nam hem dit tweede slachtoffer af
en beloofde hem daarbU zün portie aan den
maaltüd, zoodra deze gereed zou zijn.
Maar in het nest lagen ook 'n twaalftal
eieren en Bob achtte deze voor zich zelf uit
stekend geschikt als voorgerecht.
Weldra kringelde er een vroolijk vlammetje
omhoog, ontstoken door Berar en werden de
ontpluimde pauwen langzaam gebraden boven
een door Marius geïmproviseerd fornuisje van
takkenbossen.
Er begon onder de vluchtelingen weer wat
leven en opgewektheid te komen en zij zouden
zich volmaakt gelukkig hebben gevoeld, indien
mistress Claudia en Mary maar bij hen waren
geweest.
Deze beiden waren, men kan het begrijpen,
voortdurend en onafgebroken het onderwerp
der gedachten van kapitein Pennyless en zün
metgezellen.
Men geloofde nog maar altüd aan een poging
tot schrikaanjaging of chantage van den kant
van den Petroleumkoning, een daad welke, ten
slotte, den bedrijver ervan duur zou komen te
staan. Men dacht aan het moedige karakter
der gravin, aan haar uithoudingsvermogen,
aan haar vernuft en vastberadenheid, en aan
zoovele eigenschappen welke tal van mannen
haar zouden hebben kunnen benüden. Maar
telkens gevoelde Pennyless den angst in zich
herleven, zoodat hij het zou hebben uitge
schreeuwd, indien zijn geestkracht hem daar
van niet had weerhouden.
Berar had op de hem eigene handige wijze
den bodem gezuiverd van kruipdieren en ge-
vaariüke insecten.
Patrick was, na het nuttigen van een stuk
lekker gebraden pauwenvleesch in slaap ge
vallen naast Bob. Marius en Johnny hadden
gedaan evenals Patrick, terwül de kapitein,
meer ongerust dan ooit, wakker bleef bü het
schijnsel der vlam dat de enorme massa van
den olifant verlichtte.
Ook Berar waakte en werkte natuurlijk zon
der ophouden.
Hü had 'n menigte kleine en soepele rotting
twijgjes gesneden en maakte daar, ongeloof e-
lük vernuftig en behendig, een soort tentje
van.
Toen hij, midden in den nacht, daarmede
gereed was, vervaardigde hü, ook van rotting
stengels, een buigzame ladder, als van koorden,
een ladder, die geen vier pond woog, maar er
wel vijfhonderd kon dragen.
Rama sliep vastgebonden aan een boom, met
den koffer uit den „Toren der Stilte" nog al
tüd op zijn rug. Berar wierp het dunne ladder
tje omhoog, zoodat het zich vasthaakte in een
der hengsels van den koffer.
Vervolgens klom hij een eindje de ladder op
en zeide tot den kapitein die, zooals hü zag,
wakker was: „Zou de Sahib zün slaaf de eer
willen aandoen hem te helpen?'*
„Zeker, Berar; wat moet er gedaan worden?"
„Als de Sahib mij dat toestelletje van rot
ting wilde aangeven...."
De kapitein deed het, en, na een diepe bui
ging te hebben gemaakt als bewüs van dank
betuiging, ging Berar deze nieuwe soort kooi
vastmaken boven op den koffer.
Pennyless gaf hem daarbU de koorden aan
en liet den fakir ongestoord zün kunstwerk
verrichten.
Na verloop van een half uur stond het ge
bouwtje overeind op den rug van den olifant
die altüd door sluimerde met half-gesloten
oogen en opstaande ooren, als een wakende
schildwacht wien geen geluid kan ontgaan.
Bü den zachten gloed van het houtvuur
stond de kapitein met bewondering naar Be-
raris werk te küken.
„Wat ge daar gemaakt hebt ls een „hoedah",
zeide hü:
„Ma, meester, "n „hoedah", die plaats biedt
aan u allen."
„En gij dan?"
„Ik, ik ga zitten op de plaats van den „ma-
hoet", op den hals van mün vriend Rama. En
nu, Sahib, moet u gelooven wat ik u zeg; gü
hebt slaap noodig, probeer te slapen, want de
komende dag zal veel van u vergen."
„Maar ik kan niet slapen.... neen, dat is
me onmogelijk."
„Welnu dan, slaap! zeg ik u. Slaap, Sahib!..
Slaap!ik gebied het u! Gü hebt het noo
dig om weer op kracht te komenJuist!....
slapen! Goed zoo, slapen!Daér, onder de
hoede van Rama
En eigenaardig verschünsel, evenals dat
bü Mary het geval was geweest de kapitein
ging loom maar gewillig op den grond zitten.,
zijn oogen vielen dicht, hij strekte zich uit op
het gras en sliep weldra in als 'n kind.
Bij het opkomen der zon maakte de fakir
allen wakker. Hü zelf voltooide zün in den
nacht begonnen werk, vervaardigde van dikke
bladeren een voor zonnebrand en regenstroom
ondoordringbaar dak boven de „hoedah", en
antwoordde, toen de vluchtelingen hem met
geestdriftige lofprijzingen vanwege zijn arbeid
overlaadden:
„Ik heb gedaan wat ik kon; laten we na
vertrekken
Langs het laddertje kon iedereen gemakke-
lük boven op den rug van Rama komen ook
Bob, die van het eene paar armen in het an
dere ging en men nam plaats in de .Hoe
dah", helaas met leege magen!
Rama zette er aanstonds een flinken draf in
en nam de richting, hem door Berar aange
geven. Hü liep zoo büna zes uur aan één stuk.
De vluchtelingen begonnen opnieuw pünlük
honger en dorst te gevoelen, toen de fakir
eenige hutten ontdekte en bliksemsel naar be
neden klom.
Hü bekeek zorgvuldig de eerste van deze zeer
primitieve woonsteden en bemerkte dat aan de
deur een kleine zwarte driehoek geteekend
was met in het midden een eveneens zwarten
cirkeL
Een en ander trouwens büna onmerkbaar
voor iemand, die daarvan niet op de hoogte
was.
Berar, blükbaar zeer voldaan, riep uit:
„Als de Sahibs nu maar believen af te stap
pen! Wü zijn hier in veiligheid."
Tegelükertüd bracht hü de snede van zün
mes aan de lippen en deed een scherp, eigen
aardig gemoduleerd gefluit hooren.
Wordt vervolgd).