Het lijden van een Koningin
éffet vetfiaal mn den dag
Het Geheim van
Sir Carew
ZOMERMAAND
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
ROBINSON! Zoo'n „echte" schoen
voor „echte" jongens
WOENSDAG 7 JUNI
MARIA STUART
Katholiek vóór alles
G3§i
222—27 1
De veel omstreden en belasterde
koningin van Schotland
Droef begin
KWALITEITEN
0
Huwelijk
Moord op Riccio
Gelsthorpe-laan
if. De wagen ge- jjet Mysterie van e
noorzaamde ge- e
willig zonder be-
stuurder en snel-
de de duisternis
in. Cornwall
volgde, de revolver gericht.
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
flj:
Er zijn weinig historische figuren, over wier
leven en karakter zooveel en zoo«, uiteen
loopend geschreven werd als de figuur van
de katholieke koningin van Schotland, Maria
Stuart, de ongelukkigste aller koninginnen, de
veel versmade, de jonge zwakke en toch
krachtige vrouw, de in waarheid koninklijke,
het slachtoffer van verraad en vervolging, de
martelares voor haar katholiek geloof.
De geschiedenis van Maria Stuart begint in
Frankrijk aan het doodsbed van haar man, den
koning van Frankrijk. Een droef begin voor
waar, dat nog verergerd werd door den strijd die
bij den dood van den koning ontstond. In de
eerste plaats was daar de pijnlijke vraag, of de
koning op natuurlijke wijze den dood gevonden
had. Tweedens ontpopte zich haar schoonmoe
der Catharina de Medici als een weinig bemin
nelijke vrouw, wier bedoeling het was haar zoon
tot koning te doen uitroepen en de werkelijke
koningin van Frankrijk naar haar koninkrijk
Schotland te doen verhuizen.
Aldus geschiedde ook en de ongelukkige
Maria, die haar grootste liefde aan Frankrijk
had gegeven, moest het geliefde land verlaten
en koers zetten naar Schotland, waar vele vij
anden haar wachtten. Die vijanden waren de
protestantsche edelen, die een vrij sterke macht
hadden veroverd en volgelingen waren van den
fanatieken presbyteriaan Knox.
Einde Augustus 1561 kwam Maria in Schot
land aan, gekleed in den diepen rouw der Fran-
sche koninginnen. De Fransche Ridderschap
had haar noode zien vertrekken, want Maria
was zoowel door haar schoonheid als haar hoe
danigheden het idool van iederen Franschen
onderdaan.
In een dichten somberen nevel landde de
koningin met haar gevolg in de haven van
Leith en spoedig drong het bericht van haar
aankomst door tot Edinburgh, waar een ware
consternatie onder de edelen ontstond. Na en
kele uren was Maria omgeven door die som
bere, ruwe Schotsche Lords, zoozeer verschil
lend van de Fransche edelen en haar bovendien
grootendeels vijandig gezind. Het waren kerels
in staal en leder gekleed en die zich weinig er
om bekommerden, of zij hun koningin dan wel
een vreemde in hun midden hadden.
;,De koningin was niet zeer ingenomen met
het ruwe uiterljjk van haar toekomstige hove
lingen," aldus schrijft pater L. Coloma in zijn
roman „Die gekrönte Martyrerin," en wü be
grijpen dit te gemakkelijker als we weten, dat
Maria bij haar aankomst in Schotland pas ne
gentien .jaar oud was.
De schoonheid van de jeugdige vorstin liet
niet na grooten indruk te maken op de jonge
lords, vooral op de katholieken, die al hun heil
van haar verwachtten. De volgelingen van Knox
echter kozen onmiddellijk, zij het ook eeniger-
mate bedekt, partij tegen de koningin, want zij
begapen, dat Maria vóór alles den katholieken
goddienst zou beschermen, Daarom verzamel
den zij reeds den eersten dag een ontevreden
menigte, die onder het lawaai van doedelzak
ken-muziek naar het slot van de koningin op
trok en onder haar vensters vijandige liederen
aanhief, daartoe aangespoord door de pres-
byteriaansche geestelijkheid onder leiding van
den fanatieken Knox. En met dezen somberen
inzet begon de jonge, ongelukkige vorstin haar
droevig leven in Schotland. Reeds nu was zij
bijna een gevangene, zij, die in werkelijkheid
koningin was van Frankrijk, Schotland en En
geland.
De dag na de dreigende serenade van Knox'
handlangers was een Zaterdag en Maria gaf
bevel om alle toebereidselen te treffen voor de
H. Mis die des Zondags in de kapel van haar
slot Holyrood zou worden opgedragen en waar
aan zij met haar heele katholieke personeel zou
deelnemen. Deze toebereidselen wekten bij de
presbyterianen natuurlijk groote consternatie.
Geen tweede maal, aldps verklaarden zij, zouden
zij den katholieken godsdienst in hun land dul
den en dit bleek maar al te duidelijk toen Zon
dags de H. Mis begon en de kerk omringd was
door een morrende menigte. Wel liet men de
koningin en haar gevolg dew kerk binnengaan
(Maria schreed zonder angst en waardig naar
binnen), doch nauwelijks was de deur gesloten
of een gehuil steeg uit de menigte op en hierbij
zou het niet gebleven zijn, wanneer niet een
jonge ridder zich met getrokken degen voor de
kerkdeur had geplaatst en het volk stilte Iiad
bevolen. Deze jongeman was James Murray,
een bastaard-broeder van Maria, overgegaan
naar den nieuwen godsdienst en zeer gezien
onder de presbyterianen. Meermalen in het le
ven van Maria zou deze James Murray een be
langrijke, doch niet steeds sympathieke rol
spelen. Lord James wist dus te bewerken, dat
de koningin ongemoeid de H. Mis kon bijwonen
Hij deed dit echter allerminst om Maria te
helpen, maar om te voorkomen, dat er onge-
wenschte domheden zouden gebeuren, hetgeen
vooral te betreuren zou zijn om den officieelen
intocht van de koningin in Edinburgh, welke
intocht aanstaande was. De plechtigheid had
plaats op 2 September en Knox sloot een ver
bond met den magistraat der stad om deze ge
legenheid niet onopgemerkt voorbij te laten
gaan. Voor de plechtigheid een aanvang nam,
waren de straten van Edinburgh reeds versierd
met talrijke platen en affiches, die tegen den
katholieken godsdienst waren gericht en het
was duidelijk, dat de intocht van Maria een
lijdensweg voor haar zou worden. Zij die haar
opwachtten, de magistraat, Knox en zijn gees
telijken, waren immers Maria's grootste vijan
den.
Dit alles was voor Maria geen reden om ook
maar een oogenblik haar katholicisme te ver
loochenen. Toen haar op een zilveren blad de
sleutels der stad werden aangeboden, liggende
tusschen een Bijbel en een gezangboek, begreep
zij onmiddellijk de beteekenis van deze protes
tantsche symbolen. Zij maakte toen het kruis-
teeken op het hoofd van het kleine meisje, dat
haar het blad voorhield, nam de sleutels van
het blad af en liet Bijbel en gezangboek lig
gen. De afstand tusschen de koningin en haar
tegenstanders was hiermede duidelijker dan
ooit te voren geaccentueerd. En vanaf dit
oogenblik zouden verraad en valsche vriend
schap steeds haar gezellen zijn. Zij zou echter
tot het bittere einde volhouden en heeft steeds
geweigerd een onderhoud aan een protestant-
schen geestelijke toe te staan.
In dien tijd vroeg koning Philips II de ko
ningin van Schotland om haar hand voor zijn
zoon Don Carlos, de keizer van Duitschland
vroeg dezelfde hand voor aartshertog Karei,
Catharina de Medici voor haar zoon, den her
tog van Anjou en de schaamtelooze Elisabeth
van Engeland ontzag zich niet aan Maria als
echtgenoot op te dringen haar, Elisabeth's
eigenminnaar Robert Dudley, in weerwil
van het feit, dat de verhouding tusschen Dud
ley en Elisabeth reeds lang een Europeesch
schandaal was geworden. Het antwoord van
Maria was even waardig als duidelijk: zij zou
in overleg met haar onderdanen zelf haar ge
maal kiezen, zulks in overeenstemming met de
belangen van het land. De uitverkorene bleek
te zijn Lord Darnley, Henri Stuwart, een zoon
uit het tweede huwelijk van Maria's grootmoe
der Margaretha Douglas.
Lord Darnley was natuurlijk katholiek en dus
wekte de keuze van Maria de noodige veront
waardiging, niet alleen bif Knox en James
Murry, maar ook bij Elisabeth van Engeland,
die met Knox en de andere Schotsche protes
tanten ijverig correspondeerde en bevel gaf
Darnley's moeder gevangen te nemen en in den
Londenschen Toren op te sluiten. Het huwelijk
moest verhinderd worden en niet eens op
zachtzinnige wijze. Toen n.l. bekend was ge
worden, dat Maria en Darnley zich naar Perth
zouden begeven, gaven Knox en de zijnen bevel
hen bij den bergpas Kintos den weg te ver
sperren. Darnley moest gedood en Maria ge
vangen genomen worden, aldus luidde de af
spraak. De koningin echter werd tijdig inge
licht en passeerde de gevaarlijke plaats juist
een uur vóór de aankomst der samenzweerders.
Na ontvangst der Pauselijke dispensatie, door
Mgr. Dumblanc overgebracht, had het huwe
lijk plaats op 29 Juli 1565, bij welke gelegenheid
Darnley den titel van koning ontving. Zoo
zette haar huwelijk in, omgeven door het ver
raad van haar broeder James en van Knox en
de zijnen.
haar intieme hofdames aan tafel zat, deden zij
den inval in de eetkamer en doodden Riccio,
in weerwil van de heldhaftige houding der ko
ningin, die den aangevallene met den inzet van
haar leven poogde te verdedigen. Door 56 dolk-
stooten doorboord werd de stervende Riccio van
de trappen gesleurd en uit een venster op een
kleine binnenplaats gesmeten.
De moordenaars, die de straf der Koningin
vreesden, wisten in hun heldhaftigheid niet be
ter te doen dan over de Engelsche grens te
vluchten. De edelmoedigheid van de koningin
was groot genoeg om de treurige daad van Darn
ley toe te schrijven aan jeugdige onbezonnen
heid. De koning was n.l. pas 21 jaar oud en
was in den waren zin van het woord nog een
kind, 'n eigenzinnig en egoistisch kind, dat bo
vendien nog bedreigd werd door den gevaar
lijken 36-jarige tegenstander Bothwell, die
Darnley zijn eer en zijn macht niet gunde.
Maria kon er intusschen niet in berusten dat
haar huwelijk met Darnley zou bestendigd
blijven en zij stuurde aan op een scheiding,
hetgeen door hem werd beantwoord met ge
scheld, beleedigingen, leugens en braspartijen.
Hij schreef naar verschillende Europeesche ho
ven, waar men echter zijn brieven niet in ernst
nam.
Op 19 Juni 1565 schonk Maria het leven aan
een prins, die later Jacob VI van Schotland zou
worden en Jacob I van Engeland. Het nieuws
van deze geboorte werd ook overgebracht naar
het hof van Elisabeth van Engeland, die juist
een bal gaf. Bij het hooren van de boodschap
stiet zij een schreeuw uit en viel in onmacht.
Zij jammerde, dat de zoozeer door haar gehate
Maria van Schotland een zoon had gekregen,
terwijl zij zich zelf met een onvruchtbaren
boom vergeleek. Haar woede kende geen grenzen
en haar leelijkheid, die bestond in rossig haar,
zwarte tanden, kleine oogjes en een vooruit
springende neus, werd nog welsprekender, want
een van haar grootste bezwaren waren de op
vallende schoonheid en lieftalligheid van Ma
ria van Schotland, die zoo duidelijk contrasteer
de met de toenemende leelijkheid van Elisa
beth. Het Londensche hofbal ging natuurlijk
uit als een nachtkaars, die plotseling uitge
blazen wordt. De prins werd gedoopt met groote
plechtigheid en volgens den katholieken ritus.
Darnley vernam korten tijd daarna, dat zijn
collega's die over de Engelsche grens waren ge
vlucht, teruggekeerd waren en niet zonder reden
vreesde hij, dat ze zich op hem zouden wreken,
omdat hij ook hen weer verraden had. De aan
staande scheiding van zijn huwelijk met de ko
ningin maakte hem nog ongelukkiger. Ook de
Pauselijke afgezant wist Maria gemakkelijk te
overtuigen van de noodzakelijkheid eener ver
zoening tusschen haar en Damley, die in Glas
gow ziek lag. Hij werd dan naar Edinburgh ver
voerd, waar hij echter wegens het besmettings
gevaar voor het kind niet in het koninklijk pa
leis moch verblijven. Voor hem liet de koningin
een prachtig huis inrichten, waarin drie ver
trouwde dienaren voor hem zorgden. Dit huis
zou Darnley noodlottig worden, doordat zijn
vijanden en die van Maria hem daar van het
leven zouden berooven. In den nacht van 9 op
10 Februari geschiedde dit als volgt. De konin
gin was op bezoek geweest bij haar echtgenoot
en zou des avonds naar haar paleis terugkee-
Ulllllllllllll
llllllll IIIILÏ
E Zomermaand doet ieder denken E
Aan den zomer, en dat spreekt!
Echter kan het ook gebeuren,
Dat er wel wat aan ontbreekt!
Zal het heet zijn? zal het mooi zijn?
Zal het natjes zijn of frisch?
Iets umarbij men noch van 't eene
Noch van 't ander zeker is!
Maar van één ding is men zeker!
Daarvoor is de maand beroemd!
5 Naam'lijk dat zij, door wat jeugd heet, i
Weer de blok-maand wordt genoemd! 1
't Is nu vossen, 't is nu blokken,
't Is nu pompen in den kop,
Want bij wien men aan den tand voelt i
Is 't er onder of er op!
Talen, cijfers en historie,
Aardrijkskunde en chemie
Niets dan dor en stoffig proza,
Maar geen maand met poëzie!
Het examen! Lieve hemel,
Dit is nu weer up-to-date,
Dus al zal het nog zoo koud zijn,
't Is een maand waarin men
zweet!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
ïïlllllllllllIHlIllimillllllllllMllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllIllllllllllri
ren. Een drietal bandieten, handlangers van
graaf Bothwell was in de omgeving. Terwijl
Maria met haar gezelschap Dernley be
zocht, tot ongeveer elf uur in den avond,
hadden de bandieten in het paleis de
noodige maatregelen getroffen en in den
nacht tusschen een en twee uur schalde een
geweldige knal, door een feilen bliksem bege
leid, door de stilte. Het huis van Darnley was
in de lucht gevlogen en de lijken van den jon
gen koning en een zijner dienaren werden ge
vonden, half ontkleed en den degen in de hand.
Kort voor den slag hadden menschen in de
omgeving een hulpgeroep gehoord. Bothwell
zelf had dezen aanslag geleid en na eenigen
tijd met het koninklijk gezelschap te hebben
doorgebracht, zou hij om 12 uur in den nacht
actief aan den moord gaan deelnemen. De ont
plofbare stoffen werden op de afgesproken
plaats gelegd en de lonten werden aangestoken.
Kort na de ontploffing lag Bothwell in zijn bed
en nadat hij gewekt was en van het gebeurde
had kennis genomen, spoedde hij zich naar de
koningin om zijn diensten aan te bieden.
Met dezen laffen moord werd wederom een
episode van Maria's droevig leven besloten,
maar dit alles zou nog slechts het begin vor
men van een reeks onheilen. Het eerstvolgend
onheil was de beschuldiging jegens de konin
gin, dat zij zoo niet de moordenares, dan toch
de medeplichtige in dezen moord zou zijn. Zoo
werd Maria van Schotland door verraad ach
tervolgd tot aan haar dood op het schavot
Het duurde niet lang of Darnley begon een
deel van de koninklijke macht op te eischen,
doch Maria weigerde hem dit, wetend, dat hij
slechts door ijdelheid werd gedreven. Deze
IJdelheid was het, die hem er toe bracht zijn
koninklijke gemalin te verwijten, dat zij zich
door haar secretaris, den Italiaan Riccio liet
beïnvloeden, een veronderstelling, die door
Maria's vijanden natuurlijk werd gedeeld en die
leidde tot minder verheffende verdachtmakin
gen. De waarheid was intusschen, dat Riccio
een bekwaam en gewetensvol raadsman was,
die geen ander streven koesterde dan zoo goed
mogelijk zijn plicht te doen. De leugen, dat
Riccio den koning opzij zou streven is reeds
lang algemeen erkend, doch werd destijds ais
argument gebruikt bij de bestrijding van de ko
ningin.
Tegen 7 Maart riep de koningin het parle
ment bijeen en juist dezen tijd koos Darnley
uit om aan zijn zucht tot wraak toe te geven.
Hij begon samen te spannen met de protes
tantsche edelen Douglas, Ruthwen, Lindsay
en Morton, die in verbinding stonden met de
rebellen. De afspraak werd gemaakt, dat
Riccio uit den weg zou worden geruimd, opdat
de koningin althans dezen steun kwijt zou zijn.
Daarna zou de koningin gevangen genomen en
het parlement ontbonden worden. Darnley zou
de kroonrechten ontvangen en James Murray
zou aan het hoofd der regeering worden ge
plaatst. En op 9 Maart had de aanslag plaats.
Damley leidde de samenzweerders in de ver
trekken van de koningin binnen, waar zij zich
schuil hielden en toen Maria met Riccio en
Op zekeren dag, toten Ivy de pannen
noodig had om het middagmaal klaar
te maken, zag zij den zeeman, die op
het strand een tennisbaan had opge
richt, en hij speelde juist een partijtje
tennnis met Willy Woensdag, terwijl
zij de pannen als rackets gebruikten.
Ivy was natuurlijk zeer boos. „Nu heb
ben zij wel pret", zeide ze, „maar wij
zullen eens kijken of zij tegen etens
tijd nog zoo vroolijk zijn."
Een uurtje later kwamen Freddy en
Willy de Artiskeuken binnen, moei en
warm van het spelen. „O wat hebben
we een honger, is het eten al klaar?"
vroeg de zeeman. „Die cocosnoten mag
je opeten!" zei Ivy terwijl ze haar
armen over elkaar legde. „Is dat
alles?" riep de zeeman uit. „Hoe zit
het met de gebraden eend, die wij
zouden krijgen?"
„Je kan toch moeilijk verwachten,
dat ik zonder pannen braad, hè?" was
het antwoord van Ivy.
(Morgenavond vervolg)
(Ingezonden Mededeeling)
Op een nacht in October bemerkte een sur-
veilleerende agent onverwacht een brand in
de omgeving van Gelsthorpe-laan. Hij fiet
ste er zoo snel mogelijk heen en vond het bran
dend wrak van een over den kop geslagen auto.
'tWas een licht-grijze wagen, de passagier was
er uit geslingerd en lag deerlijk verminkt, een
eindje verder, dood op den weg. Het gelukte den
agent uit papieren van het slachtoffer zijn
naam vast te stellen. Bij later onderzoek bleek
dat de overledene een Londensch advocaat was.
die na een bezoek aan familie op den terug
weg was verongelukt. Hoe het mogelijk was, dat
midden op den weg een wagen over den kop
sloeg, zonder dat sporen van bijzonderen aard
aanwezig waren, bleef een raadsel.
Enkele dagen later reed een zekere Browns,
na een moeizame zakenreis, terug naar Londen
door Gelsthorpe-laan. Het was bijna midder
nacht, zijn autoklokje was blijven staan op
ruim half twaalf, zooals later bleek, toen ook
zijn wagen over den kop sloeg en Browns het
slachtoffer werd van eenzelfde nachtelijk onge
val op precies dezelfde plek. Daardoor kreeg het
gebeurde zeer sterk het karakter van misdaad,
doch de politie stond machteloos. Ook nu geen
enkel spoor dat op misdaad wees of als ver
klaring voor een ongeval zou kunnen dienen.
Den jongen Charles Ruben interesseerden de
gebeurtenissen, die het gesprek van den dag en
den avond waren in Gelsthorpe, al zeer weinig.
Hij had een rem uitgevonden voor voertuigen
met hooge snelheid en had zijn vinding in zijn
auto aangebracht. Het was een feit, dat Gels-
thorpelaan een uitgezochte weg was voor ex
perimenten, als Charles Ruben deed. De laan
was breed, uitstekend geplaveid en buiten een
bocht aan het einde zoo recht als een kaars.
Hij ondernam proeftochten zoowel 's morgens
als 's middags en 's avonds en zij duurden tot
half December, toen ook zijn wagen een puin
hoop werd, op dezelfde wijze en plek als de
beide vorige auto's. Charles Ruben lag met
gebroken nek naast zijn wagen.
Zijn vader, de oude Ruben, geloofde in slechts
twee dingen: het geneesmiddeltje waarmee hij
was rjjk geworden en de toekomst van zijn zoon.
Hij loofde een bedrag van duizend pond uit
voor dengene die het raadsel van Gelsthorpe-
laan zou oplossen.
Zoo was de stand van zaken, toen de heer
John Gray een factor van beteekenis werd in
deze geschiedenis. Hij was een ondernemend
journalist en hij had tot zijn patroon en uit
gever gezegd: „Daar ligt in Gelsthorpe inte
ressante copie voor ons. We hebben er geen
vertegenwoordiger, maar die is wel te vinden.
Ik stel voor daarheen te gaan, de plaats zelf
eens te bezien en te trachten een oplossing van
het raadsel te vinden." Zijn voorstel werd aan
vaard en John Gray zond in den namiddag
reeds de volgende mededeeling: „De juiste
plaats der ongevallen is ongeveer 280 meter
van de aansluiting der Gelsthorpelaan met den
hoofdweg gelegen. Zware boomen staan dicht
naast elkander aan weerszijden. De eenige wo
ningen in deze laan zijn villa Findon Court en
het buitenverblijf der familie Oaksten, gelegen
in de onmiddellijke nabijheid van de noodlot
tige plek. Elk dezer bezittingen heeft een eigen
oprijlaan, een poort met ijzeren hek en granie
ten stootpalen aan den rand van den weg. Geen
der familie had eenige connectie met de slacht
offers. Ik onderneem vanavond een proeftocht
door Gelsthorpelaan. Ik heb een vertegenwoor
diger voor ons aangesteld, den heer Cornwall;
deze wacht aan het einde der laan, een agent
aan het begin, waar ik start."
Het was reeds 's morgens nog heel vroeg, toen
de uitgever een boodschap kreeg dat hem
iemand wenschte te spreken. .^Verwonderd zag
de heer Finch op, doch de naam op het kaartje
deed onmiddellijk alle deuren opengaan; de
heef Cornwall trad binnen.
„Ik kom van Gelsthorpe; de heer Gray nam
mij aan voor uw blad; ik had gisteravond een
wachtpost aan het einde der laan."
„Juist, dat schreef hij," zeide Finch, „waar
om is Gray niet zelf hier?"
„Hij is dood. Hij had nog slechts gelegenheid
mij te vragen naar u te gaan en...."
„Goede hemel," riep Finch uit. „Ik had hem
niet moeten laten gaan. Vertel mij alles."
Cornwall deed het droevig verhaal dat ook
Gray verongelukt was, juist op dezelfde wijze
als de andere slachtoffers.
„Ik dank u voor uw moeite," zei Finch en
schreef op een bloknota. „De kassier zal u
hierop uw onkosten en honorarium ruim ver
goeden."
„Ik zou liever verder gaan, waar Gray de
zaak moest laten rusten," zeide Cornwall een
voudig.
„Ik ben buiten betrekking, ik ken de omge
ving, mogelijk kan ik u van dienst zijn en de
zaak ophelderen."
„Kunt u chauffeuren?"
„Ja zeker," antwoordde Cornwall.
Finch zag hem nadenkend aan. „Accoord,"
zei hij toen, „ik neem u in voorloopigen dienst.
Ik zal u een perskaart geven. Veel succes."
Cornwall ging onmiddellijk terug en bracht
eerst een bezoek aan een klein, vriendelijk uit
ziend huisje in Gelsthorpe. Een slank, blond
meisje opende hem de deur: „Nieuws, Dick?"
Hij knikte en vertelde. „Maar er is toch geen
gevaar bij?" vroeg ze angstig.
„Juist genoeg om het interessant te maken,"
zei hij.
Dick Cornwall was met haar verloofd, maar
zijn vooruitzichten waren niet schitterend. En
hier was zijn kans om te bewijzen dat hij be
kwaamheid en geschiktheid bezat.
In den middag ging hij naar het raadhuis en
verkreeg eenige inlichtingen. Toen het donker
werd, liep hij de laan in en inspecteerde met
lltlltltIIlII
een zaklantaarn nauwkeurig de beruchte plaats
der ongelukken en de naaste omgeving.
Toen hij terugkeerde, ontmoette hij een agent,
die in den omtrek surveilleerde.
„Tot hoe laat heeft u dienst?" vroeg hij.
„Tot acht uur," was het antwoord.
„En wie lost u af?" vroeg Cornwall verder.
„Roberts, geloof ik," zei de agent.
„Dan zal ik met hem eens een praatje gaan
maken", glimlachte Cornwall en ging verder.
Na zijn gesprek met Roberts zocht Cornwall
een garage op. Doch hij stuitte op heftigen
tegenstand. Tenslotte kreeg hij na een borg-
storting en de garantie dat Flinch en zijn cou
rant voor alle schade instonden, een auto in
huur. Hij reed weg in de richting van Gels
thorpe-laan. Daar haalde hij een revolver te
voorschijn. Hij reed in langzaam tempo in de
kaarsrechte laan, met één hand aan het stuur
en scherp voor zich uitturend. Dan, als hij de
ongeluksplek naderde, opende hij zacht het por
tier, stapte op de treeplank, en terwijl hij het
stuurrad vastzette en de handmanet op het
stuur neerdrukte, waardoor de snelheid van den
wagen tot zestig kilometer werd opgevoerd,
sprong hij snel
van de treeplank
Plotseling lichtte een helle, verblindende
lichtschijn op in het midden van den weg. Een
doffe slag volgde daarop. De auto reed in on
verminderde vaart verder. Cornwall zag een
beweging, Hij stond stil en schoot. Er weer
klonk een kreet, en er viel iets in het kreupel
hout achter de boomen langs den weg. Roberts,
de agent, naderde snel fietsend, sprong van
zijn rjjwiel en liep naar Cornwall.
„Voorzichtig," riep deze, „de kerel kan gewa
pend zijn". Een korte knal bevestigde zijn
waarschuwing. Doch de agent stormde in het
licht van de lantaarn vooruit. Er volgde geen
tweede schot, want een slag met zijn gummi
stok deed het wapen uit de hand van den on
bekende vallen. Een tweede slag stelde hem ge
heel buiten gevecht.
„Ik denk dat ik hem in de beenen geraakt
hels," zeide Cornwall, „nu vlug de handboeien.
Waar is de wagen?"
„Die zal wel ergens tegen een boom geloopen
zijn," merkte de agent op. „Ik hoor of zie er
niets meer van."
Toen ppende de onbekende de oogen. Ze ston
den wild en waren met bloed beloopen. „Ben
jij professor Delbing," riep hij.
„Neen," zei Cornwall, „maar ik dacht wel dat
je dien zocht. Je ziet dat je tot moeilijkheden
komt, als je iemand vermoorden wil, dien je
niet eens kent." De agent blies op zijn politie-
fluit. Spoedig verscheen assistentie, welke met
een ambulance aan den ingang der laan ge
wacht had.
Eenige uren later vertelde Cornwall zijn ver
haal aan Finch, den uitgever.
„Ik veronderstelde," zei hij „dat de moorde
naar een bepaald iemand zocht, die passeerde
tegen middernacht. Dat bleek uit het uur,
waarop de misdaden gebeurden. Dan merkte ik
op, dat slechts licht-grijze wagens tot de uit
verkorene behoorden. Ik vond uit, dat profes
sor Delbing zich vóór enkele maanden in de
omgeving gevestigd had en hij een licht-grijzen
auto bezat. Op ongeregelde tijden begaf hij zich
voor werkzaamheden nog laat naar Londen. De
moordenaar heeft niet geweten dat de profes
sor reeds geruimen tijd buitenslands vertoeft,
anders had hij zeker gewacht met zijn aan
slagen. Ik zocht verder en vond dat de profes
sor verscheidene brieven, ongeopend natuurlijk,
had liggen in zijn woning, waarin eenzekere
Downar hem met den dood dreigde. Deze man
bleek by nadere informatie een half-krankzin-
nige uitvinder te zijn, wiens vinding door den
professor was afgewezen en die zich in een
hotelletje buiten Gelsthorpe had gevestigd."
,JEn verder.... zyn methode?" vroeg Finch.
„Het overige is eenvoudig. Verscheidene ge
gevens had ik al onderzocht vóór ik u mijn
diensten aanbood, daarby behoorde ook dat ik
vernam dat Downar den professor persoonlijk
niet kende. Hy vernam diens verbiyf en de
kleur van diens auto van menschen hier uit
de streek, doch daar de professor voor een ge
heime zending op reis ging, was zyn vertrek
verborgen gehouden. En de methode? Hy zocht
er een, welke geen sporen achterliet. Daarom
stelde hy een sterke acethylene-lantaarn langs
den weg op, welke afgeschermd was. Dat scherm
kon hy op eenigen afstand met behulp van een
koord optrekken. Als een gryze wagen passeer
de, liet hy zun lantaarn werken. Dat was het
licht, waar Gray op doelde by zyn sterven. De
bestuurder, die den wagen reed, liet verblind
door het licht, den wagen impulsief sterk naar
rechts uitweken. Op dat moment liet Downar,
die over enorme kracht beschikt, een der gra
nieten stootpalen van de inryiaan van Findon
Court voor de wielen vallen en de wagen sloeg
over den kop. Terstond daarna bracht hy de
paal terug, wat slechts een afstand van enkele
passen is, en plaatste haar weder in het gat
in den grond. Ik heb vooral nauwkeurig die
palen onderzocht, ze pasten geheel in mijn
combinatie. Eén ervan stond los in den grond
en droeg de sporen van beschadiging en versehe
krassen, ook op het gedeelte dat in den grond
stak."
Finch was volkomen tevreden. Zijn blad
bracht de onthulling van het mysterie en
Cornwall.... hy kreeg een vaste aanstelling
en de duizend pond, die de oude Ruben had
uitgeloofd. Weinig later was hy de overgeluk
kige echtgenoot van 't lieftallige, blonde meisje
uit het vriendeiyke huisje van Gelsthorpe.
All L i* OP dit blad zyn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f 9/1/)/) bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f 7Cf) bij een ongeval met bijverlles van een hand 1 ?C «fiL™ f 50.-been* 40.- anderen'5 vinger
A11du OU 116 S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeerlngen T OUUlf. - verlies van belde armen, belde beenen of beide oogen OU.- doodelyken afloop I O V. een voet of een oog# XX<<S. duim of wijsvinger %JV. been of arm f V. inaer.n
3
Miss Luclnda Gunn stelde er haar eer in,
dat zy haar leerling met strengheid behandel
de, want haar ouders het was een gruwel,
zooals die haar bedierven! Trouwens, Lady
Carew werd ook zoozeer door haar echtgenoot
verwend, dat zy niet anders dan een bedorven
kind was.
„Ik hoop maar, èls we er tenminste ooit
nog eens komen dat ze wat voor ons te eten
hebben, want ik verga van den honger, Lu-
cinda".
„Waarom heb je dan ook niet naar mijn raad
geluisterd en daar aan het station wat ge
bruikt?"
„Neen, dank je wel! Dat zag er mij allesbe
halve smakelijk uit en waarom heb ik dan die
doos bonbons van paps gekregen, als het niet
was, om ze lekker op te knabbelen. Je hoeft er
mij niet eens bij te helpenWaren de an
deren maar meegegaan, hè, Lucinda? Het is
niet half zoo aardig, om zoo alleen te reizen!"
„Maar je had niet hoeven mee te gaan, kind
je. Ik had alles wel alleen voor je kunnen af
handelen".
„Natuurlyk; dat weet ik ook wel. Maar ik
wilde nu eenmaal graag gaan. Nu vader in
Londen moet zyn en moeder nog zoo moe van
de zeereis is en Charlie nog met zyn vrienden
weg, wat ter wereld zou ik dan moeten be
gonnen hebben! Hadden we nu maar kennissen
in Engeland!"
„Troost je, kind: zoodra je in Capheaton
bent, zal je gauw genoeg menschen leeren ken
nen".
„Ik geloof zoowaar, dat de trein stopt. Zou
den we er zyn?"
Patty boog het hoofdje uit het portierraam;
een bediende van middelbaren leeftijd trad
naderby en tikte aan de pet.
„Waar zyn wy Tompson?" vroeg zy in span
ning. „Is dit Bassenthwaite?"
„Nog niet, Miss. We houden hier tien minu
ten stil, om dien sneltrein uit Schotland te la
ten voorbygaan. Ik dacht dat u misschien even
zoudt willen uitstappen."
„Ja zeker, graagHoe heet het hier eigen
lijk? Weet je dat ook?"
Tompson wist het niet," maar ging het vra
gen en keerde terug met de inlichting:
„Dit is Motteridge, Miss".
„Motteridge?.Motteridge?.... Daar heb
ik nog nooit van gehoord! Je moet mij niet
kwalijk nemen, Lucinda, maar ik geloof heusch,
,dat je my niet genoeg aardrijkskundige kennis
hebt bygebracht. Op dit punt voel ik my zeer
zwak. Tompson, zou je nu nog eens willen vra
gen, hoe ver we van Bassenthwaite zyn?"
„Bassenthwaite is het volgend station, Miss".
„Het volgend station al?.... O, maar, Lu
cinda, laten we dan loopen!"
„Wat een inval, kind!" riep Miss Gunn, wie
intusschen toch ook veel meer het vooruitzicht
aanlokte, om in den gouden zonneschyn eens
een heerlyk eind te loopen, dan in dien donke
ren benauwden coupé te zitten opgesloten. We
kennen immers den weg in het geheel niet en
weten niet, hoever het is. Bovendien, hoe moet
het dan gaan met de bagage?"
„Wy kunnen den weg vragen en hoe vèr het
is, dat zullen wy wel ondervinden! Tompson
zal nog beter voor de bagage kunnen zorgen,
als hy niet naar ons om te kyken heeft. 't
Is in orde, Tompson!" riep zy. „Stap maar in.
Miss Gunn en ik gaan loopen".
De man had geen oogenblik tyd voor be
raad, want de trein zette zich in beweging,
gleed met schel gefluit uit het station en daar
stonden Miss Gunn en haar leerlinge alleen op
het perron.
„Ik wilde wel, dat je dit maar niet begonnen
was Patty," zei Lucina wat ongeduldig. „Wie
weet wat een gevaarlijke wandeling dat nu nog
is! We kunnen wel overvallen en beroofd wor
den. Bovendien, ik dacht, dat je zoo hongerig
was?"
„Ja, maar Tompson zal natuurlyk lang vóór
ons aankomen en die zal dan wel zorgen, dat
we daar met een diner ontvangen worden.
Vraag vast eens den weg naar Capheaton. Wat
een heerlyke lucht is 't hier. Voel je wel? Veel
prettiger dan in Italië, of Zwitseland of waar
dan ook in het buitenland. Ik geloof, dat ik nu
al ga houden van Yorkshire!"
Miss Gunn trachtte zich zoo wysgeerig mo
gelijk in den toestand te schikken en keerde al
gauw terug, terwyl zy sprak:
„Ik kon haast niet verstaan, wat de man zei,
zóó'n Yorksch dialect sprak hy. Maar ik ge
loof, dat de wandeling best te doen zal zyn.
Wy moeten dezen weg volgen, tot wy aan een
wegwyzer komen en dan linksaf slaan en over
een brug over de rivier gaan. Dan komen wy
aan een plaatsje, dat Fringemoore heet en
dan...."
Miss Gunn noemde nog een heele reeks aan-
wyzingen op, zoodat Patty ten slotte wanho
pend riep:
„O, maar, Lucinda, dat zullen wy nooit vin
den!"
„Ik zou niet weten, waarom niet. kind, als
wy maar den aangegeven weg volgen".
Toch viel dit bitter tegen, want, nadat zy t
bruggetje waren overgegaan, herinnerde Miss
Gunn zich niet goed meer, of zij nu rechts of
links moesten afslaan. En dit terwyl de zon al
bloedrood onderging zoodat ze dus over eenigen
tijd in een totaal vreemde streek in de sche
mering haar weg zouden moeten vinden.
„Wat zullen we beginnen?" riep Patty wan
hopend.
„Hoe ben ik toch ook zoo dom geweest, om
je uit den trein te laten gaan?," viel Lucinda in.
Troosteloos keken ze rond en een rilling liep
Patty door de leden, ofschoon het niet koud
was.
„Het is alles myn schuld, Lucinda, en het
spyt my heel, heel erg! Maar wie had nu ook
durven denken, dat de weg zoo wanhopig
eenzaam zou zyn, dat je er niemand ontmoet,
die je terecht kan wyzen? Sinds we die vrouw
op klompen tegenkwamen, met haar mand aan
den arm en dien man met dat karretje, hebben
we nog geen mensch gezien. Wel eindeloos
veel schapen.... Neen, als oom Batchford my
een fortuin heeft nagelaten, had hy dit dan
maar gedeponeerd ergens in een meer bewoon
de streek. Ze zullen ons hier morgen uitgeput
van honger en koude vinden".
„Onzin, kind! Maak jy het nu maar niet er
ger met zulke sombere voorspellingen. Maar we
kunnen toch ook niet zoo blijven aarzelen; la
ten we op goed geluk recht-toe, recht-aan
gaan, en als je moe bent, neem dan myn arm!"
Zoo stapte Miss Gunn eenigen tyd zwygend
voort met een vastberadenheid, of ze recht op
een doel afging, tot haar voet plotseling in iets
bleef vast zitten, zy struikelde en met een kreet
van pijn op de eene knie viel.
„Wat is er, liefste?..,. Heb je je bezeerd?"
„Wel een beetje!" luidde het antwoord, met
een gezichtje, dat bleek zag van verbeten pyn.
„Myn voet bleef in een holte van den weg zit
ten".
Met veel moeite hielp Patty haar op, maar,
toen ze een paar schreden geloopen had, moest
ze weer gaan zitten.
,Jk heb zeker myn voet verstuikt: ik kan
waarlyk niet verder".
Daar zat de erfgename van Christopher
Batchford nu in een moeilyk parket: ze kon er
haast toe komen, om te wenschen, dat ze nooit
van Huize Capheaton had gehoord; dat ze
nooit in Yorkshire was gekomen; of in ieder
geval, dat ze niet dien dwazen inval had ge
had, om by Motteridge uit te stappen en ver
der te willen loopen naar Bassenthwaite.
Toen Lucinda zag, dat de schoone oogen vol
tranen stonden, wist zij haar pyn geheel opzy
te dringen in haar verlangen om te troosten:
Kyk maar niet zoo verschrikt, kindje! Als
ik maar eenigszins kans zag te loopen, dan zou
ik t doen; daar hoef je niet aan te twyfelen.
Maar nu biyf ik hier rustig wachten en ga jy
dan eens den een of anderen kant uit, om te
zien, of je niet iemand vindt, die hulp zou
kunnen halen".
„Jou hier alleen laten, Lucinda? Maar ik
dénk er niet aan! Bovendien, welken kant zou
ik nu uit kunnen gaan?Als ik weer ver
dwaal, dan zyn we ieder afzonderiyk nóg on
gelukkiger!"
We zijn nu heuvelopwaarts gegaan, zooals
we zeiven merkten, als jy nu in één richting
naar beneden loopt, zoodat je my altijd nog
kunt blijven zien, als je omkykt, dan ontdek je
daar misschien wel een hutje of huisje in het
dal".
Wordt vervolgd.