Tooneel in Duitschland AKKER.CACHETS <Ket vetAaal van den dag k WRK3LEY Zoo'n erge Hoofdpijn? HOEST en KEELPIJN HET GROOTE I I AVONTUUR l WELKE RICHTING? DE OOIEVAAR ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN Die goeie ROBINSONschoen voor Vader en Zoon ÏÏTS* 'S j schuldig A MAANDAG 20 MAART De keuze der stukken Communisten bekeeren zich Tooneelstuk van Mussolini Nieuwe oliebronnen in Rusland ontdekt De strijd tegen den godsdienst Het Apostolaat ter zee Campagne voor onge- build brood Romantische tocht Hoe is het Duitsch tooneel door de crisis heen te helpen? "AKKERTJES" Beproefd vapoRu ln de Italiaansche pers AANG1FTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Hanns Johst is misschien geen zeer bekend schrijver, geen man, met wiens opvattin gen de meeste menschen het wel eens zijn, doch met dat al een talent van beteekenis. En dr. Ulbrich geniet in vakkringen een goede re putatie, want hij heeft den schouwburg van Meiringen en het nationaal theater te Weimar door moeilijke tijden heengeholpen zonder te transigeeren, wat betreft de artistieke waarde van de opgevoerde stukken en de vertolking ervan. De keuze van deze beide mannen moet dus gelukkig worden genoemd, temeer waar zij over de belangrijkste kwesties, die zij op te los sen krijgen, gelijk denken en elkaar reeds vele jaren kennen. Geen van beiden voelen zij voor groote woorden en beloften van de toekomst; zij beseffen ten volle den ernst van de crisis, die het Duitsche tooneel doormaakt, en maken zich geen illusies van een snelle opleving. Doch het staat aan den anderen kant weer niet zoo met hen, dat zij absoluut geen uitweg zien uit de moeilijkheden. „Men kan," zegt Johst, „geen scheppende kunstenaars uit den grond stampen en men kan ze ook niet den weg voorschrijven, dien zij moe ten gaan. Doch wat er sluimert in de schrijvers van heden en morgen kan men uit enkele aan wijzingen wel aanvoelen, en geen staatsschouw- burg heeft dan ook de roeping, dit te doen. Tevens moet hij voor de kunst der toekomst den weg effenen, niet door overijlde experimenten, maar door het reeds aanwezige en tot rijpheid gekomen materiaal te verzorgen." „U zegt, dat men van het tooneel der toe komst uit enkele aanwijzingen zich reeds een voorstelling kan vormen. Hieruit maak ik op, dat u zelf zulke aanwijzingen heeft opgemerkt en bepaalde verwachtingen koestert van de ko mende dingen." „Leeft die verwachting niet in ons allen? En de aanwijzingen, men doet goed, ze niet al leen als zoodanig aan te merken vindt elke reeks in de krachtigste uitingen van de mo derne litteratuur. De beschrijving van den oor log, die na het doffe zwijgen van de eerste na- oorlogsjaren meer en meer op den voorgrond treedt, is het natuurlijk resultaat van wat voor de tegenwoordige menschheid de grootste ge beurtenis is geweest. Wij willen aan den ande ren kant echter geen stroom van oorlogsstukken ontketenen, want het is zeer wel mogelijk, dat de beste oorlogslitteratuur eerst veel later zal ontstaan onder de handen van generaties die den oorlog meer op een afstand en zuiverder zien dan wij. Met dat al kan men zich de te genwoordige wereld niet indenken zonder den wereldoorlog en deze groote gebeurtenis zal als vanzelf op den achtergrond staan van elk werk, dat in onzen tijd ontstaat." „Een schrijver kan toch los van dien tijd Staan?" „Dat erken ik niet als kunst. Een auteur, wiens werk niet geheel en al is samengeweven met het leven van zijn volk, erken ik niet als kunstenaar. Als hij een niet daaraan gebonden, „internationaal" wezen is, beantwoordt hij niet aan zijn toestemming; de spreektrompet der volksziel te zijn." „Is er ook reeds een programma samenge steld, waarin deze opvattingen in practijk zijn gebracht?" Dr. Ulbrich, tot wiens terrein dit meer be hoort, antwoordde op deze vraag: „In Juni van dit jaar zullen wij een nauwkeurig speelplan publiceeren. Wü zullen er echter niet zoo star aan vasthouden, dat jonge krachten, die zich alsnog aanmelden, niet meer aan 't woord kun nen komen, omdat het speelplan nu eenmaal is vastgesteld. Het eerste doel van dit speel plan is, het klassieke drama tot zijn recht te doen komen; voor een staatsschouwburg spreekt dit m.i. vanzelf. Het moet echter geen formeele zonder liefde vervulde plicht wezen. Het opvoe ren van een klassiek stuk door een staats schouwburg is niet een voorstelling uit vele, maar een plechtig erkennen van een der cultu- reele hoogtepunten van het volksleven. Onder onze leiding zal het eenvoudig ondenkbaar zijn, dat avond aan avond de „Faust" gespeeld wordt, alleen omdat de contracten der auteurs nog loopen. Een „Fausf'-opvoering behoort telkens slechts eenmaal te worden gespeeld. Een opera gezelschap gaat toch ook niet avond aan avond den „Persival" spelen?" „U stelt zich dus op het standpunt, dat z.g.n. technische kwesties, zooals de contracten van auteurs en regisseurs, geen invloed mogen uit oefenen op het speelplan?" „Ik ken geen technische kwesties, die niet Binnen een kwartier kunt Ge die vergeten zijn en U als herboren voelen door één of twee van die /'«ImceIp' Volgens recept van Apotheker Dumont. Miiiiiiiiiiiniiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiimitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiim Onze correspondent is er in ge- slaagd, een interview te verkrijgen met Dr. Ulbrich en Hanns Johst, 1 die zijn benoemd tot intendant, resp. eersten dramaturg van den Berlijn- f 1 schen staatsschouwburg en daar- door grooten invloed hebben verkre- gen op de toekomst van het Duitsche tooneel. ÏÏIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIÏÏ ondergeschikt behooren te wezen aan de cul- tureele taak van het tooneel. Daaruit volgt ook, dat wij geen „sterren" hebben. Wij sluiten geen contract af met een ster om in bepaalde stuk ken op te treden en wij geven ook niet een be paald Stuk, omdat wij er op dat oogenblik een ondergeschikte ster voor hebben. Wij stellen ons speelplan vast en daarna zullen wij met dit speelplan voor oogen ons ensemble samenstel len. Dat blijft dan zoo. De acteurs zijn niet slechts door een contract aan ons gebonden, wij eischen van hen, dat zij geheel en al in den staatsschouwburg opgaan en met ons gezamen lijk streven naar eenzelfde, scherp omlijnd doel. De artisten zullen al hun kunnen ten dienste van den staatsschouwburg moeten stellen; zij zullen geen uitstapjes kunnen maken op ander gebied. Zij zullen er ook geen tijd voor hebben, want wij moeten hard werken. Wij zijn niet tevreden met tien opvoeringen in tien maan den; wij moeten veel meer doen, zal deze voor naamste schouwburg van het land werkelijk een spiegel van de Duitsche tooneelkunst kunnen worden" „Wanneer u de beschikking heeft over een goed acteur, maken zijn persoonlijke opvattin gen dan nog eenig verschil uit?" „Een acteur, die zich met groote virtuositeit weet aan te passen aan elke rol, die hem toe gewezen wordt, kan nooit de diepste bedoeling van den schrijver vertolken. Wij kunnen slechts krachten gebruiken, die op onze basis staan." „Er zullen dan wel veranderingen komen in het ensemble van den staatsschouwburg. Zal de overgangstijd niet moeilijk wezen?" „Wij treffen het, dat de meeste contracten spoedig afloopen. De overgangstijd zal bij de publicatie van het nieuwe speelplan achter den rug zijn. Doch ook tijdens die overgangsperiode zal het veranderde karakter van den staats schouwburg zich reeds duidelijk openbaren." „En u, mijnheer Johst, levert de overgangstijd zeker moeilijkheden op. Ongetwijfeld zijn er reeds stukken aangenomen, die allesbehalve na tionalistisch getint zijn." „Dat is zoo, stukken uit binnen- en buiten land. Wij zullen ze stil laten liggen. Als men iets doet, moet men het goed doen. De staats schouwburg is niet langer een hulpmiddel, om de aantrekkingskracht van een nieuw stuk te beproeven." „Tachtig procent van alle premières na den oorlog," zoo viel dr. Ulbrich hem hier in de rede, „hebben zelfs in de provincie geen op voering meer beleefd en zijn thans volkomen vergeten. Wij kunnen ook weieens mistasten, maar niet zoo dikwijls, want ons eerste doel is niet welwillendheid tegenover onbekende schrij vers als wel het herstellen van de toonaangeven de positie van dezen schouwburg. Aan dit doel moet de keuze van alle stukken ondergeschikt worden gemaakt." (Nadruk verboden). n Eind September nam Tsjang Kai Sjek bij het meer van Hankow 2300 communisten ge vangen, die naar het concentratiekamp van Hankow werden overgebracht. Op verzoek van de Ap. Vicaris werd aan de missionarissen ver lof gegeven óm deze gevangenen te bezoeken en te verzorgen. Sindsdien bezoekt pater Caval- lini met twee catechisten en een Chineeschen dokter dagelijks het gevangenenkamp. Koorts en cholera treffen de gevangenen zwaar, de dok ter behandelt de zieken liefdevol'en geeft hun gratis medicijnen. Goede lectuur en aalmoezen hebben bewerkt dat vele communisten de kerk nu veel beter gezind zijn. De heer Kiutsautien, hoofdinspecteur van het gevangenenkamp druk te z'n groote verwondering uit over het liefde volle werk der Katholieke Kerk tegenover men schen, die haar zoo groote schade toegebracht hebben. Pater Cavallini, die de gevangenen soms aanspreekt met: „O mijn beste commu nisten!" staat hoog in aanzien. In drie weken tijds kon hij 188 stervenden doopen. Het Burgtheater te Weenen zal weldra de eerste opvoering geven van Mussolini's tooneel stuk over Napoleon „De Honderd Dagen", dat eenigen tijd geleden in Londen is opgevoerd. Dit is de tweede maal dat het Burgtheater een stuk opvoert van een aan het bewind zijnden minister-president. De eerste maal was in 1905, met Clemenceau's „De Sluier van het Geluk". Gorgel 3 X per dag met warm, zoutwater. Voor het naar bed gaan flink Vicks op keel en borst wrijven en met warm flanel bedekken. Is de keel erg pijnlijk of het hoesten veelvuldig, smelt dan wat Vlcks ln heet water en adem den stoom met de dampen goed ln. Deze uitwendige behandeling is vooral bij kmder- verkoudheden aan te bevelen, omdat ze de maag der kinderen niet van streek brengt, zooals tij overmatig gebruik van Inwendige med-cij- n e n vaak het geval is. Bestrijd verkoudheid zonder „innemen"! In een onderhoud met een Reuter-correspon- dent heeft de Sovjet-Russische geoloog Gubkin zich geuit over de vooruitzichten voor het nieuwe petroleumgebled Lok-Batan nabij Bakoe. De oliebronnen, zoo zeide hij, zijn gelegen in het Zuidelijk deel van het Jasmandal, op de Noordelijke hellingen van den berg Lok-Batan, een modderspuwende vulkaan. De laatste jaren zijn verschillende malen uitbarstingen van de Lok-Batan waargenomen. De dan ontsnappende gassen gingen in vlammen op en de modder stortte zich in breede stroomen uit en verhardde op de berghellingen. Men meende daarom te mogen aannemen dat de moddervulkaan inwendig petroleum bevatte. Verleden jaar zijn op de Noordelijke hellingen de boringen begonnen en weldra waren de eerste bronnen aangeboord. De groote hoeveelheid petroleum, die deze bronnen thans leveren be wijst, dat de berg Lok-Batan enorme olievoor raden inhoudt, die geschat kunnen worden op millioenen tonnen. Het totale petroleumgebied strekt zich uit over 12 15 K.M. en er valt niet aan te twijfelen, zoo besloot Gubkin, dat hier in de naaste toekomst een der grootste oliegebieden van Sovjet-Rusland zal zijn ontstaan. iifiiiiiiiiiiinu imiiiiiiiniiiu! Onderwijl wij winter leden En zoo'n beetje ook aan griep, En voor ons de trouwe kachel Thuis alleen wat warmte schiep, Zat de ooievaar heel deftig Aan'de boorden van den Nijl En vond in het zonnig Zuiden Tegen 't gure weertje heil! Nu natuurlijk, nu de lente Weer de atmosfeer verzacht, Komt hij opgeioekt en monter Waar het warme nest hem wacht! Maar misschien dat vader langbeen Thans een beetje slordig is, Of wellicht met zijn gezondheid Is het moog'lijk ietwat mis? Immers alle ooievaren Zijn helaas van hun reces Niet in 't land teruggekomen Met de Afrika-Expres! Wat kan wel de oorzaak wezen i Van dit ooievaar-tekort? Is het soms, dat bij die vogels Ook al reeds gewelterd wordt? Ja, wij staan hier voor een raadsel! Geen verslagen zijn bekend Uit het internationale Ooievaren-parlement! Wat wij van die vogels weten f Zien wij enkel in de krant, Maar dan onder de berichten Van den burgerlijken stand! MARTIN BERDEN 1 (Nadruk verboden) niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiimiiiiiiiiiimimmiiiiiiiiiiiiiimi^ Naar de K.W.P. uit Berlijn meldt, zijn vol gens een officieele mededeeling uit Moscou in de laatste twee maanden door den Bond van Godloozen in de Ukraine 33 kerken gesloten. De kerken en kapellen werden ingericht voor kazernes en barakken voor de troepen van het rooda leger. In het afgeloopen jaar 1932 werd door de af- deeling Buenos Aires van het Apostolaat ter Zee hulp verleend aan meer dan 25.000 zee vaarders. De afdeeling bestaat uit 100 leden, die 12 verschillende talen spreken. Het tehuis van het Apostolaat ter Zee in de Calle Alsina werd bezocht door 8000 zeelui, die daar een aange naam en veilig verblijf vonden. „Kijk eens, Robbie," riep Topsy, „de zeeman gooit je gummi-ringen in zee. Robbie, wien het speet, niet meer met de ringen te kunnen spelen, vroeg den zeeman, de ringen niet weg te gooien. „Ze zijn niet van jou," riep hij. Robbie en Topsy sprongen op de rots, waar Freddy zat en Robbie zag den zwaardvisch in het water. „Ik gooi de ringen niet weg," zeide de zeeman, „ik speel alleen maar een beetje met den visch. Hij brengt alle ringen weer netjes terug. Kijk maar eens, of hij het niet doet." „Als je klaar bent, wil ik ook wel zoo'n spelletje met hem spelen," zeide Robbie. (Morgenavond vervolg). (Ingezonden Mededeeling). In de rechtszaal verspreidde zich het bericht, dat de gezworenen hun beraadslaging be ëindigd hadden. Men tikte den beklaagde op den schouder en leidde hem eenige treden op, binnen de ruimte die door een houten hek was afgescheiden. Daar de stoelen der gezworenen aog leeg waren, liet men hem zitten. Hij kon van zijn zitplaats zien wat er in de zaal voor viel. Een gevoel van eenzaamheid kwam over hem. Dicht bij waar hij zat, waren de plaatsen der verslaggevers, die de avond-edities door liepen en op gedempten toon in kleine groepjes met elkaar spraken. De beklaagde voelde de honderden op hem gerichte oogen. Links van hem was de ruimte bestemd voor het publiek. Een opeengepakte menigte, meerendeels vrouwen, duwde en drong. De menschen rekten hun halzen om alles beter te kunnen zien en vroegen elkaar hoe lang het nog zou duren eer de gezworenen binnen kwamen. Eindelijk betraden deze de zaal, omgeven door met karabijnen gewapende rijkspolitie-man- nen. De aangeklaagde keek, in uiterste span ning, naar de uitdrukking der gezichten van de juryleden. Maar hun trekken verraadden niets. De ernstige gelaatsuitdrukking was nog geheel dezelfde als gjdurende de lange rechtszitting. Hjj kende nu alle gezichten heel goed. Die dikke, goedmoedig uitziende heer in het grijs, die eerst rechts-achteraan zat, stond nu, uiterst-links, vooraan. Blijkbaar was hij door de juryleden tot hun voorzitter gekozen. Neen, hun gezichten zeiden hem niets. Maar zouden zij er gelukkiger uitzien als zij voor nemens waren hem vrij te spreken? Hun be raadslaging had eindeloos geduurd. Vast stond het, dat zij aanvankelijk verschil van meening hadden gehad en dat zij het slechts met zeer groote moeite eens geworden waren. Maar even vast stond het, dat zij geen mensch zouden laten hangen zonder het onomstootelijke be wijs van zijn schuld. Hoe haatte de man in de bank der beschul digden den rechter, dien ouden voornamen heer met den grijzen baard in het roode ambtsge waad, en in het bijzonder zijn kalme, waardige manier van spreken. Indien hij zich had opge wonden en boos, met "verheffing van zijn stem was gaan spreken, de beklaagde zou het beter hebben kunnen verdragen. Maar het was ver schrikkelijk hem aan te hooren, toen hij den gezworenen trachtte duidelijk te maken, dat zij het doodsoordeel over hem moesten vellen, op een toon zoo rustig en bedaard, alsof hij thuis met een vriend in gesprek was. De gezworenen antwoordden nu op het af roepen hunner namen. Die waren den man, wiens leven op het spel stond, reeds bekend. Die kleine heer met afhangende snor heette Aloisius Mochlin. Het was een komische naam en de beschuldigde had zich erg vroolijk ge voeld, toen hij dien naam voor de eerste maal hoorde. Toen alle namen afgeroepen waren, trad voor een oogenblik een doodsche stilte in, ge volgd door het gemompel van honderden stem men, hetwelk den beschuldigde aan zijn kin dertijd herinnerde, als hij met zijn moeder de godsdienstoefening bijwoonde en de saamge- komen gemeente een gebed uitsprak. De groote vleugeldeur tegenover de plaats van den be schuldigde opende zich nu en de rechter kwam met een aantal heeren in de smalle gang die naar zijn zitplaats voerde, waarop hij plaats nam. Een politiebeambte beduidde den beschul digde, dat hij moest gaan staan. De lieden die tegenover hem in de zaal stonden, bleven hem aanstaren. Hjj werd nu zichtbaar nerveus en moest zich aan het hek vastklemmen. Nu, nu kwam het verschrikkelijkste oogenblik van zijn leven! „Mijne heeren gezworenen, zjjt gij 'het allen eens?" „Ja." „Hebt gy den beschuldigde aan den moord schuldig of onschuldig bevonden?" „Niet schuldig.'" Hoe was het mogelijk? Had hij goed ge hoord? Lieten zij hem vrij? De aangeklaagde viel op zijn bank terug. Alle naar hem gekeerde gezichten schenen te verdwijnen. Hij had het gevoel alsof de geheele menigte hem met één zwaai naar buiten droeg. Dan lachte hij, sloot de oogen en liet zijn hoofd tegen het houten beschot vallen. Als uit de verte hoorde hij de stem van den rechter, die hem toeriep dat hij vrij was en kon heengaan. Maar de beambten lieten hem nog niet ver trekken. „Het is beter, dat ge nog wat wacht," zei een hunner. „Wij zullen u straks door een zijdeur uitlaten, want voor den hoofdingang wacht u een opgewonden hoop volk." En de man, wien men het leven weer had geschonken, begreep. Het volk buiten was on bevredigd, vertoornd; men was evenzeer van zijn schuld overtuigd als hij zelf. Maar de twaalf mannen, die hem hadden moeten ver- oordeelen, hadden geschuwd de verantwoorde lijkheid op zich te nemen, omdat in de keten der bewijsvoering een enkele zwakke schakel Zijn verdedigers kwamen om zijn dank in ont vangst ten nemen en hun droge gelukwenschen uit te spreken. Maar zij reikten hem geen hand. Nu, dat alles voorbij was, gevoelde hij zich van alle zorgen bevrijd. Bij de inbraak en den moord was hij in het bezit gekomen van een buit van vijfhonderd pond. Voor een dergelijke som was hij bereid hetzelfde risico nogmaals op zich te nemen. Eindelijk liet men hem heengaan, naar bui ten, in de ledige straat aan den achterkant van het rechtsgebouw. Van daar spoedde hij zich naar de breede avenue. Niemand scheen hem te herkennen, maar zijn instinct dreef hem zich zoo snel mo gelijk van het rechtsgebouw te verwijderen. Hij sprong op een tram, die zijn richting uit ging. Na ongeveer vijftien minuten steeg hij af. Nabij de halte zag hij een café. Daar wilde hij iets gaan gebruiken en hij deed reeds eenige stap pen om de straat over te steken. Doch midden op den rijweg bleef hij staan, als door een on zichtbaar geweld daartoe gedwongen. Zijn hart kramde zich tezamen, iedere zenuw in zijn lichaam deed hem pijn. Daar schreed voor hem langs de huizen de man dien hij vermoord had. In zijn brein scheen alles te draaien en te koken als een heksenketel. Luid schreeuwend liep f 7V7i/>f hij door. Voorbij- IGL hij hoorde het j tiict Een hem tegemoet rijdende vrachtauto trachtte nog te stoppen, maar te laat.... De man, die door zijn verschijning zulk een indruk op den verongelukte gemaakt had, trad het café binnen. „Geef mij gauw wat te drin ken," zei hij, „ik heb daar zoo juist een man zien overrijden." De waard gaf hem een glas brandewijn. „Gruwelijk, al die ongelukken tegenwoordig," voegde hij er bi). „Maar, vriend, heb ik het goed? Heb ik vanmorgen uw portret niet in de courant gezien?" „Nee, niet van mij, maar. dat van mijn broer; wij waren tweelingen en leken zooveel op elkander, dat niemand ons uit elkaar kon hou den. Drie maanden terug werd hij in zijn wo ning vermoord gevonden. Ik had vandaag naar de terechtzitting willen gaan, maar ik had het gevoel, dat ik het daar niet zou kunnen uit houden. En nu heb ik dit verschrikkelijke on geluk moeter. beleven. „Ik heb gehoord, dat de moordenaar vrijge sproken is." „Ja, die ellendige! Maar als ik hem eens te pakken mocht krijgen Zonder het te weten, had de broeder reeds wraak genomen. Met goedkeuring van Mussolini is de Italiaan sche pers een campagne begonnen voor het ge bruik van ongebuild brood. De „Corriere della Sera" waarschuwt in een hoofdartikel tegen het eten van gewoon brqpd. Gezondheidsspecialisten hebben volgens dit blad langetoond, dat wittebrood pijn veroorzaakt in de maag, slapeloosheid tengevolge heeft en on gunstig werkt op het hart. De afwezigheid van vitaminen in wittebrood veroorzaakt bij sommige personen symptomen van scheurbuik. Het gebrek aan phosphaat in wittebrood drijft de menschen naar het gevaarlijke surrogaat de alcohol. PARIJS, 20 Maart. (Reuter). De beroemde „eenzame" Fransche zeiler, Alain Gerbault, is na een tocht van 21 dagen vanuit Casablanca aangekomen te St. Vincent op de Kaap-Verdi- sche eilanden. Het moeilijkste deel van den tocht ligt nu nog voor hem. Hij wil thans den Atlantischen Oceaan overstreken naar West-Indië en van daar door het Panama-kanaal naar den Stillen Oceaan. VIER STUKS PER PAKJE WRIGLEY'S KAUWGOM IN DE MOND IS LEKKER EN GEZOND! ill I 'i nn dit Wart zlln incevolee de verzekerinesvoorwaarden tegen 9/1/)/) bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door '7Cfi bij een ongeval met O Cfï bij verlies van een hand 1 Of oij verlies van een C£ï bij een breuk van df) m Alle abonné S SragevauSf rerzekefd^^^^^ uitkeerinpn t OUUU." verlies van belde armen, beide beenea of beide oogen T OU.- doodeiyken afloop T COU.m een voet of een oog ICO.-duim of wijsvinger I OU.-been of arm/ ?(/.- b(j verlies van 'n anderen vinger siuiiiuiiuiliiiiiliiiiuiiiiiuiuiumuii p£UILLETON 5 aiiimiiuiiiHniiiuiiiiiiiuiiiiiiiiminiiiiiuimiiiimiuimuniinuiiiuir 61 Bikanel liet zijn beide gevangenen over aan de bewaking van eenigen zijner mannen en kwam den Zilverkoning verslag uitbrengen van hetgeen hij te weten was gekomen, daarbij natuurlijk de bijzonderheden van den koffer en den schat der hertogen van Richmond zorg vuldig verzwijgende. De Yankee hoorde hem kalm aan en merk te op: „Dat wil dus zeggen dat mijn vijand volko men veilig is". „Ja, maar voor niet langen tijd!" „Ik hoop het, want ik ben van plan mevrouw de gravin de Solignac bij de eerste gelegenheid de beste tot weduwe te maken!" „Wij vertrekken!" zei Eikanel. „Gij volgt mij op behoorlijken afstand, en verlaat tot geen enkelen prijs den post, dien ik u zal aanwij zen." „Well! Maar maak voort, want ik vind dat alles ontzettend lang duurt". Bikanel kwam bij zijn groep terug, liet mis tress Claudia en Mary te paard stijgen, stelde haar onder bewaking van lieden op wie hij volkomen kon rekenen en gaf het sein tot ver trek. De andere groep volgde en men vertrok, in allerijl, in de richting van den tempel van Kali. Het was een lange tocht, die het uithou dingsvermogen van menschen eii dieren óp een zware proef stelde. Toen de nacht naderde, was men nog slechts een mijl van den tempel verwijderd. Men kampeerde in het jungle, en toen over deze huiveringwekkende streek de dikke duis ternis van den nacht was gevallen en de ake lige symphonie begon van al wat er in deze oer-omgeving leefde, toen ging Bikanel, on verschrokken, alleen erop uit. Na zich van al zijn kleederen ontdaan te hebben en zijn huid, alsmede den lendedoek te hebben ingewreven met geheimzinnige voch ten, die een sterke wilde dieren-lucht ver spreidden, sloop hij onhoorbaar het struikge was binnen zonder dat zijn bronzen huid iets gevoelde van de takken en struiken waarmede hij in aanraking kwam. Hij liepen bleef loopen!Ongewa pendde jakhalzen op de vlucht jagende, de hyena's verschrikkende en afgaande op zijn scherp gehoor, zich bewegende in de rich ting van waar dof-grommende tijgergeluiden tot hem schenen te komen. Men weet dat het in deze streek wemelt van tijgers die door de thoega's gewend zijn ge worden aan het eten van menschenvleesch, het vleesch der slachtoffers van de Kali-aanbid ders. Deze wilde beesten verslinden het men schenvleesch niet louter uit roofzucht, maar als lekkernij, omdat de thoega's hen door het veelvuldig voorwerpen van zulk een prooi ge leerd hebben al het andere te versmaden. Deze vraatzucht, belust op de lekkernij van myenschenvleesch, een vraatzucht door de thoe ga's kunstmatig aangekweekt, houdt natuurlijk alle profanen nóg meer op 'n grooten afstand van deze gruwelijke plaats zelfs de meest avontuurlijk-gezinde en onverschrokken toe risten. Bikanel bleef van tijd tot tijd staan, bracht de handen aan den mond bij wijze van roeper en deed dan een gebrul hooren, dat met be wonderenswaardige natuurgetrouwheid den hulpkreet weergaf eener woedende tijgerin. De op den grond liggende of langs de bron nen sluipende tijgers luisterden naar dit be drieglijke geluid, meenden dat het afkomstig was van een hunner natuurgenooten en be antwoorden het. Weldra was het geheele jung le in rep en roer en werd rondom den tempel van Kali een concert gehoord, zóó verschrik kelijk, dat men het zou hebben kunnen toe schrijven aan een legioen van duivelen. De „hulpkreten der tijgerin" namen in woe de en angst, toe en de antwoorden der tijgers klonken voortdurend wilder en dreigender. De ruïnen waren nu tot in wijden kring omgeven door één geloei en gebrul. De vraatzucht der tüger-menscheneters, op gewekt en geprikkeld door één der menschen- dooders zij het dan ook een verrader zijner kaste en zijner secte trok eerstgenoemde steeds dichter en talrijker samen rondom het altaar der godin van den Dood! Men heeft vroeger in Europa vooral in Frankrijk wel beren- en wolvenleiders ge kend, die met deze gevaarlijke dieren omgin gen als met menschelijke kameraden. In Britsch-Indië, waar alles veel grootere en meer kolossale afmetingen aanneemt, zijn de „ingewijden" van de verschillende graden dei- geheime genootschappen bij uitstek tijger-lei ders of ook wel: tijger-bezweerders. De verschrikkelijke beesten naderden den man van alle kanten en bleven verwonderd, met opengesperde muilen en groenlichtende bliksems in de oogen, voor hem staan. Onder den magischen invloed zijner bewe gingen, van zijn nagebootste geluiden en mis leid door de uitwaseming der vloeistoffen, waarmede zijn huid was bestreken, naderden zij vervolgens, heel voorzichtig en zelfs vrien delijk dezen mensch, die hen betooverde. Nu hij ze eenmaal onder zijn macht om zich heen had, leidde hij ze bij dozijnen ten aanval naar den tempel, waar zij de vluchtelingen als prooi zouden vinden. Er moest -nu toch wel 'n wonder gebeuren om den kapitein, Patrick, Marius, Johnny en Berar-zelf te redden. Nog nooit hadden zij in zulk een gevaar verkeerd! BEZWEERDER TEGEN BEZWEERDER OFFER AAN KALI De vluchtelingen wachtten bij den tempel van Kali, dat totdusverre onschendbaar door geen profanen voet betreden heiligdom, hun verder lot af. Zij hoopten op een gelukkige en spoedige redding, omdat zij het grootste vertrouwen stelden in Berar en de door hem uitgezonden mannen. De nacht was juist gevallen, toen een van deze laatsten onhoorbaar door het rietgewas kwam heengegleden en tot Berar zeide: „Hier ben ik!" Deze vreemde en onverwachte verschijning ontlokte den kapitein een kreet van verbazing: „Nu reeds „Wat hebt ge gezien?" vroeg Berar kortaf. „De twee blanken en haar bewakers". „En uw kameraad?" „Hij is de broeders gaan halen". „Goed! Heeft men u gezien?" „Ja, ik geloof het wel, want de jeugdige blanke, die door den Hindoe-politiechef in slaap is gebracht, heeft onze aanwezigheid hier bekend gemaakt". „Waar zijn onze vijanden op 't oogenblik?" „Zij zijn mij te paard gevolgd, in galop.... in twee groepen". „Zijn het er veel?" „Ja! Iedere groep bestaat uit een vijftientEil goed gewapende mannenZij kampeeren op nog geen mijl afstand van hier". „Vreemd!" mompelde Berar. „Zij. moesten zich eigenlijk zoo spoedig mogelijk uit de voe ten maken, «onder deze plaats, die door nie mand benaderd wordt, op te zoeken. En nu doen zij juist alsof zü meenen ons reeds te pakken te hebben". De fakir stelde aanstonds kapitein Pennyless van een en ander op de hoogte en wees hem op den ernst van den toestand. Vernemende dat zijn vrouw zich in de nabij heid bevond, sprong Pennyless op en wilde, on danks het vermetele van zulk een poging, aan stonds overgaan tot den aanval, metzijn twee varenslieden! Berar had alle moeite om hem de dwaasheid van zulk een handelwijze te doen inzien. Zon der eenige kans van slagen in hun opzet zou den zij allen veeleer worden vermoord. „Laat den nacht voorbijgaan!" zeide hij ten slotte, „wacht tot morgen en al die lieden wor den omsingeld door een legioen thoega's zon der dat één hunner aan den dood ontsnapt". De kapitein begreep het verstandige, het vol- strekt-dwingende van deze raadgeving en schikte zich ernaar. Toch scheen Berar, ondanks de berichten hem gebracht door zijn secte-genoot ongerust. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 7