Op bezoek bij den tandarts Met v&daal van den dag et Erfdeel WEG ILLUSIE! ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN Alle jongens op school dragen ROBINSONschoenen DINSDAG 28 MAART PIJN UITGESLOTEN Van iemand die een jaar lang met kiespijn liep en eindelijk den leeuw in zijn hol bezocht Hoe ijdel een lafaard is In het hol van den leeuw Gered! De opschepper Sprookjes-prins Officieele diners in China Mogen niet langer dan twee uren duren Kippendieven gesnapt en gedood AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Uit het Engelsch van Joseph Hocking Er is waarschijnlijk geen verschijning ter wereld, waar de menschen zoo bang van aijn als van den tandarts. Anderzijds is er Been vakman, die door zijn cliënten zoo geëer biedigd wordt. Heeft men eenmaal een tandarts, dan is dit „je" tandarts, en er zijn geen betere Hij wordt aan alle familieleden en vrienden aan geraden, om niet te zeggen opgedrongen. Hij is ..wel duur, maór perfect", ofwel hij is abso luut pijnloo. en kost een krats. In beide ge- Vallen zijn de slachtoffers legio doch minder legio dan de lafaards, die maar niet onder drn Indruk willen komen van het perfecte vakman- Schap, noch van de pijnloosheid, noch van de krats. Kiespijn Want hoe gaat het gewoonlijk? Gij hebt een *ol jaar lang aan kiespijn gelaboreerd. Gij zijt dag in dag uit ongénaakbaar geweest voor uw Omgeving en hebt niets kunnen verdragen van We dan ook. Uw vrouw hebt gij uitgemaakt Voor alles en nog wat, als zij maar even pro beerde u over te halen naar den tandarts te Baan en gij hebt haar gevraagd, waar zij die lust tot kwelling in 's Hemelsnaam vandaan beeft. Gij zijt met andere woorden een waar achtig laffe man, zooals iedere man ten op zichte van een tandarts is. Maar tenslotte hebt Bij dan een kennis ontmoet, dien gij kent a.s minstens zoo laf als gij zelf zijt. En ook deze Voept honderd uit over de bekwaamheid van öjn tandarts. Hij spreekt ook al van „m'n" tand arts, hoewel hij den man voor het eerst van zijn leven zag, terwijl hij bovendien rilde van Schrik voor den bloeddorstigen moordenaar, die Voor hem stond. Dit alles maakt natuurlijk indruk op u en gij begint vaaglijk te vermoeden, dat er onder de tandartsen misschien wel zijn, die niet met moordplannen rondloopen, hoe moeilijk dit ook te gelooven is. Tijdens de hevigste pijnen zijt Be nu vriendelijker tegen uw vrouw dan ooit en ge hebt de stille hoop en den vurigen wensch, dat zij nog eenmaal haar goeden raad zal ge- Ven, want dit is het stootje, dat ge noodig hebt om den sprong in het duister te wagen. Uw Vrouw is voorzichtig geworden en daar zij u niet hoodeloos wil kwellen, zwijgt zij, in stilte treu rend, dat hahr gemaal zoo onverstandig is en heusch door zijn eigen schuld zooveel pijn moet lijden. Zij zwijgt dus en ge zult zelf den moed moeten he'rben om den eersten stap te doen. Nauwelijks hebt ge het woord „tandarts" uit- Sesproken, of uw vrouw slaat achterover, holt haar de telefoon en spreekt af met den heel meester der tanden. Ziezoo, nu zit ge vast aan een overeenkomst en daar is niets meer aan te doen. Ge houdt u goed, daarvoor zijt ge een man. Ge noemt den tandarts niet langer meer een ellendeling, die alleen op de wereld is geko men om andere menschen te pijnigen, maar in tegendeel begint ge een dissertatie over het nut Van tandartsen en over de vraag, hoe deze hee~ fen aan zoo'n prachtig gebit komen, want het is een feit, dat iedere tandarts een uitstekend ge bit heeft, dat niet eens valsch is. Zoo wordt eveneens breed uitgeweid over de volstrekte af wezigheid van pijn. Och, tegenwoordig verdoo- Ven ze zoo zuiver en zoo afdoende,' dat men Werkelijk geen kik geeft, als de tand eruit Schiet, nietwaar. Onder deze bedrijven zijt ge langzaam aan kalm geworden en gevoelt u be reid tot alles. Maar intusschen is ook de kies Wat kalmer geworden en het zweet breekt u Uit bij de gedachte, dat gij straks een kies zult laten trekken, die niet eens pijn doet. Dat zou al te dwaas wezen en het oordeel van vrouwlief Wordt gevraagd over deze netelige kwestie, blaar zij houdt voet bij stuk en bezweert u niet langer meer uit te stellen. Zij verzekert u, dat de pijn heviger dan ooit zal terugkomen, dat c'e ontstoken kies een ontstoken kaak zal worden en dat een vreeselijke operatie onvermijdelijk Zal worden en zal leiden tot een levenslange Verminking. Inmiddels is het ongeveer tijd geworden voor de reis naar den tandarts en vrouwlief wacht met zenuwsloopende spanning, of ge inderdaad op tijd zult gaan. Het valt mee. Gij gaat op tyd, maar dan ook zoo prachtig op tijd, dat men Wel moet denken, dat gij bepaalde voornemens hebt, die niets te maken hebben met den tand arts. Onderweg op de tram leest ge het avond- tolad met een air van iemand, die er niet naar Uit ziet, dat hij naar den tandentrekker gaat, en die reeds overwogen heeft, dat hij in de wacht kamer de zooveelste zal zijn en dus tijd genoeg tel hebben om rustig na te gaan, of hij blijven of vertrekken zal. Gij hebt echter de slimheid van uw eega on- dsrschat, want nauwelijks zijt gij de wachtka mer binnengetreden, geleid door een al te vriendelijke juffrouw, of gij ontwaart, dat ge heelemaal alleen zijt, met andere woorden, dat ge er in gevlogen zijt en direct onder het mes zult moeten. Dat is teveel! Met een ruk keert gij u om om te vluchten, doch ziedaar de tandarts, die u als een vriendelijk man in een witten jas tegemoet treedt en u op de schouders klopt, iets wat ge zeker van niemand verdragen zoudt, maar wat ge hier ondergaat als het uitreiken van een brevet van volslagen minderwaardigheid. Gij zijt hier, voor ge het kind van de rekening wordt, het kind dat ziek is en dat een vader lijke verzorging voor alles noodig heeft. „Kom, kom" zegt de witte, vriendelijke man, ,,'t z-ij best meevallen. Als u nog langer uitstelt, dan wordt het gewoon een catastrophe en daar mag u zich niet aan bloot stellen." Hij heeft u in een ligstoel gedrukt, die veel gelijkt op een middeleeuwschen folterstoel en trekt uw mond open, alsof dit voor u en voor hem dagelijksch werk is. „Ha. ha" roept hij uit, „ik zie het al. 'n Kleinigheid, hoor. Is zóó gebeurd", En met een spuitje gewapend treedt hij op u toe. Als gij nu den moed hebt te blijven zitten, dan is alles voorbij, voor ge het weet. Maar andersDe prik aan den buitenkant van het tandvleesch heeft wonder boven wonder geen pijn gedaan. De prik aan den binnenkant laat ge dus groot moedig toe en ook deze doet geen pijn Dan krijgt ge een gevoel alsof uw kies plotseling aanzwelt tot een bloemkool en dit is wel on behaaglijk, maar ge constateert met groote vol doening, dat de kiespijn weg is. Wat nu te doen? Misschien blijft de pijn wel weg. Mis schien is de zenuw wel dood. De tandarts ech ter is een wijs man en terwijl hij u een sigaret aanbiedt en zelf een rookertje opsteekt, geeft hij te kennen, dat men nooit moet overhaas ten, en dat de kies en omgeving volop gelegen heid moeten krijgen om te verdooven, zóó te verdooven, dat zij volstrekt ongevoelig worden. Hij praat over alle mogelijke dingen, waarvan hij veronderstelt dat ze u kunnen interesseeren en gij ervaart, met een onbegrijpelijk genoegen, dat de goede man daar geen oogenblik in slaagt. In deze omstandigheden spreekt gij im mers veel liever niet over uw stokpaardjes, want des te ellendiger is straks de ontgoocheling. Eindelijk intusschen heeft de tandarts door een klop met een hamertje afdoende bewezen, dat de kies volkomen ongevoelig is geworden stoot de man eenige bemoedigende kreten uit en doet zoo nadrukkelijk op z'n gemak, dat ge zoowaar u begint te verzoenen met de situatie. „En nu heb ik je maar één ding te zeggen steekt hij heel familiair van wal, „we voelen niks, we hooren geen gekraak, deze tang is een wonderwerktuig, daar gaat ie dan". Hij grijp', met zijn stalen vingers de kroon beet en ter wijl hij met een olympische rust enkele uitspra ken loslaat, waaraan eenvoudig niet te tor nen valt, legt hij met een sereen gebaar een kanjer van een kies bloederig op een klein sta tief je naast hem. „Ziezoo, spoelt u maar even, het is gebeurd.^ En met een glimlach van „zie je nou wel?" droogt hij zijn tangetje af. De spoelerij is gebeurd en ge zit daar, eenigs- zins verlegen om het belachelijk figuur, dat ge slaat en dat den tandarts niet kan ontgaan, anderzijds als een kleine triomfator, die het hem dan toch maar gelapt heeft. Deze twee gevoelens strijden met elkander om den voor rang en terwijl gij spoelt en spoelt, voelt gij den levenslust wederom in sterke stroomen door uw aderen schieten. Het leven is schoon, al zijt gij dan ook een beetje suf. Gij voelt u als iemand die een groot werk heeft volbracht en die het leven, na een rustigen slaap, met vollen moed gaat aanpakken. „En, mag ik nou rooken?" vraagt ge aan den man, die uw redder werd. „Natuurlijk" is zijn grootmoedig antwoord. „En drinken?" waagt ge aarzelend. „Uitstekend voor de ontsmetting" hoort gij een engelenstem in uw oor zingen. „Schrijf het op" gebiedt gij en nauwelijks is dit gebeurd, of gij vraagt met een verregaande beleefdheid, wat gij den weldoener moogt beta len. Hij vraagt tienmaal minder dan gij wel zoudt willen geven en gij verzekert hem, dat gü direct bij hem zult terugkomen, als ge weer pijn hebt. Gij zoudt zelfs excuus willen maken over den opkomenden wensch, dat al uw kie zen gezond mogen blijven, want de man doet het zoo verbazend knap en hij moet toch ook leven. Dan spoedt gij u naar huis en verklaart uit de hoogte niet te begrijpen, dat er men schen zijn, die. angst hebben voor den tandarts. „Een prachtkerel die vent enne, tusschen haak jes, schenk even een borrel in, die zal me goed doen." Vrouwlief aarzelt even, uit vrees, dat ge u zult gaan verdoen aan den drank, gezien den nieuwen levensmoed dien gij hebt opgedaan, maar gij toont het briefje van den tandarts, dat u permissie geeft den heelen avond te pim pelen en zelfs nog daarna. Ha, ha, dit is een goeden dag. Gij drinkt uit plicht en het smaakt even goed als altijd. Gij krijgt vrienden op be zoek en naarmate gij tevoren een grootere laf aard was ten aanzien van tandartsen, begint gij nu met des te meer branie verhalen op te han gen, die lijken op het volgende. ik niet. Gelukkig kwam de tandarts direct, het geen hem ook geraden was, want tijd is geld, zég ik maar. „Verdooven?" vroeg de man. „Is het noodig" informeerde ik, en de man keek me aan met een gezicht of hij zeggen wou: „Zoo zijn ze niet allemaal". „Enfin", zeg ik, „verdoof maar; dat lijkt me veiliger voor u." Hij blij, want ik geloof, dat die tandartsen liever wel verdooven dan niet, dan kunnen ze wilder te keer gaan. Nou, dat deed-ie dan ook. Hij had een spuitje met de vuist vast en gaf een paar fiksche slagen In mijn tandvleesch aan den buitenkant en den binnenkant. Toen even wachten om te laten verdooven en ik deed maai of ik het niet erg vond, hoewel ik niet kon na laten nu en dan op mijn horloge te kijken. „Nou de tang maar he?" informeerde ik en nij greep een moordwerktuig, zoo ongeveer van deze grootte. Met twee handen hield hij het ding vast, stortte zich met alle macht in mijn mond en greep de kies. Geen sprake van dat dat kreng wou bezwijken. Reuzesterke kiezen! Samen met zijn assistente rukte en draaide hij tot beide met een ongekende kracht achteruit; deinsden. De kroon van de kies zat in den tang gevangen. „Da's één," zuchtte de man. terwijl hij het zweet van zijn voorhoofd veegde. Nou de rest. Opnieuw met vereende krachten die lui moeten toch werken vcor hun brood, dat verzeker ik je hingen zij aan de tang, die eindelijk een der wortels tevoorschijn haalde. „De andere wortel is onvindbaar" hoorde ik den worstelaar zuchten en wederom sprong hij in mijn mond, terwijl de juffrouw stroomen bloed in een pan opving. Toen begon de gewel denaar hijgend met beitel en hamer te werken, in de hoop den tweeden wortel te kunnen ont dekken. Er moest zelfs een mes aan te pas ko men, om ruimte te maken en eindelijk gelukte het hem het laatste stuk van den weerspanni- gen kies uit zijn verband te rukken. Enfin, 't is gebeurd, zooals je ziet. En als ik je nou vertel, dat ik er niets van gevoeld heb en eenvoudig niet begrijp, hoe iemand voor zoo'n kleinigheid angst kan hebben. Dit was ongetwijfeld een bij zonder geval. De tandarts verklaarde dan ook, dat hij nooit voor zoo'n opgaaf had gestaan maar ik voor mij, draai er geen hand voor om. Neen, als ik jullie een goeien raad mag geven, wacht niet, geen dag en geen uur. Als je pijn hebt, ga naar den kiezentrekker. Zoo ongeveer luidt het verhaal van den man, die meer dan een jaar als een lafaard met kies pijn heeft rondceloopen en die tenslotte be zweek onder de slimmigheid van zijn vrouw. Hij wil het niet weten, hij schept op. nu het gebeurd is, hij lacht iedereen uit, die met pijn rondloopt en als hij weer last krijgt van een zieken kies, dan zal hijvermoedelijk weer een jaar in pijn en angst rondloopen voor hij besluiten kan naar den arts te gaan. Want het is niet de pijn van het trekken, die hij vreest, maar de verne. dering zich een paar minuten willoos te moeten overgeven aan een wildvreemd mensch, die doet alsof hij het volste recht heeft met staal en ijzer in zijn mond rond te wroeten. Zóó en niet anders heeft schrijver dezes zijn houding ont leed en hij houdt vol, dat alleen deze ij delheid hem tot zulke lafhartigheden heeft kunnen brengen uiiuiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiina Wij zijn uiterst sterren-kundig Op het Hollywood-terrein, Waar het firmament, der sterren, Dat ons bezig houdt, moet zijn Daarom trekt de bioscoop zoo, Waar wij zonder telescoop Gadeslaan hoe deze sterren Zich bewegen in haar loop! En dan heb je de reclame, Die ons bovendien vertelt, 1 Dat die sterren ginder zwemmen In een reuze massa geld De paleizen, waar ze wonen, Zijn in rijkdom slechts gelijk Met de weelde, die men kende In 't Romeinsche keizerrijk! Ook het leven, dat ze leiden, 1 Is concrete poëzie. Dus wij zeggen: alle sprookjes Zijn niet langer fantasie! f i Maar nu komen deze sterren Een voor een hier op bezoek, Ons bekijken, wij, de minnaars i Van de beelden op het doek. En nu zien we van de weelde, Die wij droomen, zelfs geen schijn, Daar zij als meneer of juffrouw Doodgewone menschen zijn! Ook haar mantel of colbertje 1 Is van alledaagsche snit, En ze rijden in een bandje 1 Van een dubbeltje per rit 1 En terwijl ik, in 't voorbijgaan, Uit nieuwsgierigheid bleef staan, Ging waarachtig mijn illusie Met een blokband naar de maan! 1 MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) üiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiir; Prins Michaël van Roemenië heeft voor sprookjes-prins gespeeld en een armen jongen, die hem een serenade bracht, een piano bezorgd Deze jonge muzikant werd in zijn dorp als een muzikaal genie beschouwd en trok derhalve met accordeon naar de hoofdstad, om zijn for tuin te zoeken. De eerste dagen had hij weinig succes, totdat hij op een avond speelde onder het raam van Prins Michaël. Deze vroeg hem toen in het paleis te komen en vernam dat de hartewensch van den jongen een piano was. De prins hield een collecte in het paleis en stortte zelf de helft van zijn maandgeld De collecte bracht 12.000 lei op en den volgenden dag gingen prins Michaël en de muzikant samen naar een winkel, om een piano te koopen. Nou, ik kwam in de wachtkamer en dacht, laat dat niet te lang duren, want veel tijd heb Toen de kameel zijn poot op de kooi had gezet en Ivy haar lievelingsvogel had verloren, doordien hij wegvloog, was Ivy vele dagen niet te troosten. Op zekeren dag, toen ze den vogel reeds als verloren had beschouwd, zag Ivy hem over het strand vliegen. Ze had op dat oogenblik een pan in haar hand en begon het dier te achtervolgen, waarbij ze de pan ge bruikte als een soort net. De vogel vloog over Willie's hoofd. „Kijk uit, Willie," riep Robbie. Maar de waarschuwing kwam te laat. Ivy sloeg, om den vogel te van gen, de pan over Willie's hoofd. En wat zij ook deed om het hoofd van den man te bevrijden, het gelukte niet. „Ik kan er geen beweging in krij gen," riep ze. „Ik deed het niet met moedwil. Ik probeerde alleen maar den vogel te vangen." Willie duwde haar weg en begon van woede op het strand te stampen. „Als jij je kalm houdt, zal ik het hoofd met zeep insmeren, dan glijdt de pan er beter af," zeide zij. (Morgenavond vervolg). (Ingezonden Mededeelingen) Het was op een Zondag, na 't uitgaan der Vespers. Het Westen vlamde hel van rood zonnevuur en 't was alsof heel het dorp uitgetrokken was om aanwezig te zijn bij 't schoone sterven van den dag. Rondom de kerk, die rood oplaaide in den avondbrand der ondergaande zon, speelden de kinderen en op den straatweg trok de Zondagsche stoet van wandelaars. Onder de looverkoepels der boomenrijen blankten de bolle zeilen der Kempenschepen, de witte doeken der huifkarren, als strak-gespan- nen fokken in den wind. De paarden waren ge tooid met de attributen van den Zondag, welke alleen gebruikt werden bij feestelijkheden. Soms moesten de karren wijken voor brutale auto's, die met lawaaierige clacksongeluiden in razende vaart voorbijsnelden. Uit de stofwolk die zij opwierpen, dook een vreemd voertuig op, dat achter de huifkarren aanhottelde Het was een groene woonwagen, getrokken door een groot mager paard De leidsels stonden strak en waren onder het voorste raampje van den wagen gespannen Een voerman was ner gens te zien. Het paard scheen den weg te ken nen, want ter hoogte van de kerk, bij de ge meentewei gekomen, bleef het staan en begon hongerig te grazen. De kinderen die bij de kerk aan 't spelen waren, staakten hun spel en kwa men toegeloopen. En niet alleen de kinderen, maar ook de wandelaars kwamen van den steen weg en zelfs de boeren, die op rijtoer waren, verlieten hun karren en mengden zich onder de nieuwsgierigen. Het gebeurde wel eens meer dat er kermis gasten of Zigeuners in het dorp kwamen, doch dan verkondigden ze gewoonlijk op luide wijze hun komst, om publiek te trekken voor hun straatvertooningen. De bewoners van den groe nen wagen echter lieten zich niet zien, de lui ken bleven gesloten als de vensters van een doodenhuis. Dat is niet in orde, zei een stem uit de omstanders. Misschien is het paard alleen aan den haal gegaan, opperde een tweede. Willen we binnen eens kijken, stelde een derde voor. Niemand antwoordde. Allen hadden wel graag eens naar binnen gekeken, maar ze waren be vreesd dat achter de gesloten luiken van den mysterieuzen wagen vreemde wezens op zouden staan, die zich, in hun rust gestoord, zouden wreken. We moesten er ons maar niet mee be moeien, zei een oude man, dat woonwagenvolk is gevaarlijk. Het publiek voelde de waarschuwing en drong bevreesd achteruit, de kring van nieuwsgierigen verwijdde zich, maar niemand ging heen, de nieuwsgierigheid was te zeer geprikkeld. De avond viel en de zwarte wade, die zich over het dorp spreidde, hulde den raadselach- tigen woonwagen in een floers van donkerte, dat zijn groene kleur en zelfs zijn rechthoekige vormen vervaagde. Het groote magere paard geleek een wandrochtelijk apocalyptisch scha duwbeeld en de wagen had iets van een reus achtige katafalk. En naarmate de duisternis toenam, werd de groep nieuwsgierigen rondom den wagen grooter. Er werd nog slechts fluis terend gesproken en bij elk verdacht gerucht kwam er beroering onder de toeschouwers, die beducht waren voor spoken welke wellicht in den woonwagen aanwezig konden zijn. Maar Miel Hellens, een waaghals, maakte plotseling een einde aan de onzekerheid. Manhaftig ging hij naar den woonwagen en klopte aan het deurtje, eerst bescheiden, dan bonzend met de volle vuist. En toen er binnen niemand ant woord gaf, draaide hij brutaal den klink om en 't deurtje dat niet gegrendeld bleek viel wijd open. Miel keek naar binnen en stak om beter te kunnen zien, een lucifer aan. D'r is niks, lachte hij. Maar nauwelijks was het woord uit z'n mond of hij slaakte een kreet van ontzetting. Ver schrikt sprong hij terug en viel bijna achter over in het gras. Ei. ligt eeneen doode in.... den wagen, stotterde hij angstig. De kreet nwhaalae zich als een duizend- mondige echo en verspreidde zich door het dorp: Er ligt een doode i: ien woonwagen! Het klonk in de huizen wau- het volk bijeen zat aan den haard, in de hf beleen, waar de boeren zich vermaakten met ka «n biljart spel: Komt zien, er ligt een doode in den wu.i. wagen! De huizen, en de herbergen liepen leeg, allen snelden naar de gemeente-weide; het was alsof heel het dorp daar te samen was. De moedig sten klommen in den woonwagen en ontstaken er het lantaarnlicht. Op den plankenvloer lag een donkere gedaante,' met loodvervig gezicht en verglaasde oogen. 'tls een vrouw, zei een der nieuwsgierigen. Ik herken ze, riep een tweede uit; 't is Mareska, de zigeunerin, die hier reeds vroeger met haar familie vertoefde. Zie, bloed, een wonde in de borst, een moord, Mareska is vermoord, laten we de po litie waarschuwen. Zwijgend, benieuwd naar bescheid, dromde het volk bij de deur van den woonwagen samen. Het werd een gedrang van mannen en vrou wen die de doode van nabij wilden zien. De mannen klauterden vrijmoedig naar binnen, de vrouwen, beangst en voozichtig, bleven bij de deuroopening staan. Boer Neelen, de pachter van de gemeente-weide, was inmiddels ook ter plaatse gekomen. Er af, schreeuwde hij, van mijn wei af, laat die dooden met rust, ga liever de politie waarschuwen. iimtiMimiMi Boer Neelen heeft gelijk, meende Miel Hellens, Mareska is dood, waarschijnlijk ver moord, we moeten den burgemeester gaan waar schuwen. En zoo werd besloten. De nieuwsgierigen gin gen het dorp in, naar het huis van den bur gemeester; niet een durfde er bij den wagen achterblijven. Miel Hellens en de pachter van de gemeente-weide gingen voorop. Toen de stoet bijna bij het huis van den burgemeester aangekomen was, klonk er plotseling een oor- verdoovend ratelend gerucht. Over den steen weg bolderde de woonwagen aan, in woeste vaart, voortgetrokken door twee hollende paar den. Het volk sprong verschrikt op zij, juist op tijd om het hollend gespan door te laten. Het voorste raampje van den wagen stond open en een vuist balde dreigend naar buiten. In de be angstigende stilte die over het volk gekomen was, knetterde akelig het geklap van een zweep, met knallend^ geluiden, als de losbrandingen van een geweer. Als door de duisternis opge slokt, verdween de spookwagen in den nacht Maar 's an- t deren daags re- den twee gendar- i rjr„t Iziu zM 1 men naar het raadhuis; tus- j schen hun paar- de tl WOOUWagCn 1 den leidden ze een ouden man. ..".im................ 't Was Zohar, de zigeuner die den spookwa gen mende. Voor den burgemeester legde hij de volgende verklaring af: „Mareska had gezondigd, gezondigd tegen de wetten die onder ons, zigeuners, bestaan. Zij had een verworpeling als man genomen, een man, die geen zigeuner was. Zoo brak zij den zigeunereed en kwam de doeming over haar misdadig hoofd, de'vloek die haar verpletteren zou. Alfaras, het opperhoofd, veroordeelde haar. Gitana, haar moeder, mocht de schande niet overleven, en Zarek, haar broeder, wilde zijn zuster niet meer kennen. Maar Mareska was mijn kind, mijn lieve dochter; wie anders dan haar vader zou haar hebben kunnen redden, 's Nachts gaf ik haar m'n paard en m'n wagen en heimelijk ontvluchtte ze het zigeunerkamp We lagen te St. Truien, aan de andere zijde van de grens. Een bang voorgevoel zeide me dat Mareska niet aan de wraak zou ontkomen. En ook ik verliet het kamp en nam het paard van Alfaras mee. Te Achel haalde ik haar in. Helaas, de dolk van Marco, den wreker, had haar reeds geraakt. Ik vreesde dat Marco nog onder de toeschouwers was, die om den wagen stonden en ik verborg me, met mijn paard, achter de haag bij de gemeentewei. Toen het volk naar den burgemeester ging en Marco met op kwam dagen, spande ik mijn paard naast dat van Mareska en voerde het ontzielde lichaam van m'n kind weg.... 'tls waar dat ze een misstap beging: ze trouwde in het geheim met een rijkaard di? niet van ons ras was. Ze viel, en moest sterven, volgens onze wet. Maar ook ik, die haar redden wilde, zondigde daardoor tegen die wet. Voor u ben ik echter onschuldig en zal vrij uit gaan. Van allen verlaten, moet ik nu dolen onder den vloek van mijn volk, maar eens zal ik Marco, den wreker, ontmoeten." Zoo sprak Zohar, de zigeuner-banneling! (Nadruk verboden) De minister van Binnenlandsche Zaken in China heeft bij den Yoaen (den Chineeschen uitvoerenden raad) eenige voorstellen inge diend teneinde in het Chineesche sociale leven tijdens het huidige tijdperk der nationale crisis een regime van stricte bezuiniging in te voe ren. De voorstellen omvatten, dat voor personen beneden 60-jarigen leeftijd geen verjaardag- partijtjes meer gegeven worden, dat de prijs "oor Chineesche maaltijden wordt beperkt, dat ee>- maximum-bedrag wordt vastgesteld voor het ba en dat uur mo Per deze De pld machtigd| overeet. De Heer Spiering te Tiel had veel last van ratten in zijn kippenloop. Telkens waren eieren verdwenen of kuikens doodgebeten. Meer dan een jaar lang probeerde hij allerlei middelen, echter zonder resul taat. Ten slotte kocht hij bij zijn drogist een doosje Rodent, dat hij op de voorgeschreven manier ge bruikte. „Het resultaat is werkelijk verrassend," schrijft hij. „Een kwartier nadat het met Rodent be smeerde brood werd uitgelegd, was het reeds ver dwenen." Toen hij ons 4 weken later schreef, had hij geen rat meer gezien. Rodent faalt nimmer, het trekt ratten en muizen onweerstaanbaar aan. Koop nog heden een enkele doos k 50 ct of een dubbele doos a 90 ct en morgen zult U van rat en muis be vrijd zijn. Imp.: Fa.B. Meindersma- Den Haag. B45 1 Ff op dit blad zijn Ingevolge de veraekertngsvoorwaarden tegen QQ.flfh _bij levenslange geheeleongeschiktheid tot werkendoor 7KQ ïnS® f250,- een^voet Yen^oog 125,-duim o^wijsringw f 50,-been Alle ÜOOnne S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeenngen Ovlflr,-verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen f f tfV, doodelijken anoop een breuk van f40.- bfj verlies van 'n anderen vinger HOOFDSTUK I DE TREVANIONS Nancy rrevanion was ruim 21 Jaar. Zij was een streend-vroolijk meisje en tot den tijd, dat dit vrhtal begint, wist zij nauwelijks wat verdriet ëteekende. 't Lot was haar bijzonder Vriendelij gezind geweest- Zij genoot een vol maakte gzondheid, had vele vrienden en v.as de lievelig van de streek, waar zü woonde. Zij I was meer dan gewoon intelligent en de oude Felix Treanion, haar vader, had haar niet alleen nar een van de beste scholen van het land gezoden, maar had bovendien gezorgd, dat zij nar Newnham College kon gaan, dat ssy met eei doorloopen had. Hoewel zij volgens de onberdeneerde en onredelijke gebruiken Van de cdere Engelsche universiteiten geen graden hackunnen behalen, had zij diploma's gekregen, di meer innerlijke waarden hadden dan de meee graden, behaald door leden van de bevoorrecte sexe. Toen zij, na het verlaten van Newnham, op Trevanion Court terugkwam, werd zij door hare kennissen niet alleen als bijzonder intel ligent, maar als bijna een wonder van geleerd heid beschouwd. Niet, dat Nancy trotsch was op haar succes in de studie, zij was niet zoo'n soort meisje. Zij was trotscher op haar handigheid in golf en haar kwiekheid bij het tennissen dan op de geleerdheid, die zij aan de universiteit had op gedaan. In het kort, Nancy was een innemend, ge zond meisje, dol op plezier. Zij was een vrij goede musicienne, danste goed, kon uitstekend paardrijden, terwijl zij bovendien nog bijzon der aardig teekende. Meer dan eens hadden artisten van haar schetsen gezegd, dat zij een groote belofte in hielden en zij hadden er bü haar op aange drongen, dat ze deze gave niet verwaarloozen zou. Het was dan ook geen wonder, dat Nancy een vrooiyk humeur had. Ze behoefde alleen maar in den spiegel te kijken om te weten dat zij heel knap was. Ze meende, dat ze waarlijk begenadigd was onder de stervelingen. Tot opeens de slag viel. Toen zij op een ochtend naar beneden kwam om te ontbijten, zag zij dat haar vaders plaats aan de tafel ledig was. Vader is laat, merkte zij op tot den ouden Adam Trebilcock, die, zoolang als zij zich kon herinneren, gefungeerd had als butler en al gemeen factotum in huis. Ik ben bang, dat uw vader niet goed in orde is, miss Nancy, antwoordde de oude man met ongeruste stem. Niet in orde? Wat bedoel je? Hij zag er erg slecht uit, toen ik hem zijn warm water bracht, antwoordde de oude man, en hij zei, dat hij niet naar beneden kwam om te ontbijten. Komt hij niei naar beneden? Dan ga ik direct naar hem toe. Pardon, miss Nancy; hij zei juist, dat hij hoopte, dat u dat niet zou doen. Hij vroeg of u gewoon hier beneden ontbijten wilt en dan bo ven op zijn kamer wilt komen. Hij schijnt iets te hebben wat hem hindert miss Nancy. Wat bedoel je in godsnaam? De uitdrukking van zijn gezicht beviel mij niet, zei de oude getrouwe met bevende stem, en er was zoo'n vreemde uitdrukking in zijn oogen. Zonder verder iets te zeggen, vloog Nancy de kamer uit en was in een oogenblik bij het bed van haar vader. Wat is er met u, vader, riep het meisje, buiten zich-zelf van schrik, toen zij het gezicht van den man zag. Felix Trevanion sprak niet en lag met oogen, die gloeiden van angst in zijn doodsbleek gezicht, naar zijn dochter te staren. Vader, zeg het me toch, riep het meisje weer, terwijl ze bij het bed knielde en den man kuste. Er is niet veel te zeggen, zei de zieke moeilijk. Ik wist al maanden dat dit zou ko men, maar ik had niet gedacht, dat het al zoo gauw zou zijn. Al zoo gauw? herhaalde het meisje. Wat bedoelt u daarmee? Nancylief, ik ben bang, dat ik niet maar lang zal leven. Je moet niet schrikken, lieve ling, maarik ga sterven. Ik zal direct dokter Stephens roepen, zei ze doodelijk verschrikt en vloog naar de deur. Twee minuten later was ze weer bij hem. De dokter zal binnen het uur hier zijn, poogde ze hem gerust te stellen, en die zal u wel weer heelemaal opknappen. En vertel me nu alles, vadertje! Ze had in die korte oogenblikken haar zelf- beheerscbing teruggevonden na den schok, dien de eerste aanblik van haar vader haar gegeven had en was in staat om kalm, Ja zelfs opge wekt te spreken. Felix Trevanion drukte de hand, die ze in de zijne gelegd had, krampachtig en keek haar ernstig, maar met diepe teederheid aan. Nancy, kleine meid, probeer me te verge ven.... wil je? U vergeven, vadertje? Ik weet niet wat ik u zou moeten vergaven 1 Wat bedoelt u? Ik had het je eerder moeten vertellen, kind, ging hij voort. Dokter Stephens heeft me al maanden geleden gezegd, wat er ging ge beuren. Hij zei, dat ik geen jaar meer te leven had, maar ik geloofde hem niet.... het leek me absurd. Maar hij heeft gelijk gehad. Zie je dat fleschje daar op de waschtafel? Geef me tien droppels in twee theelepels water, wil je? Misschien, dat ik me dan wat beter voel. Het meisje deed vlug wat haar vader ver langde en zag, dat er een beetje meer kleur op zijn gezicht kwam. Ik wil je iets vertellen, kind, en ik moet het spoedig doen, anders is het misschien te laat. Maar hoe benieuwd ze ook was naar wat ze te hooren zou krijgen, ze bedwong haar nieuws gierigheid. Niet voor de dokter er geweest is, vader. Toe, doet u nu wat ik u vraag. Straks bent u weer heelemaal opgeknapt. Ze streelde voort durend zijn hand, maar ze had het gevoel als of een ijskoude hand zich op haar eigen hart gelegd had. Felix Trevanion keek haar met een langen blik vol liefde aan en sloot daarop met een zucht zijn oogen. Misschien voelde hij zich verlicht door het uitstel, dat zij hem gaf. Een paar seconden later was het alsof hij sliep. Nancy Trevanion nield zielsveel van haar vader. Zij behoorde niet tot de menschen, die een groot vertoon van liefde ten toon spreiden, want als de meeste moderne meisjes vond ze het vervelend om met haar intiemste gevoe lens te koop te loopen. Maar ondanks die schijnbare onverschilligheid was haar gevoel voor haar vader heel diep geworteld en be schouwde zij hem als haai- besten vriend. Nan cy's moeder was gestorven, toen ze nog heel klein was en Felix Trevanion was niet her trouwd. Felix was trouwens pas laat getrouwd. Hij was eigenlijk het grootste deel van zijn le ven onverschillig voor vrouwen geweest en hij was de vijftig gepasseerd, toen hij met Emily Polperro huwde. Ze was nog een jong meisje en.... zooals de meeste menschen zeiden.... in hooge mate ongeschikt om de vrouw van zulk een soort man te zijn. Twee jaar na het huwelijk werd Nancy geboren en een jaar later was Felix weduwnaar. Of hij in den korten tijd gelukkig was geweest of ongelukkig, had geen mensch ter wereld kunnen zeggen. Hij was nooit iemand geweest, die over zijn eigen dingen sprakhij was gewoon zijn diepere gevoelens te verbergen. Felix Trevanion werd als een van de meest trotsche lieden in Cornwall beschouwd. Zijn naam behoorde tot de oudste van het graaf schap en daarom droeg hij het hoofd hoog en ofschoon hij nooit in staat was geweest een plaats onder de groote landheeren in te ne men, beschouwde hij zich volkomen als hun gelijke, voor zoover hü zich tenminste niet de meerdere van sommigen voelde. Op een goed- zichtbare plaats in de bibliotheek hing de stamboom van het geslacht Trevanion en Nan cy had al heel jong geleerd, dat de oorsprong- van haar familie zich verloor in een scheme rig verleden. Wij Trevanion's zijn niet van gisteren of eergisteren, zoo had de oude man zijn doch tertje onderwezen. Voor iemand ooit van die rijke parvenu's gehoord had, waren de Treva- nions al menschen van beteekenis. Vergeet dat nooit, Nancy-liefen ofschoon Nancy heelemaal niets bezat dat naar opgeblazen heid of hoogmoed zweemde, was ze toch trotsch op haar ouden naam. Wordt vervolgd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 9