Tooneel in Duitschland
AKKER.CACHETS
<Ket vetAaal van den dag
k
WRK3LEY
Zoo'n erge Hoofdpijn?
HOEST en KEELPIJN
HET
GROOTE I
I AVONTUUR l
WELKE RICHTING?
DE OOIEVAAR
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
Die
goeie ROBINSONschoen voor
Vader en Zoon
ÏÏTS* 'S j schuldig
A
MAANDAG 20 MAART
De keuze der stukken
Communisten bekeeren
zich
Tooneelstuk van
Mussolini
Nieuwe oliebronnen in
Rusland ontdekt
De strijd tegen den
godsdienst
Het Apostolaat ter zee
Campagne voor onge-
build brood
Romantische tocht
Hoe is het Duitsch tooneel door
de crisis heen te helpen?
"AKKERTJES"
Beproefd
vapoRu
ln de Italiaansche pers
AANG1FTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Hanns Johst is misschien geen zeer bekend
schrijver, geen man, met wiens opvattin
gen de meeste menschen het wel eens zijn,
doch met dat al een talent van beteekenis. En
dr. Ulbrich geniet in vakkringen een goede re
putatie, want hij heeft den schouwburg van
Meiringen en het nationaal theater te Weimar
door moeilijke tijden heengeholpen zonder te
transigeeren, wat betreft de artistieke waarde
van de opgevoerde stukken en de vertolking
ervan. De keuze van deze beide mannen moet
dus gelukkig worden genoemd, temeer waar zij
over de belangrijkste kwesties, die zij op te los
sen krijgen, gelijk denken en elkaar reeds vele
jaren kennen. Geen van beiden voelen zij voor
groote woorden en beloften van de toekomst;
zij beseffen ten volle den ernst van de crisis, die
het Duitsche tooneel doormaakt, en maken zich
geen illusies van een snelle opleving. Doch het
staat aan den anderen kant weer niet zoo
met hen, dat zij absoluut geen uitweg zien uit
de moeilijkheden.
„Men kan," zegt Johst, „geen scheppende
kunstenaars uit den grond stampen en men kan
ze ook niet den weg voorschrijven, dien zij moe
ten gaan. Doch wat er sluimert in de schrijvers
van heden en morgen kan men uit enkele aan
wijzingen wel aanvoelen, en geen staatsschouw-
burg heeft dan ook de roeping, dit te doen.
Tevens moet hij voor de kunst der toekomst den
weg effenen, niet door overijlde experimenten,
maar door het reeds aanwezige en tot rijpheid
gekomen materiaal te verzorgen."
„U zegt, dat men van het tooneel der toe
komst uit enkele aanwijzingen zich reeds een
voorstelling kan vormen. Hieruit maak ik op,
dat u zelf zulke aanwijzingen heeft opgemerkt
en bepaalde verwachtingen koestert van de ko
mende dingen."
„Leeft die verwachting niet in ons allen? En
de aanwijzingen, men doet goed, ze niet al
leen als zoodanig aan te merken vindt elke
reeks in de krachtigste uitingen van de mo
derne litteratuur. De beschrijving van den oor
log, die na het doffe zwijgen van de eerste na-
oorlogsjaren meer en meer op den voorgrond
treedt, is het natuurlijk resultaat van wat voor
de tegenwoordige menschheid de grootste ge
beurtenis is geweest. Wij willen aan den ande
ren kant echter geen stroom van oorlogsstukken
ontketenen, want het is zeer wel mogelijk, dat
de beste oorlogslitteratuur eerst veel later zal
ontstaan onder de handen van generaties die
den oorlog meer op een afstand en zuiverder
zien dan wij. Met dat al kan men zich de te
genwoordige wereld niet indenken zonder den
wereldoorlog en deze groote gebeurtenis zal als
vanzelf op den achtergrond staan van elk werk,
dat in onzen tijd ontstaat."
„Een schrijver kan toch los van dien tijd
Staan?"
„Dat erken ik niet als kunst. Een auteur,
wiens werk niet geheel en al is samengeweven
met het leven van zijn volk, erken ik niet als
kunstenaar. Als hij een niet daaraan gebonden,
„internationaal" wezen is, beantwoordt hij niet
aan zijn toestemming; de spreektrompet der
volksziel te zijn."
„Is er ook reeds een programma samenge
steld, waarin deze opvattingen in practijk zijn
gebracht?"
Dr. Ulbrich, tot wiens terrein dit meer be
hoort, antwoordde op deze vraag: „In Juni van
dit jaar zullen wij een nauwkeurig speelplan
publiceeren. Wü zullen er echter niet zoo star
aan vasthouden, dat jonge krachten, die zich
alsnog aanmelden, niet meer aan 't woord kun
nen komen, omdat het speelplan nu eenmaal
is vastgesteld. Het eerste doel van dit speel
plan is, het klassieke drama tot zijn recht te
doen komen; voor een staatsschouwburg spreekt
dit m.i. vanzelf. Het moet echter geen formeele
zonder liefde vervulde plicht wezen. Het opvoe
ren van een klassiek stuk door een staats
schouwburg is niet een voorstelling uit vele,
maar een plechtig erkennen van een der cultu-
reele hoogtepunten van het volksleven. Onder
onze leiding zal het eenvoudig ondenkbaar zijn,
dat avond aan avond de „Faust" gespeeld wordt,
alleen omdat de contracten der auteurs nog
loopen. Een „Fausf'-opvoering behoort telkens
slechts eenmaal te worden gespeeld. Een opera
gezelschap gaat toch ook niet avond aan avond
den „Persival" spelen?"
„U stelt zich dus op het standpunt, dat z.g.n.
technische kwesties, zooals de contracten van
auteurs en regisseurs, geen invloed mogen uit
oefenen op het speelplan?"
„Ik ken geen technische kwesties, die niet
Binnen een kwartier kunt Ge die
vergeten zijn en U als herboren
voelen door één of twee van die /'«ImceIp'
Volgens recept van Apotheker Dumont.
Miiiiiiiiiiiniiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiimitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiim
Onze correspondent is er in ge-
slaagd, een interview te verkrijgen
met Dr. Ulbrich en Hanns Johst,
1 die zijn benoemd tot intendant, resp.
eersten dramaturg van den Berlijn- f
1 schen staatsschouwburg en daar-
door grooten invloed hebben verkre-
gen op de toekomst van het Duitsche
tooneel.
ÏÏIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIÏÏ
ondergeschikt behooren te wezen aan de cul-
tureele taak van het tooneel. Daaruit volgt ook,
dat wij geen „sterren" hebben. Wij sluiten geen
contract af met een ster om in bepaalde stuk
ken op te treden en wij geven ook niet een be
paald Stuk, omdat wij er op dat oogenblik een
ondergeschikte ster voor hebben. Wij stellen ons
speelplan vast en daarna zullen wij met dit
speelplan voor oogen ons ensemble samenstel
len. Dat blijft dan zoo. De acteurs zijn niet
slechts door een contract aan ons gebonden,
wij eischen van hen, dat zij geheel en al in den
staatsschouwburg opgaan en met ons gezamen
lijk streven naar eenzelfde, scherp omlijnd doel.
De artisten zullen al hun kunnen ten dienste
van den staatsschouwburg moeten stellen; zij
zullen geen uitstapjes kunnen maken op ander
gebied. Zij zullen er ook geen tijd voor hebben,
want wij moeten hard werken. Wij zijn niet
tevreden met tien opvoeringen in tien maan
den; wij moeten veel meer doen, zal deze voor
naamste schouwburg van het land werkelijk een
spiegel van de Duitsche tooneelkunst kunnen
worden"
„Wanneer u de beschikking heeft over een
goed acteur, maken zijn persoonlijke opvattin
gen dan nog eenig verschil uit?"
„Een acteur, die zich met groote virtuositeit
weet aan te passen aan elke rol, die hem toe
gewezen wordt, kan nooit de diepste bedoeling
van den schrijver vertolken. Wij kunnen slechts
krachten gebruiken, die op onze basis staan."
„Er zullen dan wel veranderingen komen in
het ensemble van den staatsschouwburg. Zal de
overgangstijd niet moeilijk wezen?"
„Wij treffen het, dat de meeste contracten
spoedig afloopen. De overgangstijd zal bij de
publicatie van het nieuwe speelplan achter den
rug zijn. Doch ook tijdens die overgangsperiode
zal het veranderde karakter van den staats
schouwburg zich reeds duidelijk openbaren."
„En u, mijnheer Johst, levert de overgangstijd
zeker moeilijkheden op. Ongetwijfeld zijn er
reeds stukken aangenomen, die allesbehalve na
tionalistisch getint zijn."
„Dat is zoo, stukken uit binnen- en buiten
land. Wij zullen ze stil laten liggen. Als men
iets doet, moet men het goed doen. De staats
schouwburg is niet langer een hulpmiddel, om
de aantrekkingskracht van een nieuw stuk te
beproeven."
„Tachtig procent van alle premières na den
oorlog," zoo viel dr. Ulbrich hem hier in de
rede, „hebben zelfs in de provincie geen op
voering meer beleefd en zijn thans volkomen
vergeten. Wij kunnen ook weieens mistasten,
maar niet zoo dikwijls, want ons eerste doel is
niet welwillendheid tegenover onbekende schrij
vers als wel het herstellen van de toonaangeven
de positie van dezen schouwburg. Aan dit doel
moet de keuze van alle stukken ondergeschikt
worden gemaakt."
(Nadruk verboden).
n
Eind September nam Tsjang Kai Sjek bij
het meer van Hankow 2300 communisten ge
vangen, die naar het concentratiekamp van
Hankow werden overgebracht. Op verzoek van
de Ap. Vicaris werd aan de missionarissen ver
lof gegeven óm deze gevangenen te bezoeken en
te verzorgen. Sindsdien bezoekt pater Caval-
lini met twee catechisten en een Chineeschen
dokter dagelijks het gevangenenkamp. Koorts
en cholera treffen de gevangenen zwaar, de dok
ter behandelt de zieken liefdevol'en geeft hun
gratis medicijnen. Goede lectuur en aalmoezen
hebben bewerkt dat vele communisten de kerk
nu veel beter gezind zijn. De heer Kiutsautien,
hoofdinspecteur van het gevangenenkamp druk
te z'n groote verwondering uit over het liefde
volle werk der Katholieke Kerk tegenover men
schen, die haar zoo groote schade toegebracht
hebben. Pater Cavallini, die de gevangenen
soms aanspreekt met: „O mijn beste commu
nisten!" staat hoog in aanzien. In drie weken
tijds kon hij 188 stervenden doopen.
Het Burgtheater te Weenen zal weldra de
eerste opvoering geven van Mussolini's tooneel
stuk over Napoleon „De Honderd Dagen", dat
eenigen tijd geleden in Londen is opgevoerd.
Dit is de tweede maal dat het Burgtheater een
stuk opvoert van een aan het bewind zijnden
minister-president. De eerste maal was in 1905,
met Clemenceau's „De Sluier van het Geluk".
Gorgel 3 X per dag met warm, zoutwater. Voor
het naar bed gaan flink Vicks op keel en borst
wrijven en met warm flanel bedekken. Is de keel
erg pijnlijk of het hoesten veelvuldig, smelt dan
wat Vlcks ln heet water en adem den stoom met
de dampen goed ln.
Deze uitwendige behandeling is vooral bij kmder-
verkoudheden aan te bevelen, omdat ze de maag
der kinderen niet van streek brengt, zooals tij
overmatig gebruik van Inwendige med-cij-
n e n vaak het geval is.
Bestrijd
verkoudheid
zonder „innemen"!
In een onderhoud met een Reuter-correspon-
dent heeft de Sovjet-Russische geoloog Gubkin
zich geuit over de vooruitzichten voor het
nieuwe petroleumgebled Lok-Batan nabij Bakoe.
De oliebronnen, zoo zeide hij, zijn gelegen in
het Zuidelijk deel van het Jasmandal, op de
Noordelijke hellingen van den berg Lok-Batan,
een modderspuwende vulkaan. De laatste jaren
zijn verschillende malen uitbarstingen van de
Lok-Batan waargenomen. De dan ontsnappende
gassen gingen in vlammen op en de modder
stortte zich in breede stroomen uit en verhardde
op de berghellingen.
Men meende daarom te mogen aannemen dat
de moddervulkaan inwendig petroleum bevatte.
Verleden jaar zijn op de Noordelijke hellingen
de boringen begonnen en weldra waren de eerste
bronnen aangeboord. De groote hoeveelheid
petroleum, die deze bronnen thans leveren be
wijst, dat de berg Lok-Batan enorme olievoor
raden inhoudt, die geschat kunnen worden op
millioenen tonnen.
Het totale petroleumgebied strekt zich uit over
12 15 K.M. en er valt niet aan te twijfelen, zoo
besloot Gubkin, dat hier in de naaste toekomst
een der grootste oliegebieden van Sovjet-Rusland
zal zijn ontstaan.
iifiiiiiiiiiiinu
imiiiiiiiniiiu!
Onderwijl wij winter leden
En zoo'n beetje ook aan griep,
En voor ons de trouwe kachel
Thuis alleen wat warmte schiep,
Zat de ooievaar heel deftig
Aan'de boorden van den Nijl
En vond in het zonnig Zuiden
Tegen 't gure weertje heil!
Nu natuurlijk, nu de lente
Weer de atmosfeer verzacht,
Komt hij opgeioekt en monter
Waar het warme nest hem wacht!
Maar misschien dat vader langbeen
Thans een beetje slordig is,
Of wellicht met zijn gezondheid
Is het moog'lijk ietwat mis?
Immers alle ooievaren
Zijn helaas van hun reces
Niet in 't land teruggekomen
Met de Afrika-Expres!
Wat kan wel de oorzaak wezen i
Van dit ooievaar-tekort?
Is het soms, dat bij die vogels
Ook al reeds gewelterd wordt?
Ja, wij staan hier voor een raadsel!
Geen verslagen zijn bekend
Uit het internationale
Ooievaren-parlement!
Wat wij van die vogels weten f
Zien wij enkel in de krant,
Maar dan onder de berichten
Van den burgerlijken stand!
MARTIN BERDEN
1 (Nadruk verboden)
niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiimiiiiiiiiiimimmiiiiiiiiiiiiiimi^
Naar de K.W.P. uit Berlijn meldt, zijn vol
gens een officieele mededeeling uit Moscou in
de laatste twee maanden door den Bond van
Godloozen in de Ukraine 33 kerken gesloten.
De kerken en kapellen werden ingericht voor
kazernes en barakken voor de troepen van het
rooda leger.
In het afgeloopen jaar 1932 werd door de af-
deeling Buenos Aires van het Apostolaat ter
Zee hulp verleend aan meer dan 25.000 zee
vaarders. De afdeeling bestaat uit 100 leden, die
12 verschillende talen spreken. Het tehuis van
het Apostolaat ter Zee in de Calle Alsina werd
bezocht door 8000 zeelui, die daar een aange
naam en veilig verblijf vonden.
„Kijk eens, Robbie," riep Topsy, „de
zeeman gooit je gummi-ringen in zee.
Robbie, wien het speet, niet meer met
de ringen te kunnen spelen, vroeg den
zeeman, de ringen niet weg te gooien.
„Ze zijn niet van jou," riep hij.
Robbie en Topsy sprongen op de
rots, waar Freddy zat en Robbie zag
den zwaardvisch in het water.
„Ik gooi de ringen niet weg," zeide
de zeeman, „ik speel alleen maar een
beetje met den visch. Hij brengt alle
ringen weer netjes terug. Kijk maar
eens, of hij het niet doet."
„Als je klaar bent, wil ik ook wel
zoo'n spelletje met hem spelen," zeide
Robbie.
(Morgenavond vervolg).
(Ingezonden Mededeeling).
In de rechtszaal verspreidde zich het bericht,
dat de gezworenen hun beraadslaging be
ëindigd hadden. Men tikte den beklaagde op
den schouder en leidde hem eenige treden op,
binnen de ruimte die door een houten hek was
afgescheiden. Daar de stoelen der gezworenen
aog leeg waren, liet men hem zitten. Hij kon
van zijn zitplaats zien wat er in de zaal voor
viel. Een gevoel van eenzaamheid kwam over
hem. Dicht bij waar hij zat, waren de plaatsen
der verslaggevers, die de avond-edities door
liepen en op gedempten toon in kleine groepjes
met elkaar spraken.
De beklaagde voelde de honderden op hem
gerichte oogen. Links van hem was de ruimte
bestemd voor het publiek. Een opeengepakte
menigte, meerendeels vrouwen, duwde en
drong. De menschen rekten hun halzen om
alles beter te kunnen zien en vroegen elkaar
hoe lang het nog zou duren eer de gezworenen
binnen kwamen.
Eindelijk betraden deze de zaal, omgeven door
met karabijnen gewapende rijkspolitie-man-
nen. De aangeklaagde keek, in uiterste span
ning, naar de uitdrukking der gezichten van de
juryleden. Maar hun trekken verraadden niets.
De ernstige gelaatsuitdrukking was nog geheel
dezelfde als gjdurende de lange rechtszitting.
Hjj kende nu alle gezichten heel goed. Die
dikke, goedmoedig uitziende heer in het grijs,
die eerst rechts-achteraan zat, stond nu,
uiterst-links, vooraan. Blijkbaar was hij door
de juryleden tot hun voorzitter gekozen.
Neen, hun gezichten zeiden hem niets. Maar
zouden zij er gelukkiger uitzien als zij voor
nemens waren hem vrij te spreken? Hun be
raadslaging had eindeloos geduurd. Vast stond
het, dat zij aanvankelijk verschil van meening
hadden gehad en dat zij het slechts met zeer
groote moeite eens geworden waren. Maar even
vast stond het, dat zij geen mensch zouden
laten hangen zonder het onomstootelijke be
wijs van zijn schuld.
Hoe haatte de man in de bank der beschul
digden den rechter, dien ouden voornamen heer
met den grijzen baard in het roode ambtsge
waad, en in het bijzonder zijn kalme, waardige
manier van spreken. Indien hij zich had opge
wonden en boos, met "verheffing van zijn stem
was gaan spreken, de beklaagde zou het beter
hebben kunnen verdragen. Maar het was ver
schrikkelijk hem aan te hooren, toen hij den
gezworenen trachtte duidelijk te maken, dat zij
het doodsoordeel over hem moesten vellen, op
een toon zoo rustig en bedaard, alsof hij thuis
met een vriend in gesprek was.
De gezworenen antwoordden nu op het af
roepen hunner namen. Die waren den man,
wiens leven op het spel stond, reeds bekend.
Die kleine heer met afhangende snor heette
Aloisius Mochlin. Het was een komische naam
en de beschuldigde had zich erg vroolijk ge
voeld, toen hij dien naam voor de eerste maal
hoorde. Toen alle namen afgeroepen waren, trad
voor een oogenblik een doodsche stilte in, ge
volgd door het gemompel van honderden stem
men, hetwelk den beschuldigde aan zijn kin
dertijd herinnerde, als hij met zijn moeder de
godsdienstoefening bijwoonde en de saamge-
komen gemeente een gebed uitsprak. De groote
vleugeldeur tegenover de plaats van den be
schuldigde opende zich nu en de rechter kwam
met een aantal heeren in de smalle gang
die naar zijn zitplaats voerde, waarop hij plaats
nam.
Een politiebeambte beduidde den beschul
digde, dat hij moest gaan staan. De lieden die
tegenover hem in de zaal stonden, bleven hem
aanstaren. Hjj werd nu zichtbaar nerveus en
moest zich aan het hek vastklemmen.
Nu, nu kwam het verschrikkelijkste oogenblik
van zijn leven!
„Mijne heeren gezworenen, zjjt gij 'het allen
eens?"
„Ja."
„Hebt gy den beschuldigde aan den moord
schuldig of onschuldig bevonden?"
„Niet schuldig.'"
Hoe was het mogelijk? Had hij goed ge
hoord? Lieten zij hem vrij?
De aangeklaagde viel op zijn bank terug.
Alle naar hem gekeerde gezichten schenen te
verdwijnen. Hij had het gevoel alsof de geheele
menigte hem met één zwaai naar buiten droeg.
Dan lachte hij, sloot de oogen en liet zijn hoofd
tegen het houten beschot vallen.
Als uit de verte hoorde hij de stem van den
rechter, die hem toeriep dat hij vrij was en
kon heengaan.
Maar de beambten lieten hem nog niet ver
trekken. „Het is beter, dat ge nog wat wacht,"
zei een hunner. „Wij zullen u straks door een
zijdeur uitlaten, want voor den hoofdingang
wacht u een opgewonden hoop volk."
En de man, wien men het leven weer had
geschonken, begreep. Het volk buiten was on
bevredigd, vertoornd; men was evenzeer van
zijn schuld overtuigd als hij zelf. Maar de
twaalf mannen, die hem hadden moeten ver-
oordeelen, hadden geschuwd de verantwoorde
lijkheid op zich te nemen, omdat in de keten
der bewijsvoering een enkele zwakke schakel
Zijn verdedigers kwamen om zijn dank in ont
vangst ten nemen en hun droge gelukwenschen
uit te spreken. Maar zij reikten hem geen
hand.
Nu, dat alles voorbij was, gevoelde hij zich
van alle zorgen bevrijd. Bij de inbraak en den
moord was hij in het bezit gekomen van een
buit van vijfhonderd pond. Voor een dergelijke
som was hij bereid hetzelfde risico nogmaals
op zich te nemen.
Eindelijk liet men hem heengaan, naar bui
ten, in de ledige straat aan den achterkant
van het rechtsgebouw.
Van daar spoedde hij zich naar de breede
avenue. Niemand scheen hem te herkennen,
maar zijn instinct dreef hem zich zoo snel mo
gelijk van het rechtsgebouw te verwijderen. Hij
sprong op een tram, die zijn richting uit ging.
Na ongeveer vijftien minuten steeg hij af. Nabij
de halte zag hij een café. Daar wilde hij iets
gaan gebruiken en hij deed reeds eenige stap
pen om de straat over te steken. Doch midden
op den rijweg bleef hij staan, als door een on
zichtbaar geweld daartoe gedwongen. Zijn hart
kramde zich tezamen, iedere zenuw in zijn
lichaam deed hem pijn. Daar schreed voor hem
langs de huizen de man dien hij vermoord
had. In zijn brein scheen alles te draaien en
te koken als een
heksenketel. Luid
schreeuwend liep f 7V7i/>f
hij door. Voorbij- IGL
hij hoorde het j
tiict Een hem
tegemoet rijdende vrachtauto trachtte nog te
stoppen, maar te laat....
De man, die door zijn verschijning zulk een
indruk op den verongelukte gemaakt had, trad
het café binnen. „Geef mij gauw wat te drin
ken," zei hij, „ik heb daar zoo juist een man
zien overrijden." De waard gaf hem een glas
brandewijn. „Gruwelijk, al die ongelukken
tegenwoordig," voegde hij er bi). „Maar, vriend,
heb ik het goed? Heb ik vanmorgen uw portret
niet in de courant gezien?"
„Nee, niet van mij, maar. dat van mijn broer;
wij waren tweelingen en leken zooveel op
elkander, dat niemand ons uit elkaar kon hou
den. Drie maanden terug werd hij in zijn wo
ning vermoord gevonden. Ik had vandaag naar
de terechtzitting willen gaan, maar ik had het
gevoel, dat ik het daar niet zou kunnen uit
houden. En nu heb ik dit verschrikkelijke on
geluk moeter. beleven.
„Ik heb gehoord, dat de moordenaar vrijge
sproken is."
„Ja, die ellendige! Maar als ik hem eens te
pakken mocht krijgen
Zonder het te weten, had de broeder reeds
wraak genomen.
Met goedkeuring van Mussolini is de Italiaan
sche pers een campagne begonnen voor het ge
bruik van ongebuild brood.
De „Corriere della Sera" waarschuwt in een
hoofdartikel tegen het eten van gewoon brqpd.
Gezondheidsspecialisten hebben volgens dit blad
langetoond, dat wittebrood pijn veroorzaakt in
de maag, slapeloosheid tengevolge heeft en on
gunstig werkt op het hart.
De afwezigheid van vitaminen in wittebrood
veroorzaakt bij sommige personen symptomen
van scheurbuik.
Het gebrek aan phosphaat in wittebrood drijft
de menschen naar het gevaarlijke surrogaat
de alcohol.
PARIJS, 20 Maart. (Reuter). De beroemde
„eenzame" Fransche zeiler, Alain Gerbault, is
na een tocht van 21 dagen vanuit Casablanca
aangekomen te St. Vincent op de Kaap-Verdi-
sche eilanden.
Het moeilijkste deel van den tocht ligt nu
nog voor hem. Hij wil thans den Atlantischen
Oceaan overstreken naar West-Indië en van
daar door het Panama-kanaal naar den Stillen
Oceaan.
VIER STUKS
PER PAKJE
WRIGLEY'S
KAUWGOM
IN DE MOND
IS LEKKER EN
GEZOND!
ill I 'i nn dit Wart zlln incevolee de verzekerinesvoorwaarden tegen 9/1/)/) bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door '7Cfi bij een ongeval met O Cfï bij verlies van een hand 1 Of oij verlies van een C£ï bij een breuk van df) m
Alle abonné S SragevauSf rerzekefd^^^^^ uitkeerinpn t OUUU." verlies van belde armen, beide beenea of beide oogen T OU.- doodeiyken afloop T COU.m een voet of een oog ICO.-duim of wijsvinger I OU.-been of arm/ ?(/.-
b(j verlies van 'n
anderen vinger
siuiiiuiiuiliiiiiliiiiuiiiiiuiuiumuii p£UILLETON
5
aiiimiiuiiiHniiiuiiiiiiiuiiiiiiiiminiiiiiuimiiiimiuimuniinuiiiuir
61
Bikanel liet zijn beide gevangenen over aan
de bewaking van eenigen zijner mannen en
kwam den Zilverkoning verslag uitbrengen van
hetgeen hij te weten was gekomen, daarbij
natuurlijk de bijzonderheden van den koffer
en den schat der hertogen van Richmond zorg
vuldig verzwijgende.
De Yankee hoorde hem kalm aan en merk
te op:
„Dat wil dus zeggen dat mijn vijand volko
men veilig is".
„Ja, maar voor niet langen tijd!"
„Ik hoop het, want ik ben van plan mevrouw
de gravin de Solignac bij de eerste gelegenheid
de beste tot weduwe te maken!"
„Wij vertrekken!" zei Eikanel. „Gij volgt mij
op behoorlijken afstand, en verlaat tot geen
enkelen prijs den post, dien ik u zal aanwij
zen."
„Well! Maar maak voort, want ik vind dat
alles ontzettend lang duurt".
Bikanel kwam bij zijn groep terug, liet mis
tress Claudia en Mary te paard stijgen, stelde
haar onder bewaking van lieden op wie hij
volkomen kon rekenen en gaf het sein tot ver
trek. De andere groep volgde en men vertrok,
in allerijl, in de richting van den tempel van
Kali.
Het was een lange tocht, die het uithou
dingsvermogen van menschen eii dieren óp
een zware proef stelde.
Toen de nacht naderde, was men nog slechts
een mijl van den tempel verwijderd.
Men kampeerde in het jungle, en toen over
deze huiveringwekkende streek de dikke duis
ternis van den nacht was gevallen en de ake
lige symphonie begon van al wat er in deze
oer-omgeving leefde, toen ging Bikanel, on
verschrokken, alleen erop uit.
Na zich van al zijn kleederen ontdaan te
hebben en zijn huid, alsmede den lendedoek
te hebben ingewreven met geheimzinnige voch
ten, die een sterke wilde dieren-lucht ver
spreidden, sloop hij onhoorbaar het struikge
was binnen zonder dat zijn bronzen huid iets
gevoelde van de takken en struiken waarmede
hij in aanraking kwam.
Hij liepen bleef loopen!Ongewa
pendde jakhalzen op de vlucht jagende,
de hyena's verschrikkende en afgaande op
zijn scherp gehoor, zich bewegende in de rich
ting van waar dof-grommende tijgergeluiden
tot hem schenen te komen.
Men weet dat het in deze streek wemelt van
tijgers die door de thoega's gewend zijn ge
worden aan het eten van menschenvleesch, het
vleesch der slachtoffers van de Kali-aanbid
ders. Deze wilde beesten verslinden het men
schenvleesch niet louter uit roofzucht, maar
als lekkernij, omdat de thoega's hen door het
veelvuldig voorwerpen van zulk een prooi ge
leerd hebben al het andere te versmaden.
Deze vraatzucht, belust op de lekkernij van
myenschenvleesch, een vraatzucht door de thoe
ga's kunstmatig aangekweekt, houdt natuurlijk
alle profanen nóg meer op 'n grooten afstand
van deze gruwelijke plaats zelfs de meest
avontuurlijk-gezinde en onverschrokken toe
risten.
Bikanel bleef van tijd tot tijd staan, bracht
de handen aan den mond bij wijze van roeper
en deed dan een gebrul hooren, dat met be
wonderenswaardige natuurgetrouwheid den
hulpkreet weergaf eener woedende tijgerin.
De op den grond liggende of langs de bron
nen sluipende tijgers luisterden naar dit be
drieglijke geluid, meenden dat het afkomstig
was van een hunner natuurgenooten en be
antwoorden het. Weldra was het geheele jung
le in rep en roer en werd rondom den tempel
van Kali een concert gehoord, zóó verschrik
kelijk, dat men het zou hebben kunnen toe
schrijven aan een legioen van duivelen.
De „hulpkreten der tijgerin" namen in woe
de en angst, toe en de antwoorden der tijgers
klonken voortdurend wilder en dreigender. De
ruïnen waren nu tot in wijden kring omgeven
door één geloei en gebrul.
De vraatzucht der tüger-menscheneters, op
gewekt en geprikkeld door één der menschen-
dooders zij het dan ook een verrader zijner
kaste en zijner secte trok eerstgenoemde
steeds dichter en talrijker samen rondom het
altaar der godin van den Dood!
Men heeft vroeger in Europa vooral in
Frankrijk wel beren- en wolvenleiders ge
kend, die met deze gevaarlijke dieren omgin
gen als met menschelijke kameraden.
In Britsch-Indië, waar alles veel grootere en
meer kolossale afmetingen aanneemt, zijn de
„ingewijden" van de verschillende graden dei-
geheime genootschappen bij uitstek tijger-lei
ders of ook wel: tijger-bezweerders.
De verschrikkelijke beesten naderden den
man van alle kanten en bleven verwonderd,
met opengesperde muilen en groenlichtende
bliksems in de oogen, voor hem staan.
Onder den magischen invloed zijner bewe
gingen, van zijn nagebootste geluiden en mis
leid door de uitwaseming der vloeistoffen,
waarmede zijn huid was bestreken, naderden
zij vervolgens, heel voorzichtig en zelfs vrien
delijk dezen mensch, die hen betooverde.
Nu hij ze eenmaal onder zijn macht om zich
heen had, leidde hij ze bij dozijnen ten aanval
naar den tempel, waar zij de vluchtelingen als
prooi zouden vinden.
Er moest -nu toch wel 'n wonder gebeuren
om den kapitein, Patrick, Marius, Johnny en
Berar-zelf te redden. Nog nooit hadden zij in
zulk een gevaar verkeerd!
BEZWEERDER TEGEN BEZWEERDER
OFFER AAN KALI
De vluchtelingen wachtten bij den tempel
van Kali, dat totdusverre onschendbaar door
geen profanen voet betreden heiligdom, hun
verder lot af.
Zij hoopten op een gelukkige en spoedige
redding, omdat zij het grootste vertrouwen
stelden in Berar en de door hem uitgezonden
mannen.
De nacht was juist gevallen, toen een van
deze laatsten onhoorbaar door het rietgewas
kwam heengegleden en tot Berar zeide:
„Hier ben ik!"
Deze vreemde en onverwachte verschijning
ontlokte den kapitein een kreet van verbazing:
„Nu reeds
„Wat hebt ge gezien?" vroeg Berar kortaf.
„De twee blanken en haar bewakers".
„En uw kameraad?"
„Hij is de broeders gaan halen".
„Goed! Heeft men u gezien?"
„Ja, ik geloof het wel, want de jeugdige
blanke, die door den Hindoe-politiechef in
slaap is gebracht, heeft onze aanwezigheid hier
bekend gemaakt".
„Waar zijn onze vijanden op 't oogenblik?"
„Zij zijn mij te paard gevolgd, in galop....
in twee groepen".
„Zijn het er veel?"
„Ja! Iedere groep bestaat uit een vijftientEil
goed gewapende mannenZij kampeeren
op nog geen mijl afstand van hier".
„Vreemd!" mompelde Berar. „Zij. moesten
zich eigenlijk zoo spoedig mogelijk uit de voe
ten maken, «onder deze plaats, die door nie
mand benaderd wordt, op te zoeken. En nu
doen zij juist alsof zü meenen ons reeds te
pakken te hebben".
De fakir stelde aanstonds kapitein Pennyless
van een en ander op de hoogte en wees hem
op den ernst van den toestand.
Vernemende dat zijn vrouw zich in de nabij
heid bevond, sprong Pennyless op en wilde, on
danks het vermetele van zulk een poging, aan
stonds overgaan tot den aanval, metzijn
twee varenslieden!
Berar had alle moeite om hem de dwaasheid
van zulk een handelwijze te doen inzien. Zon
der eenige kans van slagen in hun opzet zou
den zij allen veeleer worden vermoord.
„Laat den nacht voorbijgaan!" zeide hij ten
slotte, „wacht tot morgen en al die lieden wor
den omsingeld door een legioen thoega's zon
der dat één hunner aan den dood ontsnapt".
De kapitein begreep het verstandige, het vol-
strekt-dwingende van deze raadgeving en
schikte zich ernaar.
Toch scheen Berar, ondanks de berichten
hem gebracht door zijn secte-genoot ongerust.
(Wordt vervolgd).