IN EN OM HAARLEM De Regeeringsverklaring Prikkeldraad DONDERDAG 1 JUNI De boschschoonheid van den Haarlemmerhout FL 5.75 HUIZING'S SCHOENENMAGAZIJN A BR. MEIJER Van de Perstribune Wie regeert ons Mr. P. W. DE KONING Gedenksteen op zijn graf R.K. INDUSTRIE- EN HUISHOUDSCHOOL Tentoonstelling van werkstukken De opening WEEKNIE UWS VAN GROOTE HOUTSTR. 16 Haarlem zwemt! KATHOLIEKE VERKENNERS Diocesane Patrouillewedstrijd Kloek en rustig Weinig verrassends Verheffing van het bedrijfsleven Wachten op daden Geenszins te somber Moed en zelfvertrouwen R.K. VACANTIEKOLONIES IndiëHaarlem per motor „Spaarhuis" oiiiiiiivfiiiiiiiiiiiiiiiiiiif iiiiaimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiaiiiiiiiiif iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiif iiiiiiiiiiiiiimii De heer Leonard Springer, onze stadgenoot met een meer dan Nederlandsche ver maardheid als tuinarchitect, heeft be dankt als lid van de stedelijke schoonheidscom missie in Haarlem, omdat, tegen het advies dier commissie in, de nieuwe overdekte zwem- en badinrichting zal verrijzen ter plaatse, waar tot vóór kort het Brongebouw stond. Hij acht den bouw van een 70 a 75 meter lang fabriekachtig gebouw, zooals de nieuwe badinrichting, vol gens hem, wordt, een aanslag op de schoonheid van den Haarlemmerhout, waartoe het Frede- rikspark nog altijd behoort. Ook tegen de plaat sing van het Hildebrand-gedenkteeken in den doorkijk ten zuiden van den Hertenkamp is de heer Springer sterk gekant. Velen jongeren Haarlemmers lijkt deze op positie misschien wat gezocht, maar de oudere Haarlemmers weten, dat dit vechten voor de boschschoonheid van den Haarlemmerhout bij den heer Springer voortkomt uit een eer lijke overtuiging. Het is niet de eerste maal, dat zijn naam genoemd wordt in verband "met onzen Hout. De heer Springer is een groot be wonderaar van de schoonheid van dit natuur monument en in het begin van deze eeuw heeft hij niet alleen het Haarlemsche Bosch grondig gereorganiseerd, maar om deze reorganisatie ook vrij felle aanvallen moeten doorstaan van op aesthetisch en boschbouwkundig gebied des kundige Haarlemmers, zoodat B. en W. van Haarlem in die dagen, hoewel voor zich zeiven volkomen gerust, zooals zij den Raad mede deelden, meenden, dat er iets moest worden ge daan om een einde te maken aan de ongerust heid, welke de toentertijd telkens opduikende uitingen van ontevredenheid bij een deel der burgerij hadden gewekt. Daartoe benoemden zij een commisie van onpartijdige des kundigen op het gebied van het boschwezen, bestaande uit den chef der afdeeling Bebos- schingswezen van de Nederlandsche Heidemaat schappij, den opzichter der plantsoenen te Utrecht en een oud-leeraar van de Boschbouw- school te Frederiksoord. Het rapport, dut deze heeren uitbrachten, was een rehabilitatie van den heer Springer en een volkomen goedkeu ring van zijn werkwijze. De heer Springer kent dus den Haarlemmer hout wel van zeer nabij en het is niet te verwonderen, en zeer in hem te prijzen, dat zijn aandacht bij voortduring op ons mooie wandelpark gevestigd is. Welke schoonheid de heer Springer in onzen Hout ziet, komt duidelijk uit in het boekje, dat hij geschreven heeft, getiteld: „De Haarlemmer hout". Het verscheen in 1896 bij de Erven Loos- jes te Haarlem. Hij beschrijft er de geheele geschiedenis in van den Hout, hoe uit oude documenten wel blijkt, dat er in de omgeving van Haarlem in ouden tijd uitgestrekte bos- schen waren, deel uitmakende van de bosschen, die langs den geheelen duinrand liepen, maar dat daartoe de tegenwoordige Haarlemmerhout niet kan behoord hebben, omdat die bij het be leg van Haarlem door Jacoba van Beieren in 1428 werd verwoest, daarna weer geplant en opnieuw werd verwoest tijdens of na het beleg van Haarlem door de Spanjaarden in 1572— 1573. Na den Spaanschen tijd werd de Hout op nieuw aangelegd. In 1828 heeft de groote Zocher Den Hout geheel gereorganiseerd. Over de schoonheid van den Haarlemmerhout schrijft de heer Springer o.m. het volgende: „Zocher heeft met zijn reorganisatie zichzelf een blijvend monument gesticht, dat steeds zal wijzen op zijn groot genie, en mogen er al voor minder groote talenten monumenten en stand beelden opgericht zijn, zoolang tegenwoordige en komende geslachten met eerbied en ontzag zijn heerlijke schepping onderhouden, zal zijn naam niet uitsterven; misschien slechts dan, Wanneer de laatste boom door ouderdom ge vallen zal zijn. Toch zou het wenschelijk zijn, dat in zijn schepping iets te zijner herinnering aangebracht werd; het zou daar zeker beter passen, dan voor Coster, die in elk geval niet in „dit" bosch de boekdrukkunst heeft uitgevon den. Wel is waar zijn hier en daar gebreken aan te wijzen en kan men op vele plaatsen de oude lijnen der boomrijen terug vinden, doch hierin was niet altijd te voorzien, en 't is juist een bewijs van Zocher's groote gaven, dat de Hout, geheel volgens de beginselen der regel maat aangelegd, door uitkapping en inplanting in hoofdzaak het aanzien heeft gekreten van een natuurlijk bosch. Groote moeilijkheden heeft hij hier te overwinnen gehad, die door oningewijden niet gevoeld worden, en 't zijn juist de kleine niet te ontkomen gebreken, die overgebleven zijn, die een punt van uitgang vormen, bij de beoordeeling van het schoone geheel. Ware de Hout een deel van een oer woud geweest, het,werk van Zocher zou geen honderdste deel der waarde hebben, die het nu heeft. In den Hout blinkt ons de ware natuur- stijl toe, een natuurlijk vrije, grootsehe, op wekkende, los van allen eigenwaan, toegepast zonder zoogenaamde theorieën over natuur schoon; zonder trompetgeschal van zelfverheer lijking, die men thans zoo dikwijls in de kunst verneemt, maar met een natuurlijken eenvoud, die den waren kunstenaar kenmerkt. Schoon en indrukwekkend blijft het landschap, dat zich vanuit het Paviljoen (het oude Weltevreden) voor ons oog ontvouwt; trotsch zijn de boom groepen; liefelijk de stille plekjes hier en daar tusschen de groote partijen verborgen; majes tueus komen de oude eiken- en beukenboomen te voorschijn op de open plekken, hier en daar gemaakt om hen beter te kunnen aanschouwen of om licht-effecten tusschen het geboomte voort te brengen. Waar of wanneer ge ook in dit betrekkelijk kleine bosch komt, overal is voor hen, die zien kunnen en die zien willen, iets schoons te zien en al is de Hout op verre na zoo uitgestrekt niet als het Haagsche Bosch en zoovele andere grootsehe parken, het is en blijft een der schoonste werken, die op dit ge bied in ons land gemaakt zijn. Juist om zijn afkomst staat hij als kunstwerk hooger aan geschreven den vele andere van grooteren omvang. Jammer blijft het echter, dat er bij de reorganisatie in den Hout geen flinke water partij gemaakt geworden is, omdat de kosten te hoog zouden stijgen. Het modderige plekje aan de zuid-oostzijde van de Hertenkamp kan als zoodanig niet beschouwd worden en heeft al leen zijn ontstaan te danken aan de noodzake lijkheid den herten een drinkplaats te geven." Wij zijn er zeker van, dat bovenstaande be schrijving velen onzer lezers een nieuwen kijk geeft op de schoonheid van den Hout. Dat de oppositie van den heer Springer tegen gedenkteekens en gebouwen in den Haarlem merhout geen opwelling is van den laatsten tijd, blijkt uit de volgende passages: „In overeenstemming met den geest des tijds, waarbij allerlei monumenten als een noodzake lijke versiering van een park, 't zij groot of klein beschouwd worden, en men zelfs grafmonumen ten opricht op plaatsen, waar nooit iemand be graven was. werd in 1828 in de Achthoek het weinig fraaie monument voor Laurens Janszoon Coster geplaatst, dat zeker niet als een sieraad van den Hout geacht kon worden. Behalve echter, dat dit gedenkteeken dient tot herin nering aan Coster, is het een voorbeeld ter ge dachtenis aan de onzinnige versieringsmanie uit den tijd der oude Anglo-Chineesche tuin kunst, waarop reeds Goethe op zulk een gees tige wijze gesmaald heeft in „Die geflickte Braut". De hertenkamp blijft altijd een der schoonste gedeelte van den Hout, en is daarom steeds het aantrekkingspunt van groot en klein. Voor de eersten zijn het de schoone boomgroepen, voor de laatste de vluggen herten, wien zij steeds een veilig en herbergzaam oord is gebleven. Van tijd tot tijd worden de viervoetige bewoners uit hun verblijfplaats verjaagd om plaats te maken voor feestvierende menschen. Het ruime vrije veld, biedt een schoone gelegenheid aan voor allerlei feesten en sedert de groote nijverheids tentoonstelling in 1861, toen er te dien gelegen heid ook een bloemententoonstelling was geor ganiseerd, heeft de Hout de hekken van de hertenkamp gastvrij opengesteld voor de bloe men en planten, die van alle oorden des Rijks daar heen kwamen. Maar ook voor groote volks feesten is de hertenkamp de meest gewenschte en aangewezen plaats. Toch zijn de menschen somtijds ontevreden en misgunnen zij de herten hun heerlijk oord. Een zeker deel van Haarlems burgers ziet met lede oogen, dat een ander deel een sociëteitsgebouw in den Hout mocht heb ben, en er werden dan ook van tijd tot tijd po gingen aangewend om ook dat zelfde recht te verkrijgen, en was de hertenkamp het uitge zochte plekje? Doch gelukkig zijn die pogingen nooit mogen slagen. In 1884 werden langs een eenigszins officieusen weg nogmaals pogingen in 't werk gesteld het publiek kennis te doen nemen van het verlangen van een deel der bur gerij om de herten voor goed te verjagen, en zelf de plaats in te nemen. De Afdeeling Haar lem der Maatschappij voor Bouwkunde schreef een prijsvraag uit voor het daarstellen van een sociëteitsgebouw in den Hertenkamp. Het resul taat was, wat natuurlijk te verwachten was, een bekroond ontwerp, dat, als zoo vele van dien aard, gedoemd was om dadelijk weer opgebor gen te worden zonder eenige kans van verwe zenlijking; doch gelukkig dat het hier bij bleef, daar de overheid de wensch niet opmerkte. De schoone hertenkamp is behouden gebleven en behoed voor het gevaar om veranderd te wor den in een societeitstuin met heester en bloem perkjes en al de overige aankleve van een op- gesmukten gezelschapstuin. De heer Springer schrijft verder: Zijn er in latere jaren in den Hout kleine wijzigingen aangebracht, zooals in 1861, toen het deel der hertenkamp bij 't einde der Dreef eenigzins gewijzigd en meer oostwaarts gelegd werd, dan hebben die veranderingen niet altijd tot verfraaiing van den Hout gediend. In de eerste plaats het ver van schoone sociëteits gebouw van „Trouw moet blijken", in 1844 al daar gebouwd, met zijn omrasterd gedeelte, dat noch in 't voorjaar, noch des zomers, noch in 't najaar eenigszins smakelijk is aangekleed. Het ziet er met zijn te dicht bij staande muziek tent alles behalve voornaam uit, het doet meer aan een vervallen grootheid denken. In 1870 werd het gebouw eenigszins veranderd en tege lijk het voorplein tusschen dit gebouw en de Dreef verruimd. Toch is zijn nabijheid minder hinderlijk voor den minnaar van waar en een voudig natuurschoon dan het fonteintje, in 1870 aan het einde van de grootsehe Dreef ge plaatst. Grooter wansmaak had men wel niet aan den dag kunnen leggen, 't Is eigenlijk een parodie en hij, die het vaderschap van het denkbeeld op zijn geweten heeft, had zeker een slechten nacht gehad, toen hij het maken van de fontein voorstelde; de Haarlemsche Ver- fraaiings-Vereeniging kan zeker geen beter be sluit nemen, dan bij het Gemeentebestuur aan te dringen, deze zoogenaamde verfraaiing zoo spoedig mogelijk op te ruimen." Uit deze aanhalingen blijkt, dat het niet de eerste maal is, dat de heer Springer zich verzet tegen ontheiliging van den Hout door het daar neerzetten van huizen of gedenkteekenen. Hij zou zich blijkens het hierbovenstaande ook reeds in 1828 hebben verzet tegen het monu ment van Laurens Janzoon Coster, als hij in dien tijd geleefd had. Iedere Haarlemmer moge de uitstekende be doelingen van dezen kunstzinnigen Haarlem mer respecteeren en hoog waardeeren. Het verzet van den heer Springer tegen het Hildebrand-gedenkteeken werd in de laatste raadszitting krachtig op zich genomen door den burgemeester van Haarlem en met nieu we argumenten gesteund door den heer Weustink. Echter bleek er een meerder heid in den Raad van een ander gevoelen te zijn. Zij besloot den heer Bronner gelegenheid te geven zijn Hildebrand-gedenkteeken ten zuiden van de Hertenkamp te plaatsen. Zeker zal dat monument daar niet zooveel kwaad doen als het sociëteitsgebouw, dat de Haar lemmers uit de vorige eeuw er wenschten, maar naar den smaak van den heer Springer zal ook dat monument daar te véél ontsieren. Toch is er wel wat veranderd. Er is geen sprake meer van, dat de Haar lemmerhout thans nog hetzelfde rustige ka rakter van wandelpark of natuurbosch heeft als in de negentiger jaren het geval was. He laas bleek de raadsmeerderheid, die indertijd toestemming gaf tot het bouwen van het Bron gebouw en van de villa's die er om heen lig gen, al evenmin de kunstzinnige opvattingen van den heer Springer te deelen als de raads meerderheid, die daarvóór reeds vergunning had gegeven tot het bouwen van de buiten sociëteit en van de leelijke loodsen, die den Hertenkamp ontsieren. Later hebben wij nog eens langen tijd krachtens een raadsbesluit een fontein gehad vlak vóór het Paviljoen en daar na vóór hotel Roozen. Erger is het echter, dat nu dwars door den Hout een breede asfaltweg is aangelegd en er andere breede wegen loopen, waarmede de rust van den Hout door het claxongehuil voorgoed bedorven is. Ook drin gen de huizenrijen aan den kant van Heem stede, maar vooral aan den kant van het Haar lemmerhoutpark tot diep in den Hout door en zijn een zeer sterk contrast met de rust, die een bosch dient te kenmerken. Vooral echter vloekt de luidbellende electrische tram, die den Hout geheel doorkruist, met de omge ving. Neen, er is niet veel van het oude schoon van den Hout meer over. Of dit weinige zal worden bedorven door het Hildebrand-gedenkteeken is een open vraag. Wij zullen het pas weten als het genomen raadsbesluit eventueel zal zijn uitgevoerd. Mocht echter het monument daar inderdaad misstana, dan behoeft de Raad niet lang te wachten met het op te laten nemen en ergens anders in de stad neer te planten. Teneinde de nagedachtenis van mr. P. W. de Koning, in leven voorzitter van den Diet- schen Bond, te eeren, is een comité gevormd, dat zich richt tot de geestverwanten en vrien den van den overleden Dietscher en dichter, om het mogelijk te maken, dat op zijn graf een gedenksteen wordt opgericht, die in dit najaar zal worden onthuld. Voorzitter van het comité is dr. J. de Decker, secretaris ir. A. A. Fornier, Zantvoortschelaan 178, Aerdenhout, penning meester mr. A. J. M. van Wessem, Heeren gracht 388, Amsterdam-C, postrekening 131036. Dat is juist zoo prettig; een industrie- en huishoudschool kan laten zien wat er zooal ge presteerd wordt door de leerlingen. Het is dan ook een goede gedachte van het bestuur onzer Katholieke school periodiek een tentoonstelling te houden van de voornaamste werkstukken. En bewezen is, dat het publiek dergelijke expo sities op prijs stelt. Gisteren hebben we in de lokalen aan de Ged. Voldersgracht een kijkje genomen en ge constateerd, dat het werk in het teeken van be zuiniging staat. Daardoor is het zeker belang rijker geworden. Het kost geen moeite om met onbeperkte middelen een goed practisch voor werp te maken, maar men moet wel aanleg hebben om met behulp van een paar centen papier, hout, karton en verf allerhande artike len te maken, die in salon en huiskamer een eereplaats mogen hebben. Uit een wit handdoekje van een dubbeltje of een confectiedweiltje van vier voor een kwar tje tooveren de meisjes fraai geborduurde tasch- jes, tafelkleedjes, etc. Een zandloopers-gordijn- tje voor een raam 1.25 bij 1 M. wordt uit brei katoen voor veertig cent gemaakt. En het is de moeite waard, geen prulwerk! Gluton maken de huishoudkundigen zelf, een pot van een me ter voor een gulden. Voor lakwerk is geen schil der noodig en lampekappen ontstaan uit zelf- geolied papier waarop een schablone-schilder- stukje. ■Ook in de keuken moet de geest des tijds een woordje meespreken. „Kiest eieren voor Uw geld", adviseert men vanuit de Veluwe en om dat de eitjes goedkoop zijn, vinden we op de tentoonstelling allerhande lekkere gerechten, waaraan de kip medewerking verleende. Ook as perges leenen zich tot heerlijke schoteltjes, ter wijl ook visch, als een nationaal product bij uit stek, een aardig woordje in het culinaire festijn meespreekt. Als de groente goedkoop is, gaat de verstandige huisvrouw inmaken, en dus ook op GROOTE HOUTSTRAAT 42-44 dit gebied leeren de kooklustige meisjes het een en ander. De wasch- en strijkinrichting laat zien hoe een tennisbroek, een zeilcostuum gereinigd en opgeperst moet worden. De aandacht op deze afdeeling trekt vooral de „schattige" baby-uit zet, met het keurige wiegje en het imitatie-ba- bytje. In het lokaol voor linnen-naaiwerk prijkt een aantrekkelijke badmantel, bieden py- ama's de kostelijkste kleuren, terwijl natuurlijk ook minder poëtische naaistukken het kensters- oog paaien. Een vroolijk zonnetje scheen in het lokaal voor kinderverzorging, waardoor poppen, met vroolijk geschilderde meubeltjes, liliput-winkels en miniatuur-kleertjes een eigen milieu vorm den. Alles eigen fabrikaat, waarvoor een bijzon der woord van hulde. In de teekenklasse zagen we kunstzinnige ontwerpen voor vroolijke costuums, in de voor bereidende klasse knap brei- en haakwerk. We hebben nog wat vérgeten, maar er is ook te veel om op te sommen. Gaat zelf eens kijken, geniet van de chique lijn van'een avondjapon, bewonder de complete picnic-inventaris, smul van de paddestoel-eieren of van de flensjes met aardbeien, ontdek hoe koper of riet gerei nigd moet worden, leer een jurk verven en vergeet vooral niet een kopje thee te gaan drinken in de leeraressenkamer. Slotgedachte van een leek: Wat hebben die meisjes daar een paradijsje. Dit paradijsje de tentoonstelling werd Woensdagmiddag onder zeer groote belangstel ling door den voorzitter van het schoolbestuur, den weleerw. heer kapelaan A. J. L Leesberg geopend. In zijn toespraak heette deze allen hartelijk welkom, in het bijzonder dén ver tegenwoordiger van het Haarlemsche gemeen tebestuur, wethouder W. J. B. van Liemt, de besturen van de Protestant-Christelijke en Haarlemsche Huishoudscholen, waarmede, naar spr. mededeelde, altijd prettig is samen gewerkt, het bestuur van den R. K. Vrouwen bond, afd. Haarlem, den zeereerw. heer rector W. R. de Jong uit Utrecht, inspecteur van al lerlei soorten van onderwijs in het Aartsbis dom, vertegenwoordigsters van de Graal en den inspecteur van het L. O., den heer H. v. d. Weyer. Spr. wees er vervolgens op, dat, als een zaak van groot belang is, men dit propageert door reclame. Wij zijn in zekeren zin ook handels- menschen, zeide spr., en maken dus ook re clame, door advertenties, maar ook door de étalage, n.l. door deze tentoonstelling, waar alles, wat in de afgeloopen twee jaar vervaar digd is, te zien is. Volgens een interview heeft de nieuwe mi nister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap pen gezegd, dat hij niet van plan is ingrijpende maatregelen te nemen. Laten wij dat allen hopen, zeide spr., vooral ook omdat bij bezui nigingen het huishoud- en industrie-onderwijs het eerst aan de beurt is. Laten wij dus allen hopen, dat dit onderwijs niet te veel nadeelen van de bezuiniging zal ondervinden. Spr. weet zeker, dat de nieuwe minister weinig maatre gelen zal nemen alshij deze tentoonstel ling bezoekt. Deze tentoonstelling laat zien al hetgeen een meisje noodig heeft om een goede huisvrouw te worden, aldus spr. Spr. bracht vervolgens dank aan het bestuur, dat gratis al het noodige werk heeft verricht, en vooral aan de directrice, voor hetgeen deze in de twee jaar van het bestaan der school, heeft tot stand gebracht, dank zij ook de hulp van een staf van medewerksters. Het aantal leerlingen is zeer toegenomen. Spr. dankte de directrice op hartelijke wijze voor haar toewijding en ijver om deze school groot te maken. Vervolgens was het woord aan wethouder Van Liemt, die zeide destijds een bescheiden deel aan het tot stand komen van deze school geleverd, maar later met groote interesse den bloei en de schitterende resultaten van de school geconstateerd te hebben. Spr. wees op het geweldige nut, datdeze school in de ge meente Haarlem heeft gesticht. Men kweekt er huismoeders, die het gezin tot zegen strek ken en het op een peil brengen, waarop het behoort te zijn, aldus spr. Spr. feliciteerde het bestuur voor hetgeen dit in de afgeloopen twee jaar heeft tot stand gebracht en dankte de directrice voor hare toe wijding. Spr. hoopte, dat deze school moge blijven bloeien, dat de nood niet al te zeer den groei daarvan zal belemmeren en dat het bestuur zal bereiken al hetgeen dit zich voorgenomen heeft. Kapelaan Leesberg dankte tenslotte wethou der Van Liemt voor zijn vriendelijke woorden en het gemeentebestuur voor den ondervonden steun en begroette den hoogeerw. heer plebaan L. A. A. M. Westerwoudt als vertegenwoordi ger van den Haarlemschen clerus, waarna de genoodigden een rondgang over de tentoon stelling maakten. Mede waren nog aanwezig de weleerw. heer kapelaan W. H. J. Polder en mevr. M. Maar- schall-Komin, raadslid. Iedereen heeft nu belangstelling voor badcostuums. De nieuwste, sierlijkste en meest doelmatige modellen zijn bij ons geëtaleerd. Mooie kleuren en dessins. Wij verkoopen alleen w oil en badcostuums van de beste fabrikaten, tegen lage prijzen voor prima kwaliteit. BentveldAerdenhout, hoe menigmaal gaat in den zomer niet het verlangen er naar uit, om in de mooie omgeving te genieten van al het natuurschoon, dat er te genieten valt. Daar hebben de Haarlemsche Verkenners een plekje, dat zij voor hun verkenningswerkzaam- heden vrij kunnen gebruiken en daar hadden van Zaterdag op Zondag 27/28 Mei, de Diocesa ne wedstrijden plaats. Het programma dat moest worden afgewerkt was niet gemakkelijk. Het was n.l. de bedoeling dat de patrouilles uit het geheele Bisdom hun kunnen ten toon zouden spreiden en voor de patrouille die de meeste kampvaardigheid aan den dag legde was er een mooie throphee aan verbonden. Jammer dat niet alle uitgenoodigde patrouilles waren opgekomen. Door het prachtige weer van die dagen be gunstigd, zijn de wedstrijden tot een Waar suc ces geworden. De stemming was ondanks den vinnigen strijd buitengewoon goed. De wedstrijd ving om drie urn: Zaterdagmiddag aan; aan wezig waren twee patrouilles uit de Haagsche. Amsterdamsehe en Haarlemsche rimboe. Allereerst werden de verschillende kampen opgezet voor den komenden nacht en de keukens ingericht voor den maaltijd in den avond. Alles ging in wedstrijd vorm, zoodat groote zorg be steed moest worden, zoowel aan de inrichting der keuken, waarbij op de grootst mogelijke comfort gelet werd als wel op de producten welke in de keuken Werden bereid. De commis sie welke tot taak had zoowel de inrichting van de keukens als het diner te beoordeelen, zag zich dikwijls voor een moeilijke taak gesteld, daar de respectievelijke koks zich buitengewoon van hun taak kweten. Na het stevige maal, dat alle eer werd aangedaan, kwam er stilte in het kamp: de aalmoezenier ging het kamp rond om de tenten te zegenen en wijwater in elke tent rond te brengen. Hierna werd een kort be zoek gebracht aan een smaakvol ingerichte Ma riakapel; heerlijk klonken de weesgegroeten in de avondstilte, welke gevolgd werden door een Marialied. Hierna kwam er weer de echte romantiek in het kamp terug. Hier en daar doken er spook achtige gedaanten, gehuld in een groote kamp- vuürmantel tusschen de struiken op. Het kamp vuur Was inmiddels ontstoken en weldra zou iedere patrouille de gelegenheid krijgen zijn kampvuurnummertje ten beste te geven. Hierbij kende de vindingrijkheid geen grenzen: weldra daverde de lucht van de lachsalvo's, soms onder broken door de krachtige uitgebrachte yells. Tot slot van den dag werd om het vuur het avondgebed gebeden, waarna de aalmoezenier den zegen gaf. Dan zochten de verkenners hun slaapgelegenheden op en een half uur later was de stilte in het kamp teruggekeerd en wer den nieuwe krachten opgedaan voor den komen den dag. Zondagmorgen om zes uur klonk het reveille-signaal en hiermede keerde de bedrij vigheid in het kamp terug. Gezamenlijk werd het ochtendgebed gebeden, waarna werd afgemarcheerd naar het intieme kerkje te Aerdenhout, waar de verkenners door de vriendelijke toestemming van den Zeereerw. Heer Pastoor de H. Mis zoo innig mogelijk volg den door de Latijnsche gebeden te antwoorden Terug in het kamp werden er zware eischen aan mondvoorraad gesteld. Opnieuw ging de kampstaf speurend en beoordeelend het kamp met critischen blik rond. Dan kwam de groote tocht. Elke patrouille maakte zich reisvaardig, met tusschenpoozen van tien minuten werd het kamp verlaten om met behulp van eeri kaart een tocht in den omtrek te ondernemen, waarbij de omgeving een fantastische aanblik had ge kregen. Rustige vaarten waren snel vlietende stroomen, ravijnen moesten overgetrokken wor den, opdrachten lagen verborgen, welke slechts met teekens waren aangegeven. Het vereischte groote verkennersvaardigheid, den tocht tot een goed einde te brengen. En eenmaal terug in het kamp moest een vol ledig rapport over den tocht worden ingele- De avondbladen van Woensdag bevatten uit voerige beschouwingen naar aanleiding van de Regeeringsverklaring. Wij laten de voornaam ste gedeelten hier volgen. De regeeringsverklaring heeft den toon weten te vinden, die, zoo schrijft „De Maasbode", bij de situatie past. Onverbloemd wordt gewezen op de volkomen ontwrichting van het econo misch leven, maar geen oogenblik wordt de indruk gewekt, dat de regeering bij de pakken wil gaan neerzitten of de wanhoop nabij is. Integendeel: onmiddellijk na het constateeren van het hachelijke van den toestand komt de conclusie: snel en krachtig moet worden inge grepen, anders volgt de ineenstorting. Het stuk wekt den indruk: De regeering ziet haar taak en vreest die niet. Deze kloekheid geeft rust. Dat de regeering niet terstond in bijzonder heden haar plannen kan uiteenzetten, zal nie mand haar euvel duiden. Wat zij aanduidt is echter belangrijk genoeg. Het verheugt ons, dat de regeering, blijkens de beloofde zorg voor cultureele en sociale be langen, door den materieelen nood niet geheel overweldigd blijkt, en wij steunen gaarne haar beroep op de „noodzakelijke eendracht", al achten wij het geschrijf in een deel der liberale pers aan het adres der katholieken voor die eendracht niet bevorderlijk. Het besef, dat de liberalen tot heden naar hartelust hebben ge stemd tegen iederen maatregel, die hun niet beviel, zonder te letten op de harde noodzake lijkheid, moge hun pers tot eenige bescheiden heid manen bij het manoeuvreeren met de ter men lands- en partijbelang. De regeeringsverklaring bevat weinig verras sends, merkt „De .Volkskrant" op, Tenzij men het een verrassing zou willen heeten, dat de sterke Colijn, de op het natio nale schild geheven held van de Nationale Unie, met een verklaring komt, die ook een andere minister-president, en een ander ka binet, even goed had. kunnen afleggen. Dat er nog meer zal moeten worden bezui nigd en dat er nog meer belasting zal moeten worden betaald is geen nieuws: de vraag is maar op wie de bezuinigingen zullen neerko men en wie het belastinggeld zullen moeten opbrengen. Tot voldoening strekt maar het kan toch ook weer geen verwondering wekken dat de regeering zal streven naar een krachtig herstel van het bedrijfsleven en dat ze daartoe bij voorbaat geen enkelen maatregel buitensluit, dus ook niet een eventueele wijziging van onze handelspolitiek. Een bijzondere verdienste heeft de omme keer van den heer Colijn en van zijn vrijzinnige collega's niet, daar ook zij, tot het dragen der verantwoordelijkheid geroepen, het niet aan durven, ter wille van een leus het restje wei vaart als sneeuw voor de zon te zien wegsmel ten. Dat het gezag zal worden hooggehouden stelt de regeering „met nadruk" op den voorgrond. Was die nadruk zoo noodzakelijk: is dit niet de plicht van elke regeering; of heeft men wil len te verstaan geven, dat het vorige kabinet in dit opzicht is te kort geschoten? Intusschen: tot gerustheid stemt, dat tegen élk extremisme van welke zijde dit zich ook openbaart, heet het in de regeeringsverklaring zonder aarzeling zal worden opgetreden. Bevreemding wekt, niet dat de regeering in de christelijke volksaspiraties een bron van kracht ziet, wél dat zij „het toespitsen van po litieke en geestelijke tegenstellingen ter wille van de noodzakelijke eendracht zal vermijden." Immers: geen enkele regeering is geroepen politieke en geestelijke tegenstellingen „toe te spitsen", en ook in minder zorgvolle tijden is een ietsje eendracht bij de behartiging van 's lands zaken wel gewenscht. Indien de gekozen periode als verontschul diging moet strekken dat geen christelijk be leid kan worden gevoerd nu de christelijke ministers door vrijzinnige worden geflankeerd had men ze toch wel anders kunnen formu leeren De A.-R. „Standaard" zegt, dat deze ver klaring in hoofdlijnen aangeeft, wat in de verkiezingscampagne door de meeste partijen in uitzicht gesteld werd. Met nadruk wordt er op gewezen, dat de handhaving van het gezag geacht wordt tot de eerste plichten der Over heid te behooren. Vandaar dan ook de nadruk kelijke steun in den rug voor de plaatselijke Overheid, waarin tevens een aanmaning ligt opgesloten voor de plaatselijke autoriteiten, om ten deze hun plicht te verstaan. We mogen nu hopen, dat vormen van terreur, zooals die den laatsten tijd hier en daar voorkwamen men denke ook aan de z.g. huurstakingen voort aan sterk zullen afnemen. Dat de oplossing van het werkloosheidsvraag stuk allereerst gezocht wordt in verheffing van het bedrijfsleven, is logisch gedacht. Daarna komen dan de werkverruiming en werkver schaffing als aanvullende middelen tot leniging van den nood der werkloosheid. Een woord van waarschuwing tegen voor barig optimisme acht het blad echter niet overbodig. Aangenaam doet het aan, dat ook dit Kabi net de Christelijke volksneigingen als een sterk en bestendig element in ons volksleven erkent en dat het verklaart in zijn beleid daarmee te zullen rekenen. Het was van dezen Minister president eigenlijk wel niet anders te verwach ten, maar aan de ongewone samenstelling van het Kabinet moest men toch eerst nog even wennen. Het was niet de allereerste gedachte, die opkwam, dat dit Kabinet zoo onomwonden zich zou uitspreken over de be teekenis der Christelijke volksaspiraties voor ons volksleven. Het oordeel van de c.h. „Nederlander" is, dat de Regeeringsverklaring ongeveer geeft, wat van haar verwacht mocht worden. Alles te zamen genomen, een regeeringsver klaring, welke het Kabinet er aanspraak op geeft, dat parlement en natie met sympathie en vertrouwen wachten op zijn daden. „Het Volk" acht den algemeenen toestand in deze verklaring geenszins te somber geschilderd. Wat is de Regeering voornemens te doen tot redding uit den crisisnood? De verklaring geeft hieromtrent, aldus het blad, slechts zeer weinig uitsluitsel. Wij zeggen dit niet als critiek. Het valt zeer wel te begrij pen, dat een regeering niet een week na haar optreden reeds een volledig stel maatregelen kan voordragen of zelfs aandpiden, ook al heeft ieder, die zich zijn verantwoordelijkheid bewust is, in de afgeloopen crisisjaren en zeker in de laatste jaren, waarin de crisisnood steeds meer onheilspellend werd, al zijn gedachten op deze vraagstukken gevestigd. Wij maken de opmer king dan ook alleen om aan te geven, waarom uiteraard deze regeeringsverklaring ons nog weinig zegt en wij de voor te stellen maatregelen ter overbrugging van het begrootingstekort zul len hebben af te wachten, alvorens daarover te kunnen oordeelen. Twee algemeene lijnen geeft de regeering aan. Zij noemt „belangrijke inperking der pu blieke uitgaven onafwijsbaar" en wel „aller eerst". Daarnaast geeft zij de onvermijdelijkheid van nieuwe belastingheffing toe. Over de noodzakelijkheid van bezuiniging is ieder, die geen dollemanspolitiek wil voeren, het in dezen hevigen crisisnood eens. De vraag blijft echter natuurlijk: waar te bezuinigen en hoe? De regeeringsverklaring zwijgt er over. Men leest in de verklaring, dat het vraagstuk der werkloosheid de volle aandacht der regeering heeft, men leest over verruiming van werkgele genheid en werkverschaffing, ook over „blij vende behartiging der sociale volksbelangen", echter „met in-acht-neming van de financieele mogelijkheden". De mededeeling: aan den werkloozensteun zal niet getornd worden, blijft uit. Moeten wij het ergste vreezen? „Het Handelsblad" schrijft: De grondslag van de regeering-Colijn is, zoo als nu uit de regeeringsverklaring blijkt, inder daad het vierhoeksprogram dat de anti-revo- lutionnaire leider op 18 Maart jj. in „De Stan daard" ontwikkelde, en kenschetste als de „wer kelijk nationale politiek" voor ons land, in den noodtoestand waarin het verkeert. Zijn beschouwing resumeerend, komt het blad tot de volgende conclusie: een regeeringsver klaring, die een vastberaden indruk maakt, en blijk geeft van moed en zelfvertrouwen in den boezem der regeering, zonder welke geen wer kelijke leiding kan gegeven worden. Voor het overige een program van beginselen van crisis- beleid, die nog geheel door daden inhoud zullen moeten krijgen; maar die in elk geval een be gin van samenwerking tusschen kundige man nen uit de vijf groote partijen mogelijk hebben gemaakt. Onder die omstandigheden kan onze houding er een zijn van zeer welwillende af wachting. Het gemeentebestuur van Amsterdam zit met zijn financiën 'n klein beetje in de knoei: op de loopende gemeentebegrooting dreigt een belangrijk tekort en de tegenvallers zijn talrijk: het voor 1933 geraamde bedrag aan ondersteuning voor werkloozen, zal zoo het heet met een bedrag, liggende tusschen de vijf en de zes millioen overschreden worden; de over 1933 geraamde inkomsten loopen even eens met ettelijke milhoenen terug, en nu is men ten stadhuize bezig, de voorloopige be grooting voor 1934 in elkaar te zetten! De vergaderingen van B. en W. moeten den laatsten tijd vrijwel steeds en vrijwel uitslui tend ltege gezichten vertoonen. Nu meene men niet, dat wij er ook maar een oogenblik aan denken, het gemeentebestuur van Amsterdam zijn financieelen' nood kwalijk te nemen. t Zij verre van ons. Welk fatsoenlijk overheidsorgaan zit er te genwoordig goed bij kas? Het behoort tegen woordig zeker niet tot den „bon ton" royaal of ook maar voldoende in de geldmiddelen te zitten. Daarvan dus niet. ♦Maar wat in dezen hoofdstedelijken nood weer opvalt en voor heel het land leerzaam is? De vierlegenheid, waarin de sociaai-demo- kratische bestuurders daardoor gebracht zijn: wethouder Polak heeft dapper verklaard (hij zal ook niet minder dapper durven zijn), dat hij zich niet aan de consequenties van zijn verantwoordelijkheid wil onttrekken maar nu komt de groote moeilijkheid: de heer Polak staat in zijn dapperheidsvertoon niet vrij; hij moet zich wil hij daden van verantwoorde lijkheid stellen eerst verstaan met zijnpartijinstanties, met de besturen der moderne organisaties van overheidspersoneel, enz. Van de besprekingen in deze onverant woordelijke en niet tot het stadsbestuur ge roepen! kringen zal het afhangen, hoe de wethouder van financiën in een wereldstad als Amsterdam den financieelen toestand zal saneeren! Opnieuw dient de vraag gesteld: door wie wordt men te Amsterdam en elders nu eigen lijk wel geregeerd, als er socialisten op aet kussen zitten? Door een verantwoordelijk regent of (door den kiezer van de straat? verd, waaruit dan tevens de juiste uitvoering van de opdracht bleek. Al de deelnemende patrouilles hadden hieraan hun uiterste krachten besteed en weer zag de kampleiding zich voor een moeilijke taak ge steld. Na veel berekeningen en beoordeelingen van elk onderdeel waren zij eindelijk tot de beslis sende slotsom gekomen. Zienderoog steeg de spanning. Inmiddels was de opruiming voor het vertrek in vollen gang, wat als laatste prestatie door den kampstaf beoordeeld werd. Nu kwam de beslissing, het fluitsignaal Weerklonk en voor de laatste maal werd in dit kamp om den vlag- gemast een carré gevormd. De kampstaf las zijn oordeel voor, hier en daar werden terechtwijzigingen gegeven en eindelijk kwam er een einde aan de spanning: de Houtduiven van de Cristoforusgroep te Haar lem weren no. L Onder een luide bravo-yell werd de trophee van dezen geslaagden kampdag uitgereikt en was het feit beslecht. Een goed bezette zaal was een succesje voor het Haarlemsche R. K. Vacantie-kolonie-werk. In den schouwburg Jansweg was een feest avond belegd, waarvan de baten moesten die nen om de bleekneusjes weer het rood op de wangen te tooveren. Een interessant programma boeide de aan wezigen. Alvorens hiermee aangevangen werd, sprak Pastoor J. P. Reijnenberg O.F.M. adviseur der vereeniging een kort propagandistisch woordje, waarin hij om. opmerkte, dat Haarlem altijd energieke mannen heeft voortgebracht en dat nu twee jonge mannen zullen vertellen van hun moeizamen tocht van Ned. Indië per mo tor naar Haarlem. Een trio, bestaande uit de dames Corry Kop pen, Jetty Bannink en Leny Grimberg hield een muzikale inleiding, waarna de heeren A. G. Aukes en B. J. A Herweyer begonnen met te vertellen van de vele interessante en vaak moeilijk te overwinnen toestanden, die ze be leefden op hun motortocht, hierbij gesteund door de illustratie van de door hen meegebrach te lantaarnplaatjes. Voor de pauze behandelde de heer A G. Aukes het eerste gedeelte van den motortour JavaHolland, terwijl het tweede gedeelte na de pauze door zijn tochtgenoot, den heer B. J, A. Herweyer voortgezet werd. Gezellige causeurs, als zij waren, wisten ze bij de eigengemaakte foto's en de pagina's uit hun logboek interessante staaltjes te vertel len, waaruit duidelijk bleek, dat als iemand verre reizen doet, hü heel wat te vertellen weet. De heer Aukes begon bij den aftocht in Java en kwam zoo aan de hand van foto's van land schappen, bouwwerken, folklore, menschen in hun bedrijf, dierenleven en onder toevoeging van „pech-histories" tot aan het noorden van Britsch Indië. Zijn tochtgenoot zette met het publiek de reis voort, hierbij bijaonder Afghanistan en Be- loedsjistan belichtend. Het trio zorgde tusschen de gedeelten voor de muzikale afwisseling. Aan het begin van den avond en onder de pauze verkochten meisjes bloemen, waarvan de opbrengst ten goede kwam aan de Vacantie-ko- lonies, terwijl deze exemplaren gratis ten bate der vereeniging door de fa. Kauffmann be schikbaar gesteld waren. Aan het slot wekte Dr. Kuenen de aanwezi gen op hun steun te verleenen aan de Vacan- tie-olonies, die dezen in dezen onzen tijd zoo hard noodig hebben. In de algemeene vergadering van aandeelhou ders der Verzekerings-Mij. „Spaarhuis" te Haar lem werd besloten dit jaar geen dividend uit te keeren (vorig jaar eveneens nihil). Tot commis saris werd herkozen de heer J. R. van Osselen te Amsterdam.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 5