Saamhoorigheid tusschen de katholieken op elk terrein
Jilll
De afdeelingsvergaderingen
i I blotvergadermg
GROOTE GEESTDRIFT
VRUCHTBARE DISCUSSIES
Pius Almanak 1933
MAANDAG 22 MEI
Weest allen waakzaam!
Amendementen ver
worpen
T elegr ammen
Ministerieele belangstelling
Inleidingen van Rector Rotspast.
Roovers, Henri Hermans
en mr. Mutsaerts
REDE HENRI HERMANS
Rector Bots
De gezonde reactie
Mr. Mutsaerts
De middelen moeten wor
den toegepast
REDE RECTOR J. F. A. BOTS
Het gelijkheidsideaal
'•'V -
In een der hallen aan den Kaiserdamm te Berlijn heeft men
ter gelegenheid van de Duitsche tuinbouwentoonstelling
een model-park ingericht
Pastoor Roovers
REDE MR. G. MUTSAERTS
De conclusies van de inleiders zon
der wijziging aanvaard
Discussies in sectie I en III
Sociale tegenstelling
REDE PASTOOR ROOVERS
Geest van critiek
Jaarboek voor de Katholieken
van Nederland
Volledige adreslijsten van
Kerken, Kloosters, Gestichten,
Scholen,Ziekenhuizen, Herstel
lingsoorden, Vereenigingen,
etc. etc.
Uitgave Drukkerij „Ons Blad", Alkmaar
lllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllilllllllllllllllllllllllilllJIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIH
1T^ "W 7 1 1 1 lijkheid niet formeel in het Evangelie staat uit- J fit
J30 Cj* inrichting der kerk onweerstaanbaar naar ^^*4Lei
Op een dier stralende zomermorgens, waarop
fle ouderen zich weer jong en de jongeren zich
vol nieuwe geestdrift weten, zijn honderden
Katholieken van het Haarlemsche diocees op
reis gegaan naar een vierkant kerkplein in
Delft, om daar onder aanvoering van hun bis
schop, gedachtig het Evangeliewoord: „Ook gij
moet getuigen", hulde te brengen aan Christus
Koning. De deelneming aan dezen 12en Dioce-
sanen Katholiekendag heeft de verwachtingen
zoozeer overtroffen, dat het uitvoerend comité
zich genoopt zag de plechtige algemeene slot
vergadering te houden niet in de Stads Doe
len, zooals aanvankelijk in het voornemen lag,
maar in de ruime St. Hippolytuskerk, welke
dan ook geheel met geloovigen gevuld was.
Nadat Z. H. Exc. Mgr. J. D. J. Aengenent
des morgens om half elf met assistentie van
deken P. J. A. v. d. C a m m e n en pastoor P.
Hase O .P.M. een H. Mis had opgedragen,
stroomde het volk samen om het groote H.
Hartbeeld voor de Hippolytuskerk om het Cre
do te zingen. Hier stonden ook de Jonge Wach
ters temidden van een feest van vlaggen en
hield „De Graal" een kort spreekkoor.
Om een uur begonnen de afdeelingsvergade-
ringen, welke alle gehouden werden in de Stads
Doelen aan den Verwersdijk, en op elk daarvan
Mgr. Aengenent eenigen tijd verbleef. In de
eerste Sectie-vergadering, welke onder leiding
van den heer J. D. Kok stond, trad de heer
Henri Hermans op met het onderwerp:
„Saamhoorigheid der Katholieken uit maat
schappelijk oogpunt beschouwd", aan wiens in
leiding wij het volgende ontleenen:
Het Tweede Kamerlid Henri Hermans
begint met een citaat van Jean Guirand in de
„Croix", waarin de schrijver betoogt, dat het
maatschappelijk organisme voortdurend wordt
bedreigd door ondermijnende krachten; thans
wel voornamelijk door de communistische leer,
die elk begrip van goed en kwaad tracht te
vervalschen en zóó onophoudelijk bezig is met
het ondergraven van de grondpijlers van het
maatschappelijk leven. Verder zien wij hoe alle
slechte menschelijke instincten overgaan van
het individueele naar het gemeenschapsorga-
nisme. Zou dit sociale lichaam zich niet meer
te weer stellen tegen het
binnendringen van al die
verderfelijke microben,
dan moet het noodw'endig
verzwakken en spoedig
verschijnselen van ont-
bihding vertoonen. En
nu staat vast, dat onze
maatschappij geen vol
doend weerstandsvermo
gen bezit tegen de krach
ten des doods, welke
voortdurend in haar bin
nendringen.
Op een voornaam punt
is, aldus spr., de gedach-
tengang van Jean Gui
rand niet juist althans onvolledig, als hij n.l.
zwijgt over de gezonde reactie, die uitgaat van
de Katholieke Kerk. Die Kerk bleef ongetwij
feld de grootste zedelijke macht ter wereld.
Tegen het kwaad biedt zij weerstand, tegen
elke dwaling verkondigt zij de waarheid, tegen
elke geestelijke ziekte, welke kankert in het
lichaam der maatschappij wijst zij in bewon
derenswaardige Encyclieken het middel ter ge
nezing. Zij is ook in onzen tijd nog onbetwist
de leerares der volken.
Spr. vraagt voor deze twee feiten: de geeste
lijke ziekten, welke de maatschappij doodelijk
hebben aangetast en de geneeskracht van de
Katholieke Kerk, d.w'.z. van geheel het katho
lieke volk, Bijzondere aandacht.
Spr. wijst dan uitvoeriger op de groote ge
varen, welke geloof en goede zeden bedreigen;
het ongeloof is in alle landen doorgedrongen
van den katheder naar de straat. Ook de sta
tistieken over den geloofsafval in Nederland
Zijn om te huiveren.
En de gevolgen voor de maatschappij zijn
duidelijk aan te wijzen.
Moest na een halve eeuw van sociale studie
niet in „Quadragesimo Anno" worden gecon
stateerd, dat het móderne kapitalisme of de
plutocratie, de geldheerschappij, nu sterker is
dan ooit?
Spr. betoogt dan, dat de begeerlijkheid de
wortel van alle kwaad is en dat deze tenslotte
tot de heerschappij van het kapitalisme heeft
geleid. De haat, de tegenstelling van de eerste
en voornaamste der deugden, wordt met de
vruchten van dat kapitalisme gecultiveerd in
den klassenstrijd.
Vooral twee sterke machten zien wij nu in
een worsteling van actie en reactie aan het
levensleer is, of het wordt door het Marxisme
dat in het communisme zijn uiteréte consequen
tie vindt, de andere, die van het Christendom,
waarvan de Katholieke Kerk de gezonde kern
moet worden genoemd. Spr. toont dan uitvoerig
aan, dat er geen enkel begrip van christelijke
levens leer is, of het wordt door het Marxisme
vervalscht. Ontaarding van Christelijke bescha
ving teekent den weg van het Marxisme door
het leven der maatschappij. En dat deze ont
aarding zoo snel kon voortwoekeren is te ver
klaren door het feit, dat het maatschappelijk
organisme reeds was verzwakt door den libera
len geest, die voor het Marxisme den voedings
bodem van het moderne kapitalisme heeft ge
schapen.
Reeds lang zou de maatschappij aan deze
ziekten ten gronde zijn gegaan, was er niet
geweest de gezonde reactie van het Christen
dom, vooral die van de Katholieke Kerk. Maar
geheel de Kerk, dus geheel het geloovige volk
moet reageeren. Ook en vooral de Kerk is een
gemeenschap, waarin niet slechts de gezagdra
gers, maar alle ledematen verantwoordelijkheid
dragen. Wanneer de natuurlijke saamhoorigheid
van het katholieke volk niet overal door daden
tot uiting komt, wanneer deze niet altijd prac-
tisch te bewijzen valt, dan is ook onze gemeen
schap niet meer gezond.
Daarom 't appèl van dezen Katholiekendag
Op alle Katholieken, hoog of laag geplaatst,
rusten plichten van waakzaamheid, onderlin-
gen steun, vorming van geestelijke weerbaar
heid en oefening in leeken-apostolaat, kortom
van saamhoorigheid. En onze saamhoorigheid
moet naar binnen en naar buiten het bewijs
geven van de levenskracht der Katholieke Kerk.
Op de eerste plaats het vereenigingsleven voor
eigen stand, voor eigen bedrijf, voor eigen be
langen en behoeften, natuurlijk allereerst voor
sociale en cultureele verheffing, maar ook voor
ontspanning. Nergens kunnen wij neutraal zijn.
Tegen de overal dreigende gevaren moeten wij
bescherming en weerstand zoeken in Katho
lieke organisatie.
Wat het tweede middel betreft, wijst spr. er
op, dat meer kennis van elkanders nooden en
behoeften, meer persoonlijke aanraking tusschen
arbeiders en werkgevers, middenstanders, boe
ren en ambtenaren, vanzelf zal leiden tot meer
saamhoorigheidsgevoel.
Tenslotte het derde middel. Wij willen schei
ding tot versterking van innerlijke kracht, maar
geen afscheiding van nationale volksgemeen
schap. In die gemeenschap willen wij integen
deel een gezonde kern vormen door saamhoorig
heid in eigen organisatie, nauwere aaneenslui
ting tegen gevaren, welke men individueel niet
kan overwinnen en voor de ontwikkeling van 'n
overtuigingskracht, sterk genoeg om een hei-
densche maatschappij voor Christus te verove
ren. Wij allen en ieder van ons heeft den plicht,
de roeping vein het leekenapostolaat. En voor
die roeping van ons leeken-apostolaat putten
wij kracht uit saamhoorigheid.
Op afdeelingsvergadering n, welke geleid
werd door den heer J. van den Akker, be
handelde rector J. P. A. Bots uit Amsterdam
het onderwerp: „Saamhoorigheid der Katho
lieken op het terrein van het Kerkelijke gods
dienstige leven". Aan deze inleiding is het vol
gende ontleend:
In het begin zijner rede zette rector J. F. A.
Bots uiteen, dat de groote dwaalleeraar van
dezen tijd de revolutionnaire leiders zijn, ook
al valt het niet te ontkennen, dat zij uit onze
sociaal-ontredderde samenleving den roep om
menschen-recht en menschen-waarde verstaan
hebben. Zij kwamen met hun leuze van: vrij
heid, gelijkheid en broederschap, die goed
verstaan chrislteljjke waarheden, zijn en,
hoewel wortelend in het Evangelie, miskend
worden. Heel het christendom is immer op de
erkenning der persoonlijkheid gebaseerd, sterker
nog, Christus heeft naast zich zeiven de „ge-
ringsten" mensch gemaakt tot het middenpunt
van het christelijke leven. Daarom is het sthrik-
kelijkste verlies, dat de kerk in de 19 eeuwen
van haar bestaan ooit geleden heeft, het ver
lies der geringsten.
Spr. zette vervolgens uiteen, dat op de mis
kenning der christelijke broederschapsgedachte
noodzakelijk de materialistische klassenstrijd
moest volgen. Terugziende op de late middel
eeuwen, toen het verdorven leven de refor
matie teweegbracht, op welke dwalingen even
wel een vernieuwd katholicisme opbloeide, kon
spr. tegenover het sombere hedendaagsche tijds
beeld een bemoedigend uitzicht stellen. Deze
eeuw van hernieuwd eucharistisch leven zal
moeten worden de eeuw der herstelde broeder
schap. Spr. toonde vervolgens aan, hoe wij in
het maatschappelijke leven ongelijkheid onder
de menschen kennen en erkennen, zonder noch
tans de "heerschende heidensche ongelijkheid
te billijken. De ongelijkheid is bijkomstig, de
gelijkheid wezenlijk, daar voor God alle men
schen verschijnen als broeders van hetzelfde
vleesch en van denzelfden geest. Christus sticht
te één kerk voor alle menschen, zonder onder
scheid, ofschoon ook in dien tijd het rassen
en standenprobleem aan de orde was. Voor God
bestaat geen klasse of stand, ofschoon deze ge
lijkheid niet formeel in het Evangelie staat uit- J
gedrukt, dringt ze zich uit Christus' leer en de
inrichting der kerk onweerstaanbaar naar
voren. Als ergens uit blijkt, dat de kerk de
menschen beziet door de oogen van God en
dus als gelijken, dan is het wel daaruit, dat zij
met alle respect voor de persoonlijkheid en vrij
heid van den enkeling, toch eischt, dat elke
enkeling zich zal schikken naar de gemeen
schap, als het moet ten koste van offers.
Spr. kwam dan tot de meer praktisch con
clusies, welke een antwoord bedoelen te geven
op de vraag, of dit gelijkheidsideaal in het
leven der kerk ook voldoende wordt beleefd en
tot uiting komt. De valscbe theoretische ge
lijkheid van het individualisme heeft geleid tot
een verschrikkelijke ongelijkheid, want prak
tisch werd de mensch daardoor buiten de wet
gesteld en ten prooi gegeven aan de wilde
krachten en lagere natuur. Tallooze katholieken
zijn in hun gedachten en gezindheid door dat
individualisme besmet, waarvan de gevolgen
niet alleen merkbaar zijn in het maatschap
pelijke, maar ook in het godsdienstig leven. Er
is een afgrond gekomen tusschen de godsvrucht
van vele geloovigen en de officieele godsvrucht
der H. Kerk, welke scheiding herhaaldelijk ge
demonstreerd wordt.
In de bovennatuurlijke sociologie van de maat
schappij der kerk bestaat een sociale kwestie
en hoe eerder deze wordt-opgelost, des te beter
zal ook de andere sociale kwestie in het lichaam
der burgerlijke maatschappij haar oplossing
vinden. Zoo bijvoorbeeld is de beteekenis van
de Hoogmis aan verreweg de meesten ontgaan,
terwijl toch deze Zondagsche parochieele Hoog
mis de hoogste eucharistische parochiale han
deling is, de hoogste uiting van den maatschap-
pelijken eeredienst der kerk op den dag des
Heeren. Ook de kerkzanger heeft het dienend
karakter van zijn taak uit het oog verloren, hij
zal er zijn eer in moeten gaan stellen het ka
tholieke volk voor te gaan en te steunen in
zijn gemeenschappelijke offerhandeling. Wij
moeten den familiegeest der kerk versterken en
verdiepen, omdat die geest der kerk alleen de
verscheuring der moderne wereld kan genezen.
Het herstel van een bloeiend parochieleven zal
van buitengewone beteekenis zijn voor de zoo
vurig-begeerde toenadering der menschen.
Spr. ging hierna uitvoerig in op de door hem
opgezette stelling, dat zelfs binnen dat parochie-
-verband enkele gebruiken zijn ontstaan, die
den indruk kunnen wekken, dat de leden der
kerk op uiterlijke materieele gronden verschil
lend worden gewaardeerd, waarmee rector Bots
doelde op de bezetting der verschillende leeken-
bestuurderslichamen in ons kerkelijk leven, van
de regentencolleges af tot de besturen van
maatschappelijk-charitatieve vereenigingen toe.
Als regel komen de arbeiders daar niet in voor.
Dit verschijnsel schijnt internationaal en inter-
confessionaal te zijn. Spr. spoorde krachtig aan
deze onderlinge vervreemding en verwijdering
tegen te gaan, om zoodoende ook een nauwer
contact te leggen tusschen menschen uit ver
schillende groepen.
Mede naar aanleiding van het aanvullings-
voorstel van den heer A. J. VAN BEURDEN op
de door ons reeds gepubliceerde conclusies merk
te spr. op, dat het bezetten der plaatsen in de
kerken naar maatschappelijken stand als uiter
lijk feit meestal aanwezig is, en dat dit niet in
harmonie is met de geestelijke gelijkheid in de
Kerk. Dit is evenwel niet voortgekomen uit een
verschil in waardeering der standen in de Kerk,
doch geschiedde om te komen tot een vaste fi-
nancieele basis voor de parochies. Het gevaar
bestaat, dat bij afschaffing van het verpachten
der zitplaatsen verschillende kerken niet meer
zullen kunnen bestaan, hetgeen tengevolge zou
hebben, dat de zielzorg onvoldoende zou worden
uitgeoefend. Spr. is van meening, dat deze kwes
tie parochieel moet worden opgelost.
Op de derde afdeelingsvergadering, welke
voorgezeten werd door drs. J. P. Chr. de Boer,
werd het woord gevoerd door mr. G. A. J. M.
Mutsaerts te Amsterdam over het onder
werp: „Saamhoorigheid der Katholieken in
huiselijk opzicht". Wij ontleenen aan diens in
leiding het volgende:
„De stormachtige en zeer zorgwekkende tijden,
Wanneer wij de discussies nagaan, die op de
drie afdeelingsvergaderingen werden gehouden,
nadat de spreker voor hun doorwrochte inlei
dingen met een langdurig applaus waren be
loond, dan merken wij op, dat deze het uitvoe
rigst en het indringendst werden gevoerd in de
tweede Sectie, waar rector Bots had gesproken.
Hier verdedigden ook Jhr. M. L. von Fisenne en
de heer A. J. van Beurden hun amendementen.
Jhr. L. von Fisenne (Rijswijk) betoogde,
dat naast het individualisme het communisme,
dat de gemeenschap tot gelding wil brengen
ten koste van het individu, de gemeenschaps
gedachte bij vele Katholieken heeft verzwakt en
vertroebeld.
Mr. J. F. Goseling (Amsterdam) bestreed
de opvatting van jhr. van Fisenne. Op de eer
ste plaats aldus spr. is het liberalisme
een groepsnaam en het communisme één der
ideeën, waardoor een teveel aan gemeenschaps
zin is ontstaan, terwijl wij juist op kerkelijk
terrein niet over een teveel aan dezen gemeen
schapszin hebben te klagen. Rector Bots en de
vergadering sloten zich bij deze opvatting aan,
zoodat dit amendement verworpen werd.
De heer van Beurden (Koog' a. d. Zaan)
beroept zich ter verdediging van zijn amende
ment op den brief van Jacobus, dien ook rector
Bots in zijn inleiding geciteerd heeft. Had de
inleider in zijn rede betoogd, dat de Katholieken
niet over geld beschikken, spr. is van meening,
dat deze colleges te angstig zijn. Hij kent een
Capucijner-kerk, waar geen plaatsengeld gehe
ven wordt, terwijl deze toch ruimschoots kan
bestaan. Spr. dringt er op aan, dat de kerk
besturen in deze richting een proef nemen,
nadat ook arbeiders in die colleges zijn opge
nomen. Voorts is spr. van meening, dat ook
de Standenscholen niet door den Katholieken
beugel kunnen.
De heer El brink (Rotterdam) kent twee
Capucijner-kerken, waar wel degelijk plaatsen-
geld wordt geheven. Het meeleven met de paro
chie wordt volgens spr. vaak verhinderd door
het onlogisch aanleggen dier parochies.
De hoogeerw. heer Westerwoudt, plebaan
van de kathedrale kerk te Haarlem, merkt op,
dat de financiën in het algemeen niet zoodanig
zijn, dat het plaatsengeld overbodig is. Een
onbillijke achterstelling is het volgens spr.
dan ook niet, wanneer men het zóó ziet, dat de
armen een daad van liefde stellen om de kerk
aan de noodzakelijke financiën te helpen. Spr.
dringt aan op een parochiegewijze fondsvorming
om het euvel overbodig te maken.
Ander sprekers vinden het een onbillijkheid,
dat de eene kerk zoo arm en de andere zoo
rijk is.
De heer Kambel (Rotterdam) vindt, dat
rijke kerken van hun overvloed moesten geven
aan noodlijdende.
Rector Bots heeft in „De Stormer" eveneens
gelezen over de Capucljnerkerk, waar geen
plaatsengeld zou worden geheven, doch bij in
formatie bleek deze mededeeling niet waar te
zijn. Over de standenschool is spr. niet bevoegd
te oordeelen. Dit onderwerp hoort thuis in de
sectie, waar gesproken werd over de „Saam
hoorigheid der Katholieken uit maatschappelijk
oogpunt beschouwd". (In deze sectie heeft hier
over echter niemand het woord gevoerd. Red.)
Rector Bots merkt evenwel nog op, dat de
ouders boven de Kerk het recht hebben hun
kinderen te sturen naar een Katholieke school,
welke zljzelven uit kunnen kiezen.
Het amendement van den heer Van Beurden
werd door stemming bij zitten en opstaan ver
worpen. De conclusies van rector Bots werden
aanvaard.
Nadat de heer Hermans (sectie I) zijn inlei
ding beëindigd had, opende de voorzitter de
discussie en stelde hij ook het amendement
van den heer A. J. van Beurden aan de orde.
De heer Hermans merkte hieromtrent op, dat
de redactie van genoemd amendement in dezen
vorm in ieder geval onjuist is. Bij het verpach
ten der plaatsen ligt niet de bedoeling voor de
rijken te bevoorrechten en de armen ten ach
ter te stellen. Het komt er immers voor iede-
ren pastoor op aan zijn begrooting in orde te
houden. Een eventueele motie op deze verga
dering aangenomen, zou dan ook door eiken
pastoor terzijde worden geschoven.
Voorts werd aan den inleider verzocht, in
dien mogelijk, de oorzaak vast te stellen van
het verschijnsel, dat arbeiders geen zitting
hebben in de verschillende leekenbestuurders-
lichamen in ons kerkelijk leven, waarop mr.
Hermans antwoordde, dat met kracht moet
worden gestreefd, dat arbeiders in deze bezet
ting worden opgenomen. Spr. meende, dat in
verschillende plaatsen van ons land dit ook
reeds het geval is.
De heer Van der linden drong er op aan,
dat de intellectueele middenstand en de „die
nende" (hoogere) stand zich moeten organisee-
ren en wees verder pp de beteekenis van het
leekenapostolaat.
De inleider deze opmerkingen beantwoor
dend toonde met sprekende cijfers aan, hoe
de lagere stand inzake organisatie een prach
tig voorbeeld heeft gegeven, en schetste daarbij
de groote beteekenis van een s,terke diocesane
organisatie, vooral in de groote steden en de
industriecentra.
Door stemming bij zitten op opstaan werden
de cpnclusies van den heer Hermans aanvaard
en het amendement van den heer Van Beur
den verworpen.
In de derde sectie, waar mr. Mutsaerts het
woord voerde, zag de voorzitter in de geringe
opkomst een symboliek van de weinige belang
stelling voor het gezin.
Uit de vergadering werd opgemerkt, dat de
man in het gezin uitsluitend in het levenson
derhoud behoort te voorzien, met welke mee
ning de inleider zijn instemming betuigde.
De cdnclusies van mr. Mutsaerts werden
zonder amendemendeering aanvaard.
Tijdens de slotvergadering deelde de secretaris,
mr. L. E. ROES mede, dat telegrammen waren
gezonden naar Z. H. den Paus en H. M. de
Koningin, waarop de volgende antwoorden wa
ren binnengekomen:
De H. Vader getroffen door Uwe betuigin
gen van trouw en aanhankelijkheid bidt den
hemelschen zegen voor u allen en uwe familie
leden af.
(get.) GASPARRI.
De koningin getroffen door uwe betoonde
gevoelens draagt mij op u hiervoor haar op
rechten dank te betuigen.
(get.) VAN GEEN.
die wij beleven, maken bezinning en beginsel
vastheid tot de schoonste maatschappelijke
deugden," aldus ving mr. Mutsaerts zijn
inleiding over de saamhoorgiheid der katho
lieken in huiselijk opzicht aan. Om deze saam
hoorigheid met rustigen geest en naar katho
liek beginsel te beschouwen, zal men verplicht
zijn aldus vervolgde spr. de storm van
wetenschappelijke dwalingen, die over de huis
gezinnen woedde, in het oog te houden.
Het huisgezin bestaat allereerst uit indivi
duen met persoonlijke rechten en plichten. De
katholieke geloofsleer stelt de rechten van den
individueelen mensch voorop en leert, dat ieder
een door God is geschapen met een onsterfelijke
ziel en een afzonderlek levensdoel. De indivi
dueele mensch zoekt „van nature" naar saam
hoorigheid, naar samenwerking met anderen,
waardoor zich in de maatschappij gezinnen heb
ben gevormd. Het gezin ontstond niet in den
Staat, maar de Staat ontstond uit de gezinnen.
Met het gezond of bedorven gezin staat of valt
de samenleving.
Spr. ging dan uitvoerig in op de drie grond
vormen van saamhoorigheid van menschen, zoo
als deze in het gezin zijn ontstaan, te weten:
vereeniging van man en vrouw, vereeniging van
ouders en kinderen, vereeniging van meester en
ondergeschikten.
De man is als Christus, het hoofd der Kerk,
de vrouw is als Zijn Bruid, de Kerk; de ver
eeniging is dus even hecht en sterk en onver
breekbaar als de saamhoorigheid van Christus
en Zijn Kerk. Spr. zette vervolgens uiteen, hoe
wetenschappelijke dwaling de menschen pas
klaar maakte om het bruutste ontbindings
proces der verhouding tusschen man en vrouw
te volgen.
Sprekend over de saamhoorigheid van ouders
en kinderen, welke haar hoofddoel vond in de
voeding, merkte mr. Mutsaerts op, dat eerst
wanneer de saamhoorigheid tusschen man en
vrouw gedragen wordt door de verheven leer
van God en Kerk, de vereeniging van ouders
en kinderen zich verheffen kan tot de hoogte,
die het gezin een hemel op aarde maakt. Ook
in dit verband behandelde spr. de wetenschap
pelijke dwalingen, die, nadat zij eerst de ge
zonde orde tusschen man en vrouw hadden
verstoord, een wig dreven in de van nature en
dus door God gewilde harmonische saamhoorig
heid van ouders en kinderen.
Wat betreft de derde saamhoorigheid in het
huisgezin meester en ondergeschikten
moet er volgens spr. onderscheid gemaakt wor
den tusschen de gewone werknemers, die op
grondslag van een arbeidscontract met hun
werkgever in contractueele verhouding staan en
op dien grond „leiding" van him patroon hebben
te aanvaarden, en de inwonende dienstbaren,
die het door God van nature gewild huisgezin
mede in stand houden en tot ontwikkeling
brengen, daarvan deel uitmaken, en op dien
grond onderworpen zijn aan het „gezag" van
het hoofd van het gezin. Juist omdat de be
zittende klasse nergens in intiemer contact
komt met de minder-bedeelden dan in het
gezinsleven, moet hier de aanvang zijn der op
lossing van de sociale tegenstelling. Het chris
telijk gezinsleven is de vruchtbare bodem, waar
op de solidarische saamhoorigheid van heer en
dienstbaren tot rijker wasdom kan opgroeien.
In het laatste gedeelte zijner inleiding be
handelde mr. Mutsaers het in de katholieke
sociologie vaststaande beginsel, dat zonder eenige
materieele welvaart een godsdienstig leven niet
tot ontwikkeling komen kan en erkende hij uit
de encycliek „Casti Connubi" de waarschuwen
de woorden van Paus Pius XI, die slaan op het
geval, dat men blind blijft voor bovengenoemd
beginsel. Verder ontwikkelde spr. eenige ur
gente maatregelen, die in het belang van het
gezin genomen en eenige urgente daden, die
in het belang van het gezin gesteld moeten
worden. De Staat neme, waar het particulier
initiatief uitblijft als behartiger van het alge
meen belang dit maatschappelijk vraagstuk zoo
spoedig mogelijk in doeltreffende bescherming.
Aan het slot zijner rede wees spr. er nogmaals
met grooten nadruk op, dat onze tegenstanders
hun brutaalste en sterkst bewapende storm
troepen regimeeren om het hechtste bolwerk der
Christenheid, het huisgezin, te veroveren. Al
leen bezonnen eensgezindheid in versterking en
herstel van verval voert ons tot de overwinning.
Alleen de beleving onzer beginselen zal de af-
gedwaalden overtuigen, dat in de vesting van
het Christelijk huisgezin slechts onverwoestbare
bescherming is te vinden voor rust en orde in
onze veel bewogen samenleving.
Het zal wel heel zelden in dit land voor
komen, dat in eenkerk een vergadering moet
worden gehouden, omdat er geen zaal te vin
den was, groot genoeg om de katholieken, die
naar de stemmen van hunne leiders wilden
luisteren, te bevatten. Dit geschiedde in Delft
op den 12en Haarlemsehen Katholiekendag,
waar de slotvergadering des middags om 4 uur
plaats vond in de St. Hippolytuskerk, opgeluis
terd door den „reinen" zang van 'n mannen- en
knapenkoor onder leiding van Nico Verhoef.
Op dat uur hadden achter de groene tafels,
die voor het priesterkoor waren opgesteld
plaats genomen Z. H. Exc. Mgr. AENGENENT,
bisschop van Haarlem, Mgr. TAS KIN, presi
dent van het Oroot Seminarie Warmond, de
ministers DECKERS en VERSCHUUR en ver
schillende andere kerkelijke en wereldlijke auto
riteiten.
Blinkend stond het zonlicht tegen de roos
vensters en boogramen, toen de voorzitter van
het uitvoerend comité, de heer J. L. B. GRIB-
BING, de aanwezigen hartelijk verwelkomde
en mededeelde, dat de keuze van het onderwerp,
dat dezen dag behandeld werd, te danken was
aan Mgr. Aengenent.
Mr. J. N. E. J. HEERKENS THIJSSEN, voor
zitter van het hoofdbestuur der Haarlemsche
Katholiekendagen, hierna het woord verkrijgen
de, bracht in herinnering, dat vijf-en-twintig
jaren geleden in Delft de eerste katholiekendag
in tegenwoordigheid van wijlen Mgr. Callier
was gehouden. Het groote Instituut der Katho
liekendagen, aldus spr., heeft vandaag zijn le
vensvatbaarheid te bewijzen. Er haperde iets
aan den opzet en de dagbepaling. Noodzakelijk
werd de inschakeling der groote standsorgani
saties en de bepaling der samenkomst op Zon
dag, hetgeen geschiedde.
Na dezen dag is er dus een reorganisatie tot
stand gekomen, welke inhoudt, dat voortaan de
standsorganisaties, zullen ingeschakeld worden
in het uitvoerend comité. Ongetwijfeld be
ëindigde spr. zijn inleidend woord heeft het
vandaag behandelde onderwerp tot de groote
belangstelling bijgedragen.
Hierna werd het woord gevoerd door pastoor
Roovers, aan wiens, gloedvolle rede, welke her
haaldelijk door applaus werd onderbrokenen met
een langdurig applaus bekroond werd, het vol
gende is ontleend:
De zeereerw. heer P. Roovers, pastoor te
Haarlem, vangt zijn rede aan met uiteen te
zetten, dat zoolang wij leven in een maat
schappij, we op elkander aangewezen zijn, zoo
wel op economisch als op politiek gebied. Geen
strijd vervolgt spr. dan is feller en zoo
algemeen als de strijd tusschen geloof en on
geloof. Niet alleen actieve medewerking voor
de Roomsche zaak is geboden maar alles wat
onze zoo noodige saamhoorigheid zou kunnen
verknoeien, moet met de grootste zorgvuldig
heid worden vermeden.
Onnoodig u er op te wijzen, dat ook in ons
het Pinkstervuur moet branden en dat vuur
door "gebed en waakzaamheid moet gevoed en
onderhouden worden.
Ons past saamhoorigheid met alle standen
en leeftijden in de Roomsche Kerk. Bij ons
geen klassenstrijd. Strijden doen wij alleen
naar buiten uit.
Spr. wijst dan op de Roomsche jeugd. In
onzen tijd vooral zien wij een schoone rei
van mannelijke jeugd, trappelend van onge
duld, hunkerend naar het oogenblik met ont
plooide vanen de wereld in te rennen en als
een kleine David, klein van gestalte, maar
groot in moed en Godsvertrouwen den mach
tigen Goliath van onze eeuw te bestrijden.
Onze vrouwelijke jeugdbeweging heeft min
stens even krachtig haar vanen ontplooid.
Spr. zet dan uiteen, dat wij door den vijand
worden geprikkeld tot saamhoorigheid. Wij
Katholieken hebben altijd de benijdenswaar
dige eer gehad in de volle belangstelling te
staan bij onze tegenstanders. Doch wij moe
ten, wat onze vijanden zeggen niet al te
serieus nemen, want de wereld is ziek, doo
delijk ziek. Spr. wijst dan op het feit, dat al
lerwegen, vooral in Nederland, een krachtig
katholiek leven zich openbaart.
Wat evenwel schade doet aan onze saam
hoorigheid, is de geest van critiek. Wij treffen
menschen aan met een degelijke katholieke
overtuiging die op vele dingen van onzen tijd
afgeven, met een gezag, alsof zij de wijsheid in
pacht hebben. Die over alles meerpraten, als
of zij alleen een oordeel kunnen vellen en nie
mand anders. Dat riekt naar hoogmoed. En of
sommige instellingen of maatregelen getroffen
zijn door het hoogste kerkelijk gezag, dat is
geen beletsel om er hun meening naast te
zetten met eene hardnekkigheid en verwaand
heid waarmede al het andere als nietswaar
dig en onwaardig in een hoek wordt getrapt.
Van dien geest zouden wij in de litanie van
alle Heiligen moeten bidden „van den geest
van critiek verlos ons Heer"!
Alles bij elkaar genomen zijn wij geroepen
tot eene intense saamhoorigheid.
Maar dat zal offers kosten, vooral persoon
lijke offers. Maar wat hindert dat? Moeten
wij dat ook niet op maatschappelijk gebied?
Wij zullen moeten strijden, maar ook moeten
lijden. Strijden met elkaar en lijden in ons
persoonlijk belang, als de gemeenschap daar
mee gebaat is. En als wij niet meer strijden
kunnen, als de vijand onze handen zou kne
velen en onze tong zou moeten zwijgen, dan
kunnen wij nog lijden, dat kan de vijand ons
niet afnemen.
Voor de groote en indrukwekkende, door loud
speakers versterkte, rede, die Z. H. Exc. Mgr.
Aengenent uitsprak, verwijzen wij naar het
verslag elders in dit blad.
Aan het einde der vergadering sprak de
heer Heerkens Thijssen een kort slotwoord,
waarin hij de hoop uitte, dat deze Katholieken
dag rijke vruchten mocht afwerpen. Toen kniel
den alle aanwezigen om den bisschoppelijken
zegen te ontvangen, waarna zij met een lied
van Roomsche blijdschap op hun lippen het
kerkgebouw verlieten.
iiHiimmiiiimmiimiiimiimmiiiHmmmmiMiMHiiiiiiiiiiiiiimiiimi