Het mausoleum der Oranjes
1 MANCHESTER GUARDIAN WEEKLY
FAVORIET
Jtd veï&aal mn den da§
Tltcnionnatie üi
et Erfdeel
De zaak-Sneevliet
EEN NOODKREET DER
KERKVOOGDIJ
5 UUR
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
Uw eigen winkelier verkoopt
ROBINSONschoenen
r j Roof
overval i
DONDERDAG 13 APRIL
Een zaak voor heel ons
volk
I READ THE
I GUARDIAN BUILDING - MANCHESTER - ENGLAND I
Genoeg liefhebbers!
Alle abonnes ongevallen* veraekerd^voor1 een der vofgende ultkeerirjen f3000. - verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen f750. - doodeiyken afloop f250.- een voet of een "Hf 125. - duim of6wijsvinger f 50.been of arm f 40.- anderen vmgejf
De Nieuwe Kerk te Delft, het
prachtige middeleeuwsche
bouwwerk, verkeert in
een treurigen
toestand
If you are interested in England
It gives a summary of the week's news combined
with such expression of liberal thought on British
and International affairs as has made the Man
chester Guardian so highly regarded in contemporary
journalism.
The Manchester Guardian Weekly is published
every Friday and is sent to any address post free
for 12 months for 13s. Od.
Send your subscription to the Publisher
SOPLAfeVzJciGARILLOS
Veroordeeld tot vijf maanden met
aftrek van voorarrest
Een record-aantal Tweede Kamer-
candidaten
Vakschool Horecaf
Jsf
VERTOONING MORGENROOD
Niet de Regeering, maar de
keuringscommissie keurt
VAN DE FIETS GETROKKEN
Verpleegster beroofd
m
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Uit het Engelsch van
Joseph Hocking
Dan ga ik naar de beste fabrikanten. Mis
Op een zonnigen middag in deze week be
vatte de Delftsche raadzaal een bont
samengesteld gezelschap. De geheele Ne-
derlandsche pers was daar de gast van de
Kerkvoogdij der Ned. Hervormde Gemeente, om
er het triest verhaal te hooren van den deplo-
rabelen toestand, waarin de prachtige middel
eeuwsche kerkbouw op het wijde Marktplein
zich bevindt. Terwijl het carillon van den rij-
zigen grijzen toren nu en dan zijn speelsche
klanken strooide tot in de vergaderzaal der
Delftsche vroede vaderen, hoorden daar een
dertigtal journalisten van den president van
het college van kerkvoogden, den heer J. C.
Van Woerden, van den predikant der Hervorm
de Gemeente, ds. de Voogd, en van den archi
tect, die het restauratiewerk leidt, den heer
H. van de Kloot Meyburg, in welk een diep
treurigen en tot onmiddellijk ingrijpen dwin-
genden staat van verval dit trotsche kerkge
bouw verkeert.
Hoezeer deze zaak niet slechts een deel der
Delftsche Protestanten ter harte gaat, maar
Werkelijk een zaak is van heel het Nederland
sche volk, bleek reeds uit het feit, dat de ge
meente haar raadzaal voor deze conferentie ter
beschikking stelde en de burgemeester van
Delft, mr. J. van Baren, zelf een openings
woord sprak, waarin hij al onmiddellijk sober,
maar pakkend constateerde, dat hier, tenzij
Nederland ingrijpt, een nationaal monument,
het mausoleum der Oranjes, iederen dag tot
een bouwval ineen kan storten.
Er mag inderdaad met het krachtig aanpak
ken van de restauratie van het middenschip
en de zijbeuken geen dag langer worden ge-
Wacht. Dit is geen kwestie van bangmakerij,
want architect van der Kloot Meyburg ver
klaarde met nadruk, dat niet precies valt uit
te maken, wanneer de catastrophe te wachten
staat. Oude gebouwen als de Nieuwe Kerk te
Delft blijven vaak, al is hun toestand nog zoo
desolaat, op wonderlijke wijze uit plichts
besef zou men haast zeggen veel langer
overeind dan deskundigen meenden te mogen
voorspellen. Doch dit neemt niet weg, dat lan
ger uitstel van de restauratie of liever moet
men spreken van langer onderbreking der
restauratie, want het koor en transept zijn reeds
klaar absoluut onverantwoord is.
Wy hebben by onze inspectie van de kerk
een brok balk gezien, dat de welsprekendste
getuige is van den diep-treurigen toestand van
Verval. Dat brok stamt uit den kap. En dat
brok is geen hout meer, maar een min of meer
compacte massa turfmolm, waarin een zakmes
zonder eenige moeite geheel verdwynt. Daar
mede is getypeerd, welk lot aan de Nieuwe
Kerk te wachten staat, wanneer niet spoedig
Wordt ingegrepen. Want de balken, waarvan
een belangrijk deel in dusdanig vermolmden
toestand verkeert, dragen niet slechts het das,
maar houden ook den Zuidermuur overeind.
Welke niet minder dan 70 c.M. overhelt en
Welks zwaartepunt byna buiten zyn steunpunt
is komen te liggen. Wèl is in vroeger tijden,
toen men het vooroverhellen van dezen wand
constateerde, een buitengewoon zwaar extra
Door den "brand die de kerk in de 16e
eeuw heeft geteisterd, zijn de zandsteenen
pilaren hevig aangetast. Men heeft ze be
manteld, maar onder de bemanteling is het
bederf, mede door het inwateren voortge
gaan; geen steen is er meer goed. Een deel
van een reeds gereed gekomen pilaar,
't andere moet nog worden vernieuwd.
balkenstel aangebracht, dat den druk van de
zen muur in schuine richting zooveel mogelijk
tegen den toren en het transept belanden doet,
maar ook dit balkenstel is door inwatering ver
rot en vormt absoluut geen waarborg meer, dat
de Zuidermuur niet naar beneden komt.
De inwatering heeft ook op haar geweten,
dat bij de ramen groote stukken steen naar
beneden zyn gekomen daarom is in October
1932 de kerk voor den dienst gesloten moeten
worden en dat er geen pilaar meer van ver
regaand bederf is vrijgebleven. Ook het dak
beschot zal geheel vernieuwd moeten worden,
want als het regent, regent het in het midden
schip en de zybeuken ook. Overal langs de ge
kalkte muren, waaruit heele vlakken zijn weg
gevreten, loopen de groezelige streepjes van de
droppels, die er bij regenweer naar beneden
biggelen.
Men heeft ons op deze persconferentie de
oorzaken genoemd, die het zoover hebben doen
komen met de kerk. Daar is dan in de eerste
plaats de groote brand, die in 1536 de stad
teisterde, en ook de kerk niet spaarde. Onder
de geweldige hitte, die zich daarby ontwikkel
de, heeft de kalksteen zich in kalk omgezet
waarmede de grondslag werd gelegd voor het
afbrokkelings- en verteringsproces, dat aan het
nog niet gerestaureerde deel der kerk thans
zulk een desolaat uiteriyk geeft. In 1654 volgde
de tweede groote ramp, de geweldige buskruit-
ontploffing (dé zoogenaamde „Delftsche Don
derslag"), welke opnieuw ook de kerk trof en
sommige deelen ontzette. Daarby voegde zich
de gewone siytage gedurende eeuwen, waar
tegen tengevolge van financieelen nood even
min gedaan werd, wat eigenlijk gedaan had
moeten worden. En tenslotte noemde architect
van der Kloot Meyburg als factor in het ver
val der kerk de Reformatie, die er belangrijke
verminkingen aanbracht en die eeuwenlang de
prachtige baksteen en natuursteen van steeds
maar nieuwe lagen witsel voorzag. De centi
meters dikke laag witkalk maskeerde immers
tegeiyk ieder spoor van reeds aanwezig ver
val, zoodat men, toen men besloot, het witsel
^ïimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Uiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii-
and the paper will reach you every Saturday morning
Specimen copies will be sent on request.
Vroeger werd je voorgehouden,
Dat de arbeid altijd eert. 1
Dus de luiheid werd veroordeeld
Als voor iedereen verkeerdI
1 Arbeid adelt en de adel
Dien men zoo verwerven kon,
Vond men schooner dan den titel
1 't Zij van jonker of baron!
Bij dengeen die niet wou werken
sprak men van een eisch des plichts,
i Daar een mensch alleen zijn brood eet
In het zweet zijns aangezichts!
Maar men is teruggekomen
Van dit ouderwetsch idee.
Tè veel adel door den arbeid
I Viel klaarblijkelijk niet mee!
i Arbeidslust wordt thans getemperd.
En de wet zegt up to date:
i Als je acht uur hebt staan zweeten
i is je darruim compleet!
i Doch Amerika gaat verder,
i 't Is een kwestie maar van tijd! I
En een werkdag van vijf uren
Wordt daar netjes voorbereid!
Nu nog slechts één stapje verder
i (Zulk een stap komt nooit te vroeg!) f
En zes dagen worden Zondag
En één werkdag is genoeg!
MARTIN BERDEN 1
I (Nadruk verboden) 1
^iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiR;
g
ïïlllllllllllllllllllIIllllllllllllIIIIIIIUIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIMIII IIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIII>llllllll,liill,ll,lll,,,ll,,ni|l|
te verwüderen, voor allerlei trieste teleurstel
lingen te staan kwam.
Juist toen men te Delft de officieuze toe
zegging had van de regeering, dat de restau
ratie der Nieuwe Kerk zou worden aangepakt
het was in 1914 kwam de ramp van den
wereldoorlog, die de definitieve redding van
dit uit 1384 stammend prachtig kerkgebouw
opnieuw tegenhield. Sindsdien zijn koor en
transept gerestaureerd.
De restauratie was het geschenk van het
Nederlandsche volk aan Hare Majesteit de Ko
ningin by haar zilveren regeeringsjubileum
Maar middenschip en zybeuken verkeeren nog
steeds in een ontstellenden toestand van ont
reddering, terwyi in dit gedeelte iederen dag
de catastrophe van instorting volgen kan.
De kerkvoogdü heeft de gegronde hoop, dat.
als uit particuliere bron één ton byeenkomt.
Rijk en provincie en gemeente de resteerende
vyf ton voor hun rekening zullen nemen. Wan
neer het Nederlandsche volk alvast ƒ25.000
zou bijeenbrengen, zou nog dit jaar de restau
ratie kunnen worden voortgezet, want naar ge
lang de bevolking in eigen beurs tast, subsi
dieert de Overheid.
Om een beroep voor dit schoone doel te doen
op het volk van Nederland, grypt de Kerkvoog
dij de gelegenheid aan, die haar op tweeden
Paaschdag geboden wordt, wanneer tienduizen
den naar Delft zullen komen, om er hun hulde
te brengen aan Willem van Oranje, den stich
ter van onze nationale vrijheid. Dan zal er in
Delft een speldje met de afbeelding van de
Nieuwe Kerk worden verkocht, dat, wanneer
nu eens niet iedereen het traditioneele dubbel
tje daarvoor betaalt, een vry belangryk begin
kan maken met de inzameling der eerste kwart
ton uit particuliere bron. Bij het défilé langs
het praalgraf van Willem van Oranje zal in
de Nieuwe Kerk bovendien nog gelegenheid
bestaan, om een gift te doen voor de restaura
tien van het mausoleum der Oranjes. Ook daar
van heeft de Kerkvoogdy goede verwach
tingen.
wy hopen, dat deze opzet slagen zal. Want
wy hebben deze week weer verbaasd gestaan,
dat een volk als het Nederlandsche, op zoo me
nig punt nummer één onder de naties, het
mausoleum van zyn vorstenhuis, de rustplaats
van den grondlegger zijner vrijheid, een van
de prachtigste monumenten zyner middel
eeuwsche bouwkunst in zoo deerniswekkenden
ontluisterden staat kan laten. Al wordt de ka
tholiek, die daar wandelt tusschen de zuilen
schachten der oorspronkeiyk Katholieke Nieuwe
Kerk, uiteraard vervuld van gemengde gevoe
lens, de vaderlander in hem zal voor het be
houd en het herstel van dit nationale kerk
gebouw gaarne zijn offer brengen.
En met te grooter blijdschap zal hy het
brengen, wanneer hy, na zich verwonderd en
geërgerd te hebben aan het afgebrokkelde,
groezelige witwerk, de doode witte ramen, de
leigrijs geverfde balken in het middenschip en
de zijbeuken, binnentreedt in het koor der kerk
en daar aan de warm fonkelende glazen van
Joep Nicolas en van Konynenburg, de stem
mige eiken zoldering, de slank opstrevende pU-
lers en de weldadige rust van de weer vrijge
komen baksteenviakken ontwaart, hoe het
weer worden kan.
Voor deze zaak, die even nationaal is als de
herdenking van den man, onder wiens vóór
gaan Nederland zich vryvocht, roepen wij ook
de Nederlandsche Katholieken op. Wie op
Paasch-Maandag niet mocht kunnen gaan naar
Delft, hij storte zyn gift op de giro-rekening
(No. 17983) van de Kerkvoogdy der Ned. Her
vormde Gemeente te Delft.
De rechtbank te Amsterdam veroordeelde
heden den heer H. Sneevliet wegens opruiing,
meermalen gepleegd, tot vijf maanden gevan
genisstraf met aftrek van het geheele voorar
rest (vanaf 21 Februari).
Voor de Tweede Kamerverkiezingen op 26
April a.s. is volgens een door Mr. H. Dooren-
bos te Middelburg gedane telling een re
cord aantal candidaten gesteld.
Voor de bezetting der honderd Kamerzetels
hebben zich niet minder dan 824 candidaten
aangemeld, tegenover 646 bij de verkiezingen
in 1929.
Wy laten hieronder volgen een overzicht van
het aantal candidaten, gesteld door de in de
Tweede Kamer vertegenwoordigde partyen en
groepen in 1929 en 1933 en tezamen het aantal
door de overige groepen gesteld:
in 1929 in 1933
R. K. S. P. 61 68
S. D. A. P, 78 72
Anti-Rev. 88 69
Chr. 'Hist. 20 30
De Vryheidsbond 48 91
Vryz. Dem. 50 54
Staatk. Geref. 13 16
C. P. H. 52 83
Herv. Geref. 9 19
Nationale Boer-, Tuinders-
en Middenstandsparty (in
1929 Plattelandersbond) 32 46
Algemeen Democratische
Unie (in 1929 Midden
party v. Stad en Land) 6 19
Overige groepen 189 257
646
824
Dezer dagen werd te 'sGravenhage het exa
men van de Vakschool van Horecaf gehouden.
De namen der geslaagde leerlingen zyn: P. W.
B. Frey, J. W. Eerhart, A. Dubois, H. E. v. d.
Water, D. J. F. Wilmink, J. J. Ramage, A. C. J.
Smit, E. R. Horst, J. C. Bosman, H. C. van
Heuveln, J. J. Jehée, W. D. Noordam, H. Sneth-
lage, G. J. J. Buytendyk, J. G. Smit, A. A. Das,
A. M. J. De Kleermaker, A. L. M. Roozen, P.
Ferwerda en A. Koolwyk.
Lizzy speelde verveeld met een halfontbla-
derde tulp.
,,'t Is allemaal zoo vervelend, zoo ont
zettend saai, Paul," zei ze lusteloos. „Ik hou
.niet van zoo'n eentonig leven."
„Maar als ik nu toch van je hou, Lizzy,"
probeerde de jongeman te protesteeren.
„Och."
Een ander felrood tulpenblad dwarrelde op
den vloer.
„Je houdt toch ook van my? Is 't niet?" ging
Paul door, het meisje scherp aanziend.
„O ja, natuuriyk wel, maarre...."
„Nu?"
Lizzy gooide resoluut de verknoeide bloem
weg en veegde de overgebleven bladeren van
haar schoot. Ze stond op.
„Hét is misschien beter als je het weet. Ik
ben niet van plan de vrouw van een doodge-
wonen makelaar te worden. Ja, doodgewoon.
Dat is het goede woord. Je bent een goeie jon
gen, Paul, een beste jongen, maar dat is het
juist in je wat me zoo vreeselijk hindert. O, ik
kan me zoo goed voorstellen, wat myn leven
zou worden wanneer we getrouwd zouden zijn.
Je zou goed voor me zyn, dat weet ik zeker. We
zouden netjes „op stand" gaan wonen, een
heele serie kennissen hebben, die net zoo leven
als wy. We zouden naar den schouwburg gaan
op z'n tyd of naar de bioscoop. De vacanties
zouden we waarschijnlijk doorbrengen in een
nette badplaats in het buitenland. En elk jaar,
elke dag zou aan den vorigen gelijk zijn.
Dat is het juist dat ik haat. Ik wil niet zoo'n
saai leven dat voor je uitgestippeld is en dat
precies hetzelfde is als dat van honderdduizen
den andere menschen.
Ik wil leven, zie je, en wéten dat ik leef."
Paul boog het hoofd. Hij kon tegen die rede
neering niets inbrengen. Hy was nu eenmaal
een doodgewoon mensch, die voorbestemd was
een rustig en ordentelijk leven te leiden.
Doch hy wilde niet alle hoop opgeven. Mis
schien veranderde Lizzy nog wel. Ze was altyd
wat wispelturig.
Een week later belde hy Lizzy op. Of ze zin
had mee te ryden. Hy zou dien avond met zyn
two-seater een klein uitstapje maken naar zee
Misschien zou vanavond het lichten van de zee
te zien zijn.
„Dolletjes!" was Lizzy's antwoord en niet
lang daarna nam ze plaats in het wagentje,
dat met een licht gedruisch de duisternis in
reed.
Ze spraken onderweg niet veel. Dat was zoo
de gewoonte op dergeiyke avondiyke tochtjes,
die ze vaak ondernamen.
Paul wist dat Lizzy ér dol veel van hield.
Tachtig kilometer wees de teller aan. Een
lange rechte weg lag voor hen. Lichten schoten
voorby, het interieur van den auto eventjes in
een hel licht zettend.
Er was veel verkeer. Nu en dan raasde een
andere wagen met daverend lawaai voorby.
Maar toen Paul den grooten weg verliet en een
Willy Woensdag had een wasch-
dag, geheel voor hem zelf. Hy dacht,
dat hy heel slim geweest was, toen
hy, van twee riemen uit de boot van
den zeeman een droogrek gemaakt
had.
„Ik heb mijn overhemd gewasschen
en ik heb het nu te drogen gehan
gen," zei hy tot Topsy, „hoe vindt
je mqn droogrek?"
„Ik denk, dat twee boomen beter
dienst hadden gedaan," meende ze.
„Misschien wel, maar de boomen
zijn zoo ver van het kamp," zei Wil
lie, die erg lui was.
Terwyi hy dit nu allemaal aan
Topsy uitlegde, begon de zwaarte
van het natte overhemd zich te doen
gelden op de twee riemen en deze
vielen in elkaar. Willie's schoone
overhemd viel in het vieze water.
„Nu moet je het weer opnieuw
wasschen," zei Topsy.
„Waarom heb ik het vuile water
er ook onder laten staan," jammerde
Willie, „wat ben ik dom geweest."
„Het was dom van je, om vandaag
een waschdag te houden," zei Rob
bie, „als Ivy je ziet, lacht ze je nog
uit ook."
(Morgenavond vervolg.)
(Ingezonden Mededeeling)
smalle kronkelende laan inreed, die slecht ver
licht was, leek het alsof ze alleen op de wereld
waren.
De omgeving werd hier boschachtig. De slin
gerende laan steeg gestadig. In de klare lucht
flonkerden de sterren.
In zalige rust leunde Lizzy achterover, haar
mond halfopen.
„Paul!"
„Ja?" Het klonk nerveus, maar Lizzy merkte
het niet.
„Ik zou zoo wel eeuwig willen doorryden."
„O!"
Paul zwenkte den wagen secuur door een
scherpe bocht.
Opeens dansten vele roode lichten vóór hen
op den weg. Met een ruk haalde Paul de rem
over, zoodat Lizzy voorover schoot en de auto
trillend dwars
over den weg tot
stilstand kwam.
„Wat is er..?"
riep het meisje
verschrikt.
Het antwoord I
kwam van bui
ten. Drie mannen omringden den wagen. Hun
gezichten waren met een zwarten doek gemas
kerd. Ze rukten de portieren open. In hun
handen glansden de revolvers staalblauw.
„Handen omhoog! En uitstappen!"
Doodsbleek voldeden ze aan het bevel. Naast
den wagen stonden ze met verschrikte gezien-
ten toe te zien hoe een der mannen vlug den
auto onderzocht. Hij vond niets.
„Haal geen kunsten uit," zei hij tot Paul en
het meisje, „en geef je geld over. Zij heeft mis
schien nog juweelen."
Een der bandieten trad op Lizzy toe.
„Paul!" gilde ze.
Dat scheen den jongeman uit zijn apathische
houding te wekken.
In één oogenblik daalde zijn vuist met kracht
neer op de hand met de revolver, die Lizzy be
dreigde.
Dan wierp hij zich met zijn volle gewicht op
den bandiet.
Lizzy kreunde verrukt.
Toen mengden de beide andere roovers zich
in den strijd. Van verschillende kanten vielen
ze Paul aan, die zich heftig weerde. Zqn vuis
ten waren voortdurend in beweging De eerste
bandiet werd door een zwaren kaakslag tijde
lijk buiten gevecht gesteld. Juist op tijd om den
jongen man gelegenheid te geven een onver-
hoedschen aanval van de twee anderen te ont
wijken
Met samengeknepen handen en stralende
oogen volgde Lizzy het gevecht.
Paul leek een jonge god. Met groote zekerheid
liet hy zyn vuisten dalen op de kwetsbare plek
ken van zijn tegenstanders.
De eerste bandiet lag op den grond te kermen.
Toen er nog een op den wegberm was ge
slingerd, pakten de aanvallers hun biezen. Ze
liepen zoo hard ze konden naar een auto die
in de schaduw wachtte. De motor sloeg aan en
ze verdwenen in het duister.
Paul veegde voorzichtig het bloed van zyn
gezicht. Zijn adem ging rustig.
Lizzy sloeg haar armen om zyn hals en
drukte haar wang tegen de zyne.
„O, Paul! vechter!" zuchtte ze.
Nadat de verloving was publiek gemaakt,
ontving Paul bezoek van zyn vrienden Ben,
Karei en Jim.
„Gefeliciteerd, kerel."
„O, dank je, dank je. Hoe gaat het met je
blauwe oog, Bennie?"
„Pynlyk. Maar dat was een vriendendienst,
Paultje. Je sloeg verduiveld hard, maar daai-
voor moet je nu ook met de champagne op dé
proppen komen."
H. E.
Op vragen van het Tweede Kamerlid Duys
betreffende toelating van de vertooning des
film „Morgenrood", heeft de Minister van Bin-
nenlandsche Zaken, mede namens den Minister
van Waterstaat, geantwoord, dat het juist is,
dat de Centrale commissie voor de keuring van
films de film „Morgenrood" voor openbare ver
tooning heeft toegelaten voor personen van 18
jaar en ouder.
Niet de regeering, doch ingevolge de Bios
coopwet, bovengenoemde commissie toetst de
films aan de maatstaven, in die wet neerge
legd.
Men meldt uit Nieuweschans, dat op den
straatweg naar Rastede een verpleegster door
twee onbekend gebleven bandieten van haar
fiets is getrokken en van haar taschje met een
inhoud van 37 R.M. beroofd. De daders zouden
over de grens zijn gevlucht.
S IN POTJES.
14
Ik zal het krygen; riep het meisje uit.
Maar wat wil je met dat geld doen?
Ik zou u 't graag vertellen, maar ik kan
het niet. Ik ben het aan de nagedachtenis van
hiijn vader verplicht, zei ze langzaam.
Maar denk eens aan, kindje-lief! Tien
duizend pond is een massa! Als je 'n jongen
^as in plaats van een meisje, zou het nog mo-
Selyk zyn, maar nu.... Ik zie er geen gat in.
h'eem aan, dat je als ontwerpster slaagt, en
een salaris van vyfhonderd pond per jaar kunt
verdienen, hoe kun je daar dan tienduizend
v&n overhouden?
Maar ik moet! Daarom wil ik direct be
ginnen.
En hoe wil je aan werk komen?
Ik wil zoo gauw mogelyk op kamers gaan
^onen. Ik heb geld genoeg om een kamer te
betalen en dan ga ik de "teekeningen van de
beste ontwerpers bestudeeren. Daarna wil ik
het zelf probeeren.
Juist, zei Elyah nadenkend, en daarna?
schien wilt u my daarbij helpen, zei het meisje
na een oogenblik. U zult me wel een introduc
tie willen geven en dan wordt ik vanzelf toege
laten bij de fabrikanten. Ik wil niet. dat ze het
aannemen als het onbruikbaar is, zei ze, de ge
dachten volgend van den Yorkshirer, dat zou
ik niet kunnen verdragen. Uit vriendschap
voor u zouden ze dat misschien doen, maar
Je kent de fabrikanten uit Yorkshire en
Lancashire niet. Zaken zijn zaken en al kwam
de koning in eigen persoon, dan zou nog nie
mand zyn teekeningen aannemen, als ze er
geen verdienste in zagen. Ik zal je alle intro
ducties geven die je noodig hebt, maar dit is
alles wat ik voor je doen kan.
Dat is alles wat ik noodig heb! riep Nancy
uit.
En als je niet slaagt? vroeg Mrs. Briggs.
Wat gebeurt er dan?
Dan zal ik iets anders probeeren, was het
antwoord, ik zal mijn .best doen tot ik slaag.
Maar waarom wil je van ons weggaan?
vroeg Jessie opnieuw. Daar kan ik de reden
niet van inzien.
Ze heeft gelyk, zei Mr. Briggs. Ze moet
ergens zyn waar ze baas is over haar tijd. En
ik kan haar hierin ook helpen, geloof ik. Heb
je my niet verteld, moeder, dat Mary Judson.
de dochter van Amos Judson, een jong meisje
zocht om mee samen te wonen?
Mary Judson! riep Mrs. Briggs veront
waardigd uit. Die is minstens vyf en dertig, en
ze is leelyk als de nacht! En zuur als azijn op
den koop toe. Zou je willen dat Nancy daarmee
ging samenwonen?.
Een oude vrijster! En met zooveel kuren
alsof ze op den eersten Ap$l geboren was!
lachte Jessie.
Ze heeft een goed hart, protesteerde
Elyah, en ze woont in een mooi, klein huisje.
Ze is heel verstandig bovendien, en ik ben er
zeker van, dat ze Nancy zal kunnen huisves
ten. Spreek met haar maar eens over chemie;
ik zou niets verwonderd zijn, als ze daar ook
verstand van had!
Een rare meid, herhaalde Mrs. Briggs,
net als haar vader was. En wat was het éind
van het liedje? Hy liet Mary niets meer na
•dan dat kleine huisje en een boel stinkende
scheikundige-dingen en dat kleine laborato
rium. En ze zeggen, dat Mary net zoo is. Ze
zeggen, dat ze eiken avond tot laat in den
nacht zit te lézen, of proeven doet. Hoe kun je
Nancy daarmee opschepen?
Elyah Briggs lachte vroolijk. Alles is waar
wat je daar vertelt. Mary is een zure, oude vry-
ster, geen man, die haar heeft willen hebben,
maar wat komt dat erop aan? Nancy zegt,
dat ze niet by ons wil biyven wonen en of
schoon we haar allemaal dolgraag zouden wil
len houden, moet ik haar toch geiyk geven.
Maar waar moet ze heen? Ze wil werk zoeken
als ontwerpster, maar ze kent er elgeniyk nog
niets van, ze heeft ervaring noodig. practyk en
een rustige plaats om te werken. Waar kan ze
dat krygen? Ze bezit weinig geld en ze hoort
niet tot degenen, die van liefdadigheid willen
leven. Jullie weten heel goed, dat de kosthui
zen in Leeds bitter weinig voor haar geschikt
zyn, en toevallig kennen we Mary Judson. Haar
vader stierf een paar maanden geleden, en
liet haar juist genoeg na om in dit huisje te
leven. Het staat op him eigen grond en is aar
dig ruim gebouwd. Voor een paar weken was
Mary ziek en toen hebben ze haar aangeraden
om een dienstmeisje te nemen. Maar omdat ze
daar niet mee overweg kan, ziet ze uit naar
iemand, die by haar wil inwonen.
Ik moet naar haar toe! riep Nancy. Mor
gen zal ik haar opzoeken. Ik weet zeker, dat
het precies is, wat ik zoek.
Maar ze is zoo zuur als azijn, hield Jessie
vol.
Ja, en soms spreekt ze geen woord in een
week tyd, beweerde Mrs. Briggs.
Maar ze is toch van goede familie? vroeg
Nancy.
Dat zeker, zei Mrs. Briggs. Er was een
tyd, dat de oude Amos Judson een van de eer
ste mannen in de stad was. Hy heeft een hoop
geld weggesmeten aan dien onzin van hem. Hy
wilde altyd nieuwe dingen uitvinden, maar er
kwam nooit iets van terecht. Wat Mary be
treft, ik weet zeker dat ze knap is. De oude
Amos heeft haar allemaal vreemdsoortige din
gen geleerd, en men zegt dat ze nog meer van
de scheikunde afweet dan haar vader. Ze is
keurig genoeg, en ondanks haar armoede houdt
zy haar naam hoog.
Dan ga ik morgen naar haar toe, zei
Nancy opnieuw. Dat kan in elk geval geen
kwaad.
Gedurende dit heele gesprek had Ben Briggs
scherp toegeluisterd, zonder mee te spreken.
Hjj rookte de eene cigaret na de andere en
gooide ze weg na ze half opgerookt te hebben.
Meer dan eens stond hy op 't punt zich in 't
gesprek te mengen, maar hij hield zich in. Had
iemand in de kamer notitie van hem geno
men, dan zouden ze gemerkt hebben, hoe opge
wonden hy was. Eén keer maar had hij zich
bewogen van zyn plaats, maar hij stond nog
steeds by den schoorsteenmantel toen zyn va
der opstond om naar bed te gaan.
Goeden nacht, Ben, jongen.
Goeden nacht, vader.
Ik ben bly, dat je den heelen avond thuis
bent gebleven, Ben, zei Mrs Briggs, terwyl ze
hem een kus gaf.
Ben gaf zyn moeder een zoen terug en
wachtte tot ze de kamer had verlaten.
Ben je van plan den heelen nacht hier te
blijven staan, Ben? vroeg Jessie, die ook aan
stalten maakte om naar bed te gaan.
Dat hangt er van af, antwoordde Ben.
Waarvan?
Jullie hebben allemaal met Nancy ge
sproken, ik wil Nancy alleen een paar woorden
zeggen. Heb je een half uurtje tijd voor me?
vroeg hij het meisje.
—Zeker, antwoordde ze. Wat wilde je me
zeggen?
Ik zal het zeggen als Jessie weg is ge
gaan, antwoordde hy en keek veel-beteekenend
naar zyn zuster.
Jessie keek verwonderd naar haar broer;
toen ging ze, zonder een woord te spreken, de
kamer uit.
HOOFDSTUK VII
HET VOORSTEL VAN BEN BRIGGS
Wil je niet gaan zitten? vroeg hy haar
kortaf, want Nancy was op een kleinen afstand
van hem blyven staan, wachtend tot hij be
gon te spreken.
Zeker wel, antwoordde ze vroolyk.
Ik kan me niet vereenigen met je plan
nen, begon hij, na een oogenblik stilte.
Neen? Dat spyt me werkelyk; ik had ge
dacht, dat je me misschien zou willen helpen.
Ik wil je ook helpen, maar niet op deze
manier; het is dwaasheid, het is pure onzin.
Wat is dwaasheid?
Het idee om van ons weg te gaan en veel
geld te verdienen. Je zult er nooit toe in staat
zyn, ncoit.
Dus je gelooft niet, dat ik in staat zal zyn
mijn eigen brood te verdienen?
Ik wil het niet toestaan, dat is alles.
Wil je het niet toestaan? Ik ben bang, dat
ik je niet begrijp, mynheer Ben.
Waarom blyf je me mynheer" Ben noe
men? Ik noem jou toch ook Nancy, zonder er
„juffrouw" by te zeggen.
Op deze woorden volgde een onaangenaam
stilzwygen, tot Ben eensklaps uitbarstte: Jij
houdt toch van me, is het niet?
Natuuriyk houd ik van je. Ik houd van
iedereen, die ik hier in Yorkshire heb leeren
kennen.
Dat bedoel ik niet; ik bedoel: houden van
my op een andere manier.
Wordt vervolgd.