Macht van den reclame-truc ÏKet vetfiaal van den dag et Erfdeel UW BOEKENKAST ZEGT WIE GIJ ZiJT BAD NAUHEIMK"ïï« DÏa°t,S: ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN ROBINSONschoenen zijn Uw beste vrienden MAANDAG 1 MEI MALLE GEVALLEN Zorg baart vernuft Een flinke vrouwelijke minister Een „overeenkomst" De kolenvoorraad in de wereld Vliegende president Holland in Hongarije Herinneringen aan de Fransche revolutie Vermaak in Andorra De strijd in Noard-China Wat voor ons Nederlanders belachelijk lijkt, heeft elders succes AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Uit het Engelsch van Joseph Hocking Wie een kroniek zou willen schrijven over de verschillende manieren van reclame maken, zoowel voor handelsartikelen als voor..., personen (waaronder de re clame voor zichzelf, niet te vergeten) zou een paar nummers van een cou rant noodig hebben. Het verschijnsel „re clame" zooals dat in den modernen vorm tot ons spreekt, neemt bezit van de straat, de courant, het tijdschrift en de brievenbus. De reclame is zelfs in staat een bepaalde industrie te vervor men tot een aanloop naar het verkrijgen van een of ander begeerd artikel, dat niets met bedoelde industrie te maken heeft. Zoo zuchten b.v. de sigarettenfabrikanten sinds jaren onder den last der cadeaux, die den verkoop van sigaretten moet bevorderen. Wie ooit een blik heeft gesla gen achter de schermen der cigaretten- industrie, heeft daar tot zijn verbazing kunnen zien, dat een fabrikant wiens beroep het is si garetten te vervaardigen en deze aan den man te brengen, in den tegenwoordigen tijd meer uren per dag besteedt aan het uitzoeken en be- heeren van zijn cadeaux dan aan de fabricatie van zijn artikel. Er zijn mannen, die een be paald merk rooken om keukengerei voor hun vrouw te kunnen verdienen of een snoezig klok je, of een fiets voor den oudsten en een vlie genden Hollander voor den jongsten zoon. Men wascht zich met een bepaalde zeep, omdat het verbruik daarvan kans biedt op een armband of een taschje voor 't meisje, op een polshorloge of een doos bonbons. Men eet een bepaalde soort bonbons, omdat men daarbij een doos zeep cadeau krijgt en men koopt een bepaald merk koffie om een doosje napolitains toe te kunnen krijgen. Dit alles is reclame en als u 't mij vraagt, geloof ik, dat alle fabrikanten liever vandaag dan morgen een eind aan deze situatie willen maken, want zij zullen toch liever in hun eigen vak zeep of sigaretten willen maken en ver- koopen dan in een vreemd vak te moeten uit- puzzelen waar zij het goedkoopst terecht kunnen voor horloges, lepels en vorken en kinderspeel goed. Maar zij kunnen niet! Zij zitten eraan vast, zoolang er één op de honderd is, die het cadeau-stelsel blijft huldigen en daarmee een voorsprong heeft op de anderen. Iedere nieuwe reclame-zet kweekt volgelingen en maakt de oorspronkelijkheid tot den meest begeerden truc. Als men eenmaal het succes van „toch voordeeliger" heeft geconstateerd, dan laat men in snelle opeenvolging deze leuzen los: „toch beter", „toch goedkooper" enz. Wie „even tijd" heeft gehad voor een bepaalde si garet, kan hoogstens een maand later ergens lezen, dat hij, wil hij voor een goed rooker door gaan, „den heelen dag" een ander merk zal moeten rooken. En zoo kan men blijven rede neeren en eindeloos glossen maken op het reclame-wezen, waarbij men b.v. op het terrein van de film de vermakelijkheid ten top zou kun nen voeren. Maar nu de persoonlijke reclame, de reclame die sommige menschen voor zichzelf maken. Men heeft de reclame van den man, die zijn naam zooveel mogelijk in de krant wil hebben, de reclame van hen die lijstaanvoerders zijn bij de verkiezingen en die dus in ontelbare hoeveel heden in woord en beeld tegen reclamezuilen en op het straatasphalt pronken enz. Al deze men schen worden echter door de reclame gedragen krachtens een bepaalde functie, een bepaalde bekwaamheid of beteekenis en hun persoon neemt slechts indirect aan deze reclame deel. Heel anders staat het met lieden, die niets zijn en niets kunnen en toch hun naam bekend willen zien. In de geschiedenis zijn deze namen talrijk, maar ook in onzen tijd kennen we voor beelden. Zoo is daar b.v. eene Duitsche dame, Rosa Meller, een journaliste, die het vorige jaar naam maakte door het publiek te willen wijs maken, dat zij in haar werkkamer overvallen was. In de oudheid was er eens een jongeling in Athene, die op één dag en met één slag be roemd werd. Het was in den werkelijken zin een slag, die hem bekend maakte n.l. de slag, dien hij op straat toebracht aan het gelaat van het toenmalige staatshoofd. Een goedkoope ma nier, zal men zeggen en wij zouden het zelfs géén manier willen noemen. Maar bekend was hij in een enkelen dag. Jaren geleden woonde in Duitschland de schrijver Stieglitz, wiens revolutionnaire werken weinig succes hadden. Zijn vrouw nam zich voor den naam van haar man beroemd te maken en pleegde zelfmoord door zich een dolk in het hart te steken. Het succes was nihil. Iedereen be greep den treurigen „truc" en zij stierf roemloos en wanhopig. Ook de zonderlinge gedragingen van den be roemden Italiaanschen dichter d'Annunzio heeft men geruimen tijd als reclame gezien, vooral toen hij de verklaring publiceerde, dat hU in een vizioen ervaren had, dat hij nog slechts een korten tijd op aarde zou verblijven. Sindsdien trok hij zich in alle eenzaamheid terug en nu reuter. Spec. v. In wend. ziekten. Pr. In overeenst. met tijdsomst. verlaagd. nog leeft hij als een geheimzinnig vorst op zijn wonderlijk kasteel. Enkele dagen geleden tracht te zelfs een bericht in de kranten te sluipen, als zou de dichter overleden zijn, een bericht, dat nog denzelfden dag werd tegengesproken. Een nogal onsmakelijke reclame was die van den schilder Diefenbach, die met enkele leerlin gen in monnikspijen gehuld op een wagentje door Weenen en Miinchen rondreden om de aandacht te trekken. Een collega van hem schil derde zijn huis knalrood, verscheen aan het ven ster op de eerste verdieping in een zuinige klee ding en sprak de menigte van nieuwsgierigen toe, waarbij hij het voornemen te kennen gaf, dat hij uitliefdesverdriet en uit melancholie uit het raam zou springen. Het gevolg was, dat een aantal menschen het huis binnendrong en hem van zijn dwaze voornemen afhielpen door een reeks van zijn schilderijen te verkoopen. Een Parijsch schilder, Murgot genaamd, liet op een tentoonstelling een zelfportret ophangen, waarop hij een gemaskerde dame een dolk in het hart stootte. Het bestuur der tentoonstelling kwam er aan te pas en verbood het schilderij, maar het gevolg was, dat een legertje op sen satie beluste dames naar het atelier van den schilder stroomde om het doek te zien en om hun portret te laten schilderen. Murgot was in minder dan geen tijd een beroemd en schatrijk man. Aan het hoofd der reclame-ziekte staat in- tusschen Amerika. Zoo trok in de straten van Chicago een groep luidruchtige jongelui rond, die plotseling aan 't vechten sloegen, waarna een hunner op de straat neerviel. De politie ver scheen en droeg den doode weg. Midden op de straat werd hij echter weer levend en ging rechtovereind op de baar zitten, terwijl hij het lachend publiek uit zijn jongste boek voorlas. De ingenieuze schrijver werd onmiddellijk ge- engageerd bij een groot dagblad. Voor ons Nederlanders, die niet zoo gemak kelijk onder den indruk komen van dergelijke min of meer lugubere en smakelooze grappen, klinken deze verhalen een beetje onaannemelijk, maar als we even bedenken, welke onzinnig heden niet verzonnen worden door de reclame agenten der filmsterren, dan behoeven we alle bovengenoemde trucs niet onmogelijk te achten. Intusschen, in ons nuchter land zouden deze grapjassen al heel weinig succes hebben. Stel u eens voor, dat een jeugdig Nederlandsch ro manschrijver reclame voor zijn boek zou willen maken door zich op een doodsbaar naar den Dam te laten brengen en daar een hoofdstuk uit zijn boek voor te lezen aan het opdringend publiek. Hij zou er geen boek méér om ver koopen, maar hij zou met Amsterdamschen hoon overladen worden en met een proces-ver baal naai huis gaan.... De vrouwelijke minister van Arbeid in de nieuwe regeering der Ver. Staten, miss Prances Perkins, heeft sedert zij in functie trad, niet minder dan 2000 voorstellen ontvangen van burgers, die meenden het middel gevonden te hebben om het land uit de huidige depressie te helpen. In een interview met Reuter .verklaarde minister Perkins, dat zij het een belangwek kend feit vond, dat de burgers zich zoo sterk bezighielden met de middelen tot verbetering van den toestand. Enkele van de voorstellen die zij ontvangen heeft zijn zeer drastisch, doch in sommige zit wel iets goeds. Als haar eigen meening gaf zij te kennen dat er op groote schaal openbare wer ken moesten worden uitgevoerd, waartoe binnen enkele maanden 2 A 3 billioen dollar ter be schikking zal worden gesteld. Met dit geld zullen geen monumentale wer ken worden uitgevoerd, doch alleen werken die een verhooging van den levensstandaard ten gevolge hebben. Zoo zullen nieuwe wegen, rio- leeringswerken, telefoon- en electrische licht lijnen naar de kleinere dorpen worden aange legd. Bovendien zullen goedkoope huizen met badkamers worden gebouwd. De minister is van meening dat hierdoor niet alleen de werkloosheid belangrijk zal afnemen, doch dat tevens de algemeene toestand zal ver beteren. De revolver-helden van twee groepen Mace donische revolutionnairen hebben besloten So fia te verdeelen na een lange bloedige ven- dette. De beide groepen zijn de volgelingen van Ivan Mihaloff, ook wel de „ongekroonde ko ning van Macedonië" genoemd, en de volge lingen van Protogueroff. Deze overeenkomst is gesloten, opdat beide R.K. BOEKH. EN UITG. VER. SINT JAN Freddy Vrijdag was zeer tevreden over zichzelf, toen hij een houten bank had gemaakt voor Ivy en de kinderen, zoodat ze er op zitten kon den, als ze aan het strand kwamen. „Zij is natuurlijk wel niet zoo com fortable als een leunstoel," zei de zee man, „maar zij houdt het langer uit." „Het is prachtig, hoor," verklaarde Ivy, „we komen morgen met onze boe ken, daar kun je zeker van zijn." JACK» Den volgenden dag dacht Ivy aan fle nieuwe bank aan zee. „Kom, Robbie en Topsy, laten we naar het strand gaan en op Freddy Vrijdag's bank zitten." Doch toen ze bij de bank kwamen, schrok Ivy erg. De heete zon had Freddy's bank doen krimpen en de bank was geheel uit haar model. „Oh, kijk eens," riep Ivy. „Jij kan er op gaan zitten, als je wil," zei Robbie, „maar ik ga op het strand zitten." (Morgenavond vervolg.) groepen een plaats hebben, waar zij rustig kunnen loopen, zonder gevaar doodgeschoten te worden, want als aanhangers van beide groepen elkaar ontmoeten is schieten onver mijdelijk. Hoewel het dragen van vuurwapens is ver boden, hebben honderden een geladen revolver of pistool in den zak, veelal de gevaarlijke „Parabellums". Het jongste vuurgevecht heeft in een van de drukste straten van Sofia plaats gehad. Alle gewapenden schoten naar hartelust, ter wijl de „rustige burgers" verschrikt wegvlucht ten of zich plat voorover op den grond wier pen. De kolenvoorraad van Engeland is volgens nieuwe onderzoekingen in 900 jaar, de Duitsche in 1400 jaar, de Amerikaansche pas na onge veer 2000 jaar uitgeput. Roosevelt zal de eerste „vliegende president" der Vereenigde Staten worden. Reuter verneemt uit militaire luchtvaartkrin gen, dat een groot drie-motorig vliegtuig op het oogenblik wordt verbouwd en uitgerust voor het persoonlijk gebruik van den president. Dat vliegtuig zal plaats bieden aan zeven personen, waaronder twee piloten en er zal een speciale afdeeling voor het personeel in zijn, alsmede een bergplaats voor kleeding- stukken, terwijl het tevens voorzien zal zijn van een draadlooze ontvang -en zend-installa- tie, zoodat de president ook gedurende zijn vliegtochten in onafgebroken verbinding kan b1 ij ven met zijn ambtenaren. Dé motoren hebben reeds proefgedraaid, zoo dat het vliegtuig spoedig in gebruik zal kun nen worden genomen. In het Nationaal Theater van Boedapest heeft de eerste opvoering plaats gehad van het blijspel „Het meisje uit den vreemde", van Mar- jay en Somogyi, dat een groot succes is ge worden. Het stuk behandelt een liefdes-geschiedenis van een jong Hongaarsch meisje, dat in de na- oorlogsjaren als leidster met een kindertrein naar Nederland komt. De Hongaarsche pers roemt het stuk vooral om den voortreffelijk uitgebeelden Holland- schen geest, die eruit spreekt. De Hollandsche familiekring, zegt een blad, is a.h.w. overgenomen uit een roman van de Nederlandsche schrijfster Jo van Ammers- Kueller en de opofferende goedheid der Hol landers, vrij van alle egoïsme, komt in het stuk duidelijk tot uitdrukking. (Ingezonden Mededeeling) Op een verkooping te Parijs is het boekje, waarin de kamerdienaar van Bodewijk XVI, Clary, de waschlijstjes van den koning bijhield, gedurende diens gevangenisschap in de Temple, verkocht voor 3900 francs. Het boekje bevat ook het waschgoed van de koningin en er blijkt wel uit, hoezeer de linnenkast van de gevangene Marie Antoinette was afgenomen. Een brief, welke door de zuster van den ko ning, madame Royale, was geschreven aan me vrouw Procquet de Chanterenne, bracht 4350 francs op. Ook andere souvenirs aan de Fransche re volutie brachten goede prijzen op. Zoo werd een geborduurd vest van Marat verkocht voor 2550 francs. Een driekleurig vest van Robes pierre, dat de woorden „Leef vrij of sterf; de Natie; Wet'' draagt, ging voor 6000 francs weg. Een rood-wit-blauwe sjerp van Camille Des- moulin kostte 3600 francs en een paar hand schoenen, beschilderd met een vrouwenhoofd, de „Revolutie" symboliseerend, bracht 3200 fr. op. Een Fransch-Spaansch syndicaat heeft een huurcontract van 75 jaar verworven op een stuk grond in Andorra, teneinde aldaar een groot Casino, hotels, golf-links en tennisvelden aan te leggen, waarmde de kleine republiek een centrum van vermaak en spel zou worden. Aan een tweede syndicaat zou concessie ver leend zijn zijn, voor de ontwikkeling der uitge strekte hydro-electrische hulpbronnen van het land. Pogingen om van Andorra een centrum van Internationaal verkeer te maken en het buiten- landsch initiatief aan te wakkeren, stuitten tot dusver steeds op het verzet van den bisschop van Urgel, welk verzet thans, na de „onbloe dige revolutie" der jongeren op 14 April jj. zijn kracht verloren heeft. Hij was nog de eenige op het hotelterras. Achterover leunend staarde hij weg over den roezigen boulevard naar de zee, dien avond een roerlooze, glinsterende spiegel. Zóó rustig, bijkans zóó bedachtzaam had hij ze in al die weken niet gezien. Er was ternauwernood eenige beweging te bespeuren. Enkel op het strand braken met lange, regelmatige tusschen- poozen de kleine, lage golven, een deinend, wie gend spel. Maar toch, ondanks deze rust en stilte, was boven het jachtend, krijschend ru moer der straat haar stem merkbaar, ruischend en eentonig, een bedwelmend zingen. Langzaam dwaalde zijn blik weg van deze eindelooze onbewogenheid, bleef rusten op het gekrioel van menschen eh auto's onder hem en hij bedacht met een plotseling stijgenden wee moed dat dit zijn laatste avond zou zijn; mór gen zou zijn werk hem weer opeischen, hefti ger, intenser dan ooit tevoren. En.... dat dit de laatste avond zou zijn met May. Zij hadden elkander ontmoet gedurende de eerste week van zijn verblijf in deze badplaats, en logeerden in hetzelfde hotel, zij met haar vader, een eenzelvig oud man, hij alleen om te rusten van de vermoeienis en de beslommerin gen, die het vergane jaar hem hadden gebracht. Aan tafel waren zij tegenover elkaar geplaatst. Al dadelijk werd hij getroffen door een koele, welhaast afwerende uitdrukking, die rond haar mond zich had vastgezet, en die zij, menigmaal tevergeefs, trachtte te verbergen. Toen zij op stond, had hij haar onwillekeurig nagekeken, getroffen door haar hooge, slanke en trotsche gestalte naast den gebogen, kleinen grijsaard, die haar vader was. Twee avonden later waren zij met elkaar in aanraking gekomen, dank zij een wederzijdschen vriend. Sindsdien ging er geen dag voorbij, of zij spraken elkander en langzamerhand gedurende deze luttele weken was tusschen hen beiden een vertrouwdheid, een genegenheid gegroeid, welke hij, dat wist hij onherroepelijk, slechts noode kon missen. Ook hij was voor haar méér dan een gewoon vriend geworden. Hij bemerkte het somtijds aan den toon, waarop zij schijnbaar onbeduidende din gen wist te zeggen. Haar stem kon dan een don keren klank hebben, die na-sidderde in zijn hart en in het gebaar, waarmede zij af en toe op hun wandelingen zijn arm kon nemen, een gebaar, dat hem door de eenvoudigheid, door de sim pelheid bijna als een in-bezit-nemen voorkwam, voelde hij den angst om deze nieuwe genegen heid te moeten verliezen. Ze moest veel ge leden hebben, May.En nu was het de laat ste avond. Dienzelfden morgen had hij van zijn mede directeur een telegram ontvangen, dat onmid dellijke overkomst noodzakelijk maakte. Dade lijk had hij het aan May laten lezen. Zij had hem even aangezien met haar wonderlijke, grijze oogen, dan had zij het hem zwijgend terugge geven. Toen zij opstond van de ontbijttafel was„Dus onze laatste avond" alles geweest, wat zij zei- de. Maar in deze wéinige woorden had zij zich verraden. 's Middags had hij haar niet gezien. Hij wist, dat zij met haar vader een autorit maakte en deze tijd had hem eindeloos lang geleken. Ook aan het diner bleven haar plaats en die van haar vader onbezet. En bijna angstig, onrustig als een jongen, had hij zich afgevraagd, of hij haar werkelijk nog wel spreken zou. Langzamerhand had het terras zich gevuld. Bijna alle plaatsen waren bezet. Uit het hotel klonk de zachte, vleiende muziek van het or kestje. Rondom hem gonsde het geluid van pra tende, lachende menschen. Een vreemde onrust was over hem gekomen. Zou hij May nog zien? Het was al negen uur; gewoonlijk kwam zij eerder.... maar ze zei toch: onze laatste avond. Even herhaalde hij de woorden: onzelaat steavondónze. Hij koesterde ze in zijn gedachten als een kostbaren schat. Mijmerend staarde hij weer over het water. Morgen zat hij weer op zijn bureau, kon hij de afgunstige praatjes van Demmink, zijn collega, weer aan- hooren. Demmink, die altijd op alles en iedereen wat had aan te merkenkon hij weer luis teren naar het gezanik vtm het personeel, hun tallooze, kleine grieven en in de gejaagdheid van zijn bestaan zou deze zomerdroom wellicht spoedig teloor gaan. „Ik ben laat!" Met een ruk sprong hij op. May stond achter hem; ze reikte hem haar hand; een koele, smalle hand. Dan zette zii zich naast hem. „We kregen onderweg panne, dat nam eeni- gen tijd." Even bleef het stil tusschen hen beiden. Hij wist, dat hij ny niet over de gewone, dage- lijksche dingen kon spreken. En wat dan? Al tijd had hij alleen geleefd en een 'schroom weer hield hem nu om te spreken over datgene, wat tusschen May en hem nog nooit was uitgespro ken. Van terzijde keek hij haar aan. Haar ge laat was zoo rustig en in deze rust zoo verheven, IMIIMatlMMIIII» dat zij hem tegen den beweeglijken, kleurigen achtergrond van pratende, gebarende menschen bijna als iets onwezenlijks voorkwam. Haar han den lagen in haar schoot stil en onbeweeglijk, enkel de schuchtere avondwind speelde door de weelde van haar vol en donker haar. Over de oogen daalden de lange wimpers, alsof zij het geheim, dat daarachter brandde, wilden verber gen voor deze wereld. Maar achter deze rust, achter dit schijnbaar in-zich-zelf-besloten zijn wist hij warm en levend den klop van het bloed. „Zullen we wat wandelen?" „Goed," stemde zij toe en sloeg de glanzende, wijde avondcape om zich heen. Achter haar aan I tt, t schrijdend zag H-Cl gClXlK hij, hoe zij aller f blikken tot zich Cult kOMlt i trok. Haar gang I was trotsch, maar lenig, alsof in iederen tred haar veerkracht zich ternauwernood wist te verbergen. Dan liepen zij langs het water. Er was hier geen geluid, enkel de nabije zee, monotoon. Hij voelde, hoe een beklemming in hem rees, alsof een vreemde hand zijn keel dichtschroefde en tegelijkertijd wist hü, dat hij niet maar zonder meer van haar kon weggaan. Hij nam haar arm en met de vertrouwdheid van dit gebaar, den zachten druk van haar arm tegen den zijnen, was het alsof hij wederom zijn woorden terug vond en alle andere zaken vermijdend, begon hü dadelük over datgene, waarvan hü wist, dat het hun beiden het diepst aanging. „Kijk" zei hij, „als ik hier zoo met jóu loop, May, dan zou ik me kunnen indenken, dat het wel altijd zoo geweest is en dat het ook geen einde behoeft te nemen. Met deze gedachte ben ik de laatste weken geheel vertrouwd geraakt. Ik heb dikwijls bij mezelf gedacht: vroeger, lang geleden, moet je haar al eens ontmoet hebben. Ik geloof, dat jü mij en ik jou volkomen aanvul en deze weinige weken hier zün me heel lief geworden; je hebt me geholpen tot rust te ko men en ik kan nü weer beginnen. Natuurlük, ik zou je willen vragen of hier werkelük geen einde aan behoeft te komen. Maar zie je, May, ik heb altijd lang gewikt en overwogen voor ik tot een besluit kon komen.... en tenslotte: wat weten jü en ik van elkaar?" Even hield hü op. Hij voelde, dat de banaliteit van deze laatste woorden misplaatst was; ter sluiks keek hij naar haar, maar niets op haar gelaat verried haar gedachten. Dan ging hü verder: „Ik had dat laatste niet moeten zeggen, na tuurlük niet; wü weten misschien meer van elkaar dan vele anderen, die jarenlang naast elkaar leven. Maar ik ben zoo bang, May, dat Als we bij elkaar bleven, de droom verloren zou gaan. Als ik nu morgen weg ben, zal ik altüd moeten terugdenken aan deze weken met jou. Ze behooren tot het beste van mün leven en in het andere geval: je zou me mee maken in mijn werk, humeurig dikwüls, bezet door alle mogelqke en onmogelijke zaken en al heel gauw zou de droom uit ons leven verdwünen. Er zou, onmerkbaar eerst, een lichte verwijdering tus schen ons ontstaan, we zouden naast elkaar leven en het zou misschien ondraaglijk worden." Hü zweeg en hij wist, dat alle woorden die hü gesproken had, nutteloos en overbodig waren geweest. Hü voelde hoe hü er den angst voor het geluk mee trachtte te maskeeren. Zoo was het altüd in zün leven geweest. Hü was bang het geluk, wanneer het binnen zün bereik lag, te grüpen. En met praten, met redeneeren had hü het probeeren te verklaren. Maar hier hielp het niet. Naast zich hoorde hü een zachten lach. Ver wonderd keek hü naar haar en in hetzelfde oogenblik voelde hij haar arm rond zün hals en haar mond, haar zachten mond op zün lippen. „Jongen, wat praat je veel!" was haar eenig antwoord, en met deze simpele woorden ver dwenen al zün bezwaren en wrist hü eindelük, dat er somtijds oogenblikken in een leven zijn, dat het geluk zélf de handen uitstrekt en néémt, wat zich niet wil geven. PEKING, 1 Mei. (Eigen bericht). De Chi- neesche troepen zijn erin geslaagd na zeer zware gevechten twee steden in Noord-China op de Japanners te heroveren. Om het bezit van een derde stad wordt nog gevochten. De Chineezen hebben ongeveer 5 KM. ten zuiden der Japansche linies aanzienlüke versterkingen aangelegd en willen den grootsten tegenstand bieden. (United Press). SIMPLEX RIJWIELEN loopen licht, zijn absoluut betrouwbaar. Prijzen vanaf f. 49.50 SIMPLEX MOTORRIJWIELEN PK. f. 199.50 SIMPLEX MOTORRIJWIELEN 3 PK. f. 265 SIMPLEX DRIEWIELERSf.139.— SIMPLEX DRIEWIELERS met motor f.325.— i II I op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f 9/J/lj) bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor ^7Cfk bij een ongeval met OCfk bij verlies van een hand IOC oij verlies van een f Cfk bij een breukvan f J/J b(j verlies van 'n AllC dOOTlHC S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen O UU verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen t ul/t" doodelijken afloop# een voet of een oog# J. duim of wijsvinger «/(/«"been of arm Tif«" anderen vinger 29 Meer. Maar zü heeft haar vaders aantee- keningen en de beste preparaten van Leeds. Als ik die papieren maar in handen kon krü- gen! Waarom zou dat niet kunnen? vroeg Ben. Wat bedoelt u daarmee? vroeg de man achterdochtig. Waarom kun je miss Judson je diensten niet aanbieden? Ze kent je immers van jaren geleden? Hieraan had de man blijkbaar niet gedacht. Hij keek zwügend in het vuur en zei toen voor zich heen: Inderdaad, waarom zou dat niet kunnen? Luister, zei Ben, terwül hü opstond, zooals ik je heb gezegd ben ik er niet van over tuigd, dat je eerlük tegenover mü hebt gehan deld, het heeft me veel moeite gekost je tegen een vervolging te beschermen. Waarom zou jü' niet kunnen wat Mary Judson kan? eindigde HÜ veelbeteekenend. De man antwoordde niet, hü bleef in t vuur staren. Ik zal je een voorstel doen, begon Ben op nieuw. Ik zal je een goede som betalen en dan zullen we het oude contract voortzetten. En als het mü niet lukt? zei de man. Ik houd niet van dreigen, was Ben's ant woord. Maar ik kan niet hebben, dat iemand mü beduvelt. Je begrijpt me, nietwaar? Tot ziens dan. Ben ging terug naar Woodroyd. Hü besefte dat al zün vorige plannen bü dit nieuwe in het niet zonken. Voor Nancy's onderhoud met zün vader vreesde hü niet: dat stond natuurlük in verband met John Shawcross' aanbod. Hü kende Shawcross en wist, dat hü op kleine schaal cretonnes en andere gekleurde stoffen fabriceerde. Waarschünlijk wilde hij Nancy's teekeningen gebruiken. Maar dat maakte hem niet ongerust. Hij wist dat Nancy op deze ma nier haar ideaal nooit zou verwezenlüken. Er was geen ontwerper in Leeds, die meer dan een paar honderd pond per jaar verdiende, en er was geen sprake van dat ze ooit tien duizend pond zou overhouden op die manier. Maar synthetische rubber was iets anders. Als Mary Judson met behulp van haar vaders formule erin zou slagen het te vervaardigen, waren er millioenen mee te verdienen. Hü reed langzaam door de verlaten straten. Zijn eenige hoop om Nancy te winnen was ge grond op haar niet-slagen. Als ze de tiendui zend pond zonder zün hulp zou kunnen krij gen, was alle kans verloren. En als ze geen succes zou hebben zou ze bü hem terugkomen uit liefde voor het oude tehuis. Maar zün gevoel van eigenwaarde was toch geschokt. Hij begreep nog altijd niet waarom Nancy niet op hem verliefd was. Was hü niet de getapste jongen uit heel Leeds? Was hü niet de beste partü uit de heele stad? Als Mary Judson het geheim ontdekt liad zou Nancy heelemaal onafhankelijk worden. Hij dacht aan hetgeen Sarah Ellen hem had ver teld Mary Judson had Nancy beloofd het oude tehuis terug te lioopen als haar plannen luk ten. Mary bezat haar vaders aanteekeningen en waarom zou de dochter niet volbrengen wat de vader was begonnen? Hü bedacht nog iets anders. Mary Judson had Nancy meegenomen naar het laboiatorium en haar in alles ingewüd. Was het niet moge- lük dat ze haar als asistente zou gebruiken? Zün zuster Jessie had dikwüls over Nancy's voorliefde voor scheikunde gesproken en ver teld, dat de professor in Cambridge haar als een veelbelovende leerlinge beschouwde. Zou den die twee niet de kleinigheid ontdekken, waarover Langham gesproken had? Toen Ben Woodroyd had bereikt, was hü in een wanhopige stemming. Hü zwoer dat hij iedere hinderpaal uit den weg zou ruimen. Hij was verschrikkelijk jaloersch, niet op een an deren man, want die was nog niet in het spel, maar op de synthetische rubber en op het ge vaar dat daarvan voor hem te duchten was. Neen, hü zou zich door niets laten tegen houden hij zou zelfs zoo ver gaan, dat hü een nieuwe gedachte schoot plotseling door zün geest. Was het mogelijk, dat Nancy op een ander verliefd was? Was dat de reden waarom ze hem, Ben Briggs, een blauwtje had laten loopen? Ik zou dien kerel vermoorden, mompelde hij, maar ik kan niet gelooven dat het daar om is. Hij wist zeker, dat er niemand in Cornwall was van wien Nancy hield; Jessie had hem daaromtrent gerust gesteld. Ze had van Nancy verteld, dat ze nooit flirtte maar had ze mis schien iemand in Leeds ontmoet waarvan ze hield? Meer dan één jongeman had den laatsten tijd enthousiast over haar gesproken. Hü wist dat er een heel stel verliefd op haar was ge raakt. Maar hij kon niemand bedenken, die hem in de schaduw stelde en wien zou kunnen gelukken wat hem niét gelukt was. Zijn tegen stander was geen man het was de moreele erfenis die haar vader haar had nagelaten! Het sloeg middernacht toen hü de kamer binnenkwam, waar het licht nog volop brandde. Hij vroeg zich af of ze al zou zijn wegge gaan. Toen hij de deur binnenkwam, vroeg zijn vader hem: Ben jij het, Ben? Kom je uit de garage? Ja, ik kom er juist vandaan. Is Dixon daar? Neen. Waar kan die vent toch zitten! riep Elyah. Ik gaf hem order den wagen klaar te houden om kwart voor twaalf. Het hindert niet, Mr. Briggs, zei Nancy's stem. Ik kan best naar huis loopen. Om dit uur! Ik denk er niet aan. Weet je zeker, dat Dixon er niet is, Ben? Alles is donker in de garage. Ik zal dien ellendigen kerel wel eens de les lezen, zei Mr. Briggs kwaad. Ik heb Nancy beloofd, dat hij haar met den wagen zou thuis brengen. Is dat alles? riep Een verheugd. Ik zal miss Trevanion met plezier naar Laburnum Cottage rüden. Ja? dat is heel vriendelijk van u, ant woordde Nancy. Eenige minuten later haalde Ben zün auto opnieuw uit de garage, en met Nancy aan zün züde reed hij den weg op. Ik zal het nog eens probeeren, dacht hü, terwül hij den weg naar de stad insloeg. HOOFDSTUK XIV WAAROP BEN EN NANCY HUN HOOP HADDEN GEVESTIGD De mist was een beetje opgetrokken en het rüden viel Ben veel gemakkelüker dan in het begin van den avond. Ben reed langzaam. De afstand tusschen Woodroyd en Laburnum Cottage was niet meer dan twee mijlen en hü wilde den rit zoo lang mogelük rekken. Hü was nog nooit zoo nerveus geweest; de avond van zün liefdesver klaring was niets geweest hierbü vergeleken. Nancy liet hem goed merken, dat de heer Ben Briggs niets bijzonders voor haar beteekende en hü voelde dat hü zonder haar niet kon le ven, dat de heele wereld hopeloos en vervelend was zonder haar. Het is werkelük vriendelük van u, zei Nancy kcel-beleefd. Ik meende het niet erg, toen ik tegen uw vader zei dat ik het niet ver velend vond om naar huis te loopen. Dit was voor Ben een goede gelegenheid om het gesprek te beginnen. Het is heelemaal niet vriendelük, zei hü heesch. Ik ben büj dat ik deze kans gekre gen heb. Ik vind het niet prettig Wat? Niet prettig om me thuis te bren gen? Het is wel wat laat, dat moet ik toegeven. Je weet wel dat het daarom niet is, ant woordde Ben. Ik zou niet willen, dat je al leen zoo laat op straat moest loopen. Ik vind het niet prettig, te weten dat Je de kantoren afloopt om werk te zoeken, alsof je een handels reiziger was. Dat zal ik nooit meer behoeven te doen, zei Nancy. Is er (Tan iets büzonders gebeurd? Ja. Ik heb een baantje aangenomen. Er volgde een stilte op deze woorden. Dan moet ik je zeker wel geluk wenschen, begon hü- Natuurlük! Maar ik vind het afschuwelük, dat je een betrekking hebt aangenomen. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 11