Op bezoek bij den tandarts
Met v&daal van den dag
et Erfdeel
WEG ILLUSIE!
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
Alle jongens op school dragen
ROBINSONschoenen
DINSDAG 28 MAART
PIJN UITGESLOTEN
Van iemand die een jaar lang met
kiespijn liep en eindelijk den
leeuw in zijn hol
bezocht
Hoe ijdel een lafaard is
In het hol van den leeuw
Gered!
De opschepper
Sprookjes-prins
Officieele diners in
China
Mogen niet langer dan twee
uren duren
Kippendieven gesnapt en gedood
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Uit het Engelsch van
Joseph Hocking
Er is waarschijnlijk geen verschijning ter
wereld, waar de menschen zoo bang van
aijn als van den tandarts. Anderzijds is er
Been vakman, die door zijn cliënten zoo geëer
biedigd wordt. Heeft men eenmaal een tandarts,
dan is dit „je" tandarts, en er zijn geen betere
Hij wordt aan alle familieleden en vrienden aan
geraden, om niet te zeggen opgedrongen. Hij is
..wel duur, maór perfect", ofwel hij is abso
luut pijnloo. en kost een krats. In beide ge-
Vallen zijn de slachtoffers legio doch minder
legio dan de lafaards, die maar niet onder drn
Indruk willen komen van het perfecte vakman-
Schap, noch van de pijnloosheid, noch van de
krats.
Kiespijn
Want hoe gaat het gewoonlijk? Gij hebt een
*ol jaar lang aan kiespijn gelaboreerd. Gij zijt
dag in dag uit ongénaakbaar geweest voor uw
Omgeving en hebt niets kunnen verdragen van
We dan ook. Uw vrouw hebt gij uitgemaakt
Voor alles en nog wat, als zij maar even pro
beerde u over te halen naar den tandarts te
Baan en gij hebt haar gevraagd, waar zij die
lust tot kwelling in 's Hemelsnaam vandaan
beeft. Gij zijt met andere woorden een waar
achtig laffe man, zooals iedere man ten op
zichte van een tandarts is. Maar tenslotte hebt
Bij dan een kennis ontmoet, dien gij kent a.s
minstens zoo laf als gij zelf zijt. En ook deze
Voept honderd uit over de bekwaamheid van
öjn tandarts. Hij spreekt ook al van „m'n" tand
arts, hoewel hij den man voor het eerst van
zijn leven zag, terwijl hij bovendien rilde van
Schrik voor den bloeddorstigen moordenaar, die
Voor hem stond.
Dit alles maakt natuurlijk indruk op u en gij
begint vaaglijk te vermoeden, dat er onder de
tandartsen misschien wel zijn, die niet met
moordplannen rondloopen, hoe moeilijk dit ook
te gelooven is. Tijdens de hevigste pijnen zijt
Be nu vriendelijker tegen uw vrouw dan ooit
en ge hebt de stille hoop en den vurigen wensch,
dat zij nog eenmaal haar goeden raad zal ge-
Ven, want dit is het stootje, dat ge noodig hebt
om den sprong in het duister te wagen. Uw
Vrouw is voorzichtig geworden en daar zij u niet
hoodeloos wil kwellen, zwijgt zij, in stilte treu
rend, dat hahr gemaal zoo onverstandig is en
heusch door zijn eigen schuld zooveel pijn moet
lijden. Zij zwijgt dus en ge zult zelf den moed
moeten he'rben om den eersten stap te doen.
Nauwelijks hebt ge het woord „tandarts" uit-
Sesproken, of uw vrouw slaat achterover, holt
haar de telefoon en spreekt af met den heel
meester der tanden. Ziezoo, nu zit ge vast aan
een overeenkomst en daar is niets meer aan te
doen. Ge houdt u goed, daarvoor zijt ge een
man. Ge noemt den tandarts niet langer meer
een ellendeling, die alleen op de wereld is geko
men om andere menschen te pijnigen, maar in
tegendeel begint ge een dissertatie over het nut
Van tandartsen en over de vraag, hoe deze hee~
fen aan zoo'n prachtig gebit komen, want het is
een feit, dat iedere tandarts een uitstekend ge
bit heeft, dat niet eens valsch is. Zoo wordt
eveneens breed uitgeweid over de volstrekte af
wezigheid van pijn. Och, tegenwoordig verdoo-
Ven ze zoo zuiver en zoo afdoende,' dat men
Werkelijk geen kik geeft, als de tand eruit
Schiet, nietwaar. Onder deze bedrijven zijt ge
langzaam aan kalm geworden en gevoelt u be
reid tot alles. Maar intusschen is ook de kies
Wat kalmer geworden en het zweet breekt u
Uit bij de gedachte, dat gij straks een kies zult
laten trekken, die niet eens pijn doet. Dat zou
al te dwaas wezen en het oordeel van vrouwlief
Wordt gevraagd over deze netelige kwestie,
blaar zij houdt voet bij stuk en bezweert u niet
langer meer uit te stellen. Zij verzekert u, dat
de pijn heviger dan ooit zal terugkomen, dat c'e
ontstoken kies een ontstoken kaak zal worden
en dat een vreeselijke operatie onvermijdelijk
Zal worden en zal leiden tot een levenslange
Verminking.
Inmiddels is het ongeveer tijd geworden voor
de reis naar den tandarts en vrouwlief wacht
met zenuwsloopende spanning, of ge inderdaad
op tijd zult gaan. Het valt mee. Gij gaat op tyd,
maar dan ook zoo prachtig op tijd, dat men
Wel moet denken, dat gij bepaalde voornemens
hebt, die niets te maken hebben met den tand
arts.
Onderweg op de tram leest ge het avond-
tolad met een air van iemand, die er niet naar
Uit ziet, dat hij naar den tandentrekker gaat, en
die reeds overwogen heeft, dat hij in de wacht
kamer de zooveelste zal zijn en dus tijd genoeg
tel hebben om rustig na te gaan, of hij blijven
of vertrekken zal.
Gij hebt echter de slimheid van uw eega on-
dsrschat, want nauwelijks zijt gij de wachtka
mer binnengetreden, geleid door een al te
vriendelijke juffrouw, of gij ontwaart, dat ge
heelemaal alleen zijt, met andere woorden, dat
ge er in gevlogen zijt en direct onder het mes
zult moeten.
Dat is teveel! Met een ruk keert gij u om om
te vluchten, doch ziedaar de tandarts, die u als
een vriendelijk man in een witten jas tegemoet
treedt en u op de schouders klopt, iets wat ge
zeker van niemand verdragen zoudt, maar wat
ge hier ondergaat als het uitreiken van een
brevet van volslagen minderwaardigheid. Gij
zijt hier, voor ge het kind van de rekening
wordt, het kind dat ziek is en dat een vader
lijke verzorging voor alles noodig heeft. „Kom,
kom" zegt de witte, vriendelijke man, ,,'t z-ij
best meevallen. Als u nog langer uitstelt, dan
wordt het gewoon een catastrophe en daar mag
u zich niet aan bloot stellen." Hij heeft u in
een ligstoel gedrukt, die veel gelijkt op een
middeleeuwschen folterstoel en trekt uw mond
open, alsof dit voor u en voor hem dagelijksch
werk is. „Ha. ha" roept hij uit, „ik zie het al. 'n
Kleinigheid, hoor. Is zóó gebeurd", En met een
spuitje gewapend treedt hij op u toe. Als gij nu
den moed hebt te blijven zitten, dan is alles
voorbij, voor ge het weet. Maar andersDe
prik aan den buitenkant van het tandvleesch
heeft wonder boven wonder geen pijn gedaan.
De prik aan den binnenkant laat ge dus groot
moedig toe en ook deze doet geen pijn Dan
krijgt ge een gevoel alsof uw kies plotseling
aanzwelt tot een bloemkool en dit is wel on
behaaglijk, maar ge constateert met groote vol
doening, dat de kiespijn weg is. Wat nu te
doen? Misschien blijft de pijn wel weg. Mis
schien is de zenuw wel dood. De tandarts ech
ter is een wijs man en terwijl hij u een sigaret
aanbiedt en zelf een rookertje opsteekt, geeft
hij te kennen, dat men nooit moet overhaas
ten, en dat de kies en omgeving volop gelegen
heid moeten krijgen om te verdooven, zóó te
verdooven, dat zij volstrekt ongevoelig worden.
Hij praat over alle mogelijke dingen, waarvan
hij veronderstelt dat ze u kunnen interesseeren
en gij ervaart, met een onbegrijpelijk genoegen,
dat de goede man daar geen oogenblik in
slaagt. In deze omstandigheden spreekt gij im
mers veel liever niet over uw stokpaardjes, want
des te ellendiger is straks de ontgoocheling.
Eindelijk intusschen heeft de tandarts door
een klop met een hamertje afdoende bewezen,
dat de kies volkomen ongevoelig is geworden
stoot de man eenige bemoedigende kreten uit
en doet zoo nadrukkelijk op z'n gemak, dat ge
zoowaar u begint te verzoenen met de situatie.
„En nu heb ik je maar één ding te zeggen
steekt hij heel familiair van wal, „we voelen
niks, we hooren geen gekraak, deze tang is een
wonderwerktuig, daar gaat ie dan". Hij grijp',
met zijn stalen vingers de kroon beet en ter
wijl hij met een olympische rust enkele uitspra
ken loslaat, waaraan eenvoudig niet te tor
nen valt, legt hij met een sereen gebaar een
kanjer van een kies bloederig op een klein sta
tief je naast hem.
„Ziezoo, spoelt u maar even, het is gebeurd.^
En met een glimlach van „zie je nou wel?"
droogt hij zijn tangetje af.
De spoelerij is gebeurd en ge zit daar, eenigs-
zins verlegen om het belachelijk figuur, dat ge
slaat en dat den tandarts niet kan ontgaan,
anderzijds als een kleine triomfator, die het
hem dan toch maar gelapt heeft. Deze twee
gevoelens strijden met elkander om den voor
rang en terwijl gij spoelt en spoelt, voelt gij den
levenslust wederom in sterke stroomen door uw
aderen schieten. Het leven is schoon, al zijt gij
dan ook een beetje suf. Gij voelt u als iemand
die een groot werk heeft volbracht en die het
leven, na een rustigen slaap, met vollen moed
gaat aanpakken.
„En, mag ik nou rooken?" vraagt ge aan den
man, die uw redder werd.
„Natuurlijk" is zijn grootmoedig antwoord.
„En drinken?" waagt ge aarzelend.
„Uitstekend voor de ontsmetting" hoort gij
een engelenstem in uw oor zingen.
„Schrijf het op" gebiedt gij en nauwelijks is
dit gebeurd, of gij vraagt met een verregaande
beleefdheid, wat gij den weldoener moogt beta
len. Hij vraagt tienmaal minder dan gij wel
zoudt willen geven en gij verzekert hem, dat gü
direct bij hem zult terugkomen, als ge weer
pijn hebt. Gij zoudt zelfs excuus willen maken
over den opkomenden wensch, dat al uw kie
zen gezond mogen blijven, want de man doet
het zoo verbazend knap en hij moet toch ook
leven. Dan spoedt gij u naar huis en verklaart
uit de hoogte niet te begrijpen, dat er men
schen zijn, die. angst hebben voor den tandarts.
„Een prachtkerel die vent enne, tusschen haak
jes, schenk even een borrel in, die zal me goed
doen." Vrouwlief aarzelt even, uit vrees, dat
ge u zult gaan verdoen aan den drank, gezien
den nieuwen levensmoed dien gij hebt opgedaan,
maar gij toont het briefje van den tandarts,
dat u permissie geeft den heelen avond te pim
pelen en zelfs nog daarna. Ha, ha, dit is een
goeden dag. Gij drinkt uit plicht en het smaakt
even goed als altijd. Gij krijgt vrienden op be
zoek en naarmate gij tevoren een grootere laf
aard was ten aanzien van tandartsen, begint gij
nu met des te meer branie verhalen op te han
gen, die lijken op het volgende.
ik niet. Gelukkig kwam de tandarts direct, het
geen hem ook geraden was, want tijd is geld,
zég ik maar. „Verdooven?" vroeg de man. „Is
het noodig" informeerde ik, en de man keek me
aan met een gezicht of hij zeggen wou: „Zoo zijn
ze niet allemaal". „Enfin", zeg ik, „verdoof
maar; dat lijkt me veiliger voor u." Hij blij,
want ik geloof, dat die tandartsen liever wel
verdooven dan niet, dan kunnen ze wilder te
keer gaan. Nou, dat deed-ie dan ook. Hij had
een spuitje met de vuist vast en gaf een paar
fiksche slagen In mijn tandvleesch aan den
buitenkant en den binnenkant. Toen even
wachten om te laten verdooven en ik deed maai
of ik het niet erg vond, hoewel ik niet kon na
laten nu en dan op mijn horloge te kijken.
„Nou de tang maar he?" informeerde ik en nij
greep een moordwerktuig, zoo ongeveer van
deze grootte. Met twee handen hield hij het
ding vast, stortte zich met alle macht in mijn
mond en greep de kies. Geen sprake van dat
dat kreng wou bezwijken. Reuzesterke kiezen!
Samen met zijn assistente rukte en draaide hij
tot beide met een ongekende kracht achteruit;
deinsden. De kroon van de kies zat in den tang
gevangen. „Da's één," zuchtte de man. terwijl
hij het zweet van zijn voorhoofd veegde. Nou
de rest. Opnieuw met vereende krachten die
lui moeten toch werken vcor hun brood, dat
verzeker ik je hingen zij aan de tang, die
eindelijk een der wortels tevoorschijn haalde.
„De andere wortel is onvindbaar" hoorde ik
den worstelaar zuchten en wederom sprong hij
in mijn mond, terwijl de juffrouw stroomen
bloed in een pan opving. Toen begon de gewel
denaar hijgend met beitel en hamer te werken,
in de hoop den tweeden wortel te kunnen ont
dekken. Er moest zelfs een mes aan te pas ko
men, om ruimte te maken en eindelijk gelukte
het hem het laatste stuk van den weerspanni-
gen kies uit zijn verband te rukken. Enfin, 't is
gebeurd, zooals je ziet. En als ik je nou vertel,
dat ik er niets van gevoeld heb en eenvoudig
niet begrijp, hoe iemand voor zoo'n kleinigheid
angst kan hebben. Dit was ongetwijfeld een bij
zonder geval. De tandarts verklaarde dan ook,
dat hij nooit voor zoo'n opgaaf had gestaan
maar ik voor mij, draai er geen hand voor om.
Neen, als ik jullie een goeien raad mag geven,
wacht niet, geen dag en geen uur. Als je pijn
hebt, ga naar den kiezentrekker.
Zoo ongeveer luidt het verhaal van den man,
die meer dan een jaar als een lafaard met kies
pijn heeft rondceloopen en die tenslotte be
zweek onder de slimmigheid van zijn vrouw. Hij
wil het niet weten, hij schept op. nu het gebeurd
is, hij lacht iedereen uit, die met pijn rondloopt
en als hij weer last krijgt van een zieken kies,
dan zal hijvermoedelijk weer een jaar in
pijn en angst rondloopen voor hij besluiten kan
naar den arts te gaan. Want het is niet de pijn
van het trekken, die hij vreest, maar de verne.
dering zich een paar minuten willoos te moeten
overgeven aan een wildvreemd mensch, die doet
alsof hij het volste recht heeft met staal en
ijzer in zijn mond rond te wroeten. Zóó en niet
anders heeft schrijver dezes zijn houding ont
leed en hij houdt vol, dat alleen deze ij delheid
hem tot zulke lafhartigheden heeft kunnen
brengen
uiiuiiiiiiiiiiii
iiiiiiiiiiiiiiina
Wij zijn uiterst sterren-kundig
Op het Hollywood-terrein,
Waar het firmament, der sterren,
Dat ons bezig houdt, moet zijn
Daarom trekt de bioscoop zoo,
Waar wij zonder telescoop
Gadeslaan hoe deze sterren
Zich bewegen in haar loop!
En dan heb je de reclame,
Die ons bovendien vertelt,
1 Dat die sterren ginder zwemmen
In een reuze massa geld
De paleizen, waar ze wonen,
Zijn in rijkdom slechts gelijk
Met de weelde, die men kende
In 't Romeinsche keizerrijk!
Ook het leven, dat ze leiden, 1
Is concrete poëzie.
Dus wij zeggen: alle sprookjes
Zijn niet langer fantasie! f
i Maar nu komen deze sterren
Een voor een hier op bezoek,
Ons bekijken, wij, de minnaars
i Van de beelden op het doek.
En nu zien we van de weelde,
Die wij droomen, zelfs geen schijn,
Daar zij als meneer of juffrouw
Doodgewone menschen zijn!
Ook haar mantel of colbertje
1 Is van alledaagsche snit,
En ze rijden in een bandje
1 Van een dubbeltje per rit
1 En terwijl ik, in 't voorbijgaan,
Uit nieuwsgierigheid bleef staan,
Ging waarachtig mijn illusie
Met een blokband naar de maan!
1 MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
üiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiir;
Prins Michaël van Roemenië heeft voor
sprookjes-prins gespeeld en een armen jongen,
die hem een serenade bracht, een piano bezorgd
Deze jonge muzikant werd in zijn dorp als
een muzikaal genie beschouwd en trok derhalve
met accordeon naar de hoofdstad, om zijn for
tuin te zoeken. De eerste dagen had hij weinig
succes, totdat hij op een avond speelde onder
het raam van Prins Michaël. Deze vroeg hem
toen in het paleis te komen en vernam dat de
hartewensch van den jongen een piano was.
De prins hield een collecte in het paleis en
stortte zelf de helft van zijn maandgeld De
collecte bracht 12.000 lei op en den volgenden
dag gingen prins Michaël en de muzikant samen
naar een winkel, om een piano te koopen.
Nou, ik kwam in de wachtkamer en dacht,
laat dat niet te lang duren, want veel tijd heb
Toen de kameel zijn poot op de kooi
had gezet en Ivy haar lievelingsvogel
had verloren, doordien hij wegvloog,
was Ivy vele dagen niet te troosten.
Op zekeren dag, toen ze den vogel
reeds als verloren had beschouwd, zag
Ivy hem over het strand vliegen.
Ze had op dat oogenblik een pan
in haar hand en begon het dier te
achtervolgen, waarbij ze de pan ge
bruikte als een soort net.
De vogel vloog over Willie's hoofd.
„Kijk uit, Willie," riep Robbie.
Maar de waarschuwing kwam te
laat. Ivy sloeg, om den vogel te van
gen, de pan over Willie's hoofd.
En wat zij ook deed om het hoofd
van den man te bevrijden, het gelukte
niet.
„Ik kan er geen beweging in krij
gen," riep ze. „Ik deed het niet met
moedwil. Ik probeerde alleen maar den
vogel te vangen."
Willie duwde haar weg en begon
van woede op het strand te stampen.
„Als jij je kalm houdt, zal ik het
hoofd met zeep insmeren, dan glijdt
de pan er beter af," zeide zij.
(Morgenavond vervolg).
(Ingezonden Mededeelingen)
Het was op een Zondag, na 't uitgaan
der Vespers. Het Westen vlamde hel van
rood zonnevuur en 't was alsof heel
het dorp uitgetrokken was om aanwezig te zijn
bij 't schoone sterven van den dag. Rondom de
kerk, die rood oplaaide in den avondbrand der
ondergaande zon, speelden de kinderen en op
den straatweg trok de Zondagsche stoet van
wandelaars.
Onder de looverkoepels der boomenrijen
blankten de bolle zeilen der Kempenschepen, de
witte doeken der huifkarren, als strak-gespan-
nen fokken in den wind. De paarden waren ge
tooid met de attributen van den Zondag, welke
alleen gebruikt werden bij feestelijkheden. Soms
moesten de karren wijken voor brutale auto's,
die met lawaaierige clacksongeluiden in razende
vaart voorbijsnelden. Uit de stofwolk die zij
opwierpen, dook een vreemd voertuig op, dat
achter de huifkarren aanhottelde
Het was een groene woonwagen, getrokken
door een groot mager paard De leidsels stonden
strak en waren onder het voorste raampje van
den wagen gespannen Een voerman was ner
gens te zien. Het paard scheen den weg te ken
nen, want ter hoogte van de kerk, bij de ge
meentewei gekomen, bleef het staan en begon
hongerig te grazen. De kinderen die bij de kerk
aan 't spelen waren, staakten hun spel en kwa
men toegeloopen. En niet alleen de kinderen,
maar ook de wandelaars kwamen van den steen
weg en zelfs de boeren, die op rijtoer waren,
verlieten hun karren en mengden zich onder de
nieuwsgierigen.
Het gebeurde wel eens meer dat er kermis
gasten of Zigeuners in het dorp kwamen, doch
dan verkondigden ze gewoonlijk op luide wijze
hun komst, om publiek te trekken voor hun
straatvertooningen. De bewoners van den groe
nen wagen echter lieten zich niet zien, de lui
ken bleven gesloten als de vensters van een
doodenhuis.
Dat is niet in orde, zei een stem uit de
omstanders.
Misschien is het paard alleen aan den haal
gegaan, opperde een tweede.
Willen we binnen eens kijken, stelde een
derde voor.
Niemand antwoordde. Allen hadden wel graag
eens naar binnen gekeken, maar ze waren be
vreesd dat achter de gesloten luiken van den
mysterieuzen wagen vreemde wezens op zouden
staan, die zich, in hun rust gestoord, zouden
wreken.
We moesten er ons maar niet mee be
moeien, zei een oude man, dat woonwagenvolk
is gevaarlijk.
Het publiek voelde de waarschuwing en drong
bevreesd achteruit, de kring van nieuwsgierigen
verwijdde zich, maar niemand ging heen, de
nieuwsgierigheid was te zeer geprikkeld.
De avond viel en de zwarte wade, die zich
over het dorp spreidde, hulde den raadselach-
tigen woonwagen in een floers van donkerte,
dat zijn groene kleur en zelfs zijn rechthoekige
vormen vervaagde. Het groote magere paard
geleek een wandrochtelijk apocalyptisch scha
duwbeeld en de wagen had iets van een reus
achtige katafalk. En naarmate de duisternis
toenam, werd de groep nieuwsgierigen rondom
den wagen grooter. Er werd nog slechts fluis
terend gesproken en bij elk verdacht gerucht
kwam er beroering onder de toeschouwers, die
beducht waren voor spoken welke wellicht in
den woonwagen aanwezig konden zijn. Maar
Miel Hellens, een waaghals, maakte plotseling
een einde aan de onzekerheid. Manhaftig ging
hij naar den woonwagen en klopte aan het
deurtje, eerst bescheiden, dan bonzend met de
volle vuist. En toen er binnen niemand ant
woord gaf, draaide hij brutaal den klink om
en 't deurtje dat niet gegrendeld bleek
viel wijd open. Miel keek naar binnen en stak
om beter te kunnen zien, een lucifer aan.
D'r is niks, lachte hij.
Maar nauwelijks was het woord uit z'n mond
of hij slaakte een kreet van ontzetting. Ver
schrikt sprong hij terug en viel bijna achter
over in het gras.
Ei. ligt eeneen doode in.... den
wagen, stotterde hij angstig.
De kreet nwhaalae zich als een duizend-
mondige echo en verspreidde zich door het
dorp:
Er ligt een doode i: ien woonwagen!
Het klonk in de huizen wau- het volk bijeen
zat aan den haard, in de hf beleen, waar de
boeren zich vermaakten met ka «n biljart
spel:
Komt zien, er ligt een doode in den wu.i.
wagen!
De huizen, en de herbergen liepen leeg, allen
snelden naar de gemeente-weide; het was alsof
heel het dorp daar te samen was. De moedig
sten klommen in den woonwagen en ontstaken
er het lantaarnlicht. Op den plankenvloer lag
een donkere gedaante,' met loodvervig gezicht
en verglaasde oogen.
'tls een vrouw, zei een der nieuwsgierigen.
Ik herken ze, riep een tweede uit; 't is
Mareska, de zigeunerin, die hier reeds vroeger
met haar familie vertoefde.
Zie, bloed, een wonde in de borst, een
moord, Mareska is vermoord, laten we de po
litie waarschuwen.
Zwijgend, benieuwd naar bescheid, dromde
het volk bij de deur van den woonwagen samen.
Het werd een gedrang van mannen en vrou
wen die de doode van nabij wilden zien. De
mannen klauterden vrijmoedig naar binnen, de
vrouwen, beangst en voozichtig, bleven bij de
deuroopening staan. Boer Neelen, de pachter
van de gemeente-weide, was inmiddels ook ter
plaatse gekomen.
Er af, schreeuwde hij, van mijn wei af,
laat die dooden met rust, ga liever de politie
waarschuwen.
iimtiMimiMi
Boer Neelen heeft gelijk, meende Miel
Hellens, Mareska is dood, waarschijnlijk ver
moord, we moeten den burgemeester gaan waar
schuwen.
En zoo werd besloten. De nieuwsgierigen gin
gen het dorp in, naar het huis van den bur
gemeester; niet een durfde er bij den wagen
achterblijven. Miel Hellens en de pachter van
de gemeente-weide gingen voorop. Toen de
stoet bijna bij het huis van den burgemeester
aangekomen was, klonk er plotseling een oor-
verdoovend ratelend gerucht. Over den steen
weg bolderde de woonwagen aan, in woeste
vaart, voortgetrokken door twee hollende paar
den. Het volk sprong verschrikt op zij, juist op
tijd om het hollend gespan door te laten. Het
voorste raampje van den wagen stond open en
een vuist balde dreigend naar buiten. In de be
angstigende stilte die over het volk gekomen
was, knetterde akelig het geklap van een zweep,
met knallend^ geluiden, als de losbrandingen
van een geweer. Als door de duisternis opge
slokt, verdween de spookwagen in den nacht
Maar 's an- t
deren daags re-
den twee gendar- i rjr„t Iziu zM 1
men naar het
raadhuis; tus- j
schen hun paar- de tl WOOUWagCn 1
den leidden ze
een ouden man. ..".im................
't Was Zohar, de zigeuner die den spookwa
gen mende. Voor den burgemeester legde hij
de volgende verklaring af:
„Mareska had gezondigd, gezondigd tegen de
wetten die onder ons, zigeuners, bestaan. Zij
had een verworpeling als man genomen, een
man, die geen zigeuner was. Zoo brak zij den
zigeunereed en kwam de doeming over haar
misdadig hoofd, de'vloek die haar verpletteren
zou. Alfaras, het opperhoofd, veroordeelde haar.
Gitana, haar moeder, mocht de schande niet
overleven, en Zarek, haar broeder, wilde zijn
zuster niet meer kennen. Maar Mareska was
mijn kind, mijn lieve dochter; wie anders dan
haar vader zou haar hebben kunnen redden,
's Nachts gaf ik haar m'n paard en m'n wagen
en heimelijk ontvluchtte ze het zigeunerkamp
We lagen te St. Truien, aan de andere zijde
van de grens. Een bang voorgevoel zeide me
dat Mareska niet aan de wraak zou ontkomen.
En ook ik verliet het kamp en nam het paard
van Alfaras mee. Te Achel haalde ik haar in.
Helaas, de dolk van Marco, den wreker, had
haar reeds geraakt. Ik vreesde dat Marco nog
onder de toeschouwers was, die om den wagen
stonden en ik verborg me, met mijn paard,
achter de haag bij de gemeentewei. Toen het
volk naar den burgemeester ging en Marco met
op kwam dagen, spande ik mijn paard naast
dat van Mareska en voerde het ontzielde
lichaam van m'n kind weg....
'tls waar dat ze een misstap beging: ze
trouwde in het geheim met een rijkaard di?
niet van ons ras was. Ze viel, en moest sterven,
volgens onze wet. Maar ook ik, die haar redden
wilde, zondigde daardoor tegen die wet. Voor
u ben ik echter onschuldig en zal vrij uit gaan.
Van allen verlaten, moet ik nu dolen onder den
vloek van mijn volk, maar eens zal ik Marco,
den wreker, ontmoeten."
Zoo sprak Zohar, de zigeuner-banneling!
(Nadruk verboden)
De minister van Binnenlandsche Zaken in
China heeft bij den Yoaen (den Chineeschen
uitvoerenden raad) eenige voorstellen inge
diend teneinde in het Chineesche sociale leven
tijdens het huidige tijdperk der nationale crisis
een regime van stricte bezuiniging in te voe
ren.
De voorstellen omvatten, dat voor personen
beneden 60-jarigen leeftijd geen verjaardag-
partijtjes meer gegeven worden, dat de prijs
"oor Chineesche maaltijden wordt beperkt, dat
ee>- maximum-bedrag wordt vastgesteld voor
het ba
en dat
uur mo
Per
deze
De pld
machtigd|
overeet.
De Heer Spiering te Tiel had veel last van ratten in
zijn kippenloop. Telkens waren eieren verdwenen
of kuikens doodgebeten. Meer dan een jaar lang
probeerde hij allerlei middelen, echter zonder resul
taat. Ten slotte kocht hij bij zijn drogist een doosje
Rodent, dat hij op de voorgeschreven manier ge
bruikte. „Het resultaat is werkelijk verrassend,"
schrijft hij. „Een kwartier nadat het met Rodent be
smeerde brood werd uitgelegd, was het reeds ver
dwenen." Toen hij ons 4 weken later schreef, had
hij geen rat meer gezien. Rodent faalt nimmer, het
trekt ratten en muizen onweerstaanbaar aan. Koop
nog heden een enkele doos k 50 ct of een dubbele
doos a 90 ct en morgen zult U van rat en muis be
vrijd zijn. Imp.: Fa.B. Meindersma- Den Haag. B45
1 Ff op dit blad zijn Ingevolge de veraekertngsvoorwaarden tegen QQ.flfh _bij levenslange geheeleongeschiktheid tot werkendoor 7KQ ïnS® f250,- een^voet Yen^oog 125,-duim o^wijsringw f 50,-been
Alle ÜOOnne S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeenngen Ovlflr,-verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen f f tfV, doodelijken anoop
een breuk van f40.- bfj verlies van 'n
anderen vinger
HOOFDSTUK I
DE TREVANIONS
Nancy rrevanion was ruim 21 Jaar. Zij was
een streend-vroolijk meisje en tot den tijd,
dat dit vrhtal begint, wist zij nauwelijks wat
verdriet ëteekende. 't Lot was haar bijzonder
Vriendelij gezind geweest- Zij genoot een vol
maakte gzondheid, had vele vrienden en v.as
de lievelig van de streek, waar zü woonde. Zij
I was meer dan gewoon intelligent en de oude
Felix Treanion, haar vader, had haar niet
alleen nar een van de beste scholen van het
land gezoden, maar had bovendien gezorgd,
dat zij nar Newnham College kon gaan, dat
ssy met eei doorloopen had. Hoewel zij volgens
de onberdeneerde en onredelijke gebruiken
Van de cdere Engelsche universiteiten geen
graden hackunnen behalen, had zij diploma's
gekregen, di meer innerlijke waarden hadden
dan de meee graden, behaald door leden van
de bevoorrecte sexe.
Toen zij, na het verlaten van Newnham, op
Trevanion Court terugkwam, werd zij door
hare kennissen niet alleen als bijzonder intel
ligent, maar als bijna een wonder van geleerd
heid beschouwd.
Niet, dat Nancy trotsch was op haar succes
in de studie, zij was niet zoo'n soort meisje. Zij
was trotscher op haar handigheid in golf en
haar kwiekheid bij het tennissen dan op de
geleerdheid, die zij aan de universiteit had op
gedaan.
In het kort, Nancy was een innemend, ge
zond meisje, dol op plezier. Zij was een vrij
goede musicienne, danste goed, kon uitstekend
paardrijden, terwijl zij bovendien nog bijzon
der aardig teekende.
Meer dan eens hadden artisten van haar
schetsen gezegd, dat zij een groote belofte in
hielden en zij hadden er bü haar op aange
drongen, dat ze deze gave niet verwaarloozen
zou.
Het was dan ook geen wonder, dat Nancy
een vrooiyk humeur had.
Ze behoefde alleen maar in den spiegel te
kijken om te weten dat zij heel knap was. Ze
meende, dat ze waarlijk begenadigd was onder
de stervelingen.
Tot opeens de slag viel.
Toen zij op een ochtend naar beneden kwam
om te ontbijten, zag zij dat haar vaders plaats
aan de tafel ledig was.
Vader is laat, merkte zij op tot den ouden
Adam Trebilcock, die, zoolang als zij zich kon
herinneren, gefungeerd had als butler en al
gemeen factotum in huis.
Ik ben bang, dat uw vader niet goed in
orde is, miss Nancy, antwoordde de oude man
met ongeruste stem.
Niet in orde? Wat bedoel je?
Hij zag er erg slecht uit, toen ik hem zijn
warm water bracht, antwoordde de oude man,
en hij zei, dat hij niet naar beneden kwam om
te ontbijten.
Komt hij niei naar beneden? Dan ga ik
direct naar hem toe.
Pardon, miss Nancy; hij zei juist, dat hij
hoopte, dat u dat niet zou doen. Hij vroeg of u
gewoon hier beneden ontbijten wilt en dan bo
ven op zijn kamer wilt komen. Hij schijnt iets
te hebben wat hem hindert miss Nancy.
Wat bedoel je in godsnaam?
De uitdrukking van zijn gezicht beviel mij
niet, zei de oude getrouwe met bevende stem,
en er was zoo'n vreemde uitdrukking in zijn
oogen.
Zonder verder iets te zeggen, vloog Nancy de
kamer uit en was in een oogenblik bij het bed
van haar vader.
Wat is er met u, vader, riep het meisje,
buiten zich-zelf van schrik, toen zij het gezicht
van den man zag. Felix Trevanion sprak niet
en lag met oogen, die gloeiden van angst in
zijn doodsbleek gezicht, naar zijn dochter te
staren.
Vader, zeg het me toch, riep het meisje
weer, terwijl ze bij het bed knielde en den
man kuste.
Er is niet veel te zeggen, zei de zieke
moeilijk. Ik wist al maanden dat dit zou ko
men, maar ik had niet gedacht, dat het al zoo
gauw zou zijn.
Al zoo gauw? herhaalde het meisje. Wat
bedoelt u daarmee?
Nancylief, ik ben bang, dat ik niet maar
lang zal leven. Je moet niet schrikken, lieve
ling, maarik ga sterven.
Ik zal direct dokter Stephens roepen, zei
ze doodelijk verschrikt en vloog naar de deur.
Twee minuten later was ze weer bij hem.
De dokter zal binnen het uur hier zijn,
poogde ze hem gerust te stellen, en die zal u
wel weer heelemaal opknappen. En vertel me
nu alles, vadertje!
Ze had in die korte oogenblikken haar zelf-
beheerscbing teruggevonden na den schok, dien
de eerste aanblik van haar vader haar gegeven
had en was in staat om kalm, Ja zelfs opge
wekt te spreken.
Felix Trevanion drukte de hand, die ze in de
zijne gelegd had, krampachtig en keek haar
ernstig, maar met diepe teederheid aan.
Nancy, kleine meid, probeer me te verge
ven.... wil je?
U vergeven, vadertje? Ik weet niet wat ik
u zou moeten vergaven 1 Wat bedoelt u?
Ik had het je eerder moeten vertellen,
kind, ging hij voort. Dokter Stephens heeft me
al maanden geleden gezegd, wat er ging ge
beuren. Hij zei, dat ik geen jaar meer te leven
had, maar ik geloofde hem niet.... het leek
me absurd. Maar hij heeft gelijk gehad. Zie je
dat fleschje daar op de waschtafel? Geef me
tien droppels in twee theelepels water, wil je?
Misschien, dat ik me dan wat beter voel.
Het meisje deed vlug wat haar vader ver
langde en zag, dat er een beetje meer kleur op
zijn gezicht kwam.
Ik wil je iets vertellen, kind, en ik moet
het spoedig doen, anders is het misschien te
laat.
Maar hoe benieuwd ze ook was naar wat ze
te hooren zou krijgen, ze bedwong haar nieuws
gierigheid.
Niet voor de dokter er geweest is, vader.
Toe, doet u nu wat ik u vraag. Straks bent u
weer heelemaal opgeknapt. Ze streelde voort
durend zijn hand, maar ze had het gevoel als
of een ijskoude hand zich op haar eigen hart
gelegd had. Felix Trevanion keek haar met
een langen blik vol liefde aan en sloot daarop
met een zucht zijn oogen. Misschien voelde hij
zich verlicht door het uitstel, dat zij hem gaf.
Een paar seconden later was het alsof hij
sliep.
Nancy Trevanion nield zielsveel van haar
vader. Zij behoorde niet tot de menschen, die
een groot vertoon van liefde ten toon spreiden,
want als de meeste moderne meisjes vond ze
het vervelend om met haar intiemste gevoe
lens te koop te loopen. Maar ondanks die
schijnbare onverschilligheid was haar gevoel
voor haar vader heel diep geworteld en be
schouwde zij hem als haai- besten vriend. Nan
cy's moeder was gestorven, toen ze nog heel
klein was en Felix Trevanion was niet her
trouwd. Felix was trouwens pas laat getrouwd.
Hij was eigenlijk het grootste deel van zijn le
ven onverschillig voor vrouwen geweest en hij
was de vijftig gepasseerd, toen hij met Emily
Polperro huwde. Ze was nog een jong meisje
en.... zooals de meeste menschen zeiden....
in hooge mate ongeschikt om de vrouw van
zulk een soort man te zijn. Twee jaar na het
huwelijk werd Nancy geboren en een jaar later
was Felix weduwnaar. Of hij in den korten
tijd gelukkig was geweest of ongelukkig, had
geen mensch ter wereld kunnen zeggen. Hij
was nooit iemand geweest, die over zijn eigen
dingen sprakhij was gewoon zijn diepere
gevoelens te verbergen.
Felix Trevanion werd als een van de meest
trotsche lieden in Cornwall beschouwd. Zijn
naam behoorde tot de oudste van het graaf
schap en daarom droeg hij het hoofd hoog en
ofschoon hij nooit in staat was geweest een
plaats onder de groote landheeren in te ne
men, beschouwde hij zich volkomen als hun
gelijke, voor zoover hü zich tenminste niet de
meerdere van sommigen voelde. Op een goed-
zichtbare plaats in de bibliotheek hing de
stamboom van het geslacht Trevanion en Nan
cy had al heel jong geleerd, dat de oorsprong-
van haar familie zich verloor in een scheme
rig verleden.
Wij Trevanion's zijn niet van gisteren of
eergisteren, zoo had de oude man zijn doch
tertje onderwezen. Voor iemand ooit van die
rijke parvenu's gehoord had, waren de Treva-
nions al menschen van beteekenis. Vergeet
dat nooit, Nancy-liefen ofschoon Nancy
heelemaal niets bezat dat naar opgeblazen
heid of hoogmoed zweemde, was ze toch trotsch
op haar ouden naam. Wordt vervolgd.