Saamhoorigheid tusschen de katholieken op elk terrein Jilll De afdeelingsvergaderingen i I blotvergadermg GROOTE GEESTDRIFT VRUCHTBARE DISCUSSIES Pius Almanak 1933 MAANDAG 22 MEI Weest allen waakzaam! Amendementen ver worpen T elegr ammen Ministerieele belangstelling Inleidingen van Rector Rotspast. Roovers, Henri Hermans en mr. Mutsaerts REDE HENRI HERMANS Rector Bots De gezonde reactie Mr. Mutsaerts De middelen moeten wor den toegepast REDE RECTOR J. F. A. BOTS Het gelijkheidsideaal '•'V - In een der hallen aan den Kaiserdamm te Berlijn heeft men ter gelegenheid van de Duitsche tuinbouwentoonstelling een model-park ingericht Pastoor Roovers REDE MR. G. MUTSAERTS De conclusies van de inleiders zon der wijziging aanvaard Discussies in sectie I en III Sociale tegenstelling REDE PASTOOR ROOVERS Geest van critiek Jaarboek voor de Katholieken van Nederland Volledige adreslijsten van Kerken, Kloosters, Gestichten, Scholen,Ziekenhuizen, Herstel lingsoorden, Vereenigingen, etc. etc. Uitgave Drukkerij „Ons Blad", Alkmaar lllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllilllllllllllllllllllllllilllJIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIH 1T^ "W 7 1 1 1 lijkheid niet formeel in het Evangelie staat uit- J fit J30 Cj* inrichting der kerk onweerstaanbaar naar ^^*4Lei Op een dier stralende zomermorgens, waarop fle ouderen zich weer jong en de jongeren zich vol nieuwe geestdrift weten, zijn honderden Katholieken van het Haarlemsche diocees op reis gegaan naar een vierkant kerkplein in Delft, om daar onder aanvoering van hun bis schop, gedachtig het Evangeliewoord: „Ook gij moet getuigen", hulde te brengen aan Christus Koning. De deelneming aan dezen 12en Dioce- sanen Katholiekendag heeft de verwachtingen zoozeer overtroffen, dat het uitvoerend comité zich genoopt zag de plechtige algemeene slot vergadering te houden niet in de Stads Doe len, zooals aanvankelijk in het voornemen lag, maar in de ruime St. Hippolytuskerk, welke dan ook geheel met geloovigen gevuld was. Nadat Z. H. Exc. Mgr. J. D. J. Aengenent des morgens om half elf met assistentie van deken P. J. A. v. d. C a m m e n en pastoor P. Hase O .P.M. een H. Mis had opgedragen, stroomde het volk samen om het groote H. Hartbeeld voor de Hippolytuskerk om het Cre do te zingen. Hier stonden ook de Jonge Wach ters temidden van een feest van vlaggen en hield „De Graal" een kort spreekkoor. Om een uur begonnen de afdeelingsvergade- ringen, welke alle gehouden werden in de Stads Doelen aan den Verwersdijk, en op elk daarvan Mgr. Aengenent eenigen tijd verbleef. In de eerste Sectie-vergadering, welke onder leiding van den heer J. D. Kok stond, trad de heer Henri Hermans op met het onderwerp: „Saamhoorigheid der Katholieken uit maat schappelijk oogpunt beschouwd", aan wiens in leiding wij het volgende ontleenen: Het Tweede Kamerlid Henri Hermans begint met een citaat van Jean Guirand in de „Croix", waarin de schrijver betoogt, dat het maatschappelijk organisme voortdurend wordt bedreigd door ondermijnende krachten; thans wel voornamelijk door de communistische leer, die elk begrip van goed en kwaad tracht te vervalschen en zóó onophoudelijk bezig is met het ondergraven van de grondpijlers van het maatschappelijk leven. Verder zien wij hoe alle slechte menschelijke instincten overgaan van het individueele naar het gemeenschapsorga- nisme. Zou dit sociale lichaam zich niet meer te weer stellen tegen het binnendringen van al die verderfelijke microben, dan moet het noodw'endig verzwakken en spoedig verschijnselen van ont- bihding vertoonen. En nu staat vast, dat onze maatschappij geen vol doend weerstandsvermo gen bezit tegen de krach ten des doods, welke voortdurend in haar bin nendringen. Op een voornaam punt is, aldus spr., de gedach- tengang van Jean Gui rand niet juist althans onvolledig, als hij n.l. zwijgt over de gezonde reactie, die uitgaat van de Katholieke Kerk. Die Kerk bleef ongetwij feld de grootste zedelijke macht ter wereld. Tegen het kwaad biedt zij weerstand, tegen elke dwaling verkondigt zij de waarheid, tegen elke geestelijke ziekte, welke kankert in het lichaam der maatschappij wijst zij in bewon derenswaardige Encyclieken het middel ter ge nezing. Zij is ook in onzen tijd nog onbetwist de leerares der volken. Spr. vraagt voor deze twee feiten: de geeste lijke ziekten, welke de maatschappij doodelijk hebben aangetast en de geneeskracht van de Katholieke Kerk, d.w'.z. van geheel het katho lieke volk, Bijzondere aandacht. Spr. wijst dan uitvoeriger op de groote ge varen, welke geloof en goede zeden bedreigen; het ongeloof is in alle landen doorgedrongen van den katheder naar de straat. Ook de sta tistieken over den geloofsafval in Nederland Zijn om te huiveren. En de gevolgen voor de maatschappij zijn duidelijk aan te wijzen. Moest na een halve eeuw van sociale studie niet in „Quadragesimo Anno" worden gecon stateerd, dat het móderne kapitalisme of de plutocratie, de geldheerschappij, nu sterker is dan ooit? Spr. betoogt dan, dat de begeerlijkheid de wortel van alle kwaad is en dat deze tenslotte tot de heerschappij van het kapitalisme heeft geleid. De haat, de tegenstelling van de eerste en voornaamste der deugden, wordt met de vruchten van dat kapitalisme gecultiveerd in den klassenstrijd. Vooral twee sterke machten zien wij nu in een worsteling van actie en reactie aan het levensleer is, of het wordt door het Marxisme dat in het communisme zijn uiteréte consequen tie vindt, de andere, die van het Christendom, waarvan de Katholieke Kerk de gezonde kern moet worden genoemd. Spr. toont dan uitvoerig aan, dat er geen enkel begrip van christelijke levens leer is, of het wordt door het Marxisme vervalscht. Ontaarding van Christelijke bescha ving teekent den weg van het Marxisme door het leven der maatschappij. En dat deze ont aarding zoo snel kon voortwoekeren is te ver klaren door het feit, dat het maatschappelijk organisme reeds was verzwakt door den libera len geest, die voor het Marxisme den voedings bodem van het moderne kapitalisme heeft ge schapen. Reeds lang zou de maatschappij aan deze ziekten ten gronde zijn gegaan, was er niet geweest de gezonde reactie van het Christen dom, vooral die van de Katholieke Kerk. Maar geheel de Kerk, dus geheel het geloovige volk moet reageeren. Ook en vooral de Kerk is een gemeenschap, waarin niet slechts de gezagdra gers, maar alle ledematen verantwoordelijkheid dragen. Wanneer de natuurlijke saamhoorigheid van het katholieke volk niet overal door daden tot uiting komt, wanneer deze niet altijd prac- tisch te bewijzen valt, dan is ook onze gemeen schap niet meer gezond. Daarom 't appèl van dezen Katholiekendag Op alle Katholieken, hoog of laag geplaatst, rusten plichten van waakzaamheid, onderlin- gen steun, vorming van geestelijke weerbaar heid en oefening in leeken-apostolaat, kortom van saamhoorigheid. En onze saamhoorigheid moet naar binnen en naar buiten het bewijs geven van de levenskracht der Katholieke Kerk. Op de eerste plaats het vereenigingsleven voor eigen stand, voor eigen bedrijf, voor eigen be langen en behoeften, natuurlijk allereerst voor sociale en cultureele verheffing, maar ook voor ontspanning. Nergens kunnen wij neutraal zijn. Tegen de overal dreigende gevaren moeten wij bescherming en weerstand zoeken in Katho lieke organisatie. Wat het tweede middel betreft, wijst spr. er op, dat meer kennis van elkanders nooden en behoeften, meer persoonlijke aanraking tusschen arbeiders en werkgevers, middenstanders, boe ren en ambtenaren, vanzelf zal leiden tot meer saamhoorigheidsgevoel. Tenslotte het derde middel. Wij willen schei ding tot versterking van innerlijke kracht, maar geen afscheiding van nationale volksgemeen schap. In die gemeenschap willen wij integen deel een gezonde kern vormen door saamhoorig heid in eigen organisatie, nauwere aaneenslui ting tegen gevaren, welke men individueel niet kan overwinnen en voor de ontwikkeling van 'n overtuigingskracht, sterk genoeg om een hei- densche maatschappij voor Christus te verove ren. Wij allen en ieder van ons heeft den plicht, de roeping vein het leekenapostolaat. En voor die roeping van ons leeken-apostolaat putten wij kracht uit saamhoorigheid. Op afdeelingsvergadering n, welke geleid werd door den heer J. van den Akker, be handelde rector J. P. A. Bots uit Amsterdam het onderwerp: „Saamhoorigheid der Katho lieken op het terrein van het Kerkelijke gods dienstige leven". Aan deze inleiding is het vol gende ontleend: In het begin zijner rede zette rector J. F. A. Bots uiteen, dat de groote dwaalleeraar van dezen tijd de revolutionnaire leiders zijn, ook al valt het niet te ontkennen, dat zij uit onze sociaal-ontredderde samenleving den roep om menschen-recht en menschen-waarde verstaan hebben. Zij kwamen met hun leuze van: vrij heid, gelijkheid en broederschap, die goed verstaan chrislteljjke waarheden, zijn en, hoewel wortelend in het Evangelie, miskend worden. Heel het christendom is immer op de erkenning der persoonlijkheid gebaseerd, sterker nog, Christus heeft naast zich zeiven de „ge- ringsten" mensch gemaakt tot het middenpunt van het christelijke leven. Daarom is het sthrik- kelijkste verlies, dat de kerk in de 19 eeuwen van haar bestaan ooit geleden heeft, het ver lies der geringsten. Spr. zette vervolgens uiteen, dat op de mis kenning der christelijke broederschapsgedachte noodzakelijk de materialistische klassenstrijd moest volgen. Terugziende op de late middel eeuwen, toen het verdorven leven de refor matie teweegbracht, op welke dwalingen even wel een vernieuwd katholicisme opbloeide, kon spr. tegenover het sombere hedendaagsche tijds beeld een bemoedigend uitzicht stellen. Deze eeuw van hernieuwd eucharistisch leven zal moeten worden de eeuw der herstelde broeder schap. Spr. toonde vervolgens aan, hoe wij in het maatschappelijke leven ongelijkheid onder de menschen kennen en erkennen, zonder noch tans de "heerschende heidensche ongelijkheid te billijken. De ongelijkheid is bijkomstig, de gelijkheid wezenlijk, daar voor God alle men schen verschijnen als broeders van hetzelfde vleesch en van denzelfden geest. Christus sticht te één kerk voor alle menschen, zonder onder scheid, ofschoon ook in dien tijd het rassen en standenprobleem aan de orde was. Voor God bestaat geen klasse of stand, ofschoon deze ge lijkheid niet formeel in het Evangelie staat uit- J gedrukt, dringt ze zich uit Christus' leer en de inrichting der kerk onweerstaanbaar naar voren. Als ergens uit blijkt, dat de kerk de menschen beziet door de oogen van God en dus als gelijken, dan is het wel daaruit, dat zij met alle respect voor de persoonlijkheid en vrij heid van den enkeling, toch eischt, dat elke enkeling zich zal schikken naar de gemeen schap, als het moet ten koste van offers. Spr. kwam dan tot de meer praktisch con clusies, welke een antwoord bedoelen te geven op de vraag, of dit gelijkheidsideaal in het leven der kerk ook voldoende wordt beleefd en tot uiting komt. De valscbe theoretische ge lijkheid van het individualisme heeft geleid tot een verschrikkelijke ongelijkheid, want prak tisch werd de mensch daardoor buiten de wet gesteld en ten prooi gegeven aan de wilde krachten en lagere natuur. Tallooze katholieken zijn in hun gedachten en gezindheid door dat individualisme besmet, waarvan de gevolgen niet alleen merkbaar zijn in het maatschap pelijke, maar ook in het godsdienstig leven. Er is een afgrond gekomen tusschen de godsvrucht van vele geloovigen en de officieele godsvrucht der H. Kerk, welke scheiding herhaaldelijk ge demonstreerd wordt. In de bovennatuurlijke sociologie van de maat schappij der kerk bestaat een sociale kwestie en hoe eerder deze wordt-opgelost, des te beter zal ook de andere sociale kwestie in het lichaam der burgerlijke maatschappij haar oplossing vinden. Zoo bijvoorbeeld is de beteekenis van de Hoogmis aan verreweg de meesten ontgaan, terwijl toch deze Zondagsche parochieele Hoog mis de hoogste eucharistische parochiale han deling is, de hoogste uiting van den maatschap- pelijken eeredienst der kerk op den dag des Heeren. Ook de kerkzanger heeft het dienend karakter van zijn taak uit het oog verloren, hij zal er zijn eer in moeten gaan stellen het ka tholieke volk voor te gaan en te steunen in zijn gemeenschappelijke offerhandeling. Wij moeten den familiegeest der kerk versterken en verdiepen, omdat die geest der kerk alleen de verscheuring der moderne wereld kan genezen. Het herstel van een bloeiend parochieleven zal van buitengewone beteekenis zijn voor de zoo vurig-begeerde toenadering der menschen. Spr. ging hierna uitvoerig in op de door hem opgezette stelling, dat zelfs binnen dat parochie- -verband enkele gebruiken zijn ontstaan, die den indruk kunnen wekken, dat de leden der kerk op uiterlijke materieele gronden verschil lend worden gewaardeerd, waarmee rector Bots doelde op de bezetting der verschillende leeken- bestuurderslichamen in ons kerkelijk leven, van de regentencolleges af tot de besturen van maatschappelijk-charitatieve vereenigingen toe. Als regel komen de arbeiders daar niet in voor. Dit verschijnsel schijnt internationaal en inter- confessionaal te zijn. Spr. spoorde krachtig aan deze onderlinge vervreemding en verwijdering tegen te gaan, om zoodoende ook een nauwer contact te leggen tusschen menschen uit ver schillende groepen. Mede naar aanleiding van het aanvullings- voorstel van den heer A. J. VAN BEURDEN op de door ons reeds gepubliceerde conclusies merk te spr. op, dat het bezetten der plaatsen in de kerken naar maatschappelijken stand als uiter lijk feit meestal aanwezig is, en dat dit niet in harmonie is met de geestelijke gelijkheid in de Kerk. Dit is evenwel niet voortgekomen uit een verschil in waardeering der standen in de Kerk, doch geschiedde om te komen tot een vaste fi- nancieele basis voor de parochies. Het gevaar bestaat, dat bij afschaffing van het verpachten der zitplaatsen verschillende kerken niet meer zullen kunnen bestaan, hetgeen tengevolge zou hebben, dat de zielzorg onvoldoende zou worden uitgeoefend. Spr. is van meening, dat deze kwes tie parochieel moet worden opgelost. Op de derde afdeelingsvergadering, welke voorgezeten werd door drs. J. P. Chr. de Boer, werd het woord gevoerd door mr. G. A. J. M. Mutsaerts te Amsterdam over het onder werp: „Saamhoorigheid der Katholieken in huiselijk opzicht". Wij ontleenen aan diens in leiding het volgende: „De stormachtige en zeer zorgwekkende tijden, Wanneer wij de discussies nagaan, die op de drie afdeelingsvergaderingen werden gehouden, nadat de spreker voor hun doorwrochte inlei dingen met een langdurig applaus waren be loond, dan merken wij op, dat deze het uitvoe rigst en het indringendst werden gevoerd in de tweede Sectie, waar rector Bots had gesproken. Hier verdedigden ook Jhr. M. L. von Fisenne en de heer A. J. van Beurden hun amendementen. Jhr. L. von Fisenne (Rijswijk) betoogde, dat naast het individualisme het communisme, dat de gemeenschap tot gelding wil brengen ten koste van het individu, de gemeenschaps gedachte bij vele Katholieken heeft verzwakt en vertroebeld. Mr. J. F. Goseling (Amsterdam) bestreed de opvatting van jhr. van Fisenne. Op de eer ste plaats aldus spr. is het liberalisme een groepsnaam en het communisme één der ideeën, waardoor een teveel aan gemeenschaps zin is ontstaan, terwijl wij juist op kerkelijk terrein niet over een teveel aan dezen gemeen schapszin hebben te klagen. Rector Bots en de vergadering sloten zich bij deze opvatting aan, zoodat dit amendement verworpen werd. De heer van Beurden (Koog' a. d. Zaan) beroept zich ter verdediging van zijn amende ment op den brief van Jacobus, dien ook rector Bots in zijn inleiding geciteerd heeft. Had de inleider in zijn rede betoogd, dat de Katholieken niet over geld beschikken, spr. is van meening, dat deze colleges te angstig zijn. Hij kent een Capucijner-kerk, waar geen plaatsengeld gehe ven wordt, terwijl deze toch ruimschoots kan bestaan. Spr. dringt er op aan, dat de kerk besturen in deze richting een proef nemen, nadat ook arbeiders in die colleges zijn opge nomen. Voorts is spr. van meening, dat ook de Standenscholen niet door den Katholieken beugel kunnen. De heer El brink (Rotterdam) kent twee Capucijner-kerken, waar wel degelijk plaatsen- geld wordt geheven. Het meeleven met de paro chie wordt volgens spr. vaak verhinderd door het onlogisch aanleggen dier parochies. De hoogeerw. heer Westerwoudt, plebaan van de kathedrale kerk te Haarlem, merkt op, dat de financiën in het algemeen niet zoodanig zijn, dat het plaatsengeld overbodig is. Een onbillijke achterstelling is het volgens spr. dan ook niet, wanneer men het zóó ziet, dat de armen een daad van liefde stellen om de kerk aan de noodzakelijke financiën te helpen. Spr. dringt aan op een parochiegewijze fondsvorming om het euvel overbodig te maken. Ander sprekers vinden het een onbillijkheid, dat de eene kerk zoo arm en de andere zoo rijk is. De heer Kambel (Rotterdam) vindt, dat rijke kerken van hun overvloed moesten geven aan noodlijdende. Rector Bots heeft in „De Stormer" eveneens gelezen over de Capucljnerkerk, waar geen plaatsengeld zou worden geheven, doch bij in formatie bleek deze mededeeling niet waar te zijn. Over de standenschool is spr. niet bevoegd te oordeelen. Dit onderwerp hoort thuis in de sectie, waar gesproken werd over de „Saam hoorigheid der Katholieken uit maatschappelijk oogpunt beschouwd". (In deze sectie heeft hier over echter niemand het woord gevoerd. Red.) Rector Bots merkt evenwel nog op, dat de ouders boven de Kerk het recht hebben hun kinderen te sturen naar een Katholieke school, welke zljzelven uit kunnen kiezen. Het amendement van den heer Van Beurden werd door stemming bij zitten en opstaan ver worpen. De conclusies van rector Bots werden aanvaard. Nadat de heer Hermans (sectie I) zijn inlei ding beëindigd had, opende de voorzitter de discussie en stelde hij ook het amendement van den heer A. J. van Beurden aan de orde. De heer Hermans merkte hieromtrent op, dat de redactie van genoemd amendement in dezen vorm in ieder geval onjuist is. Bij het verpach ten der plaatsen ligt niet de bedoeling voor de rijken te bevoorrechten en de armen ten ach ter te stellen. Het komt er immers voor iede- ren pastoor op aan zijn begrooting in orde te houden. Een eventueele motie op deze verga dering aangenomen, zou dan ook door eiken pastoor terzijde worden geschoven. Voorts werd aan den inleider verzocht, in dien mogelijk, de oorzaak vast te stellen van het verschijnsel, dat arbeiders geen zitting hebben in de verschillende leekenbestuurders- lichamen in ons kerkelijk leven, waarop mr. Hermans antwoordde, dat met kracht moet worden gestreefd, dat arbeiders in deze bezet ting worden opgenomen. Spr. meende, dat in verschillende plaatsen van ons land dit ook reeds het geval is. De heer Van der linden drong er op aan, dat de intellectueele middenstand en de „die nende" (hoogere) stand zich moeten organisee- ren en wees verder pp de beteekenis van het leekenapostolaat. De inleider deze opmerkingen beantwoor dend toonde met sprekende cijfers aan, hoe de lagere stand inzake organisatie een prach tig voorbeeld heeft gegeven, en schetste daarbij de groote beteekenis van een s,terke diocesane organisatie, vooral in de groote steden en de industriecentra. Door stemming bij zitten op opstaan werden de cpnclusies van den heer Hermans aanvaard en het amendement van den heer Van Beur den verworpen. In de derde sectie, waar mr. Mutsaerts het woord voerde, zag de voorzitter in de geringe opkomst een symboliek van de weinige belang stelling voor het gezin. Uit de vergadering werd opgemerkt, dat de man in het gezin uitsluitend in het levenson derhoud behoort te voorzien, met welke mee ning de inleider zijn instemming betuigde. De cdnclusies van mr. Mutsaerts werden zonder amendemendeering aanvaard. Tijdens de slotvergadering deelde de secretaris, mr. L. E. ROES mede, dat telegrammen waren gezonden naar Z. H. den Paus en H. M. de Koningin, waarop de volgende antwoorden wa ren binnengekomen: De H. Vader getroffen door Uwe betuigin gen van trouw en aanhankelijkheid bidt den hemelschen zegen voor u allen en uwe familie leden af. (get.) GASPARRI. De koningin getroffen door uwe betoonde gevoelens draagt mij op u hiervoor haar op rechten dank te betuigen. (get.) VAN GEEN. die wij beleven, maken bezinning en beginsel vastheid tot de schoonste maatschappelijke deugden," aldus ving mr. Mutsaerts zijn inleiding over de saamhoorgiheid der katho lieken in huiselijk opzicht aan. Om deze saam hoorigheid met rustigen geest en naar katho liek beginsel te beschouwen, zal men verplicht zijn aldus vervolgde spr. de storm van wetenschappelijke dwalingen, die over de huis gezinnen woedde, in het oog te houden. Het huisgezin bestaat allereerst uit indivi duen met persoonlijke rechten en plichten. De katholieke geloofsleer stelt de rechten van den individueelen mensch voorop en leert, dat ieder een door God is geschapen met een onsterfelijke ziel en een afzonderlek levensdoel. De indivi dueele mensch zoekt „van nature" naar saam hoorigheid, naar samenwerking met anderen, waardoor zich in de maatschappij gezinnen heb ben gevormd. Het gezin ontstond niet in den Staat, maar de Staat ontstond uit de gezinnen. Met het gezond of bedorven gezin staat of valt de samenleving. Spr. ging dan uitvoerig in op de drie grond vormen van saamhoorigheid van menschen, zoo als deze in het gezin zijn ontstaan, te weten: vereeniging van man en vrouw, vereeniging van ouders en kinderen, vereeniging van meester en ondergeschikten. De man is als Christus, het hoofd der Kerk, de vrouw is als Zijn Bruid, de Kerk; de ver eeniging is dus even hecht en sterk en onver breekbaar als de saamhoorigheid van Christus en Zijn Kerk. Spr. zette vervolgens uiteen, hoe wetenschappelijke dwaling de menschen pas klaar maakte om het bruutste ontbindings proces der verhouding tusschen man en vrouw te volgen. Sprekend over de saamhoorigheid van ouders en kinderen, welke haar hoofddoel vond in de voeding, merkte mr. Mutsaerts op, dat eerst wanneer de saamhoorigheid tusschen man en vrouw gedragen wordt door de verheven leer van God en Kerk, de vereeniging van ouders en kinderen zich verheffen kan tot de hoogte, die het gezin een hemel op aarde maakt. Ook in dit verband behandelde spr. de wetenschap pelijke dwalingen, die, nadat zij eerst de ge zonde orde tusschen man en vrouw hadden verstoord, een wig dreven in de van nature en dus door God gewilde harmonische saamhoorig heid van ouders en kinderen. Wat betreft de derde saamhoorigheid in het huisgezin meester en ondergeschikten moet er volgens spr. onderscheid gemaakt wor den tusschen de gewone werknemers, die op grondslag van een arbeidscontract met hun werkgever in contractueele verhouding staan en op dien grond „leiding" van him patroon hebben te aanvaarden, en de inwonende dienstbaren, die het door God van nature gewild huisgezin mede in stand houden en tot ontwikkeling brengen, daarvan deel uitmaken, en op dien grond onderworpen zijn aan het „gezag" van het hoofd van het gezin. Juist omdat de be zittende klasse nergens in intiemer contact komt met de minder-bedeelden dan in het gezinsleven, moet hier de aanvang zijn der op lossing van de sociale tegenstelling. Het chris telijk gezinsleven is de vruchtbare bodem, waar op de solidarische saamhoorigheid van heer en dienstbaren tot rijker wasdom kan opgroeien. In het laatste gedeelte zijner inleiding be handelde mr. Mutsaers het in de katholieke sociologie vaststaande beginsel, dat zonder eenige materieele welvaart een godsdienstig leven niet tot ontwikkeling komen kan en erkende hij uit de encycliek „Casti Connubi" de waarschuwen de woorden van Paus Pius XI, die slaan op het geval, dat men blind blijft voor bovengenoemd beginsel. Verder ontwikkelde spr. eenige ur gente maatregelen, die in het belang van het gezin genomen en eenige urgente daden, die in het belang van het gezin gesteld moeten worden. De Staat neme, waar het particulier initiatief uitblijft als behartiger van het alge meen belang dit maatschappelijk vraagstuk zoo spoedig mogelijk in doeltreffende bescherming. Aan het slot zijner rede wees spr. er nogmaals met grooten nadruk op, dat onze tegenstanders hun brutaalste en sterkst bewapende storm troepen regimeeren om het hechtste bolwerk der Christenheid, het huisgezin, te veroveren. Al leen bezonnen eensgezindheid in versterking en herstel van verval voert ons tot de overwinning. Alleen de beleving onzer beginselen zal de af- gedwaalden overtuigen, dat in de vesting van het Christelijk huisgezin slechts onverwoestbare bescherming is te vinden voor rust en orde in onze veel bewogen samenleving. Het zal wel heel zelden in dit land voor komen, dat in eenkerk een vergadering moet worden gehouden, omdat er geen zaal te vin den was, groot genoeg om de katholieken, die naar de stemmen van hunne leiders wilden luisteren, te bevatten. Dit geschiedde in Delft op den 12en Haarlemsehen Katholiekendag, waar de slotvergadering des middags om 4 uur plaats vond in de St. Hippolytuskerk, opgeluis terd door den „reinen" zang van 'n mannen- en knapenkoor onder leiding van Nico Verhoef. Op dat uur hadden achter de groene tafels, die voor het priesterkoor waren opgesteld plaats genomen Z. H. Exc. Mgr. AENGENENT, bisschop van Haarlem, Mgr. TAS KIN, presi dent van het Oroot Seminarie Warmond, de ministers DECKERS en VERSCHUUR en ver schillende andere kerkelijke en wereldlijke auto riteiten. Blinkend stond het zonlicht tegen de roos vensters en boogramen, toen de voorzitter van het uitvoerend comité, de heer J. L. B. GRIB- BING, de aanwezigen hartelijk verwelkomde en mededeelde, dat de keuze van het onderwerp, dat dezen dag behandeld werd, te danken was aan Mgr. Aengenent. Mr. J. N. E. J. HEERKENS THIJSSEN, voor zitter van het hoofdbestuur der Haarlemsche Katholiekendagen, hierna het woord verkrijgen de, bracht in herinnering, dat vijf-en-twintig jaren geleden in Delft de eerste katholiekendag in tegenwoordigheid van wijlen Mgr. Callier was gehouden. Het groote Instituut der Katho liekendagen, aldus spr., heeft vandaag zijn le vensvatbaarheid te bewijzen. Er haperde iets aan den opzet en de dagbepaling. Noodzakelijk werd de inschakeling der groote standsorgani saties en de bepaling der samenkomst op Zon dag, hetgeen geschiedde. Na dezen dag is er dus een reorganisatie tot stand gekomen, welke inhoudt, dat voortaan de standsorganisaties, zullen ingeschakeld worden in het uitvoerend comité. Ongetwijfeld be ëindigde spr. zijn inleidend woord heeft het vandaag behandelde onderwerp tot de groote belangstelling bijgedragen. Hierna werd het woord gevoerd door pastoor Roovers, aan wiens, gloedvolle rede, welke her haaldelijk door applaus werd onderbrokenen met een langdurig applaus bekroond werd, het vol gende is ontleend: De zeereerw. heer P. Roovers, pastoor te Haarlem, vangt zijn rede aan met uiteen te zetten, dat zoolang wij leven in een maat schappij, we op elkander aangewezen zijn, zoo wel op economisch als op politiek gebied. Geen strijd vervolgt spr. dan is feller en zoo algemeen als de strijd tusschen geloof en on geloof. Niet alleen actieve medewerking voor de Roomsche zaak is geboden maar alles wat onze zoo noodige saamhoorigheid zou kunnen verknoeien, moet met de grootste zorgvuldig heid worden vermeden. Onnoodig u er op te wijzen, dat ook in ons het Pinkstervuur moet branden en dat vuur door "gebed en waakzaamheid moet gevoed en onderhouden worden. Ons past saamhoorigheid met alle standen en leeftijden in de Roomsche Kerk. Bij ons geen klassenstrijd. Strijden doen wij alleen naar buiten uit. Spr. wijst dan op de Roomsche jeugd. In onzen tijd vooral zien wij een schoone rei van mannelijke jeugd, trappelend van onge duld, hunkerend naar het oogenblik met ont plooide vanen de wereld in te rennen en als een kleine David, klein van gestalte, maar groot in moed en Godsvertrouwen den mach tigen Goliath van onze eeuw te bestrijden. Onze vrouwelijke jeugdbeweging heeft min stens even krachtig haar vanen ontplooid. Spr. zet dan uiteen, dat wij door den vijand worden geprikkeld tot saamhoorigheid. Wij Katholieken hebben altijd de benijdenswaar dige eer gehad in de volle belangstelling te staan bij onze tegenstanders. Doch wij moe ten, wat onze vijanden zeggen niet al te serieus nemen, want de wereld is ziek, doo delijk ziek. Spr. wijst dan op het feit, dat al lerwegen, vooral in Nederland, een krachtig katholiek leven zich openbaart. Wat evenwel schade doet aan onze saam hoorigheid, is de geest van critiek. Wij treffen menschen aan met een degelijke katholieke overtuiging die op vele dingen van onzen tijd afgeven, met een gezag, alsof zij de wijsheid in pacht hebben. Die over alles meerpraten, als of zij alleen een oordeel kunnen vellen en nie mand anders. Dat riekt naar hoogmoed. En of sommige instellingen of maatregelen getroffen zijn door het hoogste kerkelijk gezag, dat is geen beletsel om er hun meening naast te zetten met eene hardnekkigheid en verwaand heid waarmede al het andere als nietswaar dig en onwaardig in een hoek wordt getrapt. Van dien geest zouden wij in de litanie van alle Heiligen moeten bidden „van den geest van critiek verlos ons Heer"! Alles bij elkaar genomen zijn wij geroepen tot eene intense saamhoorigheid. Maar dat zal offers kosten, vooral persoon lijke offers. Maar wat hindert dat? Moeten wij dat ook niet op maatschappelijk gebied? Wij zullen moeten strijden, maar ook moeten lijden. Strijden met elkaar en lijden in ons persoonlijk belang, als de gemeenschap daar mee gebaat is. En als wij niet meer strijden kunnen, als de vijand onze handen zou kne velen en onze tong zou moeten zwijgen, dan kunnen wij nog lijden, dat kan de vijand ons niet afnemen. Voor de groote en indrukwekkende, door loud speakers versterkte, rede, die Z. H. Exc. Mgr. Aengenent uitsprak, verwijzen wij naar het verslag elders in dit blad. Aan het einde der vergadering sprak de heer Heerkens Thijssen een kort slotwoord, waarin hij de hoop uitte, dat deze Katholieken dag rijke vruchten mocht afwerpen. Toen kniel den alle aanwezigen om den bisschoppelijken zegen te ontvangen, waarna zij met een lied van Roomsche blijdschap op hun lippen het kerkgebouw verlieten. iiHiimmiiiimmiimiiimiimmiiiHmmmmiMiMHiiiiiiiiiiiiiimiiimi

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 5