Een mooi bezit Catalogus van St. J an Roomsche Boeken A üntóte'tmera aöijut hiSC miw ïnfaria. print? opuü ma fitawinrat totfitfrquf noa ptrïutt 6ram?.£>tüa rfWhiottjitjm fgoöua flfljdlat.ïaaue uagaraitD c Uuïttt?. Cm art? uagmateiquÊ nuraa- uora- nuis.Cmt9 rilmüttómiqtmroim» «mi paotat. Ijij If qutq? übrt mopG: JbrÖra maim Eantmrt mripL wit a flju filio nauopri apua tlloa ioTrn baraum öiat. jbanm fubttpit üjprijynuü rfthiimü üta?:ir in rutan mpmgüt ruttj-mtta in Ditto ïutncö: tra o? narrat tjiüorta. ïerdua frqub tut farautüqutm noo rcgtraij pnrii i &timDirim?.ttoart? malartmn iü t 1 l VmuuKÜdv cièmt vait Titelprent uit een bundel van Stalpart v. d. Wiele De zorg voor onze boeken Bladzijde uit den oudsten Wiegedruk. Onze Boeken De Nederlandsche humanist Erycius Pu- teanus, professor aan de Universiteit te Leuven, schreef op het einde der 16de eeuw een brief naar zijn leermeester en vriend Justus Lipsius, hoogleeraar te Leiden, waarin hij dezen verzoekt, de nieuwste Nederlandsche boeken te koopen en hem toe te zenden, want door de staatkundige troebelen van den tach tigjarigen oorlog werd het geestelijk verkeer be lemmerd, zoodat Hollandsche werken te Leuven niet onmiddellijk verkrijgbaar waren. Ze dron gen slechts langzaam door naar het Zuiden, meestal op de wijze, die Puteanus hier zijn vriend in practijk liet brengen. Ge zoudt ze nu ook kunnen uitleenen, schrijft hij, maar daar heb ik niet genoeg aan. Want niet alleen het lezen doch vooral het bezitten van boeken schijnt mij edel. Libros legere non tantum sed possidere. Deze woorden van Puteanus zijn een passende gedachte voor de Boekenweek, die beoogt nader bekendheid te geven aan het Nederlandsche boek en die in dit opzicht een zuiver cultureele onderneming is, maar die natuurlijk ook een commercieele bijbedoeling heeft. Boeken moet men niet alleen lezen, men moet ook boeken bezitten. Men moet ze altijd bij de hand hebben. Men moet met hen kunnen omgaan, men moet ze meenemen op reis en zoolang men een vrijgezel is, die op kamers woont, moet men ze naast zich leggen op de tafel van de hospita, wanneer men eet, ja, moet men zorgvuldig de schrijvers uitkiezen, die men lezen zal in zijn bed om rustig te slapen. Geleende boeken leenen zich niet tot dit gebruik, ge moet ze teruggeven en dan doet gij allicht een van de twee: gij geeft ze wer kelijk terug, in welk geval ge nooit meer die prachtige passage bij de hand hebt, waarin mevrouw Micawber de groote verwachtingen uiteenzet, die ze koestert betreffende naren echtvriend of waarin Passepartout met vleugels aan boord komt van het schip, dat Piliass Fogg rond de wereld zal voeren. Of gij geeft de ge leende boeken niet terug en dan lijdt gij aan een gedurig zelfverwijt, indien gij niet een schurk van nature zoudt zijn. Koopt gij het boek, dan is het van u, zooals de leunstoel, waarop gij bij voorkeur zit en dien gij zelfs niet afstaat aan de liefste gasten en evenals de klok op uw schoorsteen, die bij den aankoop geleerd heeft, thuis te tikken, zooals het klokje nergens anders tikken kan. De onervaren lezer, die nog niet den adel der echte boekenvriendschap kent, maakt gewoon lijk een bezwaar tegen het koopen van boeken. Als ik het uitgelezen heb, zoo zegt hij, staat het daar in mijn kast, renteloos. Ik heb er niets meer aan. Welk een dwaling! Welk een onkunde van de practijk! En welk een zwak argument! Voor zoover het zichzelf niet weerlegt, wat het ongetwijfeld doen zal, zoodra gij boeken be zit, wordt dit bewijsstuk toch weersproken door heel de handelwijze van dengene, die het ge bruikt! Koopt hij geen sigaren, omdat hij de asch niet gebruiken kan, wanneer hij ze opgerookt heeft, of omdat hij geen raad weet met het geledigde kistje? En gy mevrouw, zoudt gij uw bonbons willen missen, omdat ze na een kort stondig genot daar niet meer zijn? Maar boe ken, die gij genoten hebt, blijven precies de zelfde. Gij kunt van hen nog eens hetzelfde genot verwachten en nog eens en nog eens en deze onvermoeibare vrienden wijken slechts langzaam voor het proces der stofwisseling, wanneer geslachten en geslachten ze beduimeld en genoten hebben. Het ledige sigarenkistje is geen bezwaar tegen den aankoop van het volle sigarenkistje, maar het uitgelezen boek zou een bezwaar zijn tegen het leesbare boek? Dit ge looft gij zelf niet, die het beweert! Gij moet alleen nog probeeren, u met boeken vertrouwd te maken. Als gij boeken leent, krijgt gij onbekenden te gast, maar boeken, die gij koopt, worden uw huisgenooten en op den duur leert gi) hun gewoonten kennen, zooals zij zich ook leeren voegen naar uw karakter. Ze zijn zoo gewillig. Laten wij veronderstellen, dat gij gaarne klassieke schrijvers leest, de drama's van Vondel of de historieën van Hooft of de kluchten van Breeroo. Ze komen in uw huis deze werken, verpakt in boeken, zooals sigaren verpakt zijn in kistjes. Gij haalt ze uit hun verpakking, maar dit is een geestelijk werk, want ze blijven tegelijkertijd netjes op hun plaats. Nu worden Vondel's drama's ook een beetje uw eigen drama's. Er zijn tooneelen, die uw bijzondere voorkeur hebben. Een ander had ze nauwelijks opgemerkt, maar u hebben ze altijd geweldig getroffen. Die tooneelen zijn van u. Gij weet, waar ze staan in het boek. Gij behoeft den tekst maar op te slaan en daar hebt gij weer die rijke toespraak van Mozes tot zijn schapen in het „Pascha" dat prachtige bodenverhaal uit de „Palamedes", die twee spraak tusschen Gysbregt en Badeloch, die mooie reizang uit „Maeghden", dat klemmend twistgesprek tusschen de moeders der „gebroe ders" en hun beulen, dat onovertroffen gebed van Maria Stuart tot haren hartekenner, de zang over den sterrendans uit „Adam in Bal lingschap", zoo vol van zoete verleiding, die twijfel van Ruben in „Josef in Dothan", waarin gij zoo vaak uw eigen tweestrijd zaagt weer spiegeld, of de opstandige rede van Lucifer, wiens hoogmoed u boeit en verschrikt, of ein delijk de zwanenzang uit Noach. Welk een on eindige weelde. En uit elk dier tafereelen hebt gij de regels opgezocht, die gij de schoonste vindt, die u het diepst ontroeren, die het meest en het innigst uw eigen bezit geworden zijn. Gij zoudt Vondel niet meer kunnen missen. Het zou voor u zijn, alsof gij een stuk van u zeiven moest afstaan. Op een lange reis neemt gij iets van hem mee, om onderweg u zelf terug te vinden tusschen de veelheid van het vreemde. Ik noemde Vondel maar als een voorbeeld voor de wijze, waarop gij u met een schrijver kunt verstaan tot vereenzelviging toe. Misschien houdt gij niet van klassieke schrij vers en ofschoon ik u dan eenigermate betreur, gun ik u toch uw liefde voor den hedendaag- schen roman, voor het familieverhaal met zijn huiskamer-sfeer en zijn vertrouwde figuren, wier woorden gij soms plotseling terugvindt in den mond van uw kennissen of voor den lan- delijken roman met de gulheid van het Zuide lijke landschap en de weelde van den Zuide lijken lach of met den adem daarin van den wijden wind, die over de Peel waait, of met de strenge rechtlijnigheid van Hollandsche dijken in heel den opzet en de uitwerking of met de sterke oerkracht van den taaien Noord- Hollandschen en Frieschen boer. Welk een schat van boeken openbaren u het eigen land DE BOEKENGEK Canicatuur der 15e eeuw met zijn uitsluitend Nederlandsche schoonheid, die den Nederlandschen geest beïnvloedt en door den Nederlandschen geest beïnvloed is. Zijt gy meer een liefhebber van het grillige en fantastische, daar zyn gestalten, die gü vol gen kunt naar droomenland, ook in de Neder landsche letterkunde. De oude sproken van Reinaart en de Heemskinderen, van Beatrijs, van Karei en Elegast, van Parcival zyn er om u een wijsheid te leeren, die aan het alledaag- sche leven ontstygt en de nieuwe sproken van droomers en zwervers, een gansche stoet, waar onder ik den kleinen Joannes we! mag noemen en den kleinen Rudolf en Manus Peet, al ware het slechts om hulde te brengen aan drie groote Nederlandsche schryvers, die onlangs gestorven zijn. Zulk een hulde immers is in den styi van de a.s. Boekenweek, waarin ieder, die een be paald bedrag aan boeken besteedt een geschenk krygt toebedeeld met persoonlijke herinneringen van levende schryvers aan ontslapen kunst broeders. Droom en werkeiykheid, schoonheid en wys- heid te brengen in gestadige narmonie maakt ons leven edel en mooi. Maar dit leeren ons de boeken, onze vrienden, zy leeren het niet by een slordige, vluchtige lectuur die terecht een verslinden genoemd wordt, ze leeren het ons by de diepe vertrouwdheid van het duurzame bezit. Want boeken te lezen niet alleen, maar boe ken te bezitten is een bewys van geestelyken adel. omdat slechts het bezit ons den geregel- den omgang leert. Daarom vroeg Puteanus aan Lipsius, dat hij Nederlandsche boeken koopen zou en daarom vraagt de Boekenweek-commis sie thans hetzelfde van u. Gy hebt boeken, Lezer! Ge hebt ze netjes in een kastje, of zelfs in een kast! De ruggen zyn sieriyk, en vertoonen geen sporen van beschadiging. Gij zyt zuinig op uw boeken. Leest er niet te veel in. Ja, er zyn enkele, die ge vaak hebt gelezen. Doch ge waart dan zoo verstandig, het door uw zuster, uw verloofde of uw vrouw sieriyk bewerkte boekomslag te gebruiken, teneinde vlekken en beschadigen te voorkomen. Uw boeken die ge veel gelezen hebt staan weer op hun plaats tusschen de andere. Ge zyt aan ze gehecht, want er «zyn er, die u in stille uren veel troost en veel bemoediging en veel levenswysheid hebben geschonken. Nietwaar, daar zyn de boeken toch voor. Ze zyn tenminste geschreven met een doel, dat hiervan niet veraf ligt. Er zijn er geschreven, louter met het doel, om door hun inhoud te behagen; er zyn er, die dit zoe ken te bereiken door hun vorm. Wel te ver staan hun litterairen, hun inwendigen vorm. Er zyn boeken, die u trachten te leeren, te stichten, of u een aangename tydpasseering te bezorgen. Ik spreek hier alleen over goede boeken! Want er bestaan ook niet-goede boeken. Er bestaan helaas veel slechte boeken. Boeken, die uw geest op een totaal verkeerde wyze beïnvloeden. Doch dit zyn nog de ergste niet. Er zyn er, die uw geest en uw ziel op een gedeeltelyk verkeerde manier beïnvloeden, en deze zijn veel en veel gevaarlyker. Het verschil met de vorige categorie is, dat het zielevergif in het eerste geval meer openly k waar te ne men is dan by die van de andere soort. Er zijn in de boekenwereld veel vlaggen, die verkeerde ladingen dekken! Maar, lezer, er zyn toch zoo veel goede boe ken. Goede boeken. Doch die moet ge kun nen vinden, en dan moet ge hebben leeren lezen. Ik geloof niet, dat ge voor het ,4 e z e n" dat ik bedoel, meer dan Lager Onderwijs be hoeft. In zekeren zin zelfs kan een meerder onderwijs nadeelig zyn voor het goed lezen van een boek. Doch hoewel dit meer is dan een per- soonlyke kwestie kan ik hierop in dit korte bestek niet ingaan. In ieder geval, gy leest, en tracht uw geest te verrijken door middel van lectuur. Gy leest inderdaad, en stelt zooveel belang in de letterkundige voortbrengselen van de ta len die gy machtig zyt, dat ge u een reeks boeken hebt aangeschaft, niettegenstaande daarmede uw reputatie eenigszins in het ge drang kwam by sommige menschen. Doch hebt ge u wel eens rekenschap gegeven, hoe het mogelijk werd, dat ge aan dit uw verlangen naar meerder geestesvoedsel kondt vol doen? Daar waren toch tyden en in de his torie onzer beschaving, die liefst met vijftallen van eeuwen tegelijk rekent, liggen ze niet eens zoo héél ver achter ons dat deze mogeiykheid nog niet bestond. M. a.w. de periode, dat onze beschaving het zonder „boeken" stellen moest, ligt nog tamelyk dicht aan de oppervlakte van de cultuurhistorie. Er zyn zelfs beschavingen geweest, die het „boek" niet hebben gekend, (zonder daarom minder te zyn dan de onze mét het boek). En zeker niet in zyn tegen woordige gedaante van een bundel saamge bonden papieren, die met letterteekens bedrukt zyn. De tyd, dat de gebruiksboeken werden ge schreven ligt minder ver terug in de historie dan de datum waarop het eerste boek gedrukt werd. Ofschoon het gedrukte boek sinds ruim drie eeuwen volstrekt alleenheerscher is ge worden op wat we noemen: de „boekenmarkt" Uit respect voor den gedachteninhoud van het boek heeft men het reeds vroeg nuttig en noodig geoordeeld, het materiaal waaruit het was samengesteld, zoo goed mogeiyk te conser- veeren. Zoodoende kon het boek beter beant woorden aan het doel, waartoe zyn makers het hadden samengesteld: n.l. den gedachten-inhoud in een zoo wyd mogelyken kring van plaats en tyd verspreiden. Men begon hierom, den bundel perkamenten of papieren vellen, waarop de let terteekens waren geplaatst, te beschutten met een omslag, dat de beschadiging door verschil lende invloeden van buitenaf kon weren. Deze Oudste drukkerij in Nederland anzienlyk is de werkdadigheid van de katholieken in de wetenschap en in ie letterkunde gevorderd sedert de dagen van Thym; op de Nederlandsche boekenmarkt leggen zij niet den minst gewichtigen stapel belangwekkende uitgaven neder. De R. K. Ver- eeniging van Uitgevers en Boekhandelaren, Sint Jan, stelt het publiek in de gelegenheid tot een overzicht over den heelen voorraad en in het algemeen kan <v -r_j men zeggen dat deze bevredigend is, al zou men eenige vakken van kundigheid ruimer vertegenwoordigd wil len zien en al voelt men elders de bezwa ren wegen, die 'n klei ne natie door haar uiterst beperkt taal gebied meebrengt. On der de vele redenen, waarom te weinig Nederlandsche boeken verkocht worden, is t een doorslaande re den.. dat er zoo wei nig Nederlanders zyn De consequentie daar van merkt men heel goed by de doorbla dering van dezen uit stekenden, veel-om- vattenden en over- zichteiyken catalogus Het is een boek, dat tot nadenken stemt En wy kunnen het niet beter bespreken dan door eenige van onze gedachten den vryen loop te laten in de marge der goed verzorgde bladzyden van dit werk. De eerste gedachte is deze: wat hebben wy Nederlandsche katholieken, toch weinig „klas sieken"! Het aantal moderne boeken is groot genoeg, maar daartegenover is het aantal her drukken van katholieke klassieken zeer klein Nu bedoelen wy niet dat er te weinig Von del-uitgaven zouden oestaan. We denken aan heel iets anders. Willem van Oranje is lit jaar herdacht. De nationale en plaatselyke huldigingen zyn begeleic door stapels papier, die men in een heel herdenkingsjaar met doorworstelen kan. Nieuwe levensbeschryvin- gen van den Prins, gedenkboeken met bydra- gen van verschillende deskundigen, waarin al lerlei richting (ook de katholieke) vertegen woordigd zyn, geschriften over de familiele den van „den Zwyger'romans, waarin zyn zuster, zijn dochter, zijn neef de hoofdpersoon zyn en eindeiyk een groot aantal jongensboe ken, die de Jeugd prikkelen tot geestdrift over den vaderlandschen held. Een specifiek katho liek boek van eenigen omvang is by deze ge legenheid niet verschenen. Waren er geen schrijvers te vinden of durfde geen enkel uitgever het initiatief aan? wy vreezen het laatste en hebben daai eenige reden toe. Ver leden jaar waren het Goethe en Spinoza, die herdacht werden. Goethe heeft zoo weinig met Nederland te maken, dat er niet eens een Duitsch geleerde is geweest, die een boes schreef over „Goethe en Nederland". Wel .s er een over Goethe en Engeland, ook ovet Goethe en de politie, zelfs over Goethe en het nationaal-socialisme. maar aoethe en Ne derland, dat schynt trots den „Egmont" - geen denkbare combinatie te zyn. Toch was het den boekbeoordeelaar volslagen onmoge- iyk, ernstig kennis te nemen van alle Neder landsche geschriften betreffende Goethe. Het waren er te veel. Levensbeschryvmgen, vertalingen, verhandelingen. Wederom was er geen enkel specifiek Katholiek werk over den man, die toch aan het moderne leven zekere vormen heeft by gebracht, waarover wy een vast omschreven oordee; hebben. Een katholieK boek over Goethe zou toch debiet moeten heb ben, wanneer er wel theosophische Goethe-be schouwingen worden verkocht! Of staat het neutrale publiek nog steeds totaal afwyzend te genover den katholieken geest? Legt het zelfs geen belangstelling aan den dag? In dat ge val zou het niet overbodig zyn, te vragen, in hoeverre wy zelf hieraan schuldig staan. Ze tter zyn er groote moeilykheden, die vooral ds uitgever ondervindt by de propaganda voor hei katholieke boek in den neutralen boekhandel, maar wie regelmatig de boekbeoordeelingsn der groote tydschriften inkykt, zal toch ontwa ren, dat het katholieke boek daar meestal ern stig wordt besproken, wanneer er aanleiding toe is. Ligt het niet aan ons eigen katholieke publiek, dat nog steeds zyn taak tegenover hei katholieke boek niet voldoende begrypt? De cultuur is geen beschermelinge der philanthro- pie gelukkig, maar ze is wel een dochter der belangstelling. En ieder, die cultureele belang stelling aankweekt by het katholieke volks deel van Nederland, doet daarom een goed werk. Wie zulke belangstelling aanwakkert en ondersteunt, dient een goede zaak. Hy sterkt den cultureelen levenswil van het katholieke volk. Ook by de Spinoza-herdenking ontbrak het katholieke boek, ofschoon het aantal publica ties groot genoeg was. Er is voor zulke onder werpen klaarbiykelyk véél belangstelling in Nederland. Maar er is weinig belangstelling voor in katholiek Nederland. En niet alleen geldt dit voor de „klassieken" der moderne be schaving in het algemeen. Het is helaas ook waar voor de klassieke schryvers der katho lieke levensbeschouwingen. Vergeleken by de aandacht, die het Nederlandsche publiek heeft voor Nederlandsche grooten van den geest, is de katholieke aandacht nog te diep in slui mering verzonken. Een andere gedachte is deze: wat hebben we betrekkeiyk weinig biye boeken, weinig hu mor, weinig glimlachende schryvers, weinig van dien middeleeuwschen geest van goedmoe- digen spot en rake satyre De catalogus van Sint Jan is een dood-ernstig boek. Nu is er niets tegen den ernst, maar alles wat dood-ernstig is, maakt een groote kans, weldra ernstig dood te zullen zyn en zooiets wenschen wy het katholieke geestesleven niet toe! De gedachten, waaraan wy een vryen loop lieten, hebben eenigermate het karakter van een gewetens-onderzoek en kunnen dus den indruk wekken, dat wy onbevredigd zouden zyn. Zoo is het toch heusch niet. Maar juist wanneer er reden is tot tevredenheid, wordt een gewetensonderzoek dubbel noodig. Als al les slecht gaat, welt vanzelf het zelfverwyt op. maar na een zonnigen dag is het gewetens onderzoek een noodzakeiyke Inkeer. Zoo moet men ook deze gedachten beschouwen na den zonnigen indruk, dien de catalogus van Sint Jan op ons maakte. Natuurlijk is de vereeniging van katholieke uitgevers niet op de eerste plaats aansprake- ïyk voor de tekortkomingen in de katholieke publiciteit. Men kan au eenmaal geen boeker uitgeven, die er niet zyn. Maar van de uitgevers kan een stimuleeren- de werking uitgaan op de schryvers. Menig groot auteur, menschen als Dickens en Dos- toyefski byvoorbeeld, nebben dat ondervonden en toch zal niemand nen beschuldigen, dat zy de penneslaven van hun uitgevers waren. De boekenweek is een mooie gelegenheid tot na dere kennismaking tusschen schryvers, uitge vers en publiek. De uitgevers en het publiek zullen in deze week elkander wel vinden en het is te hopen, dat geen enkel katholiek ver zuimt, zyn belangstelling te laten biykenvoor het katholieke boek. Wanneer men niet thuis blyft van de verkiezingen, omdat men zyn geestdrift wil toonen voor een katholieke poli tiek, moet men ook niet thuisbiyven van de boekenweek. Men moet toonen, dat men iets voelt voor een katholieke cultuur. In deze week een boek koopen is een manifestatie. En het is van belang, dat men weet, hoe gy mani festeert! omslagen kregen de noodige stevigheid, waar door mechanische beschadigingen konden voor komen worden; er ontstond de eenvoudigste vorm van een boekband, louter ter bevordering van een langeren levensduur van het boek zelf. Het spreekt vanzelf, dat men in een tyd, die aan den inhoud een schoonen vorm gaf, door den tekst te voorzien van illustraties, ook de ban den in overeenstemming zocht te brengen met den inhoud. De eenvoudigste „versiering" be stond dan uit den titel, liever het „incipit" (de aanvangswoorden) van den tekst. Spoedig daar op vond men een geëigende versieringsmanier voor de banden. Leder, 't meest gebruikte ban denmateriaal, leent zich bijzonder goed voor het inpersen van versierende lijnen met een even aangewarmd yzer. Ook perkament laat zich op deze manier behandelen. Zoo bezat men in deze technieken, die later werden uitgebreid met kleur- en gouddruk een nieuw element in de versiering van den boekrand, louter, om de belangrykheid van den inhoud reeds van buiten af kenbaar te maken. Ook het doel waarvoor het boek gebruikt moest worden, had invloed op de uitvoering van band en versiering. Boeken, die alleen dienden om de wetenschap te ver breiden, kregen 'n soliden, eenvoudigen, met wei nig versiering bewerkten band. Doch de boeken, die dienst moesten doen by het openbaar en plechtig gebed der Kerk, werden met een by- zondere zorg en vaak zeer waardevol versierd. Altaarmissalen, Evangeliaria, Lectionaria, de groote Antiphonaria en de boeken, waaruit het Graduale gezongen werd, droegen banden, die de eeuwen konden trotseeren niet alleen, maar vooral op het voorplat werden ze bewerkt met goudfiligrain, edelgesteenten en ivoren reliefs, die van zulk een boek een pronkstuk maakten. In groote bibliotheken liggen hier en daar nog overgebleven schatten uit dien vroegeren tyd, toen het handwerk hoog in aanzien was, en ter eere Gods door vlijtige monnikenhanden deze boeken werden afgeschreven, gebonden en ver sierd met de gaven van ryke vromen. Deze zorg voor het boek is door latere ge slachten overgenomen, en nu nog worden de liturgische boeken met een zeer verzorgd uiter- ïyk vervaardigd. Maar ook hier heeft de me chanisatie van het bedrijf veel schoons doen verloren gaan. Het machinale bindwerk kan in schoonheid niet opwegen tegen een goeden hand- werksband. Onze oude bibliotheken bezitten vaak boeken, die honderden jaren geleden gemaakt zyn, en die op den dag van vandaag nog juist zoo goed gebruikt kunnen worden, als toen zy bonden werden. Het spreekt vanzelf, dat in een tijd, toen de boeken nog niet die verspreiding hadden ge vonden als de onze tegenwoordig, dat men op zyn kostbaar bezit wat zuiniger was: Het boek was niet alleen in de kast opgeborgen, het was er ook nog aan vastgemaaktmet een Ket ting. Onder aan den band zat de ketting vast; met het andere einde, zoo, dat het boek nog gemakkelyk te hanteeren was en neergelegd kon worden op den lessenaar vóór aan de kast, was deze bevestigd aan een zware yzeren stang, die langs de kast liep. Zoo stonden, zelfs in de bibliotheken van de Leidsche en Amsterdamsche Universiteiten, de boeken aan den ketting. Deze zorg voor het boek zal wel geen nadere toelich ting behoeven. Grappig echter is het, dat on historische en nogal partydige propaganda voor eigen richting uit dezen veiligheidsmaatregel, die bestemd was, om het boek zooveel mogeiyk aan zyn doel te laten beantwoorden (n.l. gelezen te worden), de legende is ontstaan vande Bybel aan den ketting". In zyn „Beschrijving van de Stad Leyden" verhaalt Frans van Mieris van zulk een ge- ketenden Bijbel, Willem Heerman had „doen maken ende geset in Sinte Pieters Kercke op 't Choer een nuwe schoen lectryn lesse naar) in welcke (hy) gemaict ende geleit heeft, gevestichtmetysere kete nen die bible in Duytsch Nederlandsch) die hy mit syn eigen hant gescreven hèeft, om alle goede eerbare mannen onder ge legen tyden ende onbehindert ten dienste Gods dair inne te mogen lesen ende wat goeds te stu- deerenDit geschiedde „in 't jair ons He ren duysent vierhondert twie ende tsestich, opten sevenden dach in Aprille". Deze zorg voor het boek bij onze voorouders getuigt dus van een zeer groote belangstel ling in het boek. Een belangstelling, die wy bij den enormen boekenrykdom onzer dagen helaas missen. Zeker, er is in onze dagen een opleving in die belangstelling waar te nemen, maar deze houdt jammer genoeg geen geiyken tred met het meerder onderwijs wat in onze dagen door nagenoeg iedereen wordt genoten. Wanneer we tenminste de wezenlijke belangstel ling voor het boek onzer dagen als maatstaf moeten aanleggen voor het peil der bescha ving, of ook maar voor de „ontwikkeling", wat nog weer geheel iets anders is, dan zal een vergelyking met een minder boekenryken tyd voor onze dagen met op alle punten even gun stig uitvallen. Meen niet, dat wy tn den stand en den aard van iemands boekenkast geen zui veren maatstaf zouden hebben voor zyn bescha vingspeil! „Toon my uw boeken, en ik zal uw zeggen wie gy zijt en wat gy zyt." De Middeleeuwscche boekvertaler,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 14