Als een sprookje van licht
De roode haan kraait victorie
Prikkeldraad
Het vijfde eeuwfeest der H. Lydwina
Versneld tempo bij
bruggenbouw
Pakhuis in brand
ILLUMINATIE VAN DEN
ST. PIETER
Late erkenning
MAANDAG 3 APRIL1
JOANNES DOMINICUS JOSEPH
AENCENENT
Bisschop van Haarlem
ZALIGHEID IN DEN HEER!
De St. Pieter te Rome feestelijk verlicht
Ter gelegenheid van het
Heilig Jaar
Het vuur vond in de licht brand-
bare fourage gretig voedsel
Brandweer machteloos
BOERDERIJBRAND TE UDEN
FELLE BRAND TE OSS
Brand in graanpakhuis
Twee winkels, twee woonhuizen en
een slagerij mede een prooi
der vlammen
Oude molen verbrand
Een der mooiste uit Overijssel
CARTONF ABRIEK VERBRAND
De brandweer wist uitbreiding te
voorkomen
VROUW IN BRAND GERAAKT
Bij 't vullen van een spiritustoestel
DE VLUCHT DER DUITSCHE
JODEN
Scherpe controle aan de grens
RADIO-TELEGRAAFVERKEER
St. Liduina's vi jf de eeuw
feest
De verkiezingsdag en de bedevaart
ASYLRECHT
Wordt het gehandhaafd?.
EEN GELUKKIG TEEKEN
Oud-minister bij den ex-keizer
Salarisverhooging bij de
Javasche Bank
NU HET NIEUWS ER AF IS
NA DEN VAL OVERLEDEN
door de genade Gods en de gunst van den
Apostolischen Stoel
Aan de Geestelijkheid en de Geloovigen van
ons Bisdom,
Beminde Geloovigen, op den 14den April
a.s. zal het 500 jaar geleden zijn, dat
de heilige Lydwina, de maagd van
Schiedam, in geur van groote heiligheid
overleed en hare engelreine ziel aan den
Schepper wedergaf. Gij hebt door middel
van de couranten reeds kennis ontvangen
van het verblijdende feit, dat vooral gedu
rende de feestelijke novene, die in de stad
Schiedam zal worden gehouden om dit vijf
de eeuwgetij zoo luisterrijk mogelijk te vie
ren, niet alleen uit Ons Bisdom, maar ook
uit andere Diocesen groote pelgrimsscharen
zullen optrekken naar de plaats, waar zij
geboren is, geleden heeft en gestorven is.
Maar verwacht mag worden, dat de Katho
lieken van het Bisdom Haarlem, waarin de
stad van hare geboorte en haar leven gele
gen is, op een geheel bijzondere wijze van
hun vereering en liefde zullen doen blijken.
En daarom achten Wij het als van zelf
sprekend, dat Wij U, beminde diocesanen,
bij het begin dezer maand, waarin de her
denkingsdag zal gevierd worden, het blijde
feest aankondigen en tot U de uitnoodiging
richten om allen zonder uitzondering aan
een devote feestviering deel te nemen. Het
kan natuurlijk Onze bedoeling niet zijn om
U aan te sporen, U allen bij de pelgrims
tochten naar Schiedam aan te sluiten, of
schoon Wij er op mogen rekenen, dat zeer
velen naar de plaats, waar zij geleefd heeft
en gestorven is, zullen opgaan. Maar Wij
willen U allen volgaarne de gelegenheid
geven om in de plaats Uwer inwoning van
Uw devotie te doen blijken. En daarom be
palen Wij bij deze, dat dit jaar op haar
feestdag in alle kerken van Ons Bisdom een
plechtige gezongen H. Mis zal worden op
gedragen, terwijl in den namiddag een Lof
ter harer eere zal worden gehouden. Zoo
doende wordt U allen de gelegenheid gebo
den om het feest mede te vieren. Daar haar
sterfdag, 14 April, dit jaar samenvalt met
den sterfdag des Heeren, den Goeden Vrij
dag, moet het feest worden verplaatst en
zal het gevierd worden op Maandag na de
Paaschweek, dus op Maandag 24 April. In
Verband daarmede zal de feestnovene, die
haar ter eere in de stad Schiedam zal wor
den gehouden, beginnen op Zaterdag 22
April, en eindigen op Zondag 30 April, op
welken sluitingsdag vier Bisschoppen van
Nederland naar haar geboortestad zullen
komen om er een Pontificale H. Mis op te
dragen.
Wanneer Wij u vandaag haar feest plech
tig aankondigen, dan doen Wij dit aller
eerst om U op te wekken tot een grootere
devotie voor de heilige Schiedamsche
Maagd. Zij is een der onzen, zij is van ons
geslacht, zij is van ons bloed. Zij mag ge
noemd worden de roem van ons volk; en
het zal moeilijk zijn een Nederlandsche
vrouw aan te wijzen, die grooter is dan zij.
Noemde Paus Benedictus XIV in de acht
tiende eeuw haar zelfs niet onder de „aller
heiligste vrouwen", die in de geschiedenis
der Kerk zijn opgetreden? Daar is dus voor
ons alle reden om op haar eeuwgetij te
jubelen en onze devotie tot haar aan te
kweeken. Moge deze feestviering er toe bij
dragen om haar heldhaftige deugden meer
bekend te maken, haar vereering onder de
katholieken te doen toenemen, en ook om
de waardeering voor haar eerbiedwaardige
en roemrijke figuur onder de andersden
kenden in ons vaderland te doen stijgen;
want zij behoort aan het geheele Neder
landsche volk, zij is de roem van heel ons
geslacht, in haar roem deelen allen, die den
naam van Nederlander dragen.
Doch niet alleen aan hare vereering zal
de meerdere bekendheid met haar deugden
ten goede komen, niet alleen haar roem zal
er door winnen, maar ook voor ons is de
kennis van Lydwina's leven van de grootste
beteekenis. Want onder de deugden, waar
door zij heeft uitgeblonken, is er één, die
wel het meest de aandacht trekt; en dat
is de deugd van heldhaftig geduld in het
verduren van het onnoemlijk lijden, dat
God haar overzond. Daardoor heeft zij ons
op bewonderenswaardige wijze geleerd, hoe
wij de rampen en wederwaardigheden van
dit leven moeten bezien; daardoor is zij
voor ons geworden een voorbeeld, hoe wij
de droefheden, waarvan dit aardsche tra
nendal zoo vol is, moeten dragen.
Immers, gedurende acht en dertig volle
jaren heeft zij geleden onuitsprekelijke
pijnen en smarten met een engelachtig ge
duld. Als kind van vijftien jaren werd zij
op het ziekbed geworpen, en door Gods bij
zondere beschikking bleef zij daaraan ge
kluisterd tot haren dood op drie en vijftig
jarigen leeftijd. En de folteringen, die zij
ten gevolge van haar kwalen doorstond,
waren zóó hevig, dat haar lichaam was ge
worden tot een ruïne. Dit alles onderging
zij met een heilige vreugde, zóódat zij het
lijden zelf liefhad en verklaarde, dat wan
neer het mogelijk was om door het bidden
van één Wees gegroet haar smarten te doen
ophouden, zij zulks niet zou willen, en dat
zij God zelfs smeekte haar lijden te ver
meerderen. „Heer zoo bad zij meermalen
tot God wreek op mij de beleedigingen,
die U worden aangedaan, en zend mij nieu
we smarten over".
Meent niet, beminde Geloovigen, dat de
H. Lydwina zonder moeite en strijd tot die
sublieme hoogte van geduld is opgeklom
men. Zij was een zwakke mensch als wij,
zij had van nature een afschrik van het
lijden zooals wij. En wij lezen dan ook in
baar levensgeschiedenis, dat zij in den be
ginne over hare ziekte bedroefd was en
klaagde, omdat zij maar niet kon begrijpen,
waarom haar dat alles overkwam. Maar
toen zij eenmaal tot het inzicht was ge
komen, dat zij daardoor gelijkvormig werd
aan den Goddelijken Meester en dat zij door
haar lijden uitboette de zonden der wereld,
werd dat lijden haar zoet en bracht zij het
weldra tot dien graad van heiligheid, dat
Paus Benedictus XIV haar noemde het
„voorbeeld voor allen, die lijden". En met
denzelfden eeretitel wordt zij aangeduid
door den H. Alfonsus en door meerdere
geestelijke schrijvers.
„Het voorbeeld voor allen, die lijden,"
mogen wij ons niet verheugen, dat dit ten
gevolge van de aanstaande feestviering in
helderder licht voor ons komt te staan juist
in dezen tijd, nu hooge lijdensgolven over
de wereld gaan en aan velen, die de diepe
beteekenis van het lijden niet kennen, de
moed dreigt te ontzinken? Ja, de viering
van dit eeuwgetij mogen wij zeker begroe
ten als een blijde gebeurtenis, die ons klaar
der zal doen zien, dat het lijden, indien wij
het dragen in het licht der bovennatuur
lijke waarheid, ons ten zegen strekt, over
eenkomstig de woorden van den H. Paulus,
die ons leerde, dat aan degenen, die God
voor oogen houden, alles ten goede mede
werkt. 1)
Vieren wij dus allen dit heerlijke eeuw
feest mede. Richten wij onze oogen eerbie
dig op Sinte Lydwina. Haar voorbeeld zal
ons sterken en ons brengen tot blijde over
gave aan de beschikkingen van Gods Vader
lijke Voorzienigheid. Bidden wij in deze
weken van voorbereiding, dat haar feest
zoo luisterrijk mogelijk zal slagen, opdat
hare vereering in ons vaderland toeneme
en opdat wij ons aan haar voorbeeld mogen
spiegelen en ons deemoedig buigen onder
Gods Vaderhand.
En zal dit Ons herderlijk schrijven op
Zondag 2 April in alle kerken en kapellen,
waarover een Rector is aangesteld, worden
voorgelezen.
Gegeven te Haarlem, 14 Maart 1933.
t J. D. J. AENGENENT,
Bisschop van Haarlem.
Op last van Zijne Hoogw. Excellentie,
TH. W. PICHOT,
Secretaris.
1) Diligentibus Deum omnia coöperantur in
bonum. (Rom. VIII, 28).
Het is al geruimen tijd geleden, dat
er iets uitlekte van een grootsch
plan voor bruggenbouw. Eenige
groote aannemersfirma's zouden zich ver-
eenigd hebben, terwijl twee groote banken
voor de financiering zouden zorgen. Het
geleek op het ei van Columbus.
Er zouden vier groote bruggen gebouwd
worden bij Rotterdam, Dordrecht, Moer
dijk en Hendrik-Ido waardoor de zoo
lang begeerde maar nooit verwezenlijkte
verbinding van Noord en Zuid zou tot stand
komen. Met dit werk waren een slordige
twintig millioen gemoeid. Die bruggen, als
dan nog particuliere eigendom, zouden
voor het publiek ter beschikking worden
gesteld tegen betaling van een bruggeld,
dat ongeveer gelijk zou zijn aan het veer
geld, dat men thans betalen moet. Boven
dien zou de staat jaarlijks een zeker be
drag betalen. En als dan de kosten op deze
wijze gedekt zouden zijn, zou de staat
eigenaar dezer bruggen worden.
Zoo ongeveer luidde, wat men over dit
grootsche plan vernam.
Alles scheen al in kannen en kruiken te
zijn, de minister van Waterstaat scheen
met dit plan, naar gezegd werd, erg inge
nomen.
Maar er gebeurde niets.
Onderwijl betaalde de staat groote be
dragen aan steun aan de werkloozen, die,
ware dit plan tot uitvoering gekomen, thans
daardoor loonenden arbeid zouden hebben
gevonden.
Waarom ging dit plan niet door?
Alwederom: naar verluidt, was het De
partement van Financiën er tegen.
Waarom?
Dit komen wij thans te weten door de
lezing van de Memorie van Toelichting,
behoorende bij een bij koninklijke bood
schap dd. 31 Maart bij de Tweede Kamer
ingediend tweetal wetsontwerpen.
Het eene wetsontwerp beoogt aan de re
geering vrijheid te geven, om een con
cessie tot tolheffing te verleenen aan een
op te richten N.V. „Versnelde Bruggen
bouw."
Het andere is noodig om op de Begroo
ting van Waterstaat een post te brengen
van ƒ300.000 voor deelneming in het aan-
deelen-kapitaal, en van 700.000 voor de
verstrekking van rentedragende voorschot
ten aan de zoo juist genoemde, nog op te
richten, naamlooze vennootschap.
Er blijkt dus uit, dat de staat zich meester
heeft gemaakt van het door particulieren
uitgedachte plan, en het nu zelf gaat uit
voeren door middel van een „N.V.", waar
van echter de staat de eenige aandeelhou
der zal zijn, en dus directie en commis
sarissen benoemt.
Erkend wordt in de M. v. T., dat het
particuliere plan inderdaad groote voor
deden bood. Vooreerst zou de kapitaalvoor
ziening niet door den staat, die toch al in
dezen tijd zoo groote bedragen heeft op te
nemen, behoeven te geschieden. En ver
volgens zou de zekerheid hebben bestaan,
dat dan de bruggen op 1 Januari 1938 in
bedrijf zouden zijn. Immers geschiedt de
uitvoering rechtstreeks door den staat, dan
kan 't wel langer duren, omdat Waterstaat
nu eenmaal niet over zulke groote bureaux
voor ontwerpen beschikt als de met de par
ticuliere maatschappij samenwerkende
aannemers.
Maar ziehier nu de bezwaren:
Vooreerst is het opstellen van het con
tract moeilijker, wanneer het zou gegaan
zijn tusschen den staat, de aannemers en
de financierende banken, dan wanneer de
staat de N.V. opricht en financiert. Er wa
ren allerlei mogelijkheden en risico's, die
men niet voldoende vooraf kan regelen;
deze zouden bij verschil van inzicht later
door arbitrage moeten worden opgelost.
Maar bovendien: die financierende ban
ken doen dat ook niet pro deo, en ze zou
den zich tegen allerlei risico's door ver
zekering willen dekken.
En tenslotte: de personeelslasten zouden
hooger zijn, daar naast het personeel van
de N.V. ook de staat nog ambtenaren zou
noodig hebben om voor zijn belangen te
waken.
Derhalve viel de keuze op gecamoufleerde
staatsexploitatie door middel van een vrij
wel fictieve Naamlooze Vennootschap.
Niet duidelijk wordt gemaakt, waarom de
staat die N.V. eigenlijk noodig heeft. Is het
alleen, om aan het lastige, maar zoo drin
gend noodige, toezicht van de Rekenkamer
te ontsnappen? Dan valt het nog moei
lijker te begrijpen, dat juist het Departe
ment van Financiën voor deze staats-N.V.
geporteerd bleek, te meer, waar daarbij
toch juist voor het Departement van Fi
nanciën nog bovendien het bezwaar komt,
Vijfduizend electrische gloeilampen en
negenhonderd fakkels zullen in ver
band met het H. Jaar in den avond van
eersten Paaschdag de Basiliek van Sint Pieter
en de zuilengang van Bernini rondom het
Sint Pietersplein feestelijk verlichten. De reus
achtige koepel en ook het kruis, de voorgevel
der Basiliek en de cirkel van de zuilengang
alles zal gedompeld worden in een zee van
licht en minstens zesduizend menschen zullen
naar het Sint Pietersplein trekken om de illu
minatie te zien, terwijl er tachtig- of honderd
duizend het sprookjesachtige lichtspel uit de
verte zullen gadeslaan vanaf de bruggen over
den Tiber, den Pincio enzoovoorts. Want ook
dat nu de staat, die toch al zoo groote be
dragen leenen moet, nu ook voor deze
21 millioen weer een beroep op de kapitaal
markt zal moeten doen.
Doch hoe dit zij, het plan op zich zelf
tot versnelden bruggenbouw valt warm toe
te juichen. Vooral om de groote econo
mische belangen, aan een betere verbin
ding tusschen Zuid en Noord verbonden,
als ook om het stevig stuk werkverruiming,
dat in deze groote werken schuilt.
Alleen is het jammer/dat deze wetsont
werpen eerst thans zijn ingediend.
Zal de Tweede Kamer ze nog willen en
kunnen behandelen?
Het gaat hier eenerzijds om een totaal
uitgaaf van 21 millioen gulden vervol
gens om het principe van wederinvoering
van tolheffing en tenslotte om de keuze
tusschen het particuliere plan en het
staats-plan.
Daarover zal wel een hartig woordje
vallen.
Toch hopen wij, dat het groote voordeel,
dat er een dergelijk groot object van werk
verruiming komt, de Kamer over overigens
zeer begrijpelijke en in normale omstan
digheden zelfs onoverkoombare bezwaren
zal doen heenstappen.
Zondagavond tegen half tien werd de brand
weer te Harlingen gealarmeerd voor een brand,
die was uitgebroken in 't fouragepakhuis aan
den straatweg HarlingenLeeuwarden, dat bij
het publiek bekend staat als het Stroopakhuis.
Het pand, dat nog' in de gemeente Barradeel is
gelegen, grenst onmiddellijk aan de bebouwde
kom van Harlingen, doch staat op vrij terrein.
Behalve voor de voorraden vlas, zeegras, stroo
e. d. werd het pakhuis gebruikt als garage voor
verscheidene auto's, waarvan toevalligerwijze
echter slechts een viertal Zondagavond in het
pakhuis stond. In de licht brandbare voorraden
vond het vuur een gretig voedsel, zoodat 't vuur
spoedig fel om zich heen greep. De brandweer,
die het vuur met twee motorspuiten aantastte,
mocht er dan ook niet in slagen hefr pand te
behouden. Het brandde tot den grond toe af. De
schade bedraagt volgens schatting ongeveer
20.000. Omtrent verzekering is niets bekend.
Ook omtrent de oorzaak tast men nog in het
duister.
Het vee mede omgekomen
Zondagavond is te Uden brand uitgebroken
en de boerderij van den landbouwer Peepers tot
den grond toe afgebrand. Buren waarschuwden
de vrouw van P., die alleen thuis was. Het rie
ten dak stond toen reeds in lichterlaaie. Noch
van het woonhuis, noch van den inboedel was
iets te redden. Ook de stal werd door brand
aangetast. Drie koeien, vier kalveren, eenige
varkens en geiten en een vijftigtal kippen kwa
men jammerlijk in de vlammen om.
Alleen een kleine schuur kon worden behou
den. De brandweer deed wegens watergebrek
geen dienst. Omtrent de oorzaak van dezen
brand, die door verzekering wordt gedekt, is
niets bekend.
De brandweer door watergebrek
bemoeilijkt
Zondagavond omstreeks acht uur brak een
felle brand uit in de groote landbouwerswoning
van L. Verbruggen op den Boonakker te Oss.
De geheele landbouwersw&ning ston in 'n om
mezien van tijd in lichterlaaie en brandde ge
heel af.
De brandweer die spoedig ter plaatse was,
kon door gebrek aan water weinig hulp bieden.
Van den inboedel kon zoo goed als niets gered
worden. Eenig vee kwam in de vlammen om. Ver
zekering dekt de schade.
Tegen den middag is Zondag te Geesteren
Cgem. Tubbergen) een ernstige brand uitgebro
ken. Een graanpakhuis van den A. B. T. B. met
woonhuis, alsmede een winkelhuis, nóg een
woonhuis, een slagerij en een kapperswinkel
zijn een prooi der vlammen geworden.
De burgemeester van Tubbergen riep de as
sistentie in van de brandweer uit Almelo, welke
met een stoomspuit ter plaatse verscheen en
het vuur met twee stralen aantastte. Hierdoor
kon verdere uitbreiding van den brand worden
tegengegaan. Het blusschingswerk nam nog eg-
ruimen tijd in beslag. De burgemeester van Al
melo bevond zich eveneens op het terrein van
den brand. De oorzaak van den brand is on
bekend. De schade bedraagt meer dan 15.000
gulden en wordt door de verzekering gedekt.
Zaterdagnacht is te Diepenveen de koren
molen van de Coöp. Landbouw'vereeniging al
daar, een van de mooiste oude molens van
Overijssel, door brand vernield. Ten gevolge van
gebrek aan water viel aan blusschen niet te
denken. De brandkast, bevattende o.a. een be
drag van 1700.heeft goed weerstand ge
boden aan het vuur.
De oorzaak van den brand is onbekend. Ver
zekering dekt de schade. De molen was in 1753
gesticht als oliemolen en in 1865 verbouwd tot
korenmolen.
Zondagmorgen heeft een felle binnenbrand
gewoed in de cartonnagefabriek van G. M. S.
in den Middelweg te Leiden. Waarschijnlijk is
deze brand ontstaan, doordat eenige vellen
carton te dicht bij de brandende kachel hebben
gestaan.
Hoewel de brandweer spoedig en krachtig in
greep, kon zij toch niet verhinderen, dat de
geheele werkplaats uitbrandde.
De geheele voorraad, de machines en het ma
teriaal gingen verloren.
De belendende perceelen, n.l. de woning van
S. zelf en de Luthersche kerk bekwamen geen
schade.
De ondernemer was slechts laag verzekerd.
Toen Zondagmiddag de 29-jarige vrouw L.
van W. in de Pimpernelstraat te Rotterdam
een zgn. primustoestel met spiritus wilde bij
vullen en daarbij niet had bemerkt dat het
toestel nog brandde, geraakten plotseling haar
kleeren in brand. Hoewel haar echtgenoot en
enkele buren spoedig te hulp schoten en met
enkele dekens de vlammen wisten te dooven,
had zij toch reeds zulke ernstige brandwonden
bekomen, dat zij in zorgwekkenden toestand
naar het ziekenhuis aan den Coolsingel moest
worden overgebracht.
voor de Romeinen heeft dit schouwspel zijn
aantrekkingskracht nog niet verloren. De hooge
kosten welke er aan verbonden zijn, maken het
zeer zeldzaam.
De illuminatie van Sint Pieter is niet alleen
technisch zeer moeilijk, maar er zijn ook groote
gevaren aan verbonden. De voorbereiding er
van pleegt enkele dagen in beslag te nemen.
Gewoonlijk werken er ongeveer twee-honderd
man aan. Voor de ontsteking der illuminatie
zijn eveneens twee-honderd man noodig die in
dertig ploegen verdeeld worden. Elke ploeg
onder de leiding van een „sampietrino", een
arbeider die in vasten dienst aan den Sint
Pieter verbonden is.
Het moeilijkst en voor de arbeiders het ge
vaarlijkst is de illuminatie van den koepel en
het kruis dat daar op staat. Vijf ploegen zijn
er noodig voor de verlichting der onderste
galerij om den koepel en voor de vensters in
den voorgevel. Andere ploegen zorgen voor de
balustrade boven den voorgevel, voor den
klokketoren, voor de zuilen voor den gevel en
voor de groote „loggia", het balcon waarvan
de Pausen de verzamelde massa bij groote ge
beurtenissen plegen te zegenen.
De illuminatie heeft in twee gedeelten plaats.
Eerst ontgloeien de electrische lampen die alle
tegelijk worden ingeschakeld, en teekenen de
Hjnen van den voorgevel van den Sint Pieter en
van de zuilengang rond het Sint Pietersplein.
Later in den avond, gewoonlijk om negen uur,
worden de fakkels ontstoken. Het is een soort
van traditie dat eerst de hoogste der vijf fak
kels die op het kruis boven den koepel zijn
aangebracht, ontstoken wordt. Dit is tevens het
sein voor de arbeiders dat zij zoo gauw moge
lijk de hun toevertrouwde fakkels ontsteken
moeten. Het ontsteken der negenhonderd
fakkels dat vooral in de duisternis van den
avond noch makkelijk, noch ongevaarlijk ge
noemd kan worden, is zoo goed geregeld dat
hoogstens twee minuten na het ontvlammen
van de fakkel op het kruis, de laatste gouden
vlammen beginnen op te flikkeren.
Men stelle zich niet voor dat de Sint Pieter
met gewone pekfakkels geïllumineerd wordt.
Goed beschouwd, zou men zelfs beter van vet
potjes kunnen spreken dan van fakkels. Off!
cieel heeten deze vetpotjes echter „fiaccole"
en de vertaling in „fakkels" ligt dus voor de
hand.
Het zijn vrij groote ijzeren kroezen die wor
den gevuld met een mengsel van olie en zeer
brandbaar vet. Een dot vlas vergemakkelijkt de
ontsteking. Ook bij te Rome overigens vrij
zeldzamen sterken wind, houden deze fak
kels het wel minstens drie uren vol.
In den regel duurt de illuminatie van Sint
Pieter tot middernacht. De electrische gloei
lampen worden dan gedoofd. De fakkels laat
men natuurlijk uitbranden. Een groote massa
pleegt af te wachten dat het laatste flakke
rende vlammetje dooft, ook al duurt dit wel
eens tot half-twee.
Nadruk verboden. (United-Press)
De verscherpte maatregelen door de Duitsche
regeering tegen de Joodsche staatsburgers ge
troffen, heeft vele Israëlieten uit het grensge^
bied opgejaagd naar Holland. Niet alleen de
boycot, maar vooral ook de onzekerheid om
trent hun toekomstig lot heeft vele Israëlieten
bewogen Duitschland verlaten. Sinds Vrijdag
zijn aan de grens, zoowel bij Nijmegen als
Gennep per trein en auto honderden Joden
naar Holland gevlucht. Wij vernamen zelfs, dat
Zaterdag autobussen vol uit de richting Zeve
naar en Nijmegen via Utrecht naar Den Haag
en Rotterdam zijn vertrokken. In de grens
plaatsen als Gennep, Zevenaar en ook Beek
waren de hotels opgepropt met Duitsche gas
ten. Nie slechts van Duitsche zijde, maar ook
aan de Nederlandsche douane wordt een bij
zondere controle uitgeoefend op die vluchtelin
gen, die niet in staat zijn in hun levensonder
houd te voorzien en die onvoldoende kunnen
aantoonen, of zij in Holland een betrekking of
een of ander onderzoek kunnen krijgen, waar
zij voorloopig niet t elaste komen van de ge
meenschap. Zoo zijn de laatste dagen in het
grensgebied verschillende vluchtelingen, die per
trein kwamen, niet doorgelaten. Deze maat
regel gold reeds van oudsher, maar is juist,
nu de toestand in de grenszone kritieker ge
worden is, verscherpt.
Met ingang van 3 April wordt een recht-
streeksche radiotelegrafische verbinding geopend
met Hongarije (Budapest). Dit wordt dan de
12e Europeesche radio-verbinding, welke door
Amsterdam wordt onderhouden.
Te Enschede heeft de heer Albarda gede
batteerd met den heer Schmidt van de
O. S. P.; en in zijn repliek moet de
heer Albarda volgens het verslag in „De Fak
kel" o.m. het navolgende gezegd hebben:
,De S. D. A. P. aanvaardde als haar taak,
de kwade gevolgen van de krisis te keren, maar
men kan haar toch niet kwalik nemen, dat zij
daarin niet volledig is geslaagd. De lonen en
uitkeringen zijn hier hoger dan overal elders
in Europa en dat is te danken aan de aksie van
S. D. A. P. en N. V. V. Natuurlijk kon niet elke
achteruitgang worden gekeerd.
De S. D. A. P. staart zich niet blind op het
parlement, maar de verkiezingen zijn een maat
staf voor onze invloed onder de arbeiders. Aan
revolutionnaire bewegingen zouden de kristelike
en katolieke arbeiders zeker niet meedoen.
Langs de on-demokratiese weg krijgen we de
51 zetels nooit! Langs demokratiese is het
mogelik, zooals b.v. Zweden bewijst, waar de
socialisten in 1932 de meerderheid veroverden."
De S. D. A. P. verwijt op haar congressen
en in haar pers der Regeering dat niets goed
is hier in Holland; dat de „honger-regeering
Ruys" den arbeiders het brood ontneemt, dat
het onderwijs het volkskind vtirdt onthou
den, dat de arbeiders in „ellendige krotten"
moeten wonen.
Wat doen de socialisten? Zij gaan zich. te
buiten aan groote woorden, maar schuwen de
daad en de verantwoordelijkheid.
Hier zien wij nu echter een sociaal-democraat
en nog wel den leider Albarda, die ter verant
woording geroepen wordt. Waar zijn nu de su
perlatieven, waar de beruchte koppen der ar
beiderspers?
Waarom belooft hij nu geen socialisatie? Nu
doet hij plotseling de ontdekking dat er on
danks de „honger-regeering Ruys" toch nog
wel iets in Holland wordt gevonden, dat goed is:
„de loonen en uitkeeringen zijn hier hooger
dan overal elders in Europa...."
Dat kunnen wij met Albarda als feit consta-
teeren. Weliswaar voegt Albarda er aan toe dat
dit loonpeil en dit peil der uitkeeringen uitslui
tend aan de S. D. A. P. te danken is, maar da;t
kunnen we voor kennisgeving aannemen, we
zijn er aan gewoon, dat de S. D. A. P., welke
de verantwoordelijkheid in den Staat schuwt,
het monopolie van alle sociale voorzieningen
voor zich opeischt.
Voor heden is het voldoende te constateeren
dat de S. D. A. P., een enkele maal ter ver
antwoording geroepen, zich haast te erkennen
dat de sociale toestanden hier beter zijn dan
overal elders in Europa, dus ook beter dan b.v,
in Denemarken waar socialisten regeeren.
Op den aanstaanden verkiezingsdag, 26 April
zullen de meisjescongregaties van geheel het
land in nationale bedevaart naar Schiedam
komen om de H. Liduïna gedurende de groot
sche eeuwfeestnovene op bijzondere wijze te
huldigen namens jong vrouwelijk Nederland.
Zoowel het Secretariaat der Maria-congrega-
ties als het bestuur der R. K. Staatspartij wen-
schen er de aandacht op te vestigen, dat de
jonge meisjes, die propagandisten zijn, op dien
dag op de allereerste plaats deze taak moeten
vervullen. De groote, ook godsdienstige belan
gen, welke bij deze verkiezing op het spel staan,
kunnen voor haar de keuze tusschen de bede
vaart en haar propagandistenwerk niet moeilijk
doen zijn: haar plaats is op dezen dag in het
leger van de strijders voor de groote katholieke
zaak op het politieke front.
Des te vuriger wenschen beide bovengenoem
de organisaties, dat juist op 26 April groote
scharen van jonge meisjes naar Schiedam zul
len optrekken, als de biddenden achter de vuur
linie. Want al hebben de strijdenden een ge
weldige taak, die der biddenden is niet gerin
ger: Gods zegen af te smeeken door St. Liduï-
na's voorspraak, over de soldaten aan het front.
Ieder dus zijn werk. Vrouwelijke propagandis
ten rond de stembus: en de andere congrega-
nisten naar Schiedam om de H. Liduïna te hul
digen en te eeren.
Naar „Het Volk" verneemt, zal de heer Oude
geest in de Eerste Kamer een interpellatie aan
vragen om zich te vergewissen, of de regeering
thans ten aanzien van Duitsche vluchtelingen
wel het asylrecht handhaaft.
Uit Doorn wordt ons bericht, dat oud-minister
mr. Kan, heden een bezoek heeft gebracht aan
den gewezen Duitschen keizer,
BATAVIA, 3 April (Aneta). De directie van
de Javasche Bank kende met ingang van 1
April, het begin van het nieuwe boekjaar, aan
de daarvoor in aanmerking komende personen
een salarisverhooging toe.
Dinsdag 4 April zal de inboedel van den
Maastrichtschen Raadskelder (antiquiteiten
enz.) bij executie worden verkocht.
Zaterdagmiddag werd te Helmond de zestien-
jarig§ Frans van Nunen aangereden door een
auto, waarbij hij zoo ongelukkig kwam te val
len, dat hij een hersenschudding bekwam, aan
de gevolgen waarvan hij Zondagmorgen is over
leden.