De tragiek eener Vorstin
Jid wifiaal van den daq
et Erfdee
WEER TE
l/iCKS
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
Het merk ROBINSON staat op iedere
zool. Let daar op
BAD NAUHEIMS~.<2iTL.!S:
MAANDAG 3 APRIL)
EX-KEIZERIN ZITA
Van het kanon naar het
kunstgebit
Een opzienbarende vinding
,en
«n1
W VapoRub
CA IV [-DELFTS
delük klonk het: UUVertenilV
Paderewskï-fonds
Een doodvonnis
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Joseph Hocking
Er is in Oostenrijk een nieuw en interessant
boek met veel onbekende levensbijzonder
heden over ex-keizerin. Zita verschenen.
Onder de van den troon vervallen vorstinnen
blijft deze katholieke, wilskrachtige en echt
vrouwelijke vrouw een der meest aantrekkelijke
figuren der levende historie, waarin haar rol
waarschijnlijk nog niet is uitgespeeld. Sedert de
tragische reis tot herwinning van den Hon-
gaarschen troon, heeft zij zich eerst op het
Iberische schiereiland, later op het kasteel „Uk-
kel" in België, waar haar oudste zoon hoogere
studiën volgde onder leiding van Leuvensche
hoogleeraren, geheel aan de katholieke opvoe
ding van haar kinderen gewijd. Men herinnert
zich, dat er dezer dagen nog sprake was van
het herstel der Habsburgers op den Hongaar -
schen troon, een streven, waar zich de kleine
Entente geregeld tegen verzet.
„Zita, het lot eener vrouw" heet het boek, dat
te Weenen verschenen is, geschreven door Mar
git Proszvimmer, een Hongaarsche. Het is, voor
zoover mij bekend, het eerste boek, dat zich zoo
intensief bezig houdt met het lot van Oosten
rijks laatste keizerin.
Gelukkig houdt het zich verre van politiek. Er
werden wel meermalen verschillende episoden en
gebeurtenissen uit keizerin Zita's leven naar
voren gehaald en gewoonlijk werden deze niet
op de voordeeligste manier belicht, maar stelde
men de ex-keizerin vol vooroordeelen en hate
lijkheid voor. Margit Proszvimmer wil de keize
rin, deze „meest miskende vrouw uit de wereld
geschiedenis" eindelijk recht doen wedervaren.
Veel meer: ze houdt van Zita van Habsburg en
haar kinderen. Dat ze hierbij haar geliefde
koningin graag voor haar geliefd vaderland op-
eischt en dat deze begrijpelijke drang hier en daar
wel wat té sterk naar voren komt wij zullen
ons daarover onthouden van een oordeel.
Het is een boek, dat geschreven is van vrouw
tot vrouw. Een vrouw weet de daden van een
andere, met haar fijne intuïtie en uit eigen er
varing onmiddellijk de juiste waarde en be-
teekenis te geven, want wanneer een echte
vrouw politiseert en zich in de wereldgeschiede
nis mengt, dan doet ze dat enkel en alleen als
moeder. Moeder van de kinderen die ze ter
wereld bracht, moeder van de vele kinderen
rondom haar, die men het „volk" noemt. In deze
wijze van zien ligt grootheid en naar dat noodig
is, vooral rechtvaardiging.
Levendig en in felle kleuren worden in dit
boek de gebeurtenissen uit Zita's leven be
schreven. Van de idylle in haar jonge meisjes
jaren loopt haar weg recht door naar de tra
giek, dan steil omhoog naar het bitterste leed.
Wij laten hier enkele gedeelten volgen:
Bruiloft in Schwarzau. Onder de gasten zijn
koningen, vorsten en prinsen. De oude keizer
Franz Josef gaf de bruid een brillant-diadeem.
Hij zit stil in zijn kerkstoel en schreit. Een boer
uit Schwarzau brengt een kanarievogeltje uit
eigen fokkerij. De jonge, zwartoogige bruid, die
nog iets van de stijve Engelsche pensionaats
sfeer met zich meedraagt, danst den openings-
wals met den slanken bruidegom in zijn rit
meestersuniform. Een piloot, wiens vliegtuig tij
dens de trouwplechtigheid boven de slotkapel
vloog, biedt een geschenk van de Wiener Neu-
stadter vliegers aan: een klein zilveren minia
tuurvliegtuig. Tien jaar later zal er wéér een
vliegtuig zweven boven Schwarzau. Maar het zal
geen zilveren zijn.
Op een zomerdag vallen er in Sarajewo en
kele Schoten* Hun weerklank rukt de heele we
reld uit haar voegen. In een Zuid-Oostenrijk-
schen slottuin hort een jonge moeder deze
lang nalevende echo. Ze drukt haar twee kin
deren vast tegen zich aan, alsof ze hen tegen de
vijandige wereld zou willen beschutten. Op het
bleeke gezicht ligt voor het eerst een uitdruk
king van sterke vastberadenheid. Even later
knielt ze neer en zoekt troost in de slotkapel.
Met tranen in de oogen legt ze nog eens de
belofte af, haar beste krachten te geven aan
haar werk. Een van de eerste daden der echt-
genoote van den jongen troonopvolger is ge
daan te krijgen, dat de kinderen der gestorven
hertogin van Hohenburg het graf van hun
moeder, die immers boven haar rang was
gehuwd mochten gaan bezoeken.
Vanuit het Oosten jagen er onweersstormen
over den Donau.
30 December 1916. De regen, die den heelen
nacht op de daken van Boedapest kletterde,
heeft nu opgehouden. Het jonge paar zal een
mooien kroningsdag beleven. Op het St. Georgs-
plein zingen de klokken van de Stefanskerk en
die van Matthias Korvinus door elkaar. De ko
ningin, die in haar wit, goudbestikt brocaat-
kleed neerknielt, ziet op naar den koning, die
het zwaard en de kroon van Sint Stefan draagt
en staat naast den Primaat-Kardinaal Czer-
noch, en graaij Tisza, die hier als plaatsvervan
gend paladijn optreedt. Om hen heen is het
één geschitter van fluweel, zijde en edel-
steenen. Maar ver boven deze machtige hoof
den. uit, ziet de koningin in een andere wereld,
ziet ze de door granaten versplinterde aarde
en al de afgrijselijkheden der veldhospitalen,
die ze zoo vaak bezocht. Ze hoorde het huilen
der verlaten vrouwen en kinderen. Ach, ze is
immers zelf moeder, en ook de toekomst van
haar kinderen staat op het spel. Op dit oogen-
blik kiemt in de ziel van de jonge vrouw het
besluit, om tot iederen prijs aan de vaders, moe
ders en kinderen den vrede te brengen.
Kort na de kroning reist het vorstelijk paar
weg uit Boedapest. In de hoofdstad blijft lichte
ontstemming achter.
Van het vliegveld Dübenhof bij Zürich stijgt
op 20 October 1921 een Junker-vliegtuig op.
De passagiers, een jong echtpaar en drie hee-
ren, zijn zeer zwijgzaam. Wanneer ze eindelijk
in de verte den kerktoren van Schwarzau her
kennen, grijpt de jonge vrouw de hand van
haar man: „Herinner je je het nog? Tien jaren
geleden?" Een uur verwijderd van Oedenburg
landt het vliegtuig. Luitenant Alexy zoekt voor
het vermoeide paar een rustplaats in het slot
van graaf Gziraky. Alleen staan de twee men-
schen in den stormachtigen herfstavond. De
koningin krijgt een voorgevoel van de cata
strofe, die langzaam maar zeker naderen gaat.
Zij worden cp dit grondgebied immers maar
enkel door de sjirpende krekels begroet. Toch
lacht ze tot haar man een bemoedigenden lach.
Om half drie in den morgen stijgt het konings
paar de trappen op der kazerne van het vroe
gere keizerlijk en koninklijk infanterie-regiment
nummer 48, om eindelijk tot rust te komen.
Zita ligt in haar reiskleeren op een soldaten-
bed, een zakdoek onder haar hoofd gespreid.
Beneden hoert men de commando's, de brigade
van overste van Ostenburg treedt aan op het
kazerneplein. Weer wat later komt gravin An-
drassy om de jonge koningin, die zonder eenige
vrouwelijke begeleiding is, haar diensten aan te
bieden. Dan komen er nog dertig jonge meisjes
uit de stad. Zacht en meisjesachtig, ondanks
haar ophanden zijnd moederschap, staat daar
de koningin tusschen hen in, gekleed in een
eenvoudig donkerblauw mantelcostuum, zonder
hoed, de handen tot gebed gevouwen. Haar
oogen zoeken steeds weer den koning. Om haar
heen klinkt de Hongaarsche hymne en bruisend
„Eljen"-geroep.
Een paar uur later is alles weer voorbij. De
Boedapester studenten hebben zich tegen den
koning verklaard. „Ik wil geen bloed vergieten"
zegt Karl aldoor met moede stem, en zijn vrouw
knikt hem begrijpend en warm toe.
Uit het station Torbagy rijdt een trein. De
koning neemt plaats op de locomotief, de ko
ningin krijgt een plaatsje boven den kolenten-
der. „En deze vrouw willen de Hongaren niet
als koningin", zegt overste Lehar met veront
waardigde, door tranen verstikte stem.
Op 20 October ankeren twee monitoren van
de Britsche Donauvloot op de landingsplaats
van Boja, de „Ladybird" en de „Glowworm".
Dezen laatsten is het voorbehouden, twee ko
ninklijke gevangenen in ballingschap te brengen
Hun misdaad is, dat zij hun plichten, welke
trouwe vervulling zij met een eed op zich
namen, niet willen prijsgeven. Dan begint de
vaart naar Madeira. Voor de afvaart komt nog
de nuntius, Mgr. Schioppa, om hun de af
scheidswoorden van den Paus over te brengen.
„Bijbelsche figuren" noemt hij den koning en
de koningin.
Zita draagt nu de doornenkroon van de be
droefde en gelouterde moeder en vrouw. Ze
draagt ze glimlachend,
Ze ontdekt aan de verbanning naar Madeira
steeds opnieuw prettige kanten en ze spaart en
huishoudt als een kleine burgervrouw.
Ze reist weken lang zonder rust, van plaats
tot plaats gejaagd, om haar in Zürich zwaar
ziek geworden zoontje nog te zien. De zachte,
zwakke vrouw wordt gevreesd, bewaakt, be-
spionneerd, als stond een groot leger achter
haar! Geen vrees is grooter dan die van het
slechte geweten.
In de kleine vüla, bij Monte boven Funchal,
ontbreekt later zelfs het allemoodigste. Er is
geen tafel- en geen beddegoed. De melk van
de tuberculeuze koe moet met de grootste zorg
iederen keer gekookt worden.
De keizerin zit ten laatste aan het bed van
haar gemaal, praat en vertelt van hun land,
waar het nu óók lente wordt. Pijnlijk, door ge
brek aan adem, en doodmoe, leunt hij tegen
haar schouder. Hij beveelt zijn vrouw, en al
zijn kinderen, ook het ongeborene, aan in Gods
bescherming: „Laat ze liever sterven, dan dat
ze ooit een zware zonde begaan." Het kruis, dat
zijn kleine, eenvoudige graf de armzalige
rustplaats van een der machtigste heerschers
der wereld siert, het kruis neemt nu de
weduwe en moeder op haar schouders.
In een der laatste bladzijden van het Zita-
boek ziet men de keizerin en koningin tusschen
haar kinderen in haar laatste toevluchtsoord,
het Belgische kasteel Steenockerzeel. Als een
oudere zuster staat de zachte, donker gekleede
vrouw tusschen haar zonen en dochters. In dit
door alle smarten geplaagd vrouwenhart was
geen plaats meer voor de ijdelheid der wereld.
Ze kende nog maar één eerzucht: dat, wat ze
als haar plicht zag, tot het laatste te vervullen.
Deze eerzucht noemt men koninginne-trouw.
C. REIJM.
Het opschrift van dit artikel ziet er wel een
beetje eigenaardig uit, maar toch heeft een
dergelijke evolutie zich voltrokken. Het heeft
zich afgespeeld in de fabrieken van de firma
Krupp te Essen en het uitgangspunt was het
zoeken naar een roestvrije staalsoort voor de
kanonnen. Toen deze vinding zoo goed als ge
reed was, kon zij voor het eigenlijke doel niet
meer gebruikt worden. Toch kon en mocht
deze vinding niet renteloos terzijde worden ge
legd, want voor tallooze andere doelinden zou
zij uiterst nuttig kunnen zijn. In het dagelijk-
sche leven worden tallooze voorwerpen uit ijzer
of staal gebruikt In onze huizen en gebouwen
wordt zoo goed als altijd ijzer en staal ver
werkt. Bruggen, kranen, rails, enz. worden ge
heel of grootendeels uit deze materialen ver
vaardigd. Tegenover de nuttige en waardevolle
eigenschappen der ijzer-legeeringen staat even
wel een ernstig gebrek, namelijk het geringe
chemische weerstandsvermogen. Door inwerking
van vocht en lucht gaan ze roesten.
De onkosten die de wereld-huishouding daar
door jaarlijks voor instandhouding en opnieuw
bouwer, van bouwwerken, machines, apparaten
en andere voorwerpen uit ijzer of staat moet
maken, beloopen honderden millioenen, een feit
dat slechts weinig bekend is.
Tot op heden is het nog niet volledig gelukt,
de geringe chemische bestendigheid der djzer-
legeeringen uit den weg te ruimen. Wel heeft
men met de nieuwe vinding een resultaat ver
kregen dat reeds zeer belangrijk is.
Voor meer dan 15 jaar deed men in de
Krupp-fabrieken te Essen de ontdekking, dat
de weerstand van nikkel tegen hitte door toe
voeging van chroom belangrijk verhoogd werd.
Van dit metaal met hoog-chroom-gehalte
maakte men enkele laboratorium-instrumenten.
Groot was echter de verrassing, dat deze blan
ke staalsoorten, ondanks maandenlang liggen
in de atmosfeer van het laboratorium, volkomen
blank bleven. Zooals zoo dikwijls in het leven,
gaf een gelukkig toeval een vingerwijzing van
verstrekkende beteekenis, waarop de weten
schap kon voortbouwen. Tot op dat oogenblik
was men na jarenlangen laboratorium-arbeid
nog niet zoo ver gekomen.
Wel had de physicus en chemicus Hittorf
reeds eerder ontdekt, dat zuiver chroom in
water en lucht volkomen blank blijft en zich
als een edel metaal gedraagt. Het harde
zuivere chroom laat zich echter zeer moeilijk
smelten en gieten en is niet mechanisch te be
werken, waardoor men er geen toepassingen voor
kon vinden.
Het ging er dus om, de waardevolle eigen
schappen van het chroom dienstbaar te ma
ken, waartoe uitgebreide en stelselmatige on
derzoekingen werden verricht. Hoewel door een
gelukkige omstandigheid in 1916 reeds de beste
legeering gevonden was, had men er toch nog
een jarenlangen arbeid voor noodig om tot het
roestvrije staal te komen.
Voorloopig zal men van dit materiaal wegens
zijn betrekkelijk hoogen prijs, wel geen brug
gen, spoorrails en dergelijke kunnen fabricee-
ren, maar op verschillend gebied is deze vin
ding van de grootste beteekenis. Zoo vervaar
digt men hiervan messen, machinedeelen,
vorken, keukengerei, schrijfpennen, etc. Voor
al voor de chemische industrie was het een
uitkomst. Daarom worden er ook reeds bier
vaten en biersyphons van dit metaal vervaar
digd.
Op wolkenkrabbers in New-York wordt het
wel als dakbedekking gebruikt. Het bekende
Chrysler-Building heeft een torenhelm van
roestvrij staal, terwijl ook deurknoppen en
ramen hiervan vervaardigd zijn.
Als laatste merkwaardigheid vermelden wij
nog, dat dit metaal zijn intrede deed in de
tandheelkunde en gebruikt wordt voor het ma
ken van kunstgebitten. Voor de tandheelkunde
is het een groot geluk, daar het tot nu toe aan
een werkelijk geschikt en goedkoop materiaal
ontbrak. Slechts goud en platina zijn bruikbaar
UIMIIIIIIIIIIIII
iniiimimmu
Gaan wij langzaam aan, maar zeker
I Toch terug naar de natuur?
I Houdt de kunst, ondanks het pogen,
Niet goed stand op langen duur?
Kunst, natuurlijk, kunst is prachtig,
Maar is arbeid van den mensch!
En aan dat, wat menschen kunnen,
Is toch altijd nog een grens.
Kunst kan nooit natuur vervangen,
Ook al is een kunst niet slecht.
Hoe wij ook de zaak bekijken,
De natuur alleen is echt!
Zeker, op gebied van kunnen,
I Zijn de menschen geniaal,
Kunst wordt dan ook steeds beoefend
Op zeer uitgebreide schaal.
En wij vinden voor het echte
i Dikwijls prachtig surrogaat,
i Waarvoor de natuur, bijvoorbeeld,
Met haar mond vól tanden staat!
Doch wat stand houdt en ten slotte
Zelfs het échte onderdrukt
i Neen, dat kan men niet venvachten
Van het beste kunst-product!
i En dit blijkt wel, nu tenslotte
Bij de wet wordt vastgelegd:
Margarine moet als boter
Voortaan veertig procent écht!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
aiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiimimiiiiniHiiiiiiiimiiiiiiiiirc
gebleken, terwijl alle overige materialen meer
of minder groote nadeelen vertoonen. Daar
goud en platina veel te duur zijn, komt het
voor algemeen gebruik niet in aanmerking. De
groote meerderheid is eigenlijk altijd gedwon
gen geweest zich met ontoereikend materiaal
te vergenoegen, wanneer ze niet geheel van het
kunstgebit wilde afzien, dat voor de gezond
heid toch onontbeerlijk is.
Dit is nu anders geworden. In het niet-roes-
tende staal, dat men in de tandheelkunde
Wipla-metaal noemt, heeft men een materiaal
gevonden, dat voor dit doel aan goud gelijk
waardig, maar natuurlijk veel minder kost
baar is. Voor minvermogenden een ware uit
komst.
Zoo heeft dit onderzoek in de Krupp-fabrie
ken tot een vreedzame oplossing geleid en
wanneer noodig, zal ieder hiervan kunnen pro-
fiteeren.
Oppassen en terstond in
grijpen. Niets beter dan
ve*
Ivy zeide, dat ze wat op een boom
wilde gaan zitten, om haar dagboek
bij te kunnen werken. De zeeman
bracht haar dus een ladder, terwijl
Ivy met een kussen en haar dagboek
bij zich naar boven klom. Freddy bond
haar nu aan den boom vast. Toen ze
daar nu eindelijk op haar gemak zat,
zond zij Freddy en de kinderen weg.
„Jullie kunnen wel gaan picknicken,"
zei ze „en mij hier laten. Het is best
uit te houden en ik heb den papegaai
voor gezelschap, dat is alles, wat ik
wensch."
Doch het gezelschap dat picknicken
ging, was nog niet erg ver, of het
hoorde een schreeuw. De zeeman liet
zijn ladder vallen en vloog terug om
Ivy te helpen, op de hielen gevolgd
door Robbie en Topsy. Ze ontdekten,
dat het touw wat los gegaan was,
waarmede Ivy vastgebonden was en
dat Ivy van den tak gegleden was en
met haar gezicht naar beneden hing.
„Help me er af, help me er af,"
riep ze.
„Ik dacht, dat je zei, dat je daar
boven zoo prettig zat," zei Freddy.
(Morgenavond vervolg).
(Ingezonden Mededeeling)
Mijnheer Martens had trouwplannen. Dit
was op zich zelf beschouwd, niets bij
zonders. Iedere jonge man krijgt op ze
ker oogenblik het idee, dat hij onmogelijk ver
der alléén de moeilijkheden des levens kan trot-
seeren, weshalve hij hart en hand biedt aan
de vrouw zijner keuze.
Zoo had ook mijnheer Martens er over ge
dacht. Al langer dan een jaar voelde hij de be
hoefte aan de zorgende hand eener vrouw; al
meer dan een jaar bepeinsde hij 's avonds na
kantoortijd, op z'n kamer, hoe gelukkig hij zich
zou gevoelen, als tegenover hem aan de tafel
eens een aardig vrouwtje zat, dat z'n sokken
stopte en thee voor hem schonk.
Er was echter één ding, dat hem belette z'n
plannen ten uitvoer te brengen. Dat was z'n
onoverkomelijke verlegenheid, een verlegenheid,
die hem menschenschuw gemaakt had. En juist
die verlegenheid had hem al zoo dikwijls par
ten gespeeld. Zoolang hij met zichzelf sprak,
vlotte de conversatie uitstekend, maar als er
een tweede in 't gesprek betrokken werd, was
het mis. Dan werd mijnheer Martens totaal
confuus, dan bloosde hij, begon te stotteren
en negeerde in z'n verbouwereerdheid alle rege
len der welvoeglijkheid. En was die tweede een
dame, dan kon hij heelemaal niets meer zeg
gen, z'n tong was dan als verlamd.
Geen wonder dus, dat mijnheer Martens niet
kon bogen op eenig succes bij het vrouwelijk
geslacht, en geen wonder, dat hij het nog nim
mer gewaagd had, ook maar één enkelen
stap te doen, die aanleiding kon geven tot het
verwezenlijken van z'n toch al zoo lang ge
koesterd huwelijksplan.
Totdat hij op zekeren avond, na een lange
alleenspraak, plotseling de stoute schoenen aan
trok en naar de pen greep, om na een half uur
zwoegens, de volgende pennevrucht nog eens
aan z'n critische beschouwingen te onder
werpen:
HUWELIJK
Heer, 31 j. fats. uiterl. flink salaris, niet
in de gelegenh. met dames in aanr. te ko
men, zoekt langs dezen weg kennism. met
nette dame, ten einde een gelukkig huwe
lijk aan te gaan.
Brieven, liefst met portret, dat op eere
woord geret. wordt, NoB. v. d. Blad.
„Zoo kon het wel," dacht mijnheer Martens.
Hij liet er geen gras over groeien en ging on
middellijk naar het bureau van de krant. En
merkwaardig, op weg naar huis, voelde hij zich
moediger dan ooit.
,,'t Is toch eigenlijk niet moeilijk om aan een
vrouw te komen," dacht hij, en een passeersnd
dienstmeisje fixeerde hij zoo, dat ze hem ver
ontwaardigd vroeg, of hij haar hebben moest.
„Zie je wel," zette mijnheer Martens z'n al
leenspraak voort, „je moet niet bang zijn. Maar
nou geen grapjes meer uithalen met dienst
meisjes, hoor! Dat komt niet te pas als je haast
getrouwd bent."
Den volgenden dag verkeerde mijnheer Mar
tens in zeer overspannen toestand. Maar z'n
menschenschuwheid bleef weg. Wel had hij des
avonds koude rillingen gekregen, toen hij z'n
advertentie in de krant zag, maar den volgenden
ochtend deed hij al z'n collega's op 't kantoor
versteld staan, door z'n joviaal en luidruchtig:
„goeden morgen!"
In den loop van den middag begaf hij zich
naar 't bureau van de krant en vroeg met de
meeste vrijmoedigheid, of er ook brieven ge
komen waren op noNa eenig zoeken werd
hem één, zegge één brief, ter hand gesteld.
Thuis gekomen, bekeek hij den brief van alle
kanten. Een portret zat er niet in; dat voelde
hij wel. Maar het adres was door een vrouwen
hand geschreven. Zou hij hem nu maar open
maken? Eén oogenblik aarzelde hij nog, toen
scheurde hij de enveloppe open.
Er viel een goedkoop velletje postpapier uit.
Het was slechts aan één kant beschreven en
mijnheer Martens was verwonderd, toen hij het
volgende las:
Mijnheer,
Ik heb uw advertentie gisteren gelezen
en verzoek u morgen maar eens te komen
kijken. Adres: Lindenstraat 18 3 maal
bellen.
P. S. Ik ben den heelen dag thuis.
„Wat raar!" was mijnheer Martens' eerste
gedachte. Dat was toch geen minnebrief! Hij
had er wel eens een gelezen in een boek, maar
daar stond boven: „Liefste engel!" of zoo iets.
En dat ze hem verzocht maar eens te kernen
kijken! Enfin, dat deed ze misschien expres;
dan zag hij haar meteen in haar huiselijke om
geving. Morgen was het Zondag, dan zag hij er
altijd nog al netjes uit; dus morgenmiddag
Den volgenden middag kon men mijnheer
Martens zich op weg zien begeven naar het
in den brief vermelde adres. Z'n Zondagschpak
had hij keurig geborsteld, z'n schoenen glom
men als een spiegel, z'n das zat precies recht.
Maar hoe dichter hij bü het huis zijner toe
komstige schoone kwam, hoe langzamer hij
begon te loopen. Tenslotte was hij aan het huis
zijner bestemming.
„Nu drie maal bellen," dacht hij, terwijl het
hart hem in de keel klopte. Heel bescheiden
belde hij aan. 't Duurde lang. Gedurende vijf
minuten beschouwde mijnheer Martens de deur,
dat stuk hout, dat hem nu nog slechts scheidde
BANDEROL
van z'n toekomstige levensgezellin. En juist die
vijf minuten deden hem moed vatten.
„Wat drommel," dacht hij, .,ik kom toch niet
hier om te bedelen," en heel wat forscher dan
den eersten keer trok hij aan de bel.
Hij hoorde rukken aan het touw, de deur
ging open en een schelle stem riep: „Wie daar?''
Op een dergelijke ontvangst had mijnheer
Martens niet gerekend, 's Morgens had hij woor
delijk uit het hoofd geleerd hoe men doet. als
men bij iemand een visite gaat maken. Dat
stond in het „handboek der goede manieren."
Maar hij kon zich niet herinneren, dat de gast
vrouw dadelijk „Wie daar?" begon te roepen,
en dit bracht hem van de wijs. Intusschen klonk
die vraag voor de tweede maal, echter nu scher
per en ongeduldiger.
Mijnheer Martens, overtuigd, dat hij toch
iets moest zeggen, keek naar boven in het don
kere trapgat waar hij niets kon onderscheiden
en stotterde heesch:
„Ikik.... ik ben.... de advertentie."
Niettegenstaan
de dit curieuze
antwoord, scheen
men hem toch I De huwelijks-
begrepen te heb-
ben, want vrien- /idllPrtPntiP
„Wilt u maar flllm
boven komen!"
Het zweet brak mijnheer Martens uit. Z'n
hart bonsde, z'n handen waren koud als ijs, z'n
voeten zwaar als lood. Maar doordrongen van
het feit, dat hij niet meer terugkon, begon hij
te klimmen.
„Nog twee trappies, meneer," verzekerde hem
de juffrouw op de eerste verdieping.
„Nog maar één trappie en dan bent u d'r,*
troostte die van de tweede, toen hij blazend en
hijgend tot daar gekomen was.
„U bent zeker die meneer van de adverten
tie," begroette hem eindelijk op de derde ver
dieping een schommelende, dikke juffrouw.
Mijnheer Martens viel bijna in onmacht.
Moest hij daar nu mee trouwen?
Intusschen ging de juffrouw vriendelijk voort:
„Meneer zal wel moe zijn. 't Is ook een heele
klim al die trappen. Voor een mensch als ik
is het ook niet om te doen. Je zou het bester
ven, als je zoo dicht bij den hemel woont,"
totdat ze, zonder verdere inleiding, aanmoedi
gend uitnoodigde:
„Gaat u maar mee, dan zal ik ze u laten
zien."
Mijnheer Martens herademde een beetje.
Dat mensch was zeker de moeder. Binnen zat
de huwbare dochter z'n komst te verbeiden. En
gedwee volgde hij het schommelend gevaarte,
dat hem bedrijvig vooruitliep.
„Kijk eens, meneer," zei de juffrouw, terwijl
ze de keukendeur open deed, „u moet zelf maar
uitzoeken, ze kosten allemaal twee kwartjes."
En vóór hij van z'n verbijstering bekomen
was, aanschouwden mijnheer Martens' starende
oogen in een mand op den grond.... een mooie
zwarte poes, omringd door een achttal aller
liefste jongen.
Onmiddellijk drong het tot hem door dat hier
een akelig misverstand in 't spel was. De admi
nistratie van de krant had hem per abuis een
verkeerden brief gegeven. Z'n gedachten dwar
relden als sneeuwvlokken door z'n hoofd en hij
kon geen woord uitbrengen.
De gelukkige bezitster van de poesjes ging
intusschen voort haar koopwaar aan te prijzen.
„Lieve diertjes, vindt u niet? Welke wil u nou
hebben?" En toen mijnheer Martens bleef zwij
gen: „Deze soms? of die? Weet u wat? Neemt
u er twee, een broertje en een zusje!"
Toen werd het hem te kras. Met den mo#d
der wanhoop stormde hij, nagestaard door de
verblufte juffrouw, de kamer uit, Struikelde op
de trap, verloor z'n hoed, rende blootshoofds de
straat over en belandde eindelijk op z'n eigen
kamer, waar hij amechtig op een stoel neer
viel.
Dit was mijnheer Martens' eerste, maar ook
laatste poging, om tot een huwelijk te geraken.
reuter. Spec. v. inwend.
ziekten. Pr. in overeenst. met tijdsomst. verlaagd.
De Poolsch-Katholieke vereeniging in Ame
rika heeft, naar Reuter uit Chicago verneemt,
het initiatief genomen om door middel van een
openbare collecte een nationaal fonds te stich
ten van 10 millioen dollar, dat besteed zal war
den om de verdiensten te eeren van den be
roemden Poolschen pianist en oud-minister
president Ignace Paderewski.
Het Hof van Appèl in Arizona heeft, naar Reu
ter meldt, het doodvonnis bekrachtigd van me
vrouw Winifred Judd, die beschuldigd was van
moord op twee vrouwen, wier lijken men in
het station te Los Angeles heeft gevonden.
De rechtbank, die haar tot den dood door
den strop had veroordeeld, bepaalde dat het
vonnis op Goeden Vrijdag zou worden voltrok
ken. Het Hof stelde de executie evenwel tot 21
April a.s. uit.
All L op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Oflflfl bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f <7tQ bijeen ongeval met OC/1 bijverlies van een hand 725.- duim o^wijsvmger f 50,-be
Alle abonne S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeerlngen T OUUu,m verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen t OU.- doodelyken afloop I £*OU. een voet of een oog# auim oi wijsvinger vv, oe
een breuk van f Afï bij verlies van 'n
béen of arm# tri#»" anderen vinger
I
Uit het Engelsch van
6
Ik ben bang, dat ik u verzoeken moet u
duidelijker uit te drukken, zei Nancy, ik begrijp
er niets van.
Zoo, begrijp-ie 't niet? Dan zal ik t je
wel es effentjes uitleggen. Ik ben van plan om
Trevanion Court als een soort bruiloftsgift of
hoe ze dat spul noemen, aan den jongen Jack
te geven. Nou weet-je 't. Ik neem de heele
plaats over zooals-ie reilt en zeilt; het huis, de
meubels, de boerderij, alles wat je maar wilt.
En hij is 'n beste jongen op de koop toe, ik
heb nooit een dag in me leven last van 't jong
gehad en wat hij van het boerenvak niet weet,
nou.... dat weet geen mensch. En hij heeft
een verschrikkelijke hoop zeniejigheid in je,
deerntje, een verschrikkelijke hoop. Hij kijkt
gwoon niet naar een andere meid om. Dus nou
weet-je 't; het is zoo klaar as 'n klontje: je
trouwt met Jack en de heele zaak is veur me
kaar. Je blijft waar je bent en er is niks nie
mendal geen narigheid. Enwat zeg je
daarvan? Is et geen fijn plannetje?
Nancy was zoo verbluft, dat ze de eerste
oogenblikken geen woorden kon vinden. Zoo
iets was haar nooit in de gedachte gekomen
en het voorstel scheen haar zoo grotesk, dat ze
de grootste moeite had om niet te lachen.
Het is een heel ding, wat ik je daar aan
bied; ging de oude Jack onverstoorbaar voort;
ik ben 'n man van dertig duizend pond en alles
komt later aan hem. Hij ken net-zooveel meis
jes krijgen als hij hebben wil, meisjes, die alle
gaar duiten hebben, terwijl jij zoo arm bent
als 'n kerkrat. Maar hij is nou eenmaal gek op
je, om zoo te zeggen. Vooruit Jack, jong, zeg jij
nou ook ereis een woordje.
De jonge Jack scheen zijn spraakvermogen
teruggevonden te hebben; hij deed twee stap
pen in de richting van Nancy en stortte zijn
gemoed uit.
Miss Nancy, kraaide hij met een zenuw
achtige stem. Vader moest niet op die manier
zoo tegen u spreken. Ik had niet gedacht, dat
hij dat doen zou..., maar.... ik wil alles voor
u doen, miss Nancy. Ik zou u mijn hartebloed
willen geven als ik er u een pleizier mee kon
doenen ik zou erg graag trillen, dat u deed
wat vader gevraagd heeft.
Ondanks zichzelf kwam Nancy onder den in
druk van den heiligen ernst van den jongen
Jack. Ieder woord wat hij zei, klonk oprecht en
ofschoon hij in vele opzichten het evenbeeld
van zijn vader was, hadden opvoeding en an
dere omgang toch ook weer een ander mensch
van hem gemaakt.
Zeg, dat u het wil, zeg, dat u het wil,
pleitte de jonge man op smeekenden toon, en
er is niets, dat ik niet voor u zou willen doen.
Nancy vond het moeilijk om antwoord te ge
ven. Ze wilde de gevoelens van den jongen
man niet kwetsen, maar anderzijds was de ge
dachte, dat zij hem het antwoord zou geven,
dat hij verlangde te hooren zóó absurd, dat ze
de juiste woorden niet vinden kon.
Ik ben bang, dat ik niet het antwoord kan
geven, dat u graag hebben wilt, zei ze ten laat
ste. Ik zit midden in de moeilijkheden en de
laatste dagen heb ik over niets helder en rus
tig kunnen nadenken.
Natuurlijk, natuurlijk, viel de oude Jack
haar bij, we hebben den tijd. Niet haasten, niet
haasten, zeg ik altijd maar. Het jong kan een
paar dagen wachten voor we de zaak definitief
voor mekaar maken, of ken je zoolang niet
wachten, jong?
Ik wel dagen wachten, weken, maanden,
zei de jonge Jack. Maar u wilt me toch wel 'n
beetje hoop geven, nietwaar miss Trevanion?
Ik kan niets beloven.... dat zou niet eer
lijk zijn, zei het jonge meisje. Bovendien als
Trevanion Court verkocht wordt....
Maar het hoeft niet verkocht te worden,
viel de oude in. Als jij 'n beetje naar rede wilt
luisteren
Als Trevanion Court verkocht wordt, ging
Nancy rustig voort, was het mijn bedoeling er
een conditie bij te maken.
Wat voor conditie? vroeg de oude man
opgewonden. Haar woorden lieten doorscheme
ren, dat ze het tot een verkoop zou laten ko
men.
De conditie dat ik een optie zal hebben
om het terug te koopen binnen een zeker aan
tal jaren, zeg vijf,
Jij Trevanion Court terugkoopen! riep de
oude Jack uit. Wie heeft ooit zoo iets krank
zinnigs gehoord. Jij hebt het ook weer hoog in
den kop. Ik heb achtduizend pond in de plaats
gestoken en jij bezit geen koperen duit. Waar
zou je al dat geld vandaan halen, deerntje?
Dat is mijn zaak, nietwaar? antwoordde
Nancy. Ik zal het in ieder geval in de voor
waarden van den verkoop laten opnemen.
Maar de boel hoort van mijn, van mijn!
schreeuwde de oude man.
Absoluut niet, als ik notaris Handy ten
minste goed begrepen heb. Misschien brengt
het goed meer dan 8000 pond op en in dat ge
val krijgt u uw geld terug en kunt u niet de
minste aanspraak op de bezitting maken.
Dat zullen we dan motten afwachten, zei
Jack Beel op hoogen toon. Ik heb mijn handen
nou eenmaal in de taart gestoken en ik ben
niet van plan los te laten. Wie zal er zooveel
voor over hebben als ik? Ik heb 't m'n jong
belooft als huwelijksgift. Ik had gedacht dat-
ie hier direct kwam wonen as we de zaken
veur mekaar hadden.
Opeens mengde de jonge Jack zich in het
gesprek.
Ik wil u heelemaal niet van hier verjagen,
miss Nancy; ik wil graag dat u hier blijft. Ik
weet hoe u aan de plaats gehecht bent en ik
ben overtuigd, dat het uw hart zou breken om
hier vandaan te moeten. Kunt u me niet een
kleine hoop geven? U houdt veel van Treva
nion Court, nietwaar? En u wilt immers niet
wegtrekken naar een vreemd huis?
Ze wist niet hoe het kwam, maar de eenvou
dige woorden van den jongen man overstelp
ten haar, maakten haar week. Ze herinnerden
haar aan wat ze met haar vader besproken
had, drie dagen geleden. De gedachte uit het
huis weg te moeten scheen haar plotseling er
ger dan wat ook ter wereld.
Of ik er van houd? barstte ze opeens uit,
en de tranen kwamen haar in de oogen terwijl
ze sprak. Of ik er van houd? U hebt er geen
idee van hoe ik er aan gehecht ben. Het is ge
bouwd door mijn voorvaderen, geslachten ach
tereen heeft onze familie er in gewoond en de
gedachte dat het in handen van vreemden
moet komen.... Ze kon den zin niet afmaken,
haar woorden werden telkens door snikken on
derbroken.
Waarom zoudt u hier vandaan gaan?
pleitte de jonge man. U zult hier meesteres
zijn zooals u het altijd geweest bent, ik wil al
les voor u doen, miss Nancy, alles!
Ja, maar ze zal hier niet blijven als ze 't
verdraait om met je te trouwen, dat zal je
weten! schreeuwde de oude Jack. Als jij gek
wil wezen; ik ben het niet!
Zeg, dat u wil, drong de oude Jack aan.
Het zou mijn hart breken.... als....als....
Maar ik blijf vasthouden aan een optie,
viel ze hem in de rede.
Wil je daannee zeggen, dat je den jongen
Jack niet hebben wil? vroeg de oude man booa
en beleedigd.
Ik bedoel wat ik zeg, was het diplomatieke
antwoord van het jonge meisje.
Optie, optie! mopperde de oude boer. Ik
ben een zakenman en heb met die redenaasjes
niks te maken. Ik wil de plaats koopen en daar
mee afgeloopen.
U bedoelt, dat u Trevanion Court hebben
wil?
Juist jongejuffer, dat wil ik. Het kan me
geen steek schelen hoeveel een ander bied....
ik bied in alle geval méér. En niemand krijgt
hem voor minder dan 10.000 pond!
Goeden avond, zei het meisje hoog. Ik
geloof, dat het doelloos is om verder te praten.
Bovendien u bent hierheen gekomen om de
plaats te bezichtigen, dus laat ik u niet ophou
den. U kunt gaan waar u wilt; u hebt mijn
toestemming.
Je toestemming zeg je? Ik gaan waar ik
wil? zei de oude Jack woedend. Dat zou ik ook
zeggen! Ik zou wel ereis willen zien wie me te
genhield! Kom jong, laten we maar es gaan
rondkijken; over 'n dag of twee zal er wel be
ter met het deerntje te praten wezen.
Daarop ging hij met zijn zoon de deur uit en
Nancy liet zich in een stoel vallen en schreide
alsof haar hax*t breken zou. Ze vond alles zoo
vreeselijk hopeloos. Ze had haar vader verlo
ren en oude Jack had haar er aan herinnerd.,
als dat nog noodig wasdat ze ook haar
tehuis had verloren.
(Wordt vervolgd)