Tiet m&aal van den dag If 40.- keerden wij heden uit I f73.495.- Erfdeel Boven den top van den Himalaya I O N Z E 22 7e UITKEERING) ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN ROBINSON! Zoo'n „echte" schoen voor „echte" jongens WIJN BAD NAUHEIM™™/"1™!^: WOENSDAG 19 APRIL VELE POGINGEN Op 8000 meter hoogte President Masaryk en de werkloozen Nieuws van Zoebkof Duur speelgoed Een kostbaar masker Chineesche handels gebruiken ÏÏ"X „aS I ThomasBrent'.s avontuur De Mount Everest heeft steeds een groote aantrekkingskracht uitgeoefend (Morgenavond vervolg). miiiiiNinimiiiiiiimniiü dex® wMÊêsm Hij is bedelaar, prenbtriefkaart- verkooper en „conferencier" ingevolge de voor onze abonnes geldende gratis ongevallen verzekering aan den Heer C MAASE, LINDENCRACHT 218, AMSTERDAM wegens een aan hem overkomen ongeval. Dit is I WAARMEDE THANS EEN TOTAAL BEDRAG VAN 1 I aan onze verzekerde abonne s is uitgekeerd. I DIRECTIE VEREEN. KATH. PERS AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Uit het Engelsch van Joseph Hocking Onlangs heeft een Engelsche expeditie den Mount-Everest per vliegmachine bezocht om waarnemingen te verrichten. Dit was een record van groote beteekenis en een daad Van bijzonderen ondernemingsdurf. In Azië vindt men behalve de Himalaya nog de machtige ke tens van het Famir- en het Karakoroem-ge- bergte, benevens den Hindoekoesj. De laatste tien jaar zijn deze gebergten nauwkeurig opge nomen door verschillende expedities en over de Transhimalaya en de bergketens in het binnen land van Tibet staan ons toch altijd nog de aan- teekeningen van Sven Hedin ter beschikking. In Centraai-Azië vindt men reuzen van 6000 M. bij honderden. Het aantal toppen van meer dan 7000 M. bedraagt nog meer dan zeventig, ter wijl er slechts 13 de grens van 8000 M. over schrijden. Wanneer men in aanmerking neemt, dat zells het bekl mmen van een 7000 M. hoogen top buitengewone prestaties van den berg- tourist vereischt, dan behoeven de alpinisten zien vooreerst nog niet ongerust te maken, dat zij niets meer te doen zullen hebben. Van de toppen van meer dan 7000 M. zijn er slechts 10 geheel beklommen; de eerste prestatie van dezen aard was de bestijging van een top in het Kwenloeng-gebergte door W. Johnson in 1832. Later bleek deze top 7280 M. hoog te zijn. In 1906 besteeg het echtpaar Workman met C. Savoie den 7091 M. hoogen Nupkun in het Westelijk deel van den Himalaya. Nog steeds is er geen tweede vrouw tot een hoogte van meer dan 7000 M. geklommen. De hoogste top, die tot dusverre beklommen werd, is de Kamet in het Centrale deel van den Himalaya. Deze top van 7757 M. is in 1931 door den Engelschman F. G. Smythe beklommen. De grootste hoogte, die be reikt werd, bedroeg minstens 800 en misschien Wel 1000 M. meer; zij werd bereikt door Mallory en Irvin bij 'n poging om den Mount Everest te beklimmen. Verder heeft de Oostenrijker Schneider, een der beste in leven zijnde alpinis ten, vijf toppen van meer dan 7000 M. beklom men, eveneens een respectabel record. Het bereiken van een hoogte van 8000 M. is reeds op zichzelf een indrukwekkende prestatie. Dit is alleen aan de Mallory-expedities gelukt, zooals wij hierboven reeds schreven. In 1921 ontdekte Mallory, dat vanuit den Rongboek- gletscher (ten Oosten van den Mount Everest) een punt op 6400 M. kon worden bereikt, van waaruit men betrekkelijk gemakkelijk het z.g. Noordelijk zadel kon bestijgen. Dit zadel ver bindt den hoogsten top met een veel lageren, Noordelijk daarvan gelegen top. De weg van het Noordelijk zadel (7000 M.) naar den top (8800 M.) scheen langzaam op te ioopen en volstrekt niet zoo moeilijk. Nog in 1921 gelukte het, het Noordelijk zadel te bereiken en te constateeren, dat daar een tentenkamp kon worden opge richt. Vanuit dit op 7000 M. hoogte gelegen kamp ondernamen in 1922 en 1924 Engelsche expedities pogingen om den top te bereiken. In 1922 bereikte de groep van Mallory, nadat er nog een kamp was opgeslagen op 7600 M. hoog te, een hoogte van 8200 M. en de kapiteins Finch en Geoffrey Bruce kwamen, na een derde kamp op 7900 M. hoogte te hebben opgericht, met be hulp van zuurstoftoestellen zelfs tot 8300 M. hoogte. Een lawine, die zeven dragers doodde, maakte toen het voortzetten van de expeditie onmogelijk; dit ongeluk gebeurde tusschen den Rongboek-gletscher en het Noordelijk zadel. In 1924 werd dezelfde route gevolgd en zelfs op 8200 M. nog een kamp opgericht. Van daar uit kon men den top in één dag bereiken en weer terugkomen, hoewel het niet gemakkelijk was, want op deze hoogte komt men per uur nau welijks 100 M. vooruit en op grootere hoogten nog slechts 60 M.f terwijl er ongeveer 660 m. heen en weer gaande moest worden afgelegd. Overnachten in de open lucht beteekent hier den dood. De eerste groep, bestaande uit Overste Norton en den arts Sommerwell, passeerde de 8500 M. Ongeveer 's middags zonk Sommerwell geheel uitgeput ineen op een hoogte van 8530 M. Nor ton ging tot 8570 M„ maar moest toen terug- keeren; hij moest voor den avond weer in het kamp terugzijn en had bovendien rekening te houden mee den toestand van zijn kameraad. De tweede groep, bestaande uit Mallory en den student Irvin, ging enkele dagen later, met zuurstof uitgerust, op weg. Odell, die naar hen uitkeek, zag hen tegen den middag door een spleet in het wolkendek, vlot stijgend op 8600 M. hoogte. Ze zijn niet meer teruggekomen. Als zij den top niet hebben bereikt, zijn zij er toch maar heel weinig vandaan gebleven en zeker is, dat zij hooger zijn geklommen dan iemand ter wereld voor of na hen. Behalve door de leden van deze Engelsche expedities is de hoogtegrens van 8000 M. nooit overschreden. Ter illustratie van den onverwach- ten tegenslag, waarop deze expedities moeten rekenen, vermelden wij nog iets van de tweede Dultsche expeditie naar het Himalayagebied, die onder leiding van Bauer stond. In 1929 was ge bleken, dat de Noord-Oostelijke uitlooper van den Kantsintsjinga bestegen kon worden; op7C00 M. hoogte werd er een kamp opgeslagen en de verdere beklimming scheen eenvoudig. In 1931 kwam men terug, maar de tocht vanuit het hoogste, op 7700 M. opgeslagen kamp, naar den Topsy zag, dat Robbie een poot van Edwin, de giraffe, aan Ivy's hut bond. „Waarom doe je dat?" vroeg ze. „Je weet toch wel. dat de zeeman haar altijd naar huis laat gaan. als zil de kokosnooten naar het kamp ge bracht heeft." JDat is zoo, maar ik wil Edwin hier houden, tot Freddy komt, dan mag ik misschien een ritje maken," meende Hobble. Toen Freddy op het strand kwam. werd hij door Topsy ontvangen, die van schrik haast niet spreken kon. „Loop hard. Houd Edwin vast," riep ze, hem aan zijn mouw meetrekkend. „Robbie bond Edwin aan de hut van Ivy en nu loopt zij er mee weg." „Hij had toch kunnen weten, dat zóó iets Edwin niet vasthoudt, als zij naar huis wil voor haar diner," zei Freddy. „Ik zal wel een andere hut moeten bouwen." (Ingezonden Mededeeltog). top is mislukt. Wlen en Hartmann bereikten het hoogste punt van den Noordelijken uitloo per, tusschen 7950 en 8000 M.; toen kwam er ongeveer een 80 M. diepe inzinking en daarna kwam, vlak voordat de Noordelijke uitlooper werd bereikt, een bijna loodrechte, 100 M. hooge wand, die ae verdere beklimming volkomen on mogelijk maakte. Het moeilijkste deel van deze beklimming lag trouwens op veel kleinere noog- te en wel tusschen het kamp op 5180 M. noogte bij den Zemoe-gletscher en een kamp op 6400 M. hoogte. Wekenlang moesten de alpinisten zich hier een bijna bovenmenschelijke inspan ning getroosten, want moeilijker en verrader lijker ijsgebied is niet te denken. Elke meter is een strijd op zichzelf. Nergens is er zoo hard nekkig tegen het ijs gestreden als hier, want ook het weer op den Kantsintsinga is berucht. Teneinde het leed der werkloozen in Tsjecho- Slowakije te verzachten, heeft president Masa ryk, naar Reuter meldt, een bedrag van 100.000 kronen gegeven ter verdeeling onder de werk loozen, die vaders zijn van gezinnen. -MiiiiiiiilMiiiiiiiiiilliiiim Heerlijk Westland, waar de druiven Rijpen in den zonneschijn, Waar de zachte, blauwe trossen Goud uit eigen bodem zijn, Toon ons land de rijke gave Wees wat kwistig met uw schat, Pers die blauw gebolde druiven I Tot verhemeltstreelend nat! I Als de zomer in het land is, 1 Reizen wij niet naar den Rijn i i Om in lommerrijke plekjes 5 Daar te zingen van den wijn, Doch wij trekken naar het Westland i i Waar de wijn in stroomen vloeit. En wij zingen in den schemer I Dat bij ons de wijnrank groeit! i Dan ontstaan bij ons gezangen, Even goed als aan den Rijn, Om den lofzang uit te zingen Van den eigen, koelen wijn! En studentikoos gezeten Brengen wij dan tot besluit, 5 Na het zingen, graag een prosit Op ons eigen Westland uit! MARTIN BERDEN 1 (Nadruk verboden) nuiiiiiiiniiiiiniiiiiniiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiimiiiiiiiiimiimii? ft H. 33-2 Zoebkof, de Russische avonturier, die indertijd gehuwd is geweest met een zuster van ex-keizer Wilhelm, heeft weer eenigen tijd niets van zich laten hooren. Volgens de laatste berichten had hij het kell- nersambt aanvaard. Naar men ons echter uit Luxemburg mede deelt, is Zoebkof sinds eenigen tijd neergestreken in het aan de Fransche grens gelegen Luxem- burgsche stadje Esch, alwaar hij zich bezig houdt met bedelarij in allerlei vorm. Overigens is zijn beroep tweevoudig: hij ver koopt briefkaarten, waarop zijn portret staat met als onderschrift: „Alexander Zoebkof, zwager van den ex-keizer van Duitschland", en hij treedt in minderrangsche herbergen en „caba rets" op als „conferencier", in welke functie hij tegen betaling zijn levensgeschiedenis en vooral zijn huwelijkslotgevallen met de zuster van den ex-keizer verhaalt. Een minderwaardiger speculatie op de sen satiezucht van een zeker publiek lijkt ons on denkbaar. De hertogin van Rutland heeft een met dia manten bezetten armband, ter waarde van 2000 pond sterling, dien zij drie jaar geleden had verloren, terug gekregen. Op 7 Februari 1930 woonde de hertogin een bal in Oakham bij en na afloop bemerkte zij, dat haar armband, die met achttien groote diamanten was bezet, ver dwenen was. De politie stelde een onderzoek in; er werden advertenties geplaatst, maar de arm band bleef weg. Dezer dagen liet een dienst meisje een verbogen met glinsterende steenen bezetten band aan een juwelier in Stourbridge zien en hoorde tot haar verbazing, dat zij in het bezit was van een kostbaren armband. Zij be richtte direct de politie en deelde mede, dat haar vader eenige jaren geleden den armband had gevonden en hem aan zijn kinderen had gegeven om er mede te spelen. De band met de glinsterende steentjes was een dankbaar speel goed, maar eindelijk had de oudste zich er meester van gemaakt, omdat zij den armband aardig genoeg vond om hem te dragen. Uit nieuwsgierigheid had zij den armband aan een juwelier laten zien, niet wetende, dat zij zulk een kostbaar sieraad bezat. Hoe onmetelijk groot de rijkdommen van het oude Mexico geweest moeten zijn, eer de Span jaarden in het land kwamen, wordt weer eens bewezen door een vondst op den berg Alban. in de omgeving van de stad Oaxaca. Hier werd een graf gevonden, waarin tien krijgslieden be graven lagen, die vermoedelijk in den strijd te gen de Zapoteken, de bewoners van Mexico in nog andere tijden, gevallen waren. Dit giaf bleek een ware schatkamer te zijn. Onder de tot nu toe opgegraven voorwerpen bevinden zich een aantal prachtig bewerkte kronen uit mas sief goud, paarlen, vergulde vazen en schalen uit onyx en albast, die met Mexicaansche schrift- teekens zijn bedekt. Het voornaamste stuk is een gouden masker, dat naar het oordeel der deskundigen, zijn gelijke niet heeft en ongetwij feld het kostbaarste masker is, dat ooit is ge vonden. In den handel met Vreemde Oosterlingen ko men vele typische gebruiken voor, die men ner gens anders ter wereld aantreft, aldus het A.I.D. Het bekende Chineesche telraampje is alge meen bekend. Wij zagen dezer dagen weer een nieuw gebruik bij den vischafslag te Cheribon op het haventerrein, waar groote partijen „ikan kring" werd aangebracht, welke uit Ba- gan Si Api-Api, Singapore, Siam, enz. kwamen. De importeurs hiervan zijn de Chineesche visch-taukehs van Cheribon, de koopers zonen uit het Hemelsche Rijk van Bandoeng, de Freanger Regentschappen en zelfs uit de Vor stenlanden. Valt een bepaalde party in den smaak van den kooper-keurder, dan verstaat hy zich met den taukeh. De kooper kriebelt den verkooper op een wijze, die geenerlei spoor ach terlaat in Chineesche karakters den prys, dien hy voor een party van kattie dooreen wenscht te besteden, in de palm van de hand. Een vol gende en dikwyis nog meer liefhebbers, doen hetzelfde, zoodat de reflectanten eikaars bod niet kennen. Als de verkooper genoeg in zijn handen is gekriebeld, grypt hy, glunderend in het vooruitzicht van een zoet winstje, onder een luidruchtig ,t;in-tjae" den boogsten bieder in zijn jasje, en de koop is gesloten! De party wordt dan gewogen, contant betaald en geladen op de klaarstaande vrachtauto's. Alle duivels!" riep Thomas Brent met ge smoorde stem en er was reden tot ver bazing en opvinding. Hy was het café binnengeloopen, waar hij des avonds, stil, nauwelijks opgemerkt, in een vergeten hoekje gedrukt, een biertje dronk en zich amuseerde met het kijken naar het leven dige gedoe rondom hem. Hy was gaan zitten en toen hy in afwach ting van het bestelde bier, z'n blikken rond liet waren, hadden z'n oogen twee vrooiyke, bruine kijkers ontmoet, die met aandacht op hem waren gericht. Bescheiden had hij de zijne af gewend, maar een oogenblik later had het wondere gebeuren zich herhaald en hij had toen lang genoeg gekeken, om te zien, dat die vroolijke oogen blonken in een allerliefst meis jeskopje, door donker haar omiyst. Een derde blik, stoutmoediger reeds, deed hem een gracieus figuurtje in elegante klee ding onderscheiden, maar pas toen het tot hem doordrong, dat het meisje met intentie z'n blikken scheen te zoeken, ontsnapte hem z'n verbaasd en opgewonden: „alle duivels!" Een zonderlinge gewaarwording beving hem. Hy durfde het ongeloofiyke niet gelooven, maar eindelük kon hy zich niet langer ontveinzen, dat hy, Thomas Brent, een verovering had ge maakt. Snel zochten z'n hersens in z'n herinnerin gen, maar ze vonden in z'n leven niets, dat ook maar geleek op de situatie, waarin hij zich eensklaps bevond. Er was niets dat hem ais richtsnoer in dit nieuwe, vreemde, dienen kon. Hy keek weer, keek langer, aandachtiger. De bruine oogen zonden hem een lachje toe; z'n hart 'bonsde. Hy kon het lieve schepseltje niet naderen. Het werd bewaakt door een ouden heer die er vry barsch uitzag. Hij hoop te nu maar, dat ze hem een weg tot toenade ring wyzen zou. zy deed het. Na een snellen, onderzoekenden blik om zich heen, hief het donker-oogige meisje een op het tafeltje by haar liggende krant omhoog, zóó, dat Thomas duidelyk het opschrift lezen kon: „De Morgenster". Wat wilde zy, wat bedoelde ze, wat moest hij doen? Wat had de Morgenster met hem en haar te maken? Eensklaps ging hem een licht op. Hij begreep haar bedoeling en in antwoord op haar vragenden blik, knikte hij haar gerust stellend toe. Ze legde de krant neer en op het zelfde oogenblik tikte haar metgezel met een geldstuk op het marmeren tafeltje. Een kellner schoot toe en een oogenblik later verliet het -bevallige meisje het café, op den voet gevolgd door haar norschen geleider. Thomas bleef geruimen tijd roerloos zitten en vroeg zich herhaaldeiyk af, of hy misschien met open oogen een zonderlingen droom had gedroomd. Eindeiyk aanvaardde hy den toe stand zooals deze was; hij voe'de zich verjongd, weggerukt uit z'n effen, eentonige naan. Later dan gewooniyk verliet hy het café en begaf zich naar z'n kamers, die de rez de chaussee vormden van een smal huis, dat zich bescheiden trachtte weg te moffelen naast het monumentale bankgebouw, waar het tegen aan stond gedrukt. De volgende dag verliep traag. De daarop volgende was Thamos Brent een uur vroeger gekleed. Hy liep naar z'n schryftafel en zag daar de Morgenster liggen. Als een havik op z'n prooi schoot Thomas op de krant toe. Z'n bevende vingers futselden met de ritselende bladen, z'n oogen vlogen de advertentie-kolom men langs. Daar stond het: „Als kennismaking wenscht, wees dan vanavond om tien uur by de zydeur van het Olympia-Theater. Het meis je van Donderdagavond." Daar was het, het avontuur, het groote avon tuur dat den nuchteren, kalmen Thomas Brent plotseling in een andere, ongekende sfeer aae- men deed. Hij kende geen weifelingen, hy hoor de geen waarschuwende stem in z'n binnenste Pas toen hy een half uur te vroeg, met zorg geschoren en gekleed, op de aangeduide plaats aangekomen was en zich tot geduldig wacnten voorbereidde, rees in scherpe omtrekken voor hem op het beeld van den norschen, ouden UIIIIIIIIIIIIIIUIllllllllllllllllllllllHlllIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIHIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIillllllllllllllllllllllllia 5 M»umuimiiiiiiiiuiiuiiiuinuin»n»iM ïiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiimiiiniiiiiiiuiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiimiiiiiiiT heer, die het lieve meisje in 't café had bege leid. Wie zou hy zijn? Haar vader? Hy was toch niet in de buurt? Als hy eens zag, dat Neen, niet aan denken. Ze zou wel zorgen, dat Hy schudde z'n onaangename gedachten van zich af, bande het norsche mannengelaat uit z'n geest en zette er voor in de plaats het donkere, guitige kopje van haar, die hem tot haar held gekozen had. Tien uur! Een schok doortrilde hem. Licht als een vogeltje rustte plotseling een handje op zyn arm en een zachte stem zong hem toe: „Stap in die taxi; die zal u brengen waar u wezen moet." Vóór hij bekomen was van zijn ontroering, was de fee, die hij in 't onzekere licht nauwe- lyks herkend had, in een nauwe zystraat ver dwenen. Een taxi gleed naar hem toe; hij stapte in. Onmiddellijk zette het voertuig zich opnieuw in beweging. Het was reeds een goed eind van de theater-deur verwijderd, toen llllllllllllltlttlllllttllflIHtMIIIIItllllUlllfl» kwam naar bui- ten te kijken, om i te trachten, de iiiiiimiHiitmtiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiMii ingeslagen rich ting te bepalen. Dit gelukte hem niet. Voort ging het door nauwe straten. De straten hielden op; hij zag geen huizen meer, alleen maar verspreid staande boomen, die die als schimmen voorbijvlogen. En nog altyd jaagde de taxi pylsnel voort. Waarheen toch? Een gevoel van angst overviel hem. Hij begreep er niets meer van. Woonde dat lieve meisje zóó ver buiten de stad? Waar om liet ze hem alleen gaan. OfJa, er was iets raadselachtigs in haar handelwyze, dat hem slechts matig aanstond. Zou die ellen dig rammelkast dan ooit meer stilhouden? De weg werd slechter. Hij werd hevig door elkaar geschud. Een kalmer moment afwach tend, tikte hij hard tegen de voorruit. De chauffeur keek om. Thomas trachtte hem door gebaren en geschreeuw tot stil houden te be wegen. De man haalde z'n schouders op en reed onverstoorbaar voort. Nu begon hy de heele geschiedenis griezelig te vinden. Bevond hy zich dan in de macht van een waanzinnige, die hem regelrecht den dood in zou rijden? Hij dacht dat hij door een nachtmerrie werd gekweld en weldra in z'n eigen veilig ledikant zou ontwaken. Eensklaps stond het voertuig stil. De chauffeur opende het portier en vroeg beleefd: „Wilt u uitstappen en hier even wachten, mijnheer?" Thomas Brent gaf aan deze uitnoodiging gehoor. Bliksemsnel sprong de chauffeur terug op z'n plaats, een snorrend geluid en het voer tuig raasde weg. Daar stond hij. De nacht was pikdonker. Langzamerhand onderscheidden z'n oogen de omtrekken van boomen; hij deed een paar stappen vooruit, struikelde en greep met z'n beide handen in struikgewas, dat een muur rondom hem scheen te vormen. Het drong tot hem door, dat er iets verschrikkeiyks met hem was gebeurd, dat hij het slachtoffer was van van een misverstandvan een wraak nemingvanhij wist het niet. Herhaalde malen trachtte hy een uitweg te vinden uit den geheimzinnigen doolhof, waar in hy zich bevond, maar het lukte niet. Einde- lyk zette hy zich gelaten neer en besloot den dag af te wachten. Traag vlogen de uren voor- by, maar eindelyk brak het morgenlicht door. Hy zag om zich heen en bemerkte, dat hy zich op onbekend terrein bevond. Met moeite krab belde hy naar een wat hooger gelegen punt, tuurde rond en ontdekte in de verte een huisje. Daar woonden menscnen, daar moest hij heen! By de bewoners gekomen, zeide hij ver dwaald te zijn. Hij vernam, dat hy zich in een gehucht op eenigen afstand van de stad bevond, die hy met een Spoedig passeerend lokaaltreintje kon bereiken. Thuis gekomen, begaf hy zich direct te bed, en viel van vermoeienis gauw in slaap. De volgende dag bracht licht in de duistere zaak. De tyding van een brutalen bankdiefstal in de stad bracht aller gemoederen in bewe ging. De dieven hadden zich toegang weten te verschaffen tot den kelder van een naast het bankgebouw gelegen huis. Als ratten hadden ze zich door den muur, die de bankkelders daar van scheidde, heengegraven en hun buit weg gesleept. Ze namen daarby hun weg door het tuintje, dat bij Thomas Brents kamers be hoorde. De politie kwam den verbaasden Thomas aan een verhoor onderwerpen. Hij was immers de eenige die gehoord kon, neen moest hebben, dat er onder hem vernielingswerk geschiedde, een werk, dat noodlg was voor wie de in de kelders der bank gedeponeerde gelden wilde bereiken. Hij antwoordde kalm, dat hy dien nacht af wezig was geweest, hetgeen door z'n hospita bevestigd werd. „Ze moesten my uit den weg zien te krijgen", mompelde hy. toen hy weer alleen was; „dat is duidelijk! En zy, die slimme heks! Enfin de politie moet zelf maar zoeken. Wie had ooit kunnen denkenIk mag nog blij zijn, dat ze my niet voor goed uit den weg hebben geruimd." reuter. Spec. v. In wend. ziekten. Pr. in overeenet. met tydsomst. verlaagd. t I» F 'f op dit Wad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen by levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door l JCtï by een ongeval met OCfi m by verlies van een hand IOC gJJ,Ifr"es T5S ®e„ï f SO f40 - Q, DO II tl 6 S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlngen oUUv»~ verlies van beide armen, beide beenen of belde oogen f S OU»~ doodelljken. afloop# «t/W» een voet of een oog I M.£t O» duim of wysvlnger OU» been of arm# by verlies van *n anderen vinger 19 Praat geen onzin, Jessie. Hoe zou Je broer er aan denken een arm meisje zooals ik te 1 trouwen? Dat is toch absoluut onmogelyk. Maar ik weet zeker, dat Ben verliefd is op Jou, en dat.,.. Heeft hy Je ooit Iets daarvan gezegd? Neen, maar toen ik gisteravond zyn ge dicht zag..,. Luirter eens, Jessie. Ik ben niet van plan over dien onzin verder te praten. Mr. Ben is heel vriendeiyk geweest, gisteravond: hy had een plan dat hem beter tocleek dan het myne, dat is alles. Maar je weet hoe eigenzinnig dat ik ben en dat ik myn eigen wil altyd moet doordrijven. Daarom wou ik je vragen na het ontbyt met me mee te gaan naar miss Judson. Vind Je het niet eenig? Stel Je voor, dat ik op hamers woon by Mary Judson! Stel je voor, dat ik kapitalen verdien met het ontwerpen van dessins! Maar je moet beloven over dat todei niet meer te praten, ook niet met je ouders. Zoo stelde Nancy Jessie een beetje gerust; ze was er nog niet heelemaal van overtuigd, dat Nancy de waarheid had gesproken, maar toen ze na het ontbyt Mary Judson gingen op zoeken was Nancy zoo vrooiyk en uitbundig, dat het jonger meisje ten slotte geloofde, dat ze zich vergist had. Miss Mary Judson woonde in Laburnum Cot tage, in Rhododendron Street. De man, die de straat zoo genoemd had, moest gevoel voor humor hebben gehad, want myien ver in den omtrek was er geen rhododendron te zien. De huizen waren eenvoudig gebouwd, allemaal van eenzelfde soort steen. Toch wa3 Laburnum Cottage versohillend van de andere. Het was op een apart stuk grond gebouwd en omgeven door een haag. Het had een breederen gevel en was grooter en mooier dan de overige huizen. Bovendien was achter het huis nog een flink stuk grond. Hier had Ames Judson jaren gele den iets gebouwd, dat op een stal leek, maar by nadere beschouwing een laboratorium bleek te zijn. Ames had in zyn dagen een zekere re putatie genoten als scheikundige, en, zooals Mrs. Briggs verklaard had, koesterde hy altijd de stille hoop om met zyn uitvindingen goud te verdienen. Toen Nancy en Jessie Rhododendron Street insloegen, was de eerste teleurgesteld en mis moedig. De huizen zagen er zoo donker en on gezellig uit, dat ze, vergeleken met de kastee- len van Woodroyd, bepaald afschuwelijk wa ren. Maar bij het zien van Laburnum Cottage .klaarde Nancy's gezicht wat op. Het stond iets terzyde, het hek, dat het omgaf, scheen juist opgeverfd te zyn; het pad dat naar de deur leidde, zag er helder en vroolijk uit. De huis deur was ook vroolijk geverfd en de gordynen voor het raam zagen er keurig en zindeiyk uit. De deur werd opengemaakt door een vrouw van een jaar of veertig met een dik, moe ge zicht. Nancy vroeg zich verwonderd af, of dit Mary Judson was. De vrouw droeg geen schort, en sprak op dien korten toen, de bevolking van Yorkshire eigen. Bent u juffrouw Judson? Neen, dat ben ik niet. Jessie grinnikte even, ze kende Mary Judson van gezicht. Is juffrouw Judson thuis? ja, ik geloof dat ze wel ontvangen kan, ze is niet aan 't werk. Als u hier wachten wilt zal ik haar roepen, en zonder meer liet de vrouw de twee meisjes op de vloermat staan. Een oogenblik later kwam ze terug. Ze komt direct, zei ze, ze is in den tuin. Dan, zich tot Jessie wendend: Ben jy niet de dochter van Lyah Briggs? Ja, antwoordde Jessie. Dat dacht ik al. Wil je niet binnenkomen? en ze wees naar de deur van een der voorka mers. Nancy keek opgewekt rond. De kamer was grooter dan ze had verwacht en er stonden so- liede, stevige meubels in. Een zware tafel in t midden en twee makkelijke stoelen aan weers zijden van den schoorsteen. Een divan was te gen den muur gezet en op den grond lag een dik tapyt. Verder zag ze een mahoniehouten boekenkast met veel goed-gebonden deeien en op het vrooiyke behangselpapier hingen een paar olieverf-portretten. Het interieur was niet luxueus of byzonder mooi, maar het maakte op Nancy een prettigen, degelyken Indruk. Ze had ternauwernood den tyd gehad om rond te kyken, of de deur ging open en een andere vrouw kwam de kamer binnen. Dit moest Mary Judson zyn. Het was een groote, slanke vrouw van een jaar of vjjf en dertig, veertig. Zs had dik. gryzend haar, een mager gezicht en een energieke uitdrukking in de oogen. Ze had geen onprettig gezicht en scheen resoluut en flink. Het meest vielen de oogen op; diepliggend in het gezicht, met zware, by na raanneiyke wenkbrauwen. Maar de oogen zelf hadden een eigenaardige uitdrukking, het eene oogenblik keken ze hard en onbarmhartig, het volgend moment vol teederheid en gevoel. In ieder geval waren het oogen, die scherp om zich heen zagen en waaraan men kon merken, dat de eigenares over een goed stel hersens beschikte. Sarah Ellen zei me, dat u me spreken wilde, zei Mary Judson, toen ze de kamer bin nenkwam. Dan, met een blik op Jessie: ze zei me, dat u de dochter van Elyah Briggs bent. Wilt u hier plaats nemen? Waarmee kan ik van dienst zijn? Nancy nam haar goed op, voor ze antwoord de. Met echt meisjesachtig instinct merkte ze direct op, dat, ofschoon haar japon in huis was gemaakt, die van goede stof was; haar schoe nen leken van goed model; over het algemeen kreeg ze den indruk, dat ze graag meer van Mary Judson te weten wou komen. Ik hoop dat we u niet storen, zei Nancy, maar Mr. Briggs gaf me dezen brief voor u mee, en daaruit kunt u de reden van ons be zoek zien. Mary Judson keek even naar Nancy's lachend gezicht en maakte daarna den brief open. Ze las hem door, en daarna, het meisje van het hoofd tot de voeten opnemend, las ze hem nog eens. Toen was er nog oen oogenblik stilte. Elyah schrijft dat je Nancy Trevanion heet, en dat je uit Cornwall komt, begon ze plotseling. Nancy knikte toestemmend. Ben je een van die moderne, cigaretten- rookende, cocktail-drinkende jonge meisjes, of ben je een normaal kind? vroeg ze. Ik weet niet wat ik u moet antwoorden, Miss Judson, zei ze met een helderen lach. Cigaretten? Neen, ik rook niet. ik drink ooj geen cocktails, maar ik ben dol op dansen. Myn vader stierf een paar weken geleden en liet my arm achter, zoodat ik myn eigen brood verdienen moet. En ben je van plan dat te doen? Ze vroeg het bruusk en plotseling. Ja, dat ben ik van plan. Maar je bent niet groot gebracht om je eigen brood te verdiennen. Neen, dat ben ik niet, antwoordde Nancy. Miss Judson keek uit het venster, naar de grijze, doodsche straat en scheen in gedachten verzonken. Daarna, na een nieuwen blik op Nancy, kwam er een zachte uitdrukking in haar oogen. Ik merk dat je een flink en braaf meisje bent. Ik ben biy, dat u zoo over mjj denkt, miss Judson. Waarom? Aardig zyn maakt een meisje maar ydel. Dat hangt er van af, is *t niet? Een vroo lijk, aardig gezicht getuigt dikwyis van een goed en opgeruimd karakter. Ja, en er zyn veel menschen met een goed karakter, zei de vrouw nadenkend. En daar om wil ik een beetje uitvoerig met je spreken. Ben je erg lastig? voegde ze er aan toe, ben je lastig met eten en heb je veel grillen? Ik heb altyd een geweldigen eetlust, lachte het meisje, en wat bedoelt u met gril len? Dat je niet lastig bent als ik niet in de puntjes kook want ik kan me niet anders voordoen dan ik ben. Elyah schryft me, dat je uit een bekende familie stamt. Ik heb daar geen verstand van. maar ik weet wel wat het beteekent arm achter te biyven. Myn vader liet my ook niet al te veel na toen hy stierf, niets anders dan mijn dwazen hoogmoed. Ik veronderstel dat dat by jou net zoo is. Want hoogmoedig zyn is dwaas, en toch weet ik het niet altyd.... ze sweeg eenige oogenblikken eu ging toen voort: .(Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 9