Toevalligheden des levens
0
mmnmns
Ket vetfiaal van den dag
et Erfdeel
2'CftA
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
Weg met de werkloosheid! Leve de
Nederlandsche ROBINSONschoen
c&J
f(acde g§i
DONDERDAG 18 MEI
VREEMD MAAR WAAR
Krasse staaltjes
Gaat de Eifeltoren
scheef staan?
Verzamelwoede
Scholierstaking
Eieren uit Finland
stapS^de I De onbestelde j
Een bioscoopconflict in
Joegoslavië
Gevallen die meer op wonderen
gelijken dan op toevalligheden
"AKKERTJES"
I S voc
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Uit het Engelsch van
Joseph Hocking
Het leven hangt aan elkaar van kleine
dingen, daaronder zijn er vaak, die door
hun toevaliigen aard of hun merkwaar-
digen samenhang met andere dingen, een zeer
bijzondere beteekenis krijgen voor hen, die er
mee te maken hebben. Welnu, wij laten hier
enkele van die levensdingen volgen, die ieder
voor zich al naar den aard der omstandighe
den hun eigen rol spelen in het leven van be
paalde menschen.
In de nabijheid van Albanië in den staat
New-York, is een plaats, waar de autoweg een
scherpe kruising vormt met de spoorbaan. Deze
spoor-overweg is, zooals bijna overal in de
Vereenigde Staten, onbewaakt en tengevolge
daarvan hebben er reeds verschillende onge
lukken met doodelijken afloop plaats gehad.
Nog dezer dagen ondernam de landbouwer
James Powers met zijn vrouw en zijn drie kin
deren een autotocht, die over dezen onbe-
waakten overweg leidde. Zijn vaart was te snel
dan dat hij nog gelegenheid had zijn auto tot
staan te brengen, toen hij een sneltrein in volle
vaart zag naderen. Het kon niet anders naar
menschelijke berekening of de auto met inzit
tenden moest verpletterd worden. Maar wat ge
beurde? De auto reed met een vaart van veer
tig kilometer tegen den trein aan, werd enkele
meters meegesleurd en viel toen in een puin
hoop uiteen. De inzittenden werden uit den wagen
geslingerd en beleefden ieder hun toevallig
avontuur. De man vloog over zijn stuur heen,
kwam in een openstaand treinraampje terecht
en belandde op de knieën van een doodelijk ver
schrikte leeraarsvrouw. De vrouw van den auto
rijder, die de tegenwerking van het stuur ont
gaan was, kwam nog hooger terecht en beklom
tegen haar wil het dak van den trein, waar zij
nog juist bijtijds het schoorsteentje van een
ventilator wist te grijpen. De drie kinderen
werden, dank zij hun licht gewicht, door de
lucht geslingerd, en kwamen over den trein in
een ondiepe sloot terecht. Geen van allen had
noemenswaardig letsel bekomen. Een wonderlijk
toeval voorwaar, onder omstandigheden, dat de
dood voor alle vijf vrijwel onvermijdelijk was.
Een paar uur later was de familie weder ge
zellig bij elkaar, nog een beetje bleek van den
schrik, van haar auto beroofd, maar overigens
in blakenden welstand. Filmoperateurs, waar
men in Amerika den hals over breekt, waren
niet bij dit schoone toeval aanwezig.
Ook het plaatsje Battenhead in Engeland
heeft een merkwaardige toevalligheid beleefd.
Daar was nl. de bankier Fred Harrisson over
leden en tweehonderd vijftig mannen, vrouwen
en kinderen oftewel de heele bevolking was in
de kerk aanwezig om de laatste eer aan den
doode te bewijzen. Voor het altaar stond de
lijkkist opgebaard en allen luisterden aan
dachtig naar de woorden van den geestelijke.
Plotseling ontstond er een geweldig gekraak en
voor men er erg in had, was de geheele gemeente
door den vloer gezakt en een verdieping lager
terecht gekomen. De vloer van het oude gebouw
had het niet langer kunnen uithouden en
verleende plotseling toegang tot lagere oorden.
Maar ook de vloer van den kelder was oud en
ha,d er zich nooit aan gewend zulke zware las
ten te dragen. Ook hij bezweek dus en de ge-
loovigen lagen in minder dan geen tijd in de
eeuwenoude grafgewelven tusschen ingevallen
grafzerken en geraamten. Maar tengevolge van
deze instorting was het geheele gebouw aan het
wankelen gegaan, zoodat ook het %ak naar be
neden kwam. En toen was de beurt aan de
muren, die de ramp voltooiden en alle inwo
ners van Battenhead onder de puinhoopen be
groeven. Als we zeggen ,Jieel Battenhead", dan
gelieve men een uitzondering te maken voor een
dozijn inwoners, die om een of andere reden
de begrafenisplechtigheid niet had kunnen bij
wonen. Natuurlijk was dit simpele dozijn niet
in staat de talrijke bedolvenen te redden, zoo
dat zy eerst naar de naburige dorpen om hulp
moesten gaan. Maar inmiddels was een nieuw
ongeluk komen opdagen. De buitenstaanders
hadden reeds eenigen tüd wolken uit de puin
hoopen zien opstygen, maar sloegen daaar
niet veel acht op, omdat zy meenden, dat het
stofwolken waren. Plotseling echter sloegen de
vlammen uit de steenen. Wat was er gebeurd?
De talryke kaarsen, die bij een uitvaart plegen
te branden, hadden de oude en kurkdroge balken
aangetast en een ondergrondschen brand ver
oorzaakt. Tot diep in den nacht duurde de red-
töingsarbeid en het mocht den werkers gelukken
den brand te blusschen en de bedolvenen allen
levend naar boven te brengen. Niemand had
eenig letsel bekomen, als we de schrammen en
blauwe plekken op den koop toenemen. De muren
waren door een toeval zoodanig op elkaar ge
vallen, dat zij een soort gewelf vormden, die de
be g/avenen beschermden en die ook het vuur be
letten dieper door' te dringen. Het eenige nadeel,
dat deze onverwachte begrafenis meebracht,
was een nat pak voor iedereen, nadat de brand
weer danig had huisgehouden om den brand te
blusschen. En dit is de grootste gebeurtenis, die
ooit in Bati'enhead heeft plaats gehad.
Ook het stadje Richmond in Califomië heeft
zijn wonderlijk avontuur beleefd. Daar was
eens een k ïaap, Herbert Stanley genaamd, die
zich vermaakte met een vlieger op een terrein,
dat door huizen omgeven was. Zyn touw kwam
echter in aanraking met den electrischen draad
van een hoogspanningsleiding, die op hetzelfde
oogenblik doorsmolt. Het afgebrande stuk kwam
terecht in een drukke straat en vonken opspat
tend krulde het zich over het natte asphalt. Het
sprong lustig heen en weer, kronkelde zich over
den stroohoed van een voorbijganger en zette
den stoohoed in vlammen, terwyi hij hem tegeiyk
van het hoofd van den bezitter rukte. Toen
wierp hü zich op een politie-agent, met het
gevolg, dat twee knoopen van 's mans uniform
gloeiend raakten. Een Sint Bernardshond, die
eveneens met den draad in aanrakink kwam,
was in één slag den top van zyn staart kwijt.
Dan sprong hij binnen in een winkel, waar hy
zich slingerde door de beenen van zeven bezoe
kers, om in hetzelfde oogenblik weer even be
hoedzaam te verdwynen, zonder iemand te ra
ken. Ten slotte slingerde hij zich om het stalen
handvat van een kinderwagen en brandde het
midden door, gelukkig juist op het oogenblik,
dat de moeder het staal had losgelaten, om een
van haar tweelingen wat beter neer te leggen.
Toen siste de draad neer op het asphalt en kron
kelde eindeiyk uitgedoofd in elkaar, zonder
iemand kwaad te hebben gedaan, hoe onbegrij-
peiyk en ongeloofwaardig het ook klinkt.
Ziehier wat een arbeider uit Bordeaux mede-
maakte. Hy had gewerkt aan een kuil, dien hy
voor een boer moest graven en kwam na zijn
koffieuurtje per fiets op de plaats van zyn
arbeid terug. Toen hy in de nabyheid van den
kuil van zijn fiets sprong, voelde hij den grond
onder zijn voeten wijken en een oogenblik later
zakte de wand van den kuil in en viel hij naar
beneden. In een reflexbeweging greep hy naar
een steunpunt en pakte den gummiband van zijn
rywiel vast. Deze echter, vermoedeiyk reeds los
zittend, sprong van het wiel en brak in tweeën.
Een eind bleef aan het wiel vastzitten, het
andere einde hield de man met zijn hand om
klemd en de band stond nu gespannen, dwars
door het zand, dat nog nagekomen was. De ar
beider, die rechtop in den kuil stond en geheel
door zand bedolven was, zou zeker in een paar
minuten gestikt zijn, wanneer hij niet den
fietsband tot zijn beschikking had gehad. Wel
iswaar werd de band eenigszins door het zand
dichtgeknepen, maar de man had toch kans
gezien voldoende lucht naar binnen te zuigen
om in het leven te kunnen blijven, tot men hem
na enkele uren uit zyn benarde positie be-
vrydde.
Op 13 November van het vorig jaar bracht
de piloot Thomas March een vliegmachine met
zeven passagiers van Los Angeles naar San
Francisco. Tegeiykertijd was een machine met
negen passagiers aan boord en bestuurd door
kapitein Oberrender in de tegenovergestelde rich
ting onderweg en wat oogenschijnlijk voor on-
mogeiyk wordt gehouden in het onmetelijk
luchtruim: beide machines kwamen in een
dichten nevel op een hoogte van duizend meter
met elkaar in botsing.
Beide machines raakten volkomen on
klaar en suisden naar beneden, terwijl de passa
giers in doodsangst op den beslissenden slag
wachtten. Er vergingen enkele seconden die
uren leken en plotseling doemde onder den
nevel de aarde op. Nog één oogenblik en het
verpletterend ongeluk zou gebeurd zijn, maar
juist in de laatste seconde schoot de lucht
stroom plotseling zoo gelukkig onder de beide
machines, dat zij rustig en zacht langs den grond
gleden en in een ondiepen plas terecht kwa
men. Alles was wel aan boord en niemand
had zich te beklagen.
Tenslotte nog een toevalligheid, waarin een
kind de hoofdrol speelt. Kinderen schynentwee
inplaats van één bewaarengeltje te hebben.
Ziehier wat in Vermont geschiedde, waar een
kruitmagazijn in de lucht vloog, zoodat ver
in den omtrek schade werd aangericht. In een
huisje, vlak bij de plaats van de ramp, had een
moeder den kinderwagen met het jongste kind
er in by het open raam gezet en toen zij den
grond onder zich voelde trillen, vloog zy de
kamer in om haar kind te hulp te snellen.
Daar zag zy een merkwaardig schouwspel.
Een stuk gips ter grootte van een vierkanten
meter, was van het plafond naar beneden ge
komen en was over den open kinderwagen
gevallen en toen een seconde later een ware
hagel van steenen en stukken yzer door het
raam werd geslingerd, lag de kleine veilig
onder zyn gipsdak beschermd.
Een driejarig kind speelde in Brooklyn op
een zevende verdieping en viel uit het raam in
een tuin. Daar kwam het echter terecht op
de ruggen van twee in de zon slapende herders
honden en bleef ongedeerd. Zelfs de twee sla
pers kwamen met den schrik vrij en., maakten
zich huilend uit de voeten....
En zoo beleven wij menschen nu en dan van
die toevalligheden, die we haast wonderen zou
den willen noemen, zoo verrassend zyn de om
standigheden soms
Toen by gelegenheid van de Farysche We
reldtentoonstelling van 1889 de Eifeltoren werd
gebouwd, was het berekenen van de sterkte
van den winddruk, dien 't gevaarte moest kun
nen doorstaan, een der moeiiykste problemen,
die de uitvinder moest oplossen. Later bleek,
dat het 300 Meter hooge gevaarte eenigszins
wordt omgebogen door den wind. Bij een hevi-
gen storm maakt de torenspits kleine elliptische
schommelingen. De afwijkingen van den top
ten opzichte van de loodiyn bedragen evenwel
nooit meer dan 75 tot honderd millimeter.
Nieuwe metingen omtrent de stabiliteit van
den Eifeltoren hebben evenwel uitgewezen, dat
er ook op dagen, dat het absoluut stil is, ver
buigingen ontstaan, die even groot zyn, als
wanneer een krachtige storm aan de yzeren
gebinten rukt.
Daar deze schommelingen dageiyks terugkee-
ren en des zomers sterker zyn dan 's winters,
was het niet moeilijk om de zon als den rust
verstoorder aan te wyzen. De zon verwarmt den
toren juist aan die zyde waar de stralen val
len, zoodat het metaal hier uitzet. Door de eer
ste krachtige zonnestralen wordt de top reeds
150 millimeter naar het Westen gebogen. Des
middags buigt hy 100 millimeter naar het Noor
den en 's avonds 75 millimeter naar het Oosten.
Naar het Zuiden buigt de toren nooit, wyi
hy hier het meeste uitzet. Bij warm zomerweer
beschrijft de top dus dagelijks een ellips met
assen van 150 en 100 millimeter. Deze schom
meling is derhalve tweemaal zoo groot als die,
welke door de kracht van een stormwind wordt
veroorzaakt. De zon blijkt dus sterker te zyn
dan de wind. Het verschünsel is dus wel zeer
eenvoudig te verklaren, maar dit neemt niet
weg, dat het tot nu toe een onoplosbaar raad
sel was. Bij het bouwen van metalen torens zal
men evengoed als met den winddruk ook reke
ning moeten houden met de werking van de
zonnestralen.
Te Brentwood Park (Zuid-Afrika), zyn de
scholieren in staking gegaan, daar zy een
nieuw schoolgebouw wenschten.
Eenigen der jeugdige stakers, wier aantal
in totaal 125 bedraagt, droegen borden, woor-
op stond: „wy staken voor een nieuwe
school".
Het provinciaal bestuur heeft een onderzoek
gelast, waaruit bleek, dat het schoolgebouw zeer
vervallen was, dat de muren den wind door
lieten en dat de kinderen te veel op elkaar
zaten.
Thans is opdracht gegeven tot het bouwen
van een nieuw schoolgebouw.
De export van eieren is in Finland sterk toe
genomen.
Gedurende de maand April werden bijna 9%
millioen eieren uitgevoerd, tegen 6 millioen in
dezelfde maand van het vorige jaar.
Het voornaamste afzetgebied was Engeland.
In de eerste vier maanden van dit jaar expor
teerde Finland meer dan 49 millioen eieren te
gen ruim 23 millioen in dezelfde periode van
het vorige jaar.
In het land der Magyaren wohen talryke ver
zamelaars, die soms zeer kostbare voorwerpen
in hun collecties hebben ondergebracht. De
zonderlingste dingen worden dikwyis byeenge-
gaard. Zoo bezit de hotelier Friederich Glück
een hoeveelheid eetgerei, waaronder hoogst-
modeme stukken, maar ook prachtige exempla
ren uit de Barock-periode. Als verzamelaars
van trouwpapieren staan drie geleerden bekend,
te weten: professor Ballagi, de historicus Géza
Nagy en de bibliograaf Josef Szinnyei. Zij heb
ben een voor geschiedkundigen en genealogen
belangrijk materiaal byeengebracht, daar de
verwantschappen tusschen families en geslach
ten soms uitsluitend met behulp dezer docu
menten kan worden vastgesteld.
De arts dr. Stein is een verwoed collectant
van vingerhoeden, waarby hij steeds nauwkeu
rig hun afkomst tracht te bepalen en een bij
zondere hartstocht vertoont voor artistiek uit
gevoerde objecten. Van cultuur-historische
waarde is de schoenenverzameling, die mevrouw
Krasznay heeft aangelegd, en waarin voetbe-
kleedingen van alle volken ter wereld een
plaats hebben gekregen.
Bijzonder populair als onderdeel eener col
lectie is de pijp. Zoo is de minister van justitie
Stefan Bèrczy eigenaar van 700 stuks. Vele
dezer pypen zyn vervaardigd door de beroemd
ste Italiaansche, Oostenrijksche en Hongaar-
sche meesters op het gebied van houtsnijden
en beeldhouwen. De barones Dora Groedel kan
bogen op het bezit van 300 poppen. Voorts be
schikt ze over prachtig in elkaar gezette pop-
penkamers en -serviezen, welke laatste talryke
vitrines vullen.
■KSZ>
Niet meer in staat nog iets
te doen aan 't vele werk,
dat te wachten ligt? Dan
zullen één of twee van die
Ne kleine "AKKERTJES" snel en
zeker Uw nare hoofdpijn
verdrijven en Uw geest weer
helder maken! Onschadelijkl
'1 Zijn ideale pijn-stillers
Product
bij Zenuwpijn, Kiespijn, enz.
Per 12 stuks slechts 50 cent.
Gebruikt dut voortaan uitfluitend:
Volgens recept van Apotheker Dumont
ïfïinüftïüi
Ivy wilde, dat de lepelaars de bor
den in de keuken zouden wasschen.
Ze kon ze eerst niet vinden en ging
hen zoeken op het strand. Ze vond ze
eindelijk bezig met touwtje springen
en Robbie en Topsy keken er naar.
„Vooruit, naar de keuken en gaat
netjes de borden wasschen," schreeuw
de Ivy tot de lepelaars. „Eerst wer
ken en dan spelen, vooruit."
De anders zoo ondeugende lepelaars
waren nu erg gehoorzaam en gingen
dadehjk op weg naar de keuken.
„Het is goed ze achterna te gaan,
want het zyn zulke bengels, dat ze
zouden gaan touwtje springen in de
keuken, in plaats van de borden te
wasschen," zei Ivy.
„Ze zullen, als ze by de keuken zijn,
erg vermoeid zyn, zoodat ze wel geen
lust meer zullen hebben om touwtje
te springen," zei Topsy.
„Ik wil niet, dat ze, als ze erg ver
moeid zyn, de borden wasschen. Ze
zullen ze laten vallen," verklaarde Ivy.
(Morgenavond vervolg)
gjWggg
(Ingezonden Mededeeling)
Plotseling stond John Coming stil en staar
de op de straat voor zijn voeten, en van
daar naar de brievenbus, een paar meter
naast hem. 't Voorwerp dat zijn aandacht had
getrokken, was een brief. De enveloppe was
keurig geadresseerd, maar de brief was onge-
post gebleven.
„Misschien verloren," peinsde John, toen op
eens boog hy zich snel voorover en met een
snelle beweging raapte hy den brief op en deed
hem in zyn veel te ruime, versleten broek ver
dwenen.
„Wie weet of er geen geld in zit," bedacht hij
en hy slenterde, zooals een echten schooier past,
onopvallend verder. Op een bank in het park
scheurde hij de enveloppe open. Tot zijn ver
bazing was er geen geld in, slechts een blaadje
beschreven postpapier. Hü was juist van plan
den brief te verscheuren, toen hy zich bedacht
en uit louter nieuwsgierigheid besloot den in
houd te lezen, die luidde:
„Geachte juffrouw Morris. Het verveelt
me om telkens zoo'n paar centen te ont
vangen. Indien ik niet vóór morgen negen
uur 500 ontvang, zal ik uw verloofde van
alles op de hoogte brengen. B."
John Coming was niet gewend aan geheim
zinnigheid, maar over chantage had hy genoeg
gehoord en gelezen in kranten. Hij floot en
streek met zyn hand door het haar. Hij bekeek
nog eens den brief en het adres: „Misschien is
er toch nog wat voor me te verdienen," zei hy
tegen zichzelf. „Ik zal beginnen met dat ding
eens zelf te bestellen."
Onderweg bedacht hy wat een ellende mis
schien schuilde achter deze historie, en het
drong tot hem door, dat hy die juffrouw mis
schien uit de narigheid kon helpen. Hij kende
zooveel ellende, dat hij intuïtief voelde voor een
medeslachtoffer en de idee van hulp drong zich
zoo sterk by hem op, dat hy niet meer aan geld
kon denken.
Hy keerde terug, ging naar zyn huis en trok
zyn eenige goede pak aan en begaf zich op
nieuw op weg. Hij kwam aan het adres der
enveloppe en belde aan. Hy bereidde een in
leiding voor, juist toen de deur werd geopend
en hy verbaasd in het vragend gezicht zag van
een allerliefst jong meisje. „Wat belieft u?"
vroeg het meisje tenslotte.
„En.... o.... woont hier juffrouw Morris?"
zei hij.
„Die ben ik," antwoordde het meisje met een
glimlach. John voelde zich behaaglijker.
„O, ik heb iets belangrijks voor u, iets heel
belangrijks," zeide hij en poogde geheimzinnig
heid in z'n stem te leggen. Zijn uiterlijk maakte
echter weinig indruk, doch zün oogen deden
het. Het meisje scheen zijn oprechtheid aan te
voelen en vroeg hem binnen te komen. Al spoe
dig had John haar het gebeurde verteld en
duidelijk gemaakt dat hij haar gaarne helpen
wilde. De reactie van zyn verhaal op het meisje
ontstelde John, er kwam een droeve trek op
haar gezicht en de glans verdween uit haar
oogen. Ze begon onrustig op en neer te loopen
en zag af en toe naar John, die onrustig voor
zich uit zag.
„Wel, erger zal het er niet door worden," zei
het meisje tenslotte, terwyi ze vóór John bleef
stilstaan.
„Je zei dat je me wilde helpen, als je kon?"
„Graag," antwoordde John met een beslist
enthousiasme, „ik zie niet graag een aardig
meisje in moeilijkheden, zooals u schynt te heb
ben."
„Dat is heel vriendeiyk, John, en ik zal je
vertrouwen. Misschien kun je me inderdaad
helpen. Die brief was voor dezen morgen be
doeld en nu is het al byna acht uur 's avonds.
Luister, dan zal ik je myn verhaal vertellen."
Ze ging in een fauteuil tegenover hem zitten
en vertelde: „Ik trouwde als wees, toen ik ne
gentien was. Myn huwelijk was een mislukking;
ik was onverstandig geweest, myn man was het
tegendeel van hetgeen hij voorgaf te zijn. Twee
maanden na ons huweiyk had hij met drinken
en spelen al het geld opgemaakt, dat ik gespaard
en hem gegeven had om meubelen te koopen.
Een maand later kwam de politie met een
bevel tot arrestatie wegens roof en poging tot
doodslag. Myn man was echter nog niet thuis
geweest sedert een paar dagen en hij keerde
ook nooit meer terug. De politie ontdekte dat
hij op een vrachtboot naar Amerika was ge
vlucht, doch dat de boot in volle zee was ver
gaan. Later kreeg ik daarvan een officieele be
vestiging en dat er niemand was gered kunnen
worden, allen, ook mijn man, waren ver
dronken. Ik was dus weer vrij en herademde.
Ik ging weer in betrekking als typiste en twee
jaar later besloot ik naar hier te komen en
mogeiyk een gelukkiger leven tegemoet te "gaan.
Ik kreeg een betrekking op het kantoor, waar
ik nu nog werk, en was ruim twee jaren vol
maakt tevreden"
Het meisje hield even op, dan ging ze verder:
„Ongeveer zes maanden geleden deed een
zoon van mün patroon my 'n huwelijksaanzoek.
Ik accepteerde. Ik had hem werkeiyk lief en ons
huweiyk werd bepaald over een paar maanden.
Ik meende er het recht toe te hebben, myn
man was gestorven, ik had hem dat verteld en
we hielden van elkaar. Toen gebeurde het. Ik
kreeg een brief van iemand, die schreef dat hy
met myn man op een suikerplantage had ge
werkt. Een paar dagen later kwam hy hier,
liet een foto zien en een brief door myn man
geschreven. Hü was niet verdronken, maar op
gepikt, dryvend op een stuk wrakhout, en hy
hield zich nu schuil wegens zyn misdaad. Voor
geen geld wilde ik dat er iets van deze schande
aan myn verloofde bekend werd. Ik leefde in
voortdurenden angst voor het antwoord der po
litie, die ik in het geheim om een onderzoek
had gevraagd. Op een avond echter kwam de
indringer hier weer, hy was ontzettend dron
ken en eischte geld voor het bewaren van zijn
geheim, want hy begreep dat ik over het af
schuwelijk verleden aan myn verloofde niets
wilde vertellen. Zeven weken nu perst hy my
bijna dagelijks geld af, ik bezit niets meer, en
nu
Ze kon niet verder en snikte hevig. In John's
hoofd gingen verschrikkeiyke wraakgedachten
rond, hij moest dit meisje helpen. De stilte werd
opeens verbroken door het overgaan van de
huisbel. Het meisje schrok, John stond op, na
denkend en onbesloten. Dan herstelde zich het
meisje, schikte het haar, veegde in haar oogen
en verliet de kamer, om de voordeur te openen.
John bleef staan, dan, gevolg gevend aan een
vergeefeiyke nieuwsgierigheid, liep hy op zijn
teenen de kamer door en luisterde aan de deur.
„U kunt niet binnenkomen," hoorde hy het
meisje zeggen, en dan: „Maar ik heb geen geld
meer, niets, niets
IIISItMIIIirtMtMItlltMIIII «••ItMIIIIIMIIMttMIt
meer." Hy hoor-
doorgaan en ,j
haastig verborg I UTXCj I
hy zich achter
een c[gp overgor- »*ww»m—WMttMwntuwi—»
dijnen. De man kwam het eerst binnen, liet zich
in een fauteuil vallen, dan volgde het meisje.
Haar gezichtje stond vol wanhoop.
„Ik heb er genoeg van," begon de man, „ik
schreef je een brief, doch toen ik hem
wilde posten, kon ik hem niet meer vinden.
Maar dat doet er niet toe; ik heb je het vol
gende voor te stellen. We maken een eind aan
de zaak met 500 gulden. In ruil geef ik je een
brief, die alles opheldert over mij en je man."
Hoewel wanhopig, glimlachte het meisje. Dit
alles was slechts bluf om aan een groot bedrag
te komen.
„Je gelooft me niet?" spotte de man, „kyk,
hier is de brief. Eerst 500 gulden, en overtuig
je dan, dat die brief je verlossing beteekent."
De schurk lachte, hij keerde zich toevallig
om en zag in de vastbesloten gelaatstrekken
van John Coming, die schuin achter hem
stond, de rechterhand in den zak van zyn col-
beft, verdacht vooruit gestoken.
„Juist," siste hij door zijn tanden, „dat is een
revolver. En nou geef je onmiddeliyk dien
brief over, of ik laat de haan overgaan."
Verbluft en volkomen onder den indruk van
John's overtuigend dreigende houding, gaf de
ander aarzelend den brief door aan het meisje.
„En nou heel gauw het huis uit, als je t er
heelhuids wilt afbrengen," waarschuwde John.
De man ging schuw achterwaarts naar de
deur, „Vergeet niet dat ik je adres weet. Als
Juffrouw Morris of ik nog ooit van je hooren,
zul je dat niet lang overleven, daar kun je heel
bepaald op rekenen!" riep John hem na.
Met een slag viel de deur in het slot achter
den snel verdwijnenden indringer. John keerde
in de kamer terug, streek met zyn hand door
het haar en zei: „Oef! dat is meegevallen. Ik
wist niet dat bluffen eigeniyk zoo gemakkelyk
is!"
Half huilend, half lachend zag het meisje
John overgelukkig aan.
„Nu eerst dien brief lezen," zei John. Een
paar minuten later wist hij dat de indringer
daarin verklaarde op een suikerplantage gewerkt
te hebuen met den eenig overlevende van de
scheepsramp, doch dat deze matroos Dick Pos
ter was, die hem verklaard had dat alle andere
opvarenden absoluut zeker waren verdronken.
Een paar weken later kreeg juffrouw Morris
een mededeeling van de politie, welke met den
brief overeenkwam, dat er geen twyfel kon
bestaan, of haar man was verongelukt.
Toen juffrouw Morris met den zoon van haar
patroon trouwde, bood het personeel hem een
fraai geschenk aan en ging het jonge echtpaar
gezamenlijk feliciteeren. In de ry van geluk-
wenschenden was ook de nieuwe chef der ex
peditie, John Coming. Ook hij drukte de bruid
de hand; zy spraken geen woord, doch de innig
dankbare glimlach van het gelukkige vrouwtje
was voor John de schoonste belooning voor zyn
mooie daad.
In Joegoslavië dreigt een bioscoopstaking uit
te breken, aldus Reuter.
De directeur van den ryks-schouwburg is nl
naar Belgrado gekomen om de regeering te ver
zoeken een belasting van 10 pet. te heffen op
de reeds zeer zwaar belaste bioscopen. De op
brengst van deze nieuwe belasting zou ten goede
moeten komen aan den rijksschouwburg om het
tekort te dekken, dat, naar beweerd wordt, ont
staan is door de hevige concurrentie van de
bioscopen.
Van de recettes der bioscopen wordt reeds
38% percent afgedragen aan den fiscus. 33 per
cent gaat naar het film-distributie-kantoor,
zoodat, als de nieuwe belasting van 10 pet.
wordt ingevoerd, er voor de bioscoop-eigenaars
slechts 18 pet. overblijft om alle andere onkos
ten te dekken. De bond van bioscoop-eigenaars
heeft thans besloten, dat als de nieuwe belas
ting wordt ingevoerd, zy alle bioscopen in het
geheele land zullen sluiten.
>R VISCH
,'TAUERFIJ
NSTE WAT ER IS.
A66 1
t IJ IT X op dit blad zyn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f _b« levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 7^Qm„ a^njkea®*1afloop 250," een™voet een "duim of6wijsvinger f 50e"been of arm f40.- anderen vinger
Allê CCOOntl€ S onee\a.Uen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen f OUUl/em verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen f I ito. doodelijken anoop
44
fancy ging zwygend naar het raam en keek
r buiten, naar de zee.
Mo. Judson zag haar oplettend aan en
merkte dat haar lippen beefden.
Die jongen houdt van je, Nancy.
Nancy keerde zich om en zei daarop ener
giek:
Ik zal hem schrijven.
Het briefje dat Mary Judson later in de bus
wierp, bevatte slechts het volgende:
Waa rom ben je niet gekomen, John? Ik
voel me eenzaam. Nancy.
Drie dagen nog wachtte ze op zijn bezoek
niaar hy verscheen niet. Ze werd ongerust.
Misschien is John ziek, dacht ze. Maar ze
werd gewaar dat hij eiken dag gewoon naar
zyn werk ging, en ondanks alles werd ze toch
een beetje boos op hem. Ze wist wel, waarom
hij niet wou komen, maar nadat ze hem dat
briefje had geschreven, was dat toch geen ar
gument meer.
Maar hij schreef niet en kwam evenmin en
toen de week voorbij was, was ze volkomen
buiten zichzelf. Deze dagen was ze niet meer
naar Trevanion Court gegaan: ze was bijna
bang. Ze wist heel zeker, dat de jonge Beel
wraakplannen uitbroedde en dat ze, als ze een
maal in zijn handen zou vallen, op genade of
ongenade aan hem was overgeleverd. Ze was
te weten gekomen dat hy op de verkooping
tien pond voor den hond had betaald. Ze had
een bankbiljet in een envelop gedaan en er by
geschreven: tien pond voor John, maar ze had
er geen antwoord op ontvangen. Dit alles bij
elkaar veraangenaamde Nancy's verblijf niet
bepaald en ze zag er zoo bleek en verdrietig
uit, dat Mary Judson ongerust werd. Onze
tijd is bijna om, Nancy, zei ze op een ochtend.
Morgen is het al Maandag en van de week
moeten we terug. Ik heb Sarah Ellen geschre
ven, dat ze het huis in orde maakt. Nancy
antwoordde niet. Ze staarde naar buiten, naar
de gryze zee. De lucht was dien dag triest en
somber en de zee zag er hopeloos grys uit. Nan
cy voelde zich wanhopig. Waar is John toch?
vroeg ze Mary wat later op den dag, want de
hond was niet te voorschyn gekomen.
Ik weet het niet, antwoordde de vrouw,
na het ontbijt is hy niet terug gekomen.
Hy blyft nooit zoo lang weg, zei het
meisje.
Neen, hy volgt je als je schaduw, waar
zou hy naar toe zyn?
Toen tegen den avond de hond nog niet te
rug gekomen was, werd Nancy onrustig. Ze
wist, dat het dier nooit yan haar wegging en
was bang, dat er iets met hem gebeurd was.
Ze herinnerde zich, dat de jonge Jack nog
geen antwoord had gegeven op haar briefje
met geld. Zou hy den hond misschien hebben
doodgeschoten? Maar dat kon ze niet geloo-
ven. Welke wraakplannen hy mocht koesteren,
Nancy wist zeker, dat hij den hond geen kwaad
zou doen; daarvoor hield hy te veel van dieren.
Maar misschien had hy John gestolen! Dat
zou tenminste een begrijpeiyke daad van weer
wraak zyn.
Eovendien, hy wist, hoe graag zy den hond
wilde terug hebben en dacht misschien dat ze
hem op Trevanion Court zou komen terugha
len. Nancy ging dien nacht met een zwaar
hart naar bed. De hond had meer dan drie
weken op de mat voor haar kamerdeur gesla
pen en ze miste hem meer dan ze had ge
dacht.
De volgende dagen zette ze haar onderzoek
voort, maar zonder resultaat. Ze was er nu van
overtuigd dat de Jonge Jack hem vastgehou
den had. Zoo was haar verblijf in Cornwall,
waar ze zich zoo op had verheugd, een groote
teleurstelling geworden. Mary Judson scheen
heelemaal aangesterkt te zyn, maar Nancy
voelde zich mistroostig. Woensdagmorgen
bracht de post haar twee brieven: een van Mr.
Shawcross, die haar schreef, dat hij haar op 't
einde van de week terug verwachtte: ik heb
groote bestellingen gekregen, schreef hy uw
werk schynt er nu goed in te komen.
Dit was een heughjke tyding, maar het
stemde haar niet vroolijker. De andere brief
bestond uit één regel: wanneer u uw hond te
rug wilt hebben, kom hem dan halen. Jack
Beel.
Nancy was machteloos woedend toen ze dit
briefje las, want ze voelde dat ze den moed
miste om naar Trevanion Court te gaan. Wat
moest ze doen?
De jonge Jack was meester van de situatie.
Den volgenden morgen zou ze naar Trevanion
Court vertrekken, om den hond terug te halen.
Maar tegen den avond kreeg ze 'n idee: ze
zou naar John Trefry gaan en hem vragen, het
dier voor haar terug te halen. Bovendien zou
dit een goede gelegenheid zijn om nog eens
met John te praten, en misschienZe vloog
de' deur uit. Ze wist dat John in een klein
landhuisje woonde, dicht bij het electriciteits-
bedryf, waar hy werkte. Maar toen ze aan het
huis kwam, vertelde een vrouw haar, dat John
was weggegaan zonder haar te zeggen hoe laat
hy zou terugkomen. Hy zei, dat hy niet
voor theetijd terug zou zijn, zei de vrouw. Je
kunt nooit precies van hem op aan, miss, hij
komt ongeregeld thuis.
En hy heeft niet gezegd waar hy heen
ging?
Neen, hy zei niets.
Zoo stond Nancy niets anders te doen, dan
met een treurig hart den terugweg te aanvaar
den. Haar weg voerde over een eenzaam stuk
land; er stonden een paar boerenhuizen, maar
er was geen levende ziel te zien.
Toen ze de vallei bereikte, was de duisternis
al gevallen, en ze voelde zich weinig op haar
gemak in het stille veld. Maar nauwelijks was
ze aan den voet van den heuvel gekomen, of
een man sprong te voorschyn van achter een
haag: het was Jack Beel.
HOOFDSTUK XXH
MARY JUDSON'S TESTAMENT
Jack lachte tusschen zyn tanden toen hy
haar zag. Goeden avond, Nancy, zei hy.
Ik heb op deze ontmoeting al dagen geloerd.
Het meisje stond voor hem en zonder een
woord te zeggen, probeerde ze den anderen
kant uit te gaan. Neen, zoo kom je er niet
af, lachte Jack, nu is het mijn beurt om
de sterkste van de twee te zijn. Het meisje
sprak niet, maar was zich volkomen bewust
van het gevaar van de situatie. Ze zag den
loenschen blik in zyn oogen, ze hoorde den on-
aangenamen klank van zyn stem, ze besefte
dat er gevaar dreigde. Maar ze liet niet blijken
dat ze bang was.
Ik vergeet niets, zei de jonge Jack, ja
ren en jaren heb ik den grond aangebeden
waar jy je voeten neerzette, en ik was zelfs be
reid geweest, om voor je te sterven. Ik zou
alles voor je hebben gedaan wat je maar wilde,
dat weet je heel goed.
Laat me door, zei Nancy kortaf.
—Neen, daar denk ik niet aan. Jaren lang
heb ik van je gehouden en nu zal ik mijn zin
hebben. Begrijp je me? Al ben jy een Treva
nion, daarom ben ik nog geen minderwaardige
hond. Je praatte tegen me, of ik schuim van
de straat was en ik zal....
Nancy begreep dat ze in zyn macht was. Er
was geen levende ziel in de nabyheid; de duis
ternis was snel gevallen. Ik heb al dagen op
je geloerd, ging hy voort, den dag dat je me
als een hondsvot hebt behandeld, heb ik ge
zworen dat ik mij zou wreken. Of je rondkykt
helpt je niets, den hond heb ik veilig opgeslo
ten, die zal je niet komen helpen....
Heb je dan geen menschelyk gevoel meer?
riep het meisje.
Neen, antwoordde hy, dat heb jy voor
goed in my gedood. Hy keek haar valsch-
lachend aan: ik vroeg om een kus. nietwaar?
Nu, dien zal ik hebben en zooveel als ik maar
wil.... en hy kwam dichterby, terwyl hy zyn
handen uitstak. Het meisje verloor geen oogen
blik haar tegenwoordigheid van geest. Iedere
zenuw trilde van angst, maar ze wist zich te
beheerschen. De oude hoogiHbed kwam in haar
op. Hoe durfde die kinkel haar zoo te behan
delen!
Wil je op zy gaan, vroeg ze kalm, terwijl
ze hem strak in de oogen keek.
Waarom wist hy niet, maar hij gehoorzaam
de haar. Als ze kwaad was geworden of angst
had getoond, was hy de baas gebleven, maar
nu reageerde hy op zyn oude boereninstinct
dat zy altyd een Trevanion bleef en hy een
Beel.
(Wordt vervolgd).