Prikkeldraad
De Nederlandsche ijzergieterijen
Geen grondslag
Verdachte handel
DUMPING-PRAKTIJKEN
WAAROM NAMDR. COLIJN
KOLONIËN ZELF?
Op avontuur uit
VRIJDAG 26 MEI
Middelen, welke verbetering kun
nen brengen in den toestand
Orders gevraagd en on
derlinge samenwerking
DUITSCHE LEGERWEDSTRIJDEN
De intern, economische
conferentie
Dr. Colijn naar Londen
Pater W. van Dijk O.S.A.
Een eervolle benoeming
PROF. MR. G. VAN POELJE
Naar het departement van
Onderwijs
CONFLICT IN DE VENEN
Bemiddeling aangeboden
DRIE WONINGEN VERBRAND
Echtgenooten gezocht!
GEBREK AAN BRANDSTOF
Noodlanding van een vliegtuig
op zee
UIT DE TEXTIELINDUSTRIE
Door trein gegrepen
Motorrijder op slag gedood
Uit een trein gevallen
Onvoorzichtigheid van een school
jongen
Jongetje doodgereden
Men staat versteld, wanneer men, in
gesprekken met Nederlandsche me-
taal-industrieelen, verneemt, hoe
aanmatigend buitenlandsche, vooral Duit-
sche concerns dumpings-praktijken tegen
over Nederlandsche firma's durven toepas
sen.
De bedoeling van deze dumping is duide
lijk: öf de betreffende fabriek in Holland
moet op deze wijze „kapot" gemaakt wor
den (waarna men geheel vrij spel heeft
wat betreft de prijzenbepaling, zoodat de
afnemers later toch dubbel en dwars te
betalen krijgen wat zij nu cadeau gekre
gen hebben) öf de betreffende fabriek
moet zich gewennen geven, en intreden in
een of ander verbond van buitenlandsche
fabrieken, waarbij die fabriek dan, hoe
zeer ook zijnde eene Nederlandsche onder
neming, wat betreft haar omzet in Neder
land zelf gecontingenteerd wordt. En dat is
geen bloote veronderstelling, neen, men
durft zulke voorstellen zwart op wit stellen
aan ondernemingen, in Holland gevestigd.
De heer ir. F. N. Carabain, de secretaris
der Algemeene Vereeniging van Nederland
sche Ijzergieterijen, had dergelijke voor
stellen, zwart op wit, gezien:
Nog niet zoo lang geleden ontving de di
rectie eener ijzergieterij hier te lande een
schrijven van een Duitsch kartel, waarin
het zoo ongeveer heette:
„Blijkens de statistische gegevens heeft
uwe firma in het afgeloopen jaar in Ne
derland een omzet gehad vanduizend
gulden, naar Zwitserland geëxporteerd
voor.... duizend gulden, naar andere
landen voor.... duizend gulden; wij stel
len u thans in de gelegenheid, opgenomen
te worden in ons kartel, waarna wij uw
omzet in Nederland en uw export naar
Zwitserland en elders zullen contingen
teeren; wenscht u op deze voorstellen niet
in te gaan, dan zullen wij onze maatregelen
treffen."
De voorgestelde contingenteering kwam
hierop neer, dat de Nederlandsche firma
haar afzet in Nederland sterk zou moeten
inkrimpen, en haar export naar Zwitser
land en evenals naar elders slechts
voor een klein deel zou mogen voortzetten.
Het dreigement was voor den goeden ver
staander volkomen duidelijk: indien de Ne
derlandsche firma met de voorstellen niet
accoord ging, zou het Duitsche kartel de
artikelen wel zóó goedkoop op de markt
gooien, dat er voor de Nederlandsche fa
briek geen concurrentie-mogelijkheid meer
zou bestaan.
De bedoelde Nederlandsche fabrieksdirec-
tie heeft kort en goed geantwoord, dat zij
zich door geen grooten mond wenschte te
laten intimideeren en dat zij haar eigen
gang zou gaan.
Afgewacht wordt nu, of en, zoo ja, in hoe
verre, het f Duitsche kartel zijn bedreiging
ten uitvoer brengen zal, maar wat hier
ook van zijis het niet ongehoord, dat men
van Duitsche zijde zóó arrogant durft op
treden? en is het niet de hoogste tijd,
dat tegen een dergelijke handelwijze open
lijk stelling wordt genomen?
De geringe werkbezetting, de ongeloof
lijk lage prijzen, de buitenlandsche con
currentie en last not least de rück-
sichtslose dumping, ziedaar aldus vatte
de heer Carabain zijn betoog samen zie
daar in hoofdzaak de factoren, die er toe
geleid hebben, dat in ons mooie Nederland
sche ijzergieterij bedrijf op het oogenblik de
misère zoo sterk troef is. En nu behoeft men
niet aan te komen met veronderstellingen,
dat ons bedrijf niet goed genoeg geoutilleerd
zou zijn of dat men hier te lande het vak
niet door en door zou kennen, zoowel de
outillage als de vakkennis in Nederland
kunnen den toets met die in het buitenland
ten volle doorstaan.
Het allervoornaamst lijkt ons echter de
vraag, welke middelen tot een beteren toe
stand zouden kunnen leiden.
Juist! Er moet allereerst gestreefd
worden naar een betere werkbezetting.
Daaraan kunnen de gieters zelf natuur
lijk niets doen. Zij hebben de hoeveelheid
werk, die te vergeven is, niet in hun macht.
Maar wel hebben de bestellers het in hun
macht, de hoeveelheid werk, die er dan
is, in Holland te houden of niet.
Indien alle overheids- of semi-overheids-
bedrijven er eens van doordrongen konden
worden dat het een NATIONAAL belang
is de bestellingen op gietwerk binnen onze
grenzen te houden, dan zou dat alleen al
reeds eene veel betere werkbezetting in de
gieterijen ten gevolge hebben, een factor
die direct tot een prijsverbetering zou lei
den. Iedere gieter toch, die dan meer ver
zekerd was van een geregelde bestelling
van bepaald werk, zou al gauw probeeren
bij een volgende order een ietwat beteren
prijs te bedingen (hetgeen zijn goed recht
is) en hij zou trachten op den duur dus
Uitgeschakeld te worden uit het instituut
Van den WERKLOOZENSTEUN.
In een enkel geval wordt thans reeds in
een bestek voorgeschreven, dat het giet
werk MOET zijn van NEDERLANDSCH
FABRIKAAT, maar dan mogen m.i. in die
gevallen ook de offerten van vertegen
woordigers van buitenlandsche fabrieken
niet in ontvangst genomen worden; zoo'n
buitenlandsche firma immers kan, weten
de dat zij de order toch niet krijgt en met
hare offerte dus nooit een strop kan halen
-- inschrijven tegen een prijs, die iederen
prijs door welke Nederlandsche gieterij ook
af te geven, als abnormaal hoog doet voor
komen.
Het kan voor het oogenblik een persoon
lijke bevrediging geven wanneer men
bijv. voor een gemeentelijk bedrijf ex
tra goedkoop heeft ingekocht, maar wan
neer dan achteraf het op die manier be
spaarde geld weer gebruikt moet worden
voor meer werkloozensteun, wat baat die
persoonlijke bevrediging dan nóg?
Indien bedoelde bestellende lichamen in
die richting hunne medewerking wilden
verleenen, n.l. tot het in Nederland hou
den van al hunne bestellingen, dan zou
den zij trouwens geheel handelen in den
geest der Regeering.
De Regeering toch heeft den gieterijen
zelf den weg aangewezen, die moet leiden
tot verbetering, namelijk: onderlinge aan
eensluiting en zij heeft den gieterijen
de helpende hand toegestoken door haar bij
de oprichting der Algemeene Vereeniging
van Nederlandsche Ijzergieterijen behulp
zaam te zijn. Zij heeft daartoe indertijd in
gesteld de Commissie-Groothof, die tot taak
had de gieterijen tot elkaar te brengen.
Thans nu die Vereeniging er is, moet
verdere steun komen in den vorm van or
ders. Men moet vooral niet uit het oog ver
liezen, dat het gieterijbedrijf niet komt vra
gen om financieelen steun, maar om or
ders, om de orders, die er zijn te vergeven.
En welke maatregelen zouden er naar
uwe meening verder getroffen behooren te
worden?
De Overheid zal zich heel in 't- bijzon
der tot taak moeten stellen, een einde te
maken aan de dumpingsverschijnselen. Of
contingenteering alléén daartoe voldoende'
zal zijn, is de vraag. Lange onderhandelin
gen zullen in dezen ook niet veel uitwerken.
Een afdoende maatregel zou zijn: contin
genteering op nul voor een bepaalden tijd,
en heeft men het dan nog niet afgeleerd,
dan weder hetzelfde voor een bepaalden
tijd. Voor prijsopdrijving behoeft men zeer
zeker niet bevreesd te zijn. De prijzen zijn
op een dergelijk laag niveau aangekomen,
dat zij nog geruimen tijd kunnen stijgen,
alvorens zij bestaansprijzen geworden zul
len zijn. En zouden zij eenmaal daar zijn
aangeland, dan waarborgt het geregelde
contact, dat er bestaat tusschen de Regee
ring en genoemde Vereeniging, dat althans
de Leden dier Vereeniging zich aan prijs
opdrijving niet schuldig zullen maken.
Maar ook zal de verbetering in den toe
stand moeten komen uit den kring der gie
terijen zelf. Men zal moeten inzien dat een
concurrentiestrijd, zoo als thans gevoerd,
moordend is voor de bedrijven.
In de Vereeniging die thans door toedoen
der Regeering is opgericht heeft zich een
groote kern van gieterijen vereenigd, met
het doel het bedrijf te saneeren, ordenend
op te treden en een eind te maken aan de
verkeerde toestanden die er nog heerschen.
Maar alle gieterijen zullen moeten inzien
dat zij die pogingen hebben te steunen, en
dat zij, wanneer zij alle bij die Vereeniging
zijn aangesloten, haar welstand voor een
groot deel in eigen handen hebben.
Helaas zijn nog niet alle daarvan over
tuigd. En daarom is ook hier wellicht nog
een weg voor de Regeering open om het
bedrijf in het algemeen te redden, n.l. door
van hare zijde bij die gieterijen aan te drin
gen op aansluiting bij de Vereeniging die
zij zelf in het leven heeft willen roepen.
Daar moet veel gered worden in het Ne
derlandsche gieterijbedrijf, maar daar kan
ook veel gered worden, indien men van bei
de zijden medewerkt en vooral wanneer de
gieterijen in dezen schouder aan schouder
gaan staan, elkander steunen en als leuze
zich voor oogen stellen: LEVEN EN LATEN
LEVEN.
Het heeft verrassing gebaard, dat dr.
Colijn, de leider van het nieuwe ka
binet, zelf de portefeuille van Kolo
niën onder zijn hoede genomen heeft. De
combinatie van de leiding van dit departe
ment met de functie van minister-president
is uiterst zeldzaam. Franssen van de Putte
was in 1866 en 1871, toen het Indische cul
tuurstelsel en de Indische batig-slot-poli-
tiek de veel omstreden vraagstukken waren,
eveneens als minister van Koloniën kabi
netsleider. Maar daarna is deze combinatie
niet meer voorgekomen.
Men vorschte naar het motief dat dr.
Colijn de portefeuille van Koloniën voor
zich zelf deed nemen. Vrij algemeen ziet
men dit in de finantieele positie van Ne-
derlandsch-Indië, die in dezen tijd een
vraagstuk van den eersten rang is en in
de niet minder belangrijke zaak der ge-
zagshandhaving. Zoowel aan het Indische
crediet als aan de ongereptheid van dit
Nederlandsch gezag zou de leiding van de
krachtfiguur Colijn ten goede komen.
Wij ontkennen dit niet. Maar deze in
vloed zou naar onze meening in niet min
dere mate van den leider van het kabinet-
Colijn zijn uitgegaan, indien hij voor zich
zelf een ander departement gekozen had.
Wij speurden daarom naar een andere re
den en meenen die te hebben gevonden in
een passus uit dr. Colijn's redevoering bij
de algemeene beschouwingen over de laatste
begrooting van het kabinet-Ruys.
Hij sprak toen over de verhouding tus
schen Nederlandsche en Indische belangen
als volgt:
„Veel te weinig maakt deel uit van het
algemeen besef in het Nederlandsche volk,
dat welvaart in Indië ook voorspoed betee-
kent voor Nederland. En daarom moet ook
bij de verschillende maatregelen, die in
Nederland worden genomen tot steun van
verschillende bedrijven, gerekend worden
met de belangen van Indië. Maar daarvoor
is nog een tweede reden.
Wij zijn nu eenmaal tegen onzen wensch
althans tegen mijn wensch geraakt in
een toestand, waarbij wij telkens genoopt
worden om besprekingen te voeren met bui
tenlandsche mogendheden tot verdediging
van onze economische belangen, en nu ge
loof ik, dat men zich te weinig realiseert
de groote beteekenis tegenover het buiten
land om op te treden als een empire van
zeventig millioen zielen. Dat is heel wat
anders dan dat men kan spreken als ver
tegenwoordiger van een land van acht mil
lioen zielen. Ik meen, dat de regeering goed
zal doen om ook dat punt in ernstige over
weging te nemen. Het koninkrijk met zijn
zeventig millioen zielen heeft grooter be
teekenis dan wanneer ieder van de deelen
afzonderlijk en dan het grootste deel
hier in Europa betrekkelijk slecht vertegen
woordigd moet opkomen voor zijn eco
nomische belangen."
Is het een verkeerde gissing als wij mee
nen, dat de heer Colijn door de in zestig
jaren niet voorgekomen, combinatie van
het premierschap met de portefeuille van
Koloniën te hernieuwen, datgene wat hij in
November in de Kamer betoogde voor het
internationale forum heeft willen accen-
tueeren?
En past in die veronderstelling, dat hij
voor zich zelf Koloniën koos, om voortaan
in het internationale milieu, bijvoorbeeld
reeds op de a.s. economische wereld-confe
rentie te Londen, meer dan tot nog toe in
plaats van het lage landje aan de
Noordzee, het empire van zeventig millioen
zielen te doen compareeren, niet het feit,
dat hij als minister van Buitenlandsche Za
ken den vorigen Gouverneur-Generaal van
Indië, doorkneed in het vraagstuk van het
Oosten, naast zich stelde?
Over enkele weken zullen onze onderhan
delaars, evenals zij onlangs (zij het met
weinig succes) naar Berlijn zijn ge
weest, naar Londen gaan, om zooal niet een
compleet handelsverdrag, dan toch een be
perkte overeenkomst te sluiten voor de door
ons naar het Vereenigde Koninkrijk uit te voe
ren goederen, waaronder onze landbouwpro
ducten een belangrijke plaats innemen. Deze
te Londen te voeren onderhandelingen zijn,
dat behoeft geen nader betoog, voor ons land
van groote beteekenis.
Reeds zijn Denemarken, Zweden en Noor
wegen ons vóór geweest. Het met Denemarken
gesloten verdrag heeft zelfs aanleiding gegeven
tot beschouwingen in enkele organen, omdat
men meende, dat dit land op grond van een
betere handelspolitiek buitengewone voordee-
len had weten te bedingen. De resultaten te
Londen waren in ieder geval voor Denemarken
heel wat beter, dan die voor ons land te Ber
lijn.
Toch meenen we te mogen twijfelen aan het
Deensche succes, want het gesloten verdrag
is vóór alles in het belang van Engeland. Thans
ligt voor ons het op 15 Mei j.l. te Londen ge
sloten handelsverdrag tusschen Engeland en
Zweden. Op het eerste gezicht ziet dit verdrag
en weer heel voordeelig uit voor Zweden, of
schoon dat land zooals uit de bijgevoegde
staten blijkt vrij hooge invoerrechten heft.
Deze invoerrechten moeten op een enkele uit
zondering na, betaald worden over het gewicht
zoodat waardedaling niet den minsten invloed
heeft op het tarief. Het Zweedsche tarief is
niet fiscaal, maar zuiver beschermend en zeer
gedifferentieerd.
Het Engelsche invoerrecht, dat naar de
waarde betaald wordt met uitzondering van
een enkel artikel, zooals eieren, waarvoor een
shilling per 120 stuks invoerrecht wordt ge-
ëischt is belangrijk lager.
Niettegenstaande deze wanverhouding, waar
door Engeland tal van artikelen als kunstzijde,
echte zijde, wollen stoffen enz. slechts over een
zeer hoogen tariefsmuur in Zweden kan bren
gen en zijn reizigers voor iederen dag, dat ze
Zweden bereizen, ook nog een bepaald bedrag
moeten betalen, kon men niet anders zeggen,
dan dat het handelsverdrag dat de vorige
week gesloten is er op het eerste oog zeer
voordeelig uit ziet voor Zweden.
Er moet natuurlijk een bepaalde reden voor
zijn, dat Engeland, zich, tegenover de Noorde
lijke landen zoo tegemoetkomend heeft be
toond. Wanneer men, na kennis te hebben
genomen voor het verdrag, het protocol door
leest, dan blijkt spoedig wat daarvan de oor
zaak is.
Engeland heeft bij zijn onderhandelingen
met de Noordelijke landen zijn kolenlevering
als grondslag genomen. De hoeveelheden steen
kolen bepaalden de mate van tegemoetkomend
heid van het Vereenigde Koninkrijk. Zweden
heeft zich moeten verplichten om minstens 47
pCt. Engelsche kolen in te voeren, van de ge
heele hoeveelheid, die dit noodig heeft. Niet al
leen per jaar, maar op ieder tijdstip.
In artikel 1 van het eerste deel van het pro
tocol staat zelfs, dat de Engelsche regeering 't
recht heeft op ieder tijdstip het handelsver
drag met drie maanden op te zeggen, als over
eenige periode van twaalf maanden de invoer
van Engelsche kolen lager is dan 47 pCt. van
den geheelen invoer, volgens de officieele sta
tistieken.
De ekonomische politiek van Engeland bij
het sluiten van deze handelsverdragen is ge
heel gericht op het tot bloei brengen van zijn
kolenmijnindustrie.
Nu is het ongelukkige, dat voor ons land,
waar wij zelf kolenmijnen hebben en gedwon
gen zijn een groote hoeveelheid kolen af te ne
men van Duitschland, de kolenlevering dus
nooit den grondslag kon vormen voor de on
derhandelingen die wij gaan voeren. Waar de
regeering van Engeland echter op het stand
punt staat, te willen koopen bij die landen, die
ook bij haar koopen, in dit geval kolen, daar
moet zij er toch ook rekening mede houden,
dat ons land groote hoeveelheden andere ar
tikelen koopt, die Engeland in de Noordelijke
landen niet kwijt kon.
De steenkolen kunnen door de omstandig-
President von Hindenburg woonde te Karlshorster de iegerwedstrijden bij, die door
luitenant Both op „Feldpost" werd gewonnen. Inzet: Von Hindenburg complimenteert
den winnaar.
heden geen grondslag vormen, maar daarom
des te meer onze steeds stijgende afname van
andere producten. In dat opzicht is het ver
heugend, dat dit inzicht in Engeland, blijkens
uitlatingen in de pers en zelfs in het Parle
ment, meer en meer veld wint. Dit neemt niet
weg dat het noodzakelijk is, thans door middel
van cijfers eens duidelijk uiteen te zetten wat
Nederland als klant beteekent voor de Engel
sche industrie. Alleen wanneer onze waarde als
klant in Engeland in en buiten regeerkigs-
kringen wordt ingezien, bestaat de kans, dat
de resultaten bij de onderhandelingen te Lon
den voor ons bevredigend zullen zijn.
De Nederlandsche delegatie naar de inter
nationale econemische conferentie te Londen,
staat, volgens „De Telegraaf" onder leiding van
onzen nieuwen minister-president Dr. H. Colijn.
Eveneens zullen tot de delegatie behooren de
president van de Nederlandsche Bank, Mr. L.
J. A. Trip en de heer F. H. Fentener van Vlis-
singen.
Zooals reeds gemeld, kan de heer Colijn thans
de benoeming tot president der Internationale
Kamer van Koophandel, welke binnenkort te
Weenen bijeenkomt, niet aanvaarden. Men
heeft zich nu tot den heer Fentener van Vlis-
singen gewend, die bereid bleek als voorzitter
op te treden. De heer Fentener van Vlissingen
zal zich naar Londen begeven, ook in zijn
kwaliteit van voorzitter der Internationale Ka
mer van Koophandel.
Maandag den vijftienden Mei is pater W.
van Dijk O.E.S.A. uit Amerika te Rome aange
komen en reeds Dinsdag werd hij door Z. H.
den Paus in audiëntie ontvangen. Daarna ont
ving hij van den Hoogeerwaarden Pater Gene
raal der Augustijnen-Orde zijn officieele aan
stelling tot directeur-generaal yan de Pia Unio
B. H. de Bono Consilio voor de geheele wereld,
met standplaats in de basiliek van O. L. Vrouw
van Goeden Raad te Genazzano (Roma), waar
pater van Dijk van 17 Juni af zal gevestigd
zijn.
Kort na zijn aankomst te Rome ontmoette
de nieuwbenoemde directeur Mgr. Heylen, den
Bisschop van Namen, die juist in de Eeuwige
Stad op bezoek was. Het wederzien van den
oud-voorzitter en secretaris van het Amster-
damsche Internationaal Eucharistisch Congres,
was allerhartelijkst.
In dezelfde week ontmoette pater van Dijk
ook een groep Hollandsche pelgrims onder lei
ding van pastoor van Heel O. F. M., bij welke
ontmoeting de sedert drie jaren te Rome ver
toevende pater Olaf Timmers O. F. M., voor
malig parochiaan der Amsterdamsche St. Rita-
kerk, tegenwoordig was.
Pater van Dijk maakt het uitstekend en is
van 18 Mei af vol ennthousiasme met zijn nieu
wen omvangrijken arbeid aangevangen.
Naar verluidt, zal prof. mr. G. A. van Poelje,
chef van de afdeeling Onderwijs ter gemeente
secretarie van Den Haag, den gemeentedienst
verlaten en wethouder Marchant volgen naar
het Ministerie van Onderwijs om daar een
hooge functie te aanvaarden.
De burgemeester van Vriezenveen, de heer
J. M. Krijger, lid der Tweede Kamer, heeft den
partijen, betrokken bij het conflict in de Over-
ijselsche Veenderijen, verzocht, zijn bemiddeling
te willen aanvaarden en ze tot een gezamen
lijke bespreking uitgenoodigd ten gemeente
huize van Vriezenveen op Maandag a.s.
Donderdagavond omstreeks half elf is brand
uitgebroken in het complex van drie woningen,
bewoond door J. Wagenaar, W. Banning en W.
Tonius, te Goutum. De brand is waarschijnlijk
ontstaan door een petroleumlampje, waardoor
het rieten dak en de stal bij de woning van
Wagenaar in brand kunnen zijn geraakt. In een
oogwenk had de brand de drie woningen aan
getast. Toen de motorspuit uit Huizum arriveer
de, stond men voor één groote vlammenzee,
waartegen niets meer viel in te brengen. De drie
woningen brandden tot den grond toe af. Van
de inboedels werd niets gered.
Alle inboedels waren verzekerd.
Hoe buitenlandsche vrouwen zich
het Nederlandsche burger
recht verzekeren
De Haagsche politie en in het bijzonder de
zedenpolitie, in samenwerking met den vreem
delingendienst, heeft Woensdag ingegrepen in
een misstand, welke in Den Haag bestond en
deze stad in het buitenland een minder goeden
naam bezorgde.
Het was bij de autoriteiten reeds geruimen
tijd bekend, dat er een levendige „handel in
echtgenooten" werd gedreven. Verschillende
dames van verdachte zeden, die reeds meer
malen door de politie over de grens waren ge
leid, werden na korteren of langeren tijd toch
weer in Den Haag aangetroffen.
Er waren zelfs gevallen dat vrouwen, mee-
rendeels van Fransche nationaliteit, uit Neder
land werden geleid en na eenigen tijd weer in
Den Haag vertoefden.
Wanneer de politie deze vrouwen aanhield,
en naar het Hoofdbureau bracht, bleek dat de
mogelijkheid om haar over de grens te zetten
uitgesloten was, aangezien zij de Nederlandsche
nationaliteit bleken verkregen te hebben.
De vroywen toonden dan op het Hoofdböreau
niet zonder trots een trouwboekje, waaruit bleek
dat zij tengevolge van een gesloten huwelijk
met een Nederlander onze nationaliteit hadden
verkregen en dientengevolge het recht hadden
hier te verblijven.
Een voortgezet onderzoek wees uit, dat er
mannen waren, die tegen een bepaald bedrag
bereid gevonden werden met de betrokken dames
een huwelijk aan te gaan, dat vaak op een of
andere kleine plaats in ons land werd geslo
ten en welk huwelijk zoo spoedig mogelijk weer
door een scheiding werd gevolgd.
Zoo ontstond er in Den Haag een groote
groep van vrouwen, die langs dezen weg onze
nationaliteit verkregen en die een beroep uit
oefenden in verband waarmede zij anders on
getwijfeld door de zedenpolitie zouden zijn uit
geleid.
Er bevonden zich vrouwen onder van elke
nationaliteit. Vaak waren zij de Nederlandsche
taal in het geheel niet machtig. Zoo waren er
zelfs gevallen dat de betrokken vrouwen alleen
het woordje „ja", dat zij bij het sluiten van
een huwelijk niet konden missen, konden zeg
gen.
De politie staat hier voor een moeilijk geval,
want een strafbaar feit is in vele gevallen be
zwaarlijk aan te toonen. Er zijn echter enkele
gevallen waarbij minderjarige meisjes betrok
ken zijn en door de politie wordt thans ge
tracht voor deze feiten zooveel mogelijk mate
riaal te verzamelen in de hoop, de mannen,
die zich voor „handel in echtgenooten" leen
den, onschadelijk te kunnen maken.
Woensdagavond j.l. kwamen twee Italianen
aan het Hollandsche Spoorstation in Den Haag
aan in gezelschap van een minderjarig Fransch
meisje. De politie die van een en ander kennis
had gekregen, was op het station aanwezig en
nam de mannen mede naar het Hoofdbureau,
alwaar zij voorloopig in politie-bewaring wer
den gesteld.
Voor het meisje werd intusschen een ver
trouwd adres gezocht waar zij voorloopig on
derdak zal vinden.
Nadrukkelijk werd ons van de zijde van de
politie verzekerd dat het aantal gevallen waar
bij sprake is van „verleide meisjes" slechts klein
is .Bijna altijd ging het om vrouwen van ver
dachte zeden aan een middel te helpen om
in Den Haag haar beroep te kunnen blijven
uitoefenen.
Aangezien het onderzoek nog niet afgeloopen
was, verklaarde de politie ons, dat de voortzet
ting daarvan thans zeer bemoeilijkt is door
uitvoerige publicatie in de pers.
De mogelijkheid om bezwarend materiaal te
vinden werd dan ook thans verkeken geacht.
Door een Belgische loodsboot is te Hoek van
Holland binnengebracht het Woensdagmorgen
van De Mok vertrokken militaire vliegtuig 6,
hetwelk wegens gebrek aan olie en benzine op
de Noordzee was gedaald. Na van brandstof te
zijn voorzien, is het vliegtuig weer vertrokken.
Loonsverlaging bij de katoen
spinnerij
Op de Ned. Katoenspinnerij te Hengelo is
een loonsverlaging van 10 pet. aangekondigd,
geldende voor het geheele personeel; met uit
zondering van de jeugdige arbeidskrachten, die
het volle loon nog niet hebben bereikt.
De loonsverlaging zal ingaan 12 Juni a.s.
Van de zijde van de directie wordt medege
deeld, dat de loonsverlaging een gevolg is van
den slechten toestand, niet alleen van de N.K.S..
maar ook van het spinnerijbedrijf in het alge
meen. Het doel van de loonkorting is het voort
bestaan van de N.K.S. te verzekeren.
Het lijkt ons een avontuurlijk baantje, lid
van de Rekenkamer te zijn:
zoo iemand moet zich wanneer hij
jaarlijks de stapels rekeningen der verschillen
de departementen vóór zich ziet voelen als
de jagersman, die voor eenigen tijd in volle
vrijheid ronddolen gaat in een oerwoud, dat hem
op ieder oogenblik van den dag en den nacht
nieuwe verrassingen bieden kan en wild van
de meest exotische soort voor zijn geweerloop
brengt.
'n Weelde-leventje voor iemand, die aanleg
heeft voor romantiek en in zich iets voelt vi-
breeren van den politie-inspecteur of van den
detective.
De heeren van de Rekenkamer zijn weer eens
aan 't speuren geweest, en hoe zalig moet
het den geluksvogel te moede geweest zijn, die
bij het onderzoek van het kasbeheer der onder-
afdeeling Boven Digoel (in Indië) ontdekte, dat
er 'n vette half millioen niet verantwoord kon
worden!
Het Kamerlid van Kempen vertelt ervan in
„De Vrijheid":
„Het betreft het kasbeheer, lees wanbeheer,
van de onder-afdeeling Boven Digoel, waarom
trent de Directeur van Binnenlandsch Bestuur
een voorstel had gedaan.
Daarin gaf genoemd departementshoofd te
kennen, dat z.i. noodgedwongen moest worden
afgezien van den eisch dat alsnog verantwoor
ding zou worden afgelegd van een bedrag van
schrik niet lezer.... f 578.283.25. Ach ja, het
is „maar" een dik half millioen
Daarnaast wordt door dien Directeur voor
gesteld van den betrokkene te doen terug
vorderen een totaalbedrag van f 6.127.42 aan
ten onrechte ten laste van het Land gebrachte
uitgaven, zoomede een reeks bedragen tot een
totaal van f 5600.uitmakende de op on
rechtvaardige wijze aan diverse plaatselijke
kassen in de afdeeling Amboina onttrokken
gelden.
Begin Februari 1933 deelde de Kamer aan
de Regeering mede, dat zij tot haar groot leed
wezen wel genoodzaakt was zich aan te slui
ten hij het voorstel van den directeur van B.B.
om van het bedrag ad f 578.238.25 geen verant
woording te eischen, en dat zij zich vereenig
de met het voorstel van dien Departements-
chef om de bedragen van f 6.127.42 en f 5600.—
van den betrokken gepensionneerden ass.-resi-
dent te doen terugvorderen.
De Rekenkamer voegde er echter aan toe, dat
de directe chefs van den betrokkene ter verant
woording dienden te worden geroepen."
In wat voor wereld zien wij ons hier plotse
ling verplaatst!?
'n Sommetje van f 578.283.25 blijkt geheim
zinnig verdwenen, is althans zoo in de gauwte
niet te achterhalen, en de Overheid advi
seert, dat er maar niet verder onderzocht moet
worden; wel wordt het billijk geoordeeld, ^an
den betrokkene 'n kleinigheid terug te verlan
gen, zoo bij wijze van gratificatie voor de cou
lante behandeling.
Wat 'n wereld, niet waar?
En in zoo 'n wereld mogen de speurders van
de Rekenkamer nu iederen dag op avontuur
uitgaan!
Donderdagmiddag heeft op den onbewaakten
overweg te Ruurlo een ernstig ongeval plaats
gehad. Toen de twintigjarige M. B. den weg
wilde oversteken, lette hij niet op den trein
welke om 13.30 uur uit Ruurloo naar Borculo
vertrekt. Hij werd gegrepen en op slag gedood.
Donderdagmorgen is tusschen Blokpostienen
en Hekendorp een knaapje, genaamd J. de Vis
ser uit Rotterdam, wonende in de v. Speyk-
straat uit den trein gevallen. In de coupé be
vond zich een klas schoolkinderen met hun on
derwijzer. De onderwijzer trok aan de noodrem;
de trein stond met een schok stil, waardoor
de knaap, die nog aan het portier hing, op den
grond vieL Met ernstige wonden werd hij op
genomen en naar Rotterdam vervoerd.
Uit een onderzoek bleek, dat de deur van den
coupé goed functionneerde, zoodat de schuld van
het ongeval te wijten is aan het feit, dat de
jongen met den deurknop van den coupé stond
te spelen.
De trein had ongeveer twintig miuten ver
traging.
Hij wilde een tomaat van een
auto nemen
Woensdagavond even zes uur, heeft te Broek
op Langendijk een ernstig ongeval plaats ge
had.
Toen de vrachtrijder D. Kuiper met zijn
vrachtauto, beladen met tomaten bij het bol-
lengebouw kwam om zijn wagen te lossen, be
merkte hij, dat de deuren van het gebouw wa
ren gesloten. K- stapte daarop uit zijn auto om
de deur te openen, teneinde den vrachtauto
naar binnen te rijden. Ondertusschen hadden
eenige jongens kans gezien op den auto te klim
men. K. stuurde de jongens weg doch een van
hen, de zes-jarige C. Glas kwam terug en
trachtte naar men vermoedt door achter
den reeds in beweging zijnden auto om te loo-
pen, een tomaat van den wagen te pakken. De
jongen kwam daarbij te vallen en kreeg het
achterwiel van den zwaren auto over zijn
hoofd.
De vrachtrijder, die zeer ontsteld was, waar
schuwde onmiddellijk een dokter, die slechts
den dood kon constateeren.
De auto, die door de politie ter onderzoek in
beslag genomen was, werd echter weer spoedig
vrij gegeven, daar van schuld van den bestuur
der absoluut niets bleek.
De verslagenheid was zeer groot