HET GRAF SPREEKT NUMMER 1 VAN LIJST 25 In het kamp te Oranienburg Op voor de sociale rechtvaardigheid! Op voor de sociale liefde OP BEZOEK BIJ DE GE DETINEERDEN ZATERDAG 15 APRIL LEEKEPREEKEN DE GEREDDEN VAN DE VERONGELUKTE AKRON MOND- EN KLAUWZEER Gunstige wending De indringer op Huize Doorn Verontwaardigd over zijn straf Indien er één sterke maanroep is voor eensgezinde samenwerking, dan vooral: „Quadragesimo Anno"! Katholieken stemmen op POLITIEKE REDE MINISTER DECKERS Hulde aan Brabant „Wer weiss, ob wir uns wiedersehn Am griinen Strand der Spree?" Fideele gevangenis Verlegging Indië-route Voortaan wordt via Singapore gevlogen Dreigende conficten In de Limburgsche klei-industrie Huren worden verlaagd Van bijna duizend gemeente woningen in Den Haag DE WINKELSLUITINGSWET Voorloopig geen wijziging HEIERS IN STAKING Loonsverlaging afgewezen HET GEMIDDELD INKOMEN Voor den mensch, die midden in het leven staat, die den geheelen langen dag door allerlei materieele dingen in beslag wordt Eenomen, is er maar weinig aanleiding om in zichzelf te treden en de groote levensvragen van het „waar vandaan" en het „waarheen", het probleem van zijn bestaan, te overwegen. Een gedwongen rust op een ziekbed, meer nog de schok door den dood van een zijner goede bekenden, is daartoe een zeldzame gelegenheid. Er is niets, wat den mensch zoozeer aan spreekt als een geopend graf. Aan alles kan hy het zwygen opleggen: ziekte hoopt hy van knappe geneesheeren af te koopen; tegen ar moe bezweert hij zichzelf door overleg, spaar zaamheid en ijver te bewaren: tegen den dood echter is geen kruid gewassen en geen slimheid of energie, geen voorzichtigheid of moed zijn in staat hem te ontloopen. Tegen de dreigende zekerheid van zijn komst spelen wij allen den struisvogel: wij steken ons hoofd in allerlei over wegingen, waar hij, de koude zeisdrager, niet in voor komt. Door niet aan hem te denken, doen wij alsof hij voor ons niet bestaat. Totdat harde plicht ons bij de groeve van iemand uit onzen dagelij kschen vriendenkring voert en wy moeten denken aan de broosheid van het leven, aan de vergankelijkheid, ook van ons eigen be staan. De dood is de groote zekerheid, waarover Eeen meenigsverschil bestaat; er is niemand; die niet in hem gelooft. Elk levend wezen, hij moge tachtig of honderd jaar worden, wordt eenmaal geveld en vergaat. Over alles kan er onder ons menschen gedisputeerd worden: daarover heerscht eenstemmigheid. Maar daarom ook is Christus' dood en verrij zenis het hoogtepunt van onze godsdienstige overtuiging. Vier tijdgenooten van Jezus, alle vier de Evangelisten, hebben den dood en de opstanding van den Verlosser uitvoerig en met Verrassende détails beschreven, om niet te spreken van Paulus en vele andere getuigen. Wat zouden wij gaarne vele bijzonderheden ken nen over Christus' geboorte, over het laatste Avondmaal met de instelling van het allerhei- hgste sacrament, over Zijn geeseling en andere momenten van Zyn lijden. De gewijde schrij vers hebben de meest verheven gebeurtenissen meestal met enkele sobere woorden aangege ven; overlevering en vrome fantasie hebben ons oen vollediger en meer bevredigend beeld gegeven Rondom het graf van Christus echter worden Wij overstelpt met mededeelingen en bewijzen. Tot in de kleinste bijzonderheden staat ver haald, hoe de spelonk werd gesloten met een Veusachtigen steen; hoe het graf werd verze- Eeld en een groep soldaten de wacht betrok. De heilige vrouwen, die onder het kruis hadden ge staan, zijn geheel overstuur; zij slapen niet, gaan reukwerken koopen, snellen in den vroegen och tend naar het graf om het lijk te balsemen en eerst onderweg hoe menschelijk en vooral hoe ^Vrouwelijk! komt de gedachte op: maar wie zal ons den steen afwentelen? En bij het graf Eekomen vinden zij den steen al weggerold. De soldaten zijn verdwenen; er staat een andere Wacht uit een andere wereld gereed met een boodschap van Hem, die uit eigen macht is opgestaan. Hier is geen geweld gebruikt; het lijk ts niet gestolen, want dan zou het met wind selen en al zijn weggedragen. Maar de doode heeft zijn doeken afgeworpen: dat is naar Lucas en Johannes verhalen duidelijk te zien. En uit al het zenuwachtig heen en weer loo- Pen van Maria Magdalena, van Petrus en Jo hannes en van de vrouwen naar Jeruzalem, uit flat alles blijkt, hoe groot de ontsteltenis bij ooggetuigen is geweest over het onweerspreke- Like feit, dat Christus uit den doode was op- Eestaan. En alsof dit alles nog niet genoeg was, wordt ons in de levendigste tafereelen verhaald hoe fle stem van den Verrezene uit het graf, sprak: hoe Hij wandelde, at en dronk met de Emmaüs gangers, hoe Hij bij de leerlingen door dichte fleuren binnenkwam, hoe Hij Thomas dwong diens handen in Zijn wonden te leggen. Men behoeft niet als kind, uit Christenou ders geboren, met de heilige overleveringen te zijn opgegroeid, om in Christus' verrijzenis te Eelooven. Wie onbevooroordeeld het geschied verhaal van Jezus' tijdgenooten leest, die moet Piet de leerlingen uitroepen: de Heer is waar lijk verrezen! Wie sterft en in een graf wordt Selegd als alle stervelingen, is waarlijk mensch; doch wie uit eigen kracht uit den dood opstaat is God. Zoo was Christus God en mensch; zoo heeft een God, door onze natuur aan te nemen, ons verheven tot een anderen staat. Zulk een daad, de dood en de opstanding van een God- diensch, moet een beteekenis hebben. Het is ■henschonwaardig om zulke historische feiten haast zich neer te leggen. Zulk werk kan niet doelloos gijn. L>at hebben millioenen menschen begrepen, <he na het eerste Pinksterfeest de boodschap Van de opstanding uit het graf vernamen en iht het christendom bekeerden. Bij het klimmen der eeuwen zijn die millioenen aangegroeid: Overal, waar de historie van Christus' verrijze- his als grondslag voor Zijn kerk kon doordrin- Seo, kwamen nieuwe belijders van Zijn leer. ^el hebben hoogmoedige geesten, twijfelaars ®h godsdiensthaters, gepoogd de kracht der evangelie-getuigenissen te ondergraven. Nog in de vorige eeuw hebben rationalisten geprobeerd de historische argumenten omtrent Christus' Godheid stuk te slaan, door de geschiedenis r°hdom Jezus' graf als een onaannemelijke fabel voor te stellen, maar de objectieve wetenschap, zuivere critiek, heeft de valschheid hunner tedeneering zóó verpletterend juist aangetoond, dat onze tijd hun eens beroemde namen al niet noemt. En de Kerk blijft voortgaan Christus en Dien Eekruist te prediken ook in jonzen tijd. De re gerende opvolger op Petrus> Stoel heeft er de bedendaagsche wereld aan herinnerd, dat wij bet negentiende eeuv 'eest van den sterfdag des Verlossers vieren. Heel in het bijzonder V'Qrdt de aandacht van dit levend geslacht dit Jaar 0p de historische gegevens omtrent den d°°d en de opstanding van Christus gefrokken aan de menschheid wel een groeitere wel daad bewezen worden dan haar te dwingen zich in de geheimen van Jezus' graf te verdiepen? Overal wordt geklaagd; overal is lijden en el lende; overal wordt gesnakt naar verlossing. De levenslast drukt zwaar op millioenen schouders. Zou niet de helft en meer van dit groote men- schenwee worden weggenomen, wanneer de kla gers het doel van hun leven, het hoe en waar om van hun bestaan begrepen; wanneer zij kon den beseffen, wat het beteekent, dat er eens in Palestina een Man rondwandelde, die mensch werd om ons, menschen, te redden; die vrij willig meer leed, dan alle menschen te zamen geleden hebben en zullen lijden; die den gru- welijksten dood stierf om zijn zusters en broe ders, zijn medemenschen, een eeuwig geluk te bezorgen, en Die, ten bewijze, dat Hij niet en kel mensch, maar ook God is, uit eigen macht uit Zyn graf opstond? Is deze wetenschap niet in staat om veel lijden geduldig te dragen, om in veel te berusten, wat dit tijdelijke, korte bestaan aan teleurstellingen en wederwaardig heden biedt met het uitzicht op een blijvend geluk aan de andere zijde van ons graf? Ja! En daarom bewijst de Kerk met haar voortdurende Evangelie-verkondiging en het telkens opnieuw opvoeren van het groote lijdensdrama van den Christus, aan de menschheid de grootst denk bare weldaad. En hoe hard heeft ook onze tyd de herinne ring noodig aan Christus' dood en verrijzenis, dat is aan onze verlossing, aan de kostbaarheid van ons bestaan, waarvoor Gods Zoon zijn eigen leven gaf! In onzen tijd, waarin millioenen handenwringend by de puinen van het gouden kalf staan en met wanhoop in het hart ver geefs uitzien naar een nieuwen goudstroom; in onzen tijd van overdreven lichaaamscultuur, die in niets onderdoet in afgodische vereering van uiterlijke vormen voor het oude heidendom; in onzen tijd van schoonheidskoninginnen, van dans- en sport-razernij moet de menschheid met geweld worden herinnerd aan de broos heid van wat de wereld geluk noemt, aan de vergankelijkheid van het stoffelijke, het licha melijke, in één woord van de ijdelheid van al dit tydelijke en de ontzaglijke waarde van het geestelijke, wat in ieder van ons huist, de ziel. En dit geldt niet alleen voor de stofaanbidders, die hun ware geluk niet zien wegens hun ge hechtheid aan het aardsche, dit geldt ook voor de millioenen in onzen tijd, die wel de betrek kelijke waarde van het stoffelijke om zich heen erkennen, die zoeken naar hooger dingen, maar die in de geestelijke verwarring onzer dagen den juisten weg voor den drang hunner ziel niet kunnen vinden. Tot deze allen roept de stem uit het Vati- caan: Ziet op naar Christus, uw Verlosser, Die voor negentien eeuwen voor u leed en stierf; Die den dood overwon en de hemelpoort opende. .Van Hem hebben wij geleerd, dat de zaadkor rel eerst in de donkere aarde moet vallen en afsterven en dat daaruit dan de levenskiem, de boom met vruchten, opschiet. Zóó heeft Hij Zijn eigen dood en verrijzenis voorspeld. In felle pijn en smart heeft Hij willen sterven; Zijn doode lichaam moest afgelegd worden in een donkere grafspelonk. Van daaruit is Hij heerlijk opgebloeid, in stralenden luister en vruchten heeft Hij gedragen en blijft Hij dra gen, rijk en ontelbaar. Al de millioenen verloste zielen zijn immers de vruchten van Zijn dood en opstanding. En voor ons allen is dat sterven en is die verrijzenis van Christus een richt snoer: zij leeren ons de waarde van ons be staan. Ons lichaam, ons tijdelijk leven met al wat wij bezitten, kan geen doel zijn van onze aanwezigheid op deze aarde. In ons huist een eeuwige levenskiem, die uit wil schieten en vruchten wil dragen. Daarom moeten wij voort durend sterven aan al het vergankelijke; met zelfverloochening ons onthechten aan al het stoffelijke, om aan de eeuwigheidskern, die in ons huist, onze ziel, een steeds grooteren drang te geven naar haar uiteindelijk doel. Dat zal eenmaal ons sterven gemakkelijk maken, wan neer ook wij staan voor het oogenblik, dat ons stoffelijk omhulsel wegteert en neergelaten wordt in de donkere aarde. Gelukkig, wie op dat oogenblik zeggen kan, tijdens zijn aardsch bestaan zich de lessen van Jezus' dood en ver rijzenis ten nutte te hebben gemaakt en wie dan zijn hoofd kan neerleggen in de blijde ver wachting in Christus te zullen verrijzen. HOMO SAPIENS. In de ontwikkeling der gevreesde veeziekte mond- en klauwzeer is in het district 's-Her- togenbosch van het Veeartsenijkundig Staats toezicht een gunstige wending gekomen. Wer den kort geleden wekelijks zeer talrijke geval len dezer veeziekte onder de veestapels in het uitgestrekt district geconstateerd, zoodat in vele dorpen verscheiden veestapels waren aan getast, thans werden in de laatste week nog slechts twee nieuwe gevallen waargenomen. De Staatssecretaris van Marine, Claude William Pratt, wenscht de drie overlevenden Het zijn (van links naar rechts) de tweede Richard E. Deal en Swanson (links), naast hem admiraal van de „Akron" geluk met hun redding, commandant H. V. Wiley en de matrozen Moody E. Erwin. Voor de „grosse Strafkammer" te Kiel heeft zich, naar het „Volk" bericht,- in eerste in stantie de koopman Heinrich Fücker uit Neuss te verantwoorden gehad, in verband met zijn sensationeel optreden in Huize Doorn. Hij had zich voor de rechtbank te verantwoorden we gens verboden overschrijden der grens en we gens verboden bezit van wapenen. Op 10 December van het vorige jaar reisde Fücker volgens zijn eigen verklaringen voor den rechter, naar Doorn om „met den ex- keizer een politieke aangelegenheid te bespre ken". Toen hem dit onderhoud met den ex- keizer geweigerd werd, reisde hij eerst naar Düsseldorf terug, om den volgenden dag op nieuw naar Doorn te vertrekken. Naar zijn bekentenis gelukte het hem niet alleen door de wacht van het slot heen te dringen, hij slaagde er ook in het slot zelf binnen te ko men. Op de vraag van een der rechters, op welke wijze hij in het slot binnengedrongen was, ver klaarde Fücker dat hij op deze vraag elk ant woord schuldig moest blijven. De Hollandsche politieman, die hem ar- Dat wil zeggen: Op voor het program der R. K. Staatsparty, dat uitdrukkelijk de Encycliek „Quadragesimo Anno" als grondslag voor de politiek op sociaal terrein heeft aanvaard. Wat wij in 1891 konden, kunnen wij ook in 1933 Laten de Katholieken zich daarom hecht aaneensluiten, juist in den donkeren crisistijd, opdat in het Parlement spoedig het werk be ginne, het grootsche werk: HERSTEL DER MAATSCHAPPELIJKE ORDE resteerde, vond bij hem een legerpistool met vijftig patronen, welke onder de kleeren ver borgen waren. Tevens vond men in de mouw van zijn jas een dolk. Fücker bestreed heftig, dat hij een aanslag op den ex-keizer had wil len plegen. Hij zeide, de wapenen slechts mee genomen te hebben om zich de honden in het slotpark van het lijf te houden. Wanneer de rijksadvocaat tegen hem acht maanden gevangenisstraf eischt, verklaart Fücker dat hij liever tuchthuisstraf heeft. Het schijnt hem in een tuchthuis, waar hil reeas vaker ondergebracht is, beter te bevallen dan in een gevangenis. De rechtbank spreekt na eenig beraad het vonnis uit. Fücker wordt veroordeeld wegens verboden wapenbezit en het verboden over schrijden der grens tot een gevangenisstraf van drie maanden en een week. De aangeklaagde sprong na het hooren van dit vonnis zeer verontwaardigd op. Hij ver klaarde, geenszins tevreden te zijn. Hem leek de straf voor zoo'n daad niet zwaar genoeg. De Minister van Defensie, mr. dr. L. Deckers, heeft te Waalwijk een politieke rede gehouden. De Minister wees erop, dat hij in de verloopen regeerperiode buiten het parlement geen poli tieke redevoeringen heeft gehouden. Als Bra bander was het hem dan ook een genoegen den Brabantschen bodem te betreden en voor het Brabantsche volk op te treden. De Minister besprak uitvoerig.de tegenwoor dige moeilijke omstandigheden. Het Nederland- sche volk moet echter op God blijven vertrou wen, van Wien alles komt. Het gezag, als ko mende van Hem, moet geëerbiedigd worden, en de organen van het gezag moeten intact blijven. Wat het legervraagstuk betreft, de tijden la ten niet toe, de weermacht te verzwakken. Ook op leger en vloot is ten zeerste bezuinigd, maar Nederland moet weerbaar blijven, opdat ons grondgebied niet het terrein worde, waar de groote mogendheden elkaar zullen bekam pen. Spreker bracht warme hulde aan Brabant, waar het volk steeds in noesten 'vlijt heeft lee ren werken en welk volk steeds bereid was op de bres te staan voor vaderland en Vorstin. Trouwer onderdanen dan de Brabanders heeft H.M. niet. De Minister besloot zijn rede met de stille verwachting uit te spreken, dat het volk van Brabant alle krachten zal inspannen, opdat Ne derland nu en later naar christelijken trant zal kunnen worden bestuurd. Zoolang de rijksregeering het, met de vele haar ter beschikking staande middelen, niet voor wenschelijk schijnt te houden, aan het buitenland een duidelijk en betrouw baar beeld te geven van wat er in het Derde Rijk nu eigenlijk gaande is, zoolang zullen telkens weer onjuiste berichten en geruchten de wereld onnoodig irriteeren en de overheid tot volmaakt overbodige tegenmaatregelen be wegen. Onder deze op den duur onhoudbare omstan digheden is het meer nog dan vroeger de taak van den buitenlandschen berichtgever, met de vereischte voorzichtigheid, desnoods langs een omweg, het materiaal te verzamelen, de per soonlijke indrukken op te doen, welke hem in staat stellen, zijn plicht te vervullen. Heel wat moeilijkheden en bezwaren moes ten overwonnen worden, voordat ik erin slaag de, een bezoek aan het veelbesproken concen tratiekamp voor politieke gevangenen te Ora nienburg door te zetten. Hooge ambtenaren uit het ministerie van binnenlandsche zaken, ver schillende instanties van het „Polizeiprasidium" aan den Alexanderplatz, een „Gruppenführer" en een „Stabsführer" der N. S. D. A. P. en zelfs een „Staatsanwaltschaftsrat" van justitie wa ren ertoe noodig, om de vereischte vergunning in handen te krijgen. Oranienburg ligt ongeveer een uur buiten Groot-Berlijn en is een vriendelijk stadje met circa 16.000 inwoners, die een half jaar gele den overwegend tot de K. P. D. gerekend wer den. maar nu plotseling allen aanhangers van Hitier geworden zijn! Het geniet zijn bekend heid door het fraaie slot van denzelfden naam waar de echtgenoote van den Grooten Keur vorst, prinses Louise Henriette van Oranje woont. Elk jaar brengt Prins Hendrik een be zoek aan het weeshuis, dat oorspronkelijk on der het protectoraat van deze Nederlandsche vrouwe stond en behartigt de belangen der ouderlooze kinderen. Ik kon vaststellen, dat aiHiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiimiiiiiiiiiimiHimiiiiimiimiiiiiiiiiHi!: Van "bijzondere zijde zendt men ons uit Berlijn volgend artikel, dat een aardig beeld geeft van de toe- standen in het concentratiekamp der Hitier-tegenstanders te Oranienburg. 1 De pen van onzen medewerker ken- nen we als objectief. Het is te hopen, dat het kamp van Oranienburg geen uitzondering is en dat in alle kampen de tegenstanders van het huidige e Duitsche bewind even mild worden behandeld. allllllllllllllllllllllllllllllllllllltlllllllllMIIIMIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIl' men in Oranienburg trotsch is op deze histo rische belangstelling van Nederlandsche zijde. Voorts kennen wij Oranienburg door de Auer- fabriek, dicht aan het statige station, waar gasmaskers vervaardigd worden en ik ver moed, dat juist deze fabriek, die nog heden in vol bedrijf is, voor de communisten een prach tige gelegenheid bood voor politieke actie. Mijn weg leidt dwars door het kalme stadje naar een vroegere electriciteitsfabriek, die ja renlang heeft stilgelegen. Voor den oorlog was het een bierbrouwerij en thans kan ik al van uit de verte zien, dat het als concentratiekamp wordt benut: geüniformeerde S.A.-mannen marcheeren met een karabijn statig op en neer. Na de vereischte legitimatie word ik naar den waarnemenden directeur Daniels gebracht, die mij met den gebruikelijken Hitler-groet ontvangst. Hij is van mijn bezoek volkomen op de hoogte en verontschuldigt de afwezigheid van zijn chef, den Sturmbandführer Schafer. wiens adjudant hij is. Hij vertelt mij over het concentratiekamp het volgende: „Sedert 21 Maart zetelt hier met goedkeuring der rijks regeering een afdeeling der S.A., welke de be waking van ongeveer honderd „Inhaftierte" dus politieke gevangenen, voor haar rekening heeft genomen. Wij zijn er op uit, deze men schen van de onjuistheid hunner politieke zienswijze te overtuigen. Dwang en mishande ling zijn hierbij absoluut Verboden. Integen deel: wij werken met hen samen, doen veel aan sport, zorgen voor een behoorlijke verple ging, letten op zindelijkheid en verlangen strikte gehoorzaamheid. Drie maal per week is bezoek toegelaten en mogen levensmiddelen, versnaperingen en vooral schoon ondergoed meegebracht worden. Wij beschouwen dit con centratiekamp als een soort vesting en behan delen onze gevangenen dienovereenkomstig. Na verrichten arbeid mogen sommigen reeds een uur vrij gaan rondloopen en totdusver heeft nog niemand de gemakkelijke kans tot ont vluchten benut. Juist vandaag werden met goedkeuring der regeering door de Beiersche Toonfilm-Mij. „Emelka" verschillende momen ten voor een film vastgelegd, om de buiten wereld een duidelijk beeld van ons werk te geven. Ook eenige buitenlandsche gezanten, de Amerikaansche ambassadeur en de gezant van Zweden waren hier en gaven hun tevredenheid te kennen. Natuurlijk kan dit betrekkelijk kleine concentratiekamp niet vergeleken wor den met Neuberg bij Stuttgart, waar ruim tweeduizend communisten en socialisten wer den ondergebracht als politieke gevangenen. De zoogenaamde „Schwere Jungens" zitten in Spandau achter slot en grendel, terwijl voorts te Berlijn in de von Papenstrasse ook nog een concentratiekamp van kleineren omvang is. Ik zal u alles laten zien, wat wij hier bereikt heb ben en stel u in de gelegenheid, ongedwongen met de gevangenen van gedachten te wisselen. Wij klauteren naar boven, waar in de .sani taire afdeeling juist een jonge communist be handeld wordt, die zijn voeten heeft stukge- loopen. In de aangrenzende kamer zit een dienstdoende „Landjager" in groene uniform met een vroegeren aanvoerder der rijksbanier te praten. Ik meng mij in het gesprek, verneem, dat deze overtuigde aanhanger van het vroeger bewind goed behandeld wordt en merk, dat men het hem geenszins kwalijk neemt, dat hij niet zoo maar tot de N. S. D. A. P. wenscht over te loopen. Buiten wordt de S.A.man aan mij voorge steld, die de sportieve leiding in handen heeft, Wilhelm Ruf, ik taxeer hem vijftig jaar en laat mij vertellen, dat hij jaren lang in Nederlandsch- Indië werkzaam was, viermaal rijk is geweest en ondanks zijn betrekkelijke armoede toch vol levenslust is gebleven. Als kok op de „Gelria" is hij kort na den oorlog weer naar zijn vaderland teruggekeerd en ter afwisseling commandeert hij thans een stelletje toffe jongens uit Wed ding en Alt-Moabit. Hij heeft zelfs een kapel letje, bestaande uit vijf communisten, samen gesteld, zorgt voor een draaglijke stemming, geeft onderwijs op elk gebied en houdt des Zon dags voor menschen, die van huisuit voor de kerk weinig voelen, een „Hausandacht". Het frappeert mij, dat hij over de Nederlandsche en Missiezending op Java met grooten eerbied spreekt. Juist is een voetbalwedstrijd in vollen gang. De belangstelling is enorm. Mij valt een kleine dikkerd op, een man van vijftig jaar, die heftig langs den bal heen schopt. „Dat is de gevaar lijkste van allen, een fanatieke Moskoviet!" „Tydens een korte pauze ga ik op den man af en reik hem de hand. Hij kijkt verbaasd, steekt een sigaar aan en vertelt, dat hij op een fa briek leider van een groote afdeeling was. ""Na tuurlijk blijft hij communist, ook al is hij zijn prachtig baantje door de nationale revolutie kwijtgeraakt. Over de behandeling in Oranien burg is hij best te spreken en op mijn vraag, of zijn partijgenooten tijdens de communistische revolutie hun tegenstanders ook zoo mensche lijk behandeld zouden hebben, blijft hij wijze- lijk het antwoord schuldig! In een hoek staat een priëeltje en hier is een geïmproviseerde kapsalon van gemaakt. Er wordt druk geschoren en een jongen met wilden haardos wacht ongeduldig op de knipschaar. Overal zitten, staan of liggen arrestanten en genieten een vrijheid, zooals men die in geen gevangenis kent. Ik lees op een openstaande deur de dagorde: half 6 wekken, zes uur bed op maken, half zeven lichamelijke reiniging, 7 uur aankleeden, half 8 ontbijt, tot half een ge- meenschappelijken arbeid, 1 uur middagmaal, tot half 2 pauze, daarna exercitie en sport tot half 6, tot 7 uur vrije beweging, daarna het avondeten, half 9 allen weer binnenshuis, om 9 uur taptoe, dat wil zeggen: slapen! Ik wandel geheel alleen naar binnen. In verschillende vertrekken is een slaapgelegen heid ingericht, daar men nog niet over de noodige bedden en matrassen beschikt. Een groote zaal is tot keuken verbouwd, maar het eten wordt hier niet toebereid, dat komt uit een restaurant, tegenover het concentratiekamp gelegen en ik hoor, dat het eten acceptabel is. Een paar maal per week, speciaal des Zondags krijgt men ook vleesch. Ik loop een bruin ge- branden communist tegen het lijf, die te Ber lijn een pak slaag van S. A.-mannen heeft op- geloopen en vraag hem, hoe dat kwam: „Ik had in 't openbaar gezegd: ik wacht den tijd af, dat wij alle mishandelingen van S. A. en S. S. mannen kunnen wreken! Die uitlating was bekend geworden en ik werd door een afdeeling S. A. mannen gearresteerd. Toen ik die uitlating toegaf, hebben ze mij bont en blauw geslagen en later werd ik hierheen ge bracht. Ik ben hier nu drie weken en ik moet toegeven, dat ik beter gedaan zou hebben, niet over mishandelingen te spreken, zoolang ik die niet zelf heb beleefd." Natuurlijk leest men sommigen van het ge laat, dat ze liever naar Berlijn terug willen, waar ze van hun ondersteuning een gemakke lijk en lui leven konden leiden, maar ik begrijp een regeering, die haar felste principieele te genstanders in een tijd van wording en omwen teling op deze wijze onschadelijk maakt. Mij wacht nog een origineele verrassing: bui ten staan vijf stramme kerels met hun instru menten op me te wachten. Zij spelen met élan een paar militaire marschen en de kleine dik kerd kijkt sarcastisch. Zoover is hij nog lang niet. Ik verdeel mijn laatste sigaren en ciga- retten en neem met een handbeweging van al len afscheid. Maar de „Schrammelmusik" laat mij niet weggaan: alle gevangenen marchee ren vrijwillig plotseling achter de muziek aan en zingen in ontroerende harmonie: Wer weiss, ob wir uns wiedersehn, am grünen Strand der Spree!" Hierin openbaart zich het begrijpelijk ver langen naar de verloren vrijheid. Ik betuig den Sturmführer Daniels mijn erkentelijkheid voor de wijze, waarmee hij mij in staat stelde, een duidelijk beeld van het concentratiekamp in Oranienburg te geven en wensch hem: Fröh- liche Ostem! De K. L. M. deelt mede, dat na verkregen toestemming thans besloten is de Amsterdam Batavia-route te leggen via Singapore. Na Bangkok verlaten te hebben, zal het post vliegtuig, evenals tot nu toe, eerst Alor Star aandoen, maar daarna niet oversteken naar Medan, doch op Singapore koers zetten. De K. N. I. L. M. zal zorg dragen voor den lokalen aansluitenden dienst in beide richtingen tus- sehen Alor Star en Medan, zoodat Deli even snel als voorheen zijn mail ontvangt. De K. L. M. vliegt dus evenals de K. N. L L. M. eenmaal per week het traject Batavia— PalembangSingapore in beide richtingen, zoodat er tusschen de hoofdsteden van Neder- landsch-Indië en var!" de Straits een regelma tige verbinding tot stand komt. Het vertrek uit Batavia op Woensdagmorgen zal dusdanig worden gekozen dat gewacht wordt op het vliegtuig van de K. N. I. L. M., dat de post uit Soerabaja en Semarang brengt. Omgekeerd zal ook te Amsterdam aansluiting per K. L. M. naar en van Londen bestaan. Het gevolg is, dat een brief van Soerabaja in acht dagen Amsterdam en Londen bereikt. Een brief uit Londen zal in slechts zeven dagen Singapore bereiken. Uit de verlegging van de luchtlijn via Singa pore mag vermeerdering van vervoer worden verwacht. De onderhandelingen tusschen het hoofdbe stuur van „St. Stephanus" eenerzijds en de firma Jansen-Willemsen en de N.V. Gresbuizen Industrie te Belfeld anderzijds zijn, volgens de „Volkskr.", verbroken. Bij beide fabrieken dreigen conflicten en zullen de personeelen op Zaterdag 22 April in staking gaan, als vóór dien datum geen over eenstemming is te verkrijgen. De verlangens der arbeiders zijn: herziening der ingevoerde verlagingen en handhaving van de collectieve-arbeiders-overeenkomst in Lim burg. Volgens het „Volk" bestaan er in Den Haag plannen tot verlaging der huren van gemeen tewoningen. Wethouder Vrijenhoek heeft eeni- gen tijd geleden verlagingen aanhangig ge maakt en zeer binnenkort is te verwachten, dat deze verlagingen aan den gemeenteraad zullen worden voorgesteld. Van zeventig winkel woningen zullen de hu ren verlaagd worden met bedragen van 25 cent tot 2.M per week; van 860 woningen zullen de huren verlaagd worden met gemiddeld 50 cent per week. Onlangs heeft het Algemeen Bestuur van den Koninkl. Nederl. Middenstandsbond zich met een adres tot den Minister van Economische Zaken en Arbeid gewend, waarin "gevraagd werd, of de Minister zoo tijdig gevolg zal ge ven aan zijn aan het Kamerlid, mr. J. A. G. M. van Hellenberg Hubar, gedane toezegging, dat nog voor het uiteengaan der Staten-Generaal de zoo noodzakelijke herziening der Winkel sluitingswet zal kunnen tot stand komen. Daar bij werd gewezen op de omstandigheid, dat een wetsontwerp van deze strekking niet voorkwam in de opgave van wetsontwerpen, welke de re geering nog met de thans zittende Kamer denkt te behandelen. In antwoord op dit d.d. 1 Maart j.l. gezonden schrijven heeft de Minister thans medegedeeld, dat hij tengevolge van de politieke crisis aan zijn voornemen inzake indiening van een wets ontwerp tot wijziging der Winkelsluitingswet onverwacht geen uitvoering kan geven. Er blijft dus voorshands voor gevallen, dat de reeds nu te constateeren aanpassing onvoldoende mocht blijken, niet anders over dan de bekende af wijkingsmogelijkheid op grond van plaatse lijke bijzondere omstandigheden, voegt de Mi nister hieraan toe. De Zaansche heiersvereeniging „Willen is Kunnen", onderafdeeling van de Federatie, heeft 't voorstel der patroons, om de loonen, die gewoonlijk 1 per uur bedragen, met 23 pet. te verlagen, afgewezen. Aangezien de bazen van geen wijken willen weten, hebben thans de heiers in de heele Zaan streek het werk neergelegd. Uit de cijfers betreffende het belastingjaar 1931—'32 blijkt, dat voor de zes gemeenten bo ven 100.000 inwoners het gemiddeld inkomen per aangeslagene bedroeg: Amsterdam ƒ2417, 's-Gravenhage ƒ2970, Groningen ƒ2397, Haar lem 2406, Rotterdam 2411, Utrecht 2420. Het gemiddelde vermogen per aangeslagene bedroeg in duizenden guldens: Amsterdam 104, 's-Gravenhage 116, Groningen 71, Haarlem 75, Rotterdam 112, Utrecht 80. Van de gemeenten boven 20.000 inwoners treffen we hoogere cijfers dan voor de groote steden aan voor het gemiddelde inkomen: in Bussum ƒ3695, Hilversum ƒ3120 en Zeist ƒ3028 en voor het gemiddeld vermogen: in Enschede 153.000, Almelo 124.000, Rheden 112.000, Hilversum en Zeist beide ƒ119.000. Van de gemeenten boven 20.000 inwoners heeft Haarlemmermeer voor het gemiddelde inkomen 1598) en Kerkrade voor het gemid delde vermogen (ƒ39.000) het laagste cijfer.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 5