IN EN OM HAARLEM
De Regeeringsverklaring
Prikkeldraad
DONDERDAG
1 JUNI
De boschschoonheid van den
Haarlemmerhout
FL 5.75
HUIZING'S SCHOENENMAGAZIJN
A BR. MEIJER
Van de Perstribune
Wie regeert ons
Mr. P. W. DE KONING
Gedenksteen op zijn graf
R.K. INDUSTRIE-
EN HUISHOUDSCHOOL
Tentoonstelling van werkstukken
De opening
WEEKNIE UWS VAN
GROOTE HOUTSTR. 16
Haarlem zwemt!
KATHOLIEKE VERKENNERS
Diocesane Patrouillewedstrijd
Kloek en rustig
Weinig verrassends
Verheffing van het
bedrijfsleven
Wachten op daden
Geenszins te somber
Moed en zelfvertrouwen
R.K. VACANTIEKOLONIES
IndiëHaarlem per motor
„Spaarhuis"
oiiiiiiivfiiiiiiiiiiiiiiiiiiif iiiiaimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiaiiiiiiiiif iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiif iiiiiiiiiiiiiimii
De heer Leonard Springer, onze stadgenoot
met een meer dan Nederlandsche ver
maardheid als tuinarchitect, heeft be
dankt als lid van de stedelijke schoonheidscom
missie in Haarlem, omdat, tegen het advies dier
commissie in, de nieuwe overdekte zwem- en
badinrichting zal verrijzen ter plaatse, waar tot
vóór kort het Brongebouw stond. Hij acht den
bouw van een 70 a 75 meter lang fabriekachtig
gebouw, zooals de nieuwe badinrichting, vol
gens hem, wordt, een aanslag op de schoonheid
van den Haarlemmerhout, waartoe het Frede-
rikspark nog altijd behoort. Ook tegen de plaat
sing van het Hildebrand-gedenkteeken in den
doorkijk ten zuiden van den Hertenkamp is de
heer Springer sterk gekant.
Velen jongeren Haarlemmers lijkt deze op
positie misschien wat gezocht, maar de oudere
Haarlemmers weten, dat dit vechten voor de
boschschoonheid van den Haarlemmerhout
bij den heer Springer voortkomt uit een eer
lijke overtuiging. Het is niet de eerste maal,
dat zijn naam genoemd wordt in verband "met
onzen Hout. De heer Springer is een groot be
wonderaar van de schoonheid van dit natuur
monument en in het begin van deze eeuw heeft
hij niet alleen het Haarlemsche Bosch grondig
gereorganiseerd, maar om deze reorganisatie
ook vrij felle aanvallen moeten doorstaan van
op aesthetisch en boschbouwkundig gebied des
kundige Haarlemmers, zoodat B. en W. van
Haarlem in die dagen, hoewel voor zich zeiven
volkomen gerust, zooals zij den Raad mede
deelden, meenden, dat er iets moest worden ge
daan om een einde te maken aan de ongerust
heid, welke de toentertijd telkens opduikende
uitingen van ontevredenheid bij een deel der
burgerij hadden gewekt. Daartoe benoemden
zij een commisie van onpartijdige des
kundigen op het gebied van het boschwezen,
bestaande uit den chef der afdeeling Bebos-
schingswezen van de Nederlandsche Heidemaat
schappij, den opzichter der plantsoenen te
Utrecht en een oud-leeraar van de Boschbouw-
school te Frederiksoord. Het rapport, dut deze
heeren uitbrachten, was een rehabilitatie van
den heer Springer en een volkomen goedkeu
ring van zijn werkwijze.
De heer Springer kent dus den Haarlemmer
hout wel van zeer nabij en het is niet te
verwonderen, en zeer in hem te prijzen, dat
zijn aandacht bij voortduring op ons mooie
wandelpark gevestigd is.
Welke schoonheid de heer Springer in onzen
Hout ziet, komt duidelijk uit in het boekje, dat
hij geschreven heeft, getiteld: „De Haarlemmer
hout". Het verscheen in 1896 bij de Erven Loos-
jes te Haarlem. Hij beschrijft er de geheele
geschiedenis in van den Hout, hoe uit oude
documenten wel blijkt, dat er in de omgeving
van Haarlem in ouden tijd uitgestrekte bos-
schen waren, deel uitmakende van de bosschen,
die langs den geheelen duinrand liepen, maar
dat daartoe de tegenwoordige Haarlemmerhout
niet kan behoord hebben, omdat die bij het be
leg van Haarlem door Jacoba van Beieren in
1428 werd verwoest, daarna weer geplant en
opnieuw werd verwoest tijdens of na het beleg
van Haarlem door de Spanjaarden in 1572—
1573.
Na den Spaanschen tijd werd de Hout op
nieuw aangelegd. In 1828 heeft de groote Zocher
Den Hout geheel gereorganiseerd. Over de
schoonheid van den Haarlemmerhout schrijft
de heer Springer o.m. het volgende:
„Zocher heeft met zijn reorganisatie zichzelf
een blijvend monument gesticht, dat steeds zal
wijzen op zijn groot genie, en mogen er al voor
minder groote talenten monumenten en stand
beelden opgericht zijn, zoolang tegenwoordige
en komende geslachten met eerbied en ontzag
zijn heerlijke schepping onderhouden, zal zijn
naam niet uitsterven; misschien slechts dan,
Wanneer de laatste boom door ouderdom ge
vallen zal zijn. Toch zou het wenschelijk zijn,
dat in zijn schepping iets te zijner herinnering
aangebracht werd; het zou daar zeker beter
passen, dan voor Coster, die in elk geval niet
in „dit" bosch de boekdrukkunst heeft uitgevon
den. Wel is waar zijn hier en daar gebreken
aan te wijzen en kan men op vele plaatsen de
oude lijnen der boomrijen terug vinden, doch
hierin was niet altijd te voorzien, en 't is juist
een bewijs van Zocher's groote gaven, dat de
Hout, geheel volgens de beginselen der regel
maat aangelegd, door uitkapping en inplanting
in hoofdzaak het aanzien heeft gekreten van
een natuurlijk bosch. Groote moeilijkheden
heeft hij hier te overwinnen gehad, die door
oningewijden niet gevoeld worden, en 't zijn
juist de kleine niet te ontkomen gebreken, die
overgebleven zijn, die een punt van uitgang
vormen, bij de beoordeeling van het schoone
geheel. Ware de Hout een deel van een oer
woud geweest, het,werk van Zocher zou geen
honderdste deel der waarde hebben, die het nu
heeft. In den Hout blinkt ons de ware natuur-
stijl toe, een natuurlijk vrije, grootsehe, op
wekkende, los van allen eigenwaan, toegepast
zonder zoogenaamde theorieën over natuur
schoon; zonder trompetgeschal van zelfverheer
lijking, die men thans zoo dikwijls in de kunst
verneemt, maar met een natuurlijken eenvoud,
die den waren kunstenaar kenmerkt. Schoon en
indrukwekkend blijft het landschap, dat zich
vanuit het Paviljoen (het oude Weltevreden)
voor ons oog ontvouwt; trotsch zijn de boom
groepen; liefelijk de stille plekjes hier en daar
tusschen de groote partijen verborgen; majes
tueus komen de oude eiken- en beukenboomen
te voorschijn op de open plekken, hier en daar
gemaakt om hen beter te kunnen aanschouwen
of om licht-effecten tusschen het geboomte
voort te brengen. Waar of wanneer ge ook in
dit betrekkelijk kleine bosch komt, overal is
voor hen, die zien kunnen en die zien willen,
iets schoons te zien en al is de Hout op verre
na zoo uitgestrekt niet als het Haagsche Bosch
en zoovele andere grootsehe parken, het is en
blijft een der schoonste werken, die op dit ge
bied in ons land gemaakt zijn. Juist om zijn
afkomst staat hij als kunstwerk hooger aan
geschreven den vele andere van grooteren
omvang. Jammer blijft het echter, dat er bij
de reorganisatie in den Hout geen flinke water
partij gemaakt geworden is, omdat de kosten te
hoog zouden stijgen. Het modderige plekje aan
de zuid-oostzijde van de Hertenkamp kan als
zoodanig niet beschouwd worden en heeft al
leen zijn ontstaan te danken aan de noodzake
lijkheid den herten een drinkplaats te geven."
Wij zijn er zeker van, dat bovenstaande be
schrijving velen onzer lezers een nieuwen kijk
geeft op de schoonheid van den Hout.
Dat de oppositie van den heer Springer tegen
gedenkteekens en gebouwen in den Haarlem
merhout geen opwelling is van den laatsten tijd,
blijkt uit de volgende passages:
„In overeenstemming met den geest des tijds,
waarbij allerlei monumenten als een noodzake
lijke versiering van een park, 't zij groot of klein
beschouwd worden, en men zelfs grafmonumen
ten opricht op plaatsen, waar nooit iemand be
graven was. werd in 1828 in de Achthoek het
weinig fraaie monument voor Laurens Janszoon
Coster geplaatst, dat zeker niet als een sieraad
van den Hout geacht kon worden. Behalve
echter, dat dit gedenkteeken dient tot herin
nering aan Coster, is het een voorbeeld ter ge
dachtenis aan de onzinnige versieringsmanie
uit den tijd der oude Anglo-Chineesche tuin
kunst, waarop reeds Goethe op zulk een gees
tige wijze gesmaald heeft in „Die geflickte
Braut".
De hertenkamp blijft altijd een der schoonste
gedeelte van den Hout, en is daarom steeds het
aantrekkingspunt van groot en klein. Voor de
eersten zijn het de schoone boomgroepen, voor
de laatste de vluggen herten, wien zij steeds
een veilig en herbergzaam oord is gebleven. Van
tijd tot tijd worden de viervoetige bewoners uit
hun verblijfplaats verjaagd om plaats te maken
voor feestvierende menschen. Het ruime vrije
veld, biedt een schoone gelegenheid aan voor
allerlei feesten en sedert de groote nijverheids
tentoonstelling in 1861, toen er te dien gelegen
heid ook een bloemententoonstelling was geor
ganiseerd, heeft de Hout de hekken van de
hertenkamp gastvrij opengesteld voor de bloe
men en planten, die van alle oorden des Rijks
daar heen kwamen. Maar ook voor groote volks
feesten is de hertenkamp de meest gewenschte
en aangewezen plaats. Toch zijn de menschen
somtijds ontevreden en misgunnen zij de herten
hun heerlijk oord. Een zeker deel van Haarlems
burgers ziet met lede oogen, dat een ander deel
een sociëteitsgebouw in den Hout mocht heb
ben, en er werden dan ook van tijd tot tijd po
gingen aangewend om ook dat zelfde recht te
verkrijgen, en was de hertenkamp het uitge
zochte plekje? Doch gelukkig zijn die pogingen
nooit mogen slagen. In 1884 werden langs een
eenigszins officieusen weg nogmaals pogingen
in 't werk gesteld het publiek kennis te doen
nemen van het verlangen van een deel der bur
gerij om de herten voor goed te verjagen, en
zelf de plaats in te nemen. De Afdeeling Haar
lem der Maatschappij voor Bouwkunde schreef
een prijsvraag uit voor het daarstellen van een
sociëteitsgebouw in den Hertenkamp. Het resul
taat was, wat natuurlijk te verwachten was, een
bekroond ontwerp, dat, als zoo vele van dien
aard, gedoemd was om dadelijk weer opgebor
gen te worden zonder eenige kans van verwe
zenlijking; doch gelukkig dat het hier bij bleef,
daar de overheid de wensch niet opmerkte. De
schoone hertenkamp is behouden gebleven en
behoed voor het gevaar om veranderd te wor
den in een societeitstuin met heester en bloem
perkjes en al de overige aankleve van een op-
gesmukten gezelschapstuin.
De heer Springer schrijft verder:
Zijn er in latere jaren in den Hout kleine
wijzigingen aangebracht, zooals in 1861, toen
het deel der hertenkamp bij 't einde der Dreef
eenigzins gewijzigd en meer oostwaarts gelegd
werd, dan hebben die veranderingen niet altijd
tot verfraaiing van den Hout gediend. In de
eerste plaats het ver van schoone sociëteits
gebouw van „Trouw moet blijken", in 1844 al
daar gebouwd, met zijn omrasterd gedeelte, dat
noch in 't voorjaar, noch des zomers, noch in 't
najaar eenigszins smakelijk is aangekleed. Het
ziet er met zijn te dicht bij staande muziek
tent alles behalve voornaam uit, het doet meer
aan een vervallen grootheid denken. In 1870
werd het gebouw eenigszins veranderd en tege
lijk het voorplein tusschen dit gebouw en de
Dreef verruimd. Toch is zijn nabijheid minder
hinderlijk voor den minnaar van waar en een
voudig natuurschoon dan het fonteintje, in
1870 aan het einde van de grootsehe Dreef ge
plaatst. Grooter wansmaak had men wel niet
aan den dag kunnen leggen, 't Is eigenlijk een
parodie en hij, die het vaderschap van het
denkbeeld op zijn geweten heeft, had zeker een
slechten nacht gehad, toen hij het maken van
de fontein voorstelde; de Haarlemsche Ver-
fraaiings-Vereeniging kan zeker geen beter be
sluit nemen, dan bij het Gemeentebestuur aan
te dringen, deze zoogenaamde verfraaiing zoo
spoedig mogelijk op te ruimen."
Uit deze aanhalingen blijkt, dat het niet de
eerste maal is, dat de heer Springer zich verzet
tegen ontheiliging van den Hout door het daar
neerzetten van huizen of gedenkteekenen. Hij
zou zich blijkens het hierbovenstaande ook
reeds in 1828 hebben verzet tegen het monu
ment van Laurens Janzoon Coster, als hij in
dien tijd geleefd had.
Iedere Haarlemmer moge de uitstekende be
doelingen van dezen kunstzinnigen Haarlem
mer respecteeren en hoog waardeeren.
Het verzet van den heer Springer tegen het
Hildebrand-gedenkteeken werd in de laatste
raadszitting krachtig op zich genomen door
den burgemeester van Haarlem en met nieu
we argumenten gesteund door den heer
Weustink. Echter bleek er een meerder
heid in den Raad van een ander gevoelen te
zijn. Zij besloot den heer Bronner gelegenheid
te geven zijn Hildebrand-gedenkteeken ten
zuiden van de Hertenkamp te plaatsen. Zeker
zal dat monument daar niet zooveel kwaad
doen als het sociëteitsgebouw, dat de Haar
lemmers uit de vorige eeuw er wenschten, maar
naar den smaak van den heer Springer zal ook
dat monument daar te véél ontsieren.
Toch is er wel wat veranderd.
Er is geen sprake meer van, dat de Haar
lemmerhout thans nog hetzelfde rustige ka
rakter van wandelpark of natuurbosch heeft
als in de negentiger jaren het geval was. He
laas bleek de raadsmeerderheid, die indertijd
toestemming gaf tot het bouwen van het Bron
gebouw en van de villa's die er om heen lig
gen, al evenmin de kunstzinnige opvattingen
van den heer Springer te deelen als de raads
meerderheid, die daarvóór reeds vergunning
had gegeven tot het bouwen van de buiten
sociëteit en van de leelijke loodsen, die den
Hertenkamp ontsieren. Later hebben wij nog
eens langen tijd krachtens een raadsbesluit een
fontein gehad vlak vóór het Paviljoen en daar
na vóór hotel Roozen. Erger is het echter, dat
nu dwars door den Hout een breede asfaltweg
is aangelegd en er andere breede wegen loopen,
waarmede de rust van den Hout door het
claxongehuil voorgoed bedorven is. Ook drin
gen de huizenrijen aan den kant van Heem
stede, maar vooral aan den kant van het Haar
lemmerhoutpark tot diep in den Hout door
en zijn een zeer sterk contrast met de rust,
die een bosch dient te kenmerken. Vooral
echter vloekt de luidbellende electrische tram,
die den Hout geheel doorkruist, met de omge
ving.
Neen, er is niet veel van het oude schoon van
den Hout meer over. Of dit weinige zal worden
bedorven door het Hildebrand-gedenkteeken is
een open vraag. Wij zullen het pas weten
als het genomen raadsbesluit eventueel zal zijn
uitgevoerd. Mocht echter het monument daar
inderdaad misstana, dan behoeft de Raad niet
lang te wachten met het op te laten nemen
en ergens anders in de stad neer te planten.
Teneinde de nagedachtenis van mr. P. W.
de Koning, in leven voorzitter van den Diet-
schen Bond, te eeren, is een comité gevormd,
dat zich richt tot de geestverwanten en vrien
den van den overleden Dietscher en dichter,
om het mogelijk te maken, dat op zijn graf een
gedenksteen wordt opgericht, die in dit najaar
zal worden onthuld. Voorzitter van het comité
is dr. J. de Decker, secretaris ir. A. A. Fornier,
Zantvoortschelaan 178, Aerdenhout, penning
meester mr. A. J. M. van Wessem, Heeren
gracht 388, Amsterdam-C, postrekening 131036.
Dat is juist zoo prettig; een industrie- en
huishoudschool kan laten zien wat er zooal ge
presteerd wordt door de leerlingen. Het is dan
ook een goede gedachte van het bestuur onzer
Katholieke school periodiek een tentoonstelling
te houden van de voornaamste werkstukken.
En bewezen is, dat het publiek dergelijke expo
sities op prijs stelt.
Gisteren hebben we in de lokalen aan de
Ged. Voldersgracht een kijkje genomen en ge
constateerd, dat het werk in het teeken van be
zuiniging staat. Daardoor is het zeker belang
rijker geworden. Het kost geen moeite om met
onbeperkte middelen een goed practisch voor
werp te maken, maar men moet wel aanleg
hebben om met behulp van een paar centen
papier, hout, karton en verf allerhande artike
len te maken, die in salon en huiskamer een
eereplaats mogen hebben.
Uit een wit handdoekje van een dubbeltje
of een confectiedweiltje van vier voor een kwar
tje tooveren de meisjes fraai geborduurde tasch-
jes, tafelkleedjes, etc. Een zandloopers-gordijn-
tje voor een raam 1.25 bij 1 M. wordt uit brei
katoen voor veertig cent gemaakt. En het is
de moeite waard, geen prulwerk! Gluton maken
de huishoudkundigen zelf, een pot van een me
ter voor een gulden. Voor lakwerk is geen schil
der noodig en lampekappen ontstaan uit zelf-
geolied papier waarop een schablone-schilder-
stukje.
■Ook in de keuken moet de geest des tijds
een woordje meespreken. „Kiest eieren voor Uw
geld", adviseert men vanuit de Veluwe en om
dat de eitjes goedkoop zijn, vinden we op de
tentoonstelling allerhande lekkere gerechten,
waaraan de kip medewerking verleende. Ook as
perges leenen zich tot heerlijke schoteltjes, ter
wijl ook visch, als een nationaal product bij uit
stek, een aardig woordje in het culinaire festijn
meespreekt. Als de groente goedkoop is, gaat de
verstandige huisvrouw inmaken, en dus ook op
GROOTE HOUTSTRAAT 42-44
dit gebied leeren de kooklustige meisjes het een
en ander.
De wasch- en strijkinrichting laat zien hoe
een tennisbroek, een zeilcostuum gereinigd en
opgeperst moet worden. De aandacht op deze
afdeeling trekt vooral de „schattige" baby-uit
zet, met het keurige wiegje en het imitatie-ba-
bytje. In het lokaol voor linnen-naaiwerk
prijkt een aantrekkelijke badmantel, bieden py-
ama's de kostelijkste kleuren, terwijl natuurlijk
ook minder poëtische naaistukken het kensters-
oog paaien.
Een vroolijk zonnetje scheen in het lokaal
voor kinderverzorging, waardoor poppen, met
vroolijk geschilderde meubeltjes, liliput-winkels
en miniatuur-kleertjes een eigen milieu vorm
den. Alles eigen fabrikaat, waarvoor een bijzon
der woord van hulde.
In de teekenklasse zagen we kunstzinnige
ontwerpen voor vroolijke costuums, in de voor
bereidende klasse knap brei- en haakwerk.
We hebben nog wat vérgeten, maar er is ook
te veel om op te sommen. Gaat zelf eens kijken,
geniet van de chique lijn van'een avondjapon,
bewonder de complete picnic-inventaris, smul
van de paddestoel-eieren of van de flensjes
met aardbeien, ontdek hoe koper of riet gerei
nigd moet worden, leer een jurk verven en
vergeet vooral niet een kopje thee te gaan
drinken in de leeraressenkamer.
Slotgedachte van een leek: Wat hebben die
meisjes daar een paradijsje.
Dit paradijsje de tentoonstelling werd
Woensdagmiddag onder zeer groote belangstel
ling door den voorzitter van het schoolbestuur,
den weleerw. heer kapelaan A. J. L Leesberg
geopend. In zijn toespraak heette deze allen
hartelijk welkom, in het bijzonder dén ver
tegenwoordiger van het Haarlemsche gemeen
tebestuur, wethouder W. J. B. van Liemt, de
besturen van de Protestant-Christelijke en
Haarlemsche Huishoudscholen, waarmede,
naar spr. mededeelde, altijd prettig is samen
gewerkt, het bestuur van den R. K. Vrouwen
bond, afd. Haarlem, den zeereerw. heer rector
W. R. de Jong uit Utrecht, inspecteur van al
lerlei soorten van onderwijs in het Aartsbis
dom, vertegenwoordigsters van de Graal en
den inspecteur van het L. O., den heer H. v.
d. Weyer.
Spr. wees er vervolgens op, dat, als een zaak
van groot belang is, men dit propageert door
reclame. Wij zijn in zekeren zin ook handels-
menschen, zeide spr., en maken dus ook re
clame, door advertenties, maar ook door
de étalage, n.l. door deze tentoonstelling, waar
alles, wat in de afgeloopen twee jaar vervaar
digd is, te zien is.
Volgens een interview heeft de nieuwe mi
nister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap
pen gezegd, dat hij niet van plan is ingrijpende
maatregelen te nemen. Laten wij dat allen
hopen, zeide spr., vooral ook omdat bij bezui
nigingen het huishoud- en industrie-onderwijs
het eerst aan de beurt is. Laten wij dus allen
hopen, dat dit onderwijs niet te veel nadeelen
van de bezuiniging zal ondervinden. Spr. weet
zeker, dat de nieuwe minister weinig maatre
gelen zal nemen alshij deze tentoonstel
ling bezoekt. Deze tentoonstelling laat zien al
hetgeen een meisje noodig heeft om een goede
huisvrouw te worden, aldus spr.
Spr. bracht vervolgens dank aan het bestuur,
dat gratis al het noodige werk heeft verricht,
en vooral aan de directrice, voor hetgeen deze
in de twee jaar van het bestaan der school,
heeft tot stand gebracht, dank zij ook de hulp
van een staf van medewerksters.
Het aantal leerlingen is zeer toegenomen.
Spr. dankte de directrice op hartelijke wijze
voor haar toewijding en ijver om deze school
groot te maken.
Vervolgens was het woord aan wethouder
Van Liemt, die zeide destijds een bescheiden
deel aan het tot stand komen van deze school
geleverd, maar later met groote interesse den
bloei en de schitterende resultaten van de
school geconstateerd te hebben. Spr. wees op
het geweldige nut, datdeze school in de ge
meente Haarlem heeft gesticht. Men kweekt
er huismoeders, die het gezin tot zegen strek
ken en het op een peil brengen, waarop het
behoort te zijn, aldus spr.
Spr. feliciteerde het bestuur voor hetgeen
dit in de afgeloopen twee jaar heeft tot stand
gebracht en dankte de directrice voor hare toe
wijding.
Spr. hoopte, dat deze school moge blijven
bloeien, dat de nood niet al te zeer den groei
daarvan zal belemmeren en dat het bestuur
zal bereiken al hetgeen dit zich voorgenomen
heeft.
Kapelaan Leesberg dankte tenslotte wethou
der Van Liemt voor zijn vriendelijke woorden
en het gemeentebestuur voor den ondervonden
steun en begroette den hoogeerw. heer plebaan
L. A. A. M. Westerwoudt als vertegenwoordi
ger van den Haarlemschen clerus, waarna de
genoodigden een rondgang over de tentoon
stelling maakten.
Mede waren nog aanwezig de weleerw. heer
kapelaan W. H. J. Polder en mevr. M. Maar-
schall-Komin, raadslid.
Iedereen heeft nu belangstelling voor
badcostuums. De nieuwste, sierlijkste
en meest doelmatige modellen zijn bij
ons geëtaleerd. Mooie kleuren en
dessins.
Wij verkoopen alleen w oil en
badcostuums van de beste fabrikaten,
tegen lage prijzen voor prima
kwaliteit.
BentveldAerdenhout, hoe menigmaal gaat
in den zomer niet het verlangen er naar uit,
om in de mooie omgeving te genieten van al
het natuurschoon, dat er te genieten valt.
Daar hebben de Haarlemsche Verkenners een
plekje, dat zij voor hun verkenningswerkzaam-
heden vrij kunnen gebruiken en daar hadden
van Zaterdag op Zondag 27/28 Mei, de Diocesa
ne wedstrijden plaats. Het programma dat moest
worden afgewerkt was niet gemakkelijk.
Het was n.l. de bedoeling dat de patrouilles
uit het geheele Bisdom hun kunnen ten toon
zouden spreiden en voor de patrouille die de
meeste kampvaardigheid aan den dag legde was
er een mooie throphee aan verbonden. Jammer
dat niet alle uitgenoodigde patrouilles waren
opgekomen.
Door het prachtige weer van die dagen be
gunstigd, zijn de wedstrijden tot een Waar suc
ces geworden. De stemming was ondanks den
vinnigen strijd buitengewoon goed. De wedstrijd
ving om drie urn: Zaterdagmiddag aan; aan
wezig waren twee patrouilles uit de Haagsche.
Amsterdamsehe en Haarlemsche rimboe.
Allereerst werden de verschillende kampen
opgezet voor den komenden nacht en de keukens
ingericht voor den maaltijd in den avond. Alles
ging in wedstrijd vorm, zoodat groote zorg be
steed moest worden, zoowel aan de inrichting
der keuken, waarbij op de grootst mogelijke
comfort gelet werd als wel op de producten
welke in de keuken Werden bereid. De commis
sie welke tot taak had zoowel de inrichting van
de keukens als het diner te beoordeelen, zag zich
dikwijls voor een moeilijke taak gesteld, daar
de respectievelijke koks zich buitengewoon van
hun taak kweten. Na het stevige maal, dat alle
eer werd aangedaan, kwam er stilte in het
kamp: de aalmoezenier ging het kamp rond
om de tenten te zegenen en wijwater in elke
tent rond te brengen. Hierna werd een kort be
zoek gebracht aan een smaakvol ingerichte Ma
riakapel; heerlijk klonken de weesgegroeten in
de avondstilte, welke gevolgd werden door een
Marialied.
Hierna kwam er weer de echte romantiek in
het kamp terug. Hier en daar doken er spook
achtige gedaanten, gehuld in een groote kamp-
vuürmantel tusschen de struiken op. Het kamp
vuur Was inmiddels ontstoken en weldra zou
iedere patrouille de gelegenheid krijgen zijn
kampvuurnummertje ten beste te geven. Hierbij
kende de vindingrijkheid geen grenzen: weldra
daverde de lucht van de lachsalvo's, soms onder
broken door de krachtige uitgebrachte yells.
Tot slot van den dag werd om het vuur het
avondgebed gebeden, waarna de aalmoezenier
den zegen gaf. Dan zochten de verkenners hun
slaapgelegenheden op en een half uur later
was de stilte in het kamp teruggekeerd en wer
den nieuwe krachten opgedaan voor den komen
den dag. Zondagmorgen om zes uur klonk het
reveille-signaal en hiermede keerde de bedrij
vigheid in het kamp terug.
Gezamenlijk werd het ochtendgebed gebeden,
waarna werd afgemarcheerd naar het intieme
kerkje te Aerdenhout, waar de verkenners door
de vriendelijke toestemming van den Zeereerw.
Heer Pastoor de H. Mis zoo innig mogelijk volg
den door de Latijnsche gebeden te antwoorden
Terug in het kamp werden er zware eischen
aan mondvoorraad gesteld. Opnieuw ging de
kampstaf speurend en beoordeelend het kamp
met critischen blik rond. Dan kwam de groote
tocht. Elke patrouille maakte zich reisvaardig,
met tusschenpoozen van tien minuten werd het
kamp verlaten om met behulp van eeri kaart
een tocht in den omtrek te ondernemen, waarbij
de omgeving een fantastische aanblik had ge
kregen. Rustige vaarten waren snel vlietende
stroomen, ravijnen moesten overgetrokken wor
den, opdrachten lagen verborgen, welke slechts
met teekens waren aangegeven. Het vereischte
groote verkennersvaardigheid, den tocht tot een
goed einde te brengen.
En eenmaal terug in het kamp moest een vol
ledig rapport over den tocht worden ingele-
De avondbladen van Woensdag bevatten uit
voerige beschouwingen naar aanleiding van de
Regeeringsverklaring. Wij laten de voornaam
ste gedeelten hier volgen.
De regeeringsverklaring heeft den toon weten
te vinden, die, zoo schrijft „De Maasbode", bij
de situatie past. Onverbloemd wordt gewezen
op de volkomen ontwrichting van het econo
misch leven, maar geen oogenblik wordt de
indruk gewekt, dat de regeering bij de pakken
wil gaan neerzitten of de wanhoop nabij is.
Integendeel: onmiddellijk na het constateeren
van het hachelijke van den toestand komt de
conclusie: snel en krachtig moet worden inge
grepen, anders volgt de ineenstorting.
Het stuk wekt den indruk: De regeering ziet
haar taak en vreest die niet. Deze kloekheid
geeft rust.
Dat de regeering niet terstond in bijzonder
heden haar plannen kan uiteenzetten, zal nie
mand haar euvel duiden.
Wat zij aanduidt is echter belangrijk genoeg.
Het verheugt ons, dat de regeering, blijkens
de beloofde zorg voor cultureele en sociale be
langen, door den materieelen nood niet geheel
overweldigd blijkt, en wij steunen gaarne haar
beroep op de „noodzakelijke eendracht", al
achten wij het geschrijf in een deel der liberale
pers aan het adres der katholieken voor die
eendracht niet bevorderlijk. Het besef, dat de
liberalen tot heden naar hartelust hebben ge
stemd tegen iederen maatregel, die hun niet
beviel, zonder te letten op de harde noodzake
lijkheid, moge hun pers tot eenige bescheiden
heid manen bij het manoeuvreeren met de ter
men lands- en partijbelang.
De regeeringsverklaring bevat weinig verras
sends, merkt „De .Volkskrant" op,
Tenzij men het een verrassing zou willen
heeten, dat de sterke Colijn, de op het natio
nale schild geheven held van de Nationale
Unie, met een verklaring komt, die ook een
andere minister-president, en een ander ka
binet, even goed had. kunnen afleggen.
Dat er nog meer zal moeten worden bezui
nigd en dat er nog meer belasting zal moeten
worden betaald is geen nieuws: de vraag is
maar op wie de bezuinigingen zullen neerko
men en wie het belastinggeld zullen moeten
opbrengen.
Tot voldoening strekt maar het kan toch
ook weer geen verwondering wekken dat de
regeering zal streven naar een krachtig herstel
van het bedrijfsleven en dat ze daartoe bij
voorbaat geen enkelen maatregel buitensluit,
dus ook niet een eventueele wijziging van onze
handelspolitiek.
Een bijzondere verdienste heeft de omme
keer van den heer Colijn en van zijn vrijzinnige
collega's niet, daar ook zij, tot het dragen der
verantwoordelijkheid geroepen, het niet aan
durven, ter wille van een leus het restje wei
vaart als sneeuw voor de zon te zien wegsmel
ten.
Dat het gezag zal worden hooggehouden stelt
de regeering „met nadruk" op den voorgrond.
Was die nadruk zoo noodzakelijk: is dit niet
de plicht van elke regeering; of heeft men wil
len te verstaan geven, dat het vorige kabinet
in dit opzicht is te kort geschoten?
Intusschen: tot gerustheid stemt, dat tegen
élk extremisme van welke zijde dit zich ook
openbaart, heet het in de regeeringsverklaring
zonder aarzeling zal worden opgetreden.
Bevreemding wekt, niet dat de regeering in
de christelijke volksaspiraties een bron van
kracht ziet, wél dat zij „het toespitsen van po
litieke en geestelijke tegenstellingen ter wille
van de noodzakelijke eendracht zal vermijden."
Immers: geen enkele regeering is geroepen
politieke en geestelijke tegenstellingen „toe te
spitsen", en ook in minder zorgvolle tijden is
een ietsje eendracht bij de behartiging van
's lands zaken wel gewenscht.
Indien de gekozen periode als verontschul
diging moet strekken dat geen christelijk be
leid kan worden gevoerd nu de christelijke
ministers door vrijzinnige worden geflankeerd
had men ze toch wel anders kunnen formu
leeren
De A.-R. „Standaard" zegt, dat deze ver
klaring in hoofdlijnen aangeeft, wat in de
verkiezingscampagne door de meeste partijen
in uitzicht gesteld werd. Met nadruk wordt er
op gewezen, dat de handhaving van het gezag
geacht wordt tot de eerste plichten der Over
heid te behooren. Vandaar dan ook de nadruk
kelijke steun in den rug voor de plaatselijke
Overheid, waarin tevens een aanmaning ligt
opgesloten voor de plaatselijke autoriteiten, om
ten deze hun plicht te verstaan. We mogen nu
hopen, dat vormen van terreur, zooals die den
laatsten tijd hier en daar voorkwamen men
denke ook aan de z.g. huurstakingen voort
aan sterk zullen afnemen.
Dat de oplossing van het werkloosheidsvraag
stuk allereerst gezocht wordt in verheffing van
het bedrijfsleven, is logisch gedacht. Daarna
komen dan de werkverruiming en werkver
schaffing als aanvullende middelen tot leniging
van den nood der werkloosheid.
Een woord van waarschuwing tegen voor
barig optimisme acht het blad echter niet
overbodig.
Aangenaam doet het aan, dat ook dit Kabi
net de Christelijke volksneigingen als een sterk
en bestendig element in ons volksleven erkent
en dat het verklaart in zijn beleid daarmee te
zullen rekenen. Het was van dezen Minister
president eigenlijk wel niet anders te verwach
ten, maar aan de ongewone samenstelling van
het Kabinet moest men toch eerst nog even
wennen. Het was niet de allereerste gedachte,
die opkwam, dat dit Kabinet zoo onomwonden
zich zou uitspreken over de be teekenis der
Christelijke volksaspiraties voor ons volksleven.
Het oordeel van de c.h. „Nederlander" is, dat
de Regeeringsverklaring ongeveer geeft, wat van
haar verwacht mocht worden.
Alles te zamen genomen, een regeeringsver
klaring, welke het Kabinet er aanspraak op
geeft, dat parlement en natie met sympathie en
vertrouwen wachten op zijn daden.
„Het Volk" acht den algemeenen toestand in
deze verklaring geenszins te somber geschilderd.
Wat is de Regeering voornemens te doen tot
redding uit den crisisnood?
De verklaring geeft hieromtrent, aldus het
blad, slechts zeer weinig uitsluitsel. Wij zeggen
dit niet als critiek. Het valt zeer wel te begrij
pen, dat een regeering niet een week na haar
optreden reeds een volledig stel maatregelen
kan voordragen of zelfs aandpiden, ook al heeft
ieder, die zich zijn verantwoordelijkheid bewust
is, in de afgeloopen crisisjaren en zeker in de
laatste jaren, waarin de crisisnood steeds meer
onheilspellend werd, al zijn gedachten op deze
vraagstukken gevestigd. Wij maken de opmer
king dan ook alleen om aan te geven, waarom
uiteraard deze regeeringsverklaring ons nog
weinig zegt en wij de voor te stellen maatregelen
ter overbrugging van het begrootingstekort zul
len hebben af te wachten, alvorens daarover te
kunnen oordeelen.
Twee algemeene lijnen geeft de regeering
aan. Zij noemt „belangrijke inperking der pu
blieke uitgaven onafwijsbaar" en wel „aller
eerst". Daarnaast geeft zij de onvermijdelijkheid
van nieuwe belastingheffing toe.
Over de noodzakelijkheid van bezuiniging is
ieder, die geen dollemanspolitiek wil voeren, het
in dezen hevigen crisisnood eens. De vraag blijft
echter natuurlijk: waar te bezuinigen en hoe?
De regeeringsverklaring zwijgt er over. Men
leest in de verklaring, dat het vraagstuk der
werkloosheid de volle aandacht der regeering
heeft, men leest over verruiming van werkgele
genheid en werkverschaffing, ook over „blij
vende behartiging der sociale volksbelangen",
echter „met in-acht-neming van de financieele
mogelijkheden". De mededeeling: aan den
werkloozensteun zal niet getornd worden, blijft
uit. Moeten wij het ergste vreezen?
„Het Handelsblad" schrijft:
De grondslag van de regeering-Colijn is, zoo
als nu uit de regeeringsverklaring blijkt, inder
daad het vierhoeksprogram dat de anti-revo-
lutionnaire leider op 18 Maart jj. in „De Stan
daard" ontwikkelde, en kenschetste als de „wer
kelijk nationale politiek" voor ons land, in
den noodtoestand waarin het verkeert.
Zijn beschouwing resumeerend, komt het blad
tot de volgende conclusie: een regeeringsver
klaring, die een vastberaden indruk maakt, en
blijk geeft van moed en zelfvertrouwen in den
boezem der regeering, zonder welke geen wer
kelijke leiding kan gegeven worden. Voor het
overige een program van beginselen van crisis-
beleid, die nog geheel door daden inhoud zullen
moeten krijgen; maar die in elk geval een be
gin van samenwerking tusschen kundige man
nen uit de vijf groote partijen mogelijk hebben
gemaakt. Onder die omstandigheden kan onze
houding er een zijn van zeer welwillende af
wachting.
Het gemeentebestuur van Amsterdam zit
met zijn financiën 'n klein beetje in
de knoei:
op de loopende gemeentebegrooting dreigt
een belangrijk tekort en de tegenvallers zijn
talrijk: het voor 1933 geraamde bedrag aan
ondersteuning voor werkloozen, zal zoo het
heet met een bedrag, liggende tusschen de
vijf en de zes millioen overschreden worden;
de over 1933 geraamde inkomsten loopen even
eens met ettelijke milhoenen terug, en nu is
men ten stadhuize bezig, de voorloopige be
grooting voor 1934 in elkaar te zetten!
De vergaderingen van B. en W. moeten den
laatsten tijd vrijwel steeds en vrijwel uitslui
tend ltege gezichten vertoonen.
Nu meene men niet, dat wij er ook maar een
oogenblik aan denken, het gemeentebestuur
van Amsterdam zijn financieelen' nood kwalijk
te nemen.
t Zij verre van ons.
Welk fatsoenlijk overheidsorgaan zit er te
genwoordig goed bij kas? Het behoort tegen
woordig zeker niet tot den „bon ton" royaal
of ook maar voldoende in de geldmiddelen te
zitten.
Daarvan dus niet.
♦Maar wat in dezen hoofdstedelijken nood
weer opvalt en voor heel het land leerzaam is?
De vierlegenheid, waarin de sociaai-demo-
kratische bestuurders daardoor gebracht zijn:
wethouder Polak heeft dapper verklaard (hij
zal ook niet minder dapper durven zijn), dat
hij zich niet aan de consequenties van zijn
verantwoordelijkheid wil onttrekken maar
nu komt de groote moeilijkheid: de heer Polak
staat in zijn dapperheidsvertoon niet vrij; hij
moet zich wil hij daden van verantwoorde
lijkheid stellen eerst verstaan met
zijnpartijinstanties, met de besturen der
moderne organisaties van overheidspersoneel,
enz.
Van de besprekingen in deze onverant
woordelijke en niet tot het stadsbestuur ge
roepen! kringen zal het afhangen, hoe de
wethouder van financiën in een wereldstad als
Amsterdam den financieelen toestand zal
saneeren!
Opnieuw dient de vraag gesteld: door wie
wordt men te Amsterdam en elders nu eigen
lijk wel geregeerd, als er socialisten op aet
kussen zitten?
Door een verantwoordelijk regent of (door
den kiezer van de straat?
verd, waaruit dan tevens de juiste uitvoering
van de opdracht bleek.
Al de deelnemende patrouilles hadden hieraan
hun uiterste krachten besteed en weer zag de
kampleiding zich voor een moeilijke taak ge
steld.
Na veel berekeningen en beoordeelingen van
elk onderdeel waren zij eindelijk tot de beslis
sende slotsom gekomen. Zienderoog steeg de
spanning.
Inmiddels was de opruiming voor het vertrek
in vollen gang, wat als laatste prestatie door
den kampstaf beoordeeld werd. Nu kwam de
beslissing, het fluitsignaal Weerklonk en voor
de laatste maal werd in dit kamp om den vlag-
gemast een carré gevormd.
De kampstaf las zijn oordeel voor, hier en
daar werden terechtwijzigingen gegeven en
eindelijk kwam er een einde aan de spanning:
de Houtduiven van de Cristoforusgroep te Haar
lem weren no. L Onder een luide bravo-yell
werd de trophee van dezen geslaagden kampdag
uitgereikt en was het feit beslecht.
Een goed bezette zaal was een succesje voor
het Haarlemsche R. K. Vacantie-kolonie-werk.
In den schouwburg Jansweg was een feest
avond belegd, waarvan de baten moesten die
nen om de bleekneusjes weer het rood op de
wangen te tooveren.
Een interessant programma boeide de aan
wezigen.
Alvorens hiermee aangevangen werd, sprak
Pastoor J. P. Reijnenberg O.F.M. adviseur der
vereeniging een kort propagandistisch woordje,
waarin hij om. opmerkte, dat Haarlem altijd
energieke mannen heeft voortgebracht en dat
nu twee jonge mannen zullen vertellen van
hun moeizamen tocht van Ned. Indië per mo
tor naar Haarlem.
Een trio, bestaande uit de dames Corry Kop
pen, Jetty Bannink en Leny Grimberg hield
een muzikale inleiding, waarna de heeren A.
G. Aukes en B. J. A Herweyer begonnen met
te vertellen van de vele interessante en vaak
moeilijk te overwinnen toestanden, die ze be
leefden op hun motortocht, hierbij gesteund
door de illustratie van de door hen meegebrach
te lantaarnplaatjes.
Voor de pauze behandelde de heer A G.
Aukes het eerste gedeelte van den motortour
JavaHolland, terwijl het tweede gedeelte na
de pauze door zijn tochtgenoot, den heer B. J,
A. Herweyer voortgezet werd.
Gezellige causeurs, als zij waren, wisten ze
bij de eigengemaakte foto's en de pagina's uit
hun logboek interessante staaltjes te vertel
len, waaruit duidelijk bleek, dat als iemand
verre reizen doet, hü heel wat te vertellen
weet.
De heer Aukes begon bij den aftocht in Java
en kwam zoo aan de hand van foto's van land
schappen, bouwwerken, folklore, menschen in
hun bedrijf, dierenleven en onder toevoeging
van „pech-histories" tot aan het noorden van
Britsch Indië.
Zijn tochtgenoot zette met het publiek de reis
voort, hierbij bijaonder Afghanistan en Be-
loedsjistan belichtend.
Het trio zorgde tusschen de gedeelten voor de
muzikale afwisseling.
Aan het begin van den avond en onder de
pauze verkochten meisjes bloemen, waarvan de
opbrengst ten goede kwam aan de Vacantie-ko-
lonies, terwijl deze exemplaren gratis ten bate
der vereeniging door de fa. Kauffmann be
schikbaar gesteld waren.
Aan het slot wekte Dr. Kuenen de aanwezi
gen op hun steun te verleenen aan de Vacan-
tie-olonies, die dezen in dezen onzen tijd zoo
hard noodig hebben.
In de algemeene vergadering van aandeelhou
ders der Verzekerings-Mij. „Spaarhuis" te Haar
lem werd besloten dit jaar geen dividend uit te
keeren (vorig jaar eveneens nihil). Tot commis
saris werd herkozen de heer J. R. van Osselen
te Amsterdam.