Prikkeldraad De Nederlandsche ijzergieterijen Geen grondslag Verdachte handel DUMPING-PRAKTIJKEN WAAROM NAMDR. COLIJN KOLONIËN ZELF? Op avontuur uit VRIJDAG 26 MEI Middelen, welke verbetering kun nen brengen in den toestand Orders gevraagd en on derlinge samenwerking DUITSCHE LEGERWEDSTRIJDEN De intern, economische conferentie Dr. Colijn naar Londen Pater W. van Dijk O.S.A. Een eervolle benoeming PROF. MR. G. VAN POELJE Naar het departement van Onderwijs CONFLICT IN DE VENEN Bemiddeling aangeboden DRIE WONINGEN VERBRAND Echtgenooten gezocht! GEBREK AAN BRANDSTOF Noodlanding van een vliegtuig op zee UIT DE TEXTIELINDUSTRIE Door trein gegrepen Motorrijder op slag gedood Uit een trein gevallen Onvoorzichtigheid van een school jongen Jongetje doodgereden Men staat versteld, wanneer men, in gesprekken met Nederlandsche me- taal-industrieelen, verneemt, hoe aanmatigend buitenlandsche, vooral Duit- sche concerns dumpings-praktijken tegen over Nederlandsche firma's durven toepas sen. De bedoeling van deze dumping is duide lijk: öf de betreffende fabriek in Holland moet op deze wijze „kapot" gemaakt wor den (waarna men geheel vrij spel heeft wat betreft de prijzenbepaling, zoodat de afnemers later toch dubbel en dwars te betalen krijgen wat zij nu cadeau gekre gen hebben) öf de betreffende fabriek moet zich gewennen geven, en intreden in een of ander verbond van buitenlandsche fabrieken, waarbij die fabriek dan, hoe zeer ook zijnde eene Nederlandsche onder neming, wat betreft haar omzet in Neder land zelf gecontingenteerd wordt. En dat is geen bloote veronderstelling, neen, men durft zulke voorstellen zwart op wit stellen aan ondernemingen, in Holland gevestigd. De heer ir. F. N. Carabain, de secretaris der Algemeene Vereeniging van Nederland sche Ijzergieterijen, had dergelijke voor stellen, zwart op wit, gezien: Nog niet zoo lang geleden ontving de di rectie eener ijzergieterij hier te lande een schrijven van een Duitsch kartel, waarin het zoo ongeveer heette: „Blijkens de statistische gegevens heeft uwe firma in het afgeloopen jaar in Ne derland een omzet gehad vanduizend gulden, naar Zwitserland geëxporteerd voor.... duizend gulden, naar andere landen voor.... duizend gulden; wij stel len u thans in de gelegenheid, opgenomen te worden in ons kartel, waarna wij uw omzet in Nederland en uw export naar Zwitserland en elders zullen contingen teeren; wenscht u op deze voorstellen niet in te gaan, dan zullen wij onze maatregelen treffen." De voorgestelde contingenteering kwam hierop neer, dat de Nederlandsche firma haar afzet in Nederland sterk zou moeten inkrimpen, en haar export naar Zwitser land en evenals naar elders slechts voor een klein deel zou mogen voortzetten. Het dreigement was voor den goeden ver staander volkomen duidelijk: indien de Ne derlandsche firma met de voorstellen niet accoord ging, zou het Duitsche kartel de artikelen wel zóó goedkoop op de markt gooien, dat er voor de Nederlandsche fa briek geen concurrentie-mogelijkheid meer zou bestaan. De bedoelde Nederlandsche fabrieksdirec- tie heeft kort en goed geantwoord, dat zij zich door geen grooten mond wenschte te laten intimideeren en dat zij haar eigen gang zou gaan. Afgewacht wordt nu, of en, zoo ja, in hoe verre, het f Duitsche kartel zijn bedreiging ten uitvoer brengen zal, maar wat hier ook van zijis het niet ongehoord, dat men van Duitsche zijde zóó arrogant durft op treden? en is het niet de hoogste tijd, dat tegen een dergelijke handelwijze open lijk stelling wordt genomen? De geringe werkbezetting, de ongeloof lijk lage prijzen, de buitenlandsche con currentie en last not least de rück- sichtslose dumping, ziedaar aldus vatte de heer Carabain zijn betoog samen zie daar in hoofdzaak de factoren, die er toe geleid hebben, dat in ons mooie Nederland sche ijzergieterij bedrijf op het oogenblik de misère zoo sterk troef is. En nu behoeft men niet aan te komen met veronderstellingen, dat ons bedrijf niet goed genoeg geoutilleerd zou zijn of dat men hier te lande het vak niet door en door zou kennen, zoowel de outillage als de vakkennis in Nederland kunnen den toets met die in het buitenland ten volle doorstaan. Het allervoornaamst lijkt ons echter de vraag, welke middelen tot een beteren toe stand zouden kunnen leiden. Juist! Er moet allereerst gestreefd worden naar een betere werkbezetting. Daaraan kunnen de gieters zelf natuur lijk niets doen. Zij hebben de hoeveelheid werk, die te vergeven is, niet in hun macht. Maar wel hebben de bestellers het in hun macht, de hoeveelheid werk, die er dan is, in Holland te houden of niet. Indien alle overheids- of semi-overheids- bedrijven er eens van doordrongen konden worden dat het een NATIONAAL belang is de bestellingen op gietwerk binnen onze grenzen te houden, dan zou dat alleen al reeds eene veel betere werkbezetting in de gieterijen ten gevolge hebben, een factor die direct tot een prijsverbetering zou lei den. Iedere gieter toch, die dan meer ver zekerd was van een geregelde bestelling van bepaald werk, zou al gauw probeeren bij een volgende order een ietwat beteren prijs te bedingen (hetgeen zijn goed recht is) en hij zou trachten op den duur dus Uitgeschakeld te worden uit het instituut Van den WERKLOOZENSTEUN. In een enkel geval wordt thans reeds in een bestek voorgeschreven, dat het giet werk MOET zijn van NEDERLANDSCH FABRIKAAT, maar dan mogen m.i. in die gevallen ook de offerten van vertegen woordigers van buitenlandsche fabrieken niet in ontvangst genomen worden; zoo'n buitenlandsche firma immers kan, weten de dat zij de order toch niet krijgt en met hare offerte dus nooit een strop kan halen -- inschrijven tegen een prijs, die iederen prijs door welke Nederlandsche gieterij ook af te geven, als abnormaal hoog doet voor komen. Het kan voor het oogenblik een persoon lijke bevrediging geven wanneer men bijv. voor een gemeentelijk bedrijf ex tra goedkoop heeft ingekocht, maar wan neer dan achteraf het op die manier be spaarde geld weer gebruikt moet worden voor meer werkloozensteun, wat baat die persoonlijke bevrediging dan nóg? Indien bedoelde bestellende lichamen in die richting hunne medewerking wilden verleenen, n.l. tot het in Nederland hou den van al hunne bestellingen, dan zou den zij trouwens geheel handelen in den geest der Regeering. De Regeering toch heeft den gieterijen zelf den weg aangewezen, die moet leiden tot verbetering, namelijk: onderlinge aan eensluiting en zij heeft den gieterijen de helpende hand toegestoken door haar bij de oprichting der Algemeene Vereeniging van Nederlandsche Ijzergieterijen behulp zaam te zijn. Zij heeft daartoe indertijd in gesteld de Commissie-Groothof, die tot taak had de gieterijen tot elkaar te brengen. Thans nu die Vereeniging er is, moet verdere steun komen in den vorm van or ders. Men moet vooral niet uit het oog ver liezen, dat het gieterijbedrijf niet komt vra gen om financieelen steun, maar om or ders, om de orders, die er zijn te vergeven. En welke maatregelen zouden er naar uwe meening verder getroffen behooren te worden? De Overheid zal zich heel in 't- bijzon der tot taak moeten stellen, een einde te maken aan de dumpingsverschijnselen. Of contingenteering alléén daartoe voldoende' zal zijn, is de vraag. Lange onderhandelin gen zullen in dezen ook niet veel uitwerken. Een afdoende maatregel zou zijn: contin genteering op nul voor een bepaalden tijd, en heeft men het dan nog niet afgeleerd, dan weder hetzelfde voor een bepaalden tijd. Voor prijsopdrijving behoeft men zeer zeker niet bevreesd te zijn. De prijzen zijn op een dergelijk laag niveau aangekomen, dat zij nog geruimen tijd kunnen stijgen, alvorens zij bestaansprijzen geworden zul len zijn. En zouden zij eenmaal daar zijn aangeland, dan waarborgt het geregelde contact, dat er bestaat tusschen de Regee ring en genoemde Vereeniging, dat althans de Leden dier Vereeniging zich aan prijs opdrijving niet schuldig zullen maken. Maar ook zal de verbetering in den toe stand moeten komen uit den kring der gie terijen zelf. Men zal moeten inzien dat een concurrentiestrijd, zoo als thans gevoerd, moordend is voor de bedrijven. In de Vereeniging die thans door toedoen der Regeering is opgericht heeft zich een groote kern van gieterijen vereenigd, met het doel het bedrijf te saneeren, ordenend op te treden en een eind te maken aan de verkeerde toestanden die er nog heerschen. Maar alle gieterijen zullen moeten inzien dat zij die pogingen hebben te steunen, en dat zij, wanneer zij alle bij die Vereeniging zijn aangesloten, haar welstand voor een groot deel in eigen handen hebben. Helaas zijn nog niet alle daarvan over tuigd. En daarom is ook hier wellicht nog een weg voor de Regeering open om het bedrijf in het algemeen te redden, n.l. door van hare zijde bij die gieterijen aan te drin gen op aansluiting bij de Vereeniging die zij zelf in het leven heeft willen roepen. Daar moet veel gered worden in het Ne derlandsche gieterijbedrijf, maar daar kan ook veel gered worden, indien men van bei de zijden medewerkt en vooral wanneer de gieterijen in dezen schouder aan schouder gaan staan, elkander steunen en als leuze zich voor oogen stellen: LEVEN EN LATEN LEVEN. Het heeft verrassing gebaard, dat dr. Colijn, de leider van het nieuwe ka binet, zelf de portefeuille van Kolo niën onder zijn hoede genomen heeft. De combinatie van de leiding van dit departe ment met de functie van minister-president is uiterst zeldzaam. Franssen van de Putte was in 1866 en 1871, toen het Indische cul tuurstelsel en de Indische batig-slot-poli- tiek de veel omstreden vraagstukken waren, eveneens als minister van Koloniën kabi netsleider. Maar daarna is deze combinatie niet meer voorgekomen. Men vorschte naar het motief dat dr. Colijn de portefeuille van Koloniën voor zich zelf deed nemen. Vrij algemeen ziet men dit in de finantieele positie van Ne- derlandsch-Indië, die in dezen tijd een vraagstuk van den eersten rang is en in de niet minder belangrijke zaak der ge- zagshandhaving. Zoowel aan het Indische crediet als aan de ongereptheid van dit Nederlandsch gezag zou de leiding van de krachtfiguur Colijn ten goede komen. Wij ontkennen dit niet. Maar deze in vloed zou naar onze meening in niet min dere mate van den leider van het kabinet- Colijn zijn uitgegaan, indien hij voor zich zelf een ander departement gekozen had. Wij speurden daarom naar een andere re den en meenen die te hebben gevonden in een passus uit dr. Colijn's redevoering bij de algemeene beschouwingen over de laatste begrooting van het kabinet-Ruys. Hij sprak toen over de verhouding tus schen Nederlandsche en Indische belangen als volgt: „Veel te weinig maakt deel uit van het algemeen besef in het Nederlandsche volk, dat welvaart in Indië ook voorspoed betee- kent voor Nederland. En daarom moet ook bij de verschillende maatregelen, die in Nederland worden genomen tot steun van verschillende bedrijven, gerekend worden met de belangen van Indië. Maar daarvoor is nog een tweede reden. Wij zijn nu eenmaal tegen onzen wensch althans tegen mijn wensch geraakt in een toestand, waarbij wij telkens genoopt worden om besprekingen te voeren met bui tenlandsche mogendheden tot verdediging van onze economische belangen, en nu ge loof ik, dat men zich te weinig realiseert de groote beteekenis tegenover het buiten land om op te treden als een empire van zeventig millioen zielen. Dat is heel wat anders dan dat men kan spreken als ver tegenwoordiger van een land van acht mil lioen zielen. Ik meen, dat de regeering goed zal doen om ook dat punt in ernstige over weging te nemen. Het koninkrijk met zijn zeventig millioen zielen heeft grooter be teekenis dan wanneer ieder van de deelen afzonderlijk en dan het grootste deel hier in Europa betrekkelijk slecht vertegen woordigd moet opkomen voor zijn eco nomische belangen." Is het een verkeerde gissing als wij mee nen, dat de heer Colijn door de in zestig jaren niet voorgekomen, combinatie van het premierschap met de portefeuille van Koloniën te hernieuwen, datgene wat hij in November in de Kamer betoogde voor het internationale forum heeft willen accen- tueeren? En past in die veronderstelling, dat hij voor zich zelf Koloniën koos, om voortaan in het internationale milieu, bijvoorbeeld reeds op de a.s. economische wereld-confe rentie te Londen, meer dan tot nog toe in plaats van het lage landje aan de Noordzee, het empire van zeventig millioen zielen te doen compareeren, niet het feit, dat hij als minister van Buitenlandsche Za ken den vorigen Gouverneur-Generaal van Indië, doorkneed in het vraagstuk van het Oosten, naast zich stelde? Over enkele weken zullen onze onderhan delaars, evenals zij onlangs (zij het met weinig succes) naar Berlijn zijn ge weest, naar Londen gaan, om zooal niet een compleet handelsverdrag, dan toch een be perkte overeenkomst te sluiten voor de door ons naar het Vereenigde Koninkrijk uit te voe ren goederen, waaronder onze landbouwpro ducten een belangrijke plaats innemen. Deze te Londen te voeren onderhandelingen zijn, dat behoeft geen nader betoog, voor ons land van groote beteekenis. Reeds zijn Denemarken, Zweden en Noor wegen ons vóór geweest. Het met Denemarken gesloten verdrag heeft zelfs aanleiding gegeven tot beschouwingen in enkele organen, omdat men meende, dat dit land op grond van een betere handelspolitiek buitengewone voordee- len had weten te bedingen. De resultaten te Londen waren in ieder geval voor Denemarken heel wat beter, dan die voor ons land te Ber lijn. Toch meenen we te mogen twijfelen aan het Deensche succes, want het gesloten verdrag is vóór alles in het belang van Engeland. Thans ligt voor ons het op 15 Mei j.l. te Londen ge sloten handelsverdrag tusschen Engeland en Zweden. Op het eerste gezicht ziet dit verdrag en weer heel voordeelig uit voor Zweden, of schoon dat land zooals uit de bijgevoegde staten blijkt vrij hooge invoerrechten heft. Deze invoerrechten moeten op een enkele uit zondering na, betaald worden over het gewicht zoodat waardedaling niet den minsten invloed heeft op het tarief. Het Zweedsche tarief is niet fiscaal, maar zuiver beschermend en zeer gedifferentieerd. Het Engelsche invoerrecht, dat naar de waarde betaald wordt met uitzondering van een enkel artikel, zooals eieren, waarvoor een shilling per 120 stuks invoerrecht wordt ge- ëischt is belangrijk lager. Niettegenstaande deze wanverhouding, waar door Engeland tal van artikelen als kunstzijde, echte zijde, wollen stoffen enz. slechts over een zeer hoogen tariefsmuur in Zweden kan bren gen en zijn reizigers voor iederen dag, dat ze Zweden bereizen, ook nog een bepaald bedrag moeten betalen, kon men niet anders zeggen, dan dat het handelsverdrag dat de vorige week gesloten is er op het eerste oog zeer voordeelig uit ziet voor Zweden. Er moet natuurlijk een bepaalde reden voor zijn, dat Engeland, zich, tegenover de Noorde lijke landen zoo tegemoetkomend heeft be toond. Wanneer men, na kennis te hebben genomen voor het verdrag, het protocol door leest, dan blijkt spoedig wat daarvan de oor zaak is. Engeland heeft bij zijn onderhandelingen met de Noordelijke landen zijn kolenlevering als grondslag genomen. De hoeveelheden steen kolen bepaalden de mate van tegemoetkomend heid van het Vereenigde Koninkrijk. Zweden heeft zich moeten verplichten om minstens 47 pCt. Engelsche kolen in te voeren, van de ge heele hoeveelheid, die dit noodig heeft. Niet al leen per jaar, maar op ieder tijdstip. In artikel 1 van het eerste deel van het pro tocol staat zelfs, dat de Engelsche regeering 't recht heeft op ieder tijdstip het handelsver drag met drie maanden op te zeggen, als over eenige periode van twaalf maanden de invoer van Engelsche kolen lager is dan 47 pCt. van den geheelen invoer, volgens de officieele sta tistieken. De ekonomische politiek van Engeland bij het sluiten van deze handelsverdragen is ge heel gericht op het tot bloei brengen van zijn kolenmijnindustrie. Nu is het ongelukkige, dat voor ons land, waar wij zelf kolenmijnen hebben en gedwon gen zijn een groote hoeveelheid kolen af te ne men van Duitschland, de kolenlevering dus nooit den grondslag kon vormen voor de on derhandelingen die wij gaan voeren. Waar de regeering van Engeland echter op het stand punt staat, te willen koopen bij die landen, die ook bij haar koopen, in dit geval kolen, daar moet zij er toch ook rekening mede houden, dat ons land groote hoeveelheden andere ar tikelen koopt, die Engeland in de Noordelijke landen niet kwijt kon. De steenkolen kunnen door de omstandig- President von Hindenburg woonde te Karlshorster de iegerwedstrijden bij, die door luitenant Both op „Feldpost" werd gewonnen. Inzet: Von Hindenburg complimenteert den winnaar. heden geen grondslag vormen, maar daarom des te meer onze steeds stijgende afname van andere producten. In dat opzicht is het ver heugend, dat dit inzicht in Engeland, blijkens uitlatingen in de pers en zelfs in het Parle ment, meer en meer veld wint. Dit neemt niet weg dat het noodzakelijk is, thans door middel van cijfers eens duidelijk uiteen te zetten wat Nederland als klant beteekent voor de Engel sche industrie. Alleen wanneer onze waarde als klant in Engeland in en buiten regeerkigs- kringen wordt ingezien, bestaat de kans, dat de resultaten bij de onderhandelingen te Lon den voor ons bevredigend zullen zijn. De Nederlandsche delegatie naar de inter nationale econemische conferentie te Londen, staat, volgens „De Telegraaf" onder leiding van onzen nieuwen minister-president Dr. H. Colijn. Eveneens zullen tot de delegatie behooren de president van de Nederlandsche Bank, Mr. L. J. A. Trip en de heer F. H. Fentener van Vlis- singen. Zooals reeds gemeld, kan de heer Colijn thans de benoeming tot president der Internationale Kamer van Koophandel, welke binnenkort te Weenen bijeenkomt, niet aanvaarden. Men heeft zich nu tot den heer Fentener van Vlis- singen gewend, die bereid bleek als voorzitter op te treden. De heer Fentener van Vlissingen zal zich naar Londen begeven, ook in zijn kwaliteit van voorzitter der Internationale Ka mer van Koophandel. Maandag den vijftienden Mei is pater W. van Dijk O.E.S.A. uit Amerika te Rome aange komen en reeds Dinsdag werd hij door Z. H. den Paus in audiëntie ontvangen. Daarna ont ving hij van den Hoogeerwaarden Pater Gene raal der Augustijnen-Orde zijn officieele aan stelling tot directeur-generaal yan de Pia Unio B. H. de Bono Consilio voor de geheele wereld, met standplaats in de basiliek van O. L. Vrouw van Goeden Raad te Genazzano (Roma), waar pater van Dijk van 17 Juni af zal gevestigd zijn. Kort na zijn aankomst te Rome ontmoette de nieuwbenoemde directeur Mgr. Heylen, den Bisschop van Namen, die juist in de Eeuwige Stad op bezoek was. Het wederzien van den oud-voorzitter en secretaris van het Amster- damsche Internationaal Eucharistisch Congres, was allerhartelijkst. In dezelfde week ontmoette pater van Dijk ook een groep Hollandsche pelgrims onder lei ding van pastoor van Heel O. F. M., bij welke ontmoeting de sedert drie jaren te Rome ver toevende pater Olaf Timmers O. F. M., voor malig parochiaan der Amsterdamsche St. Rita- kerk, tegenwoordig was. Pater van Dijk maakt het uitstekend en is van 18 Mei af vol ennthousiasme met zijn nieu wen omvangrijken arbeid aangevangen. Naar verluidt, zal prof. mr. G. A. van Poelje, chef van de afdeeling Onderwijs ter gemeente secretarie van Den Haag, den gemeentedienst verlaten en wethouder Marchant volgen naar het Ministerie van Onderwijs om daar een hooge functie te aanvaarden. De burgemeester van Vriezenveen, de heer J. M. Krijger, lid der Tweede Kamer, heeft den partijen, betrokken bij het conflict in de Over- ijselsche Veenderijen, verzocht, zijn bemiddeling te willen aanvaarden en ze tot een gezamen lijke bespreking uitgenoodigd ten gemeente huize van Vriezenveen op Maandag a.s. Donderdagavond omstreeks half elf is brand uitgebroken in het complex van drie woningen, bewoond door J. Wagenaar, W. Banning en W. Tonius, te Goutum. De brand is waarschijnlijk ontstaan door een petroleumlampje, waardoor het rieten dak en de stal bij de woning van Wagenaar in brand kunnen zijn geraakt. In een oogwenk had de brand de drie woningen aan getast. Toen de motorspuit uit Huizum arriveer de, stond men voor één groote vlammenzee, waartegen niets meer viel in te brengen. De drie woningen brandden tot den grond toe af. Van de inboedels werd niets gered. Alle inboedels waren verzekerd. Hoe buitenlandsche vrouwen zich het Nederlandsche burger recht verzekeren De Haagsche politie en in het bijzonder de zedenpolitie, in samenwerking met den vreem delingendienst, heeft Woensdag ingegrepen in een misstand, welke in Den Haag bestond en deze stad in het buitenland een minder goeden naam bezorgde. Het was bij de autoriteiten reeds geruimen tijd bekend, dat er een levendige „handel in echtgenooten" werd gedreven. Verschillende dames van verdachte zeden, die reeds meer malen door de politie over de grens waren ge leid, werden na korteren of langeren tijd toch weer in Den Haag aangetroffen. Er waren zelfs gevallen dat vrouwen, mee- rendeels van Fransche nationaliteit, uit Neder land werden geleid en na eenigen tijd weer in Den Haag vertoefden. Wanneer de politie deze vrouwen aanhield, en naar het Hoofdbureau bracht, bleek dat de mogelijkheid om haar over de grens te zetten uitgesloten was, aangezien zij de Nederlandsche nationaliteit bleken verkregen te hebben. De vroywen toonden dan op het Hoofdböreau niet zonder trots een trouwboekje, waaruit bleek dat zij tengevolge van een gesloten huwelijk met een Nederlander onze nationaliteit hadden verkregen en dientengevolge het recht hadden hier te verblijven. Een voortgezet onderzoek wees uit, dat er mannen waren, die tegen een bepaald bedrag bereid gevonden werden met de betrokken dames een huwelijk aan te gaan, dat vaak op een of andere kleine plaats in ons land werd geslo ten en welk huwelijk zoo spoedig mogelijk weer door een scheiding werd gevolgd. Zoo ontstond er in Den Haag een groote groep van vrouwen, die langs dezen weg onze nationaliteit verkregen en die een beroep uit oefenden in verband waarmede zij anders on getwijfeld door de zedenpolitie zouden zijn uit geleid. Er bevonden zich vrouwen onder van elke nationaliteit. Vaak waren zij de Nederlandsche taal in het geheel niet machtig. Zoo waren er zelfs gevallen dat de betrokken vrouwen alleen het woordje „ja", dat zij bij het sluiten van een huwelijk niet konden missen, konden zeg gen. De politie staat hier voor een moeilijk geval, want een strafbaar feit is in vele gevallen be zwaarlijk aan te toonen. Er zijn echter enkele gevallen waarbij minderjarige meisjes betrok ken zijn en door de politie wordt thans ge tracht voor deze feiten zooveel mogelijk mate riaal te verzamelen in de hoop, de mannen, die zich voor „handel in echtgenooten" leen den, onschadelijk te kunnen maken. Woensdagavond j.l. kwamen twee Italianen aan het Hollandsche Spoorstation in Den Haag aan in gezelschap van een minderjarig Fransch meisje. De politie die van een en ander kennis had gekregen, was op het station aanwezig en nam de mannen mede naar het Hoofdbureau, alwaar zij voorloopig in politie-bewaring wer den gesteld. Voor het meisje werd intusschen een ver trouwd adres gezocht waar zij voorloopig on derdak zal vinden. Nadrukkelijk werd ons van de zijde van de politie verzekerd dat het aantal gevallen waar bij sprake is van „verleide meisjes" slechts klein is .Bijna altijd ging het om vrouwen van ver dachte zeden aan een middel te helpen om in Den Haag haar beroep te kunnen blijven uitoefenen. Aangezien het onderzoek nog niet afgeloopen was, verklaarde de politie ons, dat de voortzet ting daarvan thans zeer bemoeilijkt is door uitvoerige publicatie in de pers. De mogelijkheid om bezwarend materiaal te vinden werd dan ook thans verkeken geacht. Door een Belgische loodsboot is te Hoek van Holland binnengebracht het Woensdagmorgen van De Mok vertrokken militaire vliegtuig 6, hetwelk wegens gebrek aan olie en benzine op de Noordzee was gedaald. Na van brandstof te zijn voorzien, is het vliegtuig weer vertrokken. Loonsverlaging bij de katoen spinnerij Op de Ned. Katoenspinnerij te Hengelo is een loonsverlaging van 10 pet. aangekondigd, geldende voor het geheele personeel; met uit zondering van de jeugdige arbeidskrachten, die het volle loon nog niet hebben bereikt. De loonsverlaging zal ingaan 12 Juni a.s. Van de zijde van de directie wordt medege deeld, dat de loonsverlaging een gevolg is van den slechten toestand, niet alleen van de N.K.S.. maar ook van het spinnerijbedrijf in het alge meen. Het doel van de loonkorting is het voort bestaan van de N.K.S. te verzekeren. Het lijkt ons een avontuurlijk baantje, lid van de Rekenkamer te zijn: zoo iemand moet zich wanneer hij jaarlijks de stapels rekeningen der verschillen de departementen vóór zich ziet voelen als de jagersman, die voor eenigen tijd in volle vrijheid ronddolen gaat in een oerwoud, dat hem op ieder oogenblik van den dag en den nacht nieuwe verrassingen bieden kan en wild van de meest exotische soort voor zijn geweerloop brengt. 'n Weelde-leventje voor iemand, die aanleg heeft voor romantiek en in zich iets voelt vi- breeren van den politie-inspecteur of van den detective. De heeren van de Rekenkamer zijn weer eens aan 't speuren geweest, en hoe zalig moet het den geluksvogel te moede geweest zijn, die bij het onderzoek van het kasbeheer der onder- afdeeling Boven Digoel (in Indië) ontdekte, dat er 'n vette half millioen niet verantwoord kon worden! Het Kamerlid van Kempen vertelt ervan in „De Vrijheid": „Het betreft het kasbeheer, lees wanbeheer, van de onder-afdeeling Boven Digoel, waarom trent de Directeur van Binnenlandsch Bestuur een voorstel had gedaan. Daarin gaf genoemd departementshoofd te kennen, dat z.i. noodgedwongen moest worden afgezien van den eisch dat alsnog verantwoor ding zou worden afgelegd van een bedrag van schrik niet lezer.... f 578.283.25. Ach ja, het is „maar" een dik half millioen Daarnaast wordt door dien Directeur voor gesteld van den betrokkene te doen terug vorderen een totaalbedrag van f 6.127.42 aan ten onrechte ten laste van het Land gebrachte uitgaven, zoomede een reeks bedragen tot een totaal van f 5600.uitmakende de op on rechtvaardige wijze aan diverse plaatselijke kassen in de afdeeling Amboina onttrokken gelden. Begin Februari 1933 deelde de Kamer aan de Regeering mede, dat zij tot haar groot leed wezen wel genoodzaakt was zich aan te slui ten hij het voorstel van den directeur van B.B. om van het bedrag ad f 578.238.25 geen verant woording te eischen, en dat zij zich vereenig de met het voorstel van dien Departements- chef om de bedragen van f 6.127.42 en f 5600.— van den betrokken gepensionneerden ass.-resi- dent te doen terugvorderen. De Rekenkamer voegde er echter aan toe, dat de directe chefs van den betrokkene ter verant woording dienden te worden geroepen." In wat voor wereld zien wij ons hier plotse ling verplaatst!? 'n Sommetje van f 578.283.25 blijkt geheim zinnig verdwenen, is althans zoo in de gauwte niet te achterhalen, en de Overheid advi seert, dat er maar niet verder onderzocht moet worden; wel wordt het billijk geoordeeld, ^an den betrokkene 'n kleinigheid terug te verlan gen, zoo bij wijze van gratificatie voor de cou lante behandeling. Wat 'n wereld, niet waar? En in zoo 'n wereld mogen de speurders van de Rekenkamer nu iederen dag op avontuur uitgaan! Donderdagmiddag heeft op den onbewaakten overweg te Ruurlo een ernstig ongeval plaats gehad. Toen de twintigjarige M. B. den weg wilde oversteken, lette hij niet op den trein welke om 13.30 uur uit Ruurloo naar Borculo vertrekt. Hij werd gegrepen en op slag gedood. Donderdagmorgen is tusschen Blokpostienen en Hekendorp een knaapje, genaamd J. de Vis ser uit Rotterdam, wonende in de v. Speyk- straat uit den trein gevallen. In de coupé be vond zich een klas schoolkinderen met hun on derwijzer. De onderwijzer trok aan de noodrem; de trein stond met een schok stil, waardoor de knaap, die nog aan het portier hing, op den grond vieL Met ernstige wonden werd hij op genomen en naar Rotterdam vervoerd. Uit een onderzoek bleek, dat de deur van den coupé goed functionneerde, zoodat de schuld van het ongeval te wijten is aan het feit, dat de jongen met den deurknop van den coupé stond te spelen. De trein had ongeveer twintig miuten ver traging. Hij wilde een tomaat van een auto nemen Woensdagavond even zes uur, heeft te Broek op Langendijk een ernstig ongeval plaats ge had. Toen de vrachtrijder D. Kuiper met zijn vrachtauto, beladen met tomaten bij het bol- lengebouw kwam om zijn wagen te lossen, be merkte hij, dat de deuren van het gebouw wa ren gesloten. K- stapte daarop uit zijn auto om de deur te openen, teneinde den vrachtauto naar binnen te rijden. Ondertusschen hadden eenige jongens kans gezien op den auto te klim men. K. stuurde de jongens weg doch een van hen, de zes-jarige C. Glas kwam terug en trachtte naar men vermoedt door achter den reeds in beweging zijnden auto om te loo- pen, een tomaat van den wagen te pakken. De jongen kwam daarbij te vallen en kreeg het achterwiel van den zwaren auto over zijn hoofd. De vrachtrijder, die zeer ontsteld was, waar schuwde onmiddellijk een dokter, die slechts den dood kon constateeren. De auto, die door de politie ter onderzoek in beslag genomen was, werd echter weer spoedig vrij gegeven, daar van schuld van den bestuur der absoluut niets bleek. De verslagenheid was zeer groot

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 5