De wereld wil bedrogen zijn f 73.355- 7td m'daal van den daa I f 50.keerden wij heden uit ONZE 2 2 5e UITKEERINg] 'n Migraine op komst? AKKER.CACHET5 J HET I GROOTE I I AVONTUUR ONS FABRIKAAT ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN In ROBINSONschoenen is plaats voor 5 teenen WOENSDAG 15 MAART ZWENDELAFFAIRES Frappante staaltjes Scheiding tusschen Kerk en Staat Circusgevecht Jacht naar geld of roem maakte menig talent tot zwendelaar Zucht naar roem Miskende dichters Booze liefde Uitvinders ingevolge de voor onze abonné's geldende gratis ongevallen verzekering aan den Heer j W. VAN HELMOND - DAHLIASTRAAT 22 - KUILENBURG I wegens een aan hem overkomen ongeval. Dit is I WAARMEDE THANS EEN TOTAAL BEDRAG VAN 1 "AKKERTJES" Wetenschap en zwendel 1 aan onze verzekerde abonne s is uitgekeerd. DIRECTIE VEREEN. KATH. PERS j de^6epidemie ri^h \SldCJltofferS VUIll ook buiten den AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL I"'""*""""'FEUILLETON Het Amerikaansche blad „New York Herald" bevatte op 9 November 1874 het volgende sensationeel bericht: „In den afgeloopen nacht zijn uit de dier gaarde een aantal roofdieren uitgebroken. Ver schillende personen werden door de uitgebroken leeuwen en tijgers verscheurd!" Het gevolg van dit bericht in het ochtend blad was een panische schrik onder de inwoners van New York, die natuurlijk in de heilige ver onderstelling leefden, dat het bericht juist was. Het was echter heelemaal onwaar, doch het was gelanceerd met een bijzondere bedoeling. De kooien nJ. waarin de roofdieren verblijf hielden, waren in een onhoudbaren toestand gekomen, zoodat gevaar voor ontsnapping in derdaad bestond. Het goede gevolg van dezen canard was dan ook, dat de kooien binnen en kele weken volkomen vernieuwd waren en daar had de bevolking gaarne haar schrik voor over. Nog vaak genoeg worden dergelijke grap pen in de krantenwereld uitgehaald, zij het dan ook met minder angstaanjagend effect. Den ken we slechts aan de beroemde zeeslang en aan de Aprilmoppen, die nog ieder jaar opgeld doen. Er zijn overigens nog tal van bedriegerijtjes, groote en kleine, die om aandacht vragen, soms door de ongehoorde brutaliteit en onbeschaamd heid, waarmede ze worden losgelaten. Zoo is daar de man, die beroemd wil worden en daar toe de meest dwaze pogingen aanwendt. Een jonge Engelsche verslaggever, Locke genaamd, was sinds lang tot de ontdekking gekomen, dat het publiek graag gelooft, wat volstrekt onge loofwaardig is. Locke wachtte op een gelegen heid om daar gebruik van te maken en deze gelegenheid deed zich voor, toen de sterrenkun dige Herschel een observatorium ging inrichten op Kaap de Goede Hoop. Locke publiceerde de ongehoordste verhalen, vertelde van een teles coop, die in staat was de maan tot een paar honderd meter bij te halen en schreef honderd uit over de kleinste planten en dieren, die Her schel op de maan zou ontdekt hebben. Hij riep de maanwezens op, die sterk op men- schen gelijken, doch die van vleermuisachtige vleugels voorzien waren. Deze maanmenschen waren de clou van zijn verhalen. Locke's naam kreeg zoowaar een goeden klank in Engeland en zelfs toen hij, door woedende geleerden daartoe gedreven, zijn zwendel toegaf, had hij zijn doel bereikt: hij was een bekend jour nalist geworden. Nog een Engelschman! Thomas Chatterton was klerk op een kantoor in Bristol. Hij was zestien jaar, toen hij plotseling, door de liefde gedreven, aan 't dichten sloeg. Nachten lang schreef hij en de tijdschriften werden bestormd door zijn gedichten. Dit was in 1768 en toen ook was het voor een beginnend poëet even moeilijk de wereld voor de schoonheid van zijn verzen te winnen, als dit tegenwoordig het ge val is. Toen maakte de jeugdige dichter enkele ouderwetsche balladen en gaf voor deze ge vonden te hebben in een oud archief. HU ken de ze toe aan een monnik uit de vijftiende eeuw en zie, het wonder geschiedde, want de verzen werden aangenomen en gepubliceerd. Het bracht hem echter niet veel op. Op zijn achttiende jaar kon hij het leven niet meer aan en nam vergif in. Pas na zUn dood werd hij bekend als de dichter van de weemoedige balladen en hij werd een der bekendste dich ters van zUn tü'd. Deze methode is ook later en zelfs in ons eigen land toegepast. Met name heeft Herman Heyermans, nadat zijn eerste tooneelstuk in de pers was afgebroken, een tweede geschreven, dat hij zeide vertaald te hebben uit het Rus sisch. Het stuk had bijzonder groot succes en daarna openbaarde Heyermans, dat hij de schrijver was. Het toeval wil echter, dat dit tweede stuk. van den schrijver inderdaad veel beter was dan het eerste, zoodat er tenslotte geen verwUt mocht gemaakt worden aan de critici, maar hier staat tegenover, dat verschil lende critici deden alsof zij den Russischen auteur kenden en zelfs bewonderend over diens leven schreven. Om misverstanden te voorko men, voegen wij hieraan toe, dat het Heyer mans allerminst te doen was om de aandacht op zijn naam te vestigen, maar om de onmacht die hU in de critiek meende te ontdekken, te signaleeren. Vaak heeft de liefde de verantwoordelijkheid voor geruchtmakende zwendelaffaires. Zoo had de doctor in de filosofie, Johan Beringer, een stokpaardje, dat bestond in het verzamelen van kiezelsteenen. Voor iederen kiezel, dien hU op zijn wandelingen ontmoette, bleef hü staan om hem van nabij te onderzoeken. Op een goeden dag komt hij thuis, sluit zich op in zyn kamer en zet zich aan de bestudeering van een zeer merkwaardige vondst, die hij voor zich op tafel heeft liggen. Hij had n.l. opgegraven een ver steende menschenhand, bloemen, vogels en an dere kostbare fossielen. Hij schreef een boek, geïllustreerd met prachtige koperdrukken en gaf het uit. Maar de wereld heeft benUders in over vloed en zoo duurde het niet lang, of hij moest ervaren, dat velen niet in zUn ontdekking ge loofden. Hij werd ook door zün collega's met een medelijdend glimlachje bejegend. Wat bleek echter, toen hij het boek zag? Dat het niet van hem was, maar dat het onder zijn naam was geschreven door een zekeren Rodrik, die hem onmogelUk wilde maken en hem op deze wUze onsympathiek wilde maken in de oogen van zUn vrouw. Een van de grootste opscheppers is geweest de Marseillaansehe journalist Léon Taxil. Van af het jaar 1886 overstroomde hij de wereld met onthullingen over de vrUmetselaarsloge, die hij naar zijn zeggen zou hebben aangehangen. Iedere nieuwe onthulling sprak van gruwelen, die de vrUmetselaars zouden hebben bedreven. Hij reisde rond, hield voordrachten, werd be roemd en werd door de vUanden der vrUmetse laars met groote praal ontvangen. Enkele col lega's hielpen hem daarbU en een groote strijd tusschen de vrijmetselaars en de journalisten ontstond. Na een kamp van tien jaar publiceer de hij de mededeeling, dat hU nieuw bewijs materiaal zou publiceeren, dat al het vorige overtrof. Een stampvolle zaal zat te wachten tot de spreker het woord zou nemen. Taxil ver scheen, begon te spreken en verklaarde, dat alles wat hij in de afgeloopen jaren had ge schreven, gefantaseerd was. Een storm van hoon en bedreigingen trof hem. Maar hij ging verder en openbaar-de, dat die strijd voor hem een bui tengewoon groote vreugde was geweest, over tuigd als hU was, dat zijn zwendel nog nooit was overtroffen. Tenslotte werd hij zoodanig uitgescholden, dat hij moest vluchten. Dit ge schiedde in Parijs, waar hij niet langer durfde blijven. HU trok naar het Zuiden van Frank- rUk, waar hU nog leeft. Ook de uitvindingen zUn nog al eens het onderwerp geweest van een zwendelaffaire. In het begin van de achttiende eeuw heeft een Duit- sche boerenjongen zoo'n uitvinding willen aan wenden om zUn geldzak te spekken. HU reisde met zUn familie het land rond en gaf zich uit voor een wonderdokter, werktuigkundige enz. en maakte het destUds zeer omstreden perpe tuum mobile, een machine, die zonder kracht van buitenaf, steeds in beweging blUft, hetgeen natuurlUk onbestaanbaar is. Zoo'n machine ver vaardigde hU voor den Landgraaf Karle van Hessen. Telkens als de Landgraaf zich wilde overtuigen van de juistheid der uitvinding, lièp SlIlllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIU Als 's morgens dat onbehaaglijke gevoel weer zoo'n ellendige aanval van migraine aankondigt, voorkom dan die misère met 1 of 2 Volgens recept van Apotheker Dumont. de machine. Eenmaal liet hij de kamer, waarin de machine stond verzegelen en toen na weken de deur werd geopend, liep dc machine nog. Edoch, de wonderdoener had een dienstmaagd, Anna Rosina Mauersbergen, die hem aan de galg zou brengen. Op een goeden dag weigerde zU nog langer voor een paar groschen per uur de machine in een nevenkamer aan den gang te houden en daar liep de boel mis. Bovendien was het in bedoelde kamer Uskoud en Anna Rosina staakte, waar ze groot gelijk in had. Uit was het lied van dezen zwendelaar. Een veel slimmere uitvinder was de Ame rikaansche ingenieur Keeley, die in de vorige eeuw een machine had uitgevonden, welke door aether-energie werd gedreven. HU was een knappe kerel en gaf een voorstelling van zün uitvinding, die iedereen moest overrompelen en zoo slaagde hU erin enkele geldmannen te over reden zich voor zün uitvinding te interesseeren. Jarenlang, büna zijn leven lang zag hij kans nieuwe gelden te verkrijgen voor de steeds toe gepaste verbeteringen van zijn machine en voor den steeds leegen geldzak. Eerst na zijn dood leerde men zijn dienstmaagd kennen, in den vorm van een geperst lucht-apparaat, die de energie voor de machine leverde. Deze dienst maagd was minder gevaarlijk dan Anna Rosina, daar zü althans tüdens het leven van den meester geen gelegenheid had tot spreken. Aan het einde der negentiende eeuw leefde in Farüs een jongeman, Brain-Lucas genaamd, die een ongehoord staaltje van wetenschappe lijke zwendelarij heeft uitgehaald. Hij was het die een boek had samengesteld, dat hij toe schreef aan Pascal, die de 'wetten der zwaarte kracht eer zou ontdekt hebben dan Newton, op wiens naam de ontdekking stond. Zün boek werd zelfs in de Fransche Académie voorgelezen en was het begin van een hevigen pennestrüd tusschen Fransche en Engelsche geleerden. Toen de zwendel eindehjk ontdekt werd, en de zwen delaar tot twee jaar gevangenisstraf en een boete van 500 francs werd veroordeeld, was hü verontwaardigd en verklaarde, dat zulk een straf veel te hoog was voor de moeite die hü met zün „uitvinding" had gehad. Tenslotte een zwendelaar na den dood. In 1912, dus nog niet zoo heel lang geleden, liet een zekere dr. Paul Schliemann een testament na, waarbü een manuscript was, dat tot titel droeg „Hoe ik Atlantis ontdekte, de bron van alle beschaving." Hierin was weer sprake van iiiiiiiiiiiiin llllililliilii: 1 Ja, men maakt wel propaganda Voor het Neerlandsch fabrikaat, Doch men schijnt niet te bedenken, i Dat de zaak iets anders staat! Waar het fabrikaat vandaan komt, Dat is bijzaak, doch men eischt, Zuiver op beschaafde gronden, Dat de naam wordt ver-Parijs-t Een tailleur, een cloche, ensemble, Of een robe draagt de vrouw. Oök al komt de stof uit Tilburg, Want dat neemt ze niet zoo nauw. i Crêpe georgette, echte shantung, Crêpe satin of crêpe de Chine Wordt gedragen ook al heeft dan China nooit die zij gezien! Quelques fleurs, oeillet sur roses, i De jar din of perle noire Als het etiket maar Fransch is, Is de herkomst geen bezwaar. Neen, de heele oppositie Gaat niet tegen 't fabrikaat, Maar met mooie Fransche namen f Wordt de koopwaar aangepraat! Nu de Vijzelgracht gedempt wordt Brengt me dit op een idee Noem parfum, die Holland voortbrengt Eau canal mortier comblé! Kaas uit Gouda klinkt wat burg'lijk, Niet fromage d'un a d'or. Zeer beslist zegt dan de smuller: Deze kaas, ah, je Tadore! Vruchten ook op eigen sap zijn Niet zoo fijn en dus zegt u: Ik ben allemachtig dol, zeg, Op die fruits de propre jus! Ga de namen dus verfranschen, En, als niemand ze verstaat, Dan beslist, met vlag en wimpel, Overwint óns fabrikaat! MARTIN BERDEN Nadruk verboden) aiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiimmiiiiiiiiiiiiniiimmimiiiiiiii; een testament van den grootvader van den schrijver, dat eveneens onthullingen over At lantis bevatte. Uitvoerig werd daarin verteld van tochten door oerwouden, gevaren en ont dekkingen, die tenslotte leidden tot de groote ontdekking van de verzonken stad Atlantis. Het heimwee naar Atlantis schünt maar niet tot bedaren te kunnen komen. Telkens en telkens weer duiken berichten op, dat een of andere ontdekkingsreiziger de geheimzinnige stad op het spoor zou zün, maar nog nooit werd zU gevonden. Er zijn films gemaakt, die zich bezig hielden met het groote vraagstuk, maar geschie denis is het nog niet geworden. Men vraagt zich af, of de legende van Atlantis niet de grootste zwendel is onder alle bedriegerüen. Als ze dit is, dan moet men de uitvinder hiervan toe geven, dat hU minstens een enorme fantasie heeft gehad, die reeds ontelbare menschen ge vangen heeft. üiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiimimiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiH Loetje en Loutje toonden den zeeman, hoe ze op hun hoofd kon den staan met de beenen in de lucht. „Pas op, dat jullie Tiet geld niet uit je zakken laat vallen," zei Freddy, „denk er aan, dat jullie onderste boven staat." „We hebben geen geld, dat uit onze zakken kan rollen," zeiden de tweelingen. „Hoe lang kunnen jullie zoo blij ven steian?" vroeg Robbie, toen hü zag, dat de tweelingen erg rood in het gezicht werden. „Niet erg lang meer," antwoord den de tweelingen tegelük. rrT- .1-j.iTK - «l».l Polly, de kat, die het tweetal eenigen tüd met aandacht had gadegeslagen, besloot mee te gaan doen. Ze deed een flinken sprong en op de voeten van de tweelingen kwam ze terecht, die naar boven wezen. „Neem de kat er af," rie pen de tweelingen, „we kunnen zoo niet blüven staan, geen minuut lan ger." „Nog een halve minuut, alleen even om te zien, wat Polly van plan is," zei de zeeman. Doch Loetje en Loutje hadden er genoeg van, ze lieten zich omvallen, terwijl Polly op hen terecht kwam. (Morgenavond vervolg!. (Ingezonden Mededeeling) De heer en mevrouw De Gooier zaten met hun acht-jarig zoontje Frits en diens twee jaar ouder zusje Treesje aan het middagmaal. De heer Dé Gooier was directeur van een kleine fabriek, waar alleen kisten werden ver vaardigd: pakkisten, sigarenkistjes, kistjes voor handelaars in allerlei artikelen geneesmidde len, bonbons, eieren en hü deed zijn werk tot tevredenheid der aandeelhouders. Z'n vrouw was een degelijke en ijverige huisvrouw en moe der: z'n kinderen leerden goed en haalden nooit leehjke streken uit. Ofschoon het huis gezin De Gooier eenvoudig moest leven, behoef den zij zich over niets zorgen te maken. Ze waren gezond en stevig, hadden voorbeeldige humeuren en stonden met de buurt en al hun kennissen op uitstekenden voet. Het was een lust ze zoo bü elkaar te zien zitten. Het eten smaakte hun en de stemming was als altijd opgewekt. De kinderen vertelden van hun wederwaardigheden op school. Frits zei: „Meneer Kaap, de aardrükskunde- frik...." ,Ho ho," vermaande z'n vader, „dat zegt men niet.' „Nou ja,' zei Frits, „zoo noemen we hem immers allemaal." „Dat is geen reden! Het is een ongepast woord" „Nou ja," zei Frits weer, maar hij vervolgde gehoorzaam: „meneer Kaap sneed weer zoo verschrikkelijk op van z'n reizen, en toen zei ik dat mUn vader nog veel meer gereisd had, dat-ie door heel Spanje gezworven had. Nou, toen hadt u z'n lange gezicht moeten zien." Treesje trok haar neus op. „Die bluffer," zei ze verachtelük, „hij is nooit verder geweest dan Maastricht." „Nu, nu, kinderen!" protesteerde de moeder. Meneer De Gooier had even geglimlacht, maar zei toen ernstig: „je wist toch heel goed, dat 't niet waar is, Frits, van dat zwerven door Spanje." „En u bent toch toen met de boot „Ja, dien keer dat ik hout moest gaan koopen, ben ik op de Portugeesche kust geweest, een dag, op een klein plaatsje waar veel houtkoopers waren. Maar dat is ook alles." „Nou ja," vond Frits, „Spanje of Portugal „In elk geval is het toch niet waar wat je zei en je weet wel: wat niet waar is is een leu gen; daar gaat niets van af." „O zoo," bevestigde moeder, terwijl ze de vier bordjes griesmeel van bessensap voorzag. „Dat weet onze Frits heel goed." „Net of u en vader altüd de waarheid spre ken," wijsneusde Treesje. Mijnheer De Gooier ging rechtop zitten: ,Hoe heb ik het nu!" riep hij zacht-verwijtend: „heb je dan moeder of mü ooit een leugen hooren zeggen?" „Nou en laatst dan?" vroeg Treesje, „toen oom Dirk wou komen logeeren? Toen zei vader: la ten we maar schrijven dat ik op reis moet?" De heer en mevrouw De Gooier keken elkaar een beetje beteuterd aan. „Nu ja soms is het ook wel moeilijk; oom Dirk wordt zoo oud, en ook wel een beetje lastig, en Triomfantelijk riep Frits: „Maar in elk geval was het toch niet waar wat u schreef." „Ja, ja"; münheer De Gooier zat er een beetje mee in. Maar hü wilde er toch zichzelf niet uitpraten en bekende eerUjk: „Nu, het was misschien niet heel erg mooi van me. En ik neem me dan ook voor, dat zoo iets niet nog eens gebeurt." Mevrouw zag kans op dit oogenblik de aan dacht af te leiden door met schrik op de klok te kuken: „Al zóó laat! Gauw kinderen, aan je huiswerk!" Maar dien avond zaten de ouders büeen en hielden raad. Het leek hun of er een scheur in de eenheid van het gezin ontstaan was sedert het tafelgesprek van dien middag. Frits had een onwaarheid gezegd en zich daarbU beroe pen op het slechte voorbeeld van zün vader. De eenheid, de gave naam, het levensgeluk van de vier De Gooiers rustten op hun eerlijken handel en wandel. Nooit hadden zü zich met foefjes afgegeven, nooit zich een afwüking van den rechten weg veroorloofd. En nu....!" „Gelukkig, dat we er tüdig bij zijn, man," zei mevrouw De Gooier, „zóó diep zit het kwtiad nog niet." „Ja," knikte de vader nadenkend, „dat troost me ook. Maar nu moeten we ook zorgen dat zoo iets nooit meer voorkomt. Geloof jü, dat het heusch zoo moeilijk is, altijd de waarheid te spreken?" „Heb ik je ooit voorgelogen?" vroeg z'n echt- genoote, met haar liefsten glimlach. Hij antwoordde hartelük en gelukkig: „neen, nooit." „Welnu," besloot z'n vrouw, „dan zullen we van nu af dat beginsel krachtig handhaven. Wat er ook gebeure." Ze keken elkaar dankbaar aan en de vader zei: „Ik zal morgen met de kinderen spreken. En ons voorbeeld zal hun de kracht geven al tijd en onder alle omstandigheden de waarheid te dienen." Aldus werd plechtig overeengekomen. Van nu af werd de waarheid in het huis gezin van de De Gooiers epidemisch. Men zei elkaar over en weer de waarste din gen, gevraagd en ongevraagd; men wond zich vol vreugde op tot de waarheid. Alles ging best, zoolang Frits dingen zei als: „Och, vader, dat komt, omdat u zoo verschrik kelijk over kleine dingen zeuren kunt." Of Treesje: „Als u eens wist moeder, hoe lang die flauwe grappen van u me al lang de keel uithangen; u moet heusch niet denken, dat u zoo geestig bent." De harmonie verflauwde niet, toen de heer De Gooier bekende, dat het piano-spel zijner echtgenoote hem op den duur harder viel om aan te hooren dan buurman's nachtelük kat- tengegrol in den tuin. Het deerde volstrekt niet de verheven waar heidsstemming, als mevrouw De Gooier haar man te kennen gaf, dat ze zich in haar jeugd een schooner mannelUk ideaal gedroomd had, dan zoo'n onromantisch mensch als een sigaren kistjesmaker. Het werd echter engen kring van WddfllClul het gezin begon te |mt verspreiden; toen de zoon des huizes, Grietje, de eerzame dienst maagd, strak aankeek en op haar vraag: „Wat zit je toch te koekeloeren, jongen; heb ik soms wat van je aan?" argeloos antwoordde: „Nee, maar je hebt zulke vieze, rooie siep-oogen; net 'n zieke rot." Een openhartigheid, die slechts geëvenaard werd door een uiting van z'n zuster tegenover de muziekonderwijzeres, welke hard-slovende dame moest hooren, dat haar vakkennis met den inderdaad zuur verdienden gulden per uur. veel te duur betaald was. En het werd erg, heel erg, toen de ziekte kiemen de woningdeur werden uitgedragen. Als een lawine vielen de bittere gevolgen over de hoofden der vier idealisten. Mevrouw De Gooier ontmoette op een lente dag haar schoonmoeder, wier eerste vraag luidde: „En hoe vind je mri nieuwe voorjaars hoedje?" waarop de behuwde dochter, naar de strikte waarheid, getuigde: „Monsterlük. Een dik mensch met zulke uitpuilende oogen en zoo'n rood hoofd als u, moest niet zoo'n smal ding met hardblauwe bloemen dragen." Mijnheer De Gooier moest een nieuwen aan val van z'n ouden erfoom Dirk, om te komen logeeren, weerstaan. „Ik hoop, schreef deze, „dat jullie 't prettig vindt." „Heelemaal niet," zoo luidde het tegenoffen sief van den neef; „we hebben 't veel liever niet. U bent zoo humeurig, ziet u, en ook hin deren ons uw ordinaire manieren aan tafel." Frits, de hoep en de trots van 't gezin, ver oorzaakte een paniek op school, door den school opziener, die hem welwillend op den schouder klopte en vroeg: „Jij leert zeker vlütig hè, dat je zoo goed antwoordt," toe te voegen: „Ik voer zoowat niks uit, maar meneer heeft ons vaste vragen geleerd voor het geval u komen mocht." Treesje, de zachte, welopgevoede, ten eten ge vraagd bü haar vriendinnetje Lien,'de dochter van den president-commissaris der kistenfa briek, ontzag zich niet aan tafel toen de gastheer schertsend informeerde of papa z'n betrekking nogal aangenaam vond te ver klaren, dat haar vader die zeker met nog meer animo zou waarnemen, wanneer de president commissaris niet zoo'n halve gare, zoo'n üdele kwast was, die absoluut geen verstand van za ken had. Van het een kwam het andere. Grietje, de meid, zei haar dienst op; de piano juffrouw bleef weg; mevrouw De Gooier's schoonmoeder liet zich niet meer bij haar zien; Frits werd van de school verwüderd; de familie De Gooier werd door haar oom Dirk onterfd; Treesje was voor goed gebrouilleerd met Lientje en münheer De Gooier werd na een stormachtige vergade ring, als directeur ontslagen. De huisarts der waarheidlievende familie, een kundig psychiater, vroeg zich ernstig af, of de vier patiënten niet, als lü'dende aan collectieve geestesverstoring, uit de gemeenschap behoor den verwüderd te worden. Maar voor dit gebeurde, hakten zü zelf de - knoop door. Op zekeren dag verliet het gezin De Gooier de plaats hunner inwoning, om koers te zetten naar een klein, onbewoond eiland in de Stille Zuidzee, waar ze zich voor goed vestigden en elkaar de waarheid konden zeg gen, zonder met de buitenwereld overhoop te raken. De Turksche minister van Onderwüs heeft den onderwüzers verboden in het vervolg nog een kerkelüke functie te vervullen. Tot nu toe waren vele onderwüzers tegelük Muezzin. ZU moesten dus de geloovlgen op de vastgestelde uren van de minarets naar de mos keeën oproepen voor het gebed. De regeering wenscht echter den staat geheel los te maken van de kerk. Tijdens een circusvoorstelling te Marseille ontstond in de arena een verwoed gevecht tus schen een groep van 15 üsbeeren. Een beer werd door de anderen aan stukken gescheurd. Twee man van het circuspersoneel, die tracht ten de dieren tot kalmte te brengen, werden ge wond. J 'f op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f 9/1/1/1 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f 7Cf) bij een ongeval met f OCf) bij verlies van een hand f 1 OC t>ij verlies van een f Cf) bü een breuk van f Af) bij verlies van 'n AllC U O O Tl TIC S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen O vU U»m verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen f f OUm~ doocielijken afloop Ar «/V» een voet of een oog# "duim of wijsvinger been of arm I TW»" anderen vinger 5nnmnmtiHmHmiiinnimnmiliniullllllimiiuiiuiiiiHii..illi......P 57 „En nu; vertrekken!" beval Berar, „zoo gauw mogelük en zoo ver weg als het maar kan." Patrick was niet in staat een voet te verzet ten. Marius verzamelde zijn laatste krachten, nam het ventje in zün armen, heesch het op zün rug en zeide: „Moed houden, m'n jongen! Mijn oud karkas kan nog wel ergens voor dienen!" Berar ging, aan het hoofd van de groep, liet dichte rottingbosch in en riep Rama. De olifant volgde den fakir goedig, en ach ter hem kwamen de anderen. Men liep zoo on geveer een uur voort totdat het bosch eindig de en de „jungle" begon gemakkelijker om erdoor te komen, maar ook gevaarlüker we gens mogelijke hinderlagen. Het begon nacht te worden en de vluchte lingen konden nu niet verder. Daarenboven begonnen honger en dorst zich opnieuw te doen gevoelen. Berar trachtte, bü gebrek aan meer solide voedingsstoffen, hier en daar wat ongevaar lijke kruiden te vinden, waarmede zü zich al thans konden verbeelden een maaltijd te doen. Rama wist zich beter te helpen met twijgen, bladeren en wilde vruchten. Men bleef ten slotte halt houden op een open plek en ieder meende daar met uitgehon gerde maag den nacht te zullen moeten door brengen, toen.... Bob geheel onverwacht red ding bracht. De hond was in z'n eentje op avontuur uit gegaan en had daarbij een prachtige wilde pauw ontmoet en doodgebeten. De doodskreet van den vogel en het daarmede gepaard gaan de wilde vleugelgeklepper deden allen werk tuiglijk opspringen. Patrik was de eerste die zün hond bezig vond met het nüdig uitruk ken der pauwenveeren. Marius kon 'n kreet van verbazing en vaneetlust niet onder drukken. „Diner eerste-klasse!" riep hü uit. „Van ouds gerenommeerd restaurantKapi tein, u krijgt hier een gebraad om van te smullen!. Terwijl hü den vogel ontdeed van diens schitterende veerenpracht, had Bob alweer 'n nieuwe vangst gedaan. HU had het vrouwtje van de pauw overvallen in het nest en ook dit beest met zijn moorddadige tanden doen ken nismaken. Patrick nam hem dit tweede slachtoffer af en beloofde hem daarbU zün portie aan den maaltüd, zoodra deze gereed zou zijn. Maar in het nest lagen ook 'n twaalftal eieren en Bob achtte deze voor zich zelf uit stekend geschikt als voorgerecht. Weldra kringelde er een vroolijk vlammetje omhoog, ontstoken door Berar en werden de ontpluimde pauwen langzaam gebraden boven een door Marius geïmproviseerd fornuisje van takkenbossen. Er begon onder de vluchtelingen weer wat leven en opgewektheid te komen en zij zouden zich volmaakt gelukkig hebben gevoeld, indien mistress Claudia en Mary maar bij hen waren geweest. Deze beiden waren, men kan het begrijpen, voortdurend en onafgebroken het onderwerp der gedachten van kapitein Pennyless en zün metgezellen. Men geloofde nog maar altüd aan een poging tot schrikaanjaging of chantage van den kant van den Petroleumkoning, een daad welke, ten slotte, den bedrijver ervan duur zou komen te staan. Men dacht aan het moedige karakter der gravin, aan haar uithoudingsvermogen, aan haar vernuft en vastberadenheid, en aan zoovele eigenschappen welke tal van mannen haar zouden hebben kunnen benüden. Maar telkens gevoelde Pennyless den angst in zich herleven, zoodat hij het zou hebben uitge schreeuwd, indien zijn geestkracht hem daar van niet had weerhouden. Berar had op de hem eigene handige wijze den bodem gezuiverd van kruipdieren en ge- vaariüke insecten. Patrick was, na het nuttigen van een stuk lekker gebraden pauwenvleesch in slaap ge vallen naast Bob. Marius en Johnny hadden gedaan evenals Patrick, terwül de kapitein, meer ongerust dan ooit, wakker bleef bü het schijnsel der vlam dat de enorme massa van den olifant verlichtte. Ook Berar waakte en werkte natuurlijk zon der ophouden. Hü had 'n menigte kleine en soepele rotting twijgjes gesneden en maakte daar, ongeloof e- lük vernuftig en behendig, een soort tentje van. Toen hij, midden in den nacht, daarmede gereed was, vervaardigde hü, ook van rotting stengels, een buigzame ladder, als van koorden, een ladder, die geen vier pond woog, maar er wel vijfhonderd kon dragen. Rama sliep vastgebonden aan een boom, met den koffer uit den „Toren der Stilte" nog al tüd op zijn rug. Berar wierp het dunne ladder tje omhoog, zoodat het zich vasthaakte in een der hengsels van den koffer. Vervolgens klom hij een eindje de ladder op en zeide tot den kapitein die, zooals hü zag, wakker was: „Zou de Sahib zün slaaf de eer willen aandoen hem te helpen?'* „Zeker, Berar; wat moet er gedaan worden?" „Als de Sahib mij dat toestelletje van rot ting wilde aangeven...." De kapitein deed het, en, na een diepe bui ging te hebben gemaakt als bewüs van dank betuiging, ging Berar deze nieuwe soort kooi vastmaken boven op den koffer. Pennyless gaf hem daarbU de koorden aan en liet den fakir ongestoord zün kunstwerk verrichten. Na verloop van een half uur stond het ge bouwtje overeind op den rug van den olifant die altüd door sluimerde met half-gesloten oogen en opstaande ooren, als een wakende schildwacht wien geen geluid kan ontgaan. Bü den zachten gloed van het houtvuur stond de kapitein met bewondering naar Be- raris werk te küken. „Wat ge daar gemaakt hebt ls een „hoedah", zeide hü: „Ma, meester, "n „hoedah", die plaats biedt aan u allen." „En gij dan?" „Ik, ik ga zitten op de plaats van den „ma- hoet", op den hals van mün vriend Rama. En nu, Sahib, moet u gelooven wat ik u zeg; gü hebt slaap noodig, probeer te slapen, want de komende dag zal veel van u vergen." „Maar ik kan niet slapen.... neen, dat is me onmogelijk." „Welnu dan, slaap! zeg ik u. Slaap, Sahib!.. Slaap!ik gebied het u! Gü hebt het noo dig om weer op kracht te komenJuist!.... slapen! Goed zoo, slapen!Daér, onder de hoede van Rama En eigenaardig verschünsel, evenals dat bü Mary het geval was geweest de kapitein ging loom maar gewillig op den grond zitten., zijn oogen vielen dicht, hij strekte zich uit op het gras en sliep weldra in als 'n kind. Bij het opkomen der zon maakte de fakir allen wakker. Hü zelf voltooide zün in den nacht begonnen werk, vervaardigde van dikke bladeren een voor zonnebrand en regenstroom ondoordringbaar dak boven de „hoedah", en antwoordde, toen de vluchtelingen hem met geestdriftige lofprijzingen vanwege zijn arbeid overlaadden: „Ik heb gedaan wat ik kon; laten we na vertrekken Langs het laddertje kon iedereen gemakke- lük boven op den rug van Rama komen ook Bob, die van het eene paar armen in het an dere ging en men nam plaats in de .Hoe dah", helaas met leege magen! Rama zette er aanstonds een flinken draf in en nam de richting, hem door Berar aange geven. Hü liep zoo büna zes uur aan één stuk. De vluchtelingen begonnen opnieuw pünlük honger en dorst te gevoelen, toen de fakir eenige hutten ontdekte en bliksemsel naar be neden klom. Hü bekeek zorgvuldig de eerste van deze zeer primitieve woonsteden en bemerkte dat aan de deur een kleine zwarte driehoek geteekend was met in het midden een eveneens zwarten cirkeL Een en ander trouwens büna onmerkbaar voor iemand, die daarvan niet op de hoogte was. Berar, blükbaar zeer voldaan, riep uit: „Als de Sahibs nu maar believen af te stap pen! Wü zijn hier in veiligheid." Tegelükertüd bracht hü de snede van zün mes aan de lippen en deed een scherp, eigen aardig gemoduleerd gefluit hooren. Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 9