De dood van keizer Napoleon THE MANCHESTER GUARDIAN COMMERCIAL Md vM&aal van den dag et Erfdeel COTTON: FLAX: WOOL ARTIFICIAL SILK INDUSTRIES ZIJN LAATSTE DAGEN OP ST. HELENA ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN Als U toch schoenen koopt, vraag dan ROBINSON VRIJDAG 5 MEI „De buitenlandsche politiek zal in Frankrijk nog langen tijd ge wichtiger zijn dan de binnenlandsche" Verbittering over de En- gelsche behandeling ALLE LEDEMATEN VERSTIJFD Door verwaarloosde rheumatiek WATCH THE PROGRESS I OF THE BRITISH and through the columns of An annual subscription of 18 shillings, sent to the Publisher, "MANCHESTER GUARDIAN COMMERCIAL", Guardian Buil ding, Manchester, England, will bring the paper to you every Saturday morning. Write for a specimen copy, free of charge. Boeddah Ooievaars AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Joseph Hocking Men kan gerust zeggen, dat er geen twee de sterveling in de Europeesche geschie denis verscheen, op wiens fantastische leven zóó het gezegde van toepassing is, dat de mensch wikt en God beschikt. Alles wat men- schelijke fantasie kan bedenken wordt door de werkelijkheid van Napoleons lotgevallen met dubbele lengte geslagen. Een wieg en een doods bed in de nederigste omstandigheden, daartus- schen een leven tot barstens gevuld met de felste emoties. Meer dan een eeuw reeds is Napoleon van het wereldtooneel verdwenen, hij houdt niet op de verbeelding te boeien van kunst- en we tenschapbeoefenaar. De cineast onzer dagen brengt Napoleon, en alsof hij pas in 1921 en niet in 1821 stierf, stroomen de scharen naar de fihn, om den legendarischen held van zoovele legendarische veldslagen, van zoovele legenda rische daden en hervormingen op het gebied van staatkunde, van politiek, van wetgeving, te bewonderen. En alles is toch zoo in en in werkelijk aan dezen reus onder de menschen geweest. Biographie op biographie verschijnt en altijd weer is het de klacht, zelfs bij de knapste standaardwerken, dat het niet de heele Napo leon is die wordt weergegeven. Een eeuw bracht nog niet genoeg weten- schappelijk-psychoiogische spankracht voort om werkelijk dè geschiedenis van dezen mensch te beschrijven. Hij stierf op den 5den Mei 1821. „In Moskou had ik moeten sterven. Tot op dat oogenblik is mijn roem niet verminderd. Had de hemel mij slechts in het Kremlin een kogel gezonden! Dan zou mijn dynastie thans regeeren, de geschiedenis zou mij op één lijn stellen met Alexander en Caesar, in plaats dat ik, zooals thans, zoo goed als niets ben." „Alles bij elkaar genomen: welk een ballade was mijn leven." „Wat ik ben en was, ik dank alles aan mijn moeder, zij heeft mij haar grondbeginselen ingeprent, vooral de gewoonte om te werken." „Ik wensch dat mijn asch zal rusten aan de oevers van de Seine, temidden van het Fran- sche volk, dat ik zoo heb liefgehad." „Ik sterf te vroeg, vermoord door de Engel- ache oligarchie en haar gehuurde moordenaars, het Engelsche volk zal mij wreken." „Mijn zoon mag er niet aan denken, mijn dood te wreken, hij moet er zijn voordeel mee doen. Hij moet met inspanning van alle krach ten ernaar streven door vrede te heerschen. Zoo hij enkel uit lust tot navolgen en zonder drin gende noodzaak, mijn oorlogen weder zou wil len beginnen, zou hij slechts mijn aap zijn. Mijn werk opnieuw te beginnen, zou beteekenen te veronderstellen, dat ik niets volbracht had. Men kan niet tweemaal in één eeuw hetzelfde doen. Ik was genoodzaakt Europa door de wa penen te bedwingen; heden ten dage moet men het overtuigen. Ik heb in Frankrijk en Europa nieuwe ideeën geplant, die niet meer uit te roeien zijn. Moge mijn zoon tot rijpheid bren gen, wat ik gezaaid heb." „Het is mogelijk, dat de Engelschen, om de herinnering aan hun vervolgingen uit te wis- schen, den terugkeer van mijn zoon naar Frankrijk begunstigen; maar om met Enge land in goede verstandhouding te leven moet men tot eiken prijs zijn handelsbelangen be vorderen. Deze noodzakelijkheid houdt twee dingen in: of Engeland bestrijden of met hem saam den wereldhandel deelen. Alleen 't tweede is heden ten dage mogelijk: de buitenlandsche politiek zal in Frankrijk nog langen tijd ge wichtiger zijn dan de binnenlandsche. Ik laat aan mijn zoon voldoende macht en sympathie na, om mijn werk uitsluitend met het wapen eener faire en verzoeningsgezinde diplomatie voort te zetten. Moge mijn zoon nooit door buitenlandschen invloed op den troon komen. Zijn doel mag niet zijn, enkel te heerschen, doch moet zijn, zich den lof van het nageslacht te verwerven. Moge hij, zoo spoedig hij kan, zich met mijn familie in verbinding stellen; mijn moeder is een vrouw van antiek karakter. Van alle naties is de Fransche het gemak kelijkste te regeeren, zoo men het niet ver keerd aanlegt; niets evenaart haar vermogen, om snel en gemakkelijk de dingen te begrijpen; zij onderscheidt onmiddellijk wie voor haar en wie tegen haar werkt; maar men moet ook jteeds haar zinnen aanspreken; als men dat niet doet, wordt haar onrustige geest wakker, zij begint te gisten, bruischt op." „Ik wensch dat hij allen partijgeest veracht; dat hij niets anders zal zien dan de massa; met uitzondering van hen, die het vaderland hebben verraden, moet hij het verleden van alle anderen vergeten, hij moet, waar hij talent en verdienste vindt, die beloonen." „Frankrijk is het land waar de voornaamste personen den geringsten invloed hebben; wie op hen vertrouwt, heeft op zand gebouwd. In Frankrijk zijn groote dingen slechts dan te volbrengen, wanneer men op de massa steunt." „Ik heb steun gezocht bij de massa zonder uitzonderingen te maken; ik heb het eerste voorbeeld gegeven eener regeering, die voor de belangen van allen opkwam. Wie de belangen eener natie scheidt, verwekt den burgeroorlog, men scheidt niet, wat naar zijn wezen onscheid baar is, men verminkt het. Ik hecht niet aan de constutltie. Doch de voornaamste grondslag moet algemeen kiesrecht zijn." „Mijn dictatuur was onvermijdelijk, het be wijs daarvoor is, dat men mij steeds meer macht aanbood, dan ik verlangde. Voor mijn zoon zal het niet zoo zijn; men zal hem de macht betwisten, hij moet alle verlangen naar vrijheid voorkomen. De taak van een souverein is niet alleen te heerschen, doch onderwijs, mo raal, welvaart, te bevorderen. Alles, wat niet deugdelijk is, is ook een slechte hulp." „Zoo ik in 1812 in Rusland overwinnaar ware geb'even, zou het probleem van een honderd jarigen vrede zijn opgelost, ik had den Gor- diaanschen knoop van den volkerenstrijd door gehakt." Dit zijn eenige zinnen uit Napoleons testa ment, dat op zich zelf alweer met het cachet van een genialen geest is gestempeld. Ieder weet dat Engeland aan „generaal Bonaparte een on waardig strenge en met voorbedachten rade on gezonde gevangenschap heeft opgelegd. In een draaglijk klimaat had iemand van zijn uithou dingsvermogen het hoogstwaarschijnlijk naar de verklaring van veel deskundigen, nog lange jaren kunnen uithouden. Fel is dan ook in zijn laatste levensdagen de verbittering over de Engelsche behandeling. Als eindelijk een En gelsche dokter toegang tot hem heeft gekregen, zegt Napoleon tegen Bertrand: „Kom hier. Bertrand, en vertaal voor dezen heer letterlijk, alles wat ik zeggen zal. Mijn dood is het gevolg van beleedigingen, de hand waardig, die zij mij toediende. Ik gaf mij over aan het Britsche volk, om aan zijn haard een onderkomen te vinden. In strijd met ieder volkenrecht sloeg men mij in boeien. Enge'and overreedde de vorsten, zoodat de wereld het ongehoorde schouwspel zag, dat vier groote mogendheden zich wierpen op één enkelen man. Hoe hebt gij mij op deze rots behandeld! Zoo onwaardig was iets niet, of gij hebt getracht mij er mee te krenken! Met koude berekening hebt gij mij langzaam vermoord! De onwaardige gouverneur was de beulsknecht uwer ministers! Ik eindig, zooals de fiere republiek Venetië! Ik vermaak de schande van mijn dood aan de regeerende koninklijke familie van Engeland." lederen Zondag laat Napoleon de Mis lezen, die hij dan zelf eerbiedig bijwoont. Hij weet dat zijn einde nadert, hij vraagt dan den Corsi- kaanschen priester: „Weet u, wat een chapelle ardente is? Hebt u er reeds een bediend? Niet? Nu, dan zult u de mijne bedienen!" Allerlei bijzonderheden regelt hij dan zelf. In den aanvang van zijn testament verklaart hij uitdrukkelijk te behooren tot den Roomsch- Katholieken godsdienst. „Na mijn dood moet u het altaar bij mijn bed zetten en de mis bedienen met alle daarbij behoorende ceremoniën, totdat ik onder de aarde zit." Lang blijft de keizer met den geestelijke alleen hij maakt zich reisvaardig voor zijn laatsten tocht. Zelf dicteert hij zijn doodsbericht aan den gehaten gouverneur Hudson Lowe. .Mijnheer de Gouverneur! Keizer Napoleon is den tengevolge van een lange en pijnlijke ziekte gestorven. Ik heb de eer u dit te melden. Ik verzoek u, mij te berichten, welke beschikkingen door uwe regeering, betreffende de overbrenging van zijn lijk naar Europa, alsmede betreffende de per sonen van zijn gevolg, zijn voorgeschreven." Den 4den Mei komt de geestelijke ongeroepen bij den keizer. Lang blijft hij alleen, het Heilig Oliesel wordt toegediend. De maag kan geen H. Sacrament meer verdragen. De laatste nacht breekt aan, de laatste morgen gloort. Woedend steekt om vijf uur in den morgen een Zuid- Oost-passaat met vernielende kracht op. Boo- men worden uitgerukt. Aan de stervenssponde van Napoleon staan twee Fransche generaals, Montholon en Bertrand, de oude aristocraat en de jongen uit het volk. Een forsche ruk van den wind, een rochelend geluid en het is ge beurd! De sectie, nog denzelfden dag verricht, bracht aan het licht, dat de maag was doorvreten en vergroeid met de lever. Het klimaat had Na poleon vervroegd aan zijn levenseind gebracht. SIMPLEX RIJWIELEN loopen licht, zijn absoluut betrouwbaar. Prijzen vanaf f. 49.50 SIMPLEX MOTORRIJWIELEN IV« PK. f. 199.50 SIMPLEX MOTORRIJWIELEN 3 PK. f.265.- SIMPLEX DRIEWIELERSf.139— SIMPLEX DRIEWIELERS met motor f.325.— I De kleine dagelijksche dosis brengt redding. De ervaring van dezen man bewijst weer eens, hoe belangrijk het is om met Kruschen door te zetten, wanneer het tegen rheumatiek gaat. Hij schrijft: „Ik was meer dan 7 jaar buitens lands, toen ik terugkwam kreeg ik last van rheumatiek, vooral in voeten en armen. Drie jaar geleden werd mijn rheumatiek veel erger en ik moest tenslotte in het ziekenhuis worden opgenomen, niet meer in staat armen of beenen te bewegen. Na twee maanden verliet ik het ziekenhuis, toen ik wat beter was. Men had mij geraden Kruschen Salts te nemen en dat heb ik ook geregeld gebruikt. En sindsdien ben ik langzamerhand mijn rheumatiek kwijt geraakt, terwijl ik nu geheel van die verschrikkelijke pijnen bevrijd ben. Voor niets ter wereld zou ik mijn Kruschen willen missen." M. B. Geen middel kan blijvende verbetering bren gen van rheumatiek, tenzij het drie verschillen de werkingen verricht. Deze zijn: a. neutrali seering van het kwaadaardig urinezuur, dat de pijn veroorzaakt; b. verdrijving van het urine zuur uit het lichaam; c. voorkoming van ver dere ophooping van urinezuur. De zes verschillende zouten in Kruschen nu verrichten alle drie genoemde functies. Twee der ingrediënten in Kruschen vormen het meest werkzame oplossingsmiddel van urinezuur, dat de medische wetenschap kent. Andere zouten in Kruschen hebben een aansporenden invloed op de afvoerorganen en helpen zoodoende om het opgeloste urinezuur langs den natuurlijken weg te verwijderen. Weer andere zouten voorkomen, dat voedselresten in de ingewanden zouden gisten, en maken daardoor onmogelijk dat er weer een teveel aan kwaadaardig urinezuur kan ontstaan. Dat is de oorzaak van de blijvende verbetering door „de kleine, dagelijksche dosis". Kruschen Salts is uitsluitend verkrijgbaar bij alle apothekers en drogisten 0.90 en 1.60 per flacon. Stralende gezondheid voor één cent per dag. (Adv.) -iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiimiimiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiii Ivy had een mooien strik voor Pol ly's nek gemaakt van de banden van haar boezelaar en Polly was erg trotsch op zijn strik. Ook Robbie en Topsy bewonderden Polly, maar toen Polly voorbij dfe lepelaars ging, grepen Madge en Muriel.... r m beide einden van den strik en trokken er, ieder op zijn beurt, aan, met het gevolg, dat Polly's hals werd dichtgeknepen en de arme kat hulp kreten slaakte. „Arme Polly", schreeuwde Ivy, „ze zullen haar doen stikken, jaag de le pelaars weg, Robbie." (Morgenavond vervolg). (Ingezonden Mededeeling) Het regende nu al eenige weken onafgebro ken en zóó hard, als het alleen maar in de tropen kan regenen. De omgeving zag vaal en grauw, de wo'ken hingen laag. Als een spook gestalte gleed af en toe een inlander voorbij, de slip van z'n kleed over z'n hoofd. De regen kletste neder op het dak van de groote veran da, waarin we met z'n drieën zaten. Er is niets eentonigers dan te luisteren naar het vallen van den regen; het maakt iemand peinzend, willoos en schroomvallig. Onze gastheer Mac Pharson lag in een bam boestoel en rookte, in nadenken verzonken, uit z'n korte Engelsche pijp. Als men hem zoo, half in den schemer zag zitten, maakte hij nog den indruk van een jongen man. Maar z'n eene ver woeste oog gaf hem een eenigszins ziekelijk voorkomen. Aboe, de Indische dienstknecht, dekte geruischloos de theetafel. M'n vriend Ha- rison sloeg hem zwijgend en aandachtig gade en toen Aboe het huis binnenging om de thee te halen, bracht hij het gesprek op het vraag stuk der Indische dienstboden. Onze gastheer lachte„Het eenige onpret tige ervan is, dat men zoo gauw aan hun uit stekende bediening gewend raakt. Aboe is er steeds en is er nooit. Waar of wanneer ik hem noodig heb, is hij er; heb ik hem niet noodig, dan is hij er niet en heb dus ook geen last van hem." Harrison keek rond, zag Aboe in 't aangren zend vertrek en vroeg met gedempten toon: „Maar is het niet gevaarlijk, dat die Indiër je altijd beluistert? Je vertelde zooeven dat je hem alleen maar om je heen hebt om je te bedienen en nu vandaag...." Hij hield even op. Mac Pharson haalde z'n schouders op. ,,'t Geeft niets," antwoordde hij. „Aboe ver staat toch geen Engelsch; ik spreek alleen in zijn taal tegen hem." Hij leunde dieper terug in z'n stoel, en weer viel het zwijgen als een sluier om ons heen. In eens kreeg ik het kil. Ik stond huiverend op en ging naar de aangrenzende kamer. Hier heersch- te een vaal-grijze schemering. Dit vertrek was eenvoudig ingericht. Het diende slechts als wachtkamer voor de Inlandsche bedienden. Juist wilde ik weer terugkomen naar de ve randa, toen mijn blik viel. op een grooten bronzen Boeddha, die op een oude tempelzuil in den hoek stond. De steen in het voorhoofd van dien afgod lichtte met een matten glans. In het vage licht van het late uur leek het, alsof het Iachje-van-zelf-overwinning leefde op het ove rigens rustig gelaat; verheven, zonder wenschen de handen gevouwen in den schoot, zat hij daar. Zachtjes streek ik met mijn hand over het koele brons, dat aanvoelde als het lichaam van een doode. Toen herinnerde ik mij, dat deze oude afgodsbeelden dikwijls hol zijn en dat vrome zielen soms edelgesteenten en parelen als een „ziel" van Boeddah erin doen, eer ze het beeld onderaan sluiten. In de veranda teruggekeerd, uitte ik tegen Mac Phardon m'n voldoening over het mooie kunstwerk. Hij knikte en ik zag een eigenaar- digen glans in z'n eene oog. Onder het thee drinken vroeg ik onzen gastheer: „Denk je dat ook deze Boeddha een ziel heeft?" Hij keek me vluchtig aan, zweeg een oogen blik en antwoordde toen: „Wat zal ik je zeg gen? We hadden het zooeven over de myste riën van dit land. Deze Boeddha heeft meer dan iemand anders in mijn leven ingegrepen. Luister. Ook ik had vroeger dikwjjls hooren praten over de ziel van Boedha en ik dacht er weer aan, toen ik jaren geleden dit beeld in Bonares kocht. De oude handelaar, die m'n ge dachten scheen te raden, bezwoer me bij hoog en laag het beeld nooit te openen. Het was nog nooit voorgekomen, dat zoo iemand niet nog den zelfden dag door een vreeselijk onheil werd getroffen. De heftigheid waarmee de man mij waarschuwde, versterkte mij in m'n nieuwsgierigheid. Nauwelijks had ik dan ook het beeld hier in huis, of ik be klopte en schudde het. Ik dacht daarbij een zacht gekletter te hooren. Ongeduldig nam ik het eerste het beste wat in mijn bereik was mijn zakmes, en probeerde het lemmet in de groef van den bodem van het beeld te steken. Het metaal was zacht en het kwam me voor, alsof het langzaam meegaf. Ik drukte harder hoorde een luid geknap en voelde een pijn in m'n oog, die me bijna waanzinnig maakte. De punt van m'n mes was er af gesprongen en had m'n oog vernield. Hij zweeg even, haalde diep adem en ver volgde: „Laten we er verder niet over uitwei den. Het is gebeurd, mijn ééne oog toont het duidelijk. Ik vertelde niets van 't geval aan m'n Indi. sche bedienden; ik vond het niet goed, dat ze dachten, dat ik met hun god op een gespan nen voet stond. Alleen Aboe wist er van; die heeft me dan ook in de dagen dat ik met zware koorts te bed lag, trouw verpleegd. Hij was zóó door m'n ongeluk aangegrepen, dat hij me smeekte, den Boeddha uit m'n kamer te mogen nemen, en hem in de wachtkamer te zetten, waar hij niemand kwaad kon doen. Aboe wordt al ongerust, als ik toevallig dicht bij het beeld kom." Harrison, die aandachtig had toegeluisterd, zat met z'n handen in z'n zakken voorover ge bogen en keek met glinsterende oogen naar het Boeddha-beeld. Eensklaps riep hij opgewonden uit: „Heb je er iets tegen Mac Pharson, dat ik dien Boeddha open maak?" Ik zag dat deze vraag onzen gastheer onaan genaam aandeed maar hij bedwong zich en antwoordde, hoffelijk: „Als mijn gast, staat al het mijne tot je beschikking." Harrison ging naar het beeld en beklopte het. Daarna liet hij zich door Aboe die bleek van angst tegen den muur stond gereed- schappen brengen. Hij zocht naar een breek, ijzer, vond er echter geen en herinnerde zich, dat er een was in het kastje van den auto, dien de regeering ons ter beschikking had ge steld. Aboe was de kamer uitgevlucht. Vol ijver liep Harrison door den tuin, die in den sche mer van den nacht voor ons lag, om het breek ijzer te halen. De regen had opgehouden. Mac Pharson was met mij naar de veranda gegaan, hij in nadenken verzonken, ik geërgerd over het indiscrete optreden van mijn vr.end. Het was koel in de natuur. Heel in de verte, schril en eentonig, klonk het geroep van een krekel. Plotseling werd de stilte verbroken door een toomigen, luiden schreeuw van Harrison. We hoorden het ge kraak van takken """"""""""""j in het struikge- f j-, .7 was en haastige U€ ZICL VCM schreden. We lie- pen op het ge- I schreeuw toe en i vonden onzen ■"■■..■■■..■„.„m........ vriend met opgewonden gezicht en woedend. Hij drukte z'n zakdoek tegen z'n arm, waar het bloed afdroop. „Vervlriep hij, toornig; „heb je hier struikroovers? Die kereld hing als een klit aan mijn hals, en die steek is zeker bij vergissing een paar centimeter te veel naar links ge. gaan!" Onze gastheer was bleek geworden en trok den gewonde in het helle lamplicht van de veranda. We zagen dat het een diepe vleesch- wond was en Mac Pharson zei: -Ken steek van een mes van een inlander. Hoe is het mogelijk' Je hebt hier toch geen vijanden?" Harrison lachte. „Neen, hoogstens Boeddha daar." De niet gevaarlijke wond werd volgens de' regels der kunst verbonden en een paar uur later lag het heele huis in rust. Ik was juist ingeslapen toen ik een geruisch hoorde. Harri son was opgestaan en ik zag hem in z'n koffer naar z'n electrische zaklantaarn zoeken. Ik vroeg hem of ik hem behulpzaam kon zijn. Hij raadde me aan me om te draaien en te gaan slapen; hü wilde nog eens naar z'n Boeddha kijken. Ik hoorde z'n voetstappen wegsterven, toen was het weer stil. Van slapen was natuur lijk geen sprake meer en ik was niet weinig verstoord op mijn vriend. Daar moest die gekke Harrison de mij zoo noodige en lang verlangde rust, ter wille van z'n dwazen inval, ontstelen Maar misschien had hij de wondkoorts. Die gedachte deed me opspringen. Ik liep de kamer door, zag een klein lichtje en vond mijn vriend in een hoek voor het beeld staan. Hij keek me lachend aan en zei: „Ik wist wel, dat het je ook interesseerde, ouwe jongen." Ik trachtte hem over te halen, weer naar bed te gaan, maar er was niets met hem te beginnen. Harrison greep met z'n hand achter om den schouder van Boeddha, zette zich schrap en verzocht me van voren flink te trekken. We slaakten een kreet van verbazing, want de plooien van den mantel op de schou ders van het beeld lieten los; het werd als 't ware in tweeën verdeeld en we keken in de holle ruimte van het inwendige. Harrison bekeek het bovenstuk opmerkzaam en zei: „Hier aan den schouder zit een kleine stalen veer, die het er uit deed springen." Voorzichtig greep hij in het gat en haalde er een saamgevouwen stuk papier uit, dat hij mij gaf. Het was met Indisch schrift geschre ven en ik las het woordelijk bericht van Mac Pharson's gesprek met ons van dien morgen over den politieken toestand van het oogenblik in Britsch.Indië. We zagen elkander verbaasd aan. „Wie is er nog meer bij dat gesprek geweest?" vroeg ik. .►Alleen Aboe." „Die zoogenaamd geen woord Engelsch ver staat." ,Maar wat doet die brief in het beeld?" Jk dacht een oogenblik na: „Het vertrek hier is de wachtkamer der Indische bedienden." Juist. En Boeddha -de geheime postiljon van hun spionnage Harrison was nadenkend geworden. „Zoo. zei hij, „nu wordt me alles duidelijk. De angst van Aboe, als z'n meester het beeld naderde; z'n vrees, toen hij er mij mee bezig zag, en.... die messteek, die mij wat ongeschikter maakte om iets te doen. Den volgenden morgen deelden we onzen gastheer alles mede. Hij was zoo verbaasd, als een Engelschman maar zijn kan, die dertig jaar in dit land geleefd heeft. Voor de goede orde gaf hij kennis van 't geval aan de politie, maar verdere aanwijzingen gaf hij haar niet. Hij wenschte zoo weimg mogelijk met die aan gelegenheid te maken te hebben. Toen we na een week Harrison's wonde was na dien tijd vrijwel genezen afsche'd van Mac Pharson namen, viel mijn blik nog eenmaal op den Boeddha, met op zijn gezicht de uitdrukking van verheven rust. De steen op z'n voorhoofd lichtte met een matten glans. In Turkije komen duizenden ooievaars aan, tot verheugenis van de Turken, die de komst der vogels als een goed voorteeken beschouwen. Vele dezer vogels dragen alluminium plaatjes aan de pooten, waardoor te zien is, dat zij door verschillende universiteiten in Europa zijn los gelaten. Zoo komen er vooral uit Nederland, Duitsch- land en de Baltische landen. A 11*% r' op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Ofïfifi bij levenslangegeheeleongeschiktheid tot werkendoor f 7f/l bij een ongeval met f OCfi bij verlies van een hand f IOC oij verlies van een f Cfï bij AllC Q O OTITIS S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen OUUV»m verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen #«#(/.-doodelijken ailoop £OUtm een voet ol een oog# duim ot wijsvinger 1 t#l/.~be een breuk van been of arm f A fi t>U verlies van 'n anderen vinger Uit het Engelsch van 33 Je zult slagen, verzekerde Nancy haar, al moest het nog jaren- duren, maar slagen zul je. Jaren! riep de oudere vrouw verschrikt uit. Misschien leef ik dan al lang niet meer. Ik ben niet sterk, Nancy, en ik denk er dik wijls met schrik aan, dat ik te veel van mijn krachten verg. Bovendien wil ik, dat je geld krijgt om je huis terug te koopen. Hoe lang duurt die optie nog? We hebben allen tijd van de wereld. Meer dan vier jaar. Vier jaar, herhaalde de vrouw langzaam. Ik vraag me af, of dan Ik moet nu naar Shawcross, zei Nancy. Dien zou ik heelemaal vergeten. Neem je zijn voorstel aan? Ik moet wel, antwoordde het meisje, -r- Het beetje geld dat ik nog heb, vermindert zienderoogen en ofschoon het salaris klein is, het is beter dan niets. Ja, antwoordde Mary nadenkend. Je hebt gelijk. We mogen de hoop niet opgeven, het zal ons toch wel ééns gelukken. Dienzelfden avond teekende Nancy het con tract en verbond zich om twee jaar lang uit sluitend voor de firma Shawcross te werken. HOOFDSTUK XVI NANCY KRIJGT ARGWAAN Vier dagen later, toen Nancy van de fabriek thuis kwam, vond ze miss Judson ontsteld en zenuwachtig. Maar de vrouw begroette haar hartelijk als altijd en vroeg, of haar werk haar nog altijd beviel. Het bevalt mij uitstekend. En kun je goed opschieten met de pa troons? Ze zijn allebei alleraardigst voor me. Ik hoop toch zoo, dat ik succes zal hebben. Want ze hebben me verteld, dat ze hun heele kapi taal in de nieuwe machines en installaties heb ben gestoken, zoodat alles afhangt van het succes van mijn teekeningen. Mary Judson antwoordde niet. Z» luisterde nauwelijks naar wat Nancy haar zei. Is er iets met je gebeurd? Ik voel me een beetje vervelend. Wat is er dan? Ik weet niet wat ik doen moet, antwoord de Mary langzaam. Waarom niet? Ik wil je niet lastig vallen met die ge schiedenis Je hebt genoeg aan je hoofd. Je valt me heelemaal niet lastig. Toe, ver tel het me maar, Mary, Maar Mary sprak nog steeds niet. Plotseling begon ze: Ja, ik heb het opnieuw geprobeerd, Nancy, sinds dien dag, je west wel.... En je had me beloofd eerst eens flink uit te rusten. Ik kon er niets aan doen. Maar ik heb geen resultaat gehad. Nog altijd ontbreekt een kleinigheid, maar wat is het? Wat is het? Als je me de formule maar eens wilde la ten zien, zou ik het misschien kunnen vinden. Ik zal je geheim niet verraden, Mary.... Ik vertrouw je alles, alles toe, Nancy, dat weet je wel. Maar ik beloofde mijn vader voor zijn dood dat ik het nooit iemand zou toonen, voor ik rubber kon maken. Daarom kan ik het niet laten zien. Ik zou het graag willen, maar ik durf niet! Ik ben mijn vader bij zijn leven nooit ongehoorzaam geweest, en ik wil hem niet ongehoorzaam zijn nu hij gestorven is. Daarom, daarom.... Welnu? vroeg het meisje. Ik heb vandaag bezoek gehad van iemand, zei Mary. En ik weet niet wat ik hem moet antwoorden. Bezoek gehad? Ken ik hem? De vrouw schudde het hoofd. Neen, hij is hier nog nooit geweest, zoo lang jij hier bent. Hij heet Langham en mijn vader zei altijd, dat hij een genie was. Hij werkte als assistent bij mijn vader en kort voor zijn dood is hij weggestuurd ik weet niet waarom. Waarom vond je zijn bezoek onaange naam? Hij vroeg of hij het laboratorium mocht gebruiken en ik voel er veel voor, het hem toe te staan. Vader zei altijd, dat hij na een ge sprek met Langham geïnspireerd scheen en dat hij hem aanvuurde om te werken, mis schien heeft hij op mij dezelfde uitwerking. Ik heb misschien niet lang meer te le ven, ging ze voort en ik wil mijn doel bereiken voor ik sterf. Misschien kan hij mij helpen, en het is ook in jouw belang. Praat niet over sterven. Mary. Je zult zien, dat je honderd jaar wordt! En om mij behoef je je niet bezorgd te maken. Maar ik heb je beloofd het huis terug te koopen en ik wil mijn belofte nakomen, Nancy. Hij kan mij misschien helpen; vanavond komt hij terug. Vanavond? Ja, ik wilde jou eerst vragen welke beslis sing ik moest nemen. Ze vertelde Nancy in korte woorden Lang- ham's betrekking tot haar vader, vertelde het een en ander uit zijn leven, hoe hij scheikunde gestudeerd had en dat er groote verwachtin gen van hem werden gekoesterd. Hij heeft een laboratorium noodig, zei Mary. Hij zegt dat hij een belangrijk experi ment wil doen en dat niemand in Leeds zoo'n goed ingericht laboratorium heeft als mijn vader. In ruil daarvoor zal hij mij bij alles assisteeren waarbij ik hem noodig mocht heb ben. Is dat geen vreemd aanbod? Misschien wel. Ik heb er niet bij gedacht. Ik herinner me wel, dat mijn vader zei, dat Langham een aangeboren talent had voor chemie. Heeft hij er eenig idee van, wat jij aan t ontdekken bent? vroeg Nancy. Niet het minst. Ik heb hem voorzichtig ondervraagd, maar ik ben er zeker van, dat hij er niets van af weet. Het is een stroohalm, waar ik mij aan vastklem, Nancy. Misschien kan hij mij van dienst zijn. Ik weet zeker, dat vader er geen bezwaar tegen zou hebben ge had. Dien avond, nadat de twee vriendinnen ge geten hadden, diende Sarah Ellen den bezoe ker aan. Hij droeg een nieuw pak en zag er heel wat beter uit dan den avond, dat Ben Briggs hem had opgezocht. Dit is mijn vriendin miss Trevanion, stelde miss Judson voor. Nancy keek den man onderzoekend aan. Zijn gezicht beviel haar niet en hij geleek meer op een kleermakers-bediende dan op een knap chemicus. Zijn lichaam was slecht gebouwd: smalle schouders, smalle borst, kromme bee nen. Maar eenige minuten later veranderde ze van meening: zijn hoofd was goed gevormd, zijn breed voorhoofd getuigde van intelligen tie, zijn oogen keken scherp-onderzoekend rond. Deze man, wie en wat hij verder mocht zijn, was iemand van groote gaven. Het is vriendelijk van u, mij nog eens te willen ontvangen, miss Judson, begon hij. Je bent getrouwd, sinds je van mijn vader bent weggegaan, hè? Ja, ik heb twee kinderen. En daar moet ik aan denken, aan hen en aan mijn vrouw. Ik zeg niet, dat ik geen goed loon verdien op de fabriek, maar ik wil iets beters dan mijn leven slijten in een weverij. Ik wil mijn kinderen een goede opvoeding geven en dat kan ik niet bol werken van het loon dat ik verdien. Natuurlijk kent u mij wel? Mijn vader sprak dikwijls over je. Ja, dat is zoo. Uw vader deed meer voor mjj, dan alle professoren van Yorkshire Col lege samen. Als hij was blijven leven, zou hij iets groots hebben bereikt. Hij wist, dat hij verstandig deed op dezen toon te spreken. Er was één zwakke plek in Mary Judson- ze aanbad de nagedachtenis van haar vader en vond het heerlijk, over hem te hooren spreken. Bovendien bestaat er geen tweede labora torium als het uwe. Ik zou u buitengewoon dankbaar zijn, als ik er af en toe gebruik van mocht maken. Ik kan u niets in geld vergoe den, miss Judson, maar ik weet dat u zich ook met scheikunde bezig houdt en misschien kan ik u, zooals ik al gezegd heb, af en toe van dienst zijn. Ik zou nacht en dag voor u werken, miss Judson; het beteekent mijn heele toe komst, waar ik nu mee bezig ben. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 9