De Sovjet en de universiteit
Md va&aal mn den dag
et Erfdeel
HUffthacdt's Hoeder
wm
DE ZON
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
Alle jongens op school dragen
ROBINSONschoenen
i'
MAANDAG 15 MEI
ZUIVERING" IN 1924
Allen die van een bourgeois-
afkomst zijn worden
verwijderd
Taak der spionnen
Marx als wiskundige
Roofstammen aan den
Chineeschen spoorweg
Hoe Moskou de situatie
voorstelt
Prawda spreekt van een oorlog
tusschen Amerika en Engeland
De flesch in zee
K,W AU T E I TE N
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Uit het Engelsch ven
Joseph Hocking
Het is steeds een kenmerkende eigenschap
geweest van de Sovjet-tactiek om vol
komen in het geheim een bepaald oesluit
voor te bereiden en het daarna met een niets
ontziende kracht tot uitvoering te brengen.
Zoo geschiedde het ook in Maart 1924 met de
z.g. zuivering der universiteiten. Sinds eenigen
tijd was uitgelekt, dat men maatregelen over
woog om alle bourgeois van de hoogeschool te
verwijderen, te beginnen met de studenten, te
eindigen met de professoren. Nauwelijks was
het gerucht tot de studenten doorgedrongen, of
een algemeene consternatie ontstond onder de
studeerende jeugd. Men wist immers, dat hij of
zij, die van de universiteit werd verwijderd en
dus de studie niet kon afmaken, voor goed ver
loren was, want hoe zou men aan een betrek
king kunnen komen zonder examen, wanneer
men niet ingeschreven was bij de partij. En
juist de niet ingeschrevenen, op een kleine uit
zondering na, zouden verwijderd worden.
Het zou spoedig genoeg blijken, dat de ge
ruchten juist waren. Op 30 Maart werden de
lijsten der „opgeruimden" in een gang van het
gebouw opgehangen. In koortsachtige opwinding
drongen de studenten voor de lijsten samen,
een drom armoedig gekleede en uitgevaste jonge
menschen. De lijsten hipgen op het donkerste
gedeelte van de gang, zoodat men alleen met
behulp van een lucifer nu en dan een naam
kon lezen. Bij ieder opvlammend lucifertje klonk
een wanhopige kreet van deze of gene die zijn
naam op een lijst had gelezen. En telkens las
men namen van hen, die juist hun uiterste best
hadden gedaan om zoo proletarisch mogelijk te
doen. Maar er hielp niets aan. Men behoeft
slechts de zoon of dochter van een dokter, een
leeraar, een advocaat, een koopman te zijn, om
tot de bourgeois gerekend te worden en dit wil
de zeggen, dat men van alle levensmogelijk
heden moest worden beroofd en van honger
moest sterven, langzaam ten onder gaande. Er
was wanhoop onder de studenten en de zelf
moorden kwamen dagelijks voor. Als motief
voor de schrapping werd inmiddels opgegeven
„onvoldoende studieresultaat", maar toen een
van de studenten beweerde, dat hij bewijzen
kon een proletariër te zijn, gaf een partijlid
hem den raad naar den commissaris te gaan,
dan zou hij zeker van de lijst verwijderd wor
den. Een andere student merkte daarbij op,
dat het dus eigenlijk niet ging om de „studie
resultaten", maar om de willekeur. Een scherp
antwoord van het partijlid was echter voldoen
de om den protesteerende te doen zwijgen. Men
wist maar al te goed, dat één woord van een
partijlid den dood kon beteekenen van een on
tevredene.
Maar wellicht nog geraffineerder dan de
schrapping zelf, was de datum, waarop hij be
kend werd gemaakt. Dat was n.l. precties de
dag, nadat de collegelden betaald waren. En
tegelijk werd medegedeeld, dat die gelden niet
konden terugbetaald worden. Dit beteekende
iets verschrikkelijks voor de betrokkenen. Men
moet n.l. Weten; dat de bourgeois zeer hooge
j collegegelden moesten betalen en dit onmoge
lijk konden doen, wanneer niet voor één stu
dent ieder lid van de gansche familie zijn laat
ste penning offt^de. Tegen den datum der be
taling werd dan ook in een familie, waar een
student aanwezig was, niet gegeten, om in
's hemelsnaam maar het geld bij elkaar te kun
nen brengen. Met opzet waren de collegegelden
zoo hoog mogelijk gesteld, om zooveel moge
lijk bourgeois te kunnen weren. Maar dezen
vodhten tot de laatste minuut, om het geld bü
elkaar te krijgen, want hun heele leven hing
af van het welslagen van hun studie. Welnu,
men kan zich voorstellen, hoe ellendig de „op
geruimden" zich moesten voelen, toen zij niet
alleen hun toekomst vernietigd zagen, maar
bovendien het dure, zure geld van hun familie
volkomen nutteloos zagen wegsmijten. Begrijpt
men dat zulke duivelsche practijken jonge men
schen tot wanhoop moet brengen. En het erg
ste is nog, dat de Sovjet die zelfmoorden be
schouwde als eenvoudiger opruimingsmiddelen
dan het dooden door de Gepeoe.
Deze gruwelijke instelling werkt in 1924 weer
op andere wijze dan vroeger. Het geschiedt min
der opvallend, geheimzinniger. Men doodt niet
zooveel meer, maar men verbant des te meer,
ofwel naar Siberië, ofwel naar de Solowjetzki-
eilanden. In beide gevallen moeten de ballin
gen hard werken voor zoo weinig mogelijk eten.
Dit ondermijnt hun gestel volkomen, tot zij
er dood bij neervallen. Dit is dus een nieuwe
methode. Men exploiteert den bourgeois als
arbeidskracht en als hij niet meer mee kan,
kan hij sterven. Vele partijmannen en vrouwen
achten dit ook openlijk de juiste methode. Zij
achten den bourgeois inderdaad alleen goed
als arbeidskracht, die niets kost en meenen dat
hij niet ineens, maar langzaam aan moet uit
sterven.
De Gepeoe vermeerdert ook haar spionnen.
Bij voorkeur kiest zij iemand, die niet van de
partij is, maar leeft in milieus waar gespion-
neerd moet worden. In vele gevallen weigerde
de uitgenoodigde rechtstreeks of door een ver
zinsel, maar vaak ook durfde hij niet, uit
vrees gevangen genomen en verbannen te wor
den. Inderdaad, wie weigerde, verdween op ge
heimzinnige wijze en niemand hoorde meer
iets van het slachtoffer. Ook onder de profes
soren van het stadje R. was een spion. Ieder
een was ervan overtuigd, maar niemand wist,
wie het was. Eindelijk op een feestelijke bijeen
komst, waar zoowaar wodka aanwezig was,
kwamen de tongen weer los en de geleerden
redeneerden lustig over den waanzin van het
Sovjet-regime, toen een van de professoren plot
seling een dronk uitbracht op de bolsjewie
ken, daarmee openbarend, dat hij de spion
was. Algemeene consternatie! Niemand sprak
nog een woord en men ging verslagen uiteen.
Eindelijk, na dagen, kwam de vrouw van den
professoralen spion bij eenige collega's van
haar man vergiffenis voor hem vragen, zeg
gend dat haar man uit doodsangst had gehan
deld en niet anders had gedurfd dan ge
hoorzamen aan den eisch van de Gepeoe.
Nu komen de buitenlanders aan de beurt. Tot
dusver had men hen nog al ontzien. De con
suls waakten en de Gepeoe had respect. Maar
nu was ook dat uit. Weliswaar stond men de
buitenlanders niet naar het leven, maar zij
moesten uit alle baantjes worden verwijderd
en werden meestal gedwongen binnen enkele
weken het land te verlaten met achterlating
van al wat bruikbaar was. Zoo kwam ook de
Duitscher aan de beurt, die aan de universiteit
doceerde en met een Russische vrouw was ge
trouwd. Dit vertrek uit Rusland, en zoo zijn er
vele geweest, was dubbel hard, omdat de man
een betrekkelijk veilige betrekking verliet, en
omdat de vrouw afscheid moest nemen van
haar vaderland en haar familie. Maar dit alles
kon voor de machthebbers geen bezwaar zijn.
Bij dezen Duitschen docent gold het boven
dien een persoonlijke wraak. Hij was n.l. enkele
maanden tevoren bij de Gepeoe ontboden, die
van hem verlangde, dat hij onder de professo
ren zou spionneeren. De docent weigerde dit
te doen. Men probeerde het met dreigementen
enz. Maar toen hij voet bij stuk hield, liet men
hem een clausule teekenen, waarin hij 'n eeuwig
stilzwijgen over het geval beloofde op straffe
van doodgeschoten te worden. Het was duide
lijk, dat de uitzetting uit Rusland daaraan was
toe te schrijven.
Ziedaar enkele episoden uit de Russische ja
ren omstreeks 1924, zooals die werden opge-
teekend in verschillende dagboeken. Men kan
natuurlijk aan de volledige objectiviteit van
die geschriften in zooverre twijfelen, dat zij
door andersdenkenden dan Sovjet-menschen
werden geschreven. Men kan echter van de
verklaringen niet zooveel aftrekken, of er blijft
genoeg over voor de conclusie, dat in Rusland
alle recht en alle eerlijk denken verloren zijn
gegaan of in bedwang wordt gehouden.
MOSKOU. Het Marx-Engels-Lenin-instituut
is, naar Reuter verneemt, in het bezit geraakt
van manuscripten van de hand van Karl Marx,
betreffende hoogere wiskunde, welke tientallen
jaren in de archieven gelegen hebben van de
Duitsche sociaal-democratische partij.
Het instituut zal deze werken uitgeven, waar
door de vader van het wetenschappelijk socia
lisme in een nieuw daglicht komt te staan, n.l.
als Marx de wiskundige.
De manuscripten behandelen algebra en ver
schillende wiskundige vraagstukken van hooger
orde. Zij bevatten ook brieven aan zijn meest
intiemen vriend Friedrich Engels, waarin hij zijn
standpunt weergeeft over verschillende wiskun
dige formules.
Marx begon over wiskunde te schrijven in de
laatste jaren van zijn leven en in de het vorig
jaar gepubliceerde brieven van Engels zegt deze:
„Ik bestudeerde uw wiskundige geschriften en
ik maak u mijn compliment. De zaak is mij zoo
helder als het daglicht geworden."
SIMPLEX RIJWIELEN loopen licht, zijn absoluut betrouwbaar. Prijzen vanaf f. 49.50
SIMPLEX MOTORRIJWIELEN VU PK. f. 199.50 SIMPLEX MOTORRIJWIELEN 3 PK. f.265.—
SIMPLEX DRIEWIELERSf.139— SIMPLEX DRIEWIELERS met motor f. 325
oordeeld was. Hij werd echter begenadigd, doch
toen men hem dit wilde mededeelen, was zijn
cel leeg.
In de afgeloopen drie maanden „kraakte"
hy minstens een dozijn brandkasten. Hy werd
echter door een oud vriend verraden en ty'dens
zijn slaap gevangen genomen.
Toen men hem vroeg waar hij zijn inbrekers
gereedschap had verborgen, bood hy aan de
plaats te wijzen. Vastgeketend aan een ser
geant van de gendarmerie en begeleid door een
patrouille gendarmen, leidde hij hen dwars door
dichte bosschen. Plotseling rukte hij de ketting
van de hand van den sergeant en snelde weg.
De korporaal van de patrouille gelastte hem
stil te staan en vuurde in de lucht. Horvat
liep echtere door. De korporaal vuurde nog
maals en Horvat viel, in het hoofd getroffen,
levenloos neer.
De directeur van de Sovjet-spoorwegen te
Khabarovsk heeft gerapporteerd, dat de situatie
aan de Oosteiyke lyn van den Chineeschen Oos
terspoorweg steeds ernstiger wordt, tengevolge
van de aanvallen van de Hunhus-stammen.
Sinds 1932 zijn van het spoorwegpersoneel 56
man gedood, 825 gewond en 593 ontvoerd.
In den zelfden tüd zyn meer dan duizend
man van het personeel van den spoorweg be
roofd, terwijl 50 locomotieven, 958 personenry-
tuigen en 855 goederenwagens zyn beschadigd.
Op meer dan 50 plaatsen is de spoorweg be
schadigd over een totale lengte van ongeveer
4 K.M. Ook de verschillende gebouwen van den
spoorweg, kantoren, seinhuizen en klokhuizen
zijn herhaaldeiyk beschadigd by overvallen.
De hunhus stelen de voedselvoorraden van de
employé's, die thans gebrek ïyden.
De verliezen, welke geleden yn door de aan
vallen van deze roovers, worden geschat op een
millioen roebel.
In het rapport worden verder een aantal
maatregelen voorgesteld ter bestriding van de
roovers en wel op de eerste plaats om de trei
nen op het traject ImmiangpoPogranitsjnaia
vergezeld te doen gaan van pantserwagens.
Ook hoopt men, dat de directie van de spoor-
ïyn zal besluiten langs den geheelen spoorweg
versterkte posten te plaatsen.
Ullllllllllllllllllllllllllll
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIU
REIS-KRABELS
Wanneer ge reist, dan is de zon
Uw beste tochtgenoot;
Daar zij u steeds naar buiten jaagt
En 't uitgaan dus vergroot!
Ook uw humeur stijgt met het kwik I
En 't wordt met u gesteld,
Alsof zij u aan één stuk door
Een grappigheid vertelt!
Want waar ge zijt en wat ge ziet,
Waarheen ge u ook richt,
Daar wordt het leelijkste verguld
Door dit natuurlijk licht!
En ieder zegt: „Mijnheer u boft",
Ook, als g'er niet naar vraagt.
Doch beter, dat men u benijdt,
Dan dat ge wordt beklaagd!
En aangezien vacantieweer
Zoo graag wordt opgeschroefd,
Is 't een verdienste van de zon, i
Als gij niet liegen hoeft!
MARTIN BERDEN 1
(Nadruk verboden)
aim iirini mui nul mui iiiiiiiiii hui iiiiiiiiiiiiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiic
bedaart spoedig met een
Per stuk 8 ct. Doos 45 ct. Bij Uw drogist
In een hoofdartikel „Van Washington tot Lon
den" schrijft de Prawda o.a.:
Het Engelsche imperialisme heeft, wat het
Verre Oosten aangaat, tot dusverre onveran-
deriyk zijn standpunt gehandhaafd. Een felle
economische oorlog tusschen de Ver. Staten en
Engeland wordt begeleid door voorbereidselen
op grooter schaal voor een oorlog dezer lan
den en er bestaat geen twyfel aan, dat men
gedurende de economische wereldconferentie
zal overgaan tot dezelfde pogingen als te Genève,
waar men met pseudo-pacifistische phrases de
koortsachtige wedloopen der generale staven
maskeert. De eerste ronde der besprekingen in
Washington is met een fiasco geëindigd. De deel
nemers begeven zich nu naar Londen in de
hoop, dat de mist der Britsche eilanden in zeke
ren zin den grooten ernst zal verhullen van de
opgekomen conflicten. Reeds thans echter kan
opgemerkt worden, dat de Londensche conferen
tie geen kansen biedt op een accoord tusschen
de tegenstanders. Zij zal de tegenstellingen en
geschillen tusschen de beide mogendheden
slechts ernstiger maken.
(Dat de wensch hier vader der gedachte is,
lykt een niet onwaarschynlijke veronderstelling.
Red.).
Willie Woensdag was bezig een
groote kist naar de zandbanken te
brengen.
„Wat is die zwaar," zuchtte Willie,
terwijl hy naar adem snakte, „ik laat
de kist nog vallen."
,.Let op de arme Polly," riep Ivy
verschrikt uit. „Laat de kist vallen
waar je wilt, maar dan ergens, waar je
niemand kunt bezeeren."
„Ik kan de kist niet langer houden,
ze is te zwaar," zeide Willie, terwyi
hü kreunde.
En hy liet de kist vallen op den
kop van de kat.
Polly's nek was daardoor zoo ver
rekt, dat Ivy besloot den nek van
Polly tusschen plankjes te zetten, om
tot steun te kunnen dienen.
De arme kat kon haar hals niet
buigen, om voedsel tot zich te nemen,
zoodat Ivy haar moest voeden, door
middel van een lepel.
„Je moest je schamen, de arme Pol
ly tusschen plankjes te zetten," zeide
Ivy tot Willie Woensdag.
„Ik geloof niet, dat zy zelf het zoo
erg vindt," zeide Willie, „ze kan zich
nou lekker laten bedienen."
(Morgenavond vervolg)
(Ingezonden Mededeeling)
Het was in den grooten oorlogstyd. Op het
terras van het voornaamste hotel in een
havenstad, die als basis voor oorlogsope
raties van beteekenis was, groepten eenige offi
cieren de meesten in uniform rookend
byeen.
„Wie is eigeniyk die nieuweling?" vroeg Bob
Reeman, aan een van z'n collega's.
„Wien bedoel je?" informeerde Harry Smalt,
loom.
„Wel, de man die sinds een paar dagen kamer
no. 17 bewoont."
„Ik weet het niet, maar hij maakt geen on-
gunstigen indruk."
„Inderdaad, maar wat zou hem hier heen ge
dreven hebben in een tüd als deze, waarin nie
mand er aan denkt een pleizierreis te maken?"
hernam Reeman.
„En allerminst aan een pleizierreisje naar
hier, dat midden in de gevaarlijke zóne ligt,"
meende Smalt. „Hy scheen er prijs op te stellen
in ons gezelschap te worden opgenomen, maar
we hadden wel eerst eens mogen onderzoeken,
wat hy eigeniyk in z'n schild voert."
„Daar komt hij aan!" waarschuwde Bob Ree
man.
„Wie?"
„No. 17 natuuriyk."
Onwillekeurig richtten zich aller oogen naar
de wijd open staande deuren, die van uit de
eetzaal naar het terras leidden. Op den drem
pel stond een kleine, magere, correct gekleede
heer, die zich bij z'n aankomst als Leopold Vel-
ton had bekend gemaakt.
Na een lichte weifeling trad hij op het groep
je toe en vroeg op bescheiden toon: „Mag ik me
by u aansluiten, heeren?"
„Ga zitten, mynheer Velton," noodde Harry
Smalt, „we spraken juist over u."'
„Zoo?"
„We gisten naar de motieven, die u van uit
het veilige vaderland naar hier gedreven heb
ben."
„Ik begrijp, dat mijn komst hier verwonde
ring heeft gewekt," antwoordde de heer Velton.
„Eerlijk gezegd, had ik verwacht, eerder onder
vraagd te worden. Maar ik zal
„Pardon," onderbrak Bob Reeman, „laat ik
u even zeggen, dat uw ophelderingen niet neod-
zakelyk zyn. Ook zonder deze
„Dank u," zei de bewoner van kamer no. 17
haastig en met een lichte buiging, „maar ik
sta er op u te vertellen, wat mij hierheen ge
bracht heeft."
„In dit geval zullen we met genoegen naar u
luisteren."
„Ik ben hier gekomen," zoo begon Velton,
„een als gevaarlyk gesignaleerd spion te snap
pen en onschadelyk te maken. Wel heb ik daar
toe geen speciale opdracht ontvangen, maar het
toeval speelde mij eenige gegevens in handen,
die ik zoo goed mogelijk zal gebruiken, waarmee
ik mij den dank van onze regeering en tegeiyk
een kans, om carrière te maken, hoop te ver
zekeren. En," vervolgde de bewoner van no. 17,
glimlachend den kring rondziende, „ik vertrouw,
dat ik op de hulp van de heeren mag rekenen,
waar het geldt.... niet het vaderland te red
den, zulke groote woorden zyn hier niet op hun
plaatsmaar dan toch in ieder geval moei
lijkheden af te wenden, die zeker zouden ont
staan, als de schurk z'n plannen volvoerde en
waardevolle inlichtingen aan den vyand ver
strekte."
„U kunt op ons rekenen," sprak Bob Ree
man met vuur, en de anderen gaven hun in
stemming met die toezegging te kennen.
„In welk opzicht kunnen wij u helpen?" vroeg
Smalt.
„Dat zal ik u zeggen. De man, dien ik bedoel,
is op weg hierheen. Men heeft hem een exor-
bitanten prijs geboden voor een reeks foto's van
de havenwerken en de vesting en hem ruim van
geld voorzien om de te maken onkosten te dek
ken. Het zal hem dus niet moeilijk vallen, hier
zeer royaal te leven. Tot meerdere veiligheid
heeft hy z'n vrouw meegenomen. Ieder onin-
gewyde zal het tweetal houden voor onschul
dige toeristen, die op den inval gekomen zijn,
eens een kijkje te nemen op bedreigd gebied.
„Maar hun passen?" opperde een der toehoor
ders.
„Die zullen wel in orde zyn. Hij is een ge
slepen schurk en kent alle wegen en kanalen
om zich te verschaffen wat hy noodig heeft."
„Weet hy, dat u op hem loert?"
„Neen, en dat is juist mijn kans! De heeren
zouden myn taak zeer vergemakkelijken als zy
het echtpaar zeer welwillend bejegenden en
vooral er over zwegen, dat ik nog niet lang tot
uw clubje ben toegelaten. De gentleman-spion
moet zich onbespied wanen en zich volkomen
op zyn gemak gevoelen; eerder zal hij geen po
gingen aanwenden om zyn doel te bereiken."
Lang werd er nog gepraat over den man, die
weldra in 't hotel verwacht kon worden. Men
gaf elkander wyze raadgevingen en nuttige
wenken. Ten slotte werd een plan de campagne
in elkaar gezet, waarbij de leiding geheel in
handen van Leopold Velton gegeven werd.
De gentleman-spion deed z'n intrede in t
hotel en al spoedig scheen hy zich in z'n nieuwe
omgeving volkomen op z'n gemak te gevoelen.
Dit was ook het geval met z'n mooi, aardig
vrouwtje, dat met haar lieve stem en coquette
maniertjes iedereen voor zich innam.
„Zy kan z'n medeplichtige niet zyn," fluis
terde Harry Smalt z'n collega Bob Reeman in
't oor.
„Natuurlijk niet. Misschien is ze wel z'n dupe:
overigens, ook hy is een aardige kerel. Het is
bijna niet te gelooven, dat hy zoo'n schurk is,
ais Velton hem ons heeft afgeschilderd."
„Maar met dit al," meende Smalt, „zullen we
hem in de gaten houden."
Enkele uren daarna zaten allen, de jonge
vrouw incluis, op het terras en er ontspon zich
een vroolijk gesprek over alles en nog wat.
„zyn uw opnamen goed gelukt, mijnheer Vel
ton?" vroeg het jonge vrouwtje liefjes, zich tot
den aangesprokene wendend.
„Myn opnamen?" vroeg de bewoner van ka
mer no. 17 verbaasd.
„Ik zag u vanmiddag zoo druk met uw ca
mera in de weer, juist bij den straathoek, die...
Maar wat is er? WaaromHeb ik iets ge
zegd, dat
Er ontstond een yzige stilte.
Leopold Velton voelde zich in verwarring ge
bracht door de uitvorschend op hem gerichte
blikken. Hy wilde wat zeggen, maar zyn lippen
trilden; hij kon geen woord uiten. Hy wist dat
er nu een zware verdenking op hem rustte.
„Is dat waar,
mijnheerVelton?" i
vroeg Bob Ree- j camera
„Gelooft u me x r <7 i
niet?" pruilde UCLYl IS O. 1/
het vrouwtje, dat I
de portée van
haar vraag niet scheen te begrijpen.
„Mevrouw vergist zich!" bracht Velton met
moeite uit. „Ik ben niet aan t strand geweest
met myn camera."
„U bezit dus een camera?"
.Ja. zeker; dat is toch geen misdaad."
„Nu stond de echtgenoot van de mooie vrouw
op en vroeg haar:
„Wil je een oogenblik naar binnen gaan,
Nettie?"
„Ikwaarom wat
„Ik verzoek je er vriendelyk om."
Als een verschrikt kind verwijderde zij zich.
„Nu zijn we onder ons heeren," sprak haai
echtgenoot. „In haar onwetendheid heeft myn
vrouw een teere snaar aangeroerd. Zonder dit
kleine voorval zou ik gezwegen hebben, maar
nu acht ik my verplicht u te waarschuwen te
gen den heer Velton, die zich met schoonschij
nende woorden by u ingedrongen heeft, maar
niets anders is dan een laaghartig spion.
Doodsbleek sprong Leopold Velton op.
„Schurk!" siste hy, rik zal je ontmaske
ren
„Ik kan bewyzen hetgeen ik beweer."
Hevig opgewonden riepen de getuigen van
deze woordenwisseling om het bewijs der be
schuldiging.
„Dat bewijs is gemakkelyk te leveren," ver
klaarde de aanklager. „Laat iemand de camera
van no. 17 halen. De ontwikkeling van de zich
daarin bevindende platen zal u doen zien, dat
mijn vrouw zich niet heeft vergist en ik even
min."
„Mijnheer Velton," vroeg Harry Smalt op
koelen toon, „staat u ons toe
„Zeker," antwoordde de beschuldigde, „haal
gerust myn camera en u zult u kunnen over
tuigen van de ongehoorde brutaliteit van dien
man, die my z'n eigen misdaden in de schoenen
wil schuiven."
Het bleek, dat de bewijzen onweerlegbaar wa
ren. In de camera van no. 17 bevond zich een
serie opnamen, die vow den vyand scnatten
waard waren.
Ondanks z'n protesten werd Leopold Velton
achter slot en grendel gezet. De club kon geen
woorden genoeg vinden, om haar verontwaardi
ging te uiten over de handigheid, waarmee de
spion de beschermer van het vaderland had ge
speeld.
„Ik wil hier niet langer blyven," mopperde de
jonge vrouw den volgenden morgen. „Hè, wat
een akelige geschiedenis. Ik wil hier van daan."
„Zeker, zeker," suste haar man. „We gaan
weg van hier."
Nog op den zelfden dag zeilde een statig jacht
uit de haven en een klein, wit zakdoekje wuifde
het clubje een vroolijk afscheid toe.
Een week later ontving majoor Bob Reeman
een brief van den volgenden inhoud: „Laat den
stumper nu vry. Ik wist, dat hy op my loerde.
Myn taak heb ik volbracht, maar ik vreesde
niet ongehinderd met myn kostbaar bezit te
kunnen vertrekken. Daarom moest hy tydelijk
onschadelyk gemaakt worden. Ik kocht een be
diende om en hoe mijn vrouw haar rol speelde,
weet u. Nu ben ik buiten gevaar. De groeten
aan mijn onhandigen belager."
De terneergeslagen Leopold Velton aanvaard
de de betuigingen van leedwezen, waarmee hü
werd overladen.
„De camera is myn ongeluk geweest," zuchtte
hij. „Die bracht den schurk op het idee mij te
dupeeren. Had ik maar ontkend, er een te be
zitten. Maar voor u heeren, is het een geluk,
dat ik geen officieele opdracht van het gouver
nement kan toonen."
Een visscher uit Toulon heeft in zee een
flesch gevonden, die vier jaar geleden tusschen
Colombo en Australië, vanaf een schip over
boord was geworpen.
In de flesch bevond zich een in het Engelsch
geschreven brief, gedateerd Oviede 31 Januari
1928, waarin verzocht werd den afzender ervan
op de hoogte te stellen, indien de flesch ge
vonden werd.
Aan die verzoek heeft de vinder voldaan en
hy kreeg een brief terug, waarin de afzender
zyn vreugde uitte over het vinden van de
flesch.
Hy had de hoop reeds geheel opgegeven er
nog ooit iets van te hooren.
A dit blad zijn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen Ofïfkfk hij levenslange geheele ong
XxllQ CLUOIIJIC S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen I OUUU*" verlies van beide armen, t
ischiktheid tot werken door JCfk bij een ongeval met OCfl
elde beenen of beide oogen f f OU*" doodeiyken afloop thOU*"
bij verlies van een hand 7 9C bij verlies van een Cfk by een breuk van A fl bij verlies van 'n
een voet of een oog f J.AtO*duim of wijsvinger OU*"been of arm# Tv/»anderen vinger
41
Na het middagmaal ging Nancy alleen naar
het strand en voor den honderdsten keer dacht
ze over alles na. Ze had geen vertrouwen in
Mary's succes. Er scheen niet meer kans te be
staan om synthetische rubber te maken dan
om zand te veranderen in goud. Voor geen
van beide mannen voelde ze iets. Was het dan
ten slotte niet beter om het huls maar in de
handen van een vreemde te laten, dan zich
zonder eenig dieper gevoel aan een man te
geven?
Maar ik heb het vader beloofd, herhaalde
ze in zichzelf, ik zou er alles voor over heb
ben om het huis terug te krijgen!
Ze herinnerde zich de woorden van den jon
gen Jack. Hy hield ongetwyfeld veel van haar,
hy was er zelfs toe bereid om zijn naam te
veranderen
En toen deze opstond om terug te gaan naar
Dorcas Uren's huisje, was ze bijna besloten in
godsnaam zijn aanzoek aan te nemen.
Maar nauwelijks was ze het huis binnenge
komen, of ze hoorde den klank van een stem,
die haar het, bloed naar t hoofd deed vliegen.
John! Ben jy het? riep ze uit.
John Trefry stond van zyn plaats op, maar
hij kon niet spreken van ontroering.
We hebben ons al aan elkaar voorgesteld,
zei Mary. Hy is een half uur geleden gekomen
en toen moest hij zich maar met myn gezel
schap tevreden stellen.
Ik heb je al dagen eerder verwacht, zei
Nancy, heb je myn brief niet ontvangen?
Ja, ontvangen had hij den brief en hy ver
telde haar verward en verlegen, dat hü het zoo
byzonder druk had gehad met zün werk. Hy
scheen slecht op zijn gemak te zyn.
We zullen eerst thee drinken, zei Nancy,
ik ben zoo blij je te zien, John, dat ik je
maar niet zal verwijten, dat je me hebt ver
waarloosd.
Jou verwaarloosd! riep de jonge man uit.
Natuuriyk heb je dat, lachte Nancy. Je
wist immers al dien tijd al, dat ik hier was.
John Trefry scheen erg verstrooid. Nancy
praatte over honderd dingen, maar hy luister
de nauwelyks. Mary kreeg een raren indruk
van hem.
Alle Corn wallers zijn precies eender: ze
hebben een heeleboel praats en als het er op
aankomt, staan ze met hun mond vol tanden.
Ik begryp niet, hoe Nancy dezen jongen aardig
kan vinden
En toch moest ze later toegeven, dat hy veel
sympathieks had en ze zei tegen Nancy, dat 't
een jongen scheen waarvan je op aan kon.
Wie is hij? vroeg ze. Wat doet hij voor den
kost?
Hij is in de electro-techniek, antwoordde
Nancy.
Dan verdient hij zeker weinig?
Hy is zelfs arm. Zijn familieleden leven
geen van alle meer. De Trefry's zün zoo iets
als de Trevanions; eens was het een groot ge
slacht en bezaten ze veel land, maar ze heb
ben later alles verloren. Maar, voegde ze eraan
toe, John is een gentleman gebleven.
Dat is hy, erkende Mary, dat zie je op
het eerste gezicht. Eerst dacht ik dat er niet
veel bij zat, maar later merkte ik, dat ik me
had vergist.
Hij is de beste vriend, dien ik bezit, zei
het meisje, en toen mijn vader stierf, was
niemand zoo goed en aardig voor me als hij.
Mary Judson keek haar onderzoekend aan.
Is het niet meer dan een vriend?
Néén, maar een échte vriend, antwoordde
het meisje.
Dit gesprek had plaats na de thee, terwül
John een praatje maakte bij Mrs. Uren.
Ik heb opgemerkt, dat Mrs. Uren hem net
behandelt, als ze jou doet. Eerst dacht ik, dat
hy een Lord was of iets dergelijks. Ik stond
ervan te kijken, toen hy vertelde dat hij een
baantje had. Maar je kunt wel zien, dat het
geen gewone jongen uit het volk is.
John kwam op dit oogenblik de kamer weer
binnen, en Mary liet ze alleen.
Jullie zullen elkaar wel veel te vertellen
hebben, zei ze glimlachend.
John, waarom doe je zoo vreemd? vroeg
Nanc.y, toen Mary de kamer uit was gegaan.
Doe ik vreemd?
Ja. Wat is er met je?
Niets byzonders.
Maar waarom ben je niet eerder geko
men?
Had je dat dan gewild?
Maar natuuriyk! Ik heb je in geen twee
jaar gezien en ofschoon ik je schreef dat ik
naar Cornwall kwam, heb je niets van je la
ten hooren. Heb ik je soms beleedigd zonder
dat ik het weet?
John draaide het hoofd naar het raam, dat
uitkeek naar het strand, maar hy gaf geen
antwoord.
Is er iets, John? Wil je me het niet ver
tellen?
John schudde het hoofd en mompelde iets
van „geen tijd hebben".
Kom nu, zei het meisje, je moet niet zoo
tegen me zyn. Anders kryg ik er spüt van, dat
we elkaar hebben ontmoet, voegde ze eraan
toe.
Ik wilde niet komen! barstte hU uit; maar
toen hü de pijniyke kleur zag op de wangen
van het meisje, voegde hij er haastig aan toe:
Neen, Nancy, vergeef me, zoo bedoel ik het
niet.
Maar John toch....
Ik ben een zelfzuchtige ellendeling, riep
de jongeman uit. Welk recht heb ik om zoo
tegen je te spreken?
Maar we zyn toch goede vrienden, zei het
meisje.
Ik weet het en ik probeerde zoo aan je te
denken, maar ik kon het niet, Nancy, ik kon
eenvoudig niet. Weet je waarom ik niet eerder
ben gekomen? Omdat ik bang was voor mijn
eigen gevoelens, omdat ik niet durfdeToen
je in Leeds was en ik je schreef, kon ik me
tenminste beheerschenmaar nu, nu....
Luister, Nancy, zei hy plotseling, we zyn
samen van kind af aan opgegroeid; jaren ge
leden beschouwde ik je als mijn toekomstige
verloofde en ik verlangde naar den tijd, dat ik
je tot myn vrouw zou kunnen makenNa
tuuriyk heb ik je dat nooit durven zeggen,
maar zoo was het. Ik maakte al plannen voor
de toekomst, ik wilde een fortuin verdienen en
jou alles geven, maarik ben een mislukke
ling, Nancy.
Het meisje gaf geen antwoord, maar er was
een vreemde blik in haar oogen.
Kijk me niet zoo aan, smeekte hy, ik
wilde je niet kwetsen. Ik ben een laffe ellende
ling, ik zal weggaan voordat ik nog meer
stommiteiten zeg..
Maar hy ging niet weg, hy bleef haar met
bewonderende oogen aanzien.
Ik wilde me beheerschen, ging hy voort,
ik wilde mezelf wysmaken, dat ik alleen een
vriend voor je wilde zijn, maar toen Je weg
was, o, Nancy, vergeef me
Nog altyd zweeg ze. Dit was heel anders dan
wat Ben Briggs of Jack tegen haar gezegd
hadden en het ontroerde haar op een vreemde
manier. Ze wist wel dat John veel van haar
hield, maar ze had hem altijd beschouwd als
een kameraad; dit had ze toch niet verwacht.
Weet je, wat ik me had voorgenomen,
Nancy? Ik wist, dat je hart brak van verdriet,
toen Trevanion Court verkocht werd en de
gedachte dat Jack Beel er eigenaar van werd,
moest je wel ontzettend hinderen. Daarom
heb je op die optie aangedrongen. Ik begreep
dat het een onbegonnen werk was: hoe moest
jy tien duizend pond bij elkaar krijgen?
Ik herinner me, viel Nancy hem in de
rede, dat je me al je spaargeld hebt aange
boden; dat was lief van je, John!
Dat had niets te beteekenen. antwoordde
hy ongeduldig, maar ik had een plan in myn
hoofd, waarmee ik dat geld dacht te verdie
nen. Ik zou het je als geschenk aangeboden
hebben, Nancy, maar het is mislukt, het is mis
lukt.... Daarom schaam ik me zoo.... Ik zou
den grond willen kussen, waarop je hebt ge-
loopen en toch kan ik je niet helpen. Ik ben
je niet waardig, nooit, nooit!
Nancy's oogen werden vochtig; de ernst en
de eerlykheid van den jongen ontroerden haar,
zooals nog nooit iets haar had ontroerd.
Ik wilde er nooit over spreken, vervolgde
hij, maar ik kon het niet helpen, Nancy.
Direct nadat jü was weggegaan, verdiepte ik
me in de studie over de electriciteit. Ik schreef
een boek en ik stelde me voor. dat ik er veel
mee zou verdienen, maar het heeft my byna
niets opgebracht.
Heb je een boek geschreven? riep ze uit.
en is het uitgegeven? Waarom heb je me
geen exemplaar gestuurd?
(Wordt vervolgd).