Macht van den reclame-truc
ÏKet vetfiaal van den dag
et Erfdeel
UW BOEKENKAST ZEGT WIE GIJ ZiJT
BAD NAUHEIMK"ïï« DÏa°t,S:
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
ROBINSONschoenen zijn Uw
beste vrienden
MAANDAG 1 MEI
MALLE GEVALLEN
Zorg baart vernuft
Een flinke vrouwelijke
minister
Een „overeenkomst"
De kolenvoorraad in de
wereld
Vliegende president
Holland in Hongarije
Herinneringen aan de
Fransche revolutie
Vermaak in Andorra
De strijd in Noard-China
Wat voor ons Nederlanders
belachelijk lijkt, heeft
elders succes
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Uit het Engelsch van
Joseph Hocking
Wie een kroniek zou willen schrijven over
de verschillende manieren van reclame
maken, zoowel voor handelsartikelen
als voor..., personen (waaronder de re
clame voor zichzelf, niet te vergeten)
zou een paar nummers van een cou
rant noodig hebben. Het verschijnsel „re
clame" zooals dat in den modernen vorm tot ons
spreekt, neemt bezit van de straat, de courant,
het tijdschrift en de brievenbus. De reclame is
zelfs in staat een bepaalde industrie te vervor
men tot een aanloop naar het verkrijgen van een
of ander begeerd artikel, dat niets met bedoelde
industrie te maken heeft. Zoo zuchten b.v. de
sigarettenfabrikanten sinds jaren onder den last
der cadeaux, die den verkoop van sigaretten
moet bevorderen. Wie ooit een blik heeft gesla
gen achter de schermen der cigaretten-
industrie, heeft daar tot zijn verbazing kunnen
zien, dat een fabrikant wiens beroep het is si
garetten te vervaardigen en deze aan den man
te brengen, in den tegenwoordigen tijd meer
uren per dag besteedt aan het uitzoeken en be-
heeren van zijn cadeaux dan aan de fabricatie
van zijn artikel. Er zijn mannen, die een be
paald merk rooken om keukengerei voor hun
vrouw te kunnen verdienen of een snoezig klok
je, of een fiets voor den oudsten en een vlie
genden Hollander voor den jongsten zoon. Men
wascht zich met een bepaalde zeep, omdat het
verbruik daarvan kans biedt op een armband
of een taschje voor 't meisje, op een polshorloge
of een doos bonbons. Men eet een bepaalde
soort bonbons, omdat men daarbij een doos zeep
cadeau krijgt en men koopt een bepaald merk
koffie om een doosje napolitains toe te kunnen
krijgen.
Dit alles is reclame en als u 't mij vraagt,
geloof ik, dat alle fabrikanten liever vandaag
dan morgen een eind aan deze situatie willen
maken, want zij zullen toch liever in hun eigen
vak zeep of sigaretten willen maken en ver-
koopen dan in een vreemd vak te moeten uit-
puzzelen waar zij het goedkoopst terecht kunnen
voor horloges, lepels en vorken en kinderspeel
goed. Maar zij kunnen niet! Zij zitten eraan
vast, zoolang er één op de honderd is, die het
cadeau-stelsel blijft huldigen en daarmee een
voorsprong heeft op de anderen.
Iedere nieuwe reclame-zet kweekt volgelingen
en maakt de oorspronkelijkheid tot den meest
begeerden truc. Als men eenmaal het succes van
„toch voordeeliger" heeft geconstateerd, dan
laat men in snelle opeenvolging deze leuzen
los: „toch beter", „toch goedkooper" enz. Wie
„even tijd" heeft gehad voor een bepaalde si
garet, kan hoogstens een maand later ergens
lezen, dat hij, wil hij voor een goed rooker door
gaan, „den heelen dag" een ander merk zal
moeten rooken. En zoo kan men blijven rede
neeren en eindeloos glossen maken op het
reclame-wezen, waarbij men b.v. op het terrein
van de film de vermakelijkheid ten top zou kun
nen voeren.
Maar nu de persoonlijke reclame, de reclame
die sommige menschen voor zichzelf maken.
Men heeft de reclame van den man, die zijn
naam zooveel mogelijk in de krant wil hebben,
de reclame van hen die lijstaanvoerders zijn bij
de verkiezingen en die dus in ontelbare hoeveel
heden in woord en beeld tegen reclamezuilen en
op het straatasphalt pronken enz. Al deze men
schen worden echter door de reclame gedragen
krachtens een bepaalde functie, een bepaalde
bekwaamheid of beteekenis en hun persoon
neemt slechts indirect aan deze reclame deel.
Heel anders staat het met lieden, die niets
zijn en niets kunnen en toch hun naam bekend
willen zien. In de geschiedenis zijn deze namen
talrijk, maar ook in onzen tijd kennen we voor
beelden. Zoo is daar b.v. eene Duitsche dame,
Rosa Meller, een journaliste, die het vorige jaar
naam maakte door het publiek te willen wijs
maken, dat zij in haar werkkamer overvallen
was. In de oudheid was er eens een jongeling
in Athene, die op één dag en met één slag be
roemd werd. Het was in den werkelijken zin
een slag, die hem bekend maakte n.l. de slag,
dien hij op straat toebracht aan het gelaat van
het toenmalige staatshoofd. Een goedkoope ma
nier, zal men zeggen en wij zouden het zelfs
géén manier willen noemen. Maar bekend was
hij in een enkelen dag.
Jaren geleden woonde in Duitschland de
schrijver Stieglitz, wiens revolutionnaire werken
weinig succes hadden. Zijn vrouw nam zich voor
den naam van haar man beroemd te maken en
pleegde zelfmoord door zich een dolk in het hart
te steken. Het succes was nihil. Iedereen be
greep den treurigen „truc" en zij stierf roemloos
en wanhopig.
Ook de zonderlinge gedragingen van den be
roemden Italiaanschen dichter d'Annunzio heeft
men geruimen tijd als reclame gezien, vooral
toen hij de verklaring publiceerde, dat hU in
een vizioen ervaren had, dat hij nog slechts een
korten tijd op aarde zou verblijven. Sindsdien
trok hij zich in alle eenzaamheid terug en nu
reuter. Spec. v. In wend.
ziekten. Pr. In overeenst. met tijdsomst. verlaagd.
nog leeft hij als een geheimzinnig vorst op zijn
wonderlijk kasteel. Enkele dagen geleden tracht
te zelfs een bericht in de kranten te sluipen, als
zou de dichter overleden zijn, een bericht, dat
nog denzelfden dag werd tegengesproken.
Een nogal onsmakelijke reclame was die van
den schilder Diefenbach, die met enkele leerlin
gen in monnikspijen gehuld op een wagentje
door Weenen en Miinchen rondreden om de
aandacht te trekken. Een collega van hem schil
derde zijn huis knalrood, verscheen aan het ven
ster op de eerste verdieping in een zuinige klee
ding en sprak de menigte van nieuwsgierigen
toe, waarbij hij het voornemen te kennen gaf,
dat hij uitliefdesverdriet en uit melancholie
uit het raam zou springen. Het gevolg was, dat
een aantal menschen het huis binnendrong en
hem van zijn dwaze voornemen afhielpen door
een reeks van zijn schilderijen te verkoopen.
Een Parijsch schilder, Murgot genaamd, liet
op een tentoonstelling een zelfportret ophangen,
waarop hij een gemaskerde dame een dolk in
het hart stootte. Het bestuur der tentoonstelling
kwam er aan te pas en verbood het schilderij,
maar het gevolg was, dat een legertje op sen
satie beluste dames naar het atelier van den
schilder stroomde om het doek te zien en
om hun portret te laten schilderen. Murgot
was in minder dan geen tijd een beroemd en
schatrijk man.
Aan het hoofd der reclame-ziekte staat in-
tusschen Amerika. Zoo trok in de straten van
Chicago een groep luidruchtige jongelui rond, die
plotseling aan 't vechten sloegen, waarna een
hunner op de straat neerviel. De politie ver
scheen en droeg den doode weg. Midden op de
straat werd hij echter weer levend en ging
rechtovereind op de baar zitten, terwijl hij het
lachend publiek uit zijn jongste boek voorlas.
De ingenieuze schrijver werd onmiddellijk ge-
engageerd bij een groot dagblad.
Voor ons Nederlanders, die niet zoo gemak
kelijk onder den indruk komen van dergelijke
min of meer lugubere en smakelooze grappen,
klinken deze verhalen een beetje onaannemelijk,
maar als we even bedenken, welke onzinnig
heden niet verzonnen worden door de reclame
agenten der filmsterren, dan behoeven we alle
bovengenoemde trucs niet onmogelijk te achten.
Intusschen, in ons nuchter land zouden deze
grapjassen al heel weinig succes hebben. Stel
u eens voor, dat een jeugdig Nederlandsch ro
manschrijver reclame voor zijn boek zou willen
maken door zich op een doodsbaar naar den
Dam te laten brengen en daar een hoofdstuk
uit zijn boek voor te lezen aan het opdringend
publiek. Hij zou er geen boek méér om ver
koopen, maar hij zou met Amsterdamschen
hoon overladen worden en met een proces-ver
baal naai huis gaan....
De vrouwelijke minister van Arbeid in de
nieuwe regeering der Ver. Staten, miss Prances
Perkins, heeft sedert zij in functie trad, niet
minder dan 2000 voorstellen ontvangen van
burgers, die meenden het middel gevonden te
hebben om het land uit de huidige depressie te
helpen. In een interview met Reuter .verklaarde
minister Perkins, dat zij het een belangwek
kend feit vond, dat de burgers zich zoo sterk
bezighielden met de middelen tot verbetering
van den toestand.
Enkele van de voorstellen die zij ontvangen
heeft zijn zeer drastisch, doch in sommige zit
wel iets goeds. Als haar eigen meening gaf zij
te kennen dat er op groote schaal openbare wer
ken moesten worden uitgevoerd, waartoe binnen
enkele maanden 2 A 3 billioen dollar ter be
schikking zal worden gesteld.
Met dit geld zullen geen monumentale wer
ken worden uitgevoerd, doch alleen werken die
een verhooging van den levensstandaard ten
gevolge hebben. Zoo zullen nieuwe wegen, rio-
leeringswerken, telefoon- en electrische licht
lijnen naar de kleinere dorpen worden aange
legd. Bovendien zullen goedkoope huizen met
badkamers worden gebouwd.
De minister is van meening dat hierdoor niet
alleen de werkloosheid belangrijk zal afnemen,
doch dat tevens de algemeene toestand zal ver
beteren.
De revolver-helden van twee groepen Mace
donische revolutionnairen hebben besloten So
fia te verdeelen na een lange bloedige ven-
dette.
De beide groepen zijn de volgelingen van
Ivan Mihaloff, ook wel de „ongekroonde ko
ning van Macedonië" genoemd, en de volge
lingen van Protogueroff.
Deze overeenkomst is gesloten, opdat beide
R.K. BOEKH. EN UITG. VER. SINT JAN
Freddy Vrijdag was zeer tevreden
over zichzelf, toen hij een houten
bank had gemaakt voor Ivy en de
kinderen, zoodat ze er op zitten kon
den, als ze aan het strand kwamen.
„Zij is natuurlijk wel niet zoo com
fortable als een leunstoel," zei de zee
man, „maar zij houdt het langer uit."
„Het is prachtig, hoor," verklaarde
Ivy, „we komen morgen met onze boe
ken, daar kun je zeker van zijn."
JACK»
Den volgenden dag dacht Ivy aan
fle nieuwe bank aan zee.
„Kom, Robbie en Topsy, laten we
naar het strand gaan en op Freddy
Vrijdag's bank zitten."
Doch toen ze bij de bank kwamen,
schrok Ivy erg. De heete zon had
Freddy's bank doen krimpen en de
bank was geheel uit haar model.
„Oh, kijk eens," riep Ivy.
„Jij kan er op gaan zitten, als je
wil," zei Robbie, „maar ik ga op het
strand zitten."
(Morgenavond vervolg.)
groepen een plaats hebben, waar zij rustig
kunnen loopen, zonder gevaar doodgeschoten
te worden, want als aanhangers van beide
groepen elkaar ontmoeten is schieten onver
mijdelijk.
Hoewel het dragen van vuurwapens is ver
boden, hebben honderden een geladen revolver
of pistool in den zak, veelal de gevaarlijke
„Parabellums".
Het jongste vuurgevecht heeft in een van de
drukste straten van Sofia plaats gehad.
Alle gewapenden schoten naar hartelust, ter
wijl de „rustige burgers" verschrikt wegvlucht
ten of zich plat voorover op den grond wier
pen.
De kolenvoorraad van Engeland is volgens
nieuwe onderzoekingen in 900 jaar, de Duitsche
in 1400 jaar, de Amerikaansche pas na onge
veer 2000 jaar uitgeput.
Roosevelt zal de eerste „vliegende president"
der Vereenigde Staten worden.
Reuter verneemt uit militaire luchtvaartkrin
gen, dat een groot drie-motorig vliegtuig op
het oogenblik wordt verbouwd en uitgerust voor
het persoonlijk gebruik van den president.
Dat vliegtuig zal plaats bieden aan zeven
personen, waaronder twee piloten en er zal
een speciale afdeeling voor het personeel in
zijn, alsmede een bergplaats voor kleeding-
stukken, terwijl het tevens voorzien zal zijn
van een draadlooze ontvang -en zend-installa-
tie, zoodat de president ook gedurende zijn
vliegtochten in onafgebroken verbinding kan
b1 ij ven met zijn ambtenaren.
Dé motoren hebben reeds proefgedraaid, zoo
dat het vliegtuig spoedig in gebruik zal kun
nen worden genomen.
In het Nationaal Theater van Boedapest
heeft de eerste opvoering plaats gehad van het
blijspel „Het meisje uit den vreemde", van Mar-
jay en Somogyi, dat een groot succes is ge
worden.
Het stuk behandelt een liefdes-geschiedenis
van een jong Hongaarsch meisje, dat in de na-
oorlogsjaren als leidster met een kindertrein
naar Nederland komt.
De Hongaarsche pers roemt het stuk vooral
om den voortreffelijk uitgebeelden Holland-
schen geest, die eruit spreekt.
De Hollandsche familiekring, zegt een blad,
is a.h.w. overgenomen uit een roman van de
Nederlandsche schrijfster Jo van Ammers-
Kueller en de opofferende goedheid der Hol
landers, vrij van alle egoïsme, komt in het stuk
duidelijk tot uitdrukking.
(Ingezonden Mededeeling)
Op een verkooping te Parijs is het boekje,
waarin de kamerdienaar van Bodewijk XVI,
Clary, de waschlijstjes van den koning bijhield,
gedurende diens gevangenisschap in de Temple,
verkocht voor 3900 francs. Het boekje bevat ook
het waschgoed van de koningin en er blijkt wel
uit, hoezeer de linnenkast van de gevangene
Marie Antoinette was afgenomen.
Een brief, welke door de zuster van den ko
ning, madame Royale, was geschreven aan me
vrouw Procquet de Chanterenne, bracht 4350
francs op.
Ook andere souvenirs aan de Fransche re
volutie brachten goede prijzen op. Zoo werd
een geborduurd vest van Marat verkocht voor
2550 francs. Een driekleurig vest van Robes
pierre, dat de woorden „Leef vrij of sterf; de
Natie; Wet'' draagt, ging voor 6000 francs weg.
Een rood-wit-blauwe sjerp van Camille Des-
moulin kostte 3600 francs en een paar hand
schoenen, beschilderd met een vrouwenhoofd, de
„Revolutie" symboliseerend, bracht 3200 fr. op.
Een Fransch-Spaansch syndicaat heeft een
huurcontract van 75 jaar verworven op een stuk
grond in Andorra, teneinde aldaar een groot
Casino, hotels, golf-links en tennisvelden aan
te leggen, waarmde de kleine republiek een
centrum van vermaak en spel zou worden.
Aan een tweede syndicaat zou concessie ver
leend zijn zijn, voor de ontwikkeling der uitge
strekte hydro-electrische hulpbronnen van het
land.
Pogingen om van Andorra een centrum van
Internationaal verkeer te maken en het buiten-
landsch initiatief aan te wakkeren, stuitten tot
dusver steeds op het verzet van den bisschop
van Urgel, welk verzet thans, na de „onbloe
dige revolutie" der jongeren op 14 April jj.
zijn kracht verloren heeft.
Hij was nog de eenige op het hotelterras.
Achterover leunend staarde hij weg over
den roezigen boulevard naar de zee, dien
avond een roerlooze, glinsterende spiegel. Zóó
rustig, bijkans zóó bedachtzaam had hij ze in al
die weken niet gezien. Er was ternauwernood
eenige beweging te bespeuren. Enkel op het
strand braken met lange, regelmatige tusschen-
poozen de kleine, lage golven, een deinend, wie
gend spel. Maar toch, ondanks deze rust en
stilte, was boven het jachtend, krijschend ru
moer der straat haar stem merkbaar, ruischend
en eentonig, een bedwelmend zingen.
Langzaam dwaalde zijn blik weg van deze
eindelooze onbewogenheid, bleef rusten op het
gekrioel van menschen eh auto's onder hem en
hij bedacht met een plotseling stijgenden wee
moed dat dit zijn laatste avond zou zijn; mór
gen zou zijn werk hem weer opeischen, hefti
ger, intenser dan ooit tevoren. En.... dat dit
de laatste avond zou zijn met May.
Zij hadden elkander ontmoet gedurende de
eerste week van zijn verblijf in deze badplaats,
en logeerden in hetzelfde hotel, zij met haar
vader, een eenzelvig oud man, hij alleen om te
rusten van de vermoeienis en de beslommerin
gen, die het vergane jaar hem hadden gebracht.
Aan tafel waren zij tegenover elkaar geplaatst.
Al dadelijk werd hij getroffen door een koele,
welhaast afwerende uitdrukking, die rond haar
mond zich had vastgezet, en die zij, menigmaal
tevergeefs, trachtte te verbergen. Toen zij op
stond, had hij haar onwillekeurig nagekeken,
getroffen door haar hooge, slanke en trotsche
gestalte naast den gebogen, kleinen grijsaard,
die haar vader was. Twee avonden later waren
zij met elkaar in aanraking gekomen, dank zij
een wederzijdschen vriend. Sindsdien ging er
geen dag voorbij, of zij spraken elkander en
langzamerhand gedurende deze luttele weken
was tusschen hen beiden een vertrouwdheid, een
genegenheid gegroeid, welke hij, dat wist hij
onherroepelijk, slechts noode kon missen. Ook
hij was voor haar méér dan een gewoon vriend
geworden. Hij bemerkte het somtijds aan den
toon, waarop zij schijnbaar onbeduidende din
gen wist te zeggen. Haar stem kon dan een don
keren klank hebben, die na-sidderde in zijn hart
en in het gebaar, waarmede zij af en toe op hun
wandelingen zijn arm kon nemen, een gebaar,
dat hem door de eenvoudigheid, door de sim
pelheid bijna als een in-bezit-nemen voorkwam,
voelde hij den angst om deze nieuwe genegen
heid te moeten verliezen. Ze moest veel ge
leden hebben, May.En nu was het de laat
ste avond.
Dienzelfden morgen had hij van zijn mede
directeur een telegram ontvangen, dat onmid
dellijke overkomst noodzakelijk maakte. Dade
lijk had hij het aan May laten lezen. Zij had
hem even aangezien met haar wonderlijke, grijze
oogen, dan had zij het hem zwijgend terugge
geven.
Toen zij opstond van de ontbijttafel was„Dus
onze laatste avond" alles geweest, wat zij zei-
de. Maar in deze wéinige woorden had zij zich
verraden.
's Middags had hij haar niet gezien. Hij wist,
dat zij met haar vader een autorit maakte en
deze tijd had hem eindeloos lang geleken. Ook
aan het diner bleven haar plaats en die van
haar vader onbezet. En bijna angstig, onrustig
als een jongen, had hij zich afgevraagd, of hij
haar werkelijk nog wel spreken zou.
Langzamerhand had het terras zich gevuld.
Bijna alle plaatsen waren bezet. Uit het hotel
klonk de zachte, vleiende muziek van het or
kestje. Rondom hem gonsde het geluid van pra
tende, lachende menschen. Een vreemde onrust
was over hem gekomen. Zou hij May nog zien?
Het was al negen uur; gewoonlijk kwam zij
eerder.... maar ze zei toch: onze laatste avond.
Even herhaalde hij de woorden: onzelaat
steavondónze. Hij koesterde ze in zijn
gedachten als een kostbaren schat. Mijmerend
staarde hij weer over het water. Morgen zat hij
weer op zijn bureau, kon hij de afgunstige
praatjes van Demmink, zijn collega, weer aan-
hooren. Demmink, die altijd op alles en iedereen
wat had aan te merkenkon hij weer luis
teren naar het gezanik vtm het personeel, hun
tallooze, kleine grieven en in de gejaagdheid
van zijn bestaan zou deze zomerdroom wellicht
spoedig teloor gaan.
„Ik ben laat!"
Met een ruk sprong hij op. May stond achter
hem; ze reikte hem haar hand; een koele,
smalle hand. Dan zette zii zich naast hem.
„We kregen onderweg panne, dat nam eeni-
gen tijd."
Even bleef het stil tusschen hen beiden. Hij
wist, dat hij ny niet over de gewone, dage-
lijksche dingen kon spreken. En wat dan? Al
tijd had hij alleen geleefd en een 'schroom weer
hield hem nu om te spreken over datgene, wat
tusschen May en hem nog nooit was uitgespro
ken. Van terzijde keek hij haar aan. Haar ge
laat was zoo rustig en in deze rust zoo verheven,
IMIIMatlMMIIII»
dat zij hem tegen den beweeglijken, kleurigen
achtergrond van pratende, gebarende menschen
bijna als iets onwezenlijks voorkwam. Haar han
den lagen in haar schoot stil en onbeweeglijk,
enkel de schuchtere avondwind speelde door de
weelde van haar vol en donker haar. Over de
oogen daalden de lange wimpers, alsof zij het
geheim, dat daarachter brandde, wilden verber
gen voor deze wereld. Maar achter deze rust,
achter dit schijnbaar in-zich-zelf-besloten zijn
wist hij warm en levend den klop van het bloed.
„Zullen we wat wandelen?"
„Goed," stemde zij toe en sloeg de glanzende,
wijde avondcape
om zich heen.
Achter haar aan I tt, t
schrijdend zag H-Cl gClXlK
hij, hoe zij aller f
blikken tot zich Cult kOMlt i
trok. Haar gang I
was trotsch, maar
lenig, alsof in iederen tred haar veerkracht zich
ternauwernood wist te verbergen.
Dan liepen zij langs het water. Er was hier
geen geluid, enkel de nabije zee, monotoon. Hij
voelde, hoe een beklemming in hem rees, alsof
een vreemde hand zijn keel dichtschroefde en
tegelijkertijd wist hü, dat hij niet maar zonder
meer van haar kon weggaan. Hij nam haar arm
en met de vertrouwdheid van dit gebaar, den
zachten druk van haar arm tegen den zijnen,
was het alsof hij wederom zijn woorden terug
vond en alle andere zaken vermijdend, begon
hü dadelük over datgene, waarvan hü wist, dat
het hun beiden het diepst aanging.
„Kijk" zei hij, „als ik hier zoo met jóu loop,
May, dan zou ik me kunnen indenken, dat het
wel altijd zoo geweest is en dat het ook geen
einde behoeft te nemen. Met deze gedachte ben
ik de laatste weken geheel vertrouwd geraakt. Ik
heb dikwijls bij mezelf gedacht: vroeger, lang
geleden, moet je haar al eens ontmoet hebben.
Ik geloof, dat jü mij en ik jou volkomen aanvul
en deze weinige weken hier zün me heel lief
geworden; je hebt me geholpen tot rust te ko
men en ik kan nü weer beginnen. Natuurlük, ik
zou je willen vragen of hier werkelük geen einde
aan behoeft te komen. Maar zie je, May, ik heb
altijd lang gewikt en overwogen voor ik tot een
besluit kon komen.... en tenslotte: wat weten
jü en ik van elkaar?"
Even hield hü op. Hij voelde, dat de banaliteit
van deze laatste woorden misplaatst was; ter
sluiks keek hij naar haar, maar niets op haar
gelaat verried haar gedachten. Dan ging hü
verder:
„Ik had dat laatste niet moeten zeggen, na
tuurlük niet; wü weten misschien meer van
elkaar dan vele anderen, die jarenlang naast
elkaar leven. Maar ik ben zoo bang, May, dat
Als we bij elkaar bleven, de droom verloren zou
gaan. Als ik nu morgen weg ben, zal ik altüd
moeten terugdenken aan deze weken met jou.
Ze behooren tot het beste van mün leven en
in het andere geval: je zou me mee maken in
mijn werk, humeurig dikwüls, bezet door alle
mogelqke en onmogelijke zaken en al heel gauw
zou de droom uit ons leven verdwünen. Er zou,
onmerkbaar eerst, een lichte verwijdering tus
schen ons ontstaan, we zouden naast elkaar
leven en het zou misschien ondraaglijk worden."
Hü zweeg en hij wist, dat alle woorden die hü
gesproken had, nutteloos en overbodig waren
geweest. Hü voelde hoe hü er den angst voor
het geluk mee trachtte te maskeeren. Zoo was
het altüd in zün leven geweest. Hü was bang
het geluk, wanneer het binnen zün bereik lag,
te grüpen. En met praten, met redeneeren had
hü het probeeren te verklaren. Maar hier hielp
het niet.
Naast zich hoorde hü een zachten lach. Ver
wonderd keek hü naar haar en in hetzelfde
oogenblik voelde hij haar arm rond zün hals
en haar mond, haar zachten mond op zün
lippen.
„Jongen, wat praat je veel!" was haar eenig
antwoord, en met deze simpele woorden ver
dwenen al zün bezwaren en wrist hü eindelük,
dat er somtijds oogenblikken in een leven zijn,
dat het geluk zélf de handen uitstrekt en néémt,
wat zich niet wil geven.
PEKING, 1 Mei. (Eigen bericht). De Chi-
neesche troepen zijn erin geslaagd na zeer
zware gevechten twee steden in Noord-China
op de Japanners te heroveren. Om het bezit
van een derde stad wordt nog gevochten. De
Chineezen hebben ongeveer 5 KM. ten zuiden
der Japansche linies aanzienlüke versterkingen
aangelegd en willen den grootsten tegenstand
bieden. (United Press).
SIMPLEX RIJWIELEN loopen licht, zijn absoluut betrouwbaar. Prijzen vanaf f. 49.50
SIMPLEX MOTORRIJWIELEN PK. f. 199.50 SIMPLEX MOTORRIJWIELEN 3 PK. f. 265
SIMPLEX DRIEWIELERSf.139.— SIMPLEX DRIEWIELERS met motor f.325.—
i II I op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f 9/J/lj) bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor ^7Cfk bij een ongeval met OCfk bij verlies van een hand IOC oij verlies van een f Cfk bij een breukvan f J/J b(j verlies van 'n
AllC dOOTlHC S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen O UU verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen t ul/t" doodelijken afloop# een voet of een oog# J. duim of wijsvinger «/(/«"been of arm Tif«" anderen vinger
29
Meer. Maar zü heeft haar vaders aantee-
keningen en de beste preparaten van Leeds.
Als ik die papieren maar in handen kon krü-
gen!
Waarom zou dat niet kunnen? vroeg Ben.
Wat bedoelt u daarmee? vroeg de man
achterdochtig.
Waarom kun je miss Judson je diensten
niet aanbieden? Ze kent je immers van jaren
geleden?
Hieraan had de man blijkbaar niet gedacht.
Hij keek zwügend in het vuur en zei toen voor
zich heen: Inderdaad, waarom zou dat niet
kunnen?
Luister, zei Ben, terwül hü opstond,
zooals ik je heb gezegd ben ik er niet van over
tuigd, dat je eerlük tegenover mü hebt gehan
deld, het heeft me veel moeite gekost je tegen
een vervolging te beschermen. Waarom zou jü'
niet kunnen wat Mary Judson kan? eindigde
HÜ veelbeteekenend.
De man antwoordde niet, hü bleef in t vuur
staren.
Ik zal je een voorstel doen, begon Ben op
nieuw. Ik zal je een goede som betalen en
dan zullen we het oude contract voortzetten.
En als het mü niet lukt? zei de man.
Ik houd niet van dreigen, was Ben's ant
woord. Maar ik kan niet hebben, dat iemand
mü beduvelt. Je begrijpt me, nietwaar? Tot
ziens dan.
Ben ging terug naar Woodroyd. Hü besefte
dat al zün vorige plannen bü dit nieuwe in het
niet zonken. Voor Nancy's onderhoud met zün
vader vreesde hü niet: dat stond natuurlük
in verband met John Shawcross' aanbod. Hü
kende Shawcross en wist, dat hü op kleine
schaal cretonnes en andere gekleurde stoffen
fabriceerde. Waarschünlijk wilde hij Nancy's
teekeningen gebruiken. Maar dat maakte hem
niet ongerust. Hij wist dat Nancy op deze ma
nier haar ideaal nooit zou verwezenlüken. Er
was geen ontwerper in Leeds, die meer dan een
paar honderd pond per jaar verdiende, en er
was geen sprake van dat ze ooit tien duizend
pond zou overhouden op die manier.
Maar synthetische rubber was iets anders.
Als Mary Judson met behulp van haar vaders
formule erin zou slagen het te vervaardigen,
waren er millioenen mee te verdienen.
Hü reed langzaam door de verlaten straten.
Zijn eenige hoop om Nancy te winnen was ge
grond op haar niet-slagen. Als ze de tiendui
zend pond zonder zün hulp zou kunnen krij
gen, was alle kans verloren. En als ze geen
succes zou hebben zou ze bü hem terugkomen
uit liefde voor het oude tehuis.
Maar zün gevoel van eigenwaarde was toch
geschokt. Hij begreep nog altijd niet waarom
Nancy niet op hem verliefd was. Was hü niet
de getapste jongen uit heel Leeds? Was hü
niet de beste partü uit de heele stad? Als
Mary Judson het geheim ontdekt liad zou
Nancy heelemaal onafhankelijk worden. Hij
dacht aan hetgeen Sarah Ellen hem had ver
teld Mary Judson had Nancy beloofd het oude
tehuis terug te lioopen als haar plannen luk
ten. Mary bezat haar vaders aanteekeningen
en waarom zou de dochter niet volbrengen wat
de vader was begonnen?
Hü bedacht nog iets anders. Mary Judson
had Nancy meegenomen naar het laboiatorium
en haar in alles ingewüd. Was het niet moge-
lük dat ze haar als asistente zou gebruiken?
Zün zuster Jessie had dikwüls over Nancy's
voorliefde voor scheikunde gesproken en ver
teld, dat de professor in Cambridge haar als
een veelbelovende leerlinge beschouwde. Zou
den die twee niet de kleinigheid ontdekken,
waarover Langham gesproken had?
Toen Ben Woodroyd had bereikt, was hü in
een wanhopige stemming. Hü zwoer dat hij
iedere hinderpaal uit den weg zou ruimen. Hij
was verschrikkelijk jaloersch, niet op een an
deren man, want die was nog niet in het spel,
maar op de synthetische rubber en op het ge
vaar dat daarvan voor hem te duchten was.
Neen, hü zou zich door niets laten tegen
houden hij zou zelfs zoo ver gaan, dat hü
een nieuwe gedachte schoot plotseling door
zün geest. Was het mogelijk, dat Nancy op een
ander verliefd was? Was dat de reden waarom
ze hem, Ben Briggs, een blauwtje had laten
loopen?
Ik zou dien kerel vermoorden, mompelde
hij, maar ik kan niet gelooven dat het daar
om is.
Hij wist zeker, dat er niemand in Cornwall
was van wien Nancy hield; Jessie had hem
daaromtrent gerust gesteld. Ze had van Nancy
verteld, dat ze nooit flirtte maar had ze mis
schien iemand in Leeds ontmoet waarvan ze
hield?
Meer dan één jongeman had den laatsten
tijd enthousiast over haar gesproken. Hü wist
dat er een heel stel verliefd op haar was ge
raakt. Maar hij kon niemand bedenken, die
hem in de schaduw stelde en wien zou kunnen
gelukken wat hem niét gelukt was. Zijn tegen
stander was geen man het was de moreele
erfenis die haar vader haar had nagelaten!
Het sloeg middernacht toen hü de kamer
binnenkwam, waar het licht nog volop brandde.
Hij vroeg zich af of ze al zou zijn wegge
gaan. Toen hij de deur binnenkwam, vroeg
zijn vader hem: Ben jij het, Ben? Kom je
uit de garage?
Ja, ik kom er juist vandaan.
Is Dixon daar?
Neen.
Waar kan die vent toch zitten! riep
Elyah. Ik gaf hem order den wagen klaar te
houden om kwart voor twaalf.
Het hindert niet, Mr. Briggs, zei Nancy's
stem. Ik kan best naar huis loopen.
Om dit uur! Ik denk er niet aan. Weet je
zeker, dat Dixon er niet is, Ben?
Alles is donker in de garage.
Ik zal dien ellendigen kerel wel eens de
les lezen, zei Mr. Briggs kwaad. Ik heb
Nancy beloofd, dat hij haar met den wagen
zou thuis brengen.
Is dat alles? riep Een verheugd. Ik zal
miss Trevanion met plezier naar Laburnum
Cottage rüden.
Ja? dat is heel vriendelijk van u, ant
woordde Nancy.
Eenige minuten later haalde Ben zün auto
opnieuw uit de garage, en met Nancy aan zün
züde reed hij den weg op.
Ik zal het nog eens probeeren, dacht hü,
terwül hij den weg naar de stad insloeg.
HOOFDSTUK XIV
WAAROP BEN EN NANCY HUN HOOP
HADDEN GEVESTIGD
De mist was een beetje opgetrokken en
het rüden viel Ben veel gemakkelüker dan in
het begin van den avond.
Ben reed langzaam. De afstand tusschen
Woodroyd en Laburnum Cottage was niet
meer dan twee mijlen en hü wilde den rit zoo
lang mogelük rekken. Hü was nog nooit zoo
nerveus geweest; de avond van zün liefdesver
klaring was niets geweest hierbü vergeleken.
Nancy liet hem goed merken, dat de heer Ben
Briggs niets bijzonders voor haar beteekende
en hü voelde dat hü zonder haar niet kon le
ven, dat de heele wereld hopeloos en vervelend
was zonder haar.
Het is werkelük vriendelük van u, zei
Nancy kcel-beleefd. Ik meende het niet erg,
toen ik tegen uw vader zei dat ik het niet ver
velend vond om naar huis te loopen.
Dit was voor Ben een goede gelegenheid om
het gesprek te beginnen.
Het is heelemaal niet vriendelük, zei hü
heesch. Ik ben büj dat ik deze kans gekre
gen heb. Ik vind het niet prettig
Wat? Niet prettig om me thuis te bren
gen? Het is wel wat laat, dat moet ik toegeven.
Je weet wel dat het daarom niet is, ant
woordde Ben. Ik zou niet willen, dat je al
leen zoo laat op straat moest loopen. Ik vind
het niet prettig, te weten dat Je de kantoren
afloopt om werk te zoeken, alsof je een handels
reiziger was.
Dat zal ik nooit meer behoeven te doen,
zei Nancy.
Is er (Tan iets büzonders gebeurd?
Ja. Ik heb een baantje aangenomen.
Er volgde een stilte op deze woorden.
Dan moet ik je zeker wel geluk wenschen,
begon hü-
Natuurlük!
Maar ik vind het afschuwelük, dat je een
betrekking hebt aangenomen.
(Wordt vervolgd).