Toevalligheden des levens 0 mmnmns Ket vetfiaal van den dag et Erfdeel 2'CftA ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN Weg met de werkloosheid! Leve de Nederlandsche ROBINSONschoen c&J f(acde g§i DONDERDAG 18 MEI VREEMD MAAR WAAR Krasse staaltjes Gaat de Eifeltoren scheef staan? Verzamelwoede Scholierstaking Eieren uit Finland stapS^de I De onbestelde j Een bioscoopconflict in Joegoslavië Gevallen die meer op wonderen gelijken dan op toevalligheden "AKKERTJES" I S voc AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Uit het Engelsch van Joseph Hocking Het leven hangt aan elkaar van kleine dingen, daaronder zijn er vaak, die door hun toevaliigen aard of hun merkwaar- digen samenhang met andere dingen, een zeer bijzondere beteekenis krijgen voor hen, die er mee te maken hebben. Welnu, wij laten hier enkele van die levensdingen volgen, die ieder voor zich al naar den aard der omstandighe den hun eigen rol spelen in het leven van be paalde menschen. In de nabijheid van Albanië in den staat New-York, is een plaats, waar de autoweg een scherpe kruising vormt met de spoorbaan. Deze spoor-overweg is, zooals bijna overal in de Vereenigde Staten, onbewaakt en tengevolge daarvan hebben er reeds verschillende onge lukken met doodelijken afloop plaats gehad. Nog dezer dagen ondernam de landbouwer James Powers met zijn vrouw en zijn drie kin deren een autotocht, die over dezen onbe- waakten overweg leidde. Zijn vaart was te snel dan dat hij nog gelegenheid had zijn auto tot staan te brengen, toen hij een sneltrein in volle vaart zag naderen. Het kon niet anders naar menschelijke berekening of de auto met inzit tenden moest verpletterd worden. Maar wat ge beurde? De auto reed met een vaart van veer tig kilometer tegen den trein aan, werd enkele meters meegesleurd en viel toen in een puin hoop uiteen. De inzittenden werden uit den wagen geslingerd en beleefden ieder hun toevallig avontuur. De man vloog over zijn stuur heen, kwam in een openstaand treinraampje terecht en belandde op de knieën van een doodelijk ver schrikte leeraarsvrouw. De vrouw van den auto rijder, die de tegenwerking van het stuur ont gaan was, kwam nog hooger terecht en beklom tegen haar wil het dak van den trein, waar zij nog juist bijtijds het schoorsteentje van een ventilator wist te grijpen. De drie kinderen werden, dank zij hun licht gewicht, door de lucht geslingerd, en kwamen over den trein in een ondiepe sloot terecht. Geen van allen had noemenswaardig letsel bekomen. Een wonderlijk toeval voorwaar, onder omstandigheden, dat de dood voor alle vijf vrijwel onvermijdelijk was. Een paar uur later was de familie weder ge zellig bij elkaar, nog een beetje bleek van den schrik, van haar auto beroofd, maar overigens in blakenden welstand. Filmoperateurs, waar men in Amerika den hals over breekt, waren niet bij dit schoone toeval aanwezig. Ook het plaatsje Battenhead in Engeland heeft een merkwaardige toevalligheid beleefd. Daar was nl. de bankier Fred Harrisson over leden en tweehonderd vijftig mannen, vrouwen en kinderen oftewel de heele bevolking was in de kerk aanwezig om de laatste eer aan den doode te bewijzen. Voor het altaar stond de lijkkist opgebaard en allen luisterden aan dachtig naar de woorden van den geestelijke. Plotseling ontstond er een geweldig gekraak en voor men er erg in had, was de geheele gemeente door den vloer gezakt en een verdieping lager terecht gekomen. De vloer van het oude gebouw had het niet langer kunnen uithouden en verleende plotseling toegang tot lagere oorden. Maar ook de vloer van den kelder was oud en ha,d er zich nooit aan gewend zulke zware las ten te dragen. Ook hij bezweek dus en de ge- loovigen lagen in minder dan geen tijd in de eeuwenoude grafgewelven tusschen ingevallen grafzerken en geraamten. Maar tengevolge van deze instorting was het geheele gebouw aan het wankelen gegaan, zoodat ook het %ak naar be neden kwam. En toen was de beurt aan de muren, die de ramp voltooiden en alle inwo ners van Battenhead onder de puinhoopen be groeven. Als we zeggen ,Jieel Battenhead", dan gelieve men een uitzondering te maken voor een dozijn inwoners, die om een of andere reden de begrafenisplechtigheid niet had kunnen bij wonen. Natuurlijk was dit simpele dozijn niet in staat de talrijke bedolvenen te redden, zoo dat zy eerst naar de naburige dorpen om hulp moesten gaan. Maar inmiddels was een nieuw ongeluk komen opdagen. De buitenstaanders hadden reeds eenigen tüd wolken uit de puin hoopen zien opstygen, maar sloegen daaar niet veel acht op, omdat zy meenden, dat het stofwolken waren. Plotseling echter sloegen de vlammen uit de steenen. Wat was er gebeurd? De talryke kaarsen, die bij een uitvaart plegen te branden, hadden de oude en kurkdroge balken aangetast en een ondergrondschen brand ver oorzaakt. Tot diep in den nacht duurde de red- töingsarbeid en het mocht den werkers gelukken den brand te blusschen en de bedolvenen allen levend naar boven te brengen. Niemand had eenig letsel bekomen, als we de schrammen en blauwe plekken op den koop toenemen. De muren waren door een toeval zoodanig op elkaar ge vallen, dat zij een soort gewelf vormden, die de be g/avenen beschermden en die ook het vuur be letten dieper door' te dringen. Het eenige nadeel, dat deze onverwachte begrafenis meebracht, was een nat pak voor iedereen, nadat de brand weer danig had huisgehouden om den brand te blusschen. En dit is de grootste gebeurtenis, die ooit in Bati'enhead heeft plaats gehad. Ook het stadje Richmond in Califomië heeft zijn wonderlijk avontuur beleefd. Daar was eens een k ïaap, Herbert Stanley genaamd, die zich vermaakte met een vlieger op een terrein, dat door huizen omgeven was. Zyn touw kwam echter in aanraking met den electrischen draad van een hoogspanningsleiding, die op hetzelfde oogenblik doorsmolt. Het afgebrande stuk kwam terecht in een drukke straat en vonken opspat tend krulde het zich over het natte asphalt. Het sprong lustig heen en weer, kronkelde zich over den stroohoed van een voorbijganger en zette den stoohoed in vlammen, terwyi hij hem tegeiyk van het hoofd van den bezitter rukte. Toen wierp hü zich op een politie-agent, met het gevolg, dat twee knoopen van 's mans uniform gloeiend raakten. Een Sint Bernardshond, die eveneens met den draad in aanrakink kwam, was in één slag den top van zyn staart kwijt. Dan sprong hij binnen in een winkel, waar hy zich slingerde door de beenen van zeven bezoe kers, om in hetzelfde oogenblik weer even be hoedzaam te verdwynen, zonder iemand te ra ken. Ten slotte slingerde hij zich om het stalen handvat van een kinderwagen en brandde het midden door, gelukkig juist op het oogenblik, dat de moeder het staal had losgelaten, om een van haar tweelingen wat beter neer te leggen. Toen siste de draad neer op het asphalt en kron kelde eindeiyk uitgedoofd in elkaar, zonder iemand kwaad te hebben gedaan, hoe onbegrij- peiyk en ongeloofwaardig het ook klinkt. Ziehier wat een arbeider uit Bordeaux mede- maakte. Hy had gewerkt aan een kuil, dien hy voor een boer moest graven en kwam na zijn koffieuurtje per fiets op de plaats van zyn arbeid terug. Toen hy in de nabyheid van den kuil van zijn fiets sprong, voelde hij den grond onder zijn voeten wijken en een oogenblik later zakte de wand van den kuil in en viel hij naar beneden. In een reflexbeweging greep hy naar een steunpunt en pakte den gummiband van zijn rywiel vast. Deze echter, vermoedeiyk reeds los zittend, sprong van het wiel en brak in tweeën. Een eind bleef aan het wiel vastzitten, het andere einde hield de man met zijn hand om klemd en de band stond nu gespannen, dwars door het zand, dat nog nagekomen was. De ar beider, die rechtop in den kuil stond en geheel door zand bedolven was, zou zeker in een paar minuten gestikt zijn, wanneer hij niet den fietsband tot zijn beschikking had gehad. Wel iswaar werd de band eenigszins door het zand dichtgeknepen, maar de man had toch kans gezien voldoende lucht naar binnen te zuigen om in het leven te kunnen blijven, tot men hem na enkele uren uit zyn benarde positie be- vrydde. Op 13 November van het vorig jaar bracht de piloot Thomas March een vliegmachine met zeven passagiers van Los Angeles naar San Francisco. Tegeiykertijd was een machine met negen passagiers aan boord en bestuurd door kapitein Oberrender in de tegenovergestelde rich ting onderweg en wat oogenschijnlijk voor on- mogeiyk wordt gehouden in het onmetelijk luchtruim: beide machines kwamen in een dichten nevel op een hoogte van duizend meter met elkaar in botsing. Beide machines raakten volkomen on klaar en suisden naar beneden, terwijl de passa giers in doodsangst op den beslissenden slag wachtten. Er vergingen enkele seconden die uren leken en plotseling doemde onder den nevel de aarde op. Nog één oogenblik en het verpletterend ongeluk zou gebeurd zijn, maar juist in de laatste seconde schoot de lucht stroom plotseling zoo gelukkig onder de beide machines, dat zij rustig en zacht langs den grond gleden en in een ondiepen plas terecht kwa men. Alles was wel aan boord en niemand had zich te beklagen. Tenslotte nog een toevalligheid, waarin een kind de hoofdrol speelt. Kinderen schynentwee inplaats van één bewaarengeltje te hebben. Ziehier wat in Vermont geschiedde, waar een kruitmagazijn in de lucht vloog, zoodat ver in den omtrek schade werd aangericht. In een huisje, vlak bij de plaats van de ramp, had een moeder den kinderwagen met het jongste kind er in by het open raam gezet en toen zij den grond onder zich voelde trillen, vloog zy de kamer in om haar kind te hulp te snellen. Daar zag zy een merkwaardig schouwspel. Een stuk gips ter grootte van een vierkanten meter, was van het plafond naar beneden ge komen en was over den open kinderwagen gevallen en toen een seconde later een ware hagel van steenen en stukken yzer door het raam werd geslingerd, lag de kleine veilig onder zyn gipsdak beschermd. Een driejarig kind speelde in Brooklyn op een zevende verdieping en viel uit het raam in een tuin. Daar kwam het echter terecht op de ruggen van twee in de zon slapende herders honden en bleef ongedeerd. Zelfs de twee sla pers kwamen met den schrik vrij en., maakten zich huilend uit de voeten.... En zoo beleven wij menschen nu en dan van die toevalligheden, die we haast wonderen zou den willen noemen, zoo verrassend zyn de om standigheden soms Toen by gelegenheid van de Farysche We reldtentoonstelling van 1889 de Eifeltoren werd gebouwd, was het berekenen van de sterkte van den winddruk, dien 't gevaarte moest kun nen doorstaan, een der moeiiykste problemen, die de uitvinder moest oplossen. Later bleek, dat het 300 Meter hooge gevaarte eenigszins wordt omgebogen door den wind. Bij een hevi- gen storm maakt de torenspits kleine elliptische schommelingen. De afwijkingen van den top ten opzichte van de loodiyn bedragen evenwel nooit meer dan 75 tot honderd millimeter. Nieuwe metingen omtrent de stabiliteit van den Eifeltoren hebben evenwel uitgewezen, dat er ook op dagen, dat het absoluut stil is, ver buigingen ontstaan, die even groot zyn, als wanneer een krachtige storm aan de yzeren gebinten rukt. Daar deze schommelingen dageiyks terugkee- ren en des zomers sterker zyn dan 's winters, was het niet moeilijk om de zon als den rust verstoorder aan te wyzen. De zon verwarmt den toren juist aan die zyde waar de stralen val len, zoodat het metaal hier uitzet. Door de eer ste krachtige zonnestralen wordt de top reeds 150 millimeter naar het Westen gebogen. Des middags buigt hy 100 millimeter naar het Noor den en 's avonds 75 millimeter naar het Oosten. Naar het Zuiden buigt de toren nooit, wyi hy hier het meeste uitzet. Bij warm zomerweer beschrijft de top dus dagelijks een ellips met assen van 150 en 100 millimeter. Deze schom meling is derhalve tweemaal zoo groot als die, welke door de kracht van een stormwind wordt veroorzaakt. De zon blijkt dus sterker te zyn dan de wind. Het verschünsel is dus wel zeer eenvoudig te verklaren, maar dit neemt niet weg, dat het tot nu toe een onoplosbaar raad sel was. Bij het bouwen van metalen torens zal men evengoed als met den winddruk ook reke ning moeten houden met de werking van de zonnestralen. Te Brentwood Park (Zuid-Afrika), zyn de scholieren in staking gegaan, daar zy een nieuw schoolgebouw wenschten. Eenigen der jeugdige stakers, wier aantal in totaal 125 bedraagt, droegen borden, woor- op stond: „wy staken voor een nieuwe school". Het provinciaal bestuur heeft een onderzoek gelast, waaruit bleek, dat het schoolgebouw zeer vervallen was, dat de muren den wind door lieten en dat de kinderen te veel op elkaar zaten. Thans is opdracht gegeven tot het bouwen van een nieuw schoolgebouw. De export van eieren is in Finland sterk toe genomen. Gedurende de maand April werden bijna 9% millioen eieren uitgevoerd, tegen 6 millioen in dezelfde maand van het vorige jaar. Het voornaamste afzetgebied was Engeland. In de eerste vier maanden van dit jaar expor teerde Finland meer dan 49 millioen eieren te gen ruim 23 millioen in dezelfde periode van het vorige jaar. In het land der Magyaren wohen talryke ver zamelaars, die soms zeer kostbare voorwerpen in hun collecties hebben ondergebracht. De zonderlingste dingen worden dikwyis byeenge- gaard. Zoo bezit de hotelier Friederich Glück een hoeveelheid eetgerei, waaronder hoogst- modeme stukken, maar ook prachtige exempla ren uit de Barock-periode. Als verzamelaars van trouwpapieren staan drie geleerden bekend, te weten: professor Ballagi, de historicus Géza Nagy en de bibliograaf Josef Szinnyei. Zij heb ben een voor geschiedkundigen en genealogen belangrijk materiaal byeengebracht, daar de verwantschappen tusschen families en geslach ten soms uitsluitend met behulp dezer docu menten kan worden vastgesteld. De arts dr. Stein is een verwoed collectant van vingerhoeden, waarby hij steeds nauwkeu rig hun afkomst tracht te bepalen en een bij zondere hartstocht vertoont voor artistiek uit gevoerde objecten. Van cultuur-historische waarde is de schoenenverzameling, die mevrouw Krasznay heeft aangelegd, en waarin voetbe- kleedingen van alle volken ter wereld een plaats hebben gekregen. Bijzonder populair als onderdeel eener col lectie is de pijp. Zoo is de minister van justitie Stefan Bèrczy eigenaar van 700 stuks. Vele dezer pypen zyn vervaardigd door de beroemd ste Italiaansche, Oostenrijksche en Hongaar- sche meesters op het gebied van houtsnijden en beeldhouwen. De barones Dora Groedel kan bogen op het bezit van 300 poppen. Voorts be schikt ze over prachtig in elkaar gezette pop- penkamers en -serviezen, welke laatste talryke vitrines vullen. ■KSZ> Niet meer in staat nog iets te doen aan 't vele werk, dat te wachten ligt? Dan zullen één of twee van die Ne kleine "AKKERTJES" snel en zeker Uw nare hoofdpijn verdrijven en Uw geest weer helder maken! Onschadelijkl '1 Zijn ideale pijn-stillers Product bij Zenuwpijn, Kiespijn, enz. Per 12 stuks slechts 50 cent. Gebruikt dut voortaan uitfluitend: Volgens recept van Apotheker Dumont ïfïinüftïüi Ivy wilde, dat de lepelaars de bor den in de keuken zouden wasschen. Ze kon ze eerst niet vinden en ging hen zoeken op het strand. Ze vond ze eindelijk bezig met touwtje springen en Robbie en Topsy keken er naar. „Vooruit, naar de keuken en gaat netjes de borden wasschen," schreeuw de Ivy tot de lepelaars. „Eerst wer ken en dan spelen, vooruit." De anders zoo ondeugende lepelaars waren nu erg gehoorzaam en gingen dadehjk op weg naar de keuken. „Het is goed ze achterna te gaan, want het zyn zulke bengels, dat ze zouden gaan touwtje springen in de keuken, in plaats van de borden te wasschen," zei Ivy. „Ze zullen, als ze by de keuken zijn, erg vermoeid zyn, zoodat ze wel geen lust meer zullen hebben om touwtje te springen," zei Topsy. „Ik wil niet, dat ze, als ze erg ver moeid zyn, de borden wasschen. Ze zullen ze laten vallen," verklaarde Ivy. (Morgenavond vervolg) gjWggg (Ingezonden Mededeeling) Plotseling stond John Coming stil en staar de op de straat voor zijn voeten, en van daar naar de brievenbus, een paar meter naast hem. 't Voorwerp dat zijn aandacht had getrokken, was een brief. De enveloppe was keurig geadresseerd, maar de brief was onge- post gebleven. „Misschien verloren," peinsde John, toen op eens boog hy zich snel voorover en met een snelle beweging raapte hy den brief op en deed hem in zyn veel te ruime, versleten broek ver dwenen. „Wie weet of er geen geld in zit," bedacht hij en hy slenterde, zooals een echten schooier past, onopvallend verder. Op een bank in het park scheurde hij de enveloppe open. Tot zijn ver bazing was er geen geld in, slechts een blaadje beschreven postpapier. Hü was juist van plan den brief te verscheuren, toen hy zich bedacht en uit louter nieuwsgierigheid besloot den in houd te lezen, die luidde: „Geachte juffrouw Morris. Het verveelt me om telkens zoo'n paar centen te ont vangen. Indien ik niet vóór morgen negen uur 500 ontvang, zal ik uw verloofde van alles op de hoogte brengen. B." John Coming was niet gewend aan geheim zinnigheid, maar over chantage had hy genoeg gehoord en gelezen in kranten. Hij floot en streek met zyn hand door het haar. Hij bekeek nog eens den brief en het adres: „Misschien is er toch nog wat voor me te verdienen," zei hy tegen zichzelf. „Ik zal beginnen met dat ding eens zelf te bestellen." Onderweg bedacht hy wat een ellende mis schien schuilde achter deze historie, en het drong tot hem door, dat hy die juffrouw mis schien uit de narigheid kon helpen. Hij kende zooveel ellende, dat hij intuïtief voelde voor een medeslachtoffer en de idee van hulp drong zich zoo sterk by hem op, dat hy niet meer aan geld kon denken. Hy keerde terug, ging naar zyn huis en trok zyn eenige goede pak aan en begaf zich op nieuw op weg. Hij kwam aan het adres der enveloppe en belde aan. Hy bereidde een in leiding voor, juist toen de deur werd geopend en hy verbaasd in het vragend gezicht zag van een allerliefst jong meisje. „Wat belieft u?" vroeg het meisje tenslotte. „En.... o.... woont hier juffrouw Morris?" zei hij. „Die ben ik," antwoordde het meisje met een glimlach. John voelde zich behaaglijker. „O, ik heb iets belangrijks voor u, iets heel belangrijks," zeide hij en poogde geheimzinnig heid in z'n stem te leggen. Zijn uiterlijk maakte echter weinig indruk, doch zün oogen deden het. Het meisje scheen zijn oprechtheid aan te voelen en vroeg hem binnen te komen. Al spoe dig had John haar het gebeurde verteld en duidelijk gemaakt dat hij haar gaarne helpen wilde. De reactie van zyn verhaal op het meisje ontstelde John, er kwam een droeve trek op haar gezicht en de glans verdween uit haar oogen. Ze begon onrustig op en neer te loopen en zag af en toe naar John, die onrustig voor zich uit zag. „Wel, erger zal het er niet door worden," zei het meisje tenslotte, terwyi ze vóór John bleef stilstaan. „Je zei dat je me wilde helpen, als je kon?" „Graag," antwoordde John met een beslist enthousiasme, „ik zie niet graag een aardig meisje in moeilijkheden, zooals u schynt te heb ben." „Dat is heel vriendeiyk, John, en ik zal je vertrouwen. Misschien kun je me inderdaad helpen. Die brief was voor dezen morgen be doeld en nu is het al byna acht uur 's avonds. Luister, dan zal ik je myn verhaal vertellen." Ze ging in een fauteuil tegenover hem zitten en vertelde: „Ik trouwde als wees, toen ik ne gentien was. Myn huwelijk was een mislukking; ik was onverstandig geweest, myn man was het tegendeel van hetgeen hij voorgaf te zijn. Twee maanden na ons huweiyk had hij met drinken en spelen al het geld opgemaakt, dat ik gespaard en hem gegeven had om meubelen te koopen. Een maand later kwam de politie met een bevel tot arrestatie wegens roof en poging tot doodslag. Myn man was echter nog niet thuis geweest sedert een paar dagen en hij keerde ook nooit meer terug. De politie ontdekte dat hij op een vrachtboot naar Amerika was ge vlucht, doch dat de boot in volle zee was ver gaan. Later kreeg ik daarvan een officieele be vestiging en dat er niemand was gered kunnen worden, allen, ook mijn man, waren ver dronken. Ik was dus weer vrij en herademde. Ik ging weer in betrekking als typiste en twee jaar later besloot ik naar hier te komen en mogeiyk een gelukkiger leven tegemoet te "gaan. Ik kreeg een betrekking op het kantoor, waar ik nu nog werk, en was ruim twee jaren vol maakt tevreden" Het meisje hield even op, dan ging ze verder: „Ongeveer zes maanden geleden deed een zoon van mün patroon my 'n huwelijksaanzoek. Ik accepteerde. Ik had hem werkeiyk lief en ons huweiyk werd bepaald over een paar maanden. Ik meende er het recht toe te hebben, myn man was gestorven, ik had hem dat verteld en we hielden van elkaar. Toen gebeurde het. Ik kreeg een brief van iemand, die schreef dat hy met myn man op een suikerplantage had ge werkt. Een paar dagen later kwam hy hier, liet een foto zien en een brief door myn man geschreven. Hü was niet verdronken, maar op gepikt, dryvend op een stuk wrakhout, en hy hield zich nu schuil wegens zyn misdaad. Voor geen geld wilde ik dat er iets van deze schande aan myn verloofde bekend werd. Ik leefde in voortdurenden angst voor het antwoord der po litie, die ik in het geheim om een onderzoek had gevraagd. Op een avond echter kwam de indringer hier weer, hy was ontzettend dron ken en eischte geld voor het bewaren van zijn geheim, want hy begreep dat ik over het af schuwelijk verleden aan myn verloofde niets wilde vertellen. Zeven weken nu perst hy my bijna dagelijks geld af, ik bezit niets meer, en nu Ze kon niet verder en snikte hevig. In John's hoofd gingen verschrikkeiyke wraakgedachten rond, hij moest dit meisje helpen. De stilte werd opeens verbroken door het overgaan van de huisbel. Het meisje schrok, John stond op, na denkend en onbesloten. Dan herstelde zich het meisje, schikte het haar, veegde in haar oogen en verliet de kamer, om de voordeur te openen. John bleef staan, dan, gevolg gevend aan een vergeefeiyke nieuwsgierigheid, liep hy op zijn teenen de kamer door en luisterde aan de deur. „U kunt niet binnenkomen," hoorde hy het meisje zeggen, en dan: „Maar ik heb geen geld meer, niets, niets IIISItMIIIirtMtMItlltMIIII «••ItMIIIIIMIIMttMIt meer." Hy hoor- doorgaan en ,j haastig verborg I UTXCj I hy zich achter een c[gp overgor- »*ww»m—WMttMwntuwi—» dijnen. De man kwam het eerst binnen, liet zich in een fauteuil vallen, dan volgde het meisje. Haar gezichtje stond vol wanhoop. „Ik heb er genoeg van," begon de man, „ik schreef je een brief, doch toen ik hem wilde posten, kon ik hem niet meer vinden. Maar dat doet er niet toe; ik heb je het vol gende voor te stellen. We maken een eind aan de zaak met 500 gulden. In ruil geef ik je een brief, die alles opheldert over mij en je man." Hoewel wanhopig, glimlachte het meisje. Dit alles was slechts bluf om aan een groot bedrag te komen. „Je gelooft me niet?" spotte de man, „kyk, hier is de brief. Eerst 500 gulden, en overtuig je dan, dat die brief je verlossing beteekent." De schurk lachte, hij keerde zich toevallig om en zag in de vastbesloten gelaatstrekken van John Coming, die schuin achter hem stond, de rechterhand in den zak van zyn col- beft, verdacht vooruit gestoken. „Juist," siste hij door zijn tanden, „dat is een revolver. En nou geef je onmiddeliyk dien brief over, of ik laat de haan overgaan." Verbluft en volkomen onder den indruk van John's overtuigend dreigende houding, gaf de ander aarzelend den brief door aan het meisje. „En nou heel gauw het huis uit, als je t er heelhuids wilt afbrengen," waarschuwde John. De man ging schuw achterwaarts naar de deur, „Vergeet niet dat ik je adres weet. Als Juffrouw Morris of ik nog ooit van je hooren, zul je dat niet lang overleven, daar kun je heel bepaald op rekenen!" riep John hem na. Met een slag viel de deur in het slot achter den snel verdwijnenden indringer. John keerde in de kamer terug, streek met zyn hand door het haar en zei: „Oef! dat is meegevallen. Ik wist niet dat bluffen eigeniyk zoo gemakkelyk is!" Half huilend, half lachend zag het meisje John overgelukkig aan. „Nu eerst dien brief lezen," zei John. Een paar minuten later wist hij dat de indringer daarin verklaarde op een suikerplantage gewerkt te hebuen met den eenig overlevende van de scheepsramp, doch dat deze matroos Dick Pos ter was, die hem verklaard had dat alle andere opvarenden absoluut zeker waren verdronken. Een paar weken later kreeg juffrouw Morris een mededeeling van de politie, welke met den brief overeenkwam, dat er geen twyfel kon bestaan, of haar man was verongelukt. Toen juffrouw Morris met den zoon van haar patroon trouwde, bood het personeel hem een fraai geschenk aan en ging het jonge echtpaar gezamenlijk feliciteeren. In de ry van geluk- wenschenden was ook de nieuwe chef der ex peditie, John Coming. Ook hij drukte de bruid de hand; zy spraken geen woord, doch de innig dankbare glimlach van het gelukkige vrouwtje was voor John de schoonste belooning voor zyn mooie daad. In Joegoslavië dreigt een bioscoopstaking uit te breken, aldus Reuter. De directeur van den ryks-schouwburg is nl naar Belgrado gekomen om de regeering te ver zoeken een belasting van 10 pet. te heffen op de reeds zeer zwaar belaste bioscopen. De op brengst van deze nieuwe belasting zou ten goede moeten komen aan den rijksschouwburg om het tekort te dekken, dat, naar beweerd wordt, ont staan is door de hevige concurrentie van de bioscopen. Van de recettes der bioscopen wordt reeds 38% percent afgedragen aan den fiscus. 33 per cent gaat naar het film-distributie-kantoor, zoodat, als de nieuwe belasting van 10 pet. wordt ingevoerd, er voor de bioscoop-eigenaars slechts 18 pet. overblijft om alle andere onkos ten te dekken. De bond van bioscoop-eigenaars heeft thans besloten, dat als de nieuwe belas ting wordt ingevoerd, zy alle bioscopen in het geheele land zullen sluiten. >R VISCH ,'TAUERFIJ NSTE WAT ER IS. A66 1 t IJ IT X op dit blad zyn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f _b« levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 7^Qm„ a^njkea®*1afloop 250," een™voet een "duim of6wijsvinger f 50e"been of arm f40.- anderen vinger Allê CCOOntl€ S onee\a.Uen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen f OUUl/em verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen f I ito. doodelijken anoop 44 fancy ging zwygend naar het raam en keek r buiten, naar de zee. Mo. Judson zag haar oplettend aan en merkte dat haar lippen beefden. Die jongen houdt van je, Nancy. Nancy keerde zich om en zei daarop ener giek: Ik zal hem schrijven. Het briefje dat Mary Judson later in de bus wierp, bevatte slechts het volgende: Waa rom ben je niet gekomen, John? Ik voel me eenzaam. Nancy. Drie dagen nog wachtte ze op zijn bezoek niaar hy verscheen niet. Ze werd ongerust. Misschien is John ziek, dacht ze. Maar ze werd gewaar dat hij eiken dag gewoon naar zyn werk ging, en ondanks alles werd ze toch een beetje boos op hem. Ze wist wel, waarom hij niet wou komen, maar nadat ze hem dat briefje had geschreven, was dat toch geen ar gument meer. Maar hij schreef niet en kwam evenmin en toen de week voorbij was, was ze volkomen buiten zichzelf. Deze dagen was ze niet meer naar Trevanion Court gegaan: ze was bijna bang. Ze wist heel zeker, dat de jonge Beel wraakplannen uitbroedde en dat ze, als ze een maal in zijn handen zou vallen, op genade of ongenade aan hem was overgeleverd. Ze was te weten gekomen dat hy op de verkooping tien pond voor den hond had betaald. Ze had een bankbiljet in een envelop gedaan en er by geschreven: tien pond voor John, maar ze had er geen antwoord op ontvangen. Dit alles bij elkaar veraangenaamde Nancy's verblijf niet bepaald en ze zag er zoo bleek en verdrietig uit, dat Mary Judson ongerust werd. Onze tijd is bijna om, Nancy, zei ze op een ochtend. Morgen is het al Maandag en van de week moeten we terug. Ik heb Sarah Ellen geschre ven, dat ze het huis in orde maakt. Nancy antwoordde niet. Ze staarde naar buiten, naar de gryze zee. De lucht was dien dag triest en somber en de zee zag er hopeloos grys uit. Nan cy voelde zich wanhopig. Waar is John toch? vroeg ze Mary wat later op den dag, want de hond was niet te voorschyn gekomen. Ik weet het niet, antwoordde de vrouw, na het ontbijt is hy niet terug gekomen. Hy blyft nooit zoo lang weg, zei het meisje. Neen, hy volgt je als je schaduw, waar zou hy naar toe zyn? Toen tegen den avond de hond nog niet te rug gekomen was, werd Nancy onrustig. Ze wist, dat het dier nooit yan haar wegging en was bang, dat er iets met hem gebeurd was. Ze herinnerde zich, dat de jonge Jack nog geen antwoord had gegeven op haar briefje met geld. Zou hy den hond misschien hebben doodgeschoten? Maar dat kon ze niet geloo- ven. Welke wraakplannen hy mocht koesteren, Nancy wist zeker, dat hij den hond geen kwaad zou doen; daarvoor hield hy te veel van dieren. Maar misschien had hy John gestolen! Dat zou tenminste een begrijpeiyke daad van weer wraak zyn. Eovendien, hy wist, hoe graag zy den hond wilde terug hebben en dacht misschien dat ze hem op Trevanion Court zou komen terugha len. Nancy ging dien nacht met een zwaar hart naar bed. De hond had meer dan drie weken op de mat voor haar kamerdeur gesla pen en ze miste hem meer dan ze had ge dacht. De volgende dagen zette ze haar onderzoek voort, maar zonder resultaat. Ze was er nu van overtuigd dat de Jonge Jack hem vastgehou den had. Zoo was haar verblijf in Cornwall, waar ze zich zoo op had verheugd, een groote teleurstelling geworden. Mary Judson scheen heelemaal aangesterkt te zyn, maar Nancy voelde zich mistroostig. Woensdagmorgen bracht de post haar twee brieven: een van Mr. Shawcross, die haar schreef, dat hij haar op 't einde van de week terug verwachtte: ik heb groote bestellingen gekregen, schreef hy uw werk schynt er nu goed in te komen. Dit was een heughjke tyding, maar het stemde haar niet vroolijker. De andere brief bestond uit één regel: wanneer u uw hond te rug wilt hebben, kom hem dan halen. Jack Beel. Nancy was machteloos woedend toen ze dit briefje las, want ze voelde dat ze den moed miste om naar Trevanion Court te gaan. Wat moest ze doen? De jonge Jack was meester van de situatie. Den volgenden morgen zou ze naar Trevanion Court vertrekken, om den hond terug te halen. Maar tegen den avond kreeg ze 'n idee: ze zou naar John Trefry gaan en hem vragen, het dier voor haar terug te halen. Bovendien zou dit een goede gelegenheid zijn om nog eens met John te praten, en misschienZe vloog de' deur uit. Ze wist dat John in een klein landhuisje woonde, dicht bij het electriciteits- bedryf, waar hy werkte. Maar toen ze aan het huis kwam, vertelde een vrouw haar, dat John was weggegaan zonder haar te zeggen hoe laat hy zou terugkomen. Hy zei, dat hy niet voor theetijd terug zou zijn, zei de vrouw. Je kunt nooit precies van hem op aan, miss, hij komt ongeregeld thuis. En hy heeft niet gezegd waar hy heen ging? Neen, hy zei niets. Zoo stond Nancy niets anders te doen, dan met een treurig hart den terugweg te aanvaar den. Haar weg voerde over een eenzaam stuk land; er stonden een paar boerenhuizen, maar er was geen levende ziel te zien. Toen ze de vallei bereikte, was de duisternis al gevallen, en ze voelde zich weinig op haar gemak in het stille veld. Maar nauwelijks was ze aan den voet van den heuvel gekomen, of een man sprong te voorschyn van achter een haag: het was Jack Beel. HOOFDSTUK XXH MARY JUDSON'S TESTAMENT Jack lachte tusschen zyn tanden toen hy haar zag. Goeden avond, Nancy, zei hy. Ik heb op deze ontmoeting al dagen geloerd. Het meisje stond voor hem en zonder een woord te zeggen, probeerde ze den anderen kant uit te gaan. Neen, zoo kom je er niet af, lachte Jack, nu is het mijn beurt om de sterkste van de twee te zijn. Het meisje sprak niet, maar was zich volkomen bewust van het gevaar van de situatie. Ze zag den loenschen blik in zyn oogen, ze hoorde den on- aangenamen klank van zyn stem, ze besefte dat er gevaar dreigde. Maar ze liet niet blijken dat ze bang was. Ik vergeet niets, zei de jonge Jack, ja ren en jaren heb ik den grond aangebeden waar jy je voeten neerzette, en ik was zelfs be reid geweest, om voor je te sterven. Ik zou alles voor je hebben gedaan wat je maar wilde, dat weet je heel goed. Laat me door, zei Nancy kortaf. —Neen, daar denk ik niet aan. Jaren lang heb ik van je gehouden en nu zal ik mijn zin hebben. Begrijp je me? Al ben jy een Treva nion, daarom ben ik nog geen minderwaardige hond. Je praatte tegen me, of ik schuim van de straat was en ik zal.... Nancy begreep dat ze in zyn macht was. Er was geen levende ziel in de nabyheid; de duis ternis was snel gevallen. Ik heb al dagen op je geloerd, ging hy voort, den dag dat je me als een hondsvot hebt behandeld, heb ik ge zworen dat ik mij zou wreken. Of je rondkykt helpt je niets, den hond heb ik veilig opgeslo ten, die zal je niet komen helpen.... Heb je dan geen menschelyk gevoel meer? riep het meisje. Neen, antwoordde hy, dat heb jy voor goed in my gedood. Hy keek haar valsch- lachend aan: ik vroeg om een kus. nietwaar? Nu, dien zal ik hebben en zooveel als ik maar wil.... en hy kwam dichterby, terwyl hy zyn handen uitstak. Het meisje verloor geen oogen blik haar tegenwoordigheid van geest. Iedere zenuw trilde van angst, maar ze wist zich te beheerschen. De oude hoogiHbed kwam in haar op. Hoe durfde die kinkel haar zoo te behan delen! Wil je op zy gaan, vroeg ze kalm, terwijl ze hem strak in de oogen keek. Waarom wist hy niet, maar hij gehoorzaam de haar. Als ze kwaad was geworden of angst had getoond, was hy de baas gebleven, maar nu reageerde hy op zyn oude boereninstinct dat zy altyd een Trevanion bleef en hy een Beel. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 9