Als een sprookje van licht De roode haan kraait victorie Prikkeldraad Het vijfde eeuwfeest der H. Lydwina Versneld tempo bij bruggenbouw Pakhuis in brand ILLUMINATIE VAN DEN ST. PIETER Late erkenning MAANDAG 3 APRIL1 JOANNES DOMINICUS JOSEPH AENCENENT Bisschop van Haarlem ZALIGHEID IN DEN HEER! De St. Pieter te Rome feestelijk verlicht Ter gelegenheid van het Heilig Jaar Het vuur vond in de licht brand- bare fourage gretig voedsel Brandweer machteloos BOERDERIJBRAND TE UDEN FELLE BRAND TE OSS Brand in graanpakhuis Twee winkels, twee woonhuizen en een slagerij mede een prooi der vlammen Oude molen verbrand Een der mooiste uit Overijssel CARTONF ABRIEK VERBRAND De brandweer wist uitbreiding te voorkomen VROUW IN BRAND GERAAKT Bij 't vullen van een spiritustoestel DE VLUCHT DER DUITSCHE JODEN Scherpe controle aan de grens RADIO-TELEGRAAFVERKEER St. Liduina's vi jf de eeuw feest De verkiezingsdag en de bedevaart ASYLRECHT Wordt het gehandhaafd?. EEN GELUKKIG TEEKEN Oud-minister bij den ex-keizer Salarisverhooging bij de Javasche Bank NU HET NIEUWS ER AF IS NA DEN VAL OVERLEDEN door de genade Gods en de gunst van den Apostolischen Stoel Aan de Geestelijkheid en de Geloovigen van ons Bisdom, Beminde Geloovigen, op den 14den April a.s. zal het 500 jaar geleden zijn, dat de heilige Lydwina, de maagd van Schiedam, in geur van groote heiligheid overleed en hare engelreine ziel aan den Schepper wedergaf. Gij hebt door middel van de couranten reeds kennis ontvangen van het verblijdende feit, dat vooral gedu rende de feestelijke novene, die in de stad Schiedam zal worden gehouden om dit vijf de eeuwgetij zoo luisterrijk mogelijk te vie ren, niet alleen uit Ons Bisdom, maar ook uit andere Diocesen groote pelgrimsscharen zullen optrekken naar de plaats, waar zij geboren is, geleden heeft en gestorven is. Maar verwacht mag worden, dat de Katho lieken van het Bisdom Haarlem, waarin de stad van hare geboorte en haar leven gele gen is, op een geheel bijzondere wijze van hun vereering en liefde zullen doen blijken. En daarom achten Wij het als van zelf sprekend, dat Wij U, beminde diocesanen, bij het begin dezer maand, waarin de her denkingsdag zal gevierd worden, het blijde feest aankondigen en tot U de uitnoodiging richten om allen zonder uitzondering aan een devote feestviering deel te nemen. Het kan natuurlijk Onze bedoeling niet zijn om U aan te sporen, U allen bij de pelgrims tochten naar Schiedam aan te sluiten, of schoon Wij er op mogen rekenen, dat zeer velen naar de plaats, waar zij geleefd heeft en gestorven is, zullen opgaan. Maar Wij willen U allen volgaarne de gelegenheid geven om in de plaats Uwer inwoning van Uw devotie te doen blijken. En daarom be palen Wij bij deze, dat dit jaar op haar feestdag in alle kerken van Ons Bisdom een plechtige gezongen H. Mis zal worden op gedragen, terwijl in den namiddag een Lof ter harer eere zal worden gehouden. Zoo doende wordt U allen de gelegenheid gebo den om het feest mede te vieren. Daar haar sterfdag, 14 April, dit jaar samenvalt met den sterfdag des Heeren, den Goeden Vrij dag, moet het feest worden verplaatst en zal het gevierd worden op Maandag na de Paaschweek, dus op Maandag 24 April. In Verband daarmede zal de feestnovene, die haar ter eere in de stad Schiedam zal wor den gehouden, beginnen op Zaterdag 22 April, en eindigen op Zondag 30 April, op welken sluitingsdag vier Bisschoppen van Nederland naar haar geboortestad zullen komen om er een Pontificale H. Mis op te dragen. Wanneer Wij u vandaag haar feest plech tig aankondigen, dan doen Wij dit aller eerst om U op te wekken tot een grootere devotie voor de heilige Schiedamsche Maagd. Zij is een der onzen, zij is van ons geslacht, zij is van ons bloed. Zij mag ge noemd worden de roem van ons volk; en het zal moeilijk zijn een Nederlandsche vrouw aan te wijzen, die grooter is dan zij. Noemde Paus Benedictus XIV in de acht tiende eeuw haar zelfs niet onder de „aller heiligste vrouwen", die in de geschiedenis der Kerk zijn opgetreden? Daar is dus voor ons alle reden om op haar eeuwgetij te jubelen en onze devotie tot haar aan te kweeken. Moge deze feestviering er toe bij dragen om haar heldhaftige deugden meer bekend te maken, haar vereering onder de katholieken te doen toenemen, en ook om de waardeering voor haar eerbiedwaardige en roemrijke figuur onder de andersden kenden in ons vaderland te doen stijgen; want zij behoort aan het geheele Neder landsche volk, zij is de roem van heel ons geslacht, in haar roem deelen allen, die den naam van Nederlander dragen. Doch niet alleen aan hare vereering zal de meerdere bekendheid met haar deugden ten goede komen, niet alleen haar roem zal er door winnen, maar ook voor ons is de kennis van Lydwina's leven van de grootste beteekenis. Want onder de deugden, waar door zij heeft uitgeblonken, is er één, die wel het meest de aandacht trekt; en dat is de deugd van heldhaftig geduld in het verduren van het onnoemlijk lijden, dat God haar overzond. Daardoor heeft zij ons op bewonderenswaardige wijze geleerd, hoe wij de rampen en wederwaardigheden van dit leven moeten bezien; daardoor is zij voor ons geworden een voorbeeld, hoe wij de droefheden, waarvan dit aardsche tra nendal zoo vol is, moeten dragen. Immers, gedurende acht en dertig volle jaren heeft zij geleden onuitsprekelijke pijnen en smarten met een engelachtig ge duld. Als kind van vijftien jaren werd zij op het ziekbed geworpen, en door Gods bij zondere beschikking bleef zij daaraan ge kluisterd tot haren dood op drie en vijftig jarigen leeftijd. En de folteringen, die zij ten gevolge van haar kwalen doorstond, waren zóó hevig, dat haar lichaam was ge worden tot een ruïne. Dit alles onderging zij met een heilige vreugde, zóódat zij het lijden zelf liefhad en verklaarde, dat wan neer het mogelijk was om door het bidden van één Wees gegroet haar smarten te doen ophouden, zij zulks niet zou willen, en dat zij God zelfs smeekte haar lijden te ver meerderen. „Heer zoo bad zij meermalen tot God wreek op mij de beleedigingen, die U worden aangedaan, en zend mij nieu we smarten over". Meent niet, beminde Geloovigen, dat de H. Lydwina zonder moeite en strijd tot die sublieme hoogte van geduld is opgeklom men. Zij was een zwakke mensch als wij, zij had van nature een afschrik van het lijden zooals wij. En wij lezen dan ook in baar levensgeschiedenis, dat zij in den be ginne over hare ziekte bedroefd was en klaagde, omdat zij maar niet kon begrijpen, waarom haar dat alles overkwam. Maar toen zij eenmaal tot het inzicht was ge komen, dat zij daardoor gelijkvormig werd aan den Goddelijken Meester en dat zij door haar lijden uitboette de zonden der wereld, werd dat lijden haar zoet en bracht zij het weldra tot dien graad van heiligheid, dat Paus Benedictus XIV haar noemde het „voorbeeld voor allen, die lijden". En met denzelfden eeretitel wordt zij aangeduid door den H. Alfonsus en door meerdere geestelijke schrijvers. „Het voorbeeld voor allen, die lijden," mogen wij ons niet verheugen, dat dit ten gevolge van de aanstaande feestviering in helderder licht voor ons komt te staan juist in dezen tijd, nu hooge lijdensgolven over de wereld gaan en aan velen, die de diepe beteekenis van het lijden niet kennen, de moed dreigt te ontzinken? Ja, de viering van dit eeuwgetij mogen wij zeker begroe ten als een blijde gebeurtenis, die ons klaar der zal doen zien, dat het lijden, indien wij het dragen in het licht der bovennatuur lijke waarheid, ons ten zegen strekt, over eenkomstig de woorden van den H. Paulus, die ons leerde, dat aan degenen, die God voor oogen houden, alles ten goede mede werkt. 1) Vieren wij dus allen dit heerlijke eeuw feest mede. Richten wij onze oogen eerbie dig op Sinte Lydwina. Haar voorbeeld zal ons sterken en ons brengen tot blijde over gave aan de beschikkingen van Gods Vader lijke Voorzienigheid. Bidden wij in deze weken van voorbereiding, dat haar feest zoo luisterrijk mogelijk zal slagen, opdat hare vereering in ons vaderland toeneme en opdat wij ons aan haar voorbeeld mogen spiegelen en ons deemoedig buigen onder Gods Vaderhand. En zal dit Ons herderlijk schrijven op Zondag 2 April in alle kerken en kapellen, waarover een Rector is aangesteld, worden voorgelezen. Gegeven te Haarlem, 14 Maart 1933. t J. D. J. AENGENENT, Bisschop van Haarlem. Op last van Zijne Hoogw. Excellentie, TH. W. PICHOT, Secretaris. 1) Diligentibus Deum omnia coöperantur in bonum. (Rom. VIII, 28). Het is al geruimen tijd geleden, dat er iets uitlekte van een grootsch plan voor bruggenbouw. Eenige groote aannemersfirma's zouden zich ver- eenigd hebben, terwijl twee groote banken voor de financiering zouden zorgen. Het geleek op het ei van Columbus. Er zouden vier groote bruggen gebouwd worden bij Rotterdam, Dordrecht, Moer dijk en Hendrik-Ido waardoor de zoo lang begeerde maar nooit verwezenlijkte verbinding van Noord en Zuid zou tot stand komen. Met dit werk waren een slordige twintig millioen gemoeid. Die bruggen, als dan nog particuliere eigendom, zouden voor het publiek ter beschikking worden gesteld tegen betaling van een bruggeld, dat ongeveer gelijk zou zijn aan het veer geld, dat men thans betalen moet. Boven dien zou de staat jaarlijks een zeker be drag betalen. En als dan de kosten op deze wijze gedekt zouden zijn, zou de staat eigenaar dezer bruggen worden. Zoo ongeveer luidde, wat men over dit grootsche plan vernam. Alles scheen al in kannen en kruiken te zijn, de minister van Waterstaat scheen met dit plan, naar gezegd werd, erg inge nomen. Maar er gebeurde niets. Onderwijl betaalde de staat groote be dragen aan steun aan de werkloozen, die, ware dit plan tot uitvoering gekomen, thans daardoor loonenden arbeid zouden hebben gevonden. Waarom ging dit plan niet door? Alwederom: naar verluidt, was het De partement van Financiën er tegen. Waarom? Dit komen wij thans te weten door de lezing van de Memorie van Toelichting, behoorende bij een bij koninklijke bood schap dd. 31 Maart bij de Tweede Kamer ingediend tweetal wetsontwerpen. Het eene wetsontwerp beoogt aan de re geering vrijheid te geven, om een con cessie tot tolheffing te verleenen aan een op te richten N.V. „Versnelde Bruggen bouw." Het andere is noodig om op de Begroo ting van Waterstaat een post te brengen van ƒ300.000 voor deelneming in het aan- deelen-kapitaal, en van 700.000 voor de verstrekking van rentedragende voorschot ten aan de zoo juist genoemde, nog op te richten, naamlooze vennootschap. Er blijkt dus uit, dat de staat zich meester heeft gemaakt van het door particulieren uitgedachte plan, en het nu zelf gaat uit voeren door middel van een „N.V.", waar van echter de staat de eenige aandeelhou der zal zijn, en dus directie en commis sarissen benoemt. Erkend wordt in de M. v. T., dat het particuliere plan inderdaad groote voor deden bood. Vooreerst zou de kapitaalvoor ziening niet door den staat, die toch al in dezen tijd zoo groote bedragen heeft op te nemen, behoeven te geschieden. En ver volgens zou de zekerheid hebben bestaan, dat dan de bruggen op 1 Januari 1938 in bedrijf zouden zijn. Immers geschiedt de uitvoering rechtstreeks door den staat, dan kan 't wel langer duren, omdat Waterstaat nu eenmaal niet over zulke groote bureaux voor ontwerpen beschikt als de met de par ticuliere maatschappij samenwerkende aannemers. Maar ziehier nu de bezwaren: Vooreerst is het opstellen van het con tract moeilijker, wanneer het zou gegaan zijn tusschen den staat, de aannemers en de financierende banken, dan wanneer de staat de N.V. opricht en financiert. Er wa ren allerlei mogelijkheden en risico's, die men niet voldoende vooraf kan regelen; deze zouden bij verschil van inzicht later door arbitrage moeten worden opgelost. Maar bovendien: die financierende ban ken doen dat ook niet pro deo, en ze zou den zich tegen allerlei risico's door ver zekering willen dekken. En tenslotte: de personeelslasten zouden hooger zijn, daar naast het personeel van de N.V. ook de staat nog ambtenaren zou noodig hebben om voor zijn belangen te waken. Derhalve viel de keuze op gecamoufleerde staatsexploitatie door middel van een vrij wel fictieve Naamlooze Vennootschap. Niet duidelijk wordt gemaakt, waarom de staat die N.V. eigenlijk noodig heeft. Is het alleen, om aan het lastige, maar zoo drin gend noodige, toezicht van de Rekenkamer te ontsnappen? Dan valt het nog moei lijker te begrijpen, dat juist het Departe ment van Financiën voor deze staats-N.V. geporteerd bleek, te meer, waar daarbij toch juist voor het Departement van Fi nanciën nog bovendien het bezwaar komt, Vijfduizend electrische gloeilampen en negenhonderd fakkels zullen in ver band met het H. Jaar in den avond van eersten Paaschdag de Basiliek van Sint Pieter en de zuilengang van Bernini rondom het Sint Pietersplein feestelijk verlichten. De reus achtige koepel en ook het kruis, de voorgevel der Basiliek en de cirkel van de zuilengang alles zal gedompeld worden in een zee van licht en minstens zesduizend menschen zullen naar het Sint Pietersplein trekken om de illu minatie te zien, terwijl er tachtig- of honderd duizend het sprookjesachtige lichtspel uit de verte zullen gadeslaan vanaf de bruggen over den Tiber, den Pincio enzoovoorts. Want ook dat nu de staat, die toch al zoo groote be dragen leenen moet, nu ook voor deze 21 millioen weer een beroep op de kapitaal markt zal moeten doen. Doch hoe dit zij, het plan op zich zelf tot versnelden bruggenbouw valt warm toe te juichen. Vooral om de groote econo mische belangen, aan een betere verbin ding tusschen Zuid en Noord verbonden, als ook om het stevig stuk werkverruiming, dat in deze groote werken schuilt. Alleen is het jammer/dat deze wetsont werpen eerst thans zijn ingediend. Zal de Tweede Kamer ze nog willen en kunnen behandelen? Het gaat hier eenerzijds om een totaal uitgaaf van 21 millioen gulden vervol gens om het principe van wederinvoering van tolheffing en tenslotte om de keuze tusschen het particuliere plan en het staats-plan. Daarover zal wel een hartig woordje vallen. Toch hopen wij, dat het groote voordeel, dat er een dergelijk groot object van werk verruiming komt, de Kamer over overigens zeer begrijpelijke en in normale omstan digheden zelfs onoverkoombare bezwaren zal doen heenstappen. Zondagavond tegen half tien werd de brand weer te Harlingen gealarmeerd voor een brand, die was uitgebroken in 't fouragepakhuis aan den straatweg HarlingenLeeuwarden, dat bij het publiek bekend staat als het Stroopakhuis. Het pand, dat nog' in de gemeente Barradeel is gelegen, grenst onmiddellijk aan de bebouwde kom van Harlingen, doch staat op vrij terrein. Behalve voor de voorraden vlas, zeegras, stroo e. d. werd het pakhuis gebruikt als garage voor verscheidene auto's, waarvan toevalligerwijze echter slechts een viertal Zondagavond in het pakhuis stond. In de licht brandbare voorraden vond het vuur een gretig voedsel, zoodat 't vuur spoedig fel om zich heen greep. De brandweer, die het vuur met twee motorspuiten aantastte, mocht er dan ook niet in slagen hefr pand te behouden. Het brandde tot den grond toe af. De schade bedraagt volgens schatting ongeveer 20.000. Omtrent verzekering is niets bekend. Ook omtrent de oorzaak tast men nog in het duister. Het vee mede omgekomen Zondagavond is te Uden brand uitgebroken en de boerderij van den landbouwer Peepers tot den grond toe afgebrand. Buren waarschuwden de vrouw van P., die alleen thuis was. Het rie ten dak stond toen reeds in lichterlaaie. Noch van het woonhuis, noch van den inboedel was iets te redden. Ook de stal werd door brand aangetast. Drie koeien, vier kalveren, eenige varkens en geiten en een vijftigtal kippen kwa men jammerlijk in de vlammen om. Alleen een kleine schuur kon worden behou den. De brandweer deed wegens watergebrek geen dienst. Omtrent de oorzaak van dezen brand, die door verzekering wordt gedekt, is niets bekend. De brandweer door watergebrek bemoeilijkt Zondagavond omstreeks acht uur brak een felle brand uit in de groote landbouwerswoning van L. Verbruggen op den Boonakker te Oss. De geheele landbouwersw&ning ston in 'n om mezien van tijd in lichterlaaie en brandde ge heel af. De brandweer die spoedig ter plaatse was, kon door gebrek aan water weinig hulp bieden. Van den inboedel kon zoo goed als niets gered worden. Eenig vee kwam in de vlammen om. Ver zekering dekt de schade. Tegen den middag is Zondag te Geesteren Cgem. Tubbergen) een ernstige brand uitgebro ken. Een graanpakhuis van den A. B. T. B. met woonhuis, alsmede een winkelhuis, nóg een woonhuis, een slagerij en een kapperswinkel zijn een prooi der vlammen geworden. De burgemeester van Tubbergen riep de as sistentie in van de brandweer uit Almelo, welke met een stoomspuit ter plaatse verscheen en het vuur met twee stralen aantastte. Hierdoor kon verdere uitbreiding van den brand worden tegengegaan. Het blusschingswerk nam nog eg- ruimen tijd in beslag. De burgemeester van Al melo bevond zich eveneens op het terrein van den brand. De oorzaak van den brand is on bekend. De schade bedraagt meer dan 15.000 gulden en wordt door de verzekering gedekt. Zaterdagnacht is te Diepenveen de koren molen van de Coöp. Landbouw'vereeniging al daar, een van de mooiste oude molens van Overijssel, door brand vernield. Ten gevolge van gebrek aan water viel aan blusschen niet te denken. De brandkast, bevattende o.a. een be drag van 1700.heeft goed weerstand ge boden aan het vuur. De oorzaak van den brand is onbekend. Ver zekering dekt de schade. De molen was in 1753 gesticht als oliemolen en in 1865 verbouwd tot korenmolen. Zondagmorgen heeft een felle binnenbrand gewoed in de cartonnagefabriek van G. M. S. in den Middelweg te Leiden. Waarschijnlijk is deze brand ontstaan, doordat eenige vellen carton te dicht bij de brandende kachel hebben gestaan. Hoewel de brandweer spoedig en krachtig in greep, kon zij toch niet verhinderen, dat de geheele werkplaats uitbrandde. De geheele voorraad, de machines en het ma teriaal gingen verloren. De belendende perceelen, n.l. de woning van S. zelf en de Luthersche kerk bekwamen geen schade. De ondernemer was slechts laag verzekerd. Toen Zondagmiddag de 29-jarige vrouw L. van W. in de Pimpernelstraat te Rotterdam een zgn. primustoestel met spiritus wilde bij vullen en daarbij niet had bemerkt dat het toestel nog brandde, geraakten plotseling haar kleeren in brand. Hoewel haar echtgenoot en enkele buren spoedig te hulp schoten en met enkele dekens de vlammen wisten te dooven, had zij toch reeds zulke ernstige brandwonden bekomen, dat zij in zorgwekkenden toestand naar het ziekenhuis aan den Coolsingel moest worden overgebracht. voor de Romeinen heeft dit schouwspel zijn aantrekkingskracht nog niet verloren. De hooge kosten welke er aan verbonden zijn, maken het zeer zeldzaam. De illuminatie van Sint Pieter is niet alleen technisch zeer moeilijk, maar er zijn ook groote gevaren aan verbonden. De voorbereiding er van pleegt enkele dagen in beslag te nemen. Gewoonlijk werken er ongeveer twee-honderd man aan. Voor de ontsteking der illuminatie zijn eveneens twee-honderd man noodig die in dertig ploegen verdeeld worden. Elke ploeg onder de leiding van een „sampietrino", een arbeider die in vasten dienst aan den Sint Pieter verbonden is. Het moeilijkst en voor de arbeiders het ge vaarlijkst is de illuminatie van den koepel en het kruis dat daar op staat. Vijf ploegen zijn er noodig voor de verlichting der onderste galerij om den koepel en voor de vensters in den voorgevel. Andere ploegen zorgen voor de balustrade boven den voorgevel, voor den klokketoren, voor de zuilen voor den gevel en voor de groote „loggia", het balcon waarvan de Pausen de verzamelde massa bij groote ge beurtenissen plegen te zegenen. De illuminatie heeft in twee gedeelten plaats. Eerst ontgloeien de electrische lampen die alle tegelijk worden ingeschakeld, en teekenen de Hjnen van den voorgevel van den Sint Pieter en van de zuilengang rond het Sint Pietersplein. Later in den avond, gewoonlijk om negen uur, worden de fakkels ontstoken. Het is een soort van traditie dat eerst de hoogste der vijf fak kels die op het kruis boven den koepel zijn aangebracht, ontstoken wordt. Dit is tevens het sein voor de arbeiders dat zij zoo gauw moge lijk de hun toevertrouwde fakkels ontsteken moeten. Het ontsteken der negenhonderd fakkels dat vooral in de duisternis van den avond noch makkelijk, noch ongevaarlijk ge noemd kan worden, is zoo goed geregeld dat hoogstens twee minuten na het ontvlammen van de fakkel op het kruis, de laatste gouden vlammen beginnen op te flikkeren. Men stelle zich niet voor dat de Sint Pieter met gewone pekfakkels geïllumineerd wordt. Goed beschouwd, zou men zelfs beter van vet potjes kunnen spreken dan van fakkels. Off! cieel heeten deze vetpotjes echter „fiaccole" en de vertaling in „fakkels" ligt dus voor de hand. Het zijn vrij groote ijzeren kroezen die wor den gevuld met een mengsel van olie en zeer brandbaar vet. Een dot vlas vergemakkelijkt de ontsteking. Ook bij te Rome overigens vrij zeldzamen sterken wind, houden deze fak kels het wel minstens drie uren vol. In den regel duurt de illuminatie van Sint Pieter tot middernacht. De electrische gloei lampen worden dan gedoofd. De fakkels laat men natuurlijk uitbranden. Een groote massa pleegt af te wachten dat het laatste flakke rende vlammetje dooft, ook al duurt dit wel eens tot half-twee. Nadruk verboden. (United-Press) De verscherpte maatregelen door de Duitsche regeering tegen de Joodsche staatsburgers ge troffen, heeft vele Israëlieten uit het grensge^ bied opgejaagd naar Holland. Niet alleen de boycot, maar vooral ook de onzekerheid om trent hun toekomstig lot heeft vele Israëlieten bewogen Duitschland verlaten. Sinds Vrijdag zijn aan de grens, zoowel bij Nijmegen als Gennep per trein en auto honderden Joden naar Holland gevlucht. Wij vernamen zelfs, dat Zaterdag autobussen vol uit de richting Zeve naar en Nijmegen via Utrecht naar Den Haag en Rotterdam zijn vertrokken. In de grens plaatsen als Gennep, Zevenaar en ook Beek waren de hotels opgepropt met Duitsche gas ten. Nie slechts van Duitsche zijde, maar ook aan de Nederlandsche douane wordt een bij zondere controle uitgeoefend op die vluchtelin gen, die niet in staat zijn in hun levensonder houd te voorzien en die onvoldoende kunnen aantoonen, of zij in Holland een betrekking of een of ander onderzoek kunnen krijgen, waar zij voorloopig niet t elaste komen van de ge meenschap. Zoo zijn de laatste dagen in het grensgebied verschillende vluchtelingen, die per trein kwamen, niet doorgelaten. Deze maat regel gold reeds van oudsher, maar is juist, nu de toestand in de grenszone kritieker ge worden is, verscherpt. Met ingang van 3 April wordt een recht- streeksche radiotelegrafische verbinding geopend met Hongarije (Budapest). Dit wordt dan de 12e Europeesche radio-verbinding, welke door Amsterdam wordt onderhouden. Te Enschede heeft de heer Albarda gede batteerd met den heer Schmidt van de O. S. P.; en in zijn repliek moet de heer Albarda volgens het verslag in „De Fak kel" o.m. het navolgende gezegd hebben: ,De S. D. A. P. aanvaardde als haar taak, de kwade gevolgen van de krisis te keren, maar men kan haar toch niet kwalik nemen, dat zij daarin niet volledig is geslaagd. De lonen en uitkeringen zijn hier hoger dan overal elders in Europa en dat is te danken aan de aksie van S. D. A. P. en N. V. V. Natuurlijk kon niet elke achteruitgang worden gekeerd. De S. D. A. P. staart zich niet blind op het parlement, maar de verkiezingen zijn een maat staf voor onze invloed onder de arbeiders. Aan revolutionnaire bewegingen zouden de kristelike en katolieke arbeiders zeker niet meedoen. Langs de on-demokratiese weg krijgen we de 51 zetels nooit! Langs demokratiese is het mogelik, zooals b.v. Zweden bewijst, waar de socialisten in 1932 de meerderheid veroverden." De S. D. A. P. verwijt op haar congressen en in haar pers der Regeering dat niets goed is hier in Holland; dat de „honger-regeering Ruys" den arbeiders het brood ontneemt, dat het onderwijs het volkskind vtirdt onthou den, dat de arbeiders in „ellendige krotten" moeten wonen. Wat doen de socialisten? Zij gaan zich. te buiten aan groote woorden, maar schuwen de daad en de verantwoordelijkheid. Hier zien wij nu echter een sociaal-democraat en nog wel den leider Albarda, die ter verant woording geroepen wordt. Waar zijn nu de su perlatieven, waar de beruchte koppen der ar beiderspers? Waarom belooft hij nu geen socialisatie? Nu doet hij plotseling de ontdekking dat er on danks de „honger-regeering Ruys" toch nog wel iets in Holland wordt gevonden, dat goed is: „de loonen en uitkeeringen zijn hier hooger dan overal elders in Europa...." Dat kunnen wij met Albarda als feit consta- teeren. Weliswaar voegt Albarda er aan toe dat dit loonpeil en dit peil der uitkeeringen uitslui tend aan de S. D. A. P. te danken is, maar da;t kunnen we voor kennisgeving aannemen, we zijn er aan gewoon, dat de S. D. A. P., welke de verantwoordelijkheid in den Staat schuwt, het monopolie van alle sociale voorzieningen voor zich opeischt. Voor heden is het voldoende te constateeren dat de S. D. A. P., een enkele maal ter ver antwoording geroepen, zich haast te erkennen dat de sociale toestanden hier beter zijn dan overal elders in Europa, dus ook beter dan b.v, in Denemarken waar socialisten regeeren. Op den aanstaanden verkiezingsdag, 26 April zullen de meisjescongregaties van geheel het land in nationale bedevaart naar Schiedam komen om de H. Liduïna gedurende de groot sche eeuwfeestnovene op bijzondere wijze te huldigen namens jong vrouwelijk Nederland. Zoowel het Secretariaat der Maria-congrega- ties als het bestuur der R. K. Staatspartij wen- schen er de aandacht op te vestigen, dat de jonge meisjes, die propagandisten zijn, op dien dag op de allereerste plaats deze taak moeten vervullen. De groote, ook godsdienstige belan gen, welke bij deze verkiezing op het spel staan, kunnen voor haar de keuze tusschen de bede vaart en haar propagandistenwerk niet moeilijk doen zijn: haar plaats is op dezen dag in het leger van de strijders voor de groote katholieke zaak op het politieke front. Des te vuriger wenschen beide bovengenoem de organisaties, dat juist op 26 April groote scharen van jonge meisjes naar Schiedam zul len optrekken, als de biddenden achter de vuur linie. Want al hebben de strijdenden een ge weldige taak, die der biddenden is niet gerin ger: Gods zegen af te smeeken door St. Liduï- na's voorspraak, over de soldaten aan het front. Ieder dus zijn werk. Vrouwelijke propagandis ten rond de stembus: en de andere congrega- nisten naar Schiedam om de H. Liduïna te hul digen en te eeren. Naar „Het Volk" verneemt, zal de heer Oude geest in de Eerste Kamer een interpellatie aan vragen om zich te vergewissen, of de regeering thans ten aanzien van Duitsche vluchtelingen wel het asylrecht handhaaft. Uit Doorn wordt ons bericht, dat oud-minister mr. Kan, heden een bezoek heeft gebracht aan den gewezen Duitschen keizer, BATAVIA, 3 April (Aneta). De directie van de Javasche Bank kende met ingang van 1 April, het begin van het nieuwe boekjaar, aan de daarvoor in aanmerking komende personen een salarisverhooging toe. Dinsdag 4 April zal de inboedel van den Maastrichtschen Raadskelder (antiquiteiten enz.) bij executie worden verkocht. Zaterdagmiddag werd te Helmond de zestien- jarig§ Frans van Nunen aangereden door een auto, waarbij hij zoo ongelukkig kwam te val len, dat hij een hersenschudding bekwam, aan de gevolgen waarvan hij Zondagmorgen is over leden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 5