URGERPLICHT De versnelde bruggenbouw AAN DE WERKLOOZE MAKKERS Daadkracht in donkere dagen Karakteristiek Kasgeld voor de gemeenten HET OORDEEL VAN DE TWEEDE KAMER Gij, werkers, gij wier stille handen Zoolang vergeefs om arbeid vragen, Wilt op de Staatspartij vertrouwen Krachtig zal zij Uw leven schragen WAARVOOR HEBBEN WIJ HET STEMRECHT ZATERDAG 22 APRIL Het initiatief vindt in stemming Bezuiniging geboden Overgroote deel aan Rotterdam De Nederlandsche vlag - LEEKEPREEKEN SPOORWEGONTVANGSTEN In Maart ruim twee millioen minder dan vorig jaar HET ST. LYDWINASPEL DER GRAAL De zintuigen en hartstochten verbeeld Op den vorm van financiering leveren vele leden critiek Rede van minister De Geer voor de Christelijk Historische Unie te Groningen Minister De Geer Rijksfinanciën V erantwoordelijkheid Toelichting onvoldoende De tunnelbouw te Rotterdam Alles bij elkaar heeft het Rijk geen veertig millioen gulden meer uitstaan En geen andere aan het Marine- bondsgebouw in Den Helder DIOC. WERKLIEDENVERBOND In het Aartsbisdom de 30.000 gepasseerd BOSCH- EN HEIDEBRANDEN Vermoedelijke brandstichting te Mill DE DROOGMAKING VAN DE ZUIDERZEE Verdwijning der malaria uit Noord- Holland en Friesland De mensch heeft vele plichten. Het komt veelvuldig voor, dat iemand al zijn plich ten bij lange na niet kent en nog meer gebeurt het, dat men de rangorde van zijn plichten niet verstaat. Wanneer deze onwetend heid niet bestond en bovendien iedereen zijn plichten vervulde in de juiste mate, dan was de wereld een volmaakc paradijs. Laten wij ons in deze illusie niet verder ver diepen: 't zou een vruchteloos werk zijn. Wel is 't de moeite waard om over dit belangrijk onderwerp met christenen onder elkander te spreken. Immers, het woord plicht is den chris ten heilig. Noch de kennis van geloofswaarheden noch het geloof alleen maken iemand tot een waar christen. Het geloof in God wijst op den eer sten en hoogsten plicht van den mensch n.m. God te dienen en Zijn geboden te onderhouden. Uit het geloof volgt de plicht en de plicht voert tot de daad. Deze levensopvatting, gegrond op de geloofsleer, voert vanzelf tot andere plich ten: Naastenliefde, ouder- en kinderplicht, ar beidsplicht en een reeks andere. Het leven van den mensch is een aaneenschakeling van plich ten. Waren alle christenen in hun plichtsver vulling volmaakt, de wereld zou een heel ander aanschijn krijgen; immers, de groote massa on- godsdienstigen is niet door en door slecht, niet duivelsch van aard, maar heeft slechts een krachtig en verheven voorbeeld noodig om naar de waarheid te worden getrokken. De ontzag lijke waarde van een stipte plichtsvervulling is niet enkel van beteekenis voor het individu zelf; het voorbeeld ten goede en ten kwade is van een even groote beteekenis, is ontzaglijk, onschatbaarHelaas wordt dit door zeer veie christenen niet begrepen. Wij willen vandaag eens spreken over een plicht, die zeker niet in de lange rij op de eer ste plaats staat, maar die toch groote waarde heeft, veel grooter dan uit de practijk valt up te maken. Wij bedoelen den burgerplicht. De volwassen mensch heeft als lid van de burgerlijke gemeenschap, waartoe hij behoort, speciale plichten, welke vooral in de laatste eeuwen, waarin de staten tot ingewikkelde or ganismen zijn uitgegroeid, bijzondere beteeke nis hebben. Die plichten zijn velerlei; een ieder kent ze. Zij regelen de verhouding der burgers onderling en van de burgers tot de overheid, in gemeente, provincie en rijk. De meeste wor den, graag of traag, gewillig of met tegenzin. Vervuld, omdat op verwaarloozing straf van geldboete of gevangenis staat, die gemeenlijk erger zijn dan de lasten van den plicht. Toch is het fout zich alleen door deze maatregelen van den sterken arm in de vervulling van zijn burgerlijke plichten te laten leiden. Een ver standig mensch moet inzien, dat een ordelijke samenleving zonder wetten en verordeningen niet mogelijk is; dat heel het leven zonder deze maatregelen een even groote chaos zou worden als een drukke verkeersweg, waar niemand zich aan bepaalde voorschriften houdt. Dit geldt dus b.v. ook voor den zwaren en onaangenamen pltéht van belasting betalen. Over juistheid en hoegrootheid der heffingen zullen altijd mee- ningsverschillen blijven; zonder geld en zelfs zonder veel geld kan de overheid nu eenmaal een moderne stads- en staatsgemeenschap met besturen. Het is daarom het recht van de over heid om belastinggelden te heffen, waartegen over de ernstige plicht van den onderdaan staat deze te betalen. De practijk leert helaas, dat zeer velen, ook zij. die op andere punten nauwgezet zijn, allerlei middelen zoeken om aan dezen plicht te ontkomen en hun geweten in slaap te sussen. Er is nog een eigenaardige plicht, die zich slechts van tijd tot. tijd met lange tusschen- Poozen doet gelden en waarop wij met het oog op een belangrijken dag van de komende week Willen wijzen, n.m. den stemplicht. Waarde le zer en vriendelijke lezeres, leg na dezen zin uw krant niet neer met de verzuchting, dat het u org tegenvalt na al wat ge de laatste weken hebt moeten hooren en lezen, ook in deze ru briek nog lastig te worden gevallen met verkie- zingslectuur. Neen, ge zult van ons geen „poli tiek" te hooren krijgen. Een gebeurtenis ech ter, die heel een volk op één dag op de been brengt en die zoo veel en zoo lang rumoer ver- Wekt als een stembusstrijd, heeft toch ook nog Wel een kant, die in deze rubriek besproken kan Worden. Er is een tijd geweest en de oudsten onder ons hebben hem nog in volle glorie meegemaakt dat het stemrecht als een eervolle onderscheiding Werd beschouwd; dat de burger, die de eer had hd van een kiesvereeniging te zijn, met een ze ker gevoel van trots naar de vergadering van ■■Burgerplicht", of „Hou en trouw" of „Koning en Vaderland" ging; in één woord, dat net stembiljet een waardevol bezit vormde. Die dagen zijn lang voorbij en het tegenwoor dige geslacht weet alleen nog maar uit herin- hering of overlevering, dat er een kwarteeuw Keieden aan een stembus vinnig en principieel gevochten kon worden, maar dat tegenwoordig de sympathie voor het kiesrecht zóó zeer be- heden het nulpunt is gezakt, dat zelfs wet telijke bepalingen, die het kiesrecht tot een kiesp licht maken, niet voldoende waren om alle volwassen staatsburgers eens in de vier Jaar naar de stembus te krijgen. Het is hier de plaats niet om de oorzaken van deze apathie te onderzoeken. Wel kan het zijn bdt hebben om er aan te herinneren, dat zeker een katholiek zich thans niet met een of an dere gezochte redeneering van den zich op- dringenden kiesplicht kan afmaken. Er is meer dan ooit reden om daar in dezen tijd op te lijzen. Vroeger kon men de propaganda vei n's aan de daarvoor aangewezen instanties over laten; voor het overgroote deel der katholieken ^as het trouwens overbodig aan den kiesplicht etl speciaal aan het stemmen op de Roomsche üjst te herinneren. De tijd echter, waarin wij le- Ve«, eischt een krachtige aanmaning tot bezin- idhg voor vele duizenden, die in den maal- stroom van binnen- en buitenlandsche gebeur tenissen het evenwicht zijn kwijt geraakt. Baten wij het eerlijk onder elkander beken- heö: het lijkt heel velen momenteel zoo een v°Udig niet hun stemplicht te vervullen. Vroe- 6er aarzelden zij niet: zij waren katholiek, stemden dus op de Roomsche lijst. En zij had- ciea geen last met hun geweten. Het zou struis vogelpolitiek zijn te beweren, dat het nu gelijk vroeger is: dat er hoogstens enkele dissidente elementen zijn, die in een eigen kringetje sa men hokken en niets anders bereiken dan het verloren gaan van enkele duizenden stemmen. Neen, zoo simpel is het ditmaal niet! Wij weten, dat zeer velen, ook onder ons katholieken, zich ongerust maken over de leiding in den Staat en op dien grond de zwaarte van hun kiesplicht ter dege gevoelen. En dat zijn niet alleen de al tijd ontevredenen en de nimmer te bevredigen elementen. Daar zijn ernstige, goed willende menschen onder, die wij in twee groepen kun nen verdeelen: ten eerste zij, die meenen, dat de teugels van het bewind niet strak genoeg gehouden worden; dat alleen de macht en de ijzeren wil van één krachtig bestuurder het uit den koers geslagen schip van staat weer in goede banen kan brengen. En ten tweede zij, die van oordeel zijn, dat ook door de schuld van de machtige katholieke partij te weinig is en wordt gedaan voor de maatschappelijk zwakken; dat alleen door het brengen van nieuwe, zoogenaamd democratische elementen in het parlement, de volksinvloed zal toenemen en daardoor alleen het dreigende communisme kan worden tegengehouden. Beide groepen hebben dus het vertrouwen in de bestaande ka tholieke staatspartij verloren en vragen zich af, hoe zij hun stemplicht zóó kunnen vervul len, dat hun inzicht, hun overtuiging, naar voren komt. Wij laten het gaarne aan anderen over de juistheid of onjuistheid dezer beweringen te belichten. Wij houden ons buiten „politiek"; maar zouden al deze gewetensvolle menschen dit willen voorhouden: er is een oude stelre gel die ons geweten in heel vele en netelige vragen ontladen kan, n.m. deze: van twee kwaden moet men het minste kiezen. Wan neer gij tegen het optreden en de leiding van de katholieke party grieven hebt, wanneer ge daarin het een en ander verkeerds ziet, dan zult ge allicht voor een zeker deel geiyk heb ben. Geen menschenwerk is volmaakt en ze- Ker niet het zoo moeiiyke en ondankbare werk van het voeren van politiek, waarby zooveel kwade instincten worden ontketend, waarby zooveel moet geschipperd worden om tot een resultaat te komen; waarby zoo oneindig veel verschil van meening aan den dag komt. Laten wy het eens heel sterk zeggen: de ka tholieke staatspartij is in uw oogen een kwaad. Maar: ge zijt een gewetensvol mensch; ge wilt uw burgerplicht, uw stemplicht vervullen, ze ker in deze hacheiyke tijden. Welnu: ge zuit het minste kwaad moeten kiezen: en al wat ge doet buiten het uitbrengen van uw stem op de katholieke partij is een grooter kwaad. Immers, de katholieke partij waarborgt ten minste, dat onze eerste en voornaamste be langen veilig zullen worden gesteld. Wat wy. katholieken, in een land, waarin wy een min derheid vormen, hebben bereikt, danken wy goeddeels aan onze politieke eenheid in het verleden. Dat verleden heeft ook geleerd, dat diezelfde katholieke partij, steeds de teekenen des tijds heeft verstaan, wat ook waarborgen geeft voor de naaste toekomst. Iedere katho lieke stem, die aan de groote katholieke partij onthouden wordt, verzwakt haar kracht en onze kostbare eenheid. Die eenheid is zulk een groot goed, dat ieder ander „goed" daar- by achter staat. Daarom: heeft iedere burger, vooral in dezen tyd, zijn begrypelijke bezwaren tegen „de politiek" en tegen de politieke par tijen: voor den katholiek is het minste kwaad de katholieke Staatsparty. Deze wel erg nuchtere en van alle verkie- zings-enthousiasme gespeende overwegingen. zullen zeker slechts voer het kleinste deel on zer lezers direct van nut zyn. Wy hebben ze echter ook dat overgroote deel niet willen onthouden, dat met overtuiging en zonder aan maning op de katholieke partij stemt en geen gewetensconflicten heeft. Immers, het is noo dig, dat in deze laatste dagen een ieder pro pagandist voor de stembus zy. Van de wyza, waarop a.s. Woensdag de Nederlandsche bur- gery haar burgerplicht vervult, hangt de lei ding van den staat in een zeer belangryk tyds- gewricht af. Welnu: redeneer niet te veel met uw geloofsgenooten, maar houd den twyfe- laars, den ontevredenen, den mopperaars on der ons dit voor: van twee kwaden moet gy het minste kiezen! HOMO SAPIENS „Ook de herdenking van den 400sten ge boortedag van Prins Willem van Oranje te za- men met Rome werd door spr. gelaakt", le zen wij in het verslag eener verkiezingsrede door Ds. Kersten te 's-Gravenhage gehouden. De heer Kersten vindt het dus niet goed, dat de katholieken meedoen aan die herden king. Het verwondert ons geenszins. En er blykt weer eens uit, hoe juist het is gezien, dat aan een dergelijke nationale feest viering onzerzyds wél wordt meegedaan. Door ons afzydig te houden wy wezen daarop ook reeds by vorige gelegenheden zouden wy het anti-papisme in de kaart spe len en zyne wenschen bevredigen, om van andere overwegingen nog te zwygen. Hetgeen allerminst op onzen weg ligt. Overigens doet de ontstemming van den staatkundig-gereformeerden dominé wel Iet wat potsierlyk aan. Wat bedoelt de man eigeniyk? Wil hy het katholieke volksdeel, dat ruim een derde van het totaal uitmaakt, buiten de vaderlandsche gemeenschap dringen? En meent hij met zyn partytje aan Neder land de wet te kunnen stellen? Het zal niet gaan, ook al toornt hy nog zoo zeer tegen „Rome" en deszelfs „wassenden in vloed." P. S. De geschatte ontvangsten over Maart 1933 bedroegen (de tusschen haakjes geplaatste cyfers zyn die van het vorige jaar): Reizigers 4.332.900 5.739.989)Bagage 67800 91.114); Brief- en pakketpost ƒ275.000 335.000); Goederen 4.754.400 5.543.539); Levende dieren en lijken 78.300 87.772) Diversen 146.000 181.087). Totaal generaal 9.654.400 11.978.708) dus minder 2.324.308.09. Biykens het voorloopig verslag der Tweede Kamer inzake de wetsontwerpen tot het geven van vryheid om een concessie tot to'heffing te verleenen aan de op te richten N.V. „Ver snelde Bruggenbouw" en tot deelneming in het aandeelenkapitaal van en verstrekking van rentedragende voorschotten aan die N.V., werd algemeen instemming betuigd met het voor nemen der Regeering tot bespoediging van den bouw der vier bruggen by Rotterdam, Dor drecht, Hendrik-Ido-Ambacht en Moerdijk, zoowel om het belang van de verkeersverbete- ring als om dat van de werkverruiming. Van verschillende zijden werd evenwel de late indiening van de thans aangeboden wetsont- verpen betreurd. De Regeering kon moeilyk verwachten, zoo betoogden de hier aan het woord zynde leden. Voor den Kamerkring Groningen der Chris- telijk-Historische Unie is Vrydagavond in een openbare vergadering in „de Harmonie" op getreden Jhr. Mr. D. J. de Geer. Nadat de voorzitter, Mr. E. VAN DER HOOP VAN SLOCHTEREN den spreker had ingeleid, ving deze zyn rede aan met de vraag te stel len, waarvoor wy het stemrecht hebben. Het is niet een privaat recht, maar een publieke functie, in het algemeen belang opgedragen. Dit blykt reeds uit het feit, dat in het parle ment nog heel andere belangen behartigd wor den dan die van de kiezers. Ook onder ons te genwoordig algemeen kiesrecht heeft de helft van het aantal inwoners geen stemrecht; en evenmin de bewoners van de overzeesche ge westen. Deze allen hebben belang bij wat er in het parlement gebeurt. Het stemrecht wordt niet verleend ten dien ste van het eigen belang der kiezers, maar ter behartiging van de openbare zaak, naar den kijk dien wy daarop hebben. Met deze waarheid zyn alle belangenpar- tytjes reeds veroordeeld, gelyk spr. nader uit eenzet. Eveneens zyn daarmee feitelyk veroordeeld groote partijen, die de publieke zaak slechts willen zien in het licht van het belang van een deel der bevolking, zooals de sociaal-demo cratische party. Spr. betoogt, hoe dit tenslot te altyd uitloopt op schade ook voor het deel dat men helpen wil. In dit verband behandelt spr. uitvoerig de zwakheid van de sociaal-de mocratie tegenover uiterst linksche elementen en haar voortdurend op wacht staan of zich soms een „revolutionnaire situatie" voordoet, waarvan zy dan zonder naar recht of onrecht te vragen, wegens haar klassepositie de leiding moet nemen. Intusschen is het niet genoeg, de sociaal-de mocratie af te wyzen. Tegenover gevaren van allerlei aard zullen wy alleen sterk staan in dien wij uit een positief beginsel leven, dat be veiligt tegen dwaalleer en daadkracht geeft ook in donkere dagen. Spr. beschrijft den stoffelyken nood, die, behalve in een gewyzigde economische struc tuur, grootendeels haar oorzaak vindt in het door het buitenland gevoerde beleid. Wy zul len ieder zuchtje, dat in een betere richting gaat, naar vermogen moeten aanblazen. Zoo wel op het gebied der handelspolitiek als op dat der ontwapening. Eén der krachtigste middelen tot herstel is het hooghouden en be vorderen van de internationale saamhoorig- heid. Spr. behandelt hierna den invloed, dien de stoffelyke nood heeft op den toestand van 's Ryks financiën. Door daling van de inkom sten en door styging van de uitgaven. Het laatste in de voornaamste plaats ten gevolge van de crisisuitgaven d.w.z. de uitga ven die gedaan worden tot steun van noodiy- dende bedryven en tot verzachting van de werkloosheid. Vaak is gezegd, dat de Regeering by die uitgaven nog te voorzichtig optreedt. Een spreker in de Tweede Kamer zeide, dat men ze de Regeering „uit de keel moest ha len". Toch beloopen die uitgaven voor 's-Ryks schatkist nu reeds meer dan f 100 millioen 's jaars. Daarnaast komt dan de onvermydelijke ver hooging van sommige gewone uitgaven, zooals de dekking van het spoorwegtekort (20 a 30 millioen 's jaars) en de hoogere uitkeering aan het Gemeentefonds (een ongeveer gelyk be drag). Beide vinden haar oorzaak in den nood toestand. Voorts is er de daling der inkomsten. Nage noeg alle belastingen loopen terug. De registra tierechten b.v. die eens een maandopbrengst van 7 millioen opgeleverd hebben, hebben nu maanden gekend van 7 ton opbrengst. In de jongste millioenennota werd de daling der mid delen voor 1933 vergeleken by 1932 geraamd op 68 millioen. Over de noodzakeiykheid van bezuiniging is men 't in breeden kring eens. Maar te betreuren is dat velen daarbij by voorkeur denken aan de belangen en idealen van him buurman ter- wyl zy hun eigene liefst zooveel doenlyk intact houden. De Christeiyk-Historischen willen dat er orde zy in de Staatshuishouding en dat de feiten eerlyk onder de oogen worden gezien. Zy willen, indien de beproeving van een nationale ver arming ons versobering voorschryft, daarvoor gehoorzaam bukken, liever dan de toekomst op te offeren door nog een tydlang boven onze kracht te biyven leven. Zy dienen hiermede het geheele volk, bovenal hen die het minste economische weerstandsvermogen hebben en by een algemeene instorting de eerste slachtoffers zouden worden. Wat zou er b.v. van de ver zekeringsfondsen komen, indien de munt een groot deel van haar waarde verloor? Er is helaas, zegt spreker, vaak weinig biyk van verantwoordelijkheidsbesef. Spr. leest een program voor waarin gevraagd wordt: invoe ring van het 8e leerplichtjaar; staatspension- neering; verbetering van de invaliditeitsverzeke ring; ruimere financieèle steun aan de gemeen ten; uitvoering van meer openbare werken; verbetering van de loonnormen by werkver schaffing en van de steunregelingen; verlaging van sommige heffingen en „herstel van het financieel evenwicht". (Program der sociaal democraten. Red.). In dit verband wyst spr. op de zedeiyke ont reddering waaronder wy leven, ook hierin uit komend, dat men onder aanheffing van natio nale leuzen dwaasheden uit het buitenland wil importeeren. In dagen als deze besloot spreker is de bodem waarop wij staan, van alleroverheer- schend belang. Is die bodem dry f zand, dan is er veel kans dat men al dieper in het moeras zinkt. dat de Kamer, welke ingevo^e het ontbindings- besluit op het punt staat uiteen te gaan, het met haar verantwoordelijkheid overeen zou brengen, een zoo ingrypend voorstel vluchtig te behandelen. Wel wenschte men algemeen de wettelyke voorziening in deze materie zooveel mogelyk te bespoedigen. Verscheidene leden klaagden over onvoldoen de toelichting van het voorstel. Toch beteekent aanvaarding van het voorstel het geven van een zeer uitgebreide volmacht aan de Regee ring. Men hoopte daarom, dat de Regeering Dy de memorie van antwoord nadere inlichtingen omtrent de bouwplannen en andere punten zal willen verstrekken. Zeer vele leden achtten intusschen den ge kozen vorm. uitvoering door een op te richten N. V. met staatskapitaal, verwerpelijk. Een deel hunner zou de voorkeur geven aan een parti culiere maatschappy, een ander deel aan uit voering rechtstreeks door den Staat. Met verwondering hadden vele leden verno men, dat de Regeering nadat de voorzitter van den Ministerraad in de vergadering der Kamer van 15 November 1932 had verklaard, dat de Regeering zich voorstelde, de financie ring van den burggenbouw te doen geschieden door den bouw toe te staan aan een particu liere maatschappy welke het recht van to'hef- fing zou verkrygen, en dat de onderhandelin gen daaromtrent met een dergelijke maatschap py reeds in een gevorderd stadium verkeerden van den ingeslagen weg is teruggekeerd en thans het denkbeeld van bruggenbouw door een particuliere maatschappij geheel heeft los gelaten. De daarvoor in de memorie van toe lichting gegeven verklaring achtten deze leden allerminst voldoende en zeer weinig overtui gend. De houding der Regeering tegenover de bedoel de particuliere maatschappy-in-wording werd door zeer vele leden sterk afgekeurd. Gevraagd werd of het juist is. dat het van particuliere zyde verrichte werk de taak der Regeering by het ontwerpen van het thans ingediende voor stel aanmerkelijk heeft verlicht en of de Re geering daarvan zelfs in die mate gebruik ge maakt heeft, dat het aan de Kamer voorgelegde wetsontwerp en het concept der statuten in hoofdzaak ontleend zijn aan de ontwerpen van het genoemde consortium. Hoewel men van oordeel was, dat het hier niet zoozeer aankomt op de vergeefs door par ticulieren gemaakte kosten, welke ongeveer f 50.000 zouden bedragen, als wel op de vraag of de Regeering moreele verplichtingen op zich genomen heeft, meenden verscheidene leden, dat de Staat eventueele door de particuliere promo tors van den bruggenbouw op verzoek van de Regeering gemaakte kosten diende te vergoeden. Verscheidene leden herinnerden aan de plan nen voor een oeververbinding te Rotterdam door middel van een tunnel. Zy betoogden, dat de te bouwen brug in geen enkel opzicht daarvoor in de plaats kan treden. Voorts verzochten verscheidene leden de Re geering met nadruk te willen zorgdragen, dat by het opmaken van contracten en bestekken onomwonden het gebruik van Nederlandsch fa brikaat zooveel mogelyk wordt voorgeschreven, niet alleen voor de te verwerken materialen, doch eveneens voor de te gebruiken werktuigen en hulpmiddelen. Het spreekt vanzelf, dat daar- by tegen eventueele prijsafspraken doelmatige voorzorgen dienen te worden genomen. Enkele leden stelden de vraag, of het al dan niet in de bedoeling der Regeering ligt, de wer ken geheel of gedeeltelyk te doen uitvoeren tegen werkverschaffingsloonen. Indien deze vraag onverhoopt bevestigend beantwoord mocht worden, zouden zij zich tegen een dergelijke handelwijze met kracht moeten verzetten. Andere leden stonden tegenover dit denkbeeld niet zoo volstrekt afwyzend. Intusschen was men vrywel algemeen van oordeel, dat van uitvoe ring in werkverschaffing geen sprake kan zijn, daar het werk ongetwyfeld in gedeelten zal wor den opgedragen aan particuliere aannemers, die hun personeel op de gewone wijze beloonen. Het bedrag aan kasvoorschotten, door het Rijk aan de verschillende gemeenten verstrekt het geval-Ammerstol vestigt weer eens de aandacht op deze regeling is op het oogen- blik gering. Zondert men Rotterdam uit, dan blijven nog geen 6 millioen, verdeeld over circa 30 gemeenten, als kasvoorschotten uit staan. Blijkens de laatste officieele opgave, die van 15 April j.l., heeft het Rijk thans 39.701554 aan kasgelden uitgeleend. Zooals men weet, schrijft „De Telegraaf", heeft de raad van Rotterdam op 15 September j.l. besloten tot het aangaan van twee leenin gen van het Rijk, één van 10 millioen en één ad 24 millioen, beide loopende tot 31 Decem ber van dit jaar. Het is dus wel zonder meer duidelyk, dat van die 34 millioen 10 mil lioen plus ƒ24 millioen) een zeer groot deel, zoo niet het geheel, in de bijna ƒ40 millioen, die het Rijk heeft uitgeleend, verscholen zitten. Het restant heeft, verdeeld als het is over circa 30 gem^nten, weinig of geen beteekenis. Die gemeenten behooren alle tot de kleinere: be halve Rotterdam is er onder de grootere ge meenten geen enkele, welke voorschotten ge niet. Het totaalbedrag is veel hooger geweest: toen de gemeenten verleden jaar niemand konden vinden om kasgeldleeningen te verstrekken en in het voorjaar het ontwerp tot steun uit 's Rijks kas in de financiering der kasbehoeften van de gemeenten tot wet was geworden, was de animo groot. Twee maanden na het tot stand komen van de wet, op 23 April 1932, dus thans juist een jaar geleden, waren aan 127 gemeen ten voorschotten toegekend tot een totaalbedrag van ruim 117 millioen. Circa 96J4 millioen waren hiervan in den loop van die twee maanden uit betaald, doch byna dertig millioen had men op den 23sten April alweer terug. Daaruit blykt wel, dat de verschillende bedragen zyn toege staan op korten termijn. Het bedrag aan voorschotten is dus in het afgeloopen jaar zeer sterk teruggeloopen. De tyd heeft vele wonden geheeld en de gemeen ten kunnen thans elders voldoende gelden op nemen. Geen enkele gemeente is dan ook tot nu toe in gebreke gebleven om aan haar ver pachtingen tegenover het Rijk te voldoen. Alle verstrekte voorschotten zijn tijdig terugbetaald. De voorwaarden, waaronder de voorschotten worden verleend, zyn niet eensluidend, maar passen zich aan by de zeer uiteenloopende financieele omstandigheden der crediet behoe vende gemeenten. In het algemeen kan men zeggen, dat zy dusdanig zyn, dat het Rijk de zekerheid heeft, dat het zyn geld terugkrijgt. De verhouding vertoont veel overeenkomst met het burgerlyk contract tusschen geldschieter en geldnemer. Somtyds wordt onder de voor waarden de mogelykheid opgenomen, dat het Ryk de uitkeeringen uit het gemeentefonds kan stopzetten, als een gemeente niet aan haar ver plichtingen voldoet. Dit is tot nu toe nog niet noodig geweest. De gemeentelijke autonomie wordt bij het stellen der voorwaarden ontzien: ten aanzien van sociale maatregelen, arbeidsvoorwaarden of loonvoorwaarden van het personeel en derge- lyke aangelegenheden worden geen regelen gesteld. In het „Algemeen Marine-Weekblad" is een beschikking opgenomen van den vice-admiraal, commandant der Marine te Den Helder, waarin deze aan het hoofdbestuur van den Bond van Marineschepelingen de volgende order geeft: „Hierby deel ik u mede, dat het myn wensch is, dat in den vervolge op nationale feestdagen (waaronder ook te rekenen valt de Willem de Zwijger-herdenking op 24 April as.), op het Marine-bondsgebouw alhier de Nederlandsche vlag wordt geheschen en wel uitsluitend de Ne derlandsche vlag, zoodat daarnaast niet de Bondsvlag wordt getoond. Ik noodig u uit aan het bovenstaande de hand te houden." Naar men ons bericht, is de Diocesane Werk- liedenbond in het bisdom Utrecht thans de 30.000 leden gepasseerd. Op 1 Januari 1933 bedroeg het ledental 29.961. thans bedraagt dit 30.337. In het afgeloopen kwartaal traden toe 646 nieuwe leden en wer den afgevoerd 270 leden. Onder dezen zyn ver schillende leden die, waar een Jonge Werkman is opgericht, zich daarby hebben aangesloten. Voor de derde maal is te Mill (N.-Br.) brand uitgebroken in heide- en boschcomplexen ondei die gemeente. Een oppervlakte van byna dne hectaren ging in vlammen op. in verband met de elkander opvolgende branden in dezelfde omgeving wordt vermoed, dat brandstichting in het spel is. Op het te Wageningen gehouden Natuur- en Geneeskundig Congres, heeft prof. dr.N. H. Swellengrebel een mededeeling gedaan over; de malaria en de droogmaking der Zuiderzee. Prof. Swellengrebel verdedigde de stelling, dat de droogmaking der Zuiderzee, voor zoover ze tot verzoeting der polderslooten in Noord- Holland en Friesland aanleiding zal geven, het verdwynen der malaria in die provincies ten gevolge zal hebben en dat, by de beslissing nopens al dan niet voortzetting der droog making, hiermede dient rekening te worden ge houden. Deze verdediging is gebaseerd op het feit, dat de Nederlandsche malaria-overbrenger Anopheles maculipennis hier te lande uit twee rassen bestaat, morphologisch weinig, biologisch daarentegen scherp gescheiden. Slechts één dezer, het semi-hiberneerende brakwaterras, komt èn door zyn groote vitaliteit èn door zijn semihibernatie voor malaria-overbrenging in Nederland in aanmerking. Dit ras komt slechts in streken met overwegend brakwaterbroed plaatsen in groote hoeveelheden voor. In stre ken met zoetwater overheerscht het overwin terende zoetwaterras, dat èn door zyn geringer vitaliteit èn door zijn complete hibematie voor malaria-overbrenging in Nederland niet in aanmerking komt. Door de verzoeting der polderwateren in N. Holland en Friesland, die als gevolg van de droogmaking der Zuiderzee, speciaal van het zoete IJselmeer verwacht wordt, zal de ano- pheles-fauna dezer provincies een verandering ondergaan, die haar gelyk zal maken aan die welke nu reeds in 't Zuid-Hollandsch-Utrechtsch polderland bestaat. D. w. z. vermindering of verdwyning van het semi-hiberneerende brak waterras en overheersching van het overwinte rende zoetwaterras. Hiermede zal dan de mala ria-toestand in N.-Holland en Friesland gelyk i worden aan dien in Z.-Holland en Utrecht.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 5