DE HERBOUW VAN EGMOND <Kd oetfiaal van den daa Vaseline Chesebrough et Erfdeel HET STATION ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN Geen robbedoes ravot Zijn ROBINSONS kapot DINSDAG 9 MEI Zijn oudste geschiedenis Vergiftiging op groote schaal -w U-V; DE ZOMERDIENST „WERKHANDEN" Verzorgt Uw handen goed. leder een ziet ze en waardeert goed verzorgde handen. Wat voor werk ge ook doet, met Vaseline Chesebrough bereikt ge alles. „Blanke huid - Zachte handen" AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Uit het Engelsch van Joseph Hocking De abdij van Monte-Cassino, het stam klooster der Benedictijner Orde, voert in haar wapen een afgekapten boom, waaruit nieuwe loten omhoog schieten. De wapenspreuk luidt: „Succis- sa virescit: omgehouwen herleeft zij." In deze woorden ligt de geschiedenis der geheele Benedictijner orde, die na tijden van inzinking en vervolging telkens weer tot hernieuwden bloei mocht geraken- Ook op de abdij van Egmond zijn deze woorden van toepassing. Zes eeuwen lang Was deze stichting het grootste en meest invloedrijke mannenklooster in Holland geweest, toen in 1573 de troepen van Sonoy de abdij in bjand staken en zoo op ge welddadige wijze aan het monastieke leven in Kennemerland een einde werd gemaakt. Nu, 360 jaar later, gaat de lang gekoes terde wensch in vervulling: Holland krijgt zijn monniken terug; het hernieuwde Eg mondsche klooster zal als centrum van ge bedsleven stellig in hooge mate bijdragen tot de bevruchting van het werk der ziel zorgers. Bij dit herstel rijst vanzelf de vraag: Wat weten wij van de oudste geschiedenis van Egmond in verband met de vereering van St. Adelbert en met het graafschap Holland? Naar dit deel onzer Vaderlandsche ge schiedenis is in de laatste decennia van verschillende zijden een hernieuwd onder zoek ingesteld; het resultaat dezer naspo ringen zullen wij trachten hier in het kort weer te geven. De oude opvatting, dat de oorsprong van het Hollandsche graafschap gelegen zou zijn in de schenking der Egmondsche kerk in 922 door Karei den Eenvoudigen aan Dirk I gedaan is wel niet meer vol te houden. Immers reeds in 889 schonk koning Ar- nulf aan een zekeren graaf Gerulf een ge bied, dat ongeveer het tegenwoordige Kennemerland omvat. Ook een later als oud-grafelijk erkend recht, nl. het vissche- rijrecht tusschen Haarlëm en Leiden was reeds in het bezit van Gerulf. Diens zoon, Dirk I, heeft goed en waardigheid van zijn vader geërfd. Voor het eerst wordt over Egmond ge sproken in een' oorkonde van 922. De Eg mondsche kerk werd toen belangrijk ge noeg geacht, om bij officieele en afzonder lijke schenkingsacte te worden vergeven. Karei de Eenvoudige begiftigde door dit document graaf Dirk I met de „ecclesiam Ekmunde cum omnibus ad earn jure per- tinentibus" etc.; de kerk van Egmond met al hetgeen rechtens daartoe behoort." Men heeft gemeend in deze kerk reeds de abdij te mogen zien; doch daar staat tegenover, dat alle oude Egmondsche handschriften Dirk I pas als stichter van het klooster aanwijzen, terwijl ook het Vrootd „ecclesia" in Middeleeuwsch Latijn op de eerste plaats kerk en niet klooster beteekent. Is er dan misschien te Egmond een an dere belangrijke kerk aan te wijzen, wel ke als object van deze schenking heeft kunnen gelden? Over een veel oudere kerk, die in 740, onmiddellijk na den dood van St. Adelbert, te Egmond gesticht zou zijn, wordt reeds gesproken in de oudste „Vita Sancti Adal- berti". Dit geschrift dient even nader bezien te Worden. Deze oudste „Vita" is samengesteld rond 980 op verzoek van den aartsbisschop van Trier, Egbert, een zoon van onzen Hol- landschen graaf Dirk II. Deze Egbert had in zijn jeugdjaren de bevrijding van he vige koortsaanvallen aan de voorspraak van St. Adelbert te danken gehad. Aan de monniken van de abdij Mettlach bij Trier gaf Egbert opdracht, om dit ge schrift samen te stellen. Een hunner, de monnik Ruopertus (Rupert) ging zelf naar Egmond, om daar inlichtingen te verzame len. Het resultaat van zijn onderzoekingen is de bovengenoemde „Vita S. Adalberti" In dit werk zijn twee deelen te onderschei den. Het eerste deel omvat het leven van St. Adelbert tot en met diens begrafenis. Hierin vinden wij slechts weinig feiten ver meld. Dit pleit voor de waarheidsliefde van den schrijver. Te Egmond kon hij het was immers reeds ruim twee eeuwen na den dood van den heilige niet veei bijzonderheden over diens leven en daden meer vernemen. Hij vulde het ontbrekende niet uit zijn fanta sie aan, maar beperkte zich tot algemeen heden en enkele treffende gebeurtenissen waarvan de herinnering nog niet vervaagd was. bijv. de eerbiedige zorg aan het graf van St. Adelbert bewezen. Het tweede deel behandelt de feiten, wel ke slechts kort geleden hadden plaats ge had, zooals de verheffing van St. Adelberts relieken, de stichting der abdij en wonderen welke in dien tijd geschied waren. Van de ze feiten waren er verschillende aan aarts bisschop Egbert goed bekend, omdat diens grootvader en vader Dirk I en Dirk II daar bij betrokken waren. Persoonlijk kon hij dus het verhaal dier gebeurtenissen con troleeren. De betrouwbaarheid van dit tweede deel is door de latere geschiedkundigen dan ook algemeen aanvaard; tegenover het eerste deel was hun houding meer gereserveerd. Zoo is het verklaarbaar, dat er weinig waarde werd gehecht aan een bericht, voorkomend op het einde van het eerste deel, waar Ruopertus over de tijdgenooten van St. Adelbert vermeldt: „Boven zijn graf bouwden zij een kerk, zoo goed en zoo kwaad als zij, die nog onbedreven waren in zulke zaken, dat konden. Maar door de invallen der Noormannen werd de kerk herhaaldelijk verwoest, terwijl de omstreken nog meer hadden te lijden." Een „herhaaldelijke" verwoesting wijst er op, dat men na den aftocht der roovers- benden telkens weer getracht heeft de kerk te herstellen. Uit de opgravingen door Dr. J. H. Hol- werda in 1920 en 1924 te Egmond verricht, blijkt de waarheid van deze berichten. Op den z.g. Adelbertsakker ongeveer een Kilometer westelijk van het abdij terrein gelegen vond hij de sporen terug der tuf- steenfundeering van een vrij groote, in drie schepen verdeelde kerk, welke naar het Oosten met een absis was afgesloten. Het ligt voor de hand, dat de geloovigen bij het bouwen van een kerk boven het ge beente van een heilige de eereplaats, dat is onder het altaar of in de onmiddellijke omgeving daarvan, aan het graf hebben gegeven. Nu bevindt zich de nog bestaande St. Adelbertsput, als bron bij de verhef fing der relieken uit het graf van den hei lige ontstaan, in het hart van de absis, daar dus, waar vroeger het altaar gestaan heeft. Het materiaal en de geringe diepte der fundeering hebben slechts een lichten hou ten bovenbouw toegelaten. Een dergelijke kerk, dikwijls door de Noormannen ver woest, kon dan ook telkens weer vrij ge makkelijk herbouwd worden. Zoo heeft de bodem de bevestiging be waard van hetgeen Ruopertus en na hem ook de kronieken hadden overgeleverd. Door de goede zorgen van het comité wor den thans door natuursteenmuurtjes, vol gens de lijnen der fundeering op den ak ker opgemetseld, de omtrekken van deze oude St. Adelbertskerk nauwkeurig aange geven. Er is echter nog meer. De eigenaardige rechthoekige vorm van den akker was aan leiding, om ook de begrenzing ervan na der te onderzoeken. Het bleek nu, dat hier een wal gelegen had van hetzelfde tuf steenmateriaal als de kerkfundeering. Een breede gracht had blijkbaar vroeger dezen wal omsloten. Er zijn geen sporen gevonden van andere gebouwen, behalve de kerk, binnen deze omwalling. Wij heb ben dus hier te doen met een oud-Franki sche castrumkerk, dat is een omwalde kerk of kerkfort. De aanleg en afmetingen van het terrein stemmen hierme overeen. Wanneer het oude St. Adelbertsheiligdom de gedaante van een kerkfort gekregen heeft is niet nauwkeurig uit te maken. Ge vonden scherven wijzen op een periode lang vóór onzen graventijd. Dergelijke kerkforten bestonden ook te Utrechten te Tiel en werden als belang rijke bezittingen beschouwd. Egmond, aan de Noordpunt van Kenne merland en in de nabijheid der vijandelijke West-Friezen gelegen, was als strategisch punt van het grootste gewicht voor den Hollandschen graaf. Het bezit van deze Egmondsche kerk bood een aanmerkelijke versterking aan de positie van Dirk I, en was volkomen waard om in een afzonderlij ke en plechtige oorkonde in 922 aan hem te worden overgedragen. Een dusdanige schenking past geheel in het kader van dien tijd, waarin ernstige pogingen werden aangewend om de ver woestingen, door de Noormannen aange richt, te herstellen. In 920 begint het herstel te Utrecht. Bisschop Balderik, vroeger voor de over weldigers gevlucht, keert dan naar zijn ver woeste zetelstad terug en begint met den herbouw. In denzelfden tijd wordt het herstel in het Noorden en het bezit van het kerkfort toevertrouwd aan den machthebber daar, onzen graaf Dirk I. Hoelang het kerkfort, als zoodanig, na de schenking nog bestaan heeft is onbekend- Ruopertus spreekt na de wonderbare gene zing van Egbert, den zoon van Dirk II, nog over een mirakel, waarbij de plaatselijke bevelhebber „wiens verblijf niet ver van het klooster was gelegen" betrokken was. Sinds 1160 is er zeker een andere vesting te Eg mond n.l. het kasteel te Egmond op den Hoef. Het kerkfort was toen overbodig. La ter, waarschijnlijk in de 15de eeuw, heeft men op den akker en binnen de fundeering der oude kerk een klein, van steen ge bouwd kapelletje opgericht. De sporen hier van werden ook door Dr. Holwerda terug gevonden. Deze kapel is wel in 1573 tegelijk met de abdij verwoest. In 1662 waren de puinen nog te zien. Wat nu de verheffing der relieken van St. Adelbert en de stichting van het vrou wenklooster betreft: Ruopertus plaatst bei de gebeurtenissen onder de regeering van Dirk I. Alle kroniekschrijvers namen dit over. Het juiste jaar is onbekend, doch de opgraving der relieken is zeker na de schenking van 922 geschied, want Ruoper tus vermeldt uitdrukkelijk, dat Dirk I toen reeds eigenaar van die plaats was. Moeilijk is uit te maken wat eerder ge beurd is: de stichting van het houten vrou wenklooster of de opgraving der relieken. Ruopertus drukt zich op dit punt niet dui delijk uit. Van de latere schrijvers stelt alleen Joannes a Leydis (15e eeuw) den kloosterbouw vóór de verheffing der relie ken. Deze Joannes maakte bij de samen stelling van zijn „Chronicon Egmundanum" gebruik van de Egmondsche archieven. Het verder verloop der feiten is voor ons dui delijker, wanneer wij zijn meening volgen. Driemaal verscheen St. Adelbert aan een kloostervrouw, Wilfsit genaamd en gelastte, dat zijn relieken moesten verheven worden. Zij bracht dit bevel aan graaf Dirk I over. Zoo men dit feit stelt vóór de stichting van het Egmondsche vrouwenklooster, zal het zeer bezwaarlijk zijn, om een woonplaats voor deze religieuze aan te wijzen. Het meest nabijgelegen vrouwenklooster in dien tijd bevond zich te Susteren, dat tot het bisdom Luik behoorde. Bij het opgraven van het gebeente ont sprong de nog bestaande bron. De onbedor ven lijkwade van St. Adelbert werd in het kerkfort achtergelaten, het gebeente over gebracht naar een houten kerk, welke Dirk I te Hallem liet bouwen. Hallem is dat deel van Egmond, waar ook het houten vrou wenklooster en later de mannenabdij ge staan hebben. Waarom is juist deze plaats voor kerk en klooster bestemd? Met zekerheid is op die vraag nog geen antwoord te geven. Na zijn opgravingen in 1920 op het abdij terrein gedaan, concludeerde Dr. Holwerda, dat de bevolking van Egmond van oudsher hier woonde; daar kan dan ook het centrum van St. Adelbert's arbeidsterrein geweest zijn. In alle geval was deze plaats beter ge- ter geschikt voor den bouw van een vrou wenklooster, dan de onmiddellijke omgeving van een kerkfort met zijn bezetting. Dit klooster heeft geen langdurig bestaan gehad, Ruopertus meldt: „Wegens de ge varen, waaraan zij herhaaldelijk bloot ston den, uit hoofde van de woestheid der Frie zen, ontbrak haar geheel en al de moge lijkheid om er haar kloosterleven, zooals 't behoort te leiden". De langdurige strijd, welken de Hollandsche graven tegen de West-Friezen moesten voeren, is ons be kend. Dirk II besloot dan ook het vrouwen convent te vervangen door een mannen klooster. Volgens een bericht van Joannes a Leydis werden de nonnen overgebracht naar Bennebroek bij Haarlem, waar zij rustig haar kloosterleven konden voortzet ten. Door het verbod om nieuwe novicen aan te nemen, is dit convent langzaam uitgestorven. Met de komst der monniken te Egmond was de stichting der abdij een feit gewor den. Vanwaar deze Benedictijnen afkom stig zijn, is niet met zekerheid te zeggen: waarschijnlijk uit het St. Pieterklooster te Gent, waarmee Dirk II relaties onderhield. Met vorstelijke mildheid heeft Dirk II IIIIIIIIIIIIIIIHI iiniiiniiniiiu Het station is de sensatie, Die men 't eerste ondergaat, Als men voor een prettig reisje Opgeruimd de stad verlaat. Het stationhet ligt daar voor u, I Dus u haast zich dan vooruit, Want het is de steenen sleutel, Die voor u de reis ontsluit! Het station is iets opluchtends, Dat g'als een oase ziet En de zwaarte uwer koffers Voelt ge in uw geestdrift niet! Want vandaar uit gaan uw reizen, Bijkans naar uw luchtkasteel! 't Is de ingang, dien ge door moet, Onverschillig 't werelddeel! Reizen, trekken, uw vacantie, Echt zoo zorgloos in 't getouw Het symbool der ware vrijheid Ziet ge in dit zwaar gebouw! Doch wanneer de reis voorbij is, 1 Dan ontloopt ge 't wel niet vlug, Maar ge zijt zoo enthousiast niet Want ge toont hetslechts uw rug! MARTIN BERDEN 2 (Nadruk verboden) aiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiE zijn Egmonder stichting bedacht. De hou ten kerk verving hij door een steenen ba siliek een in dien tijd zeer kostbare on derneming uit eigen middelen schonk hij den monniken voldoc-nde inkomsten voor hun levensonderhoud, de kerk verrijkte hij met verschillende kunstwerken, als een gouden altaarretabel en een, nog in de Kon. bibliotheek te 's-Gravenhage berus tend, kostbaar Evangeliarium. De innige band tusschen Egmond en het Hollandsche gravenhuis is blijven bestaan. Bij voorkeur kozen de leden van dat ge slacht daar hun laatste rustplaats. In 1903 werd nog een dergelijk graf met de over blijfselen van gr: af Floris I en van diens gemalin en kind teruggevonden. De kans op verdere vondsten op het abdij terrein is thans, helaas wel uitgesloten. Door afgra vingen is het maaiveld twee en een halven meter verlaagd, de fundamenten zijn radi caal opgeruimd. Mijnheer Pranssen, man van middelbaren leeftijd, kan het met zijn vrouw werke lijk goed vinden. Al twintig jaar zijn ze getrouwd en nog zijn ze „gek" op elkaar. Huise lijke twisten komen zelden voor. Dat komt eensdeels, omdat ze zooveel van elkaar houaen, anderdeels, omdat mijnheer toch geen kans ziet, den woordenvloed van zijn vrouw te stel pen. Als ze eens verschil van meening hebben, dan gaat het over de dienstbode. Mevrouw kan wel dienstboden krijgen, zooveel zij wil, maai ze kan ze niet houden. En al zoo vaak heeft mijn heer het meegemaakt, dat zijn vrouw hem, als hij van zijn vrij drukken werkkring huiswaarts komt, verrast met de mededeeling: „Man, we zullen weer een „omroeper" moeten plaatsen. Onze meid gaat eind van deze week weg. Dan zet mijnheer geen verwonderd gezicht, maar er komt een smartelijke trek om zijn mond. En niet zonder reden. Het wegzenden van de dienstboden is het werk van mevrouw, maar het zoeken dat van mijnheer. En mijnheer voorziet weer al de ellende aan het zoeken van zoo'n dienstbode verbonden. Avond op avond op informaties uit; bespre kingen met zijn wederhelft en dan de slot opmerking: „Je moest morgen nog eens naar die of die gaan, want ik durf het met deze heusch niet aan." Maar nu is het mijnheer Franssen toch mooi genoeg geweest. Eenigszins kortaf zegt hij: „Hoor eens hier lieve mensch, nu begint me dat gezeur vreeselijk te vervelen. Vanavond ga ik er voor het laatst op uit en zal de dienstbode meteen aannemen, zonder dat we er nog verder over spreken." Eenige tranen bij mevrouw, dan een boos ge zicht. „Doe maar geen moeite meer. Al vier keer heb je een dienstbode in mijn huis (als me vrouw boos wordt, spreekt ze van m ij n huis) gehaald en het was geen enkelen keer goed. Ik zal nu zelf er op uit trekken. En zoo kwam het, dat mevrouw Pranssen den volgenden avond zelf op haar „ondergeschikte" Warmond. J. J. HENNEMAN Het wemelde op zolder en deel van den landbouwer P. te Aalten van de ratten en daar ze voldoende voedsel konden vinden, meende hij dat daartegen niets gedaan kon worden. Eenigen tijd later schreei hij: „Ten einde raad probeerden we Rodent met dil schitterende resultaat: 80 doode ratten, Dit resultaat bereikten we met slechts één doosje Rodent van 50 cent" Of U last hebt van één of van honderd ratten. Rodent zal ze absoluut uitroeien. Het trekt dit onge dierte onweerstaanbaar aan en leidt ze zeker naar hun verderf. Ook muizen ontkomen niet aan Rodent Koop nog heden een enkele doos a 50 ct of een dubbele doos 90 ct en morgen zult U van rat en muis bevrijd zijn. O.a. bij alle drogisten. Imp.: Fa. B. Meindersma - Den Haag. B 48 Willie Woensdag was gestuurd om te zien, of hij wat visch kon vangen en de zeeman was zeer kwaad, toen hij den luien Willie vast ln slaap vond, terwijl hij dacht dat deze aan het visschen was. „Kijk eens, dat is al de visch, welke hy gevangen heeft," zei Freddy, ter wijl hij het zoover in de hoogte hield, om het Robbie en Topsy te laten zien. „Het is een zeester", zeide de zee man, „en ik zal hem daarmee een lesje geven". De zeeman spelde öe zeester op Willies jas en het leeiijke geurtje van het zeeproduct, dat in Willie's neus terecht kwam, deed hem ontwaken. „Ik ruik visch", zeide hij, terwijl hij gaapte. Toen zag hij de zeester op zijn jas. „Wat beteekent dat?" vroeg hij. „Dat is een medaille, die ik je op je borst heb gespeld, omdat je de lui ste visscher bent op het Artis-eiland", aeide Freddy. (Morgenavond vervolg). (Ingezonden Mededeelingen.) uitging en met succes. Den volgenden morgen deed de nieuwe haar intrede. Zwijgend hoorde mijnheer 's avonds het ver haal over „de nieuwe" aan. „Heb je wel gezien, hoe netjes ze eruit ziet? Wat een snoezige jurk hé? En ze is zóó voor komend en behulpzaam! Moet je het koperwerk eens bekijken. Het glimt tegen je aan. Nog nooit heb ik zóó'n dienstbode gehad." Mijnheer zei niets, maar vroeg zich alleen af, waarom hfj in 's hemels naam zooveel moeite had moeten doen, als het vinden van een model meid zoo weinig moeite kost Het leven ging zijn gewone gangetje. Eiken morgen stapt mijnheer Franssen de deur uit en tegelijkertijd komt „de nieuwe" erin. Mijnheer kan haar niet uitstaan en beantwoordt nauwe lijks haar groet, 's Avonds komt mijnheer weer thuis en hoort het verhaal van zijn wederhelft aan. Dan gaat hij zijn krant lezen, terwijl me vrouw beweert, dat ze nu nooit meer moe is, want sinds „de nieuwe" in huis is, hoeft ze absoluut niet meer te werken Na twee maanden, op een mooien avond, wil mijnheer Franssen juist zijn huis ingaan, als hij wordt aangesproken door een heer. Deze laat hem zijn penning zien en zegt kortaf ..re cherche". Mag ik u even spreken. En t&wijl Franssen bleek wordt, terwijl zijn vrouw, die hij inmiddels geroepen heeft, een bezwijming nabij is, vertelt de rechercheur, dat ze een beruchte dievegge in huis hebben gehaald en toont hun het portret van de „nieuwe". Den volgenden morgen werd de nieuwe tus schen twee agenten in weggevoerd uit het huis van mijnheer Franssen naar i" de gevangenis. I 's Avonds za- ten mijnheer en j mevrouw over nieuwe elkaar, maar i geen woord werd gerept over „de nieuwe". En mevrouw, die ondertusschen inspectie was gaan houden, sprak ook niet over de verdwenen cassette rilver, haar verdwenen nieuwe bont en de zoek geraakte gouden broche. Ze zei alleen: Man, we zullen weer een „omroeper" moeten plaatsen. Een ondeugende glimlach speelde om de lip pen van mijnheer, die dikke rookwolken van een versche Havanna verweg stootten FRED Van de Nederlandsche Spoorwegen De „Officieele Reisgidsen der Nederlandsche Spoorwegen", zoowel de groote als de kleine uitgave, zullen van heden 9 Mei af verkrijgbaar zijn aan de stations en bij den Stationsboek handel en van 10 Mei af bij den particulieren boekhandel. De nieuwe dienstregeling brengt vele verbe teringen. Enkele nieuwe treinen worden inge legd, terwijl een aantal slecht bezette treinen komen te vervallen. Evenals in de dienstregeling van 15 Mei 1932 zijn wederom waar mogelijk de treinen versneld. In het bijzonder geldt dit voor de stoptreinen, waarbij in de noordelijke pro vincies belangrijke versnellingen tot stand ko men. Tengevolge van de afsluiting van de Zuider zee, wordt de vaarttijd van de booten Enkhuizen Stavoren v.v. over het IJsselmeer met zeven minuten bekort. Op de knooppunten komen verschillende nieu we aansluitingen tot stand. Te Amsterdam C.S. b.v. een twintig-tal. AZ A 11 op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Ofififï bij leve: Alle UUOUÏIC S ongevallen verzekerd voor een. der volgende ultkeerlngen OC/C/IA" verlies ige geheele ongeschiktheid tot werkendoor 7C/) bij een ongeval met f Of/J bij verlies van een hand f f OC bij verlies van een f Cfi bij een breuk van f A fï bij verlies van "n van beide armen, beide beenea of beide oogen f doodelijken afloop# een voet of een oog# A duim of wijsvinger OV»m been of arm# tri#»" anderen vinger 36 Ook John Trefry had geschreven, maar zijn brieven waren zooals hijzelf, kortaf en een beetje teruggetrokken. Verder had ze niets ge hoord. Ze voelde niets voor de meisjes die ze daar had gekend: de meesten waren getrouwd. Oit alles stemde haar mistroostig. Ze had een Bevoel of de goede dagen van vroeger nooit bieer zouden komen. En tegelijkertijd voelde Se zich opgewonden en gelukkig. Leeds, met Sijn stampende machines, met zijn berookte huizen en mistige lucht, had ze achter zich Sela ten en ze kwam terug in het land van Schoonheid en zon. Zijn we al in Cornwall? vroeg Mary, toen de trein Plymouth passeerde. Nog niet, antwoordde het meisje. Eerst homt Saltash Bridge. De trein stopte bij Devonport en bereikte eindeljjk Saltash Bridge, en het kleine stadje aan de overzijde. We zijn in Cornwall! riep Nancy uit. Het is erg mooi, antwoordde Mary. Mooi! riep het meisje uit. Het is thuis. Nu voel ik pas weer, dat ik leef! Ja, het is mooi, bevestigde Mary. Het is heel anders dan Yorkshire, maar ik houd toch meer van Leeds. Wat is hier alles groen! voeg de ze eraan toe. Na een langen rit door een van de mooiste deelen van Engeland, bereikte de trein het kleine stationnetje. Ze had getelegrafeerd naar den eigenaar van een kleine cottage, die alles voor haar in orde zou brengen. De zon ging onder; Mary gaf blijken van vermoeienis. Zijn we er nog ver vandaan, kind? vroeg ze. Ik ben doodmoe. Nog een kwartiertje, stelde Nancy gerust. Daar staat de auto al te wachten. De wagen reed door de bekende dreven. Nancy hoorde in de verte al het ruischen van de zee. De heggen waren bedekt met bloemen, de vogels tjilpten in de boomen, de lammetjes sprongen rond in de wei. Eindelijk was ze te rug in haar land! Aan den anderen kant der heuvels lag Trevanion Court. Ze vergat bijna Mary's bestaan, ze vergat alles behalve de ge dachte, dat ze „thuis" was, en haar hart bonsde. Eh.eh.... maar dat is werkelijk prachtig, stamelde Mary Judson eindelijk. De auto stopte voor een klein granietstee- nen landhuisje: in de verte waren de ruwe rotskust en de wijde zee zichtbaar. Zelfs voor Nancy, die dit honderden keeren gezien had, scheen het een openbaring. Is het niet prachtig? Blackpool is er niets bij, gaf Mary toe, en Scarborough gewoonweg een gat. Maar toch ben ik doodmoe; ik zou het liefst naar bed willen na een kop thee. Je bent toch niet meer zoo vermoeid als in den trein, hè? Neen, die autorit heeft me opgefrischt. Maar het is toch een lange dag Leweest. Morgen blijf je den heelen dag in bed, zei Nancy. En wat ga jij doen? Nancy gaf geen antwoord, maar Mary be greep heel goed, wat ze van plan was. HOOFDSTUK XVHI DE JONGE JACK BEEL.... Ik ben erg blij u terug te zien, miss Nan cy. Toen ik uw telegram ontving, was ik zoo blij alsof ik een cadeau gekregen had. Ik hoop, dat u een goede reis gehad hebt en uw vrien din ook, voegde hij erbij, zich naar Mary wen dend. U bent niet heelemaal gezond op het oogenblik, nietwaar miss? Mrs. Uren had Nancy heel critisch bekeken. Ze had zich afgevraagd, wat Squire Treva- nion's dochter, want zoo noemde het volk haar nog altijd, in die lange afwezigheid had uit gevoerd, en ze keek opmerkzaam naar Nancy's kleeren. Ook Mary moest zich aan een onder zoek onderwerpen, want ze had niet, naar het oordeel van de vrouw, het voorkomen van een échte lady. Want bij het eenvoudige volk van Cornwall bestaat »og altijd bet respect yoor de „oude families". En al was Squire Trevanion een eenvoudige farmer geweest en zonder een cent gestorven, zoodat het oude huis verkocht moest worden om zijn schulden te betalen, hij was en bleef een Trevanion, terwijl Jack Beel, die het huis gekocht had, zonder eenige on derscheiding werd behandeld en altijd Jack Beel gebleven was. Geld of geen geld, een Tre vanion was een Trevanion en een Jack Beel, al bezat hij millioenen, bleef Jack Beel. Mary Judson begreep niet, waarom de vrouw Nancy met zooveel onderscheiding behandel de. In Leeds was er maar één begrip: geld ma ken. Hier gold een andere maatstaf. Daarom kwam het, dat Mary zich een beetje veronge lijkt voelde. Is Mrs. Uren geen schat? vroeg Nancy zoodra ze alleen waren. Als je de koningin van Engeland was, zou ze je niet met meer onderscheiding behande len, zei Mary. —Wat bedoel je? Wel. ze maakt mij te veel buigingen en complimenten. Daar houd ik niet van. Ze is een schat, hield Nancy vol. Ze diende bij ons, toen ik nog een baby was en daarom houdt ze zooveel van me. Je zou denken dat je van ander vleesch en bloed gemaakt was, als je haar hoorde praten. Maar ik ben blij dat je je gelukkig voelt en het zal me hier best bevallen, dat voel ik nu al. Direct na het eenvoudige eten ging Mary naar bed, maar Nancy voelde, dat ze geen oog zou kunnen dichtdoen in weerwil yan de lange reis. Ze wenschte haar vriendin goeden nacht en ging de deur uit. De wereld scheen hier anders dan in Leeds en toen ze de heerlijke zeelucht inademde, geleken de twee jaren in Yorkshire haar een booze droom. Ze werd wakker na twee afschuwelijke jaren, wakker in haar eigen landstreek. En toch wist ze, dat het oude leven nooit zou terugkomen. Ze her innerde zich de voorwaarden van den koop en hoe de oude Jack Beel haar er om had uitge lachen. Tien duizend pond! Onmogelijk? Als ze met Ben Briggs wilde trouwen, zou het niet onmogelijk zijn. Ze had hem nog geen week geleden gezien, en aan de uitdrukking van zijn oogen bemerkt, dat hij de hoop niet had opgegeven. Wat was 't hier prachtig! De maan scheen helder aan den wolkeloozen hemel. Ze hoorde de golven breken tegen de mooiste kust van de wereld. Honderd keer had ze hier een bad genomen; het strand was zoo hard. dat men er tennis kon spelen. Ze hoorde de vogels ln de boomen van de oprijlaan, de bladeren rit selden. Mooier land bestond er niet op de aarde Ze snikte als een kind, terwijl de tranen langs haar wangen drupten. Maar het waren geen tranen van verdriet; ze had zich nooit zoo gelukkig gevoeld als dezen avond.... Uren later lag ze nog in bed te droomen en te denken. Eigenlijk speet het haar dat Mary Judson meegekomen was. Hoe lief en hartelijk die ook was, begrijpen deed ze Nancy niet. Eindelijk viel ze in slaap, maar ze droomde den heelen nacht van haar kinderjaren. Ze zag haar vader terug, zooals ze hem vroeger gezien had. Ze zag hem glimlachend en toch ernstig kijkend, toen hij haar, op "haar 19den verjaar dag, een nieuw rijpaard had gegeven. Wat had haar vader toch veel van haar gehouden! Dan, in haar droom, zag ze hem op zijn doodsbed liggen en ze hoorde hem smeeken om het oude tehuis terug te koopen voor de Trevanions. Toen ze eindelijk ontwaakte, wist ze niet direct waar ze was. De zon scheen de kamer binnen, buiten floten de vogels. En zoodra het tot haar doordrong waar ze was, sprong ze uit bed. Eenige minuten later liep ze het pad af, naar de zee. Ze lachte van geluk, toen ze de golven voor zich zag, en toen ze, van een voor uitstekende rots, in zee sprong en onderdook. Ze had in geen twee jaar een zeebad geno men en ze lachte opnieuw van geluk, toen ze weer in haar geliefkoosd element was. Ik heb razenden honger, Mrs. Uren! pep ze, toen ze terug kwam naar het landhuis je, is het ontbijt all klaar? Direct kun je ontbijten. Wat wil je heb ben dat ik klaar maak? Alles is goed, als er maar veel van is. De vrouw lachte opgeruimd. Dit was het kind van vroeger! Bill Boskiddy heeft vanmorgen sardines gevangen. Wil je die eten? Sardines! Daar ben ik dol op. Daarna zal ik je wat ham bakken en als dessert krijg je brood en boschbessen met room. Is dat goed? .Wordt vervolgd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 9