De dapperste aller koningen Md rndaal mn den da$ et Erfdeel X DEPAASCHOS.' ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN Als U toch schoenen koopt, vraag dan ROBINSON DINSDAG 11 APRIL' KAREL XII VAN ZWEDEN Een kort leven, vol van strijd tegen een overmacht van vijanden Een generaal van 16 jaar Tot koning gekroond De overwinnaar Tegen den Czaar 12O-jarige overleden Ü,voor wÏÏ.r j De verdwenen Duurder dan een huishoudi Lustig ist das Zigeuner-; leben AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Uit het Engelsch van Joseph Hocking Wanneer men 'n geschiedkundige zou vra gen wie hy den dappersten koning vindt in de geschiedenis van Europa, en mis schien wel van heel de wereld, dan zou hij on getwijfeld antwoorden: Karei XII van Zweden. Inderdaad de dapperheid van dezen jeugdigen Vorst heeft gedurende de vijftien jaren van zijn openbaar leven half Europa met angst en ge heel Europa met bewondering vervuld en te grooter was deze bewondering naarmate men be dacht, dat koning Karei eigenlijk nog een kind Was, toen z}jn naam reeds een symbool van held haftigheid was. Slechts vijftien jaar heeft hij geregeerd, of liever gevochten, want van deze vijftien jaar is hij geen half jaar in Zweden geweest. Hij vocht tegen de Denen, de Noren, de Pruisen, de Saxers, de Polen en vooral de Russen van Czaar Peter den Grooten, den eenigen tegenstander die hem, hoewel mét groote moeite, naar zijn ondergang Wist te drijven. Karei was zestien jaar toen hij zijn Vader Karei XI opvolgde en zich aan het hoofd stelde Van het leger, dat hij nooit meer verlaten zou en dat zijn leven lang al zijn ontberingen en zijn roem zou deelen. Reeds in zijn vroege jeugd Was Karei opgevallen door zijn bijzondere vast beradenheid en iedereen die hem kende, wist, dat onder zijn zwijgzaamheid en zijn soberheid zich een ijzeren wil verborg, een wil die inder daad tot aan zijn dood van ijzer was. Het loont de moeite het leven van dezen man, dezen jonge- taan te verklaren, zelfs in dezen tijd van paci fisme, want het is niet zoozeer de vechtersbaas Karei, dien we willen gedenken, dan wel den man, die als geen ander vorst wellicht zich wist te beheerschen en met zichzelf al zijn onderdanen. Toen hy nog een kind was en pas aan de studie was gegaan, sprak zijn leeraar hem eens over Alexander den Grooten en de leerling gaf te kennen, dat hij dezen Oosterschen veldheer een navolgenswaard voorbeeld vond. „Maar" Vroeg de leeraar hem „weet ge wel, dat Alexan der niet ouder is geworden dan 32 jaar?" Waar op Karei antwoordde: „Is dat niet lang genoeg, dis men koninkrijken heeft veroverd!" Dit was sen karakteristieke uitspraak van den man, Wiens leven vrijwel zou bestaan in het veroveren sc zelfs het weggeven van koninkrijken. Evenals Alexander is ook hij jong gestorven: hij was hauwelyks 36 jaar. Ook op den dag van zijn kroning toonde de Zestienjarige zich reeds de energieke heerscher. Toen de Aartsbisschop van Upsala hem de ko ningskroon wilde opzetten, rukte hij de kroon bit zyn handen en drukte ze zelf op zijn hoofd, terwijl hij den Prelaat fier in de oogen keek. Het eerste wat Karei deed, toen hij tot koning Bekroond was, is de staatszaken zoo spoedig Ciogelijk overdragen aan zijn ministers en toen fijn raadsman Piper hem vroeg wat hy van plan Was, antwoordde Karei hem: „Ik voel me waar- big om die dappere Zweedsche soldaten te com- biandeeren, méér dan om politiek te dryven". Spoedig genoeg zou hy gelegenheid krygen zyn bekwaamheden te toonen, want nauweiyks was by aan het bewind, of de vorsten van Denemar ken, Polen en Rutland wilden den jongen ko ning zyn staten ontnemen en zy trokken ge drieën tegen hem op. Zy hadden echter buiten den waard gerekend en konden in de verste ^erte niet vermoeden, dat het kind Karei zich één dag zou ontpoppen als een krygsman Van den eersten rang. Op den dag zelf, dat Karei zich aan het hoofd van zyn leger plaat- ®te, voltrok zich een verandering in hem, die ^n omgeving met verbazing sloeg en in korte blaar krachtige termen verklaarde de jonge Vorst, dat hij geen aanval zou afwachten, maar kolf zou aanvallen. Hy gaf bevel tegen de Denen °P te rukken. Hy liet zijn zwager, den Hertog van Holstein, wiens staten door de Denen ver- Woest waren, weten, dat hy hem onmiddeliyk ter hulp zou snellen. Met acht duizend man Zweedsche troepen, alsmede enkele regimenten bit Hannover, Zeil en Holland, trok hy op naar be bezette stad Tonninge. Hollandsche en En- Belsche schepen wachtten op zyn komst in de Baltische zee. Op 8 Mei 1700 ging hy op weg en bi de nabyheid van Kopenhagen gaf hy plot seling bevel de stad te bezetten. Onder een re- fcen van kanonskogels ging hy aan wal. In zyn ongeduld sprong hy uit de boot en Waadde, door zyn officieren en manschappen Bevolgd, door het water tot groote verbazing van ben vyand, die hiermede zijn eerste onstuimige <&ad te zien kreeg. De kogels, die om zyn ooren boten, waren een openbaring voor hem, maar ®en openbaring die hem eer prettig dan onaan genaam stemde. De Deensche cavalerie waagde Cen aanval maar werd teruggeworpen en Karei tend zyn schepen naar huis om nog negen dui dend man te halen. Een zeer gunstige wind bracht de vloot reeds den volgenden dag binnen en dit alles geschiedde onder de oogen van de Denen, die yiings een deputatie zonden met de bede, dat Karei de stad niet zou beschieten. Karei beloofde en liet Kopenhagen 400.000 rijks- daalders betalen en een grooten voorraad levens middelen leveren, die hy zou betalen. Men liet de levensmiddelen aanvoeren, omdat men wel gedwongen was, maar niemand in Kopenhagen rekende er op, dat zy betaald zouden worden. De Zweden betaalden echter tot den laatsten cent en deze onverwachte eeriykheid bracht de Denen bijna tot geestdrift. Karei wilde vóór alias orde en tucht in zyn leger. Vandaar deze stiptheid. In alles gaf hy het voorbeeld. Hy kleedde zich als een gewoon soldaat, at en dronk zeer weinig, sliep desnoods op den grond, verbood iedere plundering en ontbrak nooit op het gebedsuur, dat twee maal per dag in het kamp werd ge houden. Zoo geschiedde dan dat een jongen van zestien jaar de hoofdstad van Denemarken in zyn macht had en den koning dwong het beleg van Ton ninge op te heffen. Intusschen liet deze koning een oproep verspreiden in de veroverde staten en beloofde vryheid aan iedereen, die de wapens tegen Karei zou opnemen, maar Karei had al lerminst angst voor dit leger van slaven. Hij liet den koning van Denemarken weten, dat hij alleen oorlog voerde om anderen tot vrede te dwingen. Hij eischte ontruiming van het gebied van zyn zwager. Aldus geschiedde en tot verba zing van Europa weigerde Karei eenlg voordeel uit deze overwinning voor zich zelf. Op hetzelfde oogenblik had de koning van Polen het beleg geslagen voor Riga, hoofdstad van Livonië, terwijl Czaar Peter met honderd duizend man uit het Oosten oprukte. Riga werd verdedigd door den Zweedschen generaal, den graaf van Alberg, die 24 jaar oud was en reeds zestig veldtochten achter den rug had. Na de overwinning van Karei bleef er voor den koning van Polen niets anders over dan in te rukken en hy deed dit dan ook onder het eervolle voor wendsel, dat hy de Hollandsche koopwaar, die bij groote hoeveelheden in Riga opgestapeld wa ren, wilde sparen. Tegen Polen had Karei dus niets meer uit te richten en zoo kreeg hy de welkome gelegenheid op te rukken tegen zijn formidabelen tegenstander Czaar Peter, een van de grootste mannen van zyn tijd, een tegenstan der, den Zweed waardig. De reden die Peter opgaf voor den oorlog strookte echter niet met zijn grootheid. Hy beweerde verstoord te zyn, dat men hem tydens een incognito-bezoek aan Riga niet voldoende eer bewezen had en dat zyn gevolg te dure levensmiddelen had moeten be talen. Vandaar dat hy Ingrië met zyn leger van honderd duizend man verwoest had. In de omgeving van Narva sloeg hy zyn kamp op vol gens de regelen der krygskunst, die hij feitelijk van de Zweden had geleerd, zooals hij het sche- penbouwen van de Hollanders had afgekeken, overigens op een wijze, die pleitte voor zyn schranderheid. In November vernam de Czaar, dat de Koning van Zweden met twee honderd schepen op weg was om Narva te hulp te komen. Direct na aan komst koos Karei de beste strategische stelling. Iiy stond met zijn 8000 Zweden tegenover 100.000 Russen en gaf aan zijn officieren te kennen, dat dit een uitstekende verhouding was, hetgeen de heeren roerend met hem eens waren. De aan val begon onmiddeliyk en een half uur lang konden de Russen niet veel anders doen dan zich laten dooden. Karei stond in de voorste ryen en kreeg reeds in de eerste minuten een schot in den linkerarm. Hy lette weinig op zijn wond, daar hij uitzag naar het oogenblik, dat hy in de rangen der vijanden kon doorbreken om een ontmoeting met den Czaar te forceeren. Twee maal werd een paard onder hem gedood en hij maakte grapjes, toen hy zyn derden rossinant besteeg. Den Czaar kreeg hij echter niet te zien, want het Russische leger trok in allerijl terug. By honderden gaven de vyanden zich over en kwamen voor den koning htm wapens neer wer pen. Karei ontving allen met groote beleefdheid, gaf hun voedsel en stuurde hen ongewapend naar den Czaar terug. Intusschen was Peter eenigszins van den schrik bekomen en vertrou wend op zijn groote overmacht viel hij weer aan. Het was hun bekend dat de eerste aanval dei- Zweden steeds verwarring en doodschrik in de gelederen van him tegenstander teweegbracht, maar de tweede aanval wilde hy in zyn voor deel laten veranderen. Maar het hielp niets. De Zweden hielden stand met de zekerheid en de kalmte, die een jarenlange stryd tegen een over macht hun had aangeleerd. Peter moest vluch ten en werd nog geruimen tijd achtervolgd. Hy leed een volledige nederlaag. Toen achtte Karei den tyd gekomen tegen de Saksers op te trekken en hy volbracht ook deze taak met de vlotheid, die men van hem kon ver wachten. Hy stak de Duna over, versloeg het Saksische leger en veroverde Koerland. De slag was fel en bloedig, maar de Zweden waren niet te weerstaan, zy vernielden het heele leger en namen de hoofdstad Mittau zonder slag of stoot in. Dan trok Karei door alle provincies, die zich direct onder zyn heerschappy stelden, tot hy in Birzen verscheen, de stad waar de koning van Polen met Czaar Peter enkele maanden te voren dure eeden hadden gezworen, dat zy Karei zouden verslaan! Het liep een beetje anders en het kwam zelfs zoover, dat Karei het besluit nam den koning van Polen van den troon te zetten. Dit kostte hem nieit veel moeite en August van Polen moest de vlucht nemen. De bevolking die vrywel in slavernij had ge leefd, verzette zich in de Volksvertegenwoordi ging evenmin. In de plaatst van August had Karei kunnen regeeren, maar dit wenschte hy niet. Hy gaf niet om een koninkryk, zoover het niet zijn eigen ryk was en hy noodigde prins Gobieski uit zich te laten kronen tot koning van Polen. Deze durfde echter niet en zoo was de kroon van Polen zonder pretendent. August had intusschen de Prinses van Königsmark overgehaald Karei te gaan bezoeken en hem tot andere gedachten te brengen. Deze prinses was niet alleen buitengewoon charmant, maar ook schrander en dus volgens Karei gevaarlijk. Hy weigerde haar te ontvangen. Hy was doods benauwd voor vrouwen en vond ze even gevaar- liik voor een krijgsman als wyn. Toen hy haar „per toeval" in een bosch ontmoette, groette hij beleefd, gaf zyn paard de sporen en ver dween. Kort daarna, toen Gobieski naar Karel's uitnoodiging begon te luisteren, werd hy door handlangers van August gevangen genomen. August verzamelde wederom een leger en ging Karei tegemoet. In den daarop volgenden stryd werd Karei aan het been gewond en August liet het nieuws verspreiden, dat zyn groote tegenstander gesneuveld was. Zyn leger werd overigens in de pan gehakt en hy vluchtte met enkele honderden overlevenden. Eenige malen werden generaals naast Karei gedood, nadat hy hen een voor een aan groot gevaar had ontrukt. Telkens als Karei de plaats van een generaal innam om hem te beschermen werd de beschermer door een tweeden kanonskogel weggemaaid. Het leek wel of de Koning on kwetsbaar was en hij moet dit zelf eenigszins gehoopt hebben als we nagaan, dat hy soms vocht tegen een honderdmaal sterkeren vyand. Intusschen had ook de stad Danzig troepen tegen hem uitgezonden met het gevolg, dat zy volkomen verslagen werden en dat Danzig werd ingenomen en gestraft. Toen Karei de stad binnentrok lagen de inwoners op hun knieën in de straten en smeekten om erbarmen. Nu was Karei geheel meester van Polen en waar hy Gobieski niet kon bereiken, bood hy den Poolschen troon aan aan Stanislaus Leczinski, die het aanbod aannamen. Leezinski was toendertyd een jonge afgevaardigde en een van de weinige mannen van beteekenis, die het vertrouwen der bevolking genoten. De kroning geschiedde met veel pracht en praal en Karei, die bescheideniyk onder de menigte stond, riep het eerst van allen hoera! De koning die meende, dat hy nu wel gemist kon worden, trok met zijn leger nog even naar Warschau om de verovering compleet te ma ken, versloeg August, nam de stad in MBder dat de soldaten de minste poging deden tot plunderen. Dit alles is in weinig woorden ver teld, doch men kan, wil men volledig de hel denfeiten van den Zweed memoreeren, beter een boek schrijven over zyn krygsdaden en dan nog zal men moeite hebben zyn door zettingsvermogen op zyn juiste waarde te schatten. Inmiddels hadden enkele Zweedsche gene raals hier en daar aan de grens verschillende Russische troepen verslagen, zoodat het Zweedsche leger over de geheele linie zege vierde. De soldaten waren zelfbewust gewor den en achtten een stryd van twintig tegen honderd man meer overeenkomstig hun waar digheid dan een gevecht met gelyke kansen. Op dat oogenblik besloot Karei tot den groo ten stap: Hy trok Rusland in om Peter op eigen terrein te gaan bestrijden. Het was win- =jiiiiiiiiiiiiiiii ■immmiiiiui Den Paaschos stelt men weer ten toon En 't beest wordt prijsbekroond, i Wanneer de biefstuk en de rïb Zich extra vleezig toont. Heeft nu het beest zijn best gedaan En 't is dus extra zwaar, Dan voert men den geprezen os I Tot dank naar 't abattoir! Van uit dit slagveld komt de os i Voor 't winkelraam terecht, i Waar men z'n dikke deelen, bloot, 1 Tot lok en koopen legt! Als laatste hulde komt er slechts I 1 Een bordje bij „bekroond," i 1 En daarmee meent men, dat de os Voldoende is beloond. i Want de medalje houdt zijn baas f En 't vleesch verkoopt men 1 Wanneer u ook te gast wilt gaan f 1 Aan 't fijne Paaschmènu! 1 Ziet u wat Paaschos op uw bord, Bedenk dan daarbij dit: Dat bij 'n medalje, ook van goud, Nog steeds een kèèrzij zit! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) üiiiiimiiiiiiiiiimiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiË ter en geen sterveling in Rusland geloofde aan de mogelijkheid van een Zweedschen inval. Deze inval was echter reeds een feit en Karei joeg de Russen voor zich uit, maakte gevan genen en veroverde wapenen en geld. De dorpen liepen leeg op het nieuws van zijn komst, maar hy liet plakkaten aanplakken, waarin hy den terugkeerenden volle vrijheid en veiligheid garandeerde. Men geloofde hem en weldra waren de dorpen weer bewoond. Hier meet een anecdote worden verteld, die ty peerend is voor Karei. Toen hy eens een rit maakte, kwam een boer naar hem toe met de klacht, dat een van zyn soldaten zyn gezin van voedsel had beroofd. Karei liet den schuldi gen grenadier komen en vroeg hem of hy inder daad geroofd had. „Jawel," antwoordde de man, „maar wat beteekent een halve kalkoen in vergelyking met een heel koninkryk, dat gy van den Koning van Polen hebt geroofd?" „In orde," zei Karei, „maar ik heb nooit iets vonr mezelf genomen, onthoud dat, m'n vriend". Hy zond den grenadier weg en stelde den boer schadeloos.... Dit alles ge schiedde eenigen tijd vóór den grooten slag van Putowa, waarin het Zweedsche leger door den Czaar werd vernietigd, zonder dat Karei ook maar één oogenblik den moed liet zinken De oudste man in Bulgarije, Enu Paasjoff, is op 120-jarigen leeftyd overleden. Geheel zyn leven heeft hy een uitstekende gezondheid genoten en tot den laatsten dag toe werkte hy op het land. De tweelingen waren uit visschen geweest en ieder van hen had een visch gevangen. „De myne is een heeriyke groote visch en ik zal hem aan Flippity- Plop den kameel geven," zei Loutje trotsch. „De myne is veel mooier dan de jouwe," zei Loetje. „Ik ben er zeker van, dat de kameel myn visch veel liever heeft." Topsy raadde de tweelingen aan, dat ze beiden den kameel hun visch zouden aanbieden om te zien, welke visch hy het eerst zou nemen. Hy zou zeker.... ....den mooisten visch het eerst nemen, want hy is een goed beoor- deelaar van visch. Doch toen de tweelingen deden, wat Topsy gezegd had, nam de kameel de twee vis schen tegelyk. Loutje en Loetje be treurden dat natuuriyk ten zeerste. „Flippity-Flop deed dat, omdat jullie de staarten van de twee vis schen te dicht by elkaar hadden," zei Topsy tot de tweelingen. „Ja, dat. zal het wel geweest zyn," zeiden Loetje en Loutje, „nooit zul len we nu weten, welke visch de mooiste was, nietwaar?" (Morgenavond vervolg) (Ingezonden Mededeeling) Mynheer Barrington, een gierig en zon derling man, was vermoord, terwyl een aanzienlijk bedrag aan bankpapier ver dwenen was. Toen Stirling z'n knecht, een klein, nietig ventje, de kamer van z'n meester binnentrad, vond hij hem uitgestrekt op den grond, met een diepe wond aan 't achterhoofd. Hy Wilde er op zweren, dat hy op de venster bank van 't openstaande raam een hand zag, die zich snel terugtrok op het geluid van de opengaande deur. Op dat oogenblik gaf hy zich echter geen rekenschap van de volle beteekenis hiervan en eerst later zag hy in, dat hy daar door een groote fout begaan had. Z'n eerste werk was geweest Barrington's zoon te waar schuwen, die onmiddelijk naar een dokter en Scotland-Yard getelefoneerd had. Het bleek evenwel dat Barrington al een lyk was en z'n zoon had daarop bevel gegeven, niets aan de positie van het lichaam te veranderen vóór de detective van Scotland-Yard was gearriveerd. Met myn vriend Crawford, crimineel reporter van den .London Observer", die de politie de loef wilde afsteken, begaf ik me in alleryl naar het somber, alleenstaand huis op eenigen af stand van den straatweg. Tegen de stoep stona een Harley-Davidson. De politie was ons dl voor geweest. „Dat is de motor van Colson, de meest eigen wijze kerel van Scotland-Yard," bromde Craw ford. „Wijs ons het bewuste raam eens aan," vroeg hy aan Stirling. De man nam ons mee naai den achterkant van 't gebouw en wees ons een openstaand venster, vlak er naast liep een yzeren brandladder langs den muur. De groni aan den voet van de ladder was zeer modderig en een zeer duidelyk voetspoor liep van den harden steenen weg naar de ladder en terug. Ik volgde Crawford binnenshuis, waar Colson bezig was de dienstbode aan een verhoor te onderwerpen. Haar verhaal kwam in 't kort hierop neer, dat ze, toen ze vroeg in den avond in 't vertrek onder mynheer Barrington's ka mer bezig was, een heftige woordenwisseling boven haar had gehoord, iets wat wel meer voorkwam. Stirling en de oude zonderling had den herhaaldelijk ruzie. Eensklaps hoorde zy een knal, gevolgd door een doffen bons. Aan dit alles had ze niet veel aandacht geschonken, omdat ze van haar meester wel meer vreemds gewend was, maar toen alles stil bleef na dien knal, was ze toch ongerust geworden en naar boven geloopen, juist toen Stirling met een verwilderd gezicht de kamer uitkwam en haar vertelde, dat mynheer Barrington vermoord was. Nadat nog vele vragen gesteld waren, en ook Stirling was gehoord, ging de detective ons voor naar boven. In de kamer van den ver moorde was niet veel byzonders te zien. Er was o.a. een groote spiegel, met kostbaar beeldhouw werk, die naast de boekenkast boven den schoorsteen hing. Midden in 't vertrek stond een bordje met banaanschillen. De vloer was bedekt met ordinair linoleum, dat op verscheidene plaatsen versleten was, zooals voor de boekenkast. De kamer was niet verwarmd, maar in den haard lagen de over- blyfselen van een vuur. Het Ijk lag op den rug, naast de tafel, met het gezicht naar het raam. Een revolver, waarvan een kamer leeg geschoten was, lag er naast. „Van wien is die revolver?" vroeg de man van Scotland-Yard aan den zoon des huizes. „Vader droeg die altyd by zich." Crawford begon intusschen de kamer op en neer te loopen en zei: „Merkwaardig Riley, die kale plekken op den vloer, hoogst merkwaardig." Ik kon er niets merkwaardigs in zien; het zeil was door het langdurig gebruik afgesleten. Myn vriend staarde aandachtig naar den spiegel en naar een schildery. Daarna viel z'n blik op de banaan-schillen, die hy een voor een bekeek, waarop z'n gezicht verhelderde. Colson had inmiddels z'n verhoor geëindigd en begon nu eveneens de kamer te onderzoeken. Hy was er gauw mee klaar. „Het staat vast," zei hy, op autoritairen toon, „dat de moordenaar door het venster is binnen gedrongen. Hy droeg schoenen met spijkers beslagen en een confectiepak. Ik leid dit af uit de krassen op de vensterbank en uit den aard van den knoop, dien ik hier vlak bij het raam vond. Een inspecteur met twee speurhonden zal binnen een kwartier hier zyn, zoodat we den kerel, die met een kogel in z'n lyf niet ver van hier kan zijn, gauw zullen hebben." „Ik ben het niet met u eens," zei Crawford met een beminnelyk lachje. „Er is door dat raam nooit een moordenaar binnengedrongen, omdat hier nooit een moord begaan is." .Misschien," minachte Colson, „wilt u me dan wel vertellen, waar de kogel uit Barrington's revolver dan gebleven is." „In den muur achter den spiegel," antwoord de Crawford, zonder een spier te .vertrekken. Mynheer Riley," zei Colson, „ik geloof, dat u 'n oogje op uw vriend dient te houden. Het zien van het l{jk schynt z'n geestvermogens te heb ben gekrenkt." ,,'t Zal het beste zyn, dat we Stirling even roepen," meende Crawford. Stirling kwam aarzelend binnen. „Riepen de heeren?" „Ja," zei Crawford. .Mynheer Colson wilde graag, dat je dien spiegel eens van den muur nam." Het resultaat van deze worden was ver rassend, CA LV E-DELFT'S IN POTJES - Stirling stiet een vloek uit en sprong naar de deur. Maar myn vriend was hem voor en greep hem by de polsen. De man vocht als een baarlijke duivel, maar we hadden hem spoedig overmeesterd en geboeid. „Ziehier den dief van het bankpapier en de indirecte oorzaak van Barrington's dood!" riep de crimineel-reporter. We stonden verstomd over deze onverwachte wending van de zaak. Colson wilde toch zeker heid hebben en haakte, staande op een stoel, den spiegel van den muur. Ik uitte een kreet van verrassing. Op een hoogte van ongeveer drie meter, was een klein kogelgat „Dat is zoo wonderiyk niet als het hjkt, heeren," lachte Crawford. „Toen ik de kamer binnentrad, vielen my dadeiyk twee dingen op. Het eerste was, dat een man, die geveld was door een slag op z'n achterhoofd, met z'n aan gezicht op den grond zou liggen, inplaats van op z'n rug. Het tweede, dat er wèl een ver sleten plek op het vloerzeil was vóór den schoor steen met het schildery, maar I Barrington toch L 7 I iederen morgen rZO£el I zyn toilet maak- 1 te. Hier lag de gevolgtrekking voor de hand, dat spiegel en schildery kort geleden verwisseld waren. Dat kon, omdat de spiegel bijna tweemaal zoo lang was, als schildery, alleen geschied zyn om iets te verbergen, want Barrington zou geen spiegel 5 meter van z'n waschtafel hangen. Vooropge steld nu, dat de oude man had geschoten en in aanmerking nemend, dat de kogel nóch in Stir ling's lichaam, nóch ergens in T plafond of in de muren zat, bleef er niets anders over, dan dat de lange spiegel in de plaats van het schil dery gehangen was om het kogelgat te bedek ken. Ik begreep, dat Barrington in z'n twist met Stirling, zich zóó had opgewonden, dat hy in zyn drift een schot op hem gelost had. Maar iemand schiet op zoo'n korten afstand niet een paar meter naast of boven het doel. Myn oog viel op de banaanschillen en als by intuïtie voelde ik ineens, hoe Barrington aan z'n eind gekomen was. De bast van een der schillen was namelijk gehavend en de vloer vertoonde op een manslengte ven den haard een vettig vlekje. Een of meer schillen moeten op den vloer gelegen hebben en hierover is Barrington uit gegleden bij het lossen van het schot. De ko gel kwam in den tegenoverliggenden muur te recht en de ongelukkige viel achterover met een geweldigen smak op het haardyzer, zoodat hy op slag dood was. Stirling, die zyn meester haatte, zag z'n kans; hy maakte zich meester van het geld, trok het lyk eenige meters naar voren, doch vergat het om te keeren en veegae terloops het haardyzer af. Eenige vastgeplakte stukjes haar zyn echter nog te zien. Daarna viel z'n oog op het kogelgat in den muur, dat niet strookte met z'n verhaal van een indrin ger. Ook hierin voorzag hy met merkwaardige sluwheid, maar dat zal hem toch niet uit de gevangenis houden." Stirling braakte een verwensching uit. „Die kerel is een duivel, een duivel!" krysch- te hy. Crawford stak bedaard een sigaret op, maakte een lichte buiging voor Colson en zeide: „Ik lever den misdadiger in uwe handen." Wanneer muizen zich toegang weten te verscha: tot Uw provisiekast, slinken de voorraden veel sneller dan wanneer «een groote familie er van eet Muizen zijn tevens verspreiders van besmettelijke ziekten, zoodat het niet alleen eigenbelang maar ook een plicht is dit ongedierte te bestrijden. Geen kat of vat is in staat vijftig muizen in één nacht te vangen, doch met één doosje Rodent verdelgde de Heer A. te K. in 2 avonden 113 muizen. Rodent faalt nimmer; het trekt muizen en ratten onweerstaanbaar aan en reeds het eerste hapje is doodelljk. Koop dus nog heden een enkele doos 50 ct. of een dub bele doos a 90 ct en morgen zult U van dit on- edierte bevrijd zijn. Imp.: Fa. B. Melndersma, 'en Haag. B 46 P£ D Nabij Tuxla in Bosnië heeft, naar Reuter meldt, een verwoed gevecht plaats gehad tus- schen 100 Zigeuners van twee vyandelyke stam men om 'n Zigeunermeisje, dat om haar schoon heid bekend stond als de .zwarte koningin". zy was getrouwd met een man van haar eigen stam, doch haar moeder zooals volgens Zi- geunersgebruiken geoorloofd is nam haar weg van haar echtgenoot en verkocht haar aan Muja, een man van een anderen stam. Deze wisselde de „zwarte koningin" op zyn beurt uit aan zyn jongeren broer. Dit wekte echter den toorn van den eersten man van de „zwarte koningin". Hy riep al de mannen van zyn stam byeen en trok erop uit, om de beleediging te wreken. Tusschen de twee kampen ontstond daarop een verwoed gevecht, waaraan ten slotte ook vrouwen en kinderen deelnamen. De eerste echtgenoot van de „zwarte koningin" werd met bylslagen afgemaakt en nog twee mannen lie pen verwondingen op, waaraan zy later bezwe ken. Een politie-patrouille wist ten slotte de rust te herstellen, waarby 80 Zigeuners gearres teerd werden, die allen min of meer ernstig gewond waren. Ook de „zwarte koningin", die in de voorste rangen meestreed ter verdediging van haar derden echtgenoot, werd gearresteerd. i 11 I'J op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f by een ongeval met f O C/1 by verlies van een hand J 25 f 50 «55! AllC Q.U OTITIC S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen t/l/." doodehjken afloop I fcfJl/» een voet of een oog# duim of wijsvinger 1 wv. bei een breuk van f Afi by verlies van bèen of arm T l/.anderen vini 'n vinger Ze had er geen idee van hoeveel weefgetou wen er wel in bsdryf, hieveel vlijtige handen wel aan't werk waren. Ze ervoer, dat deze Onvriendelijke, zwart-berookte stad van on vatbare beteekenis was voor de welvaart van ingeland en relaties onderhield met de verste tethoeken der aarde! Elyah Briggs liet niet na tegen het meisje lof te zingen van de beide graafschappen ?n van den machtigen polsslag van leven en bedryf, die daar klopte. Op <jen terugrit naar Leeds, dien avond, was ^ancy weinig spraakzam. Ze was nu byna drie Weken de gast van Elyah Briggs en ofschoon jtessie met den meesten nadruk had beweerd, o_at ze nog in geen maanden aan weggaan teocht denken, ze voelde, dat het haar plicht Was aan dit verblijf spoedig een eind te maken, ^aar waar moest ze naar toe? Wat kon ze be ktenen? Ze dacht aan de belofte, die ze haar teder gedaan bad op den dag van zijn dood. Noe moest ze die in Godsnaam vervullen? Hoe meer ze er ovèr nadacht, hoe hopeloozer ze het ging vinden. Maar haar gesprek van vandaag met Elyah en de groote fabrikanten uit Oldham, hadden haar op een idee gebracht. Ze meènde een weg te zier om haar eigen brood te verdienen en., misschien Ze was verloren in haar gedachten, terwijl de groote auto heuvel op, heuvel af ging en toen ze eindelyk Woodroyd bereikten, voelde ze zich als iemand, die uit een diepen droom wak ker schrikt. Wil je niet wat voor ons zingen, Nancy?, vroeg Mr. Briggs, toen ze na het diner in de ruime, gezelige salon bij elkaar zaten. Zoudt u erg boos zijn als ik het niet deed, mr. Briggs? vroeg ze. Ik zou liever wat met u praten. We doen, waar je zin in hebt, hoor kind, antwoordde de gemoedelijke Yorkshire-man. Maar waér wou je over praten? Over een manier om myn brood te ver dienen. Ik moet zien, dat ik aan het werk kom en liefst zoo gauw mogeiyk. HOOFDSTUK VI. NANCY IS HOOPVOL GESTEMD Neen, neen, herhaalde Elyah Briggs, we zyn niet van plan om naar je te luisteren. Je bent ternauwernood hier, je moet minstens een maand blijven voor je aan weggaan mag be ginnen te denken; nietwaar moeder? Natuuriyk, beaamde Mrs. Briggs harteiyk. wy zyn van je gaan houden en we zouden je niet graag laten gaan. Bovendien zyn we je nog heel wat schuldig, omdat Je zoo lief bent geweest voor onze Jessie, toen die voor 't eerst op St. Andrews kwam. Ze was toen nog maar een kleine peuter, die niemand daar kende, ter wyl jij al tot de groote meisjes behoorde. Ja, daar heeft Jessie ons alles van verteld. Ze voelde zich zoo eenzam als een pelikaan in de wildernis, maar je bent lief en harteiyk voor haar geweest. Bovendien willen we je graag voor ons plezier hier houden. Ze verveelt ons nog lang niet, wat Elyah? Vervelen! riep de Yorkshlre-man uit. Om je de waarheid te zeggen, heb ik nog nooit iemand zóó graag in myn huis gehad en ik zeg je nog eens: je mag er niet aan denken van ons weg te gaan. Ben Briggs, die al dien tyd by den schoor steen 'n cigaret stond te rooken, zei geen woord, maar luisterde aandachtig naar wat er gezegd werd. Het was biykbaar, dat Ben meer dan gewoon belang stelde In dit gesprek. Wat Jessie betreft, ze ging zonder te spreken bU Nancy staan, terwyi haar oogen zich met tra nen vulden. Het is heel erg lief van u, bracht Nancy met moeite uit, en ik zal uw goedheid nooit vergeten. Maar ik moet ook aan de toekomst denken, Mrs. Briggs. Daar hebben we voorloopig den tyd mee, zei de Yorkshire-man, met 'n zweempje van ongeduld in zijn stem. Ik ben bang, dat u my verkeerd begrijpt, begon Nancy opnieuw. Denk alsjeblieft niet, dat ik al dezen tyd niet gelukkig ben geweest. Een maand geleden dacht ik, dat ik nooit ge lukkig meer zou kunnen zyn, maar hier heb ik veel van myn verdriet vergeten enen.. Natuuriyk, meisje-Hef, zei de Yorkshire- man vriendeiyk, we hebben je dikwijls gade geslagen als we je zoo alleen zagen zitten, en we hebben je volkomen begrepen. Natuuriyk voel je je af en toe verdrietig, het zou niet an ders mogelyk kunnen zyn, maar je bent hier tusschen goede vrienden, kindje, en ofschoon ik het misschien niet moest zeggen: er zyn geen betere vrienden op de wereld dan de Yorkshires! En ik wil u altijd tot myn vrienden biy- ven rekenen, antwoordde Nancy, maar ik moet aan de toekomst denken, en ik moet myn eigen brood verdienen. Ik ben erg arm, voegde zij er aan toe. Hierop zweeg Mr. Briggs even. Het moet ge zegd worden, dat hy op armoede niet als een schande neerkeek, maar hy vond dat het ieder zyn plicht was, zich door het leven te slaan. Ik heb nooit over mijzelf en mUn omstan digheden gesproken, ging het meisje voort, ik kon het eenvoudig niet, maar ik ben ervan overtuigd, dat u naar me zult willen luisteren. Dat zullen we zeker. Misschien kunt u me wel helpen, voegde Nancy eraan toe. Je helpen, onderbrak Elyah Briggs, ik ben niet iemand uit denzelfden stand als jy, maar de naam van Elyah Briggs mag er wezen, in deze stad U weet niets van me, viel Nancy hem in de rede, of misschien heeft Jessie al het een en ander verteld. Dat wel, maar ze heeft ons geen enkele byzonderheid gezegd. En we hebben daar niet naar gevraagd, we dachten niet, dat we daar recht toe hadden. Het was onze zaak niet, ons met jouw leven te bemoeien, niet, dat we het niet graag zouden weten, maar we dachten er niet over het ooit te vragen. De Yorkshirer sprak ruw, en toch was ieder woord van hem fyngevoelig. Elyah Briggs was fn Leeds een arme jongen geweest, hy had zyn geld gauw verdiend, maar deze plotselinge rijk dom had hem absoluut niet grof en protserig gemaakt en ofschoon hy in de society mis schien geen goed figuur zou slaan, was hy in zyn hart op en top een gentleman. Ik wil u graag vertellen, begon Nancy, en ik ben er zeker van, dat u my zult begrijpen. Drie maanden geleden kende ik geen zorgen. Ik wist, dat myn vader geen ryk man was, maar ik wist niet, dat hy eigenlijk geen penny bezat. U moet weten, dat we in een mooi, oud huis woonden, dat eeuwen aan onze familie behoord heeft. Ik had nooit opgemerkt, hoe vaal en armoedig alles eigenlijk was: ik dacht nooit aan die dingen. Het was myn huis en ik was ervan overtuigd, dat ik er mijn heele leven zou biyven. Ik was byna een en twintig, toen ik te Cambridge afstudeerde, en daar mijn va der nooit met me over de toekomst sprak, en ik zelf er nooit aan dacht, dat myn vader gauw zou kunnen sterven, is er zoo iets nooit in my opgekomen. Later zeiden de menschen. dat hy verkeerd gedaan heeft, dat hy wèl voor mijn toekomst had dienen te zorgen, maar maar.. Ze veegde haar betraande oogen af en ging na een oogenblik voort: hy stierf plotseling, juist op den dag, dat hij me vertelde, dat op ons huis een zware hypotheek rustte, en dat, als alles verkocht zou zijn, en zyn schulden wer den betaald, er geen stuiver voor mij zou over- bfijven. Arm kind, arm kind, zei Elyah Briggs bewogen. Ik geloof, begon Nancy met groote moeite, dat Trevanion Court vroeger een groote bezit ting is geweest, maar in de latere jaren, ik v/eet niet wanneer dat begon, werd het eene stuk na het andere verkocht, tot er maar twee honderd acres overbleven: die en het oude huis. En ik moest alles verkoopen, ik moest toch alle schulden betalen. Ja, dat moest zeker, zei Mr. Briggs. Nu, iedereen is betaald, tot den laatsten cent. En er bleef niets voor Jou over, veronder stel ik? Ik bezit driehonderd pond, zei het meisje. Het is een schande, hoorde Nancy Mrs. Briggs zeggen. O, ik ben ryk genoeg, antwoordde het meisje haastig, ik bezj,t niet alleen dat geld, maar ik ben kerngezond en ik heb een goede opvoeding gehad. Maar ik wil myn eigen brood verdienen, dat eisch ik van mezelf. Dat is alles wat ik u wilde vertel! Maar er is geen enkele reden, dat nu di rect te doen, hield Elyah vol. .Wordt vervolgd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 9