Aan de oevers van de Pamir MANCHESTER GUARDIAN WEEKLY j Jid Wt&aal van den daa Schoonmaak Het Erfdeel J)E ZOMERSCHE DAG ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN ROBINSON! Een Hollandsche schoen voor Hollandsche jongens f I READ THE GUARDIAN BUILDING - MANCHESTER - ENCLAND DONDERDAG 30 MAART WAAR DE TUD HEEFT STILGESTAAN Eertijds leefde hier de laatste Mongoolsche Khan Wie is Pir Pawalon? De tijd stond stil De rotsen van Hids Pir Pawalon If you are interested in England It gives a summary of the week's news combined with such expression of liberal thought on British and International affairs as has made the Man- Chester Guardian so highly regarded in contemporary journalism. The Manchester Guardian Weekly is publish^ every Friday and is sent to any address post free for 12 months for 13s. Od. Senct your subscription to the Publisher and the paper will reach you every Saturday morning Specimen copies will be sent on request. Nieuwe oorlogsfilm Kogelvrij glas De oude hoofdstad der Mayans ontdekt Autoriteit tegen vrijheid Vrouwelijke rechters met aandacht I 01] geweest Lichten van gezonken onderzeeërs Langdurige ski-tocht Oude schilderingen AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Uit het Engelsch van Joseph Hocking Door het geheimzinnig gebied van Tibet en Mongolië, in het hart van Azië, stroomt de groote rivier Pamir, daar waar in de zestiende eeuw de laatste der Mongoolsche Khans, sultan Abdu Said regeerde. Deze Khan veroverde Tibet, Kaschgar en alle vorstendom- dommen aan de Pamir. Hij had een leger aanvoerder, genaamd Haider-Mirza, die zich in de geschiedenis een naam heeft veroverd door de verovering van Kaschmir, door het schrijven van een boek „Tarihi Raschidi" en tenslotte door zijn merkwaardigen dood, die een gevolg was van de gevreesde „bergziekte" in de nabijheid Van den Karakorum In zijn boek spreekt hü met groote waar deering over den laatsten Khan, die allerlei schitterende eigenschappen in zich vereenigde. De Khan was zoozeer verzot op pracht en praal, dat zijn uitgaven steeds zijn inkomsten overtroffen. Hij schoot met den boog als geen ander en schreef een prachtig handschrift Hij beheerschte evengoed de Turksche als de Ar- meensche en de Perzische taal, en bespeelde verschillende muziekinstrumenten met groot talent. Bovendien verstond hij de kunst der •.waarzeggerij". Aan de Pamir, waar de oorlog eeuwenlang heeft gewoed en rassen van den meest uiteen loopenden aard door elkaar zijn gemengd, is de tijd vrijwel stil blijven staan. Het zou moeite kosten een land ter wereld op te noemen, waar de beschaving zooverre is gebleven als aan de oevers van deze rivier. De Kirgisen, die daar ïeeds eeuwenlang wonen, heelen hun wonden hog steeds met een gloeienden spijker en speek sel en zij drinken het bedwelmend water uit de opiumbronnen als middel tegen ziekten. De Basmatschi, een stam van rooversnomaden, houden nog een oud en wreed gebruik ,4n eere" door hun gevangenen de oogen uit te steken of hen te verbranden. De vrouwen van deze stam men hebben nog nooit een schaar gezien en weten niets van het bestaan van glas. Er zijn aan de West-Pamir zelfs dorpen, die niet eens den smaak van groenten of koren kennen. Geen Wiel heeft ooit langs de Pamir gerold, of het moest zijn het wiel van vreemde expeditie auto's. Niet lang geleden heeft een Europeesche ex peditie dit oord bezocht en deze vreemde ka ravaan was het eenig menscheiyke, dat gerui- men tijd lang langs de Pamir viel te ontdek ken. Geen mensch, geen vogel, geen tent of geen wagen was te zien. Plotseling, aldus luidt het verhaal van den leider der expeditie, ver schijnen zes ruiters in de verte. Vermoedelijk roovers. De karavaan was reeds dertien uur op stap en kon ieder oogenblik een overval ver- Wachten. Maar de ruiters verdwijnen plotseling en terwijl wij een heuvel bestijgen, zien we in het zand een voorwerp liggen, dat het nader bekijken waard schijnt te zijn. Het iseen filmcelluloid. Het ongelooflijke geschiedde. Een moderner vondst in deze achterlijke streek is nauwelijks denkbaar en het wees op Europeesch bezoek, dat reeds had plaats gehad. We waren geneigd, aldus gaat de leider verder, dit sim pele stuk film te beschouwen als een Fata mor gana, zoo vreemd leek het ons. We hielden het stuk film tegen de lucht en zagen dat de beel den voorstelden een Europeesche vrouw in avondtoilet. We kenden de vrouw. Het was de Duitsche filmactrice Lia de Putti, sinds enkele jaren overleden en thans o.a. voortlevend op een onnoozel stukje film aan den oever van de Pamir. Maar waar kwam deze film vandaan? Zoover wij konden nagaan, waren voor ons slechts twee expedities hier geweest, die een kino-apparaat hadden meegenomen. Maar waarom? Zouden die juist een oude film mee naar hét hart van Mongolië hebben genomen? Pas later zouden we alles vernemen, zooals het werkelijk gebeurd was. In 1929 waren reisbioscopen opgericht, die in de binnenlanden voorstellingen zouden geven. Een deel van de karavaan werd overvallen en beroofd. De roovers begrepen natuurlijk niets van het zonderling apparaat, noch van den film band, maar een nieuwsgierige onder hen onder zocht de strook, legde die in 't water en meende ze op deze wijze tot 'n soort pruimtabak te kun nen bereiden. Het viel tegen en ten einde raad wierp de man de film in het vuur, dat hoog oplaaide en het bewijs leverde dat een film voor niets beters kon dienen dan om vuur aan te wakkeren. Zij verdeelden nu de films onder elkaar en stichtten daarmee de enorme bosch- branden, waarvan destijds heel Kaschgar heeft kunnen genieten. Hoe verder men het gebied van de Pamir in trekt, des te onherbergzamer wordt de streek. Zoo is de rotsachtige nederzetting Hids waar de hutten tegen de kale bergwanden aange kleefd zitten. Hier groeit geen enkele groente. Koeien kunnen er niet leven. Wel hebben de bewoners eenmaal getracht de koeien naar de rotstoppen te brengen, doch de dieren konden onmogelijk boven komen. Toen hebben zij de koeien gedood en de kalveren in hun handen naar boven gedragen. Om de melk naar beneden te brengen moeten de vrouwen een halven dag langs de onbegaanbare rotsen naar beneden klauteren. De groententuinen hebben de inwoners aan gelegd op de platte daken van hun woningen. Daar oogsten zij appelen, peren, pruimen, per ziken, abrikozen, die alle gevoed worden door water, dat in bakken wordt bewaard. Maar voortdurend gaat de strijd tusschen de men- schen en de rotsen door, onvermoeibaar en fel. Als de inboorlingen een rots hebben verwijderd, trachten zij op de vrij gekomen plaats een tuin aan te leggen en soms lukt dit wel, maar dan neemt een grootere berg wraak en laat op een boozen nacht een andere rots neerploffen op de plaats waar de zwoegende mensch het re sultaat van zijn arbeid begint te zien. Zoo strijdt men verder en meermalen is 't gebeurd, dat de menschen, die hun huizen bouwden op de plaats waar eens de rots stond, in den nacht worden getroffen door neerstortend gesteente Dan worden zij allen verpletterd en het schreeu wen en kermen is niet van de lucht. In ang stige spanning wacht men den morgen af en gaat men op zoek naar een plaats om de dooden te begraven, een plaats die wederom aan de rotsen moet worden ontwoekerd. En weer gaat de strijd verder, een strijd op leven en dood. De bewoners van naburige landen, die ln deze streken verzeild raken, bidden eerst Pir Pawalon, voor zij in het binnenste van het land durven doordringen. Pir Pawalon is de eerste heilige jager, die jacht maakte op steengeiten Hij ging eens op jacht en zag een groote kud de bokken slapend neerliggen. Telkens stond een geit op, bleef enkele oogenblikken staan en ging weer liggen. Dit deden zij, omdat zü in die oogenblikken werden gemolken door Bobo Adams, de eerste vrouw onder de menschen Toen herkende Pir Pawalon hierin de hand der godheid en hij schoot niet, maar thans is het geloof in de godheid minder sterk en in hun ongeloof breken de jagers de wetten en schieten maar raak. Maar zij voelen zich niet schuldig, want zij hebben die slechte gewoonte van hun voorvaderen geleerd. uiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiimmiiiiiiiiiiMiiimiiiiiiitiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiitiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiimiis 5 5 i iiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmmiiir. ilium uimni I Ach, die eerste zomerdagen, Zooals Maart ze altijd kent, Daaraan zijn we, 't is natuurlijk, Niet zoo een, twee, drie gewend. Voor het éérst de ramen open, Want de kachel is te heet En ook zonder jas de straat op, In je beste pak gekleed. En de zon, de zon, die weet wat! Want die werkt als alcohol. Zij benevelt ook je hersens 1 En je hart loopt boordevol! 't Is dan doorgaans je positie O/ je leeftijd, dat je 't laat, Anders ging je loopen zingen I Ofje danste over straat! 1 Maar de domper, ach die domper, Die heet werken en kantoor! Want de cijfers in de boeken Stellen kleine duivels voor. En je loert maar door het venster, Naar de zon en 't jonge groen, Doch een deur kraakt en je werkt i weer, i i Of je poogt aldus te doen! I In je hart.... mijn lieve hemel, Op zoo'n mooien zomerdag, Als je deed wat in je hart zong, Nam je daad'lijk je ontslag! MARTIN BERDEN 1 (Nadruk verboden) 5miiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiimmiiiiiiiiiiimmimiiiiiiiiiiiiimmiiiiniii£ Daarom is het voor een rechtzinnig jager, die nog wel aan den eerbied vor de godheid recht laat wedervaren nog altijd een groote moeilijkheid in welke omstandigheden hij op een steenbok of geit zal schieten. Ook de ex peditie ontmoette een kudde geiten, die alle achter elkaar langs de rotsen liepen. De gids der expeditie vertelde de geschiedenis van den machtigen Pir Pawalon, terwijl de geiten na derden, Plotseling verhief zich een korte sterke wind en de geiten stoven uit elkaar. Maar op hetzelfde oogenblik loste de gids een schot, ter wijl hij den naam van Pir Pawalon uitsprak. De jagers doen dat, in de hoop, dat hij de mach tige eerste jager, vergetend hoe zijn nakome lingen de wetten niet ontzien, toch zijn hulp zal verleenen en het schot naar het doel zal leiden. „Waar is nu je Pir Pawalon?" vroeg de lei der hoonend. Maar de gids deed een omstandig verhaal, waaruit moest blijken, dat, wanneer hij niet getroffen had, dit niet te wijten was aan Pir Pawalon, maar aan den wind. De wind n.l. brengt den geur van menschen over. De geiten zelf kunnen dien geur niet op vangen, maar in hun horens hebben zij een worm, die voor dezen wind zeer gevoelig is. Zoo dra deze worm den geur gewaar wordt, begint hij zich te bewegen en dit veroorzaakt hevige pijn bij de geiten, die dan op de vlucht slaan om de pijn te vergeten. Zoo waarschuwt de wind den worm en de worm de geit. Overigens was Pir Pawalon niet onvriendelijk geweest, want de gids betoogde, dat hij wel degelijk raak geschoten had. Zij gingen op zoek en na twee uur over de rotsen te hebben ge klauterd, vonden zij een enorme doode geit. De horens vertoonden vierentwintig kringen, waaruit de gids wist af te leiden, dat de geit twaalf jaar oud was. Een prachtexemplaar dus, dat iedere goede jager hem zou benijden. Uit de horens van deze geiten, Kiik genaamd, worden door de inboorlingen ringen en stijg beugels gemaakt en messenheften en allerlei versieringen voor de huizen. Ook bekers en drinkkoppen leveren de horens. Het vel van den Kiik, vooral van de groote geiten, dient als een soort rijdeken voor de ruiters en men zegt, dat iedere ruiter, die op zulk een rijdeken zit, door Pir Pawalon wordt beschermd en nooit den dood in de rotsen zal vinden. Vooral de huiden van de Kiiks, die in de lente worden geschoten, zijn zeer gezocht én alleen de rijken kunnen zich deze uitgave permitteeren. Uit dit relaas valt op te maken, dat de be wering, als zou de beschaving aan deze oorden zijn voorbijgegaan, niet overdreven is. De oevers van de Pamir hebben glorie gekend, maar de herinnering daaraan is bij de inboorlingen niet meer te vinden. Een van de groote filmmaatschappijen te Los Angelos is een groote oorlogsfilm aan het ma ken, waarvoor een vijftigtal oude gevechtsvlieg tuigen zijn aangezocht: Fokkers, de Havillands, Spads en Nieuports. Bij deze film zullen verscheidene van deze machines neerstorten en onherstelbaar worden beschadigd. Thans zoekt de maatschappij nog een vijftig tal stoutmoedige piloten, welke deze toestellen zulle» besturen. De Japansche troepen in Mandsjoerije ge bruiken met goed gevolg kogelproof glas en de automobielen van de ministers en leden van het hof zijn eveneens met deze soort glas uit gerust. Dit kogelvrije glas, uitgevonden door twee Japanners, heeft onlangs voor een officieel geze'schap een zware proef doorstaan. Op een afstand van slechts enkele meters, werden een twaalftal revolverschoten op het glas gelost, zonder dit te doorboren. Op aanwijzing van tot het Carnegie-instituut behoorende geleerden, die aan de Mexicaansche regeering mededeeling hadden gedaan van de ontdekking der 1200 jaar oude hoofdstad van het rijk der Mayans, Calakmul, heeft de oudheidkundige Palacios zich, naar Reuter ver neemt, naar de ruïnen begeven, die beschreven worden als een fabelachtige rijkdom. Palacios zegt, .dat Calakmul een der oudste en wellicht grootste der oude Mayansteden is, die gevonden zijp. Het dichte oerwoud is een groote belemmering bü het onderzoekingswerk en maakt het onmogelijk den waren omvang der ruïnes vast te stellen, doch Palacios zeide 15 pyramides gezien te hebben en een groot aan tal obelisken, alsmede honderden pilaren en steenen bouwwerken. Op een der zuilen stond als datum, omgere kend in moderne tijdrekening, Maart 731. De op de pyramiden en oblisken aangebrachte figuren gaven blijk van groote kundigheid. De ruïnes zijn gelegen 231 mijl ten Zuiden van Campeche in een volkomen onbewoond gebied. Palacios is van meening dat dit de stad is, die kolonel Lindbergh drie jaar geleden is over gevlogen. De Mayans waren een nomadenvolk, die vaak goedgebouwde steden weer verlieten, om zich verderop te vestigen. In de „Comedie Francaise" te Parijs is de eerste opvoering gegeven van „Francerie", een stuk van Paul Raynal, waarin de Fransch- Duitsche tegenstellingen ten tooneel worden gevoerd. De schrijver ziet het conflict tusschen Frank rijk en Duitschland minder als een conflict van twee landen, dan wel van twee regimes, n.l. autoriteit tegen vrijheid. Het stuk speelt in een dorp aan de Mame, ten tijde van den beroemden veldslag. De regeering van Bengalen heeft, naar Reu ter meldt, aan tien Engelsche en Bengaalsche vrouwen bevoegdheid verleend zitting te hebben in de rechtbank, in gevallen waar kinderen bij betrokken zijn. Dit is de eerste maal, dat aan vrouwen zulk een bevoegdheid wordt verleend. De rechtbank mag echter niet uitsluitend uit vrouwen bestaan en ingeval er verschil van meening is over het uitspreken van een vonnis, legt de opinie van het manlijk deel het meeste gewicht in de schaal. Met den knapzak op den rug waren wij door Sauerland getrokken. Heuvel op, heuvel af, den nacht in kleine slaap gelegenheden, eigenlijk meer herbergen door brengende. Als de zon was ondergegaan, als de scheme ring over berg en dal viel, dan meakten wij halt en zochten een nachtverblijf, net zooals het viel. We waren niet kieskeurig, als het bed maar helder, de nacht maar rustig was. En in de gelagkamer van het hotel of van de her berg namen wij ons avondmaal, eenvoudig, maar goed en stevig en in staat onzen honger te be vredigen. En dan bleven wij wat toeven in de kleine zaal met den met zand bestrooiden bo dem; dan luisterden wij naar de gesprekken van de gasten, die een glas bier kwamen drin ken en over de politiek van den dag, over de kleine gebeurtenissen van de plaats spraken, voor ons van weinig interesse. Vaak werd ever lieden gesproken, voor wie onze belangstelling niet groot kon zijn, omdat wij ze niet kenden. Soms werden wij in het gesprek gemengd, soms gaven wij ook onze meening ten beste, werk tuiglijk vaak, omdat wij, van de lange wande ling vermoeid, begonnen te suffen, misschien ook wel door het goede en overvloedige maal. Dan zochten wij onze legerstede op, om den volgenden morgen weer vroeg onzen wandelstaf ter hand ta nemen. Eens moesten wij een onderdak zoeken in een klein stadje, in het zadel van twee kleine bergen gelegen, een industrieplaatsje, waar kleine ijzerwaren werden gemaakt. Een stadje met kleine fabrieken, waarvan de een zich op dit, de andere op dat voorwerp specialiseerde. Kleine fabrikanten waren het, die elkaar hiel pen, omdat ze eigenlijk geen concurrenten wa ren, om den moeilijken strijd om het bestaan ta kunnen voeren. En in het hotel „Der Kaiser", waar wij een groote, ruime slaapkamer hadden gevonden, welker ramen uitzagen op het achtererf, waar kippen en hanen rondtippelden en varkens hun voedsel zochten, was ook de „sociëteit", waar eiken avond de notabelen bijeen kwamen en de gesprekken gaande hielden onder het drin ken van een glas bier of onder het leggen van een kaartje. De namen van de leden der so ciëteit stonden calligrafisch op een mooi ge- teekend papier, dat in een vergulde lijst was gevat In een clubje van een zes, zeven man raakten wij verzeild als vreemdelingen werden wij gaarne geïntroduceerd en namen deel aan het gesprek, zoo goed en zoo kwaad als het ging. Onder de mannen waren twee broeders, de eene was fabrikant, de andere was bij hem in dienst. De laatste sprak weinig, keek voor zich heen, scheen zich voor weinig of niets te inte- resseeren. Zijn broer, de fabrikant, was leven dig, spraak graag en was goedlachsch. Zijn lach klonk luid en hartelijk en als hij lachte, nam zijn gelaat een bedenkelijk roode kleur aan. Zijn broer was bleek en lachte niet. Ivy wilde een salade maken en liet daarom de tweelingen een kist naar het strand brengen, om als tafel dienst te doen. Zelf nam ze zes hard ge kookte eieren mede en wat groen. Na de eieren gepeld te hebben, bemerkte Ivy, dat ze een mes vergeten had mede te nemen. „Ik wilde de eieren in tweeën snij den, maar ik heb geen mes," zei ze. „Wij zullen de eieren wel door mid den snijden," riepen Loetje en Loutje. „Maar ik zeg toch, dat ik geen mes heb," zei Ivy. H „Dat hebben we ook niet noodig," zeiden de tweelingen en zeer tot Ivy's verrassing haalde een der tweelingen een stuk garen uit zijn zak. Ze leg den nu de eieren netjes op een rijtje, spanden het garen er over en sneden de eitjes keurig door. „Wat een rare manier, om eieren te snijden," lachte Ivy. „Daar trekken we ons niets van aan, zoolang we het samen kunnen doen," antwoordden de tweelingen. (Morgenavond vervolg). (Ingezonden Mededeelingen) De vroolijke sneed op, tegenover ons, vreem delingen, sprak over alles en nog wat. En toe vallig kwam het onderwerp „oorlog" op het ta pijt. Hij vertelde van de gevechten, van het lijden van soldaten en dieren, van de tochten door bosschen, van aanvallen op den vijand, van honger en dorst, van koude en ontbering, vier lango jaren. Al hadden wij dergelijke verha- I"""1"" len al meer ge- J-fli io py fjipf hoord, wij luis- rllJ Tllül terden er toch i naar, al begre- pen wij niet de luchthartigheid, waarmede de man over den oorlog en zijn gevolgen sprak. Behoorde hij tot hen, die nog niet hadden geleerd? Kon hij het in zijn vaderlandlievend gemoed niet verdragen, dat zijn land de neder laag had geleden, stak het hem niet, dat Duitschland, dat in 1870 zoo schitterend had overwonnen, nu niet als overwinnaar was terug gekeerd? Wy begrepen het niet. wy keken den kleinen kring rond en zagen naar zyn broer, die voor zich heen zag en nu en dan met een flikkering van haat in zyn oogen naar zyn broer keek. En terwyi zyn broer verder sprak over den veldtocht in België en allerlei namen noemde, nu weer büna vergeten, maar die toch telkens de herinnering aan den oorlog opwek ken. bleef zyn broer, bleek, rustig voor zich heen kijken, nu en dan een blik werpende op zijn broer, die dorstig, weer telkens een nieuw glas bier bestelde. Het werd tyd om op te stappen. Het was laat geworden, later dan wy gewoon waren naar bed te gaan op onze wandeling door Sauerland. Ook de sociëteitsleden maakten aanstalten om naar huis te gaan, omdat de arbeid al vroeg in den morgen riep. wy besloten het vertrek van de anderen af te wachten en dan onze kooi op te zoeken. Terwijl de anderen betaalden en heengingen, bleef de stille, bleeke broer nog wat zitten. Toen de anderen de zaal hadden verlaten, stond ook hü op en dicht by ons komende, zei hy, met haat in zyn stem en terwyi hy met den vinger naar de deur wees: „Hy is er niet by geweest, hy is achter het front gebleven. Ik ben er wel by geweest en heb er mijn zaak door verloren. Nu ben ik knecht bij hem en ik moet zwy'gen, als hij opsnydt. Hy was er niet by; ik wel." Toen boog hy rustig het hoofd, nam afscheid en ging heen. En wij begrepen, waarom de an dere zoo luchthartig over den oorlog had ge sproken: Hij was er niet by geweest! geeft menige huisvrouw en meisje ruwe en roode werkhanden. Deze worden weder om spoedig gaaf, zacht en blank door Purol Kapitein Kari, een Finsch marine-officier, heeft, naar Reuter uit Helsingfors bericht, een apparaat uitgevonden voor het lichten van ge zonken onderzeeërs, dat naar beweerd wordt een omwenteling zal teweegbrengen in de be staande lichtingsmethoden. De lichtingscapaciteit van het toestel be draagt 800 ton en de kosten bedragen slechts 200.000 gulden. De grootste onderzeeër die op het oogenblik bestaat weegt 500 ton, zoodat het nieuwe toe stel inderdaad van groot nut kan zyn. Een detachement van 34 manschappen van het Roode Leger, die een tocht van 5 weken op ski's gemaakt hebben, is te Moskou aange komen. Zy hebben in dezen tyd ruim 1600 KM. af gelegd in hevige koude en sneeuwstormen, waarby zij bergen hebben moeten beklimmen en t moo riniaran ATroretolron twee rivieren oversteken. Deze manschappen zyn einde Januari Sverdlowsk vertrokken met de opdracht weken later te Moskou te moeten zyn. Zij bereikten allen op tyd hun doel en waren in uitstekende conditie. uit vyf Een jonge schilder had opdracht ontvangen de muren van de 700 jaar oude kerk van St. Katharina te Schoenemoer in Oldenburg te beschilderen Toen hy echter aan het werk wilde gaan bleek, dat onder een dikke laag kalk een aantal middeleeuwsche schilderingen ver borgen waren, voorstellende: Het laatste Oor deel, de Marteling van de Heilige Katharina en de Verdoemden in de Hel. In de middeleeuwen was „Sconemore" een bekend pelgrimsoord. t tl -L 'f op dit blad zijn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen 9/3/2/1 by levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f 7C/I bti een ongeval met f Of/1 by verlies van een hand f 1 OC olj verlies van een f f/l bij een breuk van by verlies van li A116 CL D OTITIC S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen T OUUUt" verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen tfUm" doodeiyken afloop/een voet of een oog# x kit/, "duim of wijsvinger I tf l/.-been of arm TlA* anderen vinger 3 Toen ben ik gaan speculeeren en heb verlo ren.... alles verloren. Het huis, de boerderij, het zal allemaal verkocht moeten worden, om hem te betalen. Er zal geen penny voor je over- bhjven, arm kind. Ik heb het je nooit willen zeggen.... ik kón het niet.... bovendien: ik heb nog altyd gehoopt en gehoopt Er kwam een trek van pyn op het gezicht van Felix Trevanion en hy hygde naar adem. Tob er niet over, vader, zei het meisje weer. Het zal werkehjk allemaal in orde ko men. Bovendien, u zult wel gauw weer beter zijn. Ze wist wel dat dit laatste niet waar kon zyn, maar in haar behoefte om hem te troos ten, ontsnapten de woorden haar. De zorg heeft myn dood verhaast, klaag de de oude man. Ik voelde het voortdurend, maar ik wilde het mezelf niet bekennen. Ik wilde het niet inzien zoolang er nog een grein tje leven in me was. Het zal beslist in orde komen, trachtte ze hem opnieuw op te beuren; we zullen een weg vinden om het huis te houden. Zul je? riep hy opgewonden. Zeg het nog eens! Natuurlyk zal ik, zei ze, met een vaag ge voel dat ze woorden zonder inhoud sprak. Maar ze kwamen haar over de lippen in de hevige behoefte van haar hart om haar ster venden vader troost te geven. Beloof het me, Nancy! zei hy wild, terwyi hy koortsachtig haar hand kneep. Beloof het me, lieveling! Het is het huis van de Trevanions, het is het land van de Tre- vanions! Het is het eenige wat ons uit het ver leden gebleven is. Laat het niet uit de familie gaan, lieveling! Je bent jong en intelligent.... en mooi. Als het verkocht moet worden, koop het terug, koop het terug terwille van onzen ouden naam. Ja vader, ik zal het doen. Beloof je het? Ik beloof het u, vader. Een oogenblik zweeg hij en ofschoon er een 'iepe zucht over zyn lippen kwam, glansde er een licht van vreugde in zyn oogen. Maar een paar seconden later zei hy: Heb niet te veel verwachting van Je zelf! Het zal niet zoo gemakkeiyk zynneen, je kunt het niet. Ik heb het geprobeerd en het is me niet gelukt: hoe zou het jou wèl kunnen geluk ken. Bovendien: het komt er niets op aan.... het is allemaal ydelheid en wind! Wat betee- kenen naam en familie? Wat wy zyn, daar komt 't op aan, niet hoe we heeten. Dat weet ik allemaal en toch.... het is samengeweven met iederen vezel van myn lichaam.... het gaat zoo ver terug! Eeuwen achtereen hebben Trevanion's in dit huis gewoond en ik kan er niets aan doen.... het is altyd myn harte- wensch geweest, dat ze hier zouden blyven wo nen, altyd en altyd en dat geen vreemde dit huis zou bezitten, maaar tob er niet over, lie veling, tob er niet over Maar ik wil het, vadertje; ik wil het, en wéér zag ze die lichtende vreugde in zyn oogen. Maar iedereen most betaald worden! Er kwam een strenge klank in zyn stem. Ex zal nooit mogen gezegd wórden, dat een Trevanion ooit iemand iets is schuldig ge bleven. Iedereen zal betaald worden. Weer sloot hy zyn oogen en zyn lippen tril den. God vergeve me als ik verkeerd gedaan heb, hoorde ze hem mompelen, maar ik hou zooveel van het oude huis.... het is het huis van myn geslacht.... En opnieuw vervisl hy in stilzwygen. Er gingen minuten voorby zonder dat een van beiden iets zei. Ze hield maar steeds de hand van den zieken man in de hare geklemd en keek met oneindige teederheid op hem neer. —Het ïykt zoo weinig, zoo'n paar woorden, zei hy, maar je hebt me toch zoo onuitspreke lijk gelukkig gemaakt. Ik dank je, lieveling, ik dank je.... misschien is het verkeerd van me, maar ik had t gevoel, dat ik niet rustig kon sterven als ik moest denken, dat het huis in vreemde handen kwam. Wil je me nu een poosje met rust laten, lieveling? Ik ben zoo moeik wil rusten. Een minuut later sliep hy zoo rustig als een kind. Vóór de zon dien dag onderging, was Felix Trevanion gestorvjn. Hy was rustig, byna ge lukkig heengegaan. De laatste bewuste blik in zyn oogen was op Nancy gericht geweest; zyn laatste woorden waren vrijwel onverstaanbaar, maar Nancy had ze toch nog kunnen hooren. Myn kleine meid.... myn kleine meid, hadden zyn trillende lippen gefluisterd, ze is alles wat ik nalaat.... maar zy zal het doen., zij zal het doen.... Eenige uren tevoren had hy getracht haar zyn toestand uiteen te zetten en zyn wenschen kenbaar te maken, maar behalve dat hy haar gezegd had waar de papieren, die betrekking hadden op het huis, lagen, had hij haar niet veel meer kunnen vertellen. Gedurende de dagen, die verliepen tusschen het overiyden van haar vader en de begrafe nis, had Nancy geleefd als in een droom; niets drong in zyn wezenlyke gestalte tot haar door. Ze wist dat er een groote, donkere schaduw over haar leven was gevallen, omdat haar va der van haar was weggenomen, maar alle din gen waren verward en vaag voor haar. Maar toen de begrafenis voorby was, moest ze toch de realiteit onder de oogen zien. Nota ris Hendy, die zijn leven lang een vriend van den ouden Felix was geweest, kwam by haar en opende het testament. Het was maar een kort document; alles was aan Nancy nagela ten. Het huis, de 200 acres land, die er by hoorden, de inventaris, de oogstalles was voor haar.... nadat de schulden betaald wa ren! Zal er nog een pennny over zyn, nadat alles betaald is? vroeg ze veelbeteekenend aan den ouden rechtsgeleerde. De notaris wachtte even voor hij antwoord gaf en schudde toen langzaam het hoofd. Ik ben bang van niet. Je vader schijnt je op de hoogte te hebben gebracht. Inderdaad, was het rustige antwoord. Het iykt wreed om het te zeggen nu hy overleden is, zei de oude notaris, maar hy heeft nooit naar myn raadgevingen willen luisteren. Ik heb hem gezegd, dat als hy er bij bleef, dat jy naar St. Andrews en naar Cambridge moest, dat het mis zou gaan. Toen hy een rypaard voor je kocht, heb ik hem gezegd, dat hij je ruïneerde inplaats dat hy je een pleizier deed, maar t gaf allemaal niets. Hy hield vol, dat jy, als een Trevanion, misschien de laatste van Je geslacht, moest worden groot gebracht in overeenstemming met je ouden naam. Zonder eenigen twyfel had hij het by het verkeerde eind, maar t is zeker, dat hy alles deed uit onbegrensde liefde voor jou. Hij heeft geen penny voor zichzelf uitgegeven; het was altyd alles voor jou. Je denkt toch niet hard over hem, kind? Hard denkenover hèm? Haar stem trilde en ze veegde haastig een paar tranen weg. Hy was een trotsch man, ging de notaris voort, en ofschoon hy altyd vriendelyk en voorkomend tegen iedereen was, kon hy toch nooit vergeten, dat hy een Trevanion was. Ik geloof, dat het een soort obsessie voor hem ge weest is; vooral de laatste jaren van zyn leven. Dat was dan ook, geloof ik, de reden, waarom hy Adam Trebilcock altyd als butler heeft aangehouden, ofschoon hy hem heelemaal niet noodig had. Eigenlyk was hy ook niet in staat om hem te houden, maar hy deed het toch. Hu was een echte Trevanion. Er heeft nooit een rechtschapener en eeriyker man geleefd dan hy, maar men zou kunnen zeggen, dat hy in zekeren zin onrechtvaardig en niet heelemaal nobel heeft gehandeld. In plaats dat hy ge zorgd heeft, dat je behoorlyk leven kon, ben ik bang, dat je zonder één cent achterblijft. Hét is allemaal zyn familietrots geweest. Er zal toch genoeg over blyven om ieder een het zyne te geven, nietwaar? vroeg het het meisje met iets angstigs in haar stem. Ja. Iedereen zal zoo goed als zeker tot de laatste shilling kunnen worden betaald. Het is mogeiyk, dat er een paar pond overbluft, maar veel zal het in elk geval niet zyn. Dat iedereen zyn geld krijgt is het eenige wat me schelen kan, antwoordde het meisje. Maar je vader heeft zyn doel voorby ge schoten, ging de oude heer voort. Deze oude plaats, waar hy zoo aan verknocht was, zal je moeten opgeven; hy wilde Trevanion Court in de familie houden en heeft het door zyn eigen manier van doen onmogelyk gemaakt. .Wordt vervolgd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 9