De tragiek eener Vorstin Jid wifiaal van den daq et Erfdee WEER TE l/iCKS ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN Het merk ROBINSON staat op iedere zool. Let daar op BAD NAUHEIMS~.<2iTL.!S: MAANDAG 3 APRIL) EX-KEIZERIN ZITA Van het kanon naar het kunstgebit Een opzienbarende vinding ,en «n1 W VapoRub CA IV [-DELFTS delük klonk het: UUVertenilV Paderewskï-fonds Een doodvonnis AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Joseph Hocking Er is in Oostenrijk een nieuw en interessant boek met veel onbekende levensbijzonder heden over ex-keizerin. Zita verschenen. Onder de van den troon vervallen vorstinnen blijft deze katholieke, wilskrachtige en echt vrouwelijke vrouw een der meest aantrekkelijke figuren der levende historie, waarin haar rol waarschijnlijk nog niet is uitgespeeld. Sedert de tragische reis tot herwinning van den Hon- gaarschen troon, heeft zij zich eerst op het Iberische schiereiland, later op het kasteel „Uk- kel" in België, waar haar oudste zoon hoogere studiën volgde onder leiding van Leuvensche hoogleeraren, geheel aan de katholieke opvoe ding van haar kinderen gewijd. Men herinnert zich, dat er dezer dagen nog sprake was van het herstel der Habsburgers op den Hongaar - schen troon, een streven, waar zich de kleine Entente geregeld tegen verzet. „Zita, het lot eener vrouw" heet het boek, dat te Weenen verschenen is, geschreven door Mar git Proszvimmer, een Hongaarsche. Het is, voor zoover mij bekend, het eerste boek, dat zich zoo intensief bezig houdt met het lot van Oosten rijks laatste keizerin. Gelukkig houdt het zich verre van politiek. Er werden wel meermalen verschillende episoden en gebeurtenissen uit keizerin Zita's leven naar voren gehaald en gewoonlijk werden deze niet op de voordeeligste manier belicht, maar stelde men de ex-keizerin vol vooroordeelen en hate lijkheid voor. Margit Proszvimmer wil de keize rin, deze „meest miskende vrouw uit de wereld geschiedenis" eindelijk recht doen wedervaren. Veel meer: ze houdt van Zita van Habsburg en haar kinderen. Dat ze hierbij haar geliefde koningin graag voor haar geliefd vaderland op- eischt en dat deze begrijpelijke drang hier en daar wel wat té sterk naar voren komt wij zullen ons daarover onthouden van een oordeel. Het is een boek, dat geschreven is van vrouw tot vrouw. Een vrouw weet de daden van een andere, met haar fijne intuïtie en uit eigen er varing onmiddellijk de juiste waarde en be- teekenis te geven, want wanneer een echte vrouw politiseert en zich in de wereldgeschiede nis mengt, dan doet ze dat enkel en alleen als moeder. Moeder van de kinderen die ze ter wereld bracht, moeder van de vele kinderen rondom haar, die men het „volk" noemt. In deze wijze van zien ligt grootheid en naar dat noodig is, vooral rechtvaardiging. Levendig en in felle kleuren worden in dit boek de gebeurtenissen uit Zita's leven be schreven. Van de idylle in haar jonge meisjes jaren loopt haar weg recht door naar de tra giek, dan steil omhoog naar het bitterste leed. Wij laten hier enkele gedeelten volgen: Bruiloft in Schwarzau. Onder de gasten zijn koningen, vorsten en prinsen. De oude keizer Franz Josef gaf de bruid een brillant-diadeem. Hij zit stil in zijn kerkstoel en schreit. Een boer uit Schwarzau brengt een kanarievogeltje uit eigen fokkerij. De jonge, zwartoogige bruid, die nog iets van de stijve Engelsche pensionaats sfeer met zich meedraagt, danst den openings- wals met den slanken bruidegom in zijn rit meestersuniform. Een piloot, wiens vliegtuig tij dens de trouwplechtigheid boven de slotkapel vloog, biedt een geschenk van de Wiener Neu- stadter vliegers aan: een klein zilveren minia tuurvliegtuig. Tien jaar later zal er wéér een vliegtuig zweven boven Schwarzau. Maar het zal geen zilveren zijn. Op een zomerdag vallen er in Sarajewo en kele Schoten* Hun weerklank rukt de heele we reld uit haar voegen. In een Zuid-Oostenrijk- schen slottuin hort een jonge moeder deze lang nalevende echo. Ze drukt haar twee kin deren vast tegen zich aan, alsof ze hen tegen de vijandige wereld zou willen beschutten. Op het bleeke gezicht ligt voor het eerst een uitdruk king van sterke vastberadenheid. Even later knielt ze neer en zoekt troost in de slotkapel. Met tranen in de oogen legt ze nog eens de belofte af, haar beste krachten te geven aan haar werk. Een van de eerste daden der echt- genoote van den jongen troonopvolger is ge daan te krijgen, dat de kinderen der gestorven hertogin van Hohenburg het graf van hun moeder, die immers boven haar rang was gehuwd mochten gaan bezoeken. Vanuit het Oosten jagen er onweersstormen over den Donau. 30 December 1916. De regen, die den heelen nacht op de daken van Boedapest kletterde, heeft nu opgehouden. Het jonge paar zal een mooien kroningsdag beleven. Op het St. Georgs- plein zingen de klokken van de Stefanskerk en die van Matthias Korvinus door elkaar. De ko ningin, die in haar wit, goudbestikt brocaat- kleed neerknielt, ziet op naar den koning, die het zwaard en de kroon van Sint Stefan draagt en staat naast den Primaat-Kardinaal Czer- noch, en graaij Tisza, die hier als plaatsvervan gend paladijn optreedt. Om hen heen is het één geschitter van fluweel, zijde en edel- steenen. Maar ver boven deze machtige hoof den. uit, ziet de koningin in een andere wereld, ziet ze de door granaten versplinterde aarde en al de afgrijselijkheden der veldhospitalen, die ze zoo vaak bezocht. Ze hoorde het huilen der verlaten vrouwen en kinderen. Ach, ze is immers zelf moeder, en ook de toekomst van haar kinderen staat op het spel. Op dit oogen- blik kiemt in de ziel van de jonge vrouw het besluit, om tot iederen prijs aan de vaders, moe ders en kinderen den vrede te brengen. Kort na de kroning reist het vorstelijk paar weg uit Boedapest. In de hoofdstad blijft lichte ontstemming achter. Van het vliegveld Dübenhof bij Zürich stijgt op 20 October 1921 een Junker-vliegtuig op. De passagiers, een jong echtpaar en drie hee- ren, zijn zeer zwijgzaam. Wanneer ze eindelijk in de verte den kerktoren van Schwarzau her kennen, grijpt de jonge vrouw de hand van haar man: „Herinner je je het nog? Tien jaren geleden?" Een uur verwijderd van Oedenburg landt het vliegtuig. Luitenant Alexy zoekt voor het vermoeide paar een rustplaats in het slot van graaf Gziraky. Alleen staan de twee men- schen in den stormachtigen herfstavond. De koningin krijgt een voorgevoel van de cata strofe, die langzaam maar zeker naderen gaat. Zij worden cp dit grondgebied immers maar enkel door de sjirpende krekels begroet. Toch lacht ze tot haar man een bemoedigenden lach. Om half drie in den morgen stijgt het konings paar de trappen op der kazerne van het vroe gere keizerlijk en koninklijk infanterie-regiment nummer 48, om eindelijk tot rust te komen. Zita ligt in haar reiskleeren op een soldaten- bed, een zakdoek onder haar hoofd gespreid. Beneden hoert men de commando's, de brigade van overste van Ostenburg treedt aan op het kazerneplein. Weer wat later komt gravin An- drassy om de jonge koningin, die zonder eenige vrouwelijke begeleiding is, haar diensten aan te bieden. Dan komen er nog dertig jonge meisjes uit de stad. Zacht en meisjesachtig, ondanks haar ophanden zijnd moederschap, staat daar de koningin tusschen hen in, gekleed in een eenvoudig donkerblauw mantelcostuum, zonder hoed, de handen tot gebed gevouwen. Haar oogen zoeken steeds weer den koning. Om haar heen klinkt de Hongaarsche hymne en bruisend „Eljen"-geroep. Een paar uur later is alles weer voorbij. De Boedapester studenten hebben zich tegen den koning verklaard. „Ik wil geen bloed vergieten" zegt Karl aldoor met moede stem, en zijn vrouw knikt hem begrijpend en warm toe. Uit het station Torbagy rijdt een trein. De koning neemt plaats op de locomotief, de ko ningin krijgt een plaatsje boven den kolenten- der. „En deze vrouw willen de Hongaren niet als koningin", zegt overste Lehar met veront waardigde, door tranen verstikte stem. Op 20 October ankeren twee monitoren van de Britsche Donauvloot op de landingsplaats van Boja, de „Ladybird" en de „Glowworm". Dezen laatsten is het voorbehouden, twee ko ninklijke gevangenen in ballingschap te brengen Hun misdaad is, dat zij hun plichten, welke trouwe vervulling zij met een eed op zich namen, niet willen prijsgeven. Dan begint de vaart naar Madeira. Voor de afvaart komt nog de nuntius, Mgr. Schioppa, om hun de af scheidswoorden van den Paus over te brengen. „Bijbelsche figuren" noemt hij den koning en de koningin. Zita draagt nu de doornenkroon van de be droefde en gelouterde moeder en vrouw. Ze draagt ze glimlachend, Ze ontdekt aan de verbanning naar Madeira steeds opnieuw prettige kanten en ze spaart en huishoudt als een kleine burgervrouw. Ze reist weken lang zonder rust, van plaats tot plaats gejaagd, om haar in Zürich zwaar ziek geworden zoontje nog te zien. De zachte, zwakke vrouw wordt gevreesd, bewaakt, be- spionneerd, als stond een groot leger achter haar! Geen vrees is grooter dan die van het slechte geweten. In de kleine vüla, bij Monte boven Funchal, ontbreekt later zelfs het allemoodigste. Er is geen tafel- en geen beddegoed. De melk van de tuberculeuze koe moet met de grootste zorg iederen keer gekookt worden. De keizerin zit ten laatste aan het bed van haar gemaal, praat en vertelt van hun land, waar het nu óók lente wordt. Pijnlijk, door ge brek aan adem, en doodmoe, leunt hij tegen haar schouder. Hij beveelt zijn vrouw, en al zijn kinderen, ook het ongeborene, aan in Gods bescherming: „Laat ze liever sterven, dan dat ze ooit een zware zonde begaan." Het kruis, dat zijn kleine, eenvoudige graf de armzalige rustplaats van een der machtigste heerschers der wereld siert, het kruis neemt nu de weduwe en moeder op haar schouders. In een der laatste bladzijden van het Zita- boek ziet men de keizerin en koningin tusschen haar kinderen in haar laatste toevluchtsoord, het Belgische kasteel Steenockerzeel. Als een oudere zuster staat de zachte, donker gekleede vrouw tusschen haar zonen en dochters. In dit door alle smarten geplaagd vrouwenhart was geen plaats meer voor de ijdelheid der wereld. Ze kende nog maar één eerzucht: dat, wat ze als haar plicht zag, tot het laatste te vervullen. Deze eerzucht noemt men koninginne-trouw. C. REIJM. Het opschrift van dit artikel ziet er wel een beetje eigenaardig uit, maar toch heeft een dergelijke evolutie zich voltrokken. Het heeft zich afgespeeld in de fabrieken van de firma Krupp te Essen en het uitgangspunt was het zoeken naar een roestvrije staalsoort voor de kanonnen. Toen deze vinding zoo goed als ge reed was, kon zij voor het eigenlijke doel niet meer gebruikt worden. Toch kon en mocht deze vinding niet renteloos terzijde worden ge legd, want voor tallooze andere doelinden zou zij uiterst nuttig kunnen zijn. In het dagelijk- sche leven worden tallooze voorwerpen uit ijzer of staal gebruikt In onze huizen en gebouwen wordt zoo goed als altijd ijzer en staal ver werkt. Bruggen, kranen, rails, enz. worden ge heel of grootendeels uit deze materialen ver vaardigd. Tegenover de nuttige en waardevolle eigenschappen der ijzer-legeeringen staat even wel een ernstig gebrek, namelijk het geringe chemische weerstandsvermogen. Door inwerking van vocht en lucht gaan ze roesten. De onkosten die de wereld-huishouding daar door jaarlijks voor instandhouding en opnieuw bouwer, van bouwwerken, machines, apparaten en andere voorwerpen uit ijzer of staat moet maken, beloopen honderden millioenen, een feit dat slechts weinig bekend is. Tot op heden is het nog niet volledig gelukt, de geringe chemische bestendigheid der djzer- legeeringen uit den weg te ruimen. Wel heeft men met de nieuwe vinding een resultaat ver kregen dat reeds zeer belangrijk is. Voor meer dan 15 jaar deed men in de Krupp-fabrieken te Essen de ontdekking, dat de weerstand van nikkel tegen hitte door toe voeging van chroom belangrijk verhoogd werd. Van dit metaal met hoog-chroom-gehalte maakte men enkele laboratorium-instrumenten. Groot was echter de verrassing, dat deze blan ke staalsoorten, ondanks maandenlang liggen in de atmosfeer van het laboratorium, volkomen blank bleven. Zooals zoo dikwijls in het leven, gaf een gelukkig toeval een vingerwijzing van verstrekkende beteekenis, waarop de weten schap kon voortbouwen. Tot op dat oogenblik was men na jarenlangen laboratorium-arbeid nog niet zoo ver gekomen. Wel had de physicus en chemicus Hittorf reeds eerder ontdekt, dat zuiver chroom in water en lucht volkomen blank blijft en zich als een edel metaal gedraagt. Het harde zuivere chroom laat zich echter zeer moeilijk smelten en gieten en is niet mechanisch te be werken, waardoor men er geen toepassingen voor kon vinden. Het ging er dus om, de waardevolle eigen schappen van het chroom dienstbaar te ma ken, waartoe uitgebreide en stelselmatige on derzoekingen werden verricht. Hoewel door een gelukkige omstandigheid in 1916 reeds de beste legeering gevonden was, had men er toch nog een jarenlangen arbeid voor noodig om tot het roestvrije staal te komen. Voorloopig zal men van dit materiaal wegens zijn betrekkelijk hoogen prijs, wel geen brug gen, spoorrails en dergelijke kunnen fabricee- ren, maar op verschillend gebied is deze vin ding van de grootste beteekenis. Zoo vervaar digt men hiervan messen, machinedeelen, vorken, keukengerei, schrijfpennen, etc. Voor al voor de chemische industrie was het een uitkomst. Daarom worden er ook reeds bier vaten en biersyphons van dit metaal vervaar digd. Op wolkenkrabbers in New-York wordt het wel als dakbedekking gebruikt. Het bekende Chrysler-Building heeft een torenhelm van roestvrij staal, terwijl ook deurknoppen en ramen hiervan vervaardigd zijn. Als laatste merkwaardigheid vermelden wij nog, dat dit metaal zijn intrede deed in de tandheelkunde en gebruikt wordt voor het ma ken van kunstgebitten. Voor de tandheelkunde is het een groot geluk, daar het tot nu toe aan een werkelijk geschikt en goedkoop materiaal ontbrak. Slechts goud en platina zijn bruikbaar UIMIIIIIIIIIIIII iniiimimmu Gaan wij langzaam aan, maar zeker I Toch terug naar de natuur? I Houdt de kunst, ondanks het pogen, Niet goed stand op langen duur? Kunst, natuurlijk, kunst is prachtig, Maar is arbeid van den mensch! En aan dat, wat menschen kunnen, Is toch altijd nog een grens. Kunst kan nooit natuur vervangen, Ook al is een kunst niet slecht. Hoe wij ook de zaak bekijken, De natuur alleen is echt! Zeker, op gebied van kunnen, I Zijn de menschen geniaal, Kunst wordt dan ook steeds beoefend Op zeer uitgebreide schaal. En wij vinden voor het echte i Dikwijls prachtig surrogaat, i Waarvoor de natuur, bijvoorbeeld, Met haar mond vól tanden staat! Doch wat stand houdt en ten slotte Zelfs het échte onderdrukt i Neen, dat kan men niet venvachten Van het beste kunst-product! i En dit blijkt wel, nu tenslotte Bij de wet wordt vastgelegd: Margarine moet als boter Voortaan veertig procent écht! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) aiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiimimiiiiniHiiiiiiiimiiiiiiiiirc gebleken, terwijl alle overige materialen meer of minder groote nadeelen vertoonen. Daar goud en platina veel te duur zijn, komt het voor algemeen gebruik niet in aanmerking. De groote meerderheid is eigenlijk altijd gedwon gen geweest zich met ontoereikend materiaal te vergenoegen, wanneer ze niet geheel van het kunstgebit wilde afzien, dat voor de gezond heid toch onontbeerlijk is. Dit is nu anders geworden. In het niet-roes- tende staal, dat men in de tandheelkunde Wipla-metaal noemt, heeft men een materiaal gevonden, dat voor dit doel aan goud gelijk waardig, maar natuurlijk veel minder kost baar is. Voor minvermogenden een ware uit komst. Zoo heeft dit onderzoek in de Krupp-fabrie ken tot een vreedzame oplossing geleid en wanneer noodig, zal ieder hiervan kunnen pro- fiteeren. Oppassen en terstond in grijpen. Niets beter dan ve* Ivy zeide, dat ze wat op een boom wilde gaan zitten, om haar dagboek bij te kunnen werken. De zeeman bracht haar dus een ladder, terwijl Ivy met een kussen en haar dagboek bij zich naar boven klom. Freddy bond haar nu aan den boom vast. Toen ze daar nu eindelijk op haar gemak zat, zond zij Freddy en de kinderen weg. „Jullie kunnen wel gaan picknicken," zei ze „en mij hier laten. Het is best uit te houden en ik heb den papegaai voor gezelschap, dat is alles, wat ik wensch." Doch het gezelschap dat picknicken ging, was nog niet erg ver, of het hoorde een schreeuw. De zeeman liet zijn ladder vallen en vloog terug om Ivy te helpen, op de hielen gevolgd door Robbie en Topsy. Ze ontdekten, dat het touw wat los gegaan was, waarmede Ivy vastgebonden was en dat Ivy van den tak gegleden was en met haar gezicht naar beneden hing. „Help me er af, help me er af," riep ze. „Ik dacht, dat je zei, dat je daar boven zoo prettig zat," zei Freddy. (Morgenavond vervolg). (Ingezonden Mededeeling) Mijnheer Martens had trouwplannen. Dit was op zich zelf beschouwd, niets bij zonders. Iedere jonge man krijgt op ze ker oogenblik het idee, dat hij onmogelijk ver der alléén de moeilijkheden des levens kan trot- seeren, weshalve hij hart en hand biedt aan de vrouw zijner keuze. Zoo had ook mijnheer Martens er over ge dacht. Al langer dan een jaar voelde hij de be hoefte aan de zorgende hand eener vrouw; al meer dan een jaar bepeinsde hij 's avonds na kantoortijd, op z'n kamer, hoe gelukkig hij zich zou gevoelen, als tegenover hem aan de tafel eens een aardig vrouwtje zat, dat z'n sokken stopte en thee voor hem schonk. Er was echter één ding, dat hem belette z'n plannen ten uitvoer te brengen. Dat was z'n onoverkomelijke verlegenheid, een verlegenheid, die hem menschenschuw gemaakt had. En juist die verlegenheid had hem al zoo dikwijls par ten gespeeld. Zoolang hij met zichzelf sprak, vlotte de conversatie uitstekend, maar als er een tweede in 't gesprek betrokken werd, was het mis. Dan werd mijnheer Martens totaal confuus, dan bloosde hij, begon te stotteren en negeerde in z'n verbouwereerdheid alle rege len der welvoeglijkheid. En was die tweede een dame, dan kon hij heelemaal niets meer zeg gen, z'n tong was dan als verlamd. Geen wonder dus, dat mijnheer Martens niet kon bogen op eenig succes bij het vrouwelijk geslacht, en geen wonder, dat hij het nog nim mer gewaagd had, ook maar één enkelen stap te doen, die aanleiding kon geven tot het verwezenlijken van z'n toch al zoo lang ge koesterd huwelijksplan. Totdat hij op zekeren avond, na een lange alleenspraak, plotseling de stoute schoenen aan trok en naar de pen greep, om na een half uur zwoegens, de volgende pennevrucht nog eens aan z'n critische beschouwingen te onder werpen: HUWELIJK Heer, 31 j. fats. uiterl. flink salaris, niet in de gelegenh. met dames in aanr. te ko men, zoekt langs dezen weg kennism. met nette dame, ten einde een gelukkig huwe lijk aan te gaan. Brieven, liefst met portret, dat op eere woord geret. wordt, NoB. v. d. Blad. „Zoo kon het wel," dacht mijnheer Martens. Hij liet er geen gras over groeien en ging on middellijk naar het bureau van de krant. En merkwaardig, op weg naar huis, voelde hij zich moediger dan ooit. ,,'t Is toch eigenlijk niet moeilijk om aan een vrouw te komen," dacht hij, en een passeersnd dienstmeisje fixeerde hij zoo, dat ze hem ver ontwaardigd vroeg, of hij haar hebben moest. „Zie je wel," zette mijnheer Martens z'n al leenspraak voort, „je moet niet bang zijn. Maar nou geen grapjes meer uithalen met dienst meisjes, hoor! Dat komt niet te pas als je haast getrouwd bent." Den volgenden dag verkeerde mijnheer Mar tens in zeer overspannen toestand. Maar z'n menschenschuwheid bleef weg. Wel had hij des avonds koude rillingen gekregen, toen hij z'n advertentie in de krant zag, maar den volgenden ochtend deed hij al z'n collega's op 't kantoor versteld staan, door z'n joviaal en luidruchtig: „goeden morgen!" In den loop van den middag begaf hij zich naar 't bureau van de krant en vroeg met de meeste vrijmoedigheid, of er ook brieven ge komen waren op noNa eenig zoeken werd hem één, zegge één brief, ter hand gesteld. Thuis gekomen, bekeek hij den brief van alle kanten. Een portret zat er niet in; dat voelde hij wel. Maar het adres was door een vrouwen hand geschreven. Zou hij hem nu maar open maken? Eén oogenblik aarzelde hij nog, toen scheurde hij de enveloppe open. Er viel een goedkoop velletje postpapier uit. Het was slechts aan één kant beschreven en mijnheer Martens was verwonderd, toen hij het volgende las: Mijnheer, Ik heb uw advertentie gisteren gelezen en verzoek u morgen maar eens te komen kijken. Adres: Lindenstraat 18 3 maal bellen. P. S. Ik ben den heelen dag thuis. „Wat raar!" was mijnheer Martens' eerste gedachte. Dat was toch geen minnebrief! Hij had er wel eens een gelezen in een boek, maar daar stond boven: „Liefste engel!" of zoo iets. En dat ze hem verzocht maar eens te kernen kijken! Enfin, dat deed ze misschien expres; dan zag hij haar meteen in haar huiselijke om geving. Morgen was het Zondag, dan zag hij er altijd nog al netjes uit; dus morgenmiddag Den volgenden middag kon men mijnheer Martens zich op weg zien begeven naar het in den brief vermelde adres. Z'n Zondagschpak had hij keurig geborsteld, z'n schoenen glom men als een spiegel, z'n das zat precies recht. Maar hoe dichter hij bü het huis zijner toe komstige schoone kwam, hoe langzamer hij begon te loopen. Tenslotte was hij aan het huis zijner bestemming. „Nu drie maal bellen," dacht hij, terwijl het hart hem in de keel klopte. Heel bescheiden belde hij aan. 't Duurde lang. Gedurende vijf minuten beschouwde mijnheer Martens de deur, dat stuk hout, dat hem nu nog slechts scheidde BANDEROL van z'n toekomstige levensgezellin. En juist die vijf minuten deden hem moed vatten. „Wat drommel," dacht hij, .,ik kom toch niet hier om te bedelen," en heel wat forscher dan den eersten keer trok hij aan de bel. Hij hoorde rukken aan het touw, de deur ging open en een schelle stem riep: „Wie daar?'' Op een dergelijke ontvangst had mijnheer Martens niet gerekend, 's Morgens had hij woor delijk uit het hoofd geleerd hoe men doet. als men bij iemand een visite gaat maken. Dat stond in het „handboek der goede manieren." Maar hij kon zich niet herinneren, dat de gast vrouw dadelijk „Wie daar?" begon te roepen, en dit bracht hem van de wijs. Intusschen klonk die vraag voor de tweede maal, echter nu scher per en ongeduldiger. Mijnheer Martens, overtuigd, dat hij toch iets moest zeggen, keek naar boven in het don kere trapgat waar hij niets kon onderscheiden en stotterde heesch: „Ikik.... ik ben.... de advertentie." Niettegenstaan de dit curieuze antwoord, scheen men hem toch I De huwelijks- begrepen te heb- ben, want vrien- /idllPrtPntiP „Wilt u maar flllm boven komen!" Het zweet brak mijnheer Martens uit. Z'n hart bonsde, z'n handen waren koud als ijs, z'n voeten zwaar als lood. Maar doordrongen van het feit, dat hij niet meer terugkon, begon hij te klimmen. „Nog twee trappies, meneer," verzekerde hem de juffrouw op de eerste verdieping. „Nog maar één trappie en dan bent u d'r,* troostte die van de tweede, toen hij blazend en hijgend tot daar gekomen was. „U bent zeker die meneer van de adverten tie," begroette hem eindelijk op de derde ver dieping een schommelende, dikke juffrouw. Mijnheer Martens viel bijna in onmacht. Moest hij daar nu mee trouwen? Intusschen ging de juffrouw vriendelijk voort: „Meneer zal wel moe zijn. 't Is ook een heele klim al die trappen. Voor een mensch als ik is het ook niet om te doen. Je zou het bester ven, als je zoo dicht bij den hemel woont," totdat ze, zonder verdere inleiding, aanmoedi gend uitnoodigde: „Gaat u maar mee, dan zal ik ze u laten zien." Mijnheer Martens herademde een beetje. Dat mensch was zeker de moeder. Binnen zat de huwbare dochter z'n komst te verbeiden. En gedwee volgde hij het schommelend gevaarte, dat hem bedrijvig vooruitliep. „Kijk eens, meneer," zei de juffrouw, terwijl ze de keukendeur open deed, „u moet zelf maar uitzoeken, ze kosten allemaal twee kwartjes." En vóór hij van z'n verbijstering bekomen was, aanschouwden mijnheer Martens' starende oogen in een mand op den grond.... een mooie zwarte poes, omringd door een achttal aller liefste jongen. Onmiddellijk drong het tot hem door dat hier een akelig misverstand in 't spel was. De admi nistratie van de krant had hem per abuis een verkeerden brief gegeven. Z'n gedachten dwar relden als sneeuwvlokken door z'n hoofd en hij kon geen woord uitbrengen. De gelukkige bezitster van de poesjes ging intusschen voort haar koopwaar aan te prijzen. „Lieve diertjes, vindt u niet? Welke wil u nou hebben?" En toen mijnheer Martens bleef zwij gen: „Deze soms? of die? Weet u wat? Neemt u er twee, een broertje en een zusje!" Toen werd het hem te kras. Met den mo#d der wanhoop stormde hij, nagestaard door de verblufte juffrouw, de kamer uit, Struikelde op de trap, verloor z'n hoed, rende blootshoofds de straat over en belandde eindelijk op z'n eigen kamer, waar hij amechtig op een stoel neer viel. Dit was mijnheer Martens' eerste, maar ook laatste poging, om tot een huwelijk te geraken. reuter. Spec. v. inwend. ziekten. Pr. in overeenst. met tijdsomst. verlaagd. De Poolsch-Katholieke vereeniging in Ame rika heeft, naar Reuter uit Chicago verneemt, het initiatief genomen om door middel van een openbare collecte een nationaal fonds te stich ten van 10 millioen dollar, dat besteed zal war den om de verdiensten te eeren van den be roemden Poolschen pianist en oud-minister president Ignace Paderewski. Het Hof van Appèl in Arizona heeft, naar Reu ter meldt, het doodvonnis bekrachtigd van me vrouw Winifred Judd, die beschuldigd was van moord op twee vrouwen, wier lijken men in het station te Los Angeles heeft gevonden. De rechtbank, die haar tot den dood door den strop had veroordeeld, bepaalde dat het vonnis op Goeden Vrijdag zou worden voltrok ken. Het Hof stelde de executie evenwel tot 21 April a.s. uit. All L op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Oflflfl bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f <7tQ bijeen ongeval met OC/1 bijverlies van een hand 725.- duim o^wijsvmger f 50,-be Alle abonne S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeerlngen T OUUu,m verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen t OU.- doodelyken afloop I £*OU. een voet of een oog# auim oi wijsvinger vv, oe een breuk van f Afï bij verlies van 'n béen of arm# tri#»" anderen vinger I Uit het Engelsch van 6 Ik ben bang, dat ik u verzoeken moet u duidelijker uit te drukken, zei Nancy, ik begrijp er niets van. Zoo, begrijp-ie 't niet? Dan zal ik t je wel es effentjes uitleggen. Ik ben van plan om Trevanion Court als een soort bruiloftsgift of hoe ze dat spul noemen, aan den jongen Jack te geven. Nou weet-je 't. Ik neem de heele plaats over zooals-ie reilt en zeilt; het huis, de meubels, de boerderij, alles wat je maar wilt. En hij is 'n beste jongen op de koop toe, ik heb nooit een dag in me leven last van 't jong gehad en wat hij van het boerenvak niet weet, nou.... dat weet geen mensch. En hij heeft een verschrikkelijke hoop zeniejigheid in je, deerntje, een verschrikkelijke hoop. Hij kijkt gwoon niet naar een andere meid om. Dus nou weet-je 't; het is zoo klaar as 'n klontje: je trouwt met Jack en de heele zaak is veur me kaar. Je blijft waar je bent en er is niks nie mendal geen narigheid. Enwat zeg je daarvan? Is et geen fijn plannetje? Nancy was zoo verbluft, dat ze de eerste oogenblikken geen woorden kon vinden. Zoo iets was haar nooit in de gedachte gekomen en het voorstel scheen haar zoo grotesk, dat ze de grootste moeite had om niet te lachen. Het is een heel ding, wat ik je daar aan bied; ging de oude Jack onverstoorbaar voort; ik ben 'n man van dertig duizend pond en alles komt later aan hem. Hij ken net-zooveel meis jes krijgen als hij hebben wil, meisjes, die alle gaar duiten hebben, terwijl jij zoo arm bent als 'n kerkrat. Maar hij is nou eenmaal gek op je, om zoo te zeggen. Vooruit Jack, jong, zeg jij nou ook ereis een woordje. De jonge Jack scheen zijn spraakvermogen teruggevonden te hebben; hij deed twee stap pen in de richting van Nancy en stortte zijn gemoed uit. Miss Nancy, kraaide hij met een zenuw achtige stem. Vader moest niet op die manier zoo tegen u spreken. Ik had niet gedacht, dat hij dat doen zou..., maar.... ik wil alles voor u doen, miss Nancy. Ik zou u mijn hartebloed willen geven als ik er u een pleizier mee kon doenen ik zou erg graag trillen, dat u deed wat vader gevraagd heeft. Ondanks zichzelf kwam Nancy onder den in druk van den heiligen ernst van den jongen Jack. Ieder woord wat hij zei, klonk oprecht en ofschoon hij in vele opzichten het evenbeeld van zijn vader was, hadden opvoeding en an dere omgang toch ook weer een ander mensch van hem gemaakt. Zeg, dat u het wil, zeg, dat u het wil, pleitte de jonge man op smeekenden toon, en er is niets, dat ik niet voor u zou willen doen. Nancy vond het moeilijk om antwoord te ge ven. Ze wilde de gevoelens van den jongen man niet kwetsen, maar anderzijds was de ge dachte, dat zij hem het antwoord zou geven, dat hij verlangde te hooren zóó absurd, dat ze de juiste woorden niet vinden kon. Ik ben bang, dat ik niet het antwoord kan geven, dat u graag hebben wilt, zei ze ten laat ste. Ik zit midden in de moeilijkheden en de laatste dagen heb ik over niets helder en rus tig kunnen nadenken. Natuurlijk, natuurlijk, viel de oude Jack haar bij, we hebben den tijd. Niet haasten, niet haasten, zeg ik altijd maar. Het jong kan een paar dagen wachten voor we de zaak definitief voor mekaar maken, of ken je zoolang niet wachten, jong? Ik wel dagen wachten, weken, maanden, zei de jonge Jack. Maar u wilt me toch wel 'n beetje hoop geven, nietwaar miss Trevanion? Ik kan niets beloven.... dat zou niet eer lijk zijn, zei het jonge meisje. Bovendien als Trevanion Court verkocht wordt.... Maar het hoeft niet verkocht te worden, viel de oude in. Als jij 'n beetje naar rede wilt luisteren Als Trevanion Court verkocht wordt, ging Nancy rustig voort, was het mijn bedoeling er een conditie bij te maken. Wat voor conditie? vroeg de oude man opgewonden. Haar woorden lieten doorscheme ren, dat ze het tot een verkoop zou laten ko men. De conditie dat ik een optie zal hebben om het terug te koopen binnen een zeker aan tal jaren, zeg vijf, Jij Trevanion Court terugkoopen! riep de oude Jack uit. Wie heeft ooit zoo iets krank zinnigs gehoord. Jij hebt het ook weer hoog in den kop. Ik heb achtduizend pond in de plaats gestoken en jij bezit geen koperen duit. Waar zou je al dat geld vandaan halen, deerntje? Dat is mijn zaak, nietwaar? antwoordde Nancy. Ik zal het in ieder geval in de voor waarden van den verkoop laten opnemen. Maar de boel hoort van mijn, van mijn! schreeuwde de oude man. Absoluut niet, als ik notaris Handy ten minste goed begrepen heb. Misschien brengt het goed meer dan 8000 pond op en in dat ge val krijgt u uw geld terug en kunt u niet de minste aanspraak op de bezitting maken. Dat zullen we dan motten afwachten, zei Jack Beel op hoogen toon. Ik heb mijn handen nou eenmaal in de taart gestoken en ik ben niet van plan los te laten. Wie zal er zooveel voor over hebben als ik? Ik heb 't m'n jong belooft als huwelijksgift. Ik had gedacht dat- ie hier direct kwam wonen as we de zaken veur mekaar hadden. Opeens mengde de jonge Jack zich in het gesprek. Ik wil u heelemaal niet van hier verjagen, miss Nancy; ik wil graag dat u hier blijft. Ik weet hoe u aan de plaats gehecht bent en ik ben overtuigd, dat het uw hart zou breken om hier vandaan te moeten. Kunt u me niet een kleine hoop geven? U houdt veel van Treva nion Court, nietwaar? En u wilt immers niet wegtrekken naar een vreemd huis? Ze wist niet hoe het kwam, maar de eenvou dige woorden van den jongen man overstelp ten haar, maakten haar week. Ze herinnerden haar aan wat ze met haar vader besproken had, drie dagen geleden. De gedachte uit het huis weg te moeten scheen haar plotseling er ger dan wat ook ter wereld. Of ik er van houd? barstte ze opeens uit, en de tranen kwamen haar in de oogen terwijl ze sprak. Of ik er van houd? U hebt er geen idee van hoe ik er aan gehecht ben. Het is ge bouwd door mijn voorvaderen, geslachten ach tereen heeft onze familie er in gewoond en de gedachte dat het in handen van vreemden moet komen.... Ze kon den zin niet afmaken, haar woorden werden telkens door snikken on derbroken. Waarom zoudt u hier vandaan gaan? pleitte de jonge man. U zult hier meesteres zijn zooals u het altijd geweest bent, ik wil al les voor u doen, miss Nancy, alles! Ja, maar ze zal hier niet blijven als ze 't verdraait om met je te trouwen, dat zal je weten! schreeuwde de oude Jack. Als jij gek wil wezen; ik ben het niet! Zeg, dat u wil, drong de oude Jack aan. Het zou mijn hart breken.... als....als.... Maar ik blijf vasthouden aan een optie, viel ze hem in de rede. Wil je daannee zeggen, dat je den jongen Jack niet hebben wil? vroeg de oude man booa en beleedigd. Ik bedoel wat ik zeg, was het diplomatieke antwoord van het jonge meisje. Optie, optie! mopperde de oude boer. Ik ben een zakenman en heb met die redenaasjes niks te maken. Ik wil de plaats koopen en daar mee afgeloopen. U bedoelt, dat u Trevanion Court hebben wil? Juist jongejuffer, dat wil ik. Het kan me geen steek schelen hoeveel een ander bied.... ik bied in alle geval méér. En niemand krijgt hem voor minder dan 10.000 pond! Goeden avond, zei het meisje hoog. Ik geloof, dat het doelloos is om verder te praten. Bovendien u bent hierheen gekomen om de plaats te bezichtigen, dus laat ik u niet ophou den. U kunt gaan waar u wilt; u hebt mijn toestemming. Je toestemming zeg je? Ik gaan waar ik wil? zei de oude Jack woedend. Dat zou ik ook zeggen! Ik zou wel ereis willen zien wie me te genhield! Kom jong, laten we maar es gaan rondkijken; over 'n dag of twee zal er wel be ter met het deerntje te praten wezen. Daarop ging hij met zijn zoon de deur uit en Nancy liet zich in een stoel vallen en schreide alsof haar hax*t breken zou. Ze vond alles zoo vreeselijk hopeloos. Ze had haar vader verlo ren en oude Jack had haar er aan herinnerd., als dat nog noodig wasdat ze ook haar tehuis had verloren. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 12