Aan de oevers van de Pamir
MANCHESTER GUARDIAN WEEKLY j
Jid Wt&aal van den daa
Schoonmaak
Het Erfdeel
J)E ZOMERSCHE DAG
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
ROBINSON! Een Hollandsche schoen
voor Hollandsche jongens
f
I READ THE
GUARDIAN BUILDING - MANCHESTER - ENCLAND
DONDERDAG 30 MAART
WAAR DE TUD HEEFT
STILGESTAAN
Eertijds leefde hier de laatste
Mongoolsche Khan
Wie is Pir Pawalon?
De tijd stond stil
De rotsen van Hids
Pir Pawalon
If you are interested in England
It gives a summary of the week's news combined
with such expression of liberal thought on British
and International affairs as has made the Man-
Chester Guardian so highly regarded in contemporary
journalism.
The Manchester Guardian Weekly is publish^
every Friday and is sent to any address post free
for 12 months for 13s. Od.
Senct your subscription to the Publisher
and the paper will reach you every Saturday morning
Specimen copies will be sent on request.
Nieuwe oorlogsfilm
Kogelvrij glas
De oude hoofdstad der
Mayans ontdekt
Autoriteit tegen vrijheid
Vrouwelijke rechters
met aandacht I 01] geweest
Lichten van gezonken
onderzeeërs
Langdurige ski-tocht
Oude schilderingen
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Uit het Engelsch van
Joseph Hocking
Door het geheimzinnig gebied van Tibet en
Mongolië, in het hart van Azië, stroomt
de groote rivier Pamir, daar waar in de
zestiende eeuw de laatste der Mongoolsche
Khans, sultan Abdu Said regeerde. Deze Khan
veroverde Tibet, Kaschgar en alle vorstendom-
dommen aan de Pamir. Hij had een leger
aanvoerder, genaamd Haider-Mirza, die zich in
de geschiedenis een naam heeft veroverd door
de verovering van Kaschmir, door het schrijven
van een boek „Tarihi Raschidi" en tenslotte door
zijn merkwaardigen dood, die een gevolg was
van de gevreesde „bergziekte" in de nabijheid
Van den Karakorum
In zijn boek spreekt hü met groote waar
deering over den laatsten Khan, die allerlei
schitterende eigenschappen in zich vereenigde.
De Khan was zoozeer verzot op pracht en
praal, dat zijn uitgaven steeds zijn inkomsten
overtroffen. Hij schoot met den boog als geen
ander en schreef een prachtig handschrift Hij
beheerschte evengoed de Turksche als de Ar-
meensche en de Perzische taal, en bespeelde
verschillende muziekinstrumenten met groot
talent. Bovendien verstond hij de kunst der
•.waarzeggerij".
Aan de Pamir, waar de oorlog eeuwenlang
heeft gewoed en rassen van den meest uiteen
loopenden aard door elkaar zijn gemengd, is
de tijd vrijwel stil blijven staan. Het zou moeite
kosten een land ter wereld op te noemen, waar
de beschaving zooverre is gebleven als aan de
oevers van deze rivier. De Kirgisen, die daar
ïeeds eeuwenlang wonen, heelen hun wonden
hog steeds met een gloeienden spijker en speek
sel en zij drinken het bedwelmend water uit de
opiumbronnen als middel tegen ziekten. De
Basmatschi, een stam van rooversnomaden,
houden nog een oud en wreed gebruik ,4n eere"
door hun gevangenen de oogen uit te steken of
hen te verbranden. De vrouwen van deze stam
men hebben nog nooit een schaar gezien en
weten niets van het bestaan van glas. Er zijn
aan de West-Pamir zelfs dorpen, die niet eens
den smaak van groenten of koren kennen. Geen
Wiel heeft ooit langs de Pamir gerold, of het
moest zijn het wiel van vreemde expeditie
auto's.
Niet lang geleden heeft een Europeesche ex
peditie dit oord bezocht en deze vreemde ka
ravaan was het eenig menscheiyke, dat gerui-
men tijd lang langs de Pamir viel te ontdek
ken. Geen mensch, geen vogel, geen tent of
geen wagen was te zien. Plotseling, aldus luidt
het verhaal van den leider der expeditie, ver
schijnen zes ruiters in de verte. Vermoedelijk
roovers. De karavaan was reeds dertien uur op
stap en kon ieder oogenblik een overval ver-
Wachten. Maar de ruiters verdwijnen plotseling
en terwijl wij een heuvel bestijgen, zien we in
het zand een voorwerp liggen, dat het nader
bekijken waard schijnt te zijn. Het iseen
filmcelluloid. Het ongelooflijke geschiedde. Een
moderner vondst in deze achterlijke streek is
nauwelijks denkbaar en het wees op Europeesch
bezoek, dat reeds had plaats gehad. We waren
geneigd, aldus gaat de leider verder, dit sim
pele stuk film te beschouwen als een Fata mor
gana, zoo vreemd leek het ons. We hielden het
stuk film tegen de lucht en zagen dat de beel
den voorstelden een Europeesche vrouw in
avondtoilet. We kenden de vrouw. Het was de
Duitsche filmactrice Lia de Putti, sinds enkele
jaren overleden en thans o.a. voortlevend op
een onnoozel stukje film aan den oever van de
Pamir. Maar waar kwam deze film vandaan?
Zoover wij konden nagaan, waren voor ons
slechts twee expedities hier geweest, die een
kino-apparaat hadden meegenomen. Maar
waarom? Zouden die juist een oude film mee
naar hét hart van Mongolië hebben genomen?
Pas later zouden we alles vernemen, zooals het
werkelijk gebeurd was.
In 1929 waren reisbioscopen opgericht, die in
de binnenlanden voorstellingen zouden geven.
Een deel van de karavaan werd overvallen en
beroofd. De roovers begrepen natuurlijk niets
van het zonderling apparaat, noch van den film
band, maar een nieuwsgierige onder hen onder
zocht de strook, legde die in 't water en meende
ze op deze wijze tot 'n soort pruimtabak te kun
nen bereiden. Het viel tegen en ten einde raad
wierp de man de film in het vuur, dat hoog
oplaaide en het bewijs leverde dat een film
voor niets beters kon dienen dan om vuur aan
te wakkeren. Zij verdeelden nu de films onder
elkaar en stichtten daarmee de enorme bosch-
branden, waarvan destijds heel Kaschgar heeft
kunnen genieten.
Hoe verder men het gebied van de Pamir in
trekt, des te onherbergzamer wordt de streek.
Zoo is de rotsachtige nederzetting Hids waar
de hutten tegen de kale bergwanden aange
kleefd zitten. Hier groeit geen enkele groente.
Koeien kunnen er niet leven. Wel hebben de
bewoners eenmaal getracht de koeien naar de
rotstoppen te brengen, doch de dieren konden
onmogelijk boven komen. Toen hebben zij de
koeien gedood en de kalveren in hun handen
naar boven gedragen. Om de melk naar beneden
te brengen moeten de vrouwen een halven dag
langs de onbegaanbare rotsen naar beneden
klauteren.
De groententuinen hebben de inwoners aan
gelegd op de platte daken van hun woningen.
Daar oogsten zij appelen, peren, pruimen, per
ziken, abrikozen, die alle gevoed worden door
water, dat in bakken wordt bewaard. Maar
voortdurend gaat de strijd tusschen de men-
schen en de rotsen door, onvermoeibaar en fel.
Als de inboorlingen een rots hebben verwijderd,
trachten zij op de vrij gekomen plaats een tuin
aan te leggen en soms lukt dit wel, maar dan
neemt een grootere berg wraak en laat op een
boozen nacht een andere rots neerploffen op
de plaats waar de zwoegende mensch het re
sultaat van zijn arbeid begint te zien. Zoo strijdt
men verder en meermalen is 't gebeurd, dat de
menschen, die hun huizen bouwden op de
plaats waar eens de rots stond, in den nacht
worden getroffen door neerstortend gesteente
Dan worden zij allen verpletterd en het schreeu
wen en kermen is niet van de lucht. In ang
stige spanning wacht men den morgen af en
gaat men op zoek naar een plaats om de
dooden te begraven, een plaats die wederom aan
de rotsen moet worden ontwoekerd. En weer
gaat de strijd verder, een strijd op leven en
dood.
De bewoners van naburige landen, die ln
deze streken verzeild raken, bidden eerst Pir
Pawalon, voor zij in het binnenste van het land
durven doordringen. Pir Pawalon is de eerste
heilige jager, die jacht maakte op steengeiten
Hij ging eens op jacht en zag een groote kud
de bokken slapend neerliggen. Telkens stond
een geit op, bleef enkele oogenblikken staan
en ging weer liggen. Dit deden zij, omdat zü
in die oogenblikken werden gemolken door Bobo
Adams, de eerste vrouw onder de menschen
Toen herkende Pir Pawalon hierin de hand
der godheid en hij schoot niet, maar thans is
het geloof in de godheid minder sterk en in
hun ongeloof breken de jagers de wetten en
schieten maar raak. Maar zij voelen zich niet
schuldig, want zij hebben die slechte gewoonte
van hun voorvaderen geleerd.
uiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiimmiiiiiiiiiiMiiimiiiiiiitiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiitiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiimiis
5
5
i iiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmmiiir.
ilium
uimni
I Ach, die eerste zomerdagen,
Zooals Maart ze altijd kent,
Daaraan zijn we, 't is natuurlijk,
Niet zoo een, twee, drie gewend.
Voor het éérst de ramen open,
Want de kachel is te heet
En ook zonder jas de straat op,
In je beste pak gekleed.
En de zon, de zon, die weet wat!
Want die werkt als alcohol.
Zij benevelt ook je hersens
1 En je hart loopt boordevol!
't Is dan doorgaans je positie
O/ je leeftijd, dat je 't laat,
Anders ging je loopen zingen
I Ofje danste over straat!
1 Maar de domper, ach die domper,
Die heet werken en kantoor!
Want de cijfers in de boeken
Stellen kleine duivels voor.
En je loert maar door het venster,
Naar de zon en 't jonge groen,
Doch een deur kraakt en je werkt i
weer, i
i Of je poogt aldus te doen!
I In je hart.... mijn lieve hemel,
Op zoo'n mooien zomerdag,
Als je deed wat in je hart zong,
Nam je daad'lijk je ontslag!
MARTIN BERDEN 1
(Nadruk verboden)
5miiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiimmiiiiiiiiiiimmimiiiiiiiiiiiiimmiiiiniii£
Daarom is het voor een rechtzinnig jager,
die nog wel aan den eerbied vor de godheid
recht laat wedervaren nog altijd een groote
moeilijkheid in welke omstandigheden hij op
een steenbok of geit zal schieten. Ook de ex
peditie ontmoette een kudde geiten, die alle
achter elkaar langs de rotsen liepen. De gids
der expeditie vertelde de geschiedenis van den
machtigen Pir Pawalon, terwijl de geiten na
derden, Plotseling verhief zich een korte sterke
wind en de geiten stoven uit elkaar. Maar op
hetzelfde oogenblik loste de gids een schot, ter
wijl hij den naam van Pir Pawalon uitsprak.
De jagers doen dat, in de hoop, dat hij de mach
tige eerste jager, vergetend hoe zijn nakome
lingen de wetten niet ontzien, toch zijn hulp zal
verleenen en het schot naar het doel zal leiden.
„Waar is nu je Pir Pawalon?" vroeg de lei
der hoonend. Maar de gids deed een omstandig
verhaal, waaruit moest blijken, dat, wanneer
hij niet getroffen had, dit niet te wijten was
aan Pir Pawalon, maar aan den wind.
De wind n.l. brengt den geur van menschen
over. De geiten zelf kunnen dien geur niet op
vangen, maar in hun horens hebben zij een
worm, die voor dezen wind zeer gevoelig is. Zoo
dra deze worm den geur gewaar wordt, begint
hij zich te bewegen en dit veroorzaakt hevige
pijn bij de geiten, die dan op de vlucht slaan
om de pijn te vergeten. Zoo waarschuwt de
wind den worm en de worm de geit.
Overigens was Pir Pawalon niet onvriendelijk
geweest, want de gids betoogde, dat hij wel
degelijk raak geschoten had. Zij gingen op zoek
en na twee uur over de rotsen te hebben ge
klauterd, vonden zij een enorme doode geit.
De horens vertoonden vierentwintig kringen,
waaruit de gids wist af te leiden, dat de geit
twaalf jaar oud was. Een prachtexemplaar dus,
dat iedere goede jager hem zou benijden.
Uit de horens van deze geiten, Kiik genaamd,
worden door de inboorlingen ringen en stijg
beugels gemaakt en messenheften en allerlei
versieringen voor de huizen. Ook bekers en
drinkkoppen leveren de horens. Het vel van den
Kiik, vooral van de groote geiten, dient als een
soort rijdeken voor de ruiters en men zegt, dat
iedere ruiter, die op zulk een rijdeken zit, door
Pir Pawalon wordt beschermd en nooit den
dood in de rotsen zal vinden. Vooral de huiden
van de Kiiks, die in de lente worden geschoten,
zijn zeer gezocht én alleen de rijken kunnen
zich deze uitgave permitteeren.
Uit dit relaas valt op te maken, dat de be
wering, als zou de beschaving aan deze oorden
zijn voorbijgegaan, niet overdreven is. De oevers
van de Pamir hebben glorie gekend, maar de
herinnering daaraan is bij de inboorlingen niet
meer te vinden.
Een van de groote filmmaatschappijen te Los
Angelos is een groote oorlogsfilm aan het ma
ken, waarvoor een vijftigtal oude gevechtsvlieg
tuigen zijn aangezocht: Fokkers, de Havillands,
Spads en Nieuports.
Bij deze film zullen verscheidene van deze
machines neerstorten en onherstelbaar worden
beschadigd.
Thans zoekt de maatschappij nog een vijftig
tal stoutmoedige piloten, welke deze toestellen
zulle» besturen.
De Japansche troepen in Mandsjoerije ge
bruiken met goed gevolg kogelproof glas en de
automobielen van de ministers en leden van
het hof zijn eveneens met deze soort glas uit
gerust.
Dit kogelvrije glas, uitgevonden door twee
Japanners, heeft onlangs voor een officieel
geze'schap een zware proef doorstaan.
Op een afstand van slechts enkele meters,
werden een twaalftal revolverschoten op het
glas gelost, zonder dit te doorboren.
Op aanwijzing van tot het Carnegie-instituut
behoorende geleerden, die aan de Mexicaansche
regeering mededeeling hadden gedaan van
de ontdekking der 1200 jaar oude hoofdstad
van het rijk der Mayans, Calakmul, heeft de
oudheidkundige Palacios zich, naar Reuter ver
neemt, naar de ruïnen begeven, die beschreven
worden als een fabelachtige rijkdom.
Palacios zegt, .dat Calakmul een der oudste
en wellicht grootste der oude Mayansteden is,
die gevonden zijp. Het dichte oerwoud is een
groote belemmering bü het onderzoekingswerk
en maakt het onmogelijk den waren omvang der
ruïnes vast te stellen, doch Palacios zeide 15
pyramides gezien te hebben en een groot aan
tal obelisken, alsmede honderden pilaren en
steenen bouwwerken.
Op een der zuilen stond als datum, omgere
kend in moderne tijdrekening, Maart 731.
De op de pyramiden en oblisken aangebrachte
figuren gaven blijk van groote kundigheid. De
ruïnes zijn gelegen 231 mijl ten Zuiden van
Campeche in een volkomen onbewoond gebied.
Palacios is van meening dat dit de stad is,
die kolonel Lindbergh drie jaar geleden is over
gevlogen.
De Mayans waren een nomadenvolk, die vaak
goedgebouwde steden weer verlieten, om zich
verderop te vestigen.
In de „Comedie Francaise" te Parijs is de
eerste opvoering gegeven van „Francerie", een
stuk van Paul Raynal, waarin de Fransch-
Duitsche tegenstellingen ten tooneel worden
gevoerd.
De schrijver ziet het conflict tusschen Frank
rijk en Duitschland minder als een conflict
van twee landen, dan wel van twee regimes, n.l.
autoriteit tegen vrijheid.
Het stuk speelt in een dorp aan de Mame,
ten tijde van den beroemden veldslag.
De regeering van Bengalen heeft, naar Reu
ter meldt, aan tien Engelsche en Bengaalsche
vrouwen bevoegdheid verleend zitting te hebben
in de rechtbank, in gevallen waar kinderen bij
betrokken zijn.
Dit is de eerste maal, dat aan vrouwen zulk
een bevoegdheid wordt verleend.
De rechtbank mag echter niet uitsluitend
uit vrouwen bestaan en ingeval er verschil van
meening is over het uitspreken van een vonnis,
legt de opinie van het manlijk deel het meeste
gewicht in de schaal.
Met den knapzak op den rug waren wij
door Sauerland getrokken. Heuvel op,
heuvel af, den nacht in kleine slaap
gelegenheden, eigenlijk meer herbergen door
brengende.
Als de zon was ondergegaan, als de scheme
ring over berg en dal viel, dan meakten wij
halt en zochten een nachtverblijf, net zooals
het viel. We waren niet kieskeurig, als het bed
maar helder, de nacht maar rustig was. En in
de gelagkamer van het hotel of van de her
berg namen wij ons avondmaal, eenvoudig, maar
goed en stevig en in staat onzen honger te be
vredigen. En dan bleven wij wat toeven in de
kleine zaal met den met zand bestrooiden bo
dem; dan luisterden wij naar de gesprekken
van de gasten, die een glas bier kwamen drin
ken en over de politiek van den dag, over de
kleine gebeurtenissen van de plaats spraken,
voor ons van weinig interesse. Vaak werd ever
lieden gesproken, voor wie onze belangstelling
niet groot kon zijn, omdat wij ze niet kenden.
Soms werden wij in het gesprek gemengd, soms
gaven wij ook onze meening ten beste, werk
tuiglijk vaak, omdat wij, van de lange wande
ling vermoeid, begonnen te suffen, misschien
ook wel door het goede en overvloedige maal.
Dan zochten wij onze legerstede op, om den
volgenden morgen weer vroeg onzen wandelstaf
ter hand ta nemen.
Eens moesten wij een onderdak zoeken in
een klein stadje, in het zadel van twee kleine
bergen gelegen, een industrieplaatsje, waar
kleine ijzerwaren werden gemaakt. Een stadje
met kleine fabrieken, waarvan de een zich op
dit, de andere op dat voorwerp specialiseerde.
Kleine fabrikanten waren het, die elkaar hiel
pen, omdat ze eigenlijk geen concurrenten wa
ren, om den moeilijken strijd om het bestaan
ta kunnen voeren.
En in het hotel „Der Kaiser", waar wij een
groote, ruime slaapkamer hadden gevonden,
welker ramen uitzagen op het achtererf, waar
kippen en hanen rondtippelden en varkens hun
voedsel zochten, was ook de „sociëteit", waar
eiken avond de notabelen bijeen kwamen en
de gesprekken gaande hielden onder het drin
ken van een glas bier of onder het leggen van
een kaartje. De namen van de leden der so
ciëteit stonden calligrafisch op een mooi ge-
teekend papier, dat in een vergulde lijst was
gevat
In een clubje van een zes, zeven man raakten
wij verzeild als vreemdelingen werden wij
gaarne geïntroduceerd en namen deel aan
het gesprek, zoo goed en zoo kwaad als het ging.
Onder de mannen waren twee broeders, de
eene was fabrikant, de andere was bij hem in
dienst. De laatste sprak weinig, keek voor zich
heen, scheen zich voor weinig of niets te inte-
resseeren. Zijn broer, de fabrikant, was leven
dig, spraak graag en was goedlachsch. Zijn lach
klonk luid en hartelijk en als hij lachte, nam
zijn gelaat een bedenkelijk roode kleur aan. Zijn
broer was bleek en lachte niet.
Ivy wilde een salade maken en liet
daarom de tweelingen een kist naar
het strand brengen, om als tafel dienst
te doen. Zelf nam ze zes hard ge
kookte eieren mede en wat groen. Na
de eieren gepeld te hebben, bemerkte
Ivy, dat ze een mes vergeten had mede
te nemen.
„Ik wilde de eieren in tweeën snij
den, maar ik heb geen mes," zei ze.
„Wij zullen de eieren wel door mid
den snijden," riepen Loetje en Loutje.
„Maar ik zeg toch, dat ik geen mes
heb," zei Ivy.
H
„Dat hebben we ook niet noodig,"
zeiden de tweelingen en zeer tot Ivy's
verrassing haalde een der tweelingen
een stuk garen uit zijn zak. Ze leg
den nu de eieren netjes op een rijtje,
spanden het garen er over en sneden
de eitjes keurig door.
„Wat een rare manier, om eieren te
snijden," lachte Ivy.
„Daar trekken we ons niets van aan,
zoolang we het samen kunnen doen,"
antwoordden de tweelingen.
(Morgenavond vervolg).
(Ingezonden Mededeelingen)
De vroolijke sneed op, tegenover ons, vreem
delingen, sprak over alles en nog wat. En toe
vallig kwam het onderwerp „oorlog" op het ta
pijt. Hij vertelde van de gevechten, van het
lijden van soldaten en dieren, van de tochten
door bosschen, van aanvallen op den vijand,
van honger en dorst, van koude en ontbering,
vier lango jaren.
Al hadden wij
dergelijke verha- I"""1""
len al meer ge- J-fli io py fjipf
hoord, wij luis- rllJ Tllül
terden er toch i
naar, al begre-
pen wij niet de
luchthartigheid, waarmede de man over den
oorlog en zijn gevolgen sprak.
Behoorde hij tot hen, die nog niet hadden
geleerd? Kon hij het in zijn vaderlandlievend
gemoed niet verdragen, dat zijn land de neder
laag had geleden, stak het hem niet, dat
Duitschland, dat in 1870 zoo schitterend had
overwonnen, nu niet als overwinnaar was terug
gekeerd? Wy begrepen het niet. wy keken den
kleinen kring rond en zagen naar zyn broer,
die voor zich heen zag en nu en dan met een
flikkering van haat in zyn oogen naar zyn broer
keek. En terwyi zyn broer verder sprak over
den veldtocht in België en allerlei namen
noemde, nu weer büna vergeten, maar die toch
telkens de herinnering aan den oorlog opwek
ken. bleef zyn broer, bleek, rustig voor zich
heen kijken, nu en dan een blik werpende op
zijn broer, die dorstig, weer telkens een nieuw
glas bier bestelde.
Het werd tyd om op te stappen. Het was laat
geworden, later dan wy gewoon waren naar bed
te gaan op onze wandeling door Sauerland. Ook
de sociëteitsleden maakten aanstalten om naar
huis te gaan, omdat de arbeid al vroeg in den
morgen riep. wy besloten het vertrek van de
anderen af te wachten en dan onze kooi op te
zoeken.
Terwijl de anderen betaalden en heengingen,
bleef de stille, bleeke broer nog wat zitten. Toen
de anderen de zaal hadden verlaten, stond ook
hü op en dicht by ons komende, zei hy, met
haat in zyn stem en terwyi hy met den vinger
naar de deur wees:
„Hy is er niet by geweest, hy is achter het
front gebleven. Ik ben er wel by geweest en heb
er mijn zaak door verloren. Nu ben ik knecht
bij hem en ik moet zwy'gen, als hij opsnydt.
Hy was er niet by; ik wel."
Toen boog hy rustig het hoofd, nam afscheid
en ging heen. En wij begrepen, waarom de an
dere zoo luchthartig over den oorlog had ge
sproken: Hij was er niet by geweest!
geeft menige huisvrouw en meisje ruwe en
roode werkhanden. Deze worden weder
om spoedig gaaf, zacht en blank door Purol
Kapitein Kari, een Finsch marine-officier,
heeft, naar Reuter uit Helsingfors bericht, een
apparaat uitgevonden voor het lichten van ge
zonken onderzeeërs, dat naar beweerd wordt
een omwenteling zal teweegbrengen in de be
staande lichtingsmethoden.
De lichtingscapaciteit van het toestel be
draagt 800 ton en de kosten bedragen slechts
200.000 gulden.
De grootste onderzeeër die op het oogenblik
bestaat weegt 500 ton, zoodat het nieuwe toe
stel inderdaad van groot nut kan zyn.
Een detachement van 34 manschappen van
het Roode Leger, die een tocht van 5 weken
op ski's gemaakt hebben, is te Moskou aange
komen.
Zy hebben in dezen tyd ruim 1600 KM. af
gelegd in hevige koude en sneeuwstormen,
waarby zij bergen hebben moeten beklimmen en
t moo riniaran ATroretolron
twee rivieren oversteken.
Deze manschappen zyn einde Januari
Sverdlowsk vertrokken met de opdracht
weken later te Moskou te moeten zyn.
Zij bereikten allen op tyd hun doel en waren
in uitstekende conditie.
uit
vyf
Een jonge schilder had opdracht ontvangen
de muren van de 700 jaar oude kerk van St.
Katharina te Schoenemoer in Oldenburg te
beschilderen Toen hy echter aan het werk
wilde gaan bleek, dat onder een dikke laag kalk
een aantal middeleeuwsche schilderingen ver
borgen waren, voorstellende: Het laatste Oor
deel, de Marteling van de Heilige Katharina
en de Verdoemden in de Hel.
In de middeleeuwen was „Sconemore" een
bekend pelgrimsoord.
t tl -L 'f op dit blad zijn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen 9/3/2/1 by levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f 7C/I bti een ongeval met f Of/1 by verlies van een hand f 1 OC olj verlies van een f f/l bij een breuk van by verlies van li
A116 CL D OTITIC S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen T OUUUt" verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen tfUm" doodeiyken afloop/een voet of een oog# x kit/, "duim of wijsvinger I tf l/.-been of arm TlA* anderen vinger
3
Toen ben ik gaan speculeeren en heb verlo
ren.... alles verloren. Het huis, de boerderij,
het zal allemaal verkocht moeten worden, om
hem te betalen. Er zal geen penny voor je over-
bhjven, arm kind. Ik heb het je nooit willen
zeggen.... ik kón het niet.... bovendien: ik
heb nog altyd gehoopt en gehoopt
Er kwam een trek van pyn op het gezicht
van Felix Trevanion en hy hygde naar adem.
Tob er niet over, vader, zei het meisje
weer. Het zal werkehjk allemaal in orde ko
men. Bovendien, u zult wel gauw weer beter
zijn.
Ze wist wel dat dit laatste niet waar kon
zyn, maar in haar behoefte om hem te troos
ten, ontsnapten de woorden haar.
De zorg heeft myn dood verhaast, klaag
de de oude man. Ik voelde het voortdurend,
maar ik wilde het mezelf niet bekennen. Ik
wilde het niet inzien zoolang er nog een grein
tje leven in me was.
Het zal beslist in orde komen, trachtte ze
hem opnieuw op te beuren; we zullen een weg
vinden om het huis te houden.
Zul je? riep hy opgewonden. Zeg het
nog eens!
Natuurlyk zal ik, zei ze, met een vaag ge
voel dat ze woorden zonder inhoud sprak.
Maar ze kwamen haar over de lippen in de
hevige behoefte van haar hart om haar ster
venden vader troost te geven.
Beloof het me, Nancy! zei hy wild, terwyi
hy koortsachtig haar hand kneep.
Beloof het me, lieveling! Het is het huis
van de Trevanions, het is het land van de Tre-
vanions! Het is het eenige wat ons uit het ver
leden gebleven is. Laat het niet uit de familie
gaan, lieveling! Je bent jong en intelligent....
en mooi. Als het verkocht moet worden, koop
het terug, koop het terug terwille van onzen
ouden naam.
Ja vader, ik zal het doen.
Beloof je het?
Ik beloof het u, vader.
Een oogenblik zweeg hij en ofschoon er een
'iepe zucht over zyn lippen kwam, glansde er
een licht van vreugde in zyn oogen.
Maar een paar seconden later zei hy:
Heb niet te veel verwachting van Je zelf! Het
zal niet zoo gemakkeiyk zynneen, je kunt
het niet. Ik heb het geprobeerd en het is me
niet gelukt: hoe zou het jou wèl kunnen geluk
ken. Bovendien: het komt er niets op aan....
het is allemaal ydelheid en wind! Wat betee-
kenen naam en familie? Wat wy zyn, daar
komt 't op aan, niet hoe we heeten. Dat weet
ik allemaal en toch.... het is samengeweven
met iederen vezel van myn lichaam.... het
gaat zoo ver terug! Eeuwen achtereen hebben
Trevanion's in dit huis gewoond en ik kan er
niets aan doen.... het is altyd myn harte-
wensch geweest, dat ze hier zouden blyven wo
nen, altyd en altyd en dat geen vreemde dit
huis zou bezitten, maaar tob er niet over, lie
veling, tob er niet over
Maar ik wil het, vadertje; ik wil het, en
wéér zag ze die lichtende vreugde in zyn oogen.
Maar iedereen most betaald worden! Er
kwam een strenge klank in zyn stem.
Ex zal nooit mogen gezegd wórden, dat
een Trevanion ooit iemand iets is schuldig ge
bleven.
Iedereen zal betaald worden.
Weer sloot hy zyn oogen en zyn lippen tril
den.
God vergeve me als ik verkeerd gedaan
heb, hoorde ze hem mompelen, maar ik hou
zooveel van het oude huis.... het is het huis
van myn geslacht.... En opnieuw vervisl hy
in stilzwygen.
Er gingen minuten voorby zonder dat een
van beiden iets zei. Ze hield maar steeds de
hand van den zieken man in de hare geklemd
en keek met oneindige teederheid op hem neer.
—Het ïykt zoo weinig, zoo'n paar woorden,
zei hy, maar je hebt me toch zoo onuitspreke
lijk gelukkig gemaakt. Ik dank je, lieveling, ik
dank je.... misschien is het verkeerd van me,
maar ik had t gevoel, dat ik niet rustig kon
sterven als ik moest denken, dat het huis in
vreemde handen kwam. Wil je me nu een
poosje met rust laten, lieveling? Ik ben zoo
moeik wil rusten.
Een minuut later sliep hy zoo rustig als een
kind.
Vóór de zon dien dag onderging, was Felix
Trevanion gestorvjn. Hy was rustig, byna ge
lukkig heengegaan. De laatste bewuste blik in
zyn oogen was op Nancy gericht geweest; zyn
laatste woorden waren vrijwel onverstaanbaar,
maar Nancy had ze toch nog kunnen hooren.
Myn kleine meid.... myn kleine meid,
hadden zyn trillende lippen gefluisterd, ze is
alles wat ik nalaat.... maar zy zal het doen.,
zij zal het doen....
Eenige uren tevoren had hy getracht haar
zyn toestand uiteen te zetten en zyn wenschen
kenbaar te maken, maar behalve dat hy haar
gezegd had waar de papieren, die betrekking
hadden op het huis, lagen, had hij haar niet
veel meer kunnen vertellen.
Gedurende de dagen, die verliepen tusschen
het overiyden van haar vader en de begrafe
nis, had Nancy geleefd als in een droom; niets
drong in zyn wezenlyke gestalte tot haar door.
Ze wist dat er een groote, donkere schaduw
over haar leven was gevallen, omdat haar va
der van haar was weggenomen, maar alle din
gen waren verward en vaag voor haar.
Maar toen de begrafenis voorby was, moest
ze toch de realiteit onder de oogen zien. Nota
ris Hendy, die zijn leven lang een vriend van
den ouden Felix was geweest, kwam by haar
en opende het testament. Het was maar een
kort document; alles was aan Nancy nagela
ten. Het huis, de 200 acres land, die er by
hoorden, de inventaris, de oogstalles was
voor haar.... nadat de schulden betaald wa
ren!
Zal er nog een pennny over zyn, nadat
alles betaald is? vroeg ze veelbeteekenend aan
den ouden rechtsgeleerde.
De notaris wachtte even voor hij antwoord
gaf en schudde toen langzaam het hoofd.
Ik ben bang van niet. Je vader schijnt je
op de hoogte te hebben gebracht.
Inderdaad, was het rustige antwoord.
Het iykt wreed om het te zeggen nu hy
overleden is, zei de oude notaris, maar hy heeft
nooit naar myn raadgevingen willen luisteren.
Ik heb hem gezegd, dat als hy er bij bleef, dat
jy naar St. Andrews en naar Cambridge moest,
dat het mis zou gaan. Toen hy een rypaard
voor je kocht, heb ik hem gezegd, dat hij je
ruïneerde inplaats dat hy je een pleizier deed,
maar t gaf allemaal niets. Hy hield vol, dat
jy, als een Trevanion, misschien de laatste van
Je geslacht, moest worden groot gebracht in
overeenstemming met je ouden naam. Zonder
eenigen twyfel had hij het by het verkeerde
eind, maar t is zeker, dat hy alles deed uit
onbegrensde liefde voor jou. Hij heeft geen
penny voor zichzelf uitgegeven; het was altyd
alles voor jou. Je denkt toch niet hard over
hem, kind?
Hard denkenover hèm? Haar stem
trilde en ze veegde haastig een paar tranen
weg.
Hy was een trotsch man, ging de notaris
voort, en ofschoon hy altyd vriendelyk en
voorkomend tegen iedereen was, kon hy toch
nooit vergeten, dat hy een Trevanion was. Ik
geloof, dat het een soort obsessie voor hem ge
weest is; vooral de laatste jaren van zyn leven.
Dat was dan ook, geloof ik, de reden, waarom
hy Adam Trebilcock altyd als butler heeft
aangehouden, ofschoon hy hem heelemaal niet
noodig had. Eigenlyk was hy ook niet in staat
om hem te houden, maar hy deed het toch. Hu
was een echte Trevanion. Er heeft nooit een
rechtschapener en eeriyker man geleefd dan
hy, maar men zou kunnen zeggen, dat hy in
zekeren zin onrechtvaardig en niet heelemaal
nobel heeft gehandeld. In plaats dat hy ge
zorgd heeft, dat je behoorlyk leven kon, ben ik
bang, dat je zonder één cent achterblijft. Hét
is allemaal zyn familietrots geweest.
Er zal toch genoeg over blyven om ieder
een het zyne te geven, nietwaar? vroeg het
het meisje met iets angstigs in haar stem.
Ja. Iedereen zal zoo goed als zeker tot de
laatste shilling kunnen worden betaald. Het is
mogeiyk, dat er een paar pond overbluft, maar
veel zal het in elk geval niet zyn.
Dat iedereen zyn geld krijgt is het eenige
wat me schelen kan, antwoordde het meisje.
Maar je vader heeft zyn doel voorby ge
schoten, ging de oude heer voort. Deze oude
plaats, waar hy zoo aan verknocht was, zal je
moeten opgeven; hy wilde Trevanion Court in
de familie houden en heeft het door zyn eigen
manier van doen onmogelyk gemaakt.
.Wordt vervolgd.