Tiet m&aal van den dag
If 40.- keerden wij heden uit I
f73.495.-
Erfdeel
Boven den top van den Himalaya
I O N Z E 22 7e UITKEERING)
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
ROBINSON! Zoo'n „echte" schoen
voor „echte" jongens
WIJN
BAD NAUHEIM™™/"1™!^:
WOENSDAG 19 APRIL
VELE POGINGEN
Op 8000 meter hoogte
President Masaryk en
de werkloozen
Nieuws van Zoebkof
Duur speelgoed
Een kostbaar masker
Chineesche handels
gebruiken
ÏÏ"X „aS I ThomasBrent'.s
avontuur
De Mount Everest heeft steeds een
groote aantrekkingskracht
uitgeoefend
(Morgenavond vervolg).
miiiiiNinimiiiiiiimniiü
dex®
wMÊêsm
Hij is bedelaar, prenbtriefkaart-
verkooper en „conferencier"
ingevolge de voor onze abonnes geldende
gratis ongevallen verzekering aan den Heer
C MAASE, LINDENCRACHT 218, AMSTERDAM
wegens een aan hem overkomen ongeval. Dit is
I WAARMEDE THANS EEN TOTAAL BEDRAG VAN 1
I aan onze verzekerde abonne s is uitgekeerd.
I DIRECTIE VEREEN. KATH. PERS
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Uit het Engelsch van
Joseph Hocking
Onlangs heeft een Engelsche expeditie den
Mount-Everest per vliegmachine bezocht
om waarnemingen te verrichten. Dit was
een record van groote beteekenis en een daad
Van bijzonderen ondernemingsdurf. In Azië vindt
men behalve de Himalaya nog de machtige ke
tens van het Famir- en het Karakoroem-ge-
bergte, benevens den Hindoekoesj. De laatste
tien jaar zijn deze gebergten nauwkeurig opge
nomen door verschillende expedities en over de
Transhimalaya en de bergketens in het binnen
land van Tibet staan ons toch altijd nog de aan-
teekeningen van Sven Hedin ter beschikking.
In Centraai-Azië vindt men reuzen van 6000 M.
bij honderden. Het aantal toppen van meer dan
7000 M. bedraagt nog meer dan zeventig, ter
wijl er slechts 13 de grens van 8000 M. over
schrijden. Wanneer men in aanmerking neemt,
dat zells het bekl mmen van een 7000 M. hoogen
top buitengewone prestaties van den berg-
tourist vereischt, dan behoeven de alpinisten
zien vooreerst nog niet ongerust te maken, dat
zij niets meer te doen zullen hebben. Van de
toppen van meer dan 7000 M. zijn er slechts 10
geheel beklommen; de eerste prestatie van dezen
aard was de bestijging van een top in het
Kwenloeng-gebergte door W. Johnson in 1832.
Later bleek deze top 7280 M. hoog te zijn.
In 1906 besteeg het echtpaar Workman met
C. Savoie den 7091 M. hoogen Nupkun in het
Westelijk deel van den Himalaya. Nog steeds is
er geen tweede vrouw tot een hoogte van meer
dan 7000 M. geklommen. De hoogste top, die tot
dusverre beklommen werd, is de Kamet in het
Centrale deel van den Himalaya. Deze top van
7757 M. is in 1931 door den Engelschman F. G.
Smythe beklommen. De grootste hoogte, die be
reikt werd, bedroeg minstens 800 en misschien
Wel 1000 M. meer; zij werd bereikt door Mallory
en Irvin bij 'n poging om den Mount Everest te
beklimmen. Verder heeft de Oostenrijker
Schneider, een der beste in leven zijnde alpinis
ten, vijf toppen van meer dan 7000 M. beklom
men, eveneens een respectabel record.
Het bereiken van een hoogte van 8000 M. is
reeds op zichzelf een indrukwekkende prestatie.
Dit is alleen aan de Mallory-expedities gelukt,
zooals wij hierboven reeds schreven. In 1921
ontdekte Mallory, dat vanuit den Rongboek-
gletscher (ten Oosten van den Mount Everest)
een punt op 6400 M. kon worden bereikt, van
waaruit men betrekkelijk gemakkelijk het z.g.
Noordelijk zadel kon bestijgen. Dit zadel ver
bindt den hoogsten top met een veel lageren,
Noordelijk daarvan gelegen top. De weg van het
Noordelijk zadel (7000 M.) naar den top (8800
M.) scheen langzaam op te ioopen en volstrekt
niet zoo moeilijk. Nog in 1921 gelukte het, het
Noordelijk zadel te bereiken en te constateeren,
dat daar een tentenkamp kon worden opge
richt. Vanuit dit op 7000 M. hoogte gelegen
kamp ondernamen in 1922 en 1924 Engelsche
expedities pogingen om den top te bereiken. In
1922 bereikte de groep van Mallory, nadat er
nog een kamp was opgeslagen op 7600 M. hoog
te, een hoogte van 8200 M. en de kapiteins Finch
en Geoffrey Bruce kwamen, na een derde kamp
op 7900 M. hoogte te hebben opgericht, met be
hulp van zuurstoftoestellen zelfs tot 8300 M.
hoogte. Een lawine, die zeven dragers doodde,
maakte toen het voortzetten van de expeditie
onmogelijk; dit ongeluk gebeurde tusschen den
Rongboek-gletscher en het Noordelijk zadel.
In 1924 werd dezelfde route gevolgd en zelfs
op 8200 M. nog een kamp opgericht. Van daar
uit kon men den top in één dag bereiken en weer
terugkomen, hoewel het niet gemakkelijk was,
want op deze hoogte komt men per uur nau
welijks 100 M. vooruit en op grootere hoogten
nog slechts 60 M.f terwijl er ongeveer 660 m.
heen en weer gaande moest worden afgelegd.
Overnachten in de open lucht beteekent hier
den dood.
De eerste groep, bestaande uit Overste Norton
en den arts Sommerwell, passeerde de 8500 M.
Ongeveer 's middags zonk Sommerwell geheel
uitgeput ineen op een hoogte van 8530 M. Nor
ton ging tot 8570 M„ maar moest toen terug-
keeren; hij moest voor den avond weer in het
kamp terugzijn en had bovendien rekening te
houden mee den toestand van zijn kameraad.
De tweede groep, bestaande uit Mallory en
den student Irvin, ging enkele dagen later, met
zuurstof uitgerust, op weg. Odell, die naar hen
uitkeek, zag hen tegen den middag door een
spleet in het wolkendek, vlot stijgend op 8600 M.
hoogte. Ze zijn niet meer teruggekomen. Als zij
den top niet hebben bereikt, zijn zij er toch
maar heel weinig vandaan gebleven en zeker is,
dat zij hooger zijn geklommen dan iemand ter
wereld voor of na hen.
Behalve door de leden van deze Engelsche
expedities is de hoogtegrens van 8000 M. nooit
overschreden. Ter illustratie van den onverwach-
ten tegenslag, waarop deze expedities moeten
rekenen, vermelden wij nog iets van de tweede
Dultsche expeditie naar het Himalayagebied, die
onder leiding van Bauer stond. In 1929 was ge
bleken, dat de Noord-Oostelijke uitlooper van
den Kantsintsjinga bestegen kon worden; op7C00
M. hoogte werd er een kamp opgeslagen en de
verdere beklimming scheen eenvoudig. In 1931
kwam men terug, maar de tocht vanuit het
hoogste, op 7700 M. opgeslagen kamp, naar den
Topsy zag, dat Robbie een poot
van Edwin, de giraffe, aan Ivy's hut
bond.
„Waarom doe je dat?" vroeg ze.
„Je weet toch wel. dat de zeeman
haar altijd naar huis laat gaan. als
zil de kokosnooten naar het kamp ge
bracht heeft."
JDat is zoo, maar ik wil Edwin hier
houden, tot Freddy komt, dan mag
ik misschien een ritje maken," meende
Hobble.
Toen Freddy op het strand kwam.
werd hij door Topsy ontvangen, die
van schrik haast niet spreken kon.
„Loop hard. Houd Edwin vast," riep
ze, hem aan zijn mouw meetrekkend.
„Robbie bond Edwin aan de hut
van Ivy en nu loopt zij er mee weg."
„Hij had toch kunnen weten, dat
zóó iets Edwin niet vasthoudt, als zij
naar huis wil voor haar diner," zei
Freddy. „Ik zal wel een andere hut
moeten bouwen."
(Ingezonden Mededeeltog).
top is mislukt. Wlen en Hartmann bereikten
het hoogste punt van den Noordelijken uitloo
per, tusschen 7950 en 8000 M.; toen kwam er
ongeveer een 80 M. diepe inzinking en daarna
kwam, vlak voordat de Noordelijke uitlooper
werd bereikt, een bijna loodrechte, 100 M. hooge
wand, die ae verdere beklimming volkomen on
mogelijk maakte. Het moeilijkste deel van deze
beklimming lag trouwens op veel kleinere noog-
te en wel tusschen het kamp op 5180 M. noogte
bij den Zemoe-gletscher en een kamp op 6400
M. hoogte. Wekenlang moesten de alpinisten
zich hier een bijna bovenmenschelijke inspan
ning getroosten, want moeilijker en verrader
lijker ijsgebied is niet te denken. Elke meter is
een strijd op zichzelf. Nergens is er zoo hard
nekkig tegen het ijs gestreden als hier, want
ook het weer op den Kantsintsinga is berucht.
Teneinde het leed der werkloozen in Tsjecho-
Slowakije te verzachten, heeft president Masa
ryk, naar Reuter meldt, een bedrag van 100.000
kronen gegeven ter verdeeling onder de werk
loozen, die vaders zijn van gezinnen.
-MiiiiiiiilMiiiiiiiiiilliiiim
Heerlijk Westland, waar de druiven
Rijpen in den zonneschijn,
Waar de zachte, blauwe trossen
Goud uit eigen bodem zijn,
Toon ons land de rijke gave
Wees wat kwistig met uw schat,
Pers die blauw gebolde druiven I
Tot verhemeltstreelend nat!
I Als de zomer in het land is, 1
Reizen wij niet naar den Rijn i
i Om in lommerrijke plekjes
5 Daar te zingen van den wijn,
Doch wij trekken naar het Westland i
i Waar de wijn in stroomen vloeit.
En wij zingen in den schemer I
Dat bij ons de wijnrank groeit! i
Dan ontstaan bij ons gezangen,
Even goed als aan den Rijn,
Om den lofzang uit te zingen
Van den eigen, koelen wijn!
En studentikoos gezeten
Brengen wij dan tot besluit,
5 Na het zingen, graag een prosit
Op ons eigen Westland uit!
MARTIN BERDEN 1
(Nadruk verboden)
nuiiiiiiiniiiiiniiiiiniiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiimiiiiiiiiimiimii?
ft
H. 33-2
Zoebkof, de Russische avonturier, die indertijd
gehuwd is geweest met een zuster van ex-keizer
Wilhelm, heeft weer eenigen tijd niets van zich
laten hooren.
Volgens de laatste berichten had hij het kell-
nersambt aanvaard.
Naar men ons echter uit Luxemburg mede
deelt, is Zoebkof sinds eenigen tijd neergestreken
in het aan de Fransche grens gelegen Luxem-
burgsche stadje Esch, alwaar hij zich bezig
houdt met bedelarij in allerlei vorm.
Overigens is zijn beroep tweevoudig: hij ver
koopt briefkaarten, waarop zijn portret staat met
als onderschrift: „Alexander Zoebkof, zwager
van den ex-keizer van Duitschland", en hij
treedt in minderrangsche herbergen en „caba
rets" op als „conferencier", in welke functie hij
tegen betaling zijn levensgeschiedenis en vooral
zijn huwelijkslotgevallen met de zuster van den
ex-keizer verhaalt.
Een minderwaardiger speculatie op de sen
satiezucht van een zeker publiek lijkt ons on
denkbaar.
De hertogin van Rutland heeft een met dia
manten bezetten armband, ter waarde van 2000
pond sterling, dien zij drie jaar geleden had
verloren, terug gekregen. Op 7 Februari 1930
woonde de hertogin een bal in Oakham bij en
na afloop bemerkte zij, dat haar armband, die
met achttien groote diamanten was bezet, ver
dwenen was. De politie stelde een onderzoek in;
er werden advertenties geplaatst, maar de arm
band bleef weg. Dezer dagen liet een dienst
meisje een verbogen met glinsterende steenen
bezetten band aan een juwelier in Stourbridge
zien en hoorde tot haar verbazing, dat zij in het
bezit was van een kostbaren armband. Zij be
richtte direct de politie en deelde mede, dat
haar vader eenige jaren geleden den armband
had gevonden en hem aan zijn kinderen had
gegeven om er mede te spelen. De band met de
glinsterende steentjes was een dankbaar speel
goed, maar eindelijk had de oudste zich er
meester van gemaakt, omdat zij den armband
aardig genoeg vond om hem te dragen. Uit
nieuwsgierigheid had zij den armband aan een
juwelier laten zien, niet wetende, dat zij zulk
een kostbaar sieraad bezat.
Hoe onmetelijk groot de rijkdommen van het
oude Mexico geweest moeten zijn, eer de Span
jaarden in het land kwamen, wordt weer eens
bewezen door een vondst op den berg Alban. in
de omgeving van de stad Oaxaca. Hier werd
een graf gevonden, waarin tien krijgslieden be
graven lagen, die vermoedelijk in den strijd te
gen de Zapoteken, de bewoners van Mexico in
nog andere tijden, gevallen waren. Dit giaf
bleek een ware schatkamer te zijn. Onder de tot
nu toe opgegraven voorwerpen bevinden zich
een aantal prachtig bewerkte kronen uit mas
sief goud, paarlen, vergulde vazen en schalen uit
onyx en albast, die met Mexicaansche schrift-
teekens zijn bedekt. Het voornaamste stuk is
een gouden masker, dat naar het oordeel der
deskundigen, zijn gelijke niet heeft en ongetwij
feld het kostbaarste masker is, dat ooit is ge
vonden.
In den handel met Vreemde Oosterlingen ko
men vele typische gebruiken voor, die men ner
gens anders ter wereld aantreft, aldus het A.I.D.
Het bekende Chineesche telraampje is alge
meen bekend. Wij zagen dezer dagen weer een
nieuw gebruik bij den vischafslag te Cheribon
op het haventerrein, waar groote partijen
„ikan kring" werd aangebracht, welke uit Ba-
gan Si Api-Api, Singapore, Siam, enz. kwamen.
De importeurs hiervan zijn de Chineesche
visch-taukehs van Cheribon, de koopers zonen
uit het Hemelsche Rijk van Bandoeng, de
Freanger Regentschappen en zelfs uit de Vor
stenlanden. Valt een bepaalde party in den
smaak van den kooper-keurder, dan verstaat
hy zich met den taukeh. De kooper kriebelt den
verkooper op een wijze, die geenerlei spoor ach
terlaat in Chineesche karakters den prys, dien
hy voor een party van kattie dooreen wenscht
te besteden, in de palm van de hand. Een vol
gende en dikwyis nog meer liefhebbers, doen
hetzelfde, zoodat de reflectanten eikaars bod
niet kennen. Als de verkooper genoeg in zijn
handen is gekriebeld, grypt hy, glunderend in
het vooruitzicht van een zoet winstje, onder een
luidruchtig ,t;in-tjae" den boogsten bieder in
zijn jasje, en de koop is gesloten! De party
wordt dan gewogen, contant betaald en geladen
op de klaarstaande vrachtauto's.
Alle duivels!" riep Thomas Brent met ge
smoorde stem en er was reden tot ver
bazing en opvinding.
Hy was het café binnengeloopen, waar hij
des avonds, stil, nauwelijks opgemerkt, in een
vergeten hoekje gedrukt, een biertje dronk en
zich amuseerde met het kijken naar het leven
dige gedoe rondom hem.
Hy was gaan zitten en toen hy in afwach
ting van het bestelde bier, z'n blikken rond liet
waren, hadden z'n oogen twee vrooiyke, bruine
kijkers ontmoet, die met aandacht op hem
waren gericht. Bescheiden had hij de zijne af
gewend, maar een oogenblik later had het
wondere gebeuren zich herhaald en hij had
toen lang genoeg gekeken, om te zien, dat die
vroolijke oogen blonken in een allerliefst meis
jeskopje, door donker haar omiyst.
Een derde blik, stoutmoediger reeds, deed
hem een gracieus figuurtje in elegante klee
ding onderscheiden, maar pas toen het tot hem
doordrong, dat het meisje met intentie z'n
blikken scheen te zoeken, ontsnapte hem z'n
verbaasd en opgewonden: „alle duivels!"
Een zonderlinge gewaarwording beving hem.
Hy durfde het ongeloofiyke niet gelooven, maar
eindelük kon hy zich niet langer ontveinzen,
dat hy, Thomas Brent, een verovering had ge
maakt.
Snel zochten z'n hersens in z'n herinnerin
gen, maar ze vonden in z'n leven niets, dat ook
maar geleek op de situatie, waarin hij zich
eensklaps bevond. Er was niets dat hem ais
richtsnoer in dit nieuwe, vreemde, dienen kon.
Hy keek weer, keek langer, aandachtiger.
De bruine oogen zonden hem een lachje toe;
z'n hart 'bonsde. Hy kon het lieve schepseltje
niet naderen. Het werd bewaakt door een
ouden heer die er vry barsch uitzag. Hij hoop
te nu maar, dat ze hem een weg tot toenade
ring wyzen zou. zy deed het.
Na een snellen, onderzoekenden blik om zich
heen, hief het donker-oogige meisje een op
het tafeltje by haar liggende krant omhoog,
zóó, dat Thomas duidelyk het opschrift lezen
kon: „De Morgenster".
Wat wilde zy, wat bedoelde ze, wat moest
hij doen? Wat had de Morgenster met hem en
haar te maken? Eensklaps ging hem een licht
op. Hij begreep haar bedoeling en in antwoord
op haar vragenden blik, knikte hij haar gerust
stellend toe.
Ze legde de krant neer en op het zelfde
oogenblik tikte haar metgezel met een geldstuk
op het marmeren tafeltje. Een kellner schoot
toe en een oogenblik later verliet het -bevallige
meisje het café, op den voet gevolgd door
haar norschen geleider.
Thomas bleef geruimen tijd roerloos zitten en
vroeg zich herhaaldeiyk af, of hy misschien
met open oogen een zonderlingen droom had
gedroomd. Eindeiyk aanvaardde hy den toe
stand zooals deze was; hij voe'de zich verjongd,
weggerukt uit z'n effen, eentonige naan.
Later dan gewooniyk verliet hy het café en
begaf zich naar z'n kamers, die de rez de
chaussee vormden van een smal huis, dat zich
bescheiden trachtte weg te moffelen naast het
monumentale bankgebouw, waar het tegen aan
stond gedrukt.
De volgende dag verliep traag. De daarop
volgende was Thamos Brent een uur vroeger
gekleed. Hy liep naar z'n schryftafel en zag
daar de Morgenster liggen. Als een havik op
z'n prooi schoot Thomas op de krant toe. Z'n
bevende vingers futselden met de ritselende
bladen, z'n oogen vlogen de advertentie-kolom
men langs.
Daar stond het: „Als kennismaking
wenscht, wees dan vanavond om tien uur by
de zydeur van het Olympia-Theater. Het meis
je van Donderdagavond."
Daar was het, het avontuur, het groote avon
tuur dat den nuchteren, kalmen Thomas Brent
plotseling in een andere, ongekende sfeer aae-
men deed. Hij kende geen weifelingen, hy hoor
de geen waarschuwende stem in z'n binnenste
Pas toen hy een half uur te vroeg, met zorg
geschoren en gekleed, op de aangeduide plaats
aangekomen was en zich tot geduldig wacnten
voorbereidde, rees in scherpe omtrekken voor
hem op het beeld van den norschen, ouden
UIIIIIIIIIIIIIIUIllllllllllllllllllllllHlllIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIHIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIillllllllllllllllllllllllia
5 M»umuimiiiiiiiiuiiuiiiuinuin»n»iM
ïiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiimiiiniiiiiiiuiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiimiiiiiiiT
heer, die het lieve meisje in 't café had bege
leid.
Wie zou hy zijn? Haar vader? Hy was toch
niet in de buurt? Als hy eens zag, dat
Neen, niet aan denken. Ze zou wel zorgen,
dat
Hy schudde z'n onaangename gedachten van
zich af, bande het norsche mannengelaat uit
z'n geest en zette er voor in de plaats het
donkere, guitige kopje van haar, die hem tot
haar held gekozen had.
Tien uur! Een schok doortrilde hem. Licht
als een vogeltje rustte plotseling een handje
op zyn arm en een zachte stem zong hem toe:
„Stap in die taxi; die zal u brengen waar u
wezen moet."
Vóór hij bekomen was van zijn ontroering,
was de fee, die hij in 't onzekere licht nauwe-
lyks herkend had, in een nauwe zystraat ver
dwenen. Een taxi gleed naar hem toe; hij
stapte in.
Onmiddellijk zette het voertuig zich opnieuw
in beweging. Het was reeds een goed eind van
de theater-deur
verwijderd, toen
llllllllllllltlttlllllttllflIHtMIIIIItllllUlllfl»
kwam naar bui-
ten te kijken, om i
te trachten, de
iiiiiimiHiitmtiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiMii
ingeslagen rich
ting te bepalen. Dit gelukte hem niet.
Voort ging het door nauwe straten.
De straten hielden op; hij zag geen
huizen meer, alleen maar verspreid staande
boomen, die die als schimmen voorbijvlogen.
En nog altyd jaagde de taxi pylsnel voort.
Waarheen toch? Een gevoel van angst overviel
hem. Hij begreep er niets meer van. Woonde
dat lieve meisje zóó ver buiten de stad? Waar
om liet ze hem alleen gaan. OfJa, er
was iets raadselachtigs in haar handelwyze,
dat hem slechts matig aanstond. Zou die ellen
dig rammelkast dan ooit meer stilhouden?
De weg werd slechter. Hij werd hevig door
elkaar geschud. Een kalmer moment afwach
tend, tikte hij hard tegen de voorruit. De
chauffeur keek om. Thomas trachtte hem door
gebaren en geschreeuw tot stil houden te be
wegen. De man haalde z'n schouders op en
reed onverstoorbaar voort.
Nu begon hy de heele geschiedenis griezelig
te vinden. Bevond hy zich dan in de macht
van een waanzinnige, die hem regelrecht den
dood in zou rijden? Hij dacht dat hij door een
nachtmerrie werd gekweld en weldra in z'n
eigen veilig ledikant zou ontwaken.
Eensklaps stond het voertuig stil. De chauffeur
opende het portier en vroeg beleefd: „Wilt u
uitstappen en hier even wachten, mijnheer?"
Thomas Brent gaf aan deze uitnoodiging
gehoor.
Bliksemsnel sprong de chauffeur terug op
z'n plaats, een snorrend geluid en het voer
tuig raasde weg. Daar stond hij. De nacht was
pikdonker. Langzamerhand onderscheidden z'n
oogen de omtrekken van boomen; hij deed een
paar stappen vooruit, struikelde en greep met
z'n beide handen in struikgewas, dat een muur
rondom hem scheen te vormen. Het drong tot
hem door, dat er iets verschrikkeiyks met hem
was gebeurd, dat hij het slachtoffer was van
van een misverstandvan een wraak
nemingvanhij wist het niet.
Herhaalde malen trachtte hy een uitweg te
vinden uit den geheimzinnigen doolhof, waar
in hy zich bevond, maar het lukte niet. Einde-
lyk zette hy zich gelaten neer en besloot den
dag af te wachten. Traag vlogen de uren voor-
by, maar eindelyk brak het morgenlicht door.
Hy zag om zich heen en bemerkte, dat hy zich
op onbekend terrein bevond. Met moeite krab
belde hy naar een wat hooger gelegen punt,
tuurde rond en ontdekte in de verte een huisje.
Daar woonden menscnen, daar moest hij
heen!
By de bewoners gekomen, zeide hij ver
dwaald te zijn. Hij vernam, dat hy zich in
een gehucht op eenigen afstand van de stad
bevond, die hy met een Spoedig passeerend
lokaaltreintje kon bereiken.
Thuis gekomen, begaf hy zich direct te bed,
en viel van vermoeienis gauw in slaap.
De volgende dag bracht licht in de duistere
zaak. De tyding van een brutalen bankdiefstal
in de stad bracht aller gemoederen in bewe
ging. De dieven hadden zich toegang weten te
verschaffen tot den kelder van een naast het
bankgebouw gelegen huis. Als ratten hadden
ze zich door den muur, die de bankkelders daar
van scheidde, heengegraven en hun buit weg
gesleept. Ze namen daarby hun weg door het
tuintje, dat bij Thomas Brents kamers be
hoorde.
De politie kwam den verbaasden Thomas aan
een verhoor onderwerpen. Hij was immers de
eenige die gehoord kon, neen moest hebben,
dat er onder hem vernielingswerk geschiedde,
een werk, dat noodlg was voor wie de in de
kelders der bank gedeponeerde gelden wilde
bereiken.
Hij antwoordde kalm, dat hy dien nacht af
wezig was geweest, hetgeen door z'n hospita
bevestigd werd.
„Ze moesten my uit den weg zien te krijgen",
mompelde hy. toen hy weer alleen was; „dat is
duidelijk! En zy, die slimme heks! Enfin de
politie moet zelf maar zoeken. Wie had ooit
kunnen denkenIk mag nog blij zijn,
dat ze my niet voor goed uit den weg hebben
geruimd."
reuter. Spec. v. In wend.
ziekten. Pr. in overeenet. met tydsomst. verlaagd.
t I» F 'f op dit Wad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen by levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door l JCtï by een ongeval met OCfi m by verlies van een hand IOC gJJ,Ifr"es T5S ®e„ï f SO f40 -
Q, DO II tl 6 S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlngen oUUv»~ verlies van beide armen, beide beenen of belde oogen f S OU»~ doodelljken. afloop# «t/W» een voet of een oog I M.£t O» duim of wysvlnger OU» been of arm#
by verlies van *n
anderen vinger
19
Praat geen onzin, Jessie. Hoe zou Je broer
er aan denken een arm meisje zooals ik te
1 trouwen? Dat is toch absoluut onmogelyk.
Maar ik weet zeker, dat Ben verliefd is op
Jou, en dat.,..
Heeft hy Je ooit Iets daarvan gezegd?
Neen, maar toen ik gisteravond zyn ge
dicht zag..,.
Luirter eens, Jessie. Ik ben niet van plan
over dien onzin verder te praten. Mr. Ben is
heel vriendeiyk geweest, gisteravond: hy had
een plan dat hem beter tocleek dan het myne,
dat is alles. Maar je weet hoe eigenzinnig dat
ik ben en dat ik myn eigen wil altyd moet
doordrijven. Daarom wou ik je vragen na het
ontbyt met me mee te gaan naar miss Judson.
Vind Je het niet eenig? Stel Je voor, dat ik op
hamers woon by Mary Judson! Stel je voor,
dat ik kapitalen verdien met het ontwerpen
van dessins! Maar je moet beloven over dat
todei niet meer te praten, ook niet met je
ouders.
Zoo stelde Nancy Jessie een beetje gerust;
ze was er nog niet heelemaal van overtuigd,
dat Nancy de waarheid had gesproken, maar
toen ze na het ontbyt Mary Judson gingen op
zoeken was Nancy zoo vrooiyk en uitbundig,
dat het jonger meisje ten slotte geloofde,
dat ze zich vergist had.
Miss Mary Judson woonde in Laburnum Cot
tage, in Rhododendron Street. De man, die de
straat zoo genoemd had, moest gevoel voor
humor hebben gehad, want myien ver in den
omtrek was er geen rhododendron te zien. De
huizen waren eenvoudig gebouwd, allemaal van
eenzelfde soort steen. Toch wa3 Laburnum
Cottage versohillend van de andere. Het was
op een apart stuk grond gebouwd en omgeven
door een haag. Het had een breederen gevel en
was grooter en mooier dan de overige huizen.
Bovendien was achter het huis nog een flink
stuk grond. Hier had Ames Judson jaren gele
den iets gebouwd, dat op een stal leek, maar
by nadere beschouwing een laboratorium bleek
te zijn. Ames had in zyn dagen een zekere re
putatie genoten als scheikundige, en, zooals
Mrs. Briggs verklaard had, koesterde hy altijd
de stille hoop om met zyn uitvindingen goud te
verdienen.
Toen Nancy en Jessie Rhododendron Street
insloegen, was de eerste teleurgesteld en mis
moedig. De huizen zagen er zoo donker en on
gezellig uit, dat ze, vergeleken met de kastee-
len van Woodroyd, bepaald afschuwelijk wa
ren. Maar bij het zien van Laburnum Cottage
.klaarde Nancy's gezicht wat op. Het stond iets
terzyde, het hek, dat het omgaf, scheen juist
opgeverfd te zyn; het pad dat naar de deur
leidde, zag er helder en vroolijk uit. De huis
deur was ook vroolijk geverfd en de gordynen
voor het raam zagen er keurig en zindeiyk uit.
De deur werd opengemaakt door een vrouw
van een jaar of veertig met een dik, moe ge
zicht. Nancy vroeg zich verwonderd af, of dit
Mary Judson was. De vrouw droeg geen schort,
en sprak op dien korten toen, de bevolking van
Yorkshire eigen.
Bent u juffrouw Judson?
Neen, dat ben ik niet.
Jessie grinnikte even, ze kende Mary Judson
van gezicht.
Is juffrouw Judson thuis?
ja, ik geloof dat ze wel ontvangen kan,
ze is niet aan 't werk. Als u hier wachten wilt
zal ik haar roepen, en zonder meer liet de
vrouw de twee meisjes op de vloermat staan.
Een oogenblik later kwam ze terug. Ze
komt direct, zei ze, ze is in den tuin. Dan,
zich tot Jessie wendend: Ben jy niet de
dochter van Lyah Briggs?
Ja, antwoordde Jessie.
Dat dacht ik al. Wil je niet binnenkomen?
en ze wees naar de deur van een der voorka
mers.
Nancy keek opgewekt rond. De kamer was
grooter dan ze had verwacht en er stonden so-
liede, stevige meubels in. Een zware tafel in t
midden en twee makkelijke stoelen aan weers
zijden van den schoorsteen. Een divan was te
gen den muur gezet en op den grond lag een
dik tapyt. Verder zag ze een mahoniehouten
boekenkast met veel goed-gebonden deeien en
op het vrooiyke behangselpapier hingen een
paar olieverf-portretten. Het interieur was niet
luxueus of byzonder mooi, maar het maakte
op Nancy een prettigen, degelyken Indruk.
Ze had ternauwernood den tyd gehad om
rond te kyken, of de deur ging open en een
andere vrouw kwam de kamer binnen. Dit
moest Mary Judson zyn. Het was een groote,
slanke vrouw van een jaar of vjjf en dertig,
veertig. Zs had dik. gryzend haar, een mager
gezicht en een energieke uitdrukking in de
oogen. Ze had geen onprettig gezicht en scheen
resoluut en flink. Het meest vielen de oogen
op; diepliggend in het gezicht, met zware, by na
raanneiyke wenkbrauwen. Maar de oogen zelf
hadden een eigenaardige uitdrukking, het eene
oogenblik keken ze hard en onbarmhartig, het
volgend moment vol teederheid en gevoel. In
ieder geval waren het oogen, die scherp om
zich heen zagen en waaraan men kon merken,
dat de eigenares over een goed stel hersens
beschikte.
Sarah Ellen zei me, dat u me spreken
wilde, zei Mary Judson, toen ze de kamer bin
nenkwam. Dan, met een blik op Jessie: ze
zei me, dat u de dochter van Elyah Briggs
bent. Wilt u hier plaats nemen? Waarmee kan
ik van dienst zijn?
Nancy nam haar goed op, voor ze antwoord
de. Met echt meisjesachtig instinct merkte ze
direct op, dat, ofschoon haar japon in huis was
gemaakt, die van goede stof was; haar schoe
nen leken van goed model; over het algemeen
kreeg ze den indruk, dat ze graag meer van
Mary Judson te weten wou komen.
Ik hoop dat we u niet storen, zei Nancy,
maar Mr. Briggs gaf me dezen brief voor u
mee, en daaruit kunt u de reden van ons be
zoek zien.
Mary Judson keek even naar Nancy's lachend
gezicht en maakte daarna den brief open. Ze
las hem door, en daarna, het meisje van het
hoofd tot de voeten opnemend, las ze hem nog
eens. Toen was er nog oen oogenblik stilte.
Elyah schrijft dat je Nancy Trevanion
heet, en dat je uit Cornwall komt, begon ze
plotseling.
Nancy knikte toestemmend.
Ben je een van die moderne, cigaretten-
rookende, cocktail-drinkende jonge meisjes, of
ben je een normaal kind? vroeg ze.
Ik weet niet wat ik u moet antwoorden,
Miss Judson, zei ze met een helderen lach.
Cigaretten? Neen, ik rook niet. ik drink ooj
geen cocktails, maar ik ben dol op dansen.
Myn vader stierf een paar weken geleden en
liet my arm achter, zoodat ik myn eigen brood
verdienen moet.
En ben je van plan dat te doen? Ze vroeg
het bruusk en plotseling.
Ja, dat ben ik van plan.
Maar je bent niet groot gebracht om je
eigen brood te verdiennen.
Neen, dat ben ik niet, antwoordde Nancy.
Miss Judson keek uit het venster, naar de
grijze, doodsche straat en scheen in gedachten
verzonken. Daarna, na een nieuwen blik op
Nancy, kwam er een zachte uitdrukking in
haar oogen.
Ik merk dat je een flink en braaf meisje
bent.
Ik ben biy, dat u zoo over mjj denkt, miss
Judson.
Waarom? Aardig zyn maakt een meisje
maar ydel.
Dat hangt er van af, is *t niet? Een vroo
lijk, aardig gezicht getuigt dikwyis van een
goed en opgeruimd karakter.
Ja, en er zyn veel menschen met een goed
karakter, zei de vrouw nadenkend. En daar
om wil ik een beetje uitvoerig met je spreken.
Ben je erg lastig? voegde ze er aan toe, ben
je lastig met eten en heb je veel grillen?
Ik heb altyd een geweldigen eetlust,
lachte het meisje, en wat bedoelt u met gril
len?
Dat je niet lastig bent als ik niet in de
puntjes kook want ik kan me niet anders
voordoen dan ik ben. Elyah schryft me, dat je
uit een bekende familie stamt. Ik heb daar
geen verstand van. maar ik weet wel wat het
beteekent arm achter te biyven. Myn vader
liet my ook niet al te veel na toen hy stierf,
niets anders dan mijn dwazen hoogmoed. Ik
veronderstel dat dat by jou net zoo is. Want
hoogmoedig zyn is dwaas, en toch weet ik het
niet altyd.... ze sweeg eenige oogenblikken eu
ging toen voort:
.(Wordt vervolgd).