De Sovjet en de universiteit Md va&aal mn den dag et Erfdeel HUffthacdt's Hoeder wm DE ZON ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN Alle jongens op school dragen ROBINSONschoenen i' MAANDAG 15 MEI ZUIVERING" IN 1924 Allen die van een bourgeois- afkomst zijn worden verwijderd Taak der spionnen Marx als wiskundige Roofstammen aan den Chineeschen spoorweg Hoe Moskou de situatie voorstelt Prawda spreekt van een oorlog tusschen Amerika en Engeland De flesch in zee K,W AU T E I TE N AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Uit het Engelsch ven Joseph Hocking Het is steeds een kenmerkende eigenschap geweest van de Sovjet-tactiek om vol komen in het geheim een bepaald oesluit voor te bereiden en het daarna met een niets ontziende kracht tot uitvoering te brengen. Zoo geschiedde het ook in Maart 1924 met de z.g. zuivering der universiteiten. Sinds eenigen tijd was uitgelekt, dat men maatregelen over woog om alle bourgeois van de hoogeschool te verwijderen, te beginnen met de studenten, te eindigen met de professoren. Nauwelijks was het gerucht tot de studenten doorgedrongen, of een algemeene consternatie ontstond onder de studeerende jeugd. Men wist immers, dat hij of zij, die van de universiteit werd verwijderd en dus de studie niet kon afmaken, voor goed ver loren was, want hoe zou men aan een betrek king kunnen komen zonder examen, wanneer men niet ingeschreven was bij de partij. En juist de niet ingeschrevenen, op een kleine uit zondering na, zouden verwijderd worden. Het zou spoedig genoeg blijken, dat de ge ruchten juist waren. Op 30 Maart werden de lijsten der „opgeruimden" in een gang van het gebouw opgehangen. In koortsachtige opwinding drongen de studenten voor de lijsten samen, een drom armoedig gekleede en uitgevaste jonge menschen. De lijsten hipgen op het donkerste gedeelte van de gang, zoodat men alleen met behulp van een lucifer nu en dan een naam kon lezen. Bij ieder opvlammend lucifertje klonk een wanhopige kreet van deze of gene die zijn naam op een lijst had gelezen. En telkens las men namen van hen, die juist hun uiterste best hadden gedaan om zoo proletarisch mogelijk te doen. Maar er hielp niets aan. Men behoeft slechts de zoon of dochter van een dokter, een leeraar, een advocaat, een koopman te zijn, om tot de bourgeois gerekend te worden en dit wil de zeggen, dat men van alle levensmogelijk heden moest worden beroofd en van honger moest sterven, langzaam ten onder gaande. Er was wanhoop onder de studenten en de zelf moorden kwamen dagelijks voor. Als motief voor de schrapping werd inmiddels opgegeven „onvoldoende studieresultaat", maar toen een van de studenten beweerde, dat hij bewijzen kon een proletariër te zijn, gaf een partijlid hem den raad naar den commissaris te gaan, dan zou hij zeker van de lijst verwijderd wor den. Een andere student merkte daarbij op, dat het dus eigenlijk niet ging om de „studie resultaten", maar om de willekeur. Een scherp antwoord van het partijlid was echter voldoen de om den protesteerende te doen zwijgen. Men wist maar al te goed, dat één woord van een partijlid den dood kon beteekenen van een on tevredene. Maar wellicht nog geraffineerder dan de schrapping zelf, was de datum, waarop hij be kend werd gemaakt. Dat was n.l. precties de dag, nadat de collegelden betaald waren. En tegelijk werd medegedeeld, dat die gelden niet konden terugbetaald worden. Dit beteekende iets verschrikkelijks voor de betrokkenen. Men moet n.l. Weten; dat de bourgeois zeer hooge j collegegelden moesten betalen en dit onmoge lijk konden doen, wanneer niet voor één stu dent ieder lid van de gansche familie zijn laat ste penning offt^de. Tegen den datum der be taling werd dan ook in een familie, waar een student aanwezig was, niet gegeten, om in 's hemelsnaam maar het geld bij elkaar te kun nen brengen. Met opzet waren de collegegelden zoo hoog mogelijk gesteld, om zooveel moge lijk bourgeois te kunnen weren. Maar dezen vodhten tot de laatste minuut, om het geld bü elkaar te krijgen, want hun heele leven hing af van het welslagen van hun studie. Welnu, men kan zich voorstellen, hoe ellendig de „op geruimden" zich moesten voelen, toen zij niet alleen hun toekomst vernietigd zagen, maar bovendien het dure, zure geld van hun familie volkomen nutteloos zagen wegsmijten. Begrijpt men dat zulke duivelsche practijken jonge men schen tot wanhoop moet brengen. En het erg ste is nog, dat de Sovjet die zelfmoorden be schouwde als eenvoudiger opruimingsmiddelen dan het dooden door de Gepeoe. Deze gruwelijke instelling werkt in 1924 weer op andere wijze dan vroeger. Het geschiedt min der opvallend, geheimzinniger. Men doodt niet zooveel meer, maar men verbant des te meer, ofwel naar Siberië, ofwel naar de Solowjetzki- eilanden. In beide gevallen moeten de ballin gen hard werken voor zoo weinig mogelijk eten. Dit ondermijnt hun gestel volkomen, tot zij er dood bij neervallen. Dit is dus een nieuwe methode. Men exploiteert den bourgeois als arbeidskracht en als hij niet meer mee kan, kan hij sterven. Vele partijmannen en vrouwen achten dit ook openlijk de juiste methode. Zij achten den bourgeois inderdaad alleen goed als arbeidskracht, die niets kost en meenen dat hij niet ineens, maar langzaam aan moet uit sterven. De Gepeoe vermeerdert ook haar spionnen. Bij voorkeur kiest zij iemand, die niet van de partij is, maar leeft in milieus waar gespion- neerd moet worden. In vele gevallen weigerde de uitgenoodigde rechtstreeks of door een ver zinsel, maar vaak ook durfde hij niet, uit vrees gevangen genomen en verbannen te wor den. Inderdaad, wie weigerde, verdween op ge heimzinnige wijze en niemand hoorde meer iets van het slachtoffer. Ook onder de profes soren van het stadje R. was een spion. Ieder een was ervan overtuigd, maar niemand wist, wie het was. Eindelijk op een feestelijke bijeen komst, waar zoowaar wodka aanwezig was, kwamen de tongen weer los en de geleerden redeneerden lustig over den waanzin van het Sovjet-regime, toen een van de professoren plot seling een dronk uitbracht op de bolsjewie ken, daarmee openbarend, dat hij de spion was. Algemeene consternatie! Niemand sprak nog een woord en men ging verslagen uiteen. Eindelijk, na dagen, kwam de vrouw van den professoralen spion bij eenige collega's van haar man vergiffenis voor hem vragen, zeg gend dat haar man uit doodsangst had gehan deld en niet anders had gedurfd dan ge hoorzamen aan den eisch van de Gepeoe. Nu komen de buitenlanders aan de beurt. Tot dusver had men hen nog al ontzien. De con suls waakten en de Gepeoe had respect. Maar nu was ook dat uit. Weliswaar stond men de buitenlanders niet naar het leven, maar zij moesten uit alle baantjes worden verwijderd en werden meestal gedwongen binnen enkele weken het land te verlaten met achterlating van al wat bruikbaar was. Zoo kwam ook de Duitscher aan de beurt, die aan de universiteit doceerde en met een Russische vrouw was ge trouwd. Dit vertrek uit Rusland, en zoo zijn er vele geweest, was dubbel hard, omdat de man een betrekkelijk veilige betrekking verliet, en omdat de vrouw afscheid moest nemen van haar vaderland en haar familie. Maar dit alles kon voor de machthebbers geen bezwaar zijn. Bij dezen Duitschen docent gold het boven dien een persoonlijke wraak. Hij was n.l. enkele maanden tevoren bij de Gepeoe ontboden, die van hem verlangde, dat hij onder de professo ren zou spionneeren. De docent weigerde dit te doen. Men probeerde het met dreigementen enz. Maar toen hij voet bij stuk hield, liet men hem een clausule teekenen, waarin hij 'n eeuwig stilzwijgen over het geval beloofde op straffe van doodgeschoten te worden. Het was duide lijk, dat de uitzetting uit Rusland daaraan was toe te schrijven. Ziedaar enkele episoden uit de Russische ja ren omstreeks 1924, zooals die werden opge- teekend in verschillende dagboeken. Men kan natuurlijk aan de volledige objectiviteit van die geschriften in zooverre twijfelen, dat zij door andersdenkenden dan Sovjet-menschen werden geschreven. Men kan echter van de verklaringen niet zooveel aftrekken, of er blijft genoeg over voor de conclusie, dat in Rusland alle recht en alle eerlijk denken verloren zijn gegaan of in bedwang wordt gehouden. MOSKOU. Het Marx-Engels-Lenin-instituut is, naar Reuter verneemt, in het bezit geraakt van manuscripten van de hand van Karl Marx, betreffende hoogere wiskunde, welke tientallen jaren in de archieven gelegen hebben van de Duitsche sociaal-democratische partij. Het instituut zal deze werken uitgeven, waar door de vader van het wetenschappelijk socia lisme in een nieuw daglicht komt te staan, n.l. als Marx de wiskundige. De manuscripten behandelen algebra en ver schillende wiskundige vraagstukken van hooger orde. Zij bevatten ook brieven aan zijn meest intiemen vriend Friedrich Engels, waarin hij zijn standpunt weergeeft over verschillende wiskun dige formules. Marx begon over wiskunde te schrijven in de laatste jaren van zijn leven en in de het vorig jaar gepubliceerde brieven van Engels zegt deze: „Ik bestudeerde uw wiskundige geschriften en ik maak u mijn compliment. De zaak is mij zoo helder als het daglicht geworden." SIMPLEX RIJWIELEN loopen licht, zijn absoluut betrouwbaar. Prijzen vanaf f. 49.50 SIMPLEX MOTORRIJWIELEN VU PK. f. 199.50 SIMPLEX MOTORRIJWIELEN 3 PK. f.265.— SIMPLEX DRIEWIELERSf.139— SIMPLEX DRIEWIELERS met motor f. 325 oordeeld was. Hij werd echter begenadigd, doch toen men hem dit wilde mededeelen, was zijn cel leeg. In de afgeloopen drie maanden „kraakte" hy minstens een dozijn brandkasten. Hy werd echter door een oud vriend verraden en ty'dens zijn slaap gevangen genomen. Toen men hem vroeg waar hij zijn inbrekers gereedschap had verborgen, bood hy aan de plaats te wijzen. Vastgeketend aan een ser geant van de gendarmerie en begeleid door een patrouille gendarmen, leidde hij hen dwars door dichte bosschen. Plotseling rukte hij de ketting van de hand van den sergeant en snelde weg. De korporaal van de patrouille gelastte hem stil te staan en vuurde in de lucht. Horvat liep echtere door. De korporaal vuurde nog maals en Horvat viel, in het hoofd getroffen, levenloos neer. De directeur van de Sovjet-spoorwegen te Khabarovsk heeft gerapporteerd, dat de situatie aan de Oosteiyke lyn van den Chineeschen Oos terspoorweg steeds ernstiger wordt, tengevolge van de aanvallen van de Hunhus-stammen. Sinds 1932 zijn van het spoorwegpersoneel 56 man gedood, 825 gewond en 593 ontvoerd. In den zelfden tüd zyn meer dan duizend man van het personeel van den spoorweg be roofd, terwijl 50 locomotieven, 958 personenry- tuigen en 855 goederenwagens zyn beschadigd. Op meer dan 50 plaatsen is de spoorweg be schadigd over een totale lengte van ongeveer 4 K.M. Ook de verschillende gebouwen van den spoorweg, kantoren, seinhuizen en klokhuizen zijn herhaaldeiyk beschadigd by overvallen. De hunhus stelen de voedselvoorraden van de employé's, die thans gebrek ïyden. De verliezen, welke geleden yn door de aan vallen van deze roovers, worden geschat op een millioen roebel. In het rapport worden verder een aantal maatregelen voorgesteld ter bestriding van de roovers en wel op de eerste plaats om de trei nen op het traject ImmiangpoPogranitsjnaia vergezeld te doen gaan van pantserwagens. Ook hoopt men, dat de directie van de spoor- ïyn zal besluiten langs den geheelen spoorweg versterkte posten te plaatsen. Ullllllllllllllllllllllllllll IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIU REIS-KRABELS Wanneer ge reist, dan is de zon Uw beste tochtgenoot; Daar zij u steeds naar buiten jaagt En 't uitgaan dus vergroot! Ook uw humeur stijgt met het kwik I En 't wordt met u gesteld, Alsof zij u aan één stuk door Een grappigheid vertelt! Want waar ge zijt en wat ge ziet, Waarheen ge u ook richt, Daar wordt het leelijkste verguld Door dit natuurlijk licht! En ieder zegt: „Mijnheer u boft", Ook, als g'er niet naar vraagt. Doch beter, dat men u benijdt, Dan dat ge wordt beklaagd! En aangezien vacantieweer Zoo graag wordt opgeschroefd, Is 't een verdienste van de zon, i Als gij niet liegen hoeft! MARTIN BERDEN 1 (Nadruk verboden) aim iirini mui nul mui iiiiiiiiii hui iiiiiiiiiiiiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiic bedaart spoedig met een Per stuk 8 ct. Doos 45 ct. Bij Uw drogist In een hoofdartikel „Van Washington tot Lon den" schrijft de Prawda o.a.: Het Engelsche imperialisme heeft, wat het Verre Oosten aangaat, tot dusverre onveran- deriyk zijn standpunt gehandhaafd. Een felle economische oorlog tusschen de Ver. Staten en Engeland wordt begeleid door voorbereidselen op grooter schaal voor een oorlog dezer lan den en er bestaat geen twyfel aan, dat men gedurende de economische wereldconferentie zal overgaan tot dezelfde pogingen als te Genève, waar men met pseudo-pacifistische phrases de koortsachtige wedloopen der generale staven maskeert. De eerste ronde der besprekingen in Washington is met een fiasco geëindigd. De deel nemers begeven zich nu naar Londen in de hoop, dat de mist der Britsche eilanden in zeke ren zin den grooten ernst zal verhullen van de opgekomen conflicten. Reeds thans echter kan opgemerkt worden, dat de Londensche conferen tie geen kansen biedt op een accoord tusschen de tegenstanders. Zij zal de tegenstellingen en geschillen tusschen de beide mogendheden slechts ernstiger maken. (Dat de wensch hier vader der gedachte is, lykt een niet onwaarschynlijke veronderstelling. Red.). Willie Woensdag was bezig een groote kist naar de zandbanken te brengen. „Wat is die zwaar," zuchtte Willie, terwijl hy naar adem snakte, „ik laat de kist nog vallen." ,.Let op de arme Polly," riep Ivy verschrikt uit. „Laat de kist vallen waar je wilt, maar dan ergens, waar je niemand kunt bezeeren." „Ik kan de kist niet langer houden, ze is te zwaar," zeide Willie, terwyi hü kreunde. En hy liet de kist vallen op den kop van de kat. Polly's nek was daardoor zoo ver rekt, dat Ivy besloot den nek van Polly tusschen plankjes te zetten, om tot steun te kunnen dienen. De arme kat kon haar hals niet buigen, om voedsel tot zich te nemen, zoodat Ivy haar moest voeden, door middel van een lepel. „Je moest je schamen, de arme Pol ly tusschen plankjes te zetten," zeide Ivy tot Willie Woensdag. „Ik geloof niet, dat zy zelf het zoo erg vindt," zeide Willie, „ze kan zich nou lekker laten bedienen." (Morgenavond vervolg) (Ingezonden Mededeeling) Het was in den grooten oorlogstyd. Op het terras van het voornaamste hotel in een havenstad, die als basis voor oorlogsope raties van beteekenis was, groepten eenige offi cieren de meesten in uniform rookend byeen. „Wie is eigeniyk die nieuweling?" vroeg Bob Reeman, aan een van z'n collega's. „Wien bedoel je?" informeerde Harry Smalt, loom. „Wel, de man die sinds een paar dagen kamer no. 17 bewoont." „Ik weet het niet, maar hij maakt geen on- gunstigen indruk." „Inderdaad, maar wat zou hem hier heen ge dreven hebben in een tüd als deze, waarin nie mand er aan denkt een pleizierreis te maken?" hernam Reeman. „En allerminst aan een pleizierreisje naar hier, dat midden in de gevaarlijke zóne ligt," meende Smalt. „Hy scheen er prijs op te stellen in ons gezelschap te worden opgenomen, maar we hadden wel eerst eens mogen onderzoeken, wat hy eigeniyk in z'n schild voert." „Daar komt hij aan!" waarschuwde Bob Ree man. „Wie?" „No. 17 natuuriyk." Onwillekeurig richtten zich aller oogen naar de wijd open staande deuren, die van uit de eetzaal naar het terras leidden. Op den drem pel stond een kleine, magere, correct gekleede heer, die zich bij z'n aankomst als Leopold Vel- ton had bekend gemaakt. Na een lichte weifeling trad hij op het groep je toe en vroeg op bescheiden toon: „Mag ik me by u aansluiten, heeren?" „Ga zitten, mynheer Velton," noodde Harry Smalt, „we spraken juist over u."' „Zoo?" „We gisten naar de motieven, die u van uit het veilige vaderland naar hier gedreven heb ben." „Ik begrijp, dat mijn komst hier verwonde ring heeft gewekt," antwoordde de heer Velton. „Eerlijk gezegd, had ik verwacht, eerder onder vraagd te worden. Maar ik zal „Pardon," onderbrak Bob Reeman, „laat ik u even zeggen, dat uw ophelderingen niet neod- zakelyk zyn. Ook zonder deze „Dank u," zei de bewoner van kamer no. 17 haastig en met een lichte buiging, „maar ik sta er op u te vertellen, wat mij hierheen ge bracht heeft." „In dit geval zullen we met genoegen naar u luisteren." „Ik ben hier gekomen," zoo begon Velton, „een als gevaarlyk gesignaleerd spion te snap pen en onschadelyk te maken. Wel heb ik daar toe geen speciale opdracht ontvangen, maar het toeval speelde mij eenige gegevens in handen, die ik zoo goed mogelijk zal gebruiken, waarmee ik mij den dank van onze regeering en tegeiyk een kans, om carrière te maken, hoop te ver zekeren. En," vervolgde de bewoner van no. 17, glimlachend den kring rondziende, „ik vertrouw, dat ik op de hulp van de heeren mag rekenen, waar het geldt.... niet het vaderland te red den, zulke groote woorden zyn hier niet op hun plaatsmaar dan toch in ieder geval moei lijkheden af te wenden, die zeker zouden ont staan, als de schurk z'n plannen volvoerde en waardevolle inlichtingen aan den vyand ver strekte." „U kunt op ons rekenen," sprak Bob Ree man met vuur, en de anderen gaven hun in stemming met die toezegging te kennen. „In welk opzicht kunnen wij u helpen?" vroeg Smalt. „Dat zal ik u zeggen. De man, dien ik bedoel, is op weg hierheen. Men heeft hem een exor- bitanten prijs geboden voor een reeks foto's van de havenwerken en de vesting en hem ruim van geld voorzien om de te maken onkosten te dek ken. Het zal hem dus niet moeilijk vallen, hier zeer royaal te leven. Tot meerdere veiligheid heeft hy z'n vrouw meegenomen. Ieder onin- gewyde zal het tweetal houden voor onschul dige toeristen, die op den inval gekomen zijn, eens een kijkje te nemen op bedreigd gebied. „Maar hun passen?" opperde een der toehoor ders. „Die zullen wel in orde zyn. Hij is een ge slepen schurk en kent alle wegen en kanalen om zich te verschaffen wat hy noodig heeft." „Weet hy, dat u op hem loert?" „Neen, en dat is juist mijn kans! De heeren zouden myn taak zeer vergemakkelijken als zy het echtpaar zeer welwillend bejegenden en vooral er over zwegen, dat ik nog niet lang tot uw clubje ben toegelaten. De gentleman-spion moet zich onbespied wanen en zich volkomen op zyn gemak gevoelen; eerder zal hij geen po gingen aanwenden om zyn doel te bereiken." Lang werd er nog gepraat over den man, die weldra in 't hotel verwacht kon worden. Men gaf elkander wyze raadgevingen en nuttige wenken. Ten slotte werd een plan de campagne in elkaar gezet, waarbij de leiding geheel in handen van Leopold Velton gegeven werd. De gentleman-spion deed z'n intrede in t hotel en al spoedig scheen hy zich in z'n nieuwe omgeving volkomen op z'n gemak te gevoelen. Dit was ook het geval met z'n mooi, aardig vrouwtje, dat met haar lieve stem en coquette maniertjes iedereen voor zich innam. „Zy kan z'n medeplichtige niet zyn," fluis terde Harry Smalt z'n collega Bob Reeman in 't oor. „Natuurlijk niet. Misschien is ze wel z'n dupe: overigens, ook hy is een aardige kerel. Het is bijna niet te gelooven, dat hy zoo'n schurk is, ais Velton hem ons heeft afgeschilderd." „Maar met dit al," meende Smalt, „zullen we hem in de gaten houden." Enkele uren daarna zaten allen, de jonge vrouw incluis, op het terras en er ontspon zich een vroolijk gesprek over alles en nog wat. „zyn uw opnamen goed gelukt, mijnheer Vel ton?" vroeg het jonge vrouwtje liefjes, zich tot den aangesprokene wendend. „Myn opnamen?" vroeg de bewoner van ka mer no. 17 verbaasd. „Ik zag u vanmiddag zoo druk met uw ca mera in de weer, juist bij den straathoek, die... Maar wat is er? WaaromHeb ik iets ge zegd, dat Er ontstond een yzige stilte. Leopold Velton voelde zich in verwarring ge bracht door de uitvorschend op hem gerichte blikken. Hy wilde wat zeggen, maar zyn lippen trilden; hij kon geen woord uiten. Hy wist dat er nu een zware verdenking op hem rustte. „Is dat waar, mijnheerVelton?" i vroeg Bob Ree- j camera „Gelooft u me x r <7 i niet?" pruilde UCLYl IS O. 1/ het vrouwtje, dat I de portée van haar vraag niet scheen te begrijpen. „Mevrouw vergist zich!" bracht Velton met moeite uit. „Ik ben niet aan t strand geweest met myn camera." „U bezit dus een camera?" .Ja. zeker; dat is toch geen misdaad." „Nu stond de echtgenoot van de mooie vrouw op en vroeg haar: „Wil je een oogenblik naar binnen gaan, Nettie?" „Ikwaarom wat „Ik verzoek je er vriendelyk om." Als een verschrikt kind verwijderde zij zich. „Nu zijn we onder ons heeren," sprak haai echtgenoot. „In haar onwetendheid heeft myn vrouw een teere snaar aangeroerd. Zonder dit kleine voorval zou ik gezwegen hebben, maar nu acht ik my verplicht u te waarschuwen te gen den heer Velton, die zich met schoonschij nende woorden by u ingedrongen heeft, maar niets anders is dan een laaghartig spion. Doodsbleek sprong Leopold Velton op. „Schurk!" siste hy, rik zal je ontmaske ren „Ik kan bewyzen hetgeen ik beweer." Hevig opgewonden riepen de getuigen van deze woordenwisseling om het bewijs der be schuldiging. „Dat bewijs is gemakkelyk te leveren," ver klaarde de aanklager. „Laat iemand de camera van no. 17 halen. De ontwikkeling van de zich daarin bevindende platen zal u doen zien, dat mijn vrouw zich niet heeft vergist en ik even min." „Mijnheer Velton," vroeg Harry Smalt op koelen toon, „staat u ons toe „Zeker," antwoordde de beschuldigde, „haal gerust myn camera en u zult u kunnen over tuigen van de ongehoorde brutaliteit van dien man, die my z'n eigen misdaden in de schoenen wil schuiven." Het bleek, dat de bewijzen onweerlegbaar wa ren. In de camera van no. 17 bevond zich een serie opnamen, die vow den vyand scnatten waard waren. Ondanks z'n protesten werd Leopold Velton achter slot en grendel gezet. De club kon geen woorden genoeg vinden, om haar verontwaardi ging te uiten over de handigheid, waarmee de spion de beschermer van het vaderland had ge speeld. „Ik wil hier niet langer blyven," mopperde de jonge vrouw den volgenden morgen. „Hè, wat een akelige geschiedenis. Ik wil hier van daan." „Zeker, zeker," suste haar man. „We gaan weg van hier." Nog op den zelfden dag zeilde een statig jacht uit de haven en een klein, wit zakdoekje wuifde het clubje een vroolijk afscheid toe. Een week later ontving majoor Bob Reeman een brief van den volgenden inhoud: „Laat den stumper nu vry. Ik wist, dat hy op my loerde. Myn taak heb ik volbracht, maar ik vreesde niet ongehinderd met myn kostbaar bezit te kunnen vertrekken. Daarom moest hy tydelijk onschadelyk gemaakt worden. Ik kocht een be diende om en hoe mijn vrouw haar rol speelde, weet u. Nu ben ik buiten gevaar. De groeten aan mijn onhandigen belager." De terneergeslagen Leopold Velton aanvaard de de betuigingen van leedwezen, waarmee hü werd overladen. „De camera is myn ongeluk geweest," zuchtte hij. „Die bracht den schurk op het idee mij te dupeeren. Had ik maar ontkend, er een te be zitten. Maar voor u heeren, is het een geluk, dat ik geen officieele opdracht van het gouver nement kan toonen." Een visscher uit Toulon heeft in zee een flesch gevonden, die vier jaar geleden tusschen Colombo en Australië, vanaf een schip over boord was geworpen. In de flesch bevond zich een in het Engelsch geschreven brief, gedateerd Oviede 31 Januari 1928, waarin verzocht werd den afzender ervan op de hoogte te stellen, indien de flesch ge vonden werd. Aan die verzoek heeft de vinder voldaan en hy kreeg een brief terug, waarin de afzender zyn vreugde uitte over het vinden van de flesch. Hy had de hoop reeds geheel opgegeven er nog ooit iets van te hooren. A dit blad zijn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen Ofïfkfk hij levenslange geheele ong XxllQ CLUOIIJIC S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen I OUUU*" verlies van beide armen, t ischiktheid tot werken door JCfk bij een ongeval met OCfl elde beenen of beide oogen f f OU*" doodeiyken afloop thOU*" bij verlies van een hand 7 9C bij verlies van een Cfk by een breuk van A fl bij verlies van 'n een voet of een oog f J.AtO*duim of wijsvinger OU*"been of arm# Tv/»anderen vinger 41 Na het middagmaal ging Nancy alleen naar het strand en voor den honderdsten keer dacht ze over alles na. Ze had geen vertrouwen in Mary's succes. Er scheen niet meer kans te be staan om synthetische rubber te maken dan om zand te veranderen in goud. Voor geen van beide mannen voelde ze iets. Was het dan ten slotte niet beter om het huls maar in de handen van een vreemde te laten, dan zich zonder eenig dieper gevoel aan een man te geven? Maar ik heb het vader beloofd, herhaalde ze in zichzelf, ik zou er alles voor over heb ben om het huis terug te krijgen! Ze herinnerde zich de woorden van den jon gen Jack. Hy hield ongetwyfeld veel van haar, hy was er zelfs toe bereid om zijn naam te veranderen En toen deze opstond om terug te gaan naar Dorcas Uren's huisje, was ze bijna besloten in godsnaam zijn aanzoek aan te nemen. Maar nauwelijks was ze het huis binnenge komen, of ze hoorde den klank van een stem, die haar het, bloed naar t hoofd deed vliegen. John! Ben jy het? riep ze uit. John Trefry stond van zyn plaats op, maar hij kon niet spreken van ontroering. We hebben ons al aan elkaar voorgesteld, zei Mary. Hy is een half uur geleden gekomen en toen moest hij zich maar met myn gezel schap tevreden stellen. Ik heb je al dagen eerder verwacht, zei Nancy, heb je myn brief niet ontvangen? Ja, ontvangen had hij den brief en hy ver telde haar verward en verlegen, dat hü het zoo byzonder druk had gehad met zün werk. Hy scheen slecht op zijn gemak te zyn. We zullen eerst thee drinken, zei Nancy, ik ben zoo blij je te zien, John, dat ik je maar niet zal verwijten, dat je me hebt ver waarloosd. Jou verwaarloosd! riep de jonge man uit. Natuuriyk heb je dat, lachte Nancy. Je wist immers al dien tijd al, dat ik hier was. John Trefry scheen erg verstrooid. Nancy praatte over honderd dingen, maar hy luister de nauwelyks. Mary kreeg een raren indruk van hem. Alle Corn wallers zijn precies eender: ze hebben een heeleboel praats en als het er op aankomt, staan ze met hun mond vol tanden. Ik begryp niet, hoe Nancy dezen jongen aardig kan vinden En toch moest ze later toegeven, dat hy veel sympathieks had en ze zei tegen Nancy, dat 't een jongen scheen waarvan je op aan kon. Wie is hij? vroeg ze. Wat doet hij voor den kost? Hij is in de electro-techniek, antwoordde Nancy. Dan verdient hij zeker weinig? Hy is zelfs arm. Zijn familieleden leven geen van alle meer. De Trefry's zün zoo iets als de Trevanions; eens was het een groot ge slacht en bezaten ze veel land, maar ze heb ben later alles verloren. Maar, voegde ze eraan toe, John is een gentleman gebleven. Dat is hy, erkende Mary, dat zie je op het eerste gezicht. Eerst dacht ik dat er niet veel bij zat, maar later merkte ik, dat ik me had vergist. Hij is de beste vriend, dien ik bezit, zei het meisje, en toen mijn vader stierf, was niemand zoo goed en aardig voor me als hij. Mary Judson keek haar onderzoekend aan. Is het niet meer dan een vriend? Néén, maar een échte vriend, antwoordde het meisje. Dit gesprek had plaats na de thee, terwül John een praatje maakte bij Mrs. Uren. Ik heb opgemerkt, dat Mrs. Uren hem net behandelt, als ze jou doet. Eerst dacht ik, dat hy een Lord was of iets dergelijks. Ik stond ervan te kijken, toen hy vertelde dat hij een baantje had. Maar je kunt wel zien, dat het geen gewone jongen uit het volk is. John kwam op dit oogenblik de kamer weer binnen, en Mary liet ze alleen. Jullie zullen elkaar wel veel te vertellen hebben, zei ze glimlachend. John, waarom doe je zoo vreemd? vroeg Nanc.y, toen Mary de kamer uit was gegaan. Doe ik vreemd? Ja. Wat is er met je? Niets byzonders. Maar waarom ben je niet eerder geko men? Had je dat dan gewild? Maar natuuriyk! Ik heb je in geen twee jaar gezien en ofschoon ik je schreef dat ik naar Cornwall kwam, heb je niets van je la ten hooren. Heb ik je soms beleedigd zonder dat ik het weet? John draaide het hoofd naar het raam, dat uitkeek naar het strand, maar hy gaf geen antwoord. Is er iets, John? Wil je me het niet ver tellen? John schudde het hoofd en mompelde iets van „geen tijd hebben". Kom nu, zei het meisje, je moet niet zoo tegen me zyn. Anders kryg ik er spüt van, dat we elkaar hebben ontmoet, voegde ze eraan toe. Ik wilde niet komen! barstte hU uit; maar toen hü de pijniyke kleur zag op de wangen van het meisje, voegde hij er haastig aan toe: Neen, Nancy, vergeef me, zoo bedoel ik het niet. Maar John toch.... Ik ben een zelfzuchtige ellendeling, riep de jongeman uit. Welk recht heb ik om zoo tegen je te spreken? Maar we zyn toch goede vrienden, zei het meisje. Ik weet het en ik probeerde zoo aan je te denken, maar ik kon het niet, Nancy, ik kon eenvoudig niet. Weet je waarom ik niet eerder ben gekomen? Omdat ik bang was voor mijn eigen gevoelens, omdat ik niet durfdeToen je in Leeds was en ik je schreef, kon ik me tenminste beheerschenmaar nu, nu.... Luister, Nancy, zei hy plotseling, we zyn samen van kind af aan opgegroeid; jaren ge leden beschouwde ik je als mijn toekomstige verloofde en ik verlangde naar den tijd, dat ik je tot myn vrouw zou kunnen makenNa tuuriyk heb ik je dat nooit durven zeggen, maar zoo was het. Ik maakte al plannen voor de toekomst, ik wilde een fortuin verdienen en jou alles geven, maarik ben een mislukke ling, Nancy. Het meisje gaf geen antwoord, maar er was een vreemde blik in haar oogen. Kijk me niet zoo aan, smeekte hy, ik wilde je niet kwetsen. Ik ben een laffe ellende ling, ik zal weggaan voordat ik nog meer stommiteiten zeg.. Maar hy ging niet weg, hy bleef haar met bewonderende oogen aanzien. Ik wilde me beheerschen, ging hy voort, ik wilde mezelf wysmaken, dat ik alleen een vriend voor je wilde zijn, maar toen Je weg was, o, Nancy, vergeef me Nog altyd zweeg ze. Dit was heel anders dan wat Ben Briggs of Jack tegen haar gezegd hadden en het ontroerde haar op een vreemde manier. Ze wist wel dat John veel van haar hield, maar ze had hem altijd beschouwd als een kameraad; dit had ze toch niet verwacht. Weet je, wat ik me had voorgenomen, Nancy? Ik wist, dat je hart brak van verdriet, toen Trevanion Court verkocht werd en de gedachte dat Jack Beel er eigenaar van werd, moest je wel ontzettend hinderen. Daarom heb je op die optie aangedrongen. Ik begreep dat het een onbegonnen werk was: hoe moest jy tien duizend pond bij elkaar krijgen? Ik herinner me, viel Nancy hem in de rede, dat je me al je spaargeld hebt aange boden; dat was lief van je, John! Dat had niets te beteekenen. antwoordde hy ongeduldig, maar ik had een plan in myn hoofd, waarmee ik dat geld dacht te verdie nen. Ik zou het je als geschenk aangeboden hebben, Nancy, maar het is mislukt, het is mis lukt.... Daarom schaam ik me zoo.... Ik zou den grond willen kussen, waarop je hebt ge- loopen en toch kan ik je niet helpen. Ik ben je niet waardig, nooit, nooit! Nancy's oogen werden vochtig; de ernst en de eerlykheid van den jongen ontroerden haar, zooals nog nooit iets haar had ontroerd. Ik wilde er nooit over spreken, vervolgde hij, maar ik kon het niet helpen, Nancy. Direct nadat jü was weggegaan, verdiepte ik me in de studie over de electriciteit. Ik schreef een boek en ik stelde me voor. dat ik er veel mee zou verdienen, maar het heeft my byna niets opgebracht. Heb je een boek geschreven? riep ze uit. en is het uitgegeven? Waarom heb je me geen exemplaar gestuurd? (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 7