De dood van keizer Napoleon
THE
MANCHESTER
GUARDIAN
COMMERCIAL
Md vM&aal van den dag
et Erfdeel
COTTON: FLAX: WOOL
ARTIFICIAL SILK
INDUSTRIES
ZIJN LAATSTE DAGEN OP
ST. HELENA
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
Als U toch schoenen koopt,
vraag dan ROBINSON
VRIJDAG 5 MEI
„De buitenlandsche politiek zal in
Frankrijk nog langen tijd ge
wichtiger zijn dan de
binnenlandsche"
Verbittering over de En-
gelsche behandeling
ALLE LEDEMATEN
VERSTIJFD
Door verwaarloosde rheumatiek
WATCH THE PROGRESS
I OF THE BRITISH
and
through the columns of
An annual subscription of 18
shillings, sent to the Publisher,
"MANCHESTER GUARDIAN
COMMERCIAL", Guardian Buil
ding, Manchester, England, will
bring the paper to you every
Saturday morning. Write for a
specimen copy, free of charge.
Boeddah
Ooievaars
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Joseph Hocking
Men kan gerust zeggen, dat er geen twee
de sterveling in de Europeesche geschie
denis verscheen, op wiens fantastische
leven zóó het gezegde van toepassing is, dat de
mensch wikt en God beschikt. Alles wat men-
schelijke fantasie kan bedenken wordt door de
werkelijkheid van Napoleons lotgevallen met
dubbele lengte geslagen. Een wieg en een doods
bed in de nederigste omstandigheden, daartus-
schen een leven tot barstens gevuld met de
felste emoties.
Meer dan een eeuw reeds is Napoleon van
het wereldtooneel verdwenen, hij houdt niet
op de verbeelding te boeien van kunst- en we
tenschapbeoefenaar. De cineast onzer dagen
brengt Napoleon, en alsof hij pas in 1921 en
niet in 1821 stierf, stroomen de scharen naar
de fihn, om den legendarischen held van zoovele
legendarische veldslagen, van zoovele legenda
rische daden en hervormingen op het gebied
van staatkunde, van politiek, van wetgeving,
te bewonderen. En alles is toch zoo in en in
werkelijk aan dezen reus onder de menschen
geweest. Biographie op biographie verschijnt en
altijd weer is het de klacht, zelfs bij de knapste
standaardwerken, dat het niet de heele Napo
leon is die wordt weergegeven.
Een eeuw bracht nog niet genoeg weten-
schappelijk-psychoiogische spankracht voort om
werkelijk dè geschiedenis van dezen mensch te
beschrijven. Hij stierf op den 5den Mei 1821.
„In Moskou had ik moeten sterven. Tot op
dat oogenblik is mijn roem niet verminderd.
Had de hemel mij slechts in het Kremlin een
kogel gezonden! Dan zou mijn dynastie thans
regeeren, de geschiedenis zou mij op één lijn
stellen met Alexander en Caesar, in plaats dat
ik, zooals thans, zoo goed als niets ben."
„Alles bij elkaar genomen: welk een ballade
was mijn leven."
„Wat ik ben en was, ik dank alles aan mijn
moeder, zij heeft mij haar grondbeginselen
ingeprent, vooral de gewoonte om te werken."
„Ik wensch dat mijn asch zal rusten aan de
oevers van de Seine, temidden van het Fran-
sche volk, dat ik zoo heb liefgehad."
„Ik sterf te vroeg, vermoord door de Engel-
ache oligarchie en haar gehuurde moordenaars,
het Engelsche volk zal mij wreken."
„Mijn zoon mag er niet aan denken, mijn
dood te wreken, hij moet er zijn voordeel mee
doen. Hij moet met inspanning van alle krach
ten ernaar streven door vrede te heerschen. Zoo
hij enkel uit lust tot navolgen en zonder drin
gende noodzaak, mijn oorlogen weder zou wil
len beginnen, zou hij slechts mijn aap zijn. Mijn
werk opnieuw te beginnen, zou beteekenen te
veronderstellen, dat ik niets volbracht had.
Men kan niet tweemaal in één eeuw hetzelfde
doen. Ik was genoodzaakt Europa door de wa
penen te bedwingen; heden ten dage moet men
het overtuigen. Ik heb in Frankrijk en Europa
nieuwe ideeën geplant, die niet meer uit te
roeien zijn. Moge mijn zoon tot rijpheid bren
gen, wat ik gezaaid heb."
„Het is mogelijk, dat de Engelschen, om de
herinnering aan hun vervolgingen uit te wis-
schen, den terugkeer van mijn zoon naar
Frankrijk begunstigen; maar om met Enge
land in goede verstandhouding te leven moet
men tot eiken prijs zijn handelsbelangen be
vorderen. Deze noodzakelijkheid houdt twee
dingen in: of Engeland bestrijden of met hem
saam den wereldhandel deelen. Alleen 't tweede
is heden ten dage mogelijk: de buitenlandsche
politiek zal in Frankrijk nog langen tijd ge
wichtiger zijn dan de binnenlandsche. Ik laat
aan mijn zoon voldoende macht en sympathie
na, om mijn werk uitsluitend met het wapen
eener faire en verzoeningsgezinde diplomatie
voort te zetten.
Moge mijn zoon nooit door buitenlandschen
invloed op den troon komen. Zijn doel mag niet
zijn, enkel te heerschen, doch moet zijn, zich
den lof van het nageslacht te verwerven. Moge
hij, zoo spoedig hij kan, zich met mijn familie
in verbinding stellen; mijn moeder is een vrouw
van antiek karakter.
Van alle naties is de Fransche het gemak
kelijkste te regeeren, zoo men het niet ver
keerd aanlegt; niets evenaart haar vermogen,
om snel en gemakkelijk de dingen te begrijpen;
zij onderscheidt onmiddellijk wie voor haar en
wie tegen haar werkt; maar men moet ook
jteeds haar zinnen aanspreken; als men dat
niet doet, wordt haar onrustige geest wakker,
zij begint te gisten, bruischt op."
„Ik wensch dat hij allen partijgeest veracht;
dat hij niets anders zal zien dan de massa;
met uitzondering van hen, die het vaderland
hebben verraden, moet hij het verleden van
alle anderen vergeten, hij moet, waar hij talent
en verdienste vindt, die beloonen."
„Frankrijk is het land waar de voornaamste
personen den geringsten invloed hebben; wie
op hen vertrouwt, heeft op zand gebouwd. In
Frankrijk zijn groote dingen slechts dan te
volbrengen, wanneer men op de massa steunt."
„Ik heb steun gezocht bij de massa zonder
uitzonderingen te maken; ik heb het eerste
voorbeeld gegeven eener regeering, die voor de
belangen van allen opkwam. Wie de belangen
eener natie scheidt, verwekt den burgeroorlog,
men scheidt niet, wat naar zijn wezen onscheid
baar is, men verminkt het. Ik hecht niet aan
de constutltie. Doch de voornaamste grondslag
moet algemeen kiesrecht zijn."
„Mijn dictatuur was onvermijdelijk, het be
wijs daarvoor is, dat men mij steeds meer
macht aanbood, dan ik verlangde. Voor mijn
zoon zal het niet zoo zijn; men zal hem de
macht betwisten, hij moet alle verlangen naar
vrijheid voorkomen. De taak van een souverein
is niet alleen te heerschen, doch onderwijs, mo
raal, welvaart, te bevorderen. Alles, wat niet
deugdelijk is, is ook een slechte hulp."
„Zoo ik in 1812 in Rusland overwinnaar ware
geb'even, zou het probleem van een honderd
jarigen vrede zijn opgelost, ik had den Gor-
diaanschen knoop van den volkerenstrijd door
gehakt."
Dit zijn eenige zinnen uit Napoleons testa
ment, dat op zich zelf alweer met het cachet
van een genialen geest is gestempeld. Ieder weet
dat Engeland aan „generaal Bonaparte een on
waardig strenge en met voorbedachten rade on
gezonde gevangenschap heeft opgelegd. In een
draaglijk klimaat had iemand van zijn uithou
dingsvermogen het hoogstwaarschijnlijk naar
de verklaring van veel deskundigen, nog lange
jaren kunnen uithouden. Fel is dan ook in zijn
laatste levensdagen de verbittering over de
Engelsche behandeling. Als eindelijk een En
gelsche dokter toegang tot hem heeft gekregen,
zegt Napoleon tegen Bertrand: „Kom hier.
Bertrand, en vertaal voor dezen heer letterlijk,
alles wat ik zeggen zal. Mijn dood is het gevolg
van beleedigingen, de hand waardig, die zij mij
toediende. Ik gaf mij over aan het Britsche
volk, om aan zijn haard een onderkomen te
vinden. In strijd met ieder volkenrecht sloeg
men mij in boeien. Enge'and overreedde de
vorsten, zoodat de wereld het ongehoorde
schouwspel zag, dat vier groote mogendheden
zich wierpen op één enkelen man. Hoe hebt gij
mij op deze rots behandeld! Zoo onwaardig was
iets niet, of gij hebt getracht mij er mee te
krenken! Met koude berekening hebt gij mij
langzaam vermoord! De onwaardige gouverneur
was de beulsknecht uwer ministers! Ik eindig,
zooals de fiere republiek Venetië! Ik vermaak
de schande van mijn dood aan de regeerende
koninklijke familie van Engeland."
lederen Zondag laat Napoleon de Mis lezen,
die hij dan zelf eerbiedig bijwoont. Hij weet dat
zijn einde nadert, hij vraagt dan den Corsi-
kaanschen priester: „Weet u, wat een chapelle
ardente is? Hebt u er reeds een bediend? Niet?
Nu, dan zult u de mijne bedienen!"
Allerlei bijzonderheden regelt hij dan zelf.
In den aanvang van zijn testament verklaart
hij uitdrukkelijk te behooren tot den Roomsch-
Katholieken godsdienst.
„Na mijn dood moet u het altaar bij mijn
bed zetten en de mis bedienen met alle daarbij
behoorende ceremoniën, totdat ik onder de
aarde zit."
Lang blijft de keizer met den geestelijke alleen
hij maakt zich reisvaardig voor zijn laatsten
tocht. Zelf dicteert hij zijn doodsbericht aan
den gehaten gouverneur Hudson Lowe.
.Mijnheer de Gouverneur!
Keizer Napoleon is den tengevolge
van een lange en pijnlijke ziekte gestorven. Ik
heb de eer u dit te melden. Ik verzoek u, mij
te berichten, welke beschikkingen door uwe
regeering, betreffende de overbrenging van zijn
lijk naar Europa, alsmede betreffende de per
sonen van zijn gevolg, zijn voorgeschreven."
Den 4den Mei komt de geestelijke ongeroepen
bij den keizer. Lang blijft hij alleen, het Heilig
Oliesel wordt toegediend. De maag kan geen
H. Sacrament meer verdragen. De laatste nacht
breekt aan, de laatste morgen gloort. Woedend
steekt om vijf uur in den morgen een Zuid-
Oost-passaat met vernielende kracht op. Boo-
men worden uitgerukt. Aan de stervenssponde
van Napoleon staan twee Fransche generaals,
Montholon en Bertrand, de oude aristocraat
en de jongen uit het volk. Een forsche ruk van
den wind, een rochelend geluid en het is ge
beurd!
De sectie, nog denzelfden dag verricht, bracht
aan het licht, dat de maag was doorvreten en
vergroeid met de lever. Het klimaat had Na
poleon vervroegd aan zijn levenseind gebracht.
SIMPLEX RIJWIELEN loopen licht, zijn absoluut betrouwbaar. Prijzen vanaf f. 49.50
SIMPLEX MOTORRIJWIELEN IV« PK. f. 199.50 SIMPLEX MOTORRIJWIELEN 3 PK. f.265.-
SIMPLEX DRIEWIELERSf.139— SIMPLEX DRIEWIELERS met motor f.325.—
I
De kleine dagelijksche dosis brengt redding.
De ervaring van dezen man bewijst weer eens,
hoe belangrijk het is om met Kruschen door
te zetten, wanneer het tegen rheumatiek gaat.
Hij schrijft: „Ik was meer dan 7 jaar buitens
lands, toen ik terugkwam kreeg ik last van
rheumatiek, vooral in voeten en armen. Drie
jaar geleden werd mijn rheumatiek veel erger
en ik moest tenslotte in het ziekenhuis worden
opgenomen, niet meer in staat armen of beenen
te bewegen. Na twee maanden verliet ik het
ziekenhuis, toen ik wat beter was. Men had mij
geraden Kruschen Salts te nemen en dat heb
ik ook geregeld gebruikt. En sindsdien ben ik
langzamerhand mijn rheumatiek kwijt geraakt,
terwijl ik nu geheel van die verschrikkelijke
pijnen bevrijd ben. Voor niets ter wereld zou ik
mijn Kruschen willen missen." M. B.
Geen middel kan blijvende verbetering bren
gen van rheumatiek, tenzij het drie verschillen
de werkingen verricht. Deze zijn: a. neutrali
seering van het kwaadaardig urinezuur, dat de
pijn veroorzaakt; b. verdrijving van het urine
zuur uit het lichaam; c. voorkoming van ver
dere ophooping van urinezuur.
De zes verschillende zouten in Kruschen nu
verrichten alle drie genoemde functies. Twee der
ingrediënten in Kruschen vormen het meest
werkzame oplossingsmiddel van urinezuur, dat
de medische wetenschap kent. Andere zouten in
Kruschen hebben een aansporenden invloed op
de afvoerorganen en helpen zoodoende om het
opgeloste urinezuur langs den natuurlijken weg
te verwijderen. Weer andere zouten voorkomen,
dat voedselresten in de ingewanden zouden
gisten, en maken daardoor onmogelijk dat er
weer een teveel aan kwaadaardig urinezuur kan
ontstaan. Dat is de oorzaak van de blijvende
verbetering door „de kleine, dagelijksche dosis".
Kruschen Salts is uitsluitend verkrijgbaar bij
alle apothekers en drogisten 0.90 en 1.60
per flacon. Stralende gezondheid voor één cent
per dag. (Adv.)
-iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiimiimiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiii
Ivy had een mooien strik voor Pol
ly's nek gemaakt van de banden van
haar boezelaar en Polly was erg
trotsch op zijn strik.
Ook Robbie en Topsy bewonderden
Polly, maar toen Polly voorbij dfe
lepelaars ging, grepen Madge
en
Muriel....
r
m
beide einden van den strik en
trokken er, ieder op zijn beurt, aan,
met het gevolg, dat Polly's hals werd
dichtgeknepen en de arme kat hulp
kreten slaakte.
„Arme Polly", schreeuwde Ivy, „ze
zullen haar doen stikken, jaag de le
pelaars weg, Robbie."
(Morgenavond vervolg).
(Ingezonden Mededeeling)
Het regende nu al eenige weken onafgebro
ken en zóó hard, als het alleen maar in de
tropen kan regenen. De omgeving zag vaal
en grauw, de wo'ken hingen laag. Als een spook
gestalte gleed af en toe een inlander voorbij, de
slip van z'n kleed over z'n hoofd. De regen
kletste neder op het dak van de groote veran
da, waarin we met z'n drieën zaten. Er is niets
eentonigers dan te luisteren naar het vallen
van den regen; het maakt iemand peinzend,
willoos en schroomvallig.
Onze gastheer Mac Pharson lag in een bam
boestoel en rookte, in nadenken verzonken, uit
z'n korte Engelsche pijp. Als men hem zoo, half
in den schemer zag zitten, maakte hij nog den
indruk van een jongen man. Maar z'n eene ver
woeste oog gaf hem een eenigszins ziekelijk
voorkomen. Aboe, de Indische dienstknecht,
dekte geruischloos de theetafel. M'n vriend Ha-
rison sloeg hem zwijgend en aandachtig gade
en toen Aboe het huis binnenging om de thee
te halen, bracht hij het gesprek op het vraag
stuk der Indische dienstboden.
Onze gastheer lachte„Het eenige onpret
tige ervan is, dat men zoo gauw aan hun uit
stekende bediening gewend raakt. Aboe is er
steeds en is er nooit. Waar of wanneer ik hem
noodig heb, is hij er; heb ik hem niet noodig,
dan is hij er niet en heb dus ook geen last
van hem."
Harrison keek rond, zag Aboe in 't aangren
zend vertrek en vroeg met gedempten toon:
„Maar is het niet gevaarlijk, dat die Indiër je
altijd beluistert? Je vertelde zooeven dat je
hem alleen maar om je heen hebt om je te
bedienen en nu vandaag...."
Hij hield even op. Mac Pharson haalde z'n
schouders op.
,,'t Geeft niets," antwoordde hij. „Aboe ver
staat toch geen Engelsch; ik spreek alleen in
zijn taal tegen hem."
Hij leunde dieper terug in z'n stoel, en weer
viel het zwijgen als een sluier om ons heen. In
eens kreeg ik het kil. Ik stond huiverend op en
ging naar de aangrenzende kamer. Hier heersch-
te een vaal-grijze schemering. Dit vertrek was
eenvoudig ingericht. Het diende slechts als
wachtkamer voor de Inlandsche bedienden.
Juist wilde ik weer terugkomen naar de ve
randa, toen mijn blik viel. op een grooten bronzen
Boeddha, die op een oude tempelzuil in den
hoek stond. De steen in het voorhoofd van dien
afgod lichtte met een matten glans. In het
vage licht van het late uur leek het, alsof het
Iachje-van-zelf-overwinning leefde op het ove
rigens rustig gelaat; verheven, zonder wenschen
de handen gevouwen in den schoot, zat hij
daar. Zachtjes streek ik met mijn hand over
het koele brons, dat aanvoelde als het lichaam
van een doode. Toen herinnerde ik mij, dat deze
oude afgodsbeelden dikwijls hol zijn en dat
vrome zielen soms edelgesteenten en parelen
als een „ziel" van Boeddah erin doen, eer ze
het beeld onderaan sluiten.
In de veranda teruggekeerd, uitte ik tegen
Mac Phardon m'n voldoening over het mooie
kunstwerk. Hij knikte en ik zag een eigenaar-
digen glans in z'n eene oog. Onder het thee
drinken vroeg ik onzen gastheer: „Denk je dat
ook deze Boeddha een ziel heeft?"
Hij keek me vluchtig aan, zweeg een oogen
blik en antwoordde toen: „Wat zal ik je zeg
gen? We hadden het zooeven over de myste
riën van dit land. Deze Boeddha heeft meer
dan iemand anders in mijn leven ingegrepen.
Luister. Ook ik had vroeger dikwjjls hooren
praten over de ziel van Boedha en ik dacht er
weer aan, toen ik jaren geleden dit beeld in
Bonares kocht. De oude handelaar, die m'n ge
dachten scheen te raden, bezwoer me bij hoog
en laag het beeld nooit te openen.
Het was nog nooit voorgekomen, dat zoo
iemand niet nog den zelfden dag door een
vreeselijk onheil werd getroffen. De heftigheid
waarmee de man mij waarschuwde, versterkte
mij in m'n nieuwsgierigheid. Nauwelijks had
ik dan ook het beeld hier in huis, of ik be
klopte en schudde het. Ik dacht daarbij een
zacht gekletter te hooren. Ongeduldig nam ik
het eerste het beste wat in mijn bereik was
mijn zakmes, en probeerde het lemmet in de
groef van den bodem van het beeld te steken.
Het metaal was zacht en het kwam me voor,
alsof het langzaam meegaf. Ik drukte harder
hoorde een luid geknap en voelde een pijn in
m'n oog, die me bijna waanzinnig maakte. De
punt van m'n mes was er af gesprongen en
had m'n oog vernield.
Hij zweeg even, haalde diep adem en ver
volgde: „Laten we er verder niet over uitwei
den. Het is gebeurd, mijn ééne oog toont het
duidelijk.
Ik vertelde niets van 't geval aan m'n Indi.
sche bedienden; ik vond het niet goed, dat ze
dachten, dat ik met hun god op een gespan
nen voet stond. Alleen Aboe wist er van; die
heeft me dan ook in de dagen dat ik met zware
koorts te bed lag, trouw verpleegd. Hij was zóó
door m'n ongeluk aangegrepen, dat hij me
smeekte, den Boeddha uit m'n kamer te mogen
nemen, en hem in de wachtkamer te zetten,
waar hij niemand kwaad kon doen. Aboe wordt
al ongerust, als ik toevallig dicht bij het beeld
kom."
Harrison, die aandachtig had toegeluisterd,
zat met z'n handen in z'n zakken voorover ge
bogen en keek met glinsterende oogen naar het
Boeddha-beeld.
Eensklaps riep hij opgewonden uit: „Heb je
er iets tegen Mac Pharson, dat ik dien Boeddha
open maak?"
Ik zag dat deze vraag onzen gastheer onaan
genaam aandeed maar hij bedwong zich en
antwoordde, hoffelijk: „Als mijn gast, staat al
het mijne tot je beschikking."
Harrison ging naar het beeld en beklopte
het. Daarna liet hij zich door Aboe die bleek
van angst tegen den muur stond gereed-
schappen brengen. Hij zocht naar een breek,
ijzer, vond er echter geen en herinnerde zich,
dat er een was in het kastje van den auto,
dien de regeering ons ter beschikking had ge
steld. Aboe was de kamer uitgevlucht. Vol ijver
liep Harrison door den tuin, die in den sche
mer van den nacht voor ons lag, om het breek
ijzer te halen. De regen had opgehouden. Mac
Pharson was met mij naar de veranda gegaan,
hij in nadenken verzonken, ik geërgerd over
het indiscrete optreden van mijn vr.end. Het
was koel in de natuur. Heel in de verte, schril
en eentonig, klonk het geroep van een krekel.
Plotseling werd de stilte verbroken door een
toomigen, luiden schreeuw van Harrison. We
hoorden het ge
kraak van takken """"""""""""j
in het struikge- f j-, .7
was en haastige U€ ZICL VCM
schreden. We lie-
pen op het ge- I
schreeuw toe en i
vonden onzen ■"■■..■■■..■„.„m........
vriend met opgewonden gezicht en woedend.
Hij drukte z'n zakdoek tegen z'n arm, waar het
bloed afdroop.
„Vervlriep hij, toornig; „heb je hier
struikroovers? Die kereld hing als een klit aan
mijn hals, en die steek is zeker bij vergissing
een paar centimeter te veel naar links ge.
gaan!"
Onze gastheer was bleek geworden en trok
den gewonde in het helle lamplicht van de
veranda. We zagen dat het een diepe vleesch-
wond was en Mac Pharson zei: -Ken steek van
een mes van een inlander. Hoe is het mogelijk'
Je hebt hier toch geen vijanden?"
Harrison lachte. „Neen, hoogstens Boeddha
daar."
De niet gevaarlijke wond werd volgens de'
regels der kunst verbonden en een paar uur
later lag het heele huis in rust. Ik was juist
ingeslapen toen ik een geruisch hoorde. Harri
son was opgestaan en ik zag hem in z'n koffer
naar z'n electrische zaklantaarn zoeken. Ik
vroeg hem of ik hem behulpzaam kon zijn. Hij
raadde me aan me om te draaien en te gaan
slapen; hü wilde nog eens naar z'n Boeddha
kijken. Ik hoorde z'n voetstappen wegsterven,
toen was het weer stil. Van slapen was natuur
lijk geen sprake meer en ik was niet weinig
verstoord op mijn vriend. Daar moest die gekke
Harrison de mij zoo noodige en lang verlangde
rust, ter wille van z'n dwazen inval, ontstelen
Maar misschien had hij de wondkoorts. Die
gedachte deed me opspringen. Ik liep de kamer
door, zag een klein lichtje en vond mijn vriend
in een hoek voor het beeld staan. Hij keek me
lachend aan en zei:
„Ik wist wel, dat het je ook interesseerde,
ouwe jongen."
Ik trachtte hem over te halen, weer naar
bed te gaan, maar er was niets met hem te
beginnen. Harrison greep met z'n hand achter
om den schouder van Boeddha, zette zich
schrap en verzocht me van voren flink te
trekken. We slaakten een kreet van verbazing,
want de plooien van den mantel op de schou
ders van het beeld lieten los; het werd als 't
ware in tweeën verdeeld en we keken in de
holle ruimte van het inwendige.
Harrison bekeek het bovenstuk opmerkzaam
en zei: „Hier aan den schouder zit een kleine
stalen veer, die het er uit deed springen."
Voorzichtig greep hij in het gat en haalde
er een saamgevouwen stuk papier uit, dat hij
mij gaf. Het was met Indisch schrift geschre
ven en ik las het woordelijk bericht van Mac
Pharson's gesprek met ons van dien morgen
over den politieken toestand van het oogenblik
in Britsch.Indië.
We zagen elkander verbaasd aan.
„Wie is er nog meer bij dat gesprek geweest?"
vroeg ik.
.►Alleen Aboe."
„Die zoogenaamd geen woord Engelsch ver
staat."
,Maar wat doet die brief in het beeld?"
Jk dacht een oogenblik na: „Het vertrek
hier is de wachtkamer der Indische bedienden."
Juist. En Boeddha -de geheime postiljon van
hun spionnage
Harrison was nadenkend geworden. „Zoo.
zei hij, „nu wordt me alles duidelijk. De angst
van Aboe, als z'n meester het beeld naderde;
z'n vrees, toen hij er mij mee bezig zag, en....
die messteek, die mij wat ongeschikter maakte
om iets te doen.
Den volgenden morgen deelden we onzen
gastheer alles mede. Hij was zoo verbaasd, als
een Engelschman maar zijn kan, die dertig
jaar in dit land geleefd heeft. Voor de goede
orde gaf hij kennis van 't geval aan de politie,
maar verdere aanwijzingen gaf hij haar niet.
Hij wenschte zoo weimg mogelijk met die aan
gelegenheid te maken te hebben.
Toen we na een week Harrison's wonde
was na dien tijd vrijwel genezen afsche'd
van Mac Pharson namen, viel mijn blik nog
eenmaal op den Boeddha, met op zijn gezicht
de uitdrukking van verheven rust. De steen op
z'n voorhoofd lichtte met een matten glans.
In Turkije komen duizenden ooievaars aan,
tot verheugenis van de Turken, die de komst
der vogels als een goed voorteeken beschouwen.
Vele dezer vogels dragen alluminium plaatjes
aan de pooten, waardoor te zien is, dat zij door
verschillende universiteiten in Europa zijn los
gelaten.
Zoo komen er vooral uit Nederland, Duitsch-
land en de Baltische landen.
A 11*% r' op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Ofïfifi bij levenslangegeheeleongeschiktheid tot werkendoor f 7f/l bij een ongeval met f OCfi bij verlies van een hand f IOC oij verlies van een f Cfï bij
AllC Q O OTITIS S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen OUUV»m verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen #«#(/.-doodelijken ailoop £OUtm een voet ol een oog# duim ot wijsvinger 1 t#l/.~be
een breuk van
been of arm
f A fi t>U verlies van 'n
anderen vinger
Uit het Engelsch van
33
Je zult slagen, verzekerde Nancy haar,
al moest het nog jaren- duren, maar slagen
zul je.
Jaren! riep de oudere vrouw verschrikt
uit. Misschien leef ik dan al lang niet meer.
Ik ben niet sterk, Nancy, en ik denk er dik
wijls met schrik aan, dat ik te veel van mijn
krachten verg. Bovendien wil ik, dat je geld
krijgt om je huis terug te koopen. Hoe lang
duurt die optie nog?
We hebben allen tijd van de wereld. Meer
dan vier jaar.
Vier jaar, herhaalde de vrouw langzaam.
Ik vraag me af, of dan
Ik moet nu naar Shawcross, zei Nancy.
Dien zou ik heelemaal vergeten.
Neem je zijn voorstel aan?
Ik moet wel, antwoordde het meisje, -r-
Het beetje geld dat ik nog heb, vermindert
zienderoogen en ofschoon het salaris klein is,
het is beter dan niets.
Ja, antwoordde Mary nadenkend. Je
hebt gelijk. We mogen de hoop niet opgeven,
het zal ons toch wel ééns gelukken.
Dienzelfden avond teekende Nancy het con
tract en verbond zich om twee jaar lang uit
sluitend voor de firma Shawcross te werken.
HOOFDSTUK XVI
NANCY KRIJGT ARGWAAN
Vier dagen later, toen Nancy van de fabriek
thuis kwam, vond ze miss Judson ontsteld en
zenuwachtig. Maar de vrouw begroette haar
hartelijk als altijd en vroeg, of haar werk haar
nog altijd beviel.
Het bevalt mij uitstekend.
En kun je goed opschieten met de pa
troons?
Ze zijn allebei alleraardigst voor me. Ik
hoop toch zoo, dat ik succes zal hebben. Want
ze hebben me verteld, dat ze hun heele kapi
taal in de nieuwe machines en installaties heb
ben gestoken, zoodat alles afhangt van het
succes van mijn teekeningen.
Mary Judson antwoordde niet. Z» luisterde
nauwelijks naar wat Nancy haar zei.
Is er iets met je gebeurd?
Ik voel me een beetje vervelend.
Wat is er dan?
Ik weet niet wat ik doen moet, antwoord
de Mary langzaam.
Waarom niet?
Ik wil je niet lastig vallen met die ge
schiedenis Je hebt genoeg aan je hoofd.
Je valt me heelemaal niet lastig. Toe, ver
tel het me maar, Mary,
Maar Mary sprak nog steeds niet. Plotseling
begon ze:
Ja, ik heb het opnieuw geprobeerd, Nancy,
sinds dien dag, je west wel....
En je had me beloofd eerst eens flink uit
te rusten.
Ik kon er niets aan doen. Maar ik heb
geen resultaat gehad. Nog altijd ontbreekt een
kleinigheid, maar wat is het? Wat is het?
Als je me de formule maar eens wilde la
ten zien, zou ik het misschien kunnen vinden.
Ik zal je geheim niet verraden, Mary....
Ik vertrouw je alles, alles toe, Nancy, dat
weet je wel. Maar ik beloofde mijn vader voor
zijn dood dat ik het nooit iemand zou toonen,
voor ik rubber kon maken. Daarom kan ik het
niet laten zien. Ik zou het graag willen, maar
ik durf niet! Ik ben mijn vader bij zijn leven
nooit ongehoorzaam geweest, en ik wil hem
niet ongehoorzaam zijn nu hij gestorven is.
Daarom, daarom....
Welnu? vroeg het meisje.
Ik heb vandaag bezoek gehad van iemand,
zei Mary. En ik weet niet wat ik hem moet
antwoorden.
Bezoek gehad? Ken ik hem?
De vrouw schudde het hoofd.
Neen, hij is hier nog nooit geweest, zoo
lang jij hier bent. Hij heet Langham en mijn
vader zei altijd, dat hij een genie was. Hij
werkte als assistent bij mijn vader en kort
voor zijn dood is hij weggestuurd ik weet
niet waarom.
Waarom vond je zijn bezoek onaange
naam?
Hij vroeg of hij het laboratorium mocht
gebruiken en ik voel er veel voor, het hem toe
te staan. Vader zei altijd, dat hij na een ge
sprek met Langham geïnspireerd scheen en
dat hij hem aanvuurde om te werken, mis
schien heeft hij op mij dezelfde uitwerking.
Ik heb misschien niet lang meer te le
ven, ging ze voort en ik wil mijn doel bereiken
voor ik sterf. Misschien kan hij mij helpen, en
het is ook in jouw belang.
Praat niet over sterven. Mary. Je zult
zien, dat je honderd jaar wordt! En om mij
behoef je je niet bezorgd te maken.
Maar ik heb je beloofd het huis terug te
koopen en ik wil mijn belofte nakomen, Nancy.
Hij kan mij misschien helpen; vanavond komt
hij terug.
Vanavond?
Ja, ik wilde jou eerst vragen welke beslis
sing ik moest nemen.
Ze vertelde Nancy in korte woorden Lang-
ham's betrekking tot haar vader, vertelde het
een en ander uit zijn leven, hoe hij scheikunde
gestudeerd had en dat er groote verwachtin
gen van hem werden gekoesterd.
Hij heeft een laboratorium noodig, zei
Mary. Hij zegt dat hij een belangrijk experi
ment wil doen en dat niemand in Leeds zoo'n
goed ingericht laboratorium heeft als mijn
vader. In ruil daarvoor zal hij mij bij alles
assisteeren waarbij ik hem noodig mocht heb
ben.
Is dat geen vreemd aanbod?
Misschien wel. Ik heb er niet bij gedacht.
Ik herinner me wel, dat mijn vader zei, dat
Langham een aangeboren talent had voor
chemie.
Heeft hij er eenig idee van, wat jij aan t
ontdekken bent? vroeg Nancy.
Niet het minst. Ik heb hem voorzichtig
ondervraagd, maar ik ben er zeker van, dat
hij er niets van af weet. Het is een stroohalm,
waar ik mij aan vastklem, Nancy. Misschien
kan hij mij van dienst zijn. Ik weet zeker, dat
vader er geen bezwaar tegen zou hebben ge
had.
Dien avond, nadat de twee vriendinnen ge
geten hadden, diende Sarah Ellen den bezoe
ker aan. Hij droeg een nieuw pak en zag er
heel wat beter uit dan den avond, dat Ben
Briggs hem had opgezocht.
Dit is mijn vriendin miss Trevanion,
stelde miss Judson voor.
Nancy keek den man onderzoekend aan. Zijn
gezicht beviel haar niet en hij geleek meer op
een kleermakers-bediende dan op een knap
chemicus. Zijn lichaam was slecht gebouwd:
smalle schouders, smalle borst, kromme bee
nen. Maar eenige minuten later veranderde ze
van meening: zijn hoofd was goed gevormd,
zijn breed voorhoofd getuigde van intelligen
tie, zijn oogen keken scherp-onderzoekend
rond. Deze man, wie en wat hij verder mocht
zijn, was iemand van groote gaven.
Het is vriendelijk van u, mij nog eens te
willen ontvangen, miss Judson, begon hij.
Je bent getrouwd, sinds je van mijn vader
bent weggegaan, hè?
Ja, ik heb twee kinderen. En daar moet
ik aan denken, aan hen en aan mijn vrouw. Ik
zeg niet, dat ik geen goed loon verdien op de
fabriek, maar ik wil iets beters dan mijn leven
slijten in een weverij. Ik wil mijn kinderen een
goede opvoeding geven en dat kan ik niet bol
werken van het loon dat ik verdien. Natuurlijk
kent u mij wel?
Mijn vader sprak dikwijls over je.
Ja, dat is zoo. Uw vader deed meer voor
mjj, dan alle professoren van Yorkshire Col
lege samen. Als hij was blijven leven, zou hij
iets groots hebben bereikt.
Hij wist, dat hij verstandig deed op dezen
toon te spreken. Er was één zwakke plek in
Mary Judson- ze aanbad de nagedachtenis van
haar vader en vond het heerlijk, over hem te
hooren spreken.
Bovendien bestaat er geen tweede labora
torium als het uwe. Ik zou u buitengewoon
dankbaar zijn, als ik er af en toe gebruik van
mocht maken. Ik kan u niets in geld vergoe
den, miss Judson, maar ik weet dat u zich ook
met scheikunde bezig houdt en misschien kan
ik u, zooals ik al gezegd heb, af en toe van
dienst zijn. Ik zou nacht en dag voor u werken,
miss Judson; het beteekent mijn heele toe
komst, waar ik nu mee bezig ben.
(Wordt vervolgd)