De dapperste aller koningen
Md rndaal mn den da$
et Erfdeel
X
DEPAASCHOS.'
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
Als U toch schoenen koopt,
vraag dan ROBINSON
DINSDAG 11 APRIL'
KAREL XII VAN
ZWEDEN
Een kort leven, vol van strijd tegen
een overmacht van vijanden
Een generaal van 16 jaar
Tot koning gekroond
De overwinnaar
Tegen den Czaar
12O-jarige overleden
Ü,voor wÏÏ.r j De verdwenen
Duurder dan een huishoudi
Lustig ist das Zigeuner-;
leben
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Uit het Engelsch van
Joseph Hocking
Wanneer men 'n geschiedkundige zou vra
gen wie hy den dappersten koning vindt
in de geschiedenis van Europa, en mis
schien wel van heel de wereld, dan zou hij on
getwijfeld antwoorden: Karei XII van Zweden.
Inderdaad de dapperheid van dezen jeugdigen
Vorst heeft gedurende de vijftien jaren van zijn
openbaar leven half Europa met angst en ge
heel Europa met bewondering vervuld en te
grooter was deze bewondering naarmate men be
dacht, dat koning Karei eigenlijk nog een kind
Was, toen z}jn naam reeds een symbool van held
haftigheid was.
Slechts vijftien jaar heeft hij geregeerd, of
liever gevochten, want van deze vijftien jaar is
hij geen half jaar in Zweden geweest. Hij vocht
tegen de Denen, de Noren, de Pruisen, de Saxers,
de Polen en vooral de Russen van Czaar Peter
den Grooten, den eenigen tegenstander die hem,
hoewel mét groote moeite, naar zijn ondergang
Wist te drijven.
Karei was zestien jaar toen hij zijn Vader
Karei XI opvolgde en zich aan het hoofd stelde
Van het leger, dat hij nooit meer verlaten zou
en dat zijn leven lang al zijn ontberingen en zijn
roem zou deelen. Reeds in zijn vroege jeugd
Was Karei opgevallen door zijn bijzondere vast
beradenheid en iedereen die hem kende, wist,
dat onder zijn zwijgzaamheid en zijn soberheid
zich een ijzeren wil verborg, een wil die inder
daad tot aan zijn dood van ijzer was. Het loont
de moeite het leven van dezen man, dezen jonge-
taan te verklaren, zelfs in dezen tijd van paci
fisme, want het is niet zoozeer de vechtersbaas
Karei, dien we willen gedenken, dan wel den man,
die als geen ander vorst wellicht zich wist te
beheerschen en met zichzelf al zijn onderdanen.
Toen hy nog een kind was en pas aan de
studie was gegaan, sprak zijn leeraar hem eens
over Alexander den Grooten en de leerling gaf
te kennen, dat hij dezen Oosterschen veldheer
een navolgenswaard voorbeeld vond. „Maar"
Vroeg de leeraar hem „weet ge wel, dat Alexan
der niet ouder is geworden dan 32 jaar?" Waar
op Karei antwoordde: „Is dat niet lang genoeg,
dis men koninkrijken heeft veroverd!" Dit was
sen karakteristieke uitspraak van den man,
Wiens leven vrijwel zou bestaan in het veroveren
sc zelfs het weggeven van koninkrijken. Evenals
Alexander is ook hij jong gestorven: hij was
hauwelyks 36 jaar.
Ook op den dag van zijn kroning toonde de
Zestienjarige zich reeds de energieke heerscher.
Toen de Aartsbisschop van Upsala hem de ko
ningskroon wilde opzetten, rukte hij de kroon
bit zyn handen en drukte ze zelf op zijn hoofd,
terwijl hij den Prelaat fier in de oogen keek.
Het eerste wat Karei deed, toen hij tot koning
Bekroond was, is de staatszaken zoo spoedig
Ciogelijk overdragen aan zijn ministers en toen
fijn raadsman Piper hem vroeg wat hy van plan
Was, antwoordde Karei hem: „Ik voel me waar-
big om die dappere Zweedsche soldaten te com-
biandeeren, méér dan om politiek te dryven".
Spoedig genoeg zou hy gelegenheid krygen zyn
bekwaamheden te toonen, want nauweiyks was
by aan het bewind, of de vorsten van Denemar
ken, Polen en Rutland wilden den jongen ko
ning zyn staten ontnemen en zy trokken ge
drieën tegen hem op. Zy hadden echter buiten
den waard gerekend en konden in de verste
^erte niet vermoeden, dat het kind Karei zich
één dag zou ontpoppen als een krygsman
Van den eersten rang. Op den dag zelf, dat
Karei zich aan het hoofd van zyn leger plaat-
®te, voltrok zich een verandering in hem, die
^n omgeving met verbazing sloeg en in korte
blaar krachtige termen verklaarde de jonge
Vorst, dat hij geen aanval zou afwachten, maar
kolf zou aanvallen. Hy gaf bevel tegen de Denen
°P te rukken. Hy liet zijn zwager, den Hertog
van Holstein, wiens staten door de Denen ver-
Woest waren, weten, dat hy hem onmiddeliyk
ter hulp zou snellen. Met acht duizend man
Zweedsche troepen, alsmede enkele regimenten
bit Hannover, Zeil en Holland, trok hy op naar
be bezette stad Tonninge. Hollandsche en En-
Belsche schepen wachtten op zyn komst in de
Baltische zee. Op 8 Mei 1700 ging hy op weg en
bi de nabyheid van Kopenhagen gaf hy plot
seling bevel de stad te bezetten. Onder een re-
fcen van kanonskogels ging hy aan wal.
In zyn ongeduld sprong hy uit de boot en
Waadde, door zyn officieren en manschappen
Bevolgd, door het water tot groote verbazing van
ben vyand, die hiermede zijn eerste onstuimige
<&ad te zien kreeg. De kogels, die om zyn ooren
boten, waren een openbaring voor hem, maar
®en openbaring die hem eer prettig dan onaan
genaam stemde. De Deensche cavalerie waagde
Cen aanval maar werd teruggeworpen en Karei
tend zyn schepen naar huis om nog negen dui
dend man te halen. Een zeer gunstige wind
bracht de vloot reeds den volgenden dag binnen
en dit alles geschiedde onder de oogen van de
Denen, die yiings een deputatie zonden met de
bede, dat Karei de stad niet zou beschieten.
Karei beloofde en liet Kopenhagen 400.000 rijks-
daalders betalen en een grooten voorraad levens
middelen leveren, die hy zou betalen. Men liet
de levensmiddelen aanvoeren, omdat men wel
gedwongen was, maar niemand in Kopenhagen
rekende er op, dat zy betaald zouden worden.
De Zweden betaalden echter tot den laatsten
cent en deze onverwachte eeriykheid bracht de
Denen bijna tot geestdrift. Karei wilde vóór alias
orde en tucht in zyn leger. Vandaar deze stiptheid.
In alles gaf hy het voorbeeld. Hy kleedde zich
als een gewoon soldaat, at en dronk zeer weinig,
sliep desnoods op den grond, verbood iedere
plundering en ontbrak nooit op het gebedsuur,
dat twee maal per dag in het kamp werd ge
houden.
Zoo geschiedde dan dat een jongen van zestien
jaar de hoofdstad van Denemarken in zyn macht
had en den koning dwong het beleg van Ton
ninge op te heffen. Intusschen liet deze koning
een oproep verspreiden in de veroverde staten
en beloofde vryheid aan iedereen, die de wapens
tegen Karei zou opnemen, maar Karei had al
lerminst angst voor dit leger van slaven. Hij
liet den koning van Denemarken weten, dat hij
alleen oorlog voerde om anderen tot vrede te
dwingen. Hij eischte ontruiming van het gebied
van zyn zwager. Aldus geschiedde en tot verba
zing van Europa weigerde Karei eenlg voordeel
uit deze overwinning voor zich zelf.
Op hetzelfde oogenblik had de koning van
Polen het beleg geslagen voor Riga, hoofdstad
van Livonië, terwijl Czaar Peter met honderd
duizend man uit het Oosten oprukte. Riga werd
verdedigd door den Zweedschen generaal, den
graaf van Alberg, die 24 jaar oud was en reeds
zestig veldtochten achter den rug had. Na de
overwinning van Karei bleef er voor den koning
van Polen niets anders over dan in te rukken en
hy deed dit dan ook onder het eervolle voor
wendsel, dat hy de Hollandsche koopwaar, die
bij groote hoeveelheden in Riga opgestapeld wa
ren, wilde sparen. Tegen Polen had Karei dus
niets meer uit te richten en zoo kreeg hy de
welkome gelegenheid op te rukken tegen zijn
formidabelen tegenstander Czaar Peter, een van
de grootste mannen van zyn tijd, een tegenstan
der, den Zweed waardig. De reden die Peter
opgaf voor den oorlog strookte echter niet met
zijn grootheid. Hy beweerde verstoord te zyn,
dat men hem tydens een incognito-bezoek aan
Riga niet voldoende eer bewezen had en dat zyn
gevolg te dure levensmiddelen had moeten be
talen. Vandaar dat hy Ingrië met zyn leger
van honderd duizend man verwoest had. In de
omgeving van Narva sloeg hy zyn kamp op vol
gens de regelen der krygskunst, die hij feitelijk
van de Zweden had geleerd, zooals hij het sche-
penbouwen van de Hollanders had afgekeken,
overigens op een wijze, die pleitte voor zyn
schranderheid.
In November vernam de Czaar, dat de Koning
van Zweden met twee honderd schepen op weg
was om Narva te hulp te komen. Direct na aan
komst koos Karei de beste strategische stelling.
Iiy stond met zijn 8000 Zweden tegenover 100.000
Russen en gaf aan zijn officieren te kennen, dat
dit een uitstekende verhouding was, hetgeen
de heeren roerend met hem eens waren. De aan
val begon onmiddeliyk en een half uur lang
konden de Russen niet veel anders doen dan zich
laten dooden. Karei stond in de voorste ryen en
kreeg reeds in de eerste minuten een schot in
den linkerarm. Hy lette weinig op zijn wond,
daar hij uitzag naar het oogenblik, dat hy in
de rangen der vijanden kon doorbreken om een
ontmoeting met den Czaar te forceeren. Twee
maal werd een paard onder hem gedood en hij
maakte grapjes, toen hy zyn derden rossinant
besteeg. Den Czaar kreeg hij echter niet te zien,
want het Russische leger trok in allerijl terug.
By honderden gaven de vyanden zich over en
kwamen voor den koning htm wapens neer wer
pen. Karei ontving allen met groote beleefdheid,
gaf hun voedsel en stuurde hen ongewapend
naar den Czaar terug. Intusschen was Peter
eenigszins van den schrik bekomen en vertrou
wend op zijn groote overmacht viel hij weer aan.
Het was hun bekend dat de eerste aanval dei-
Zweden steeds verwarring en doodschrik in de
gelederen van him tegenstander teweegbracht,
maar de tweede aanval wilde hy in zyn voor
deel laten veranderen. Maar het hielp niets. De
Zweden hielden stand met de zekerheid en de
kalmte, die een jarenlange stryd tegen een over
macht hun had aangeleerd. Peter moest vluch
ten en werd nog geruimen tijd achtervolgd. Hy
leed een volledige nederlaag.
Toen achtte Karei den tyd gekomen tegen de
Saksers op te trekken en hy volbracht ook deze
taak met de vlotheid, die men van hem kon ver
wachten. Hy stak de Duna over, versloeg het
Saksische leger en veroverde Koerland. De slag
was fel en bloedig, maar de Zweden waren niet
te weerstaan, zy vernielden het heele leger en
namen de hoofdstad Mittau zonder slag of
stoot in. Dan trok Karei door alle provincies, die
zich direct onder zyn heerschappy stelden, tot
hy in Birzen verscheen, de stad waar de koning
van Polen met Czaar Peter enkele maanden te
voren dure eeden hadden gezworen, dat zy Karei
zouden verslaan! Het liep een beetje anders
en het kwam zelfs zoover, dat Karei het besluit
nam den koning van Polen van den troon te
zetten. Dit kostte hem nieit veel moeite en
August van Polen moest de vlucht nemen.
De bevolking die vrywel in slavernij had ge
leefd, verzette zich in de Volksvertegenwoordi
ging evenmin. In de plaatst van August had
Karei kunnen regeeren, maar dit wenschte hy
niet. Hy gaf niet om een koninkryk, zoover het
niet zijn eigen ryk was en hy noodigde prins
Gobieski uit zich te laten kronen tot koning
van Polen. Deze durfde echter niet en zoo was
de kroon van Polen zonder pretendent. August
had intusschen de Prinses van Königsmark
overgehaald Karei te gaan bezoeken en hem
tot andere gedachten te brengen. Deze prinses
was niet alleen buitengewoon charmant, maar
ook schrander en dus volgens Karei gevaarlijk.
Hy weigerde haar te ontvangen. Hy was doods
benauwd voor vrouwen en vond ze even gevaar-
liik voor een krijgsman als wyn. Toen hy haar
„per toeval" in een bosch ontmoette, groette
hij beleefd, gaf zyn paard de sporen en ver
dween.
Kort daarna, toen Gobieski naar Karel's
uitnoodiging begon te luisteren, werd hy door
handlangers van August gevangen genomen.
August verzamelde wederom een leger en ging
Karei tegemoet. In den daarop volgenden stryd
werd Karei aan het been gewond en August
liet het nieuws verspreiden, dat zyn groote
tegenstander gesneuveld was. Zyn leger werd
overigens in de pan gehakt en hy vluchtte met
enkele honderden overlevenden. Eenige malen
werden generaals naast Karei gedood, nadat
hy hen een voor een aan groot gevaar had
ontrukt. Telkens als Karei de plaats van een
generaal innam om hem te beschermen werd
de beschermer door een tweeden kanonskogel
weggemaaid. Het leek wel of de Koning on
kwetsbaar was en hij moet dit zelf eenigszins
gehoopt hebben als we nagaan, dat hy soms
vocht tegen een honderdmaal sterkeren vyand.
Intusschen had ook de stad Danzig troepen
tegen hem uitgezonden met het gevolg, dat
zy volkomen verslagen werden en dat Danzig
werd ingenomen en gestraft. Toen Karei de
stad binnentrok lagen de inwoners op hun
knieën in de straten en smeekten om erbarmen.
Nu was Karei geheel meester van Polen en
waar hy Gobieski niet kon bereiken, bood hy
den Poolschen troon aan aan Stanislaus
Leczinski, die het aanbod aannamen. Leezinski
was toendertyd een jonge afgevaardigde en een
van de weinige mannen van beteekenis, die
het vertrouwen der bevolking genoten. De
kroning geschiedde met veel pracht en praal
en Karei, die bescheideniyk onder de menigte
stond, riep het eerst van allen hoera!
De koning die meende, dat hy nu wel gemist
kon worden, trok met zijn leger nog even naar
Warschau om de verovering compleet te ma
ken, versloeg August, nam de stad in MBder
dat de soldaten de minste poging deden tot
plunderen. Dit alles is in weinig woorden ver
teld, doch men kan, wil men volledig de hel
denfeiten van den Zweed memoreeren, beter
een boek schrijven over zyn krygsdaden en
dan nog zal men moeite hebben zyn door
zettingsvermogen op zyn juiste waarde te
schatten.
Inmiddels hadden enkele Zweedsche gene
raals hier en daar aan de grens verschillende
Russische troepen verslagen, zoodat het
Zweedsche leger over de geheele linie zege
vierde. De soldaten waren zelfbewust gewor
den en achtten een stryd van twintig tegen
honderd man meer overeenkomstig hun waar
digheid dan een gevecht met gelyke kansen.
Op dat oogenblik besloot Karei tot den groo
ten stap: Hy trok Rusland in om Peter op
eigen terrein te gaan bestrijden. Het was win-
=jiiiiiiiiiiiiiiii
■immmiiiiui
Den Paaschos stelt men weer ten toon
En 't beest wordt prijsbekroond,
i Wanneer de biefstuk en de rïb
Zich extra vleezig toont.
Heeft nu het beest zijn best gedaan
En 't is dus extra zwaar,
Dan voert men den geprezen os I
Tot dank naar 't abattoir!
Van uit dit slagveld komt de os i
Voor 't winkelraam terecht, i
Waar men z'n dikke deelen, bloot,
1 Tot lok en koopen legt!
Als laatste hulde komt er slechts I
1 Een bordje bij „bekroond," i
1 En daarmee meent men, dat de os
Voldoende is beloond. i
Want de medalje houdt zijn baas f
En 't vleesch verkoopt men
1 Wanneer u ook te gast wilt gaan f
1 Aan 't fijne Paaschmènu!
1 Ziet u wat Paaschos op uw bord,
Bedenk dan daarbij dit:
Dat bij 'n medalje, ook van goud,
Nog steeds een kèèrzij zit!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
üiiiiimiiiiiiiiiimiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiË
ter en geen sterveling in Rusland geloofde aan
de mogelijkheid van een Zweedschen inval.
Deze inval was echter reeds een feit en Karei
joeg de Russen voor zich uit, maakte gevan
genen en veroverde wapenen en geld. De
dorpen liepen leeg op het nieuws van zijn
komst, maar hy liet plakkaten aanplakken,
waarin hy den terugkeerenden volle vrijheid
en veiligheid garandeerde. Men geloofde hem en
weldra waren de dorpen weer bewoond. Hier
meet een anecdote worden verteld, die ty
peerend is voor Karei. Toen hy eens een rit
maakte, kwam een boer naar hem toe met de
klacht, dat een van zyn soldaten zyn gezin
van voedsel had beroofd. Karei liet den schuldi
gen grenadier komen en vroeg hem of hy inder
daad geroofd had. „Jawel," antwoordde de
man, „maar wat beteekent een halve kalkoen in
vergelyking met een heel koninkryk, dat gy
van den Koning van Polen hebt geroofd?"
„In orde," zei Karei, „maar ik heb nooit iets
vonr mezelf genomen, onthoud dat, m'n
vriend". Hy zond den grenadier weg en
stelde den boer schadeloos.... Dit alles ge
schiedde eenigen tijd vóór den grooten slag van
Putowa, waarin het Zweedsche leger door den
Czaar werd vernietigd, zonder dat Karei ook
maar één oogenblik den moed liet zinken
De oudste man in Bulgarije, Enu Paasjoff, is
op 120-jarigen leeftyd overleden.
Geheel zyn leven heeft hy een uitstekende
gezondheid genoten en tot den laatsten dag toe
werkte hy op het land.
De tweelingen waren uit visschen
geweest en ieder van hen had een
visch gevangen.
„De myne is een heeriyke groote
visch en ik zal hem aan Flippity-
Plop den kameel geven," zei Loutje
trotsch.
„De myne is veel mooier dan de
jouwe," zei Loetje. „Ik ben er zeker
van, dat de kameel myn visch veel
liever heeft."
Topsy raadde de tweelingen aan,
dat ze beiden den kameel hun visch
zouden aanbieden om te zien, welke
visch hy het eerst zou nemen. Hy
zou zeker....
....den mooisten visch het eerst
nemen, want hy is een goed beoor-
deelaar van visch. Doch toen de
tweelingen deden, wat Topsy gezegd
had, nam de kameel de twee vis
schen tegelyk. Loutje en Loetje be
treurden dat natuuriyk ten zeerste.
„Flippity-Flop deed dat, omdat
jullie de staarten van de twee vis
schen te dicht by elkaar hadden,"
zei Topsy tot de tweelingen.
„Ja, dat. zal het wel geweest zyn,"
zeiden Loetje en Loutje, „nooit zul
len we nu weten, welke visch de
mooiste was, nietwaar?"
(Morgenavond vervolg)
(Ingezonden Mededeeling)
Mynheer Barrington, een gierig en zon
derling man, was vermoord, terwyl een
aanzienlijk bedrag aan bankpapier ver
dwenen was. Toen Stirling z'n knecht, een
klein, nietig ventje, de kamer van z'n meester
binnentrad, vond hij hem uitgestrekt op den
grond, met een diepe wond aan 't achterhoofd.
Hy Wilde er op zweren, dat hy op de venster
bank van 't openstaande raam een hand zag,
die zich snel terugtrok op het geluid van de
opengaande deur. Op dat oogenblik gaf hy zich
echter geen rekenschap van de volle beteekenis
hiervan en eerst later zag hy in, dat hy daar
door een groote fout begaan had. Z'n eerste
werk was geweest Barrington's zoon te waar
schuwen, die onmiddelijk naar een dokter en
Scotland-Yard getelefoneerd had. Het bleek
evenwel dat Barrington al een lyk was en z'n
zoon had daarop bevel gegeven, niets aan de
positie van het lichaam te veranderen vóór de
detective van Scotland-Yard was gearriveerd.
Met myn vriend Crawford, crimineel reporter
van den .London Observer", die de politie de
loef wilde afsteken, begaf ik me in alleryl naar
het somber, alleenstaand huis op eenigen af
stand van den straatweg. Tegen de stoep stona
een Harley-Davidson. De politie was ons dl
voor geweest.
„Dat is de motor van Colson, de meest eigen
wijze kerel van Scotland-Yard," bromde Craw
ford.
„Wijs ons het bewuste raam eens aan," vroeg
hy aan Stirling. De man nam ons mee naai
den achterkant van 't gebouw en wees ons een
openstaand venster, vlak er naast liep een
yzeren brandladder langs den muur. De groni
aan den voet van de ladder was zeer modderig
en een zeer duidelyk voetspoor liep van den
harden steenen weg naar de ladder en terug.
Ik volgde Crawford binnenshuis, waar Colson
bezig was de dienstbode aan een verhoor te
onderwerpen. Haar verhaal kwam in 't kort
hierop neer, dat ze, toen ze vroeg in den avond
in 't vertrek onder mynheer Barrington's ka
mer bezig was, een heftige woordenwisseling
boven haar had gehoord, iets wat wel meer
voorkwam. Stirling en de oude zonderling had
den herhaaldelijk ruzie. Eensklaps hoorde zy
een knal, gevolgd door een doffen bons. Aan dit
alles had ze niet veel aandacht geschonken,
omdat ze van haar meester wel meer vreemds
gewend was, maar toen alles stil bleef na dien
knal, was ze toch ongerust geworden en naar
boven geloopen, juist toen Stirling met een
verwilderd gezicht de kamer uitkwam en haar
vertelde, dat mynheer Barrington vermoord
was. Nadat nog vele vragen gesteld waren, en
ook Stirling was gehoord, ging de detective ons
voor naar boven. In de kamer van den ver
moorde was niet veel byzonders te zien. Er was
o.a. een groote spiegel, met kostbaar beeldhouw
werk, die naast de boekenkast boven den
schoorsteen hing. Midden in 't vertrek stond
een bordje met banaanschillen.
De vloer was bedekt met ordinair linoleum,
dat op verscheidene plaatsen versleten was,
zooals voor de boekenkast. De kamer was niet
verwarmd, maar in den haard lagen de over-
blyfselen van een vuur. Het Ijk lag op den
rug, naast de tafel, met het gezicht naar het
raam. Een revolver, waarvan een kamer leeg
geschoten was, lag er naast.
„Van wien is die revolver?" vroeg de man
van Scotland-Yard aan den zoon des huizes.
„Vader droeg die altyd by zich."
Crawford begon intusschen de kamer op en
neer te loopen en zei: „Merkwaardig Riley, die
kale plekken op den vloer, hoogst merkwaardig."
Ik kon er niets merkwaardigs in zien; het zeil
was door het langdurig gebruik afgesleten.
Myn vriend staarde aandachtig naar den
spiegel en naar een schildery. Daarna viel z'n
blik op de banaan-schillen, die hy een voor
een bekeek, waarop z'n gezicht verhelderde.
Colson had inmiddels z'n verhoor geëindigd
en begon nu eveneens de kamer te onderzoeken.
Hy was er gauw mee klaar.
„Het staat vast," zei hy, op autoritairen toon,
„dat de moordenaar door het venster is binnen
gedrongen. Hy droeg schoenen met spijkers
beslagen en een confectiepak. Ik leid dit af uit
de krassen op de vensterbank en uit den aard
van den knoop, dien ik hier vlak bij het raam
vond. Een inspecteur met twee speurhonden
zal binnen een kwartier hier zyn, zoodat we
den kerel, die met een kogel in z'n lyf niet ver
van hier kan zijn, gauw zullen hebben."
„Ik ben het niet met u eens," zei Crawford
met een beminnelyk lachje. „Er is door dat
raam nooit een moordenaar binnengedrongen,
omdat hier nooit een moord begaan is."
.Misschien," minachte Colson, „wilt u me dan
wel vertellen, waar de kogel uit Barrington's
revolver dan gebleven is."
„In den muur achter den spiegel," antwoord
de Crawford, zonder een spier te .vertrekken.
Mynheer Riley," zei Colson, „ik geloof, dat u
'n oogje op uw vriend dient te houden. Het zien
van het l{jk schynt z'n geestvermogens te heb
ben gekrenkt."
,,'t Zal het beste zyn, dat we Stirling even
roepen," meende Crawford.
Stirling kwam aarzelend binnen. „Riepen de
heeren?"
„Ja," zei Crawford. .Mynheer Colson wilde
graag, dat je dien spiegel eens van den muur
nam."
Het resultaat van deze worden was ver
rassend,
CA LV E-DELFT'S
IN POTJES -
Stirling stiet een vloek uit en sprong naar
de deur. Maar myn vriend was hem voor en
greep hem by de polsen. De man vocht als een
baarlijke duivel, maar we hadden hem spoedig
overmeesterd en geboeid.
„Ziehier den dief van het bankpapier en de
indirecte oorzaak van Barrington's dood!" riep
de crimineel-reporter.
We stonden verstomd over deze onverwachte
wending van de zaak. Colson wilde toch zeker
heid hebben en haakte, staande op een stoel,
den spiegel van den muur. Ik uitte een kreet
van verrassing. Op een hoogte van ongeveer
drie meter, was een klein kogelgat
„Dat is zoo wonderiyk niet als het hjkt,
heeren," lachte Crawford. „Toen ik de kamer
binnentrad, vielen my dadeiyk twee dingen op.
Het eerste was, dat een man, die geveld was
door een slag op z'n achterhoofd, met z'n aan
gezicht op den grond zou liggen, inplaats van
op z'n rug. Het tweede, dat er wèl een ver
sleten plek op het vloerzeil was vóór den schoor
steen met het
schildery, maar I
Barrington toch L 7 I
iederen morgen rZO£el I
zyn toilet maak- 1
te. Hier lag de
gevolgtrekking voor de hand, dat spiegel en
schildery kort geleden verwisseld waren. Dat
kon, omdat de spiegel bijna tweemaal zoo lang
was, als schildery, alleen geschied zyn om iets
te verbergen, want Barrington zou geen spiegel 5
meter van z'n waschtafel hangen. Vooropge
steld nu, dat de oude man had geschoten en in
aanmerking nemend, dat de kogel nóch in Stir
ling's lichaam, nóch ergens in T plafond of
in de muren zat, bleef er niets anders over, dan
dat de lange spiegel in de plaats van het schil
dery gehangen was om het kogelgat te bedek
ken. Ik begreep, dat Barrington in z'n twist met
Stirling, zich zóó had opgewonden, dat hy in
zyn drift een schot op hem gelost had. Maar
iemand schiet op zoo'n korten afstand niet
een paar meter naast of boven het doel. Myn
oog viel op de banaanschillen en als by intuïtie
voelde ik ineens, hoe Barrington aan z'n eind
gekomen was. De bast van een der schillen was
namelijk gehavend en de vloer vertoonde op
een manslengte ven den haard een vettig
vlekje.
Een of meer schillen moeten op den vloer
gelegen hebben en hierover is Barrington uit
gegleden bij het lossen van het schot. De ko
gel kwam in den tegenoverliggenden muur te
recht en de ongelukkige viel achterover met een
geweldigen smak op het haardyzer, zoodat hy
op slag dood was. Stirling, die zyn meester
haatte, zag z'n kans; hy maakte zich meester
van het geld, trok het lyk eenige meters naar
voren, doch vergat het om te keeren en veegae
terloops het haardyzer af. Eenige vastgeplakte
stukjes haar zyn echter nog te zien. Daarna
viel z'n oog op het kogelgat in den muur, dat
niet strookte met z'n verhaal van een indrin
ger. Ook hierin voorzag hy met merkwaardige
sluwheid, maar dat zal hem toch niet uit de
gevangenis houden."
Stirling braakte een verwensching uit.
„Die kerel is een duivel, een duivel!" krysch-
te hy.
Crawford stak bedaard een sigaret op, maakte
een lichte buiging voor Colson en zeide: „Ik
lever den misdadiger in uwe handen."
Wanneer muizen zich toegang weten te verscha:
tot Uw provisiekast, slinken de voorraden veel sneller
dan wanneer «een groote familie er van eet Muizen
zijn tevens verspreiders van besmettelijke ziekten,
zoodat het niet alleen eigenbelang maar ook een
plicht is dit ongedierte te bestrijden. Geen kat of vat
is in staat vijftig muizen in één nacht te vangen, doch
met één doosje Rodent verdelgde de Heer A. te K.
in 2 avonden 113 muizen. Rodent faalt nimmer;
het trekt muizen en ratten onweerstaanbaar aan
en reeds het eerste hapje is doodelljk. Koop dus
nog heden een enkele doos 50 ct. of een dub
bele doos a 90 ct en morgen zult U van dit on-
edierte bevrijd zijn. Imp.: Fa. B. Melndersma,
'en Haag. B 46
P£
D
Nabij Tuxla in Bosnië heeft, naar Reuter
meldt, een verwoed gevecht plaats gehad tus-
schen 100 Zigeuners van twee vyandelyke stam
men om 'n Zigeunermeisje, dat om haar schoon
heid bekend stond als de .zwarte koningin".
zy was getrouwd met een man van haar eigen
stam, doch haar moeder zooals volgens Zi-
geunersgebruiken geoorloofd is nam haar
weg van haar echtgenoot en verkocht haar aan
Muja, een man van een anderen stam. Deze
wisselde de „zwarte koningin" op zyn beurt uit
aan zyn jongeren broer. Dit wekte echter den
toorn van den eersten man van de „zwarte
koningin". Hy riep al de mannen van zyn stam
byeen en trok erop uit, om de beleediging te
wreken. Tusschen de twee kampen ontstond
daarop een verwoed gevecht, waaraan ten slotte
ook vrouwen en kinderen deelnamen. De eerste
echtgenoot van de „zwarte koningin" werd met
bylslagen afgemaakt en nog twee mannen lie
pen verwondingen op, waaraan zy later bezwe
ken. Een politie-patrouille wist ten slotte de
rust te herstellen, waarby 80 Zigeuners gearres
teerd werden, die allen min of meer ernstig
gewond waren. Ook de „zwarte koningin", die
in de voorste rangen meestreed ter verdediging
van haar derden echtgenoot, werd gearresteerd.
i 11 I'J op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f by een ongeval met f O C/1 by verlies van een hand J 25 f 50 «55!
AllC Q.U OTITIC S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen t/l/." doodehjken afloop I fcfJl/» een voet of een oog# duim of wijsvinger 1 wv. bei
een breuk van f Afi by verlies van
bèen of arm T l/.anderen vini
'n
vinger
Ze had er geen idee van hoeveel weefgetou
wen er wel in bsdryf, hieveel vlijtige handen
wel aan't werk waren. Ze ervoer, dat deze
Onvriendelijke, zwart-berookte stad van on
vatbare beteekenis was voor de welvaart van
ingeland en relaties onderhield met de verste
tethoeken der aarde!
Elyah Briggs liet niet na tegen het meisje
lof te zingen van de beide graafschappen
?n van den machtigen polsslag van leven en
bedryf, die daar klopte.
Op <jen terugrit naar Leeds, dien avond, was
^ancy weinig spraakzam. Ze was nu byna drie
Weken de gast van Elyah Briggs en ofschoon
jtessie met den meesten nadruk had beweerd,
o_at ze nog in geen maanden aan weggaan
teocht denken, ze voelde, dat het haar plicht
Was aan dit verblijf spoedig een eind te maken,
^aar waar moest ze naar toe? Wat kon ze be
ktenen? Ze dacht aan de belofte, die ze haar
teder gedaan bad op den dag van zijn dood.
Noe moest ze die in Godsnaam vervullen? Hoe
meer ze er ovèr nadacht, hoe hopeloozer ze het
ging vinden.
Maar haar gesprek van vandaag met Elyah
en de groote fabrikanten uit Oldham, hadden
haar op een idee gebracht. Ze meènde een weg
te zier om haar eigen brood te verdienen en.,
misschien
Ze was verloren in haar gedachten, terwijl
de groote auto heuvel op, heuvel af ging en
toen ze eindelyk Woodroyd bereikten, voelde ze
zich als iemand, die uit een diepen droom wak
ker schrikt.
Wil je niet wat voor ons zingen, Nancy?,
vroeg Mr. Briggs, toen ze na het diner in de
ruime, gezelige salon bij elkaar zaten.
Zoudt u erg boos zijn als ik het niet deed,
mr. Briggs? vroeg ze. Ik zou liever wat met
u praten.
We doen, waar je zin in hebt, hoor kind,
antwoordde de gemoedelijke Yorkshire-man.
Maar waér wou je over praten?
Over een manier om myn brood te ver
dienen. Ik moet zien, dat ik aan het werk kom
en liefst zoo gauw mogeiyk.
HOOFDSTUK VI.
NANCY IS HOOPVOL GESTEMD
Neen, neen, herhaalde Elyah Briggs, we
zyn niet van plan om naar je te luisteren. Je
bent ternauwernood hier, je moet minstens een
maand blijven voor je aan weggaan mag be
ginnen te denken; nietwaar moeder?
Natuuriyk, beaamde Mrs. Briggs harteiyk.
wy zyn van je gaan houden en we zouden
je niet graag laten gaan. Bovendien zyn we je
nog heel wat schuldig, omdat Je zoo lief bent
geweest voor onze Jessie, toen die voor 't eerst
op St. Andrews kwam. Ze was toen nog maar
een kleine peuter, die niemand daar kende, ter
wyl jij al tot de groote meisjes behoorde. Ja,
daar heeft Jessie ons alles van verteld. Ze
voelde zich zoo eenzam als een pelikaan in de
wildernis, maar je bent lief en harteiyk voor
haar geweest. Bovendien willen we je graag
voor ons plezier hier houden. Ze verveelt ons
nog lang niet, wat Elyah?
Vervelen! riep de Yorkshlre-man uit.
Om je de waarheid te zeggen, heb ik nog nooit
iemand zóó graag in myn huis gehad en ik
zeg je nog eens: je mag er niet aan denken van
ons weg te gaan.
Ben Briggs, die al dien tyd by den schoor
steen 'n cigaret stond te rooken, zei geen
woord, maar luisterde aandachtig naar wat er
gezegd werd. Het was biykbaar, dat Ben meer
dan gewoon belang stelde In dit gesprek. Wat
Jessie betreft, ze ging zonder te spreken bU
Nancy staan, terwyi haar oogen zich met tra
nen vulden.
Het is heel erg lief van u, bracht Nancy
met moeite uit, en ik zal uw goedheid nooit
vergeten. Maar ik moet ook aan de toekomst
denken, Mrs. Briggs.
Daar hebben we voorloopig den tyd mee,
zei de Yorkshire-man, met 'n zweempje van
ongeduld in zijn stem.
Ik ben bang, dat u my verkeerd begrijpt,
begon Nancy opnieuw. Denk alsjeblieft niet,
dat ik al dezen tyd niet gelukkig ben geweest.
Een maand geleden dacht ik, dat ik nooit ge
lukkig meer zou kunnen zyn, maar hier heb
ik veel van myn verdriet vergeten enen..
Natuuriyk, meisje-Hef, zei de Yorkshire-
man vriendeiyk, we hebben je dikwijls gade
geslagen als we je zoo alleen zagen zitten, en
we hebben je volkomen begrepen. Natuuriyk
voel je je af en toe verdrietig, het zou niet an
ders mogelyk kunnen zyn, maar je bent hier
tusschen goede vrienden, kindje, en ofschoon
ik het misschien niet moest zeggen: er zyn
geen betere vrienden op de wereld dan de
Yorkshires!
En ik wil u altijd tot myn vrienden biy-
ven rekenen, antwoordde Nancy, maar ik moet
aan de toekomst denken, en ik moet myn eigen
brood verdienen. Ik ben erg arm, voegde
zij er aan toe.
Hierop zweeg Mr. Briggs even. Het moet ge
zegd worden, dat hy op armoede niet als een
schande neerkeek, maar hy vond dat het ieder
zyn plicht was, zich door het leven te slaan.
Ik heb nooit over mijzelf en mUn omstan
digheden gesproken, ging het meisje voort, ik
kon het eenvoudig niet, maar ik ben ervan
overtuigd, dat u naar me zult willen luisteren.
Dat zullen we zeker.
Misschien kunt u me wel helpen, voegde
Nancy eraan toe.
Je helpen, onderbrak Elyah Briggs, ik ben
niet iemand uit denzelfden stand als jy, maar
de naam van Elyah Briggs mag er wezen, in
deze stad
U weet niets van me, viel Nancy hem in
de rede, of misschien heeft Jessie al het een en
ander verteld.
Dat wel, maar ze heeft ons geen enkele
byzonderheid gezegd. En we hebben daar niet
naar gevraagd, we dachten niet, dat we daar
recht toe hadden. Het was onze zaak niet, ons
met jouw leven te bemoeien, niet, dat we het
niet graag zouden weten, maar we dachten er
niet over het ooit te vragen.
De Yorkshirer sprak ruw, en toch was ieder
woord van hem fyngevoelig. Elyah Briggs was
fn Leeds een arme jongen geweest, hy had zyn
geld gauw verdiend, maar deze plotselinge rijk
dom had hem absoluut niet grof en protserig
gemaakt en ofschoon hy in de society mis
schien geen goed figuur zou slaan, was hy in
zyn hart op en top een gentleman.
Ik wil u graag vertellen, begon Nancy, en
ik ben er zeker van, dat u my zult begrijpen.
Drie maanden geleden kende ik geen zorgen.
Ik wist, dat myn vader geen ryk man was,
maar ik wist niet, dat hy eigenlijk geen penny
bezat. U moet weten, dat we in een mooi, oud
huis woonden, dat eeuwen aan onze familie
behoord heeft. Ik had nooit opgemerkt, hoe
vaal en armoedig alles eigenlijk was: ik dacht
nooit aan die dingen. Het was myn huis en ik
was ervan overtuigd, dat ik er mijn heele leven
zou biyven. Ik was byna een en twintig, toen
ik te Cambridge afstudeerde, en daar mijn va
der nooit met me over de toekomst sprak, en
ik zelf er nooit aan dacht, dat myn vader gauw
zou kunnen sterven, is er zoo iets nooit in my
opgekomen. Later zeiden de menschen. dat hy
verkeerd gedaan heeft, dat hy wèl voor mijn
toekomst had dienen te zorgen, maar maar..
Ze veegde haar betraande oogen af en ging na
een oogenblik voort: hy stierf plotseling, juist
op den dag, dat hij me vertelde, dat op ons
huis een zware hypotheek rustte, en dat, als
alles verkocht zou zijn, en zyn schulden wer
den betaald, er geen stuiver voor mij zou over-
bfijven.
Arm kind, arm kind, zei Elyah Briggs
bewogen.
Ik geloof, begon Nancy met groote moeite,
dat Trevanion Court vroeger een groote bezit
ting is geweest, maar in de latere jaren, ik
v/eet niet wanneer dat begon, werd het eene
stuk na het andere verkocht, tot er maar
twee honderd acres overbleven: die en het oude
huis. En ik moest alles verkoopen, ik moest toch
alle schulden betalen.
Ja, dat moest zeker, zei Mr. Briggs.
Nu, iedereen is betaald, tot den laatsten
cent.
En er bleef niets voor Jou over, veronder
stel ik?
Ik bezit driehonderd pond, zei het meisje.
Het is een schande, hoorde Nancy Mrs.
Briggs zeggen.
O, ik ben ryk genoeg, antwoordde het
meisje haastig, ik bezj,t niet alleen dat geld,
maar ik ben kerngezond en ik heb een goede
opvoeding gehad. Maar ik wil myn eigen brood
verdienen, dat eisch ik van mezelf. Dat is alles
wat ik u wilde vertel!
Maar er is geen enkele reden, dat nu di
rect te doen, hield Elyah vol.
.Wordt vervolgd.