Het lijden van een Koningin éffet vetfiaal mn den dag Het Geheim van Sir Carew ZOMERMAAND ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN ROBINSON! Zoo'n „echte" schoen voor „echte" jongens WOENSDAG 7 JUNI MARIA STUART Katholiek vóór alles G3§i 222—27 1 De veel omstreden en belasterde koningin van Schotland Droef begin KWALITEITEN 0 Huwelijk Moord op Riccio Gelsthorpe-laan if. De wagen ge- jjet Mysterie van e noorzaamde ge- e willig zonder be- stuurder en snel- de de duisternis in. Cornwall volgde, de revolver gericht. AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL flj: Er zijn weinig historische figuren, over wier leven en karakter zooveel en zoo«, uiteen loopend geschreven werd als de figuur van de katholieke koningin van Schotland, Maria Stuart, de ongelukkigste aller koninginnen, de veel versmade, de jonge zwakke en toch krachtige vrouw, de in waarheid koninklijke, het slachtoffer van verraad en vervolging, de martelares voor haar katholiek geloof. De geschiedenis van Maria Stuart begint in Frankrijk aan het doodsbed van haar man, den koning van Frankrijk. Een droef begin voor waar, dat nog verergerd werd door den strijd die bij den dood van den koning ontstond. In de eerste plaats was daar de pijnlijke vraag, of de koning op natuurlijke wijze den dood gevonden had. Tweedens ontpopte zich haar schoonmoe der Catharina de Medici als een weinig bemin nelijke vrouw, wier bedoeling het was haar zoon tot koning te doen uitroepen en de werkelijke koningin van Frankrijk naar haar koninkrijk Schotland te doen verhuizen. Aldus geschiedde ook en de ongelukkige Maria, die haar grootste liefde aan Frankrijk had gegeven, moest het geliefde land verlaten en koers zetten naar Schotland, waar vele vij anden haar wachtten. Die vijanden waren de protestantsche edelen, die een vrij sterke macht hadden veroverd en volgelingen waren van den fanatieken presbyteriaan Knox. Einde Augustus 1561 kwam Maria in Schot land aan, gekleed in den diepen rouw der Fran- sche koninginnen. De Fransche Ridderschap had haar noode zien vertrekken, want Maria was zoowel door haar schoonheid als haar hoe danigheden het idool van iederen Franschen onderdaan. In een dichten somberen nevel landde de koningin met haar gevolg in de haven van Leith en spoedig drong het bericht van haar aankomst door tot Edinburgh, waar een ware consternatie onder de edelen ontstond. Na en kele uren was Maria omgeven door die som bere, ruwe Schotsche Lords, zoozeer verschil lend van de Fransche edelen en haar bovendien grootendeels vijandig gezind. Het waren kerels in staal en leder gekleed en die zich weinig er om bekommerden, of zij hun koningin dan wel een vreemde in hun midden hadden. ;,De koningin was niet zeer ingenomen met het ruwe uiterljjk van haar toekomstige hove lingen," aldus schrijft pater L. Coloma in zijn roman „Die gekrönte Martyrerin," en wü be grijpen dit te gemakkelijker als we weten, dat Maria bij haar aankomst in Schotland pas ne gentien .jaar oud was. De schoonheid van de jeugdige vorstin liet niet na grooten indruk te maken op de jonge lords, vooral op de katholieken, die al hun heil van haar verwachtten. De volgelingen van Knox echter kozen onmiddellijk, zij het ook eeniger- mate bedekt, partij tegen de koningin, want zij begapen, dat Maria vóór alles den katholieken goddienst zou beschermen, Daarom verzamel den zij reeds den eersten dag een ontevreden menigte, die onder het lawaai van doedelzak ken-muziek naar het slot van de koningin op trok en onder haar vensters vijandige liederen aanhief, daartoe aangespoord door de pres- byteriaansche geestelijkheid onder leiding van den fanatieken Knox. En met dezen somberen inzet begon de jonge, ongelukkige vorstin haar droevig leven in Schotland. Reeds nu was zij bijna een gevangene, zij, die in werkelijkheid koningin was van Frankrijk, Schotland en En geland. De dag na de dreigende serenade van Knox' handlangers was een Zaterdag en Maria gaf bevel om alle toebereidselen te treffen voor de H. Mis die des Zondags in de kapel van haar slot Holyrood zou worden opgedragen en waar aan zij met haar heele katholieke personeel zou deelnemen. Deze toebereidselen wekten bij de presbyterianen natuurlijk groote consternatie. Geen tweede maal, aldps verklaarden zij, zouden zij den katholieken godsdienst in hun land dul den en dit bleek maar al te duidelijk toen Zon dags de H. Mis begon en de kerk omringd was door een morrende menigte. Wel liet men de koningin en haar gevolg dew kerk binnengaan (Maria schreed zonder angst en waardig naar binnen), doch nauwelijks was de deur gesloten of een gehuil steeg uit de menigte op en hierbij zou het niet gebleven zijn, wanneer niet een jonge ridder zich met getrokken degen voor de kerkdeur had geplaatst en het volk stilte Iiad bevolen. Deze jongeman was James Murray, een bastaard-broeder van Maria, overgegaan naar den nieuwen godsdienst en zeer gezien onder de presbyterianen. Meermalen in het le ven van Maria zou deze James Murray een be langrijke, doch niet steeds sympathieke rol spelen. Lord James wist dus te bewerken, dat de koningin ongemoeid de H. Mis kon bijwonen Hij deed dit echter allerminst om Maria te helpen, maar om te voorkomen, dat er onge- wenschte domheden zouden gebeuren, hetgeen vooral te betreuren zou zijn om den officieelen intocht van de koningin in Edinburgh, welke intocht aanstaande was. De plechtigheid had plaats op 2 September en Knox sloot een ver bond met den magistraat der stad om deze ge legenheid niet onopgemerkt voorbij te laten gaan. Voor de plechtigheid een aanvang nam, waren de straten van Edinburgh reeds versierd met talrijke platen en affiches, die tegen den katholieken godsdienst waren gericht en het was duidelijk, dat de intocht van Maria een lijdensweg voor haar zou worden. Zij die haar opwachtten, de magistraat, Knox en zijn gees telijken, waren immers Maria's grootste vijan den. Dit alles was voor Maria geen reden om ook maar een oogenblik haar katholicisme te ver loochenen. Toen haar op een zilveren blad de sleutels der stad werden aangeboden, liggende tusschen een Bijbel en een gezangboek, begreep zij onmiddellijk de beteekenis van deze protes tantsche symbolen. Zij maakte toen het kruis- teeken op het hoofd van het kleine meisje, dat haar het blad voorhield, nam de sleutels van het blad af en liet Bijbel en gezangboek lig gen. De afstand tusschen de koningin en haar tegenstanders was hiermede duidelijker dan ooit te voren geaccentueerd. En vanaf dit oogenblik zouden verraad en valsche vriend schap steeds haar gezellen zijn. Zij zou echter tot het bittere einde volhouden en heeft steeds geweigerd een onderhoud aan een protestant- schen geestelijke toe te staan. In dien tijd vroeg koning Philips II de ko ningin van Schotland om haar hand voor zijn zoon Don Carlos, de keizer van Duitschland vroeg dezelfde hand voor aartshertog Karei, Catharina de Medici voor haar zoon, den her tog van Anjou en de schaamtelooze Elisabeth van Engeland ontzag zich niet aan Maria als echtgenoot op te dringen haar, Elisabeth's eigenminnaar Robert Dudley, in weerwil van het feit, dat de verhouding tusschen Dud ley en Elisabeth reeds lang een Europeesch schandaal was geworden. Het antwoord van Maria was even waardig als duidelijk: zij zou in overleg met haar onderdanen zelf haar ge maal kiezen, zulks in overeenstemming met de belangen van het land. De uitverkorene bleek te zijn Lord Darnley, Henri Stuwart, een zoon uit het tweede huwelijk van Maria's grootmoe der Margaretha Douglas. Lord Darnley was natuurlijk katholiek en dus wekte de keuze van Maria de noodige veront waardiging, niet alleen bif Knox en James Murry, maar ook bij Elisabeth van Engeland, die met Knox en de andere Schotsche protes tanten ijverig correspondeerde en bevel gaf Darnley's moeder gevangen te nemen en in den Londenschen Toren op te sluiten. Het huwelijk moest verhinderd worden en niet eens op zachtzinnige wijze. Toen n.l. bekend was ge worden, dat Maria en Darnley zich naar Perth zouden begeven, gaven Knox en de zijnen bevel hen bij den bergpas Kintos den weg te ver sperren. Darnley moest gedood en Maria ge vangen genomen worden, aldus luidde de af spraak. De koningin echter werd tijdig inge licht en passeerde de gevaarlijke plaats juist een uur vóór de aankomst der samenzweerders. Na ontvangst der Pauselijke dispensatie, door Mgr. Dumblanc overgebracht, had het huwe lijk plaats op 29 Juli 1565, bij welke gelegenheid Darnley den titel van koning ontving. Zoo zette haar huwelijk in, omgeven door het ver raad van haar broeder James en van Knox en de zijnen. haar intieme hofdames aan tafel zat, deden zij den inval in de eetkamer en doodden Riccio, in weerwil van de heldhaftige houding der ko ningin, die den aangevallene met den inzet van haar leven poogde te verdedigen. Door 56 dolk- stooten doorboord werd de stervende Riccio van de trappen gesleurd en uit een venster op een kleine binnenplaats gesmeten. De moordenaars, die de straf der Koningin vreesden, wisten in hun heldhaftigheid niet be ter te doen dan over de Engelsche grens te vluchten. De edelmoedigheid van de koningin was groot genoeg om de treurige daad van Darn ley toe te schrijven aan jeugdige onbezonnen heid. De koning was n.l. pas 21 jaar oud en was in den waren zin van het woord nog een kind, 'n eigenzinnig en egoistisch kind, dat bo vendien nog bedreigd werd door den gevaar lijken 36-jarige tegenstander Bothwell, die Darnley zijn eer en zijn macht niet gunde. Maria kon er intusschen niet in berusten dat haar huwelijk met Darnley zou bestendigd blijven en zij stuurde aan op een scheiding, hetgeen door hem werd beantwoord met ge scheld, beleedigingen, leugens en braspartijen. Hij schreef naar verschillende Europeesche ho ven, waar men echter zijn brieven niet in ernst nam. Op 19 Juni 1565 schonk Maria het leven aan een prins, die later Jacob VI van Schotland zou worden en Jacob I van Engeland. Het nieuws van deze geboorte werd ook overgebracht naar het hof van Elisabeth van Engeland, die juist een bal gaf. Bij het hooren van de boodschap stiet zij een schreeuw uit en viel in onmacht. Zij jammerde, dat de zoozeer door haar gehate Maria van Schotland een zoon had gekregen, terwijl zij zich zelf met een onvruchtbaren boom vergeleek. Haar woede kende geen grenzen en haar leelijkheid, die bestond in rossig haar, zwarte tanden, kleine oogjes en een vooruit springende neus, werd nog welsprekender, want een van haar grootste bezwaren waren de op vallende schoonheid en lieftalligheid van Ma ria van Schotland, die zoo duidelijk contrasteer de met de toenemende leelijkheid van Elisa beth. Het Londensche hofbal ging natuurlijk uit als een nachtkaars, die plotseling uitge blazen wordt. De prins werd gedoopt met groote plechtigheid en volgens den katholieken ritus. Darnley vernam korten tijd daarna, dat zijn collega's die over de Engelsche grens waren ge vlucht, teruggekeerd waren en niet zonder reden vreesde hij, dat ze zich op hem zouden wreken, omdat hij ook hen weer verraden had. De aan staande scheiding van zijn huwelijk met de ko ningin maakte hem nog ongelukkiger. Ook de Pauselijke afgezant wist Maria gemakkelijk te overtuigen van de noodzakelijkheid eener ver zoening tusschen haar en Damley, die in Glas gow ziek lag. Hij werd dan naar Edinburgh ver voerd, waar hij echter wegens het besmettings gevaar voor het kind niet in het koninklijk pa leis moch verblijven. Voor hem liet de koningin een prachtig huis inrichten, waarin drie ver trouwde dienaren voor hem zorgden. Dit huis zou Darnley noodlottig worden, doordat zijn vijanden en die van Maria hem daar van het leven zouden berooven. In den nacht van 9 op 10 Februari geschiedde dit als volgt. De konin gin was op bezoek geweest bij haar echtgenoot en zou des avonds naar haar paleis terugkee- Ulllllllllllll llllllll IIIILÏ E Zomermaand doet ieder denken E Aan den zomer, en dat spreekt! Echter kan het ook gebeuren, Dat er wel wat aan ontbreekt! Zal het heet zijn? zal het mooi zijn? Zal het natjes zijn of frisch? Iets umarbij men noch van 't eene Noch van 't ander zeker is! Maar van één ding is men zeker! Daarvoor is de maand beroemd! 5 Naam'lijk dat zij, door wat jeugd heet, i Weer de blok-maand wordt genoemd! 1 't Is nu vossen, 't is nu blokken, 't Is nu pompen in den kop, Want bij wien men aan den tand voelt i Is 't er onder of er op! Talen, cijfers en historie, Aardrijkskunde en chemie Niets dan dor en stoffig proza, Maar geen maand met poëzie! Het examen! Lieve hemel, Dit is nu weer up-to-date, Dus al zal het nog zoo koud zijn, 't Is een maand waarin men zweet! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) ïïlllllllllllIHlIllimillllllllllMllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllIllllllllllri ren. Een drietal bandieten, handlangers van graaf Bothwell was in de omgeving. Terwijl Maria met haar gezelschap Dernley be zocht, tot ongeveer elf uur in den avond, hadden de bandieten in het paleis de noodige maatregelen getroffen en in den nacht tusschen een en twee uur schalde een geweldige knal, door een feilen bliksem bege leid, door de stilte. Het huis van Darnley was in de lucht gevlogen en de lijken van den jon gen koning en een zijner dienaren werden ge vonden, half ontkleed en den degen in de hand. Kort voor den slag hadden menschen in de omgeving een hulpgeroep gehoord. Bothwell zelf had dezen aanslag geleid en na eenigen tijd met het koninklijk gezelschap te hebben doorgebracht, zou hij om 12 uur in den nacht actief aan den moord gaan deelnemen. De ont plofbare stoffen werden op de afgesproken plaats gelegd en de lonten werden aangestoken. Kort na de ontploffing lag Bothwell in zijn bed en nadat hij gewekt was en van het gebeurde had kennis genomen, spoedde hij zich naar de koningin om zijn diensten aan te bieden. Met dezen laffen moord werd wederom een episode van Maria's droevig leven besloten, maar dit alles zou nog slechts het begin vor men van een reeks onheilen. Het eerstvolgend onheil was de beschuldiging jegens de konin gin, dat zij zoo niet de moordenares, dan toch de medeplichtige in dezen moord zou zijn. Zoo werd Maria van Schotland door verraad ach tervolgd tot aan haar dood op het schavot Het duurde niet lang of Darnley begon een deel van de koninklijke macht op te eischen, doch Maria weigerde hem dit, wetend, dat hij slechts door ijdelheid werd gedreven. Deze IJdelheid was het, die hem er toe bracht zijn koninklijke gemalin te verwijten, dat zij zich door haar secretaris, den Italiaan Riccio liet beïnvloeden, een veronderstelling, die door Maria's vijanden natuurlijk werd gedeeld en die leidde tot minder verheffende verdachtmakin gen. De waarheid was intusschen, dat Riccio een bekwaam en gewetensvol raadsman was, die geen ander streven koesterde dan zoo goed mogelijk zijn plicht te doen. De leugen, dat Riccio den koning opzij zou streven is reeds lang algemeen erkend, doch werd destijds ais argument gebruikt bij de bestrijding van de ko ningin. Tegen 7 Maart riep de koningin het parle ment bijeen en juist dezen tijd koos Darnley uit om aan zijn zucht tot wraak toe te geven. Hij begon samen te spannen met de protes tantsche edelen Douglas, Ruthwen, Lindsay en Morton, die in verbinding stonden met de rebellen. De afspraak werd gemaakt, dat Riccio uit den weg zou worden geruimd, opdat de koningin althans dezen steun kwijt zou zijn. Daarna zou de koningin gevangen genomen en het parlement ontbonden worden. Darnley zou de kroonrechten ontvangen en James Murray zou aan het hoofd der regeering worden ge plaatst. En op 9 Maart had de aanslag plaats. Damley leidde de samenzweerders in de ver trekken van de koningin binnen, waar zij zich schuil hielden en toen Maria met Riccio en Op zekeren dag, toten Ivy de pannen noodig had om het middagmaal klaar te maken, zag zij den zeeman, die op het strand een tennisbaan had opge richt, en hij speelde juist een partijtje tennnis met Willy Woensdag, terwijl zij de pannen als rackets gebruikten. Ivy was natuurlijk zeer boos. „Nu heb ben zij wel pret", zeide ze, „maar wij zullen eens kijken of zij tegen etens tijd nog zoo vroolijk zijn." Een uurtje later kwamen Freddy en Willy de Artiskeuken binnen, moei en warm van het spelen. „O wat hebben we een honger, is het eten al klaar?" vroeg de zeeman. „Die cocosnoten mag je opeten!" zei Ivy terwijl ze haar armen over elkaar legde. „Is dat alles?" riep de zeeman uit. „Hoe zit het met de gebraden eend, die wij zouden krijgen?" „Je kan toch moeilijk verwachten, dat ik zonder pannen braad, hè?" was het antwoord van Ivy. (Morgenavond vervolg) (Ingezonden Mededeeling) Op een nacht in October bemerkte een sur- veilleerende agent onverwacht een brand in de omgeving van Gelsthorpe-laan. Hij fiet ste er zoo snel mogelijk heen en vond het bran dend wrak van een over den kop geslagen auto. 'tWas een licht-grijze wagen, de passagier was er uit geslingerd en lag deerlijk verminkt, een eindje verder, dood op den weg. Het gelukte den agent uit papieren van het slachtoffer zijn naam vast te stellen. Bij later onderzoek bleek dat de overledene een Londensch advocaat was. die na een bezoek aan familie op den terug weg was verongelukt. Hoe het mogelijk was, dat midden op den weg een wagen over den kop sloeg, zonder dat sporen van bijzonderen aard aanwezig waren, bleef een raadsel. Enkele dagen later reed een zekere Browns, na een moeizame zakenreis, terug naar Londen door Gelsthorpe-laan. Het was bijna midder nacht, zijn autoklokje was blijven staan op ruim half twaalf, zooals later bleek, toen ook zijn wagen over den kop sloeg en Browns het slachtoffer werd van eenzelfde nachtelijk onge val op precies dezelfde plek. Daardoor kreeg het gebeurde zeer sterk het karakter van misdaad, doch de politie stond machteloos. Ook nu geen enkel spoor dat op misdaad wees of als ver klaring voor een ongeval zou kunnen dienen. Den jongen Charles Ruben interesseerden de gebeurtenissen, die het gesprek van den dag en den avond waren in Gelsthorpe, al zeer weinig. Hij had een rem uitgevonden voor voertuigen met hooge snelheid en had zijn vinding in zijn auto aangebracht. Het was een feit, dat Gels- thorpelaan een uitgezochte weg was voor ex perimenten, als Charles Ruben deed. De laan was breed, uitstekend geplaveid en buiten een bocht aan het einde zoo recht als een kaars. Hij ondernam proeftochten zoowel 's morgens als 's middags en 's avonds en zij duurden tot half December, toen ook zijn wagen een puin hoop werd, op dezelfde wijze en plek als de beide vorige auto's. Charles Ruben lag met gebroken nek naast zijn wagen. Zijn vader, de oude Ruben, geloofde in slechts twee dingen: het geneesmiddeltje waarmee hij was rjjk geworden en de toekomst van zijn zoon. Hij loofde een bedrag van duizend pond uit voor dengene die het raadsel van Gelsthorpe- laan zou oplossen. Zoo was de stand van zaken, toen de heer John Gray een factor van beteekenis werd in deze geschiedenis. Hij was een ondernemend journalist en hij had tot zijn patroon en uit gever gezegd: „Daar ligt in Gelsthorpe inte ressante copie voor ons. We hebben er geen vertegenwoordiger, maar die is wel te vinden. Ik stel voor daarheen te gaan, de plaats zelf eens te bezien en te trachten een oplossing van het raadsel te vinden." Zijn voorstel werd aan vaard en John Gray zond in den namiddag reeds de volgende mededeeling: „De juiste plaats der ongevallen is ongeveer 280 meter van de aansluiting der Gelsthorpelaan met den hoofdweg gelegen. Zware boomen staan dicht naast elkander aan weerszijden. De eenige wo ningen in deze laan zijn villa Findon Court en het buitenverblijf der familie Oaksten, gelegen in de onmiddellijke nabijheid van de noodlot tige plek. Elk dezer bezittingen heeft een eigen oprijlaan, een poort met ijzeren hek en granie ten stootpalen aan den rand van den weg. Geen der familie had eenige connectie met de slacht offers. Ik onderneem vanavond een proeftocht door Gelsthorpelaan. Ik heb een vertegenwoor diger voor ons aangesteld, den heer Cornwall; deze wacht aan het einde der laan, een agent aan het begin, waar ik start." Het was reeds 's morgens nog heel vroeg, toen de uitgever een boodschap kreeg dat hem iemand wenschte te spreken. .^Verwonderd zag de heer Finch op, doch de naam op het kaartje deed onmiddellijk alle deuren opengaan; de heef Cornwall trad binnen. „Ik kom van Gelsthorpe; de heer Gray nam mij aan voor uw blad; ik had gisteravond een wachtpost aan het einde der laan." „Juist, dat schreef hij," zeide Finch, „waar om is Gray niet zelf hier?" „Hij is dood. Hij had nog slechts gelegenheid mij te vragen naar u te gaan en...." „Goede hemel," riep Finch uit. „Ik had hem niet moeten laten gaan. Vertel mij alles." Cornwall deed het droevig verhaal dat ook Gray verongelukt was, juist op dezelfde wijze als de andere slachtoffers. „Ik dank u voor uw moeite," zei Finch en schreef op een bloknota. „De kassier zal u hierop uw onkosten en honorarium ruim ver goeden." „Ik zou liever verder gaan, waar Gray de zaak moest laten rusten," zeide Cornwall een voudig. „Ik ben buiten betrekking, ik ken de omge ving, mogelijk kan ik u van dienst zijn en de zaak ophelderen." „Kunt u chauffeuren?" „Ja zeker," antwoordde Cornwall. Finch zag hem nadenkend aan. „Accoord," zei hij toen, „ik neem u in voorloopigen dienst. Ik zal u een perskaart geven. Veel succes." Cornwall ging onmiddellijk terug en bracht eerst een bezoek aan een klein, vriendelijk uit ziend huisje in Gelsthorpe. Een slank, blond meisje opende hem de deur: „Nieuws, Dick?" Hij knikte en vertelde. „Maar er is toch geen gevaar bij?" vroeg ze angstig. „Juist genoeg om het interessant te maken," zei hij. Dick Cornwall was met haar verloofd, maar zijn vooruitzichten waren niet schitterend. En hier was zijn kans om te bewijzen dat hij be kwaamheid en geschiktheid bezat. In den middag ging hij naar het raadhuis en verkreeg eenige inlichtingen. Toen het donker werd, liep hij de laan in en inspecteerde met lltlltltIIlII een zaklantaarn nauwkeurig de beruchte plaats der ongelukken en de naaste omgeving. Toen hij terugkeerde, ontmoette hij een agent, die in den omtrek surveilleerde. „Tot hoe laat heeft u dienst?" vroeg hij. „Tot acht uur," was het antwoord. „En wie lost u af?" vroeg Cornwall verder. „Roberts, geloof ik," zei de agent. „Dan zal ik met hem eens een praatje gaan maken", glimlachte Cornwall en ging verder. Na zijn gesprek met Roberts zocht Cornwall een garage op. Doch hij stuitte op heftigen tegenstand. Tenslotte kreeg hij na een borg- storting en de garantie dat Flinch en zijn cou rant voor alle schade instonden, een auto in huur. Hij reed weg in de richting van Gels thorpe-laan. Daar haalde hij een revolver te voorschijn. Hij reed in langzaam tempo in de kaarsrechte laan, met één hand aan het stuur en scherp voor zich uitturend. Dan, als hij de ongeluksplek naderde, opende hij zacht het por tier, stapte op de treeplank, en terwijl hij het stuurrad vastzette en de handmanet op het stuur neerdrukte, waardoor de snelheid van den wagen tot zestig kilometer werd opgevoerd, sprong hij snel van de treeplank Plotseling lichtte een helle, verblindende lichtschijn op in het midden van den weg. Een doffe slag volgde daarop. De auto reed in on verminderde vaart verder. Cornwall zag een beweging, Hij stond stil en schoot. Er weer klonk een kreet, en er viel iets in het kreupel hout achter de boomen langs den weg. Roberts, de agent, naderde snel fietsend, sprong van zijn rjjwiel en liep naar Cornwall. „Voorzichtig," riep deze, „de kerel kan gewa pend zijn". Een korte knal bevestigde zijn waarschuwing. Doch de agent stormde in het licht van de lantaarn vooruit. Er volgde geen tweede schot, want een slag met zijn gummi stok deed het wapen uit de hand van den on bekende vallen. Een tweede slag stelde hem ge heel buiten gevecht. „Ik denk dat ik hem in de beenen geraakt hels," zeide Cornwall, „nu vlug de handboeien. Waar is de wagen?" „Die zal wel ergens tegen een boom geloopen zijn," merkte de agent op. „Ik hoor of zie er niets meer van." Toen ppende de onbekende de oogen. Ze ston den wild en waren met bloed beloopen. „Ben jij professor Delbing," riep hij. „Neen," zei Cornwall, „maar ik dacht wel dat je dien zocht. Je ziet dat je tot moeilijkheden komt, als je iemand vermoorden wil, dien je niet eens kent." De agent blies op zijn politie- fluit. Spoedig verscheen assistentie, welke met een ambulance aan den ingang der laan ge wacht had. Eenige uren later vertelde Cornwall zijn ver haal aan Finch, den uitgever. „Ik veronderstelde," zei hij „dat de moorde naar een bepaald iemand zocht, die passeerde tegen middernacht. Dat bleek uit het uur, waarop de misdaden gebeurden. Dan merkte ik op, dat slechts licht-grijze wagens tot de uit verkorene behoorden. Ik vond uit, dat profes sor Delbing zich vóór enkele maanden in de omgeving gevestigd had en hij een licht-grijzen auto bezat. Op ongeregelde tijden begaf hij zich voor werkzaamheden nog laat naar Londen. De moordenaar heeft niet geweten dat de profes sor reeds geruimen tijd buitenslands vertoeft, anders had hij zeker gewacht met zijn aan slagen. Ik zocht verder en vond dat de profes sor verscheidene brieven, ongeopend natuurlijk, had liggen in zijn woning, waarin eenzekere Downar hem met den dood dreigde. Deze man bleek by nadere informatie een half-krankzin- nige uitvinder te zijn, wiens vinding door den professor was afgewezen en die zich in een hotelletje buiten Gelsthorpe had gevestigd." ,JEn verder.... zyn methode?" vroeg Finch. „Het overige is eenvoudig. Verscheidene ge gevens had ik al onderzocht vóór ik u mijn diensten aanbood, daarby behoorde ook dat ik vernam dat Downar den professor persoonlijk niet kende. Hy vernam diens verbiyf en de kleur van diens auto van menschen hier uit de streek, doch daar de professor voor een ge heime zending op reis ging, was zyn vertrek verborgen gehouden. En de methode? Hy zocht er een, welke geen sporen achterliet. Daarom stelde hy een sterke acethylene-lantaarn langs den weg op, welke afgeschermd was. Dat scherm kon hy op eenigen afstand met behulp van een koord optrekken. Als een gryze wagen passeer de, liet hy zun lantaarn werken. Dat was het licht, waar Gray op doelde by zyn sterven. De bestuurder, die den wagen reed, liet verblind door het licht, den wagen impulsief sterk naar rechts uitweken. Op dat moment liet Downar, die over enorme kracht beschikt, een der gra nieten stootpalen van de inryiaan van Findon Court voor de wielen vallen en de wagen sloeg over den kop. Terstond daarna bracht hy de paal terug, wat slechts een afstand van enkele passen is, en plaatste haar weder in het gat in den grond. Ik heb vooral nauwkeurig die palen onderzocht, ze pasten geheel in mijn combinatie. Eén ervan stond los in den grond en droeg de sporen van beschadiging en versehe krassen, ook op het gedeelte dat in den grond stak." Finch was volkomen tevreden. Zijn blad bracht de onthulling van het mysterie en Cornwall.... hy kreeg een vaste aanstelling en de duizend pond, die de oude Ruben had uitgeloofd. Weinig later was hy de overgeluk kige echtgenoot van 't lieftallige, blonde meisje uit het vriendeiyke huisje van Gelsthorpe. All L i* OP dit blad zyn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f 9/1/)/) bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f 7Cf) bij een ongeval met bijverlles van een hand 1 ?C «fiL™ f 50.-been* 40.- anderen'5 vinger A11du OU 116 S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeerlngen T OUUlf. - verlies van belde armen, belde beenen of beide oogen OU.- doodelyken afloop I O V. een voet of een oog# XX<<S. duim of wijsvinger %JV. been of arm f V. inaer.n 3 Miss Luclnda Gunn stelde er haar eer in, dat zy haar leerling met strengheid behandel de, want haar ouders het was een gruwel, zooals die haar bedierven! Trouwens, Lady Carew werd ook zoozeer door haar echtgenoot verwend, dat zy niet anders dan een bedorven kind was. „Ik hoop maar, èls we er tenminste ooit nog eens komen dat ze wat voor ons te eten hebben, want ik verga van den honger, Lu- cinda". „Waarom heb je dan ook niet naar mijn raad geluisterd en daar aan het station wat ge bruikt?" „Neen, dank je wel! Dat zag er mij allesbe halve smakelijk uit en waarom heb ik dan die doos bonbons van paps gekregen, als het niet was, om ze lekker op te knabbelen. Je hoeft er mij niet eens bij te helpenWaren de an deren maar meegegaan, hè, Lucinda? Het is niet half zoo aardig, om zoo alleen te reizen!" „Maar je had niet hoeven mee te gaan, kind je. Ik had alles wel alleen voor je kunnen af handelen". „Natuurlyk; dat weet ik ook wel. Maar ik wilde nu eenmaal graag gaan. Nu vader in Londen moet zyn en moeder nog zoo moe van de zeereis is en Charlie nog met zyn vrienden weg, wat ter wereld zou ik dan moeten be gonnen hebben! Hadden we nu maar kennissen in Engeland!" „Troost je, kind: zoodra je in Capheaton bent, zal je gauw genoeg menschen leeren ken nen". „Ik geloof zoowaar, dat de trein stopt. Zou den we er zyn?" Patty boog het hoofdje uit het portierraam; een bediende van middelbaren leeftijd trad naderby en tikte aan de pet. „Waar zyn wy Tompson?" vroeg zy in span ning. „Is dit Bassenthwaite?" „Nog niet, Miss. We houden hier tien minu ten stil, om dien sneltrein uit Schotland te la ten voorbygaan. Ik dacht dat u misschien even zoudt willen uitstappen." „Ja zeker, graagHoe heet het hier eigen lijk? Weet je dat ook?" Tompson wist het niet," maar ging het vra gen en keerde terug met de inlichting: „Dit is Motteridge, Miss". „Motteridge?.Motteridge?.... Daar heb ik nog nooit van gehoord! Je moet mij niet kwalijk nemen, Lucinda, maar ik geloof heusch, ,dat je my niet genoeg aardrijkskundige kennis hebt bygebracht. Op dit punt voel ik my zeer zwak. Tompson, zou je nu nog eens willen vra gen, hoe ver we van Bassenthwaite zyn?" „Bassenthwaite is het volgend station, Miss". „Het volgend station al?.... O, maar, Lu cinda, laten we dan loopen!" „Wat een inval, kind!" riep Miss Gunn, wie intusschen toch ook veel meer het vooruitzicht aanlokte, om in den gouden zonneschyn eens een heerlyk eind te loopen, dan in dien donke ren benauwden coupé te zitten opgesloten. We kennen immers den weg in het geheel niet en weten niet, hoever het is. Bovendien, hoe moet het dan gaan met de bagage?" „Wy kunnen den weg vragen en hoe vèr het is, dat zullen wy wel ondervinden! Tompson zal nog beter voor de bagage kunnen zorgen, als hy niet naar ons om te kyken heeft. 't Is in orde, Tompson!" riep zy. „Stap maar in. Miss Gunn en ik gaan loopen". De man had geen oogenblik tyd voor be raad, want de trein zette zich in beweging, gleed met schel gefluit uit het station en daar stonden Miss Gunn en haar leerlinge alleen op het perron. „Ik wilde wel, dat je dit maar niet begonnen was Patty," zei Lucina wat ongeduldig. „Wie weet wat een gevaarlijke wandeling dat nu nog is! We kunnen wel overvallen en beroofd wor den. Bovendien, ik dacht, dat je zoo hongerig was?" „Ja, maar Tompson zal natuurlyk lang vóór ons aankomen en die zal dan wel zorgen, dat we daar met een diner ontvangen worden. Vraag vast eens den weg naar Capheaton. Wat een heerlyke lucht is 't hier. Voel je wel? Veel prettiger dan in Italië, of Zwitseland of waar dan ook in het buitenland. Ik geloof, dat ik nu al ga houden van Yorkshire!" Miss Gunn trachtte zich zoo wysgeerig mo gelijk in den toestand te schikken en keerde al gauw terug, terwyl zy sprak: „Ik kon haast niet verstaan, wat de man zei, zóó'n Yorksch dialect sprak hy. Maar ik ge loof, dat de wandeling best te doen zal zyn. Wy moeten dezen weg volgen, tot wy aan een wegwyzer komen en dan linksaf slaan en over een brug over de rivier gaan. Dan komen wy aan een plaatsje, dat Fringemoore heet en dan...." Miss Gunn noemde nog een heele reeks aan- wyzingen op, zoodat Patty ten slotte wanho pend riep: „O, maar, Lucinda, dat zullen wy nooit vin den!" „Ik zou niet weten, waarom niet. kind, als wy maar den aangegeven weg volgen". Toch viel dit bitter tegen, want, nadat zy t bruggetje waren overgegaan, herinnerde Miss Gunn zich niet goed meer, of zij nu rechts of links moesten afslaan. En dit terwyl de zon al bloedrood onderging zoodat ze dus over eenigen tijd in een totaal vreemde streek in de sche mering haar weg zouden moeten vinden. „Wat zullen we beginnen?" riep Patty wan hopend. „Hoe ben ik toch ook zoo dom geweest, om je uit den trein te laten gaan?," viel Lucinda in. Troosteloos keken ze rond en een rilling liep Patty door de leden, ofschoon het niet koud was. „Het is alles myn schuld, Lucinda, en het spyt my heel, heel erg! Maar wie had nu ook durven denken, dat de weg zoo wanhopig eenzaam zou zyn, dat je er niemand ontmoet, die je terecht kan wyzen? Sinds we die vrouw op klompen tegenkwamen, met haar mand aan den arm en dien man met dat karretje, hebben we nog geen mensch gezien. Wel eindeloos veel schapen.... Neen, als oom Batchford my een fortuin heeft nagelaten, had hy dit dan maar gedeponeerd ergens in een meer bewoon de streek. Ze zullen ons hier morgen uitgeput van honger en koude vinden". „Onzin, kind! Maak jy het nu maar niet er ger met zulke sombere voorspellingen. Maar we kunnen toch ook niet zoo blijven aarzelen; la ten we op goed geluk recht-toe, recht-aan gaan, en als je moe bent, neem dan myn arm!" Zoo stapte Miss Gunn eenigen tyd zwygend voort met een vastberadenheid, of ze recht op een doel afging, tot haar voet plotseling in iets bleef vast zitten, zy struikelde en met een kreet van pijn op de eene knie viel. „Wat is er, liefste?..,. Heb je je bezeerd?" „Wel een beetje!" luidde het antwoord, met een gezichtje, dat bleek zag van verbeten pyn. „Myn voet bleef in een holte van den weg zit ten". Met veel moeite hielp Patty haar op, maar, toen ze een paar schreden geloopen had, moest ze weer gaan zitten. ,Jk heb zeker myn voet verstuikt: ik kan waarlyk niet verder". Daar zat de erfgename van Christopher Batchford nu in een moeilyk parket: ze kon er haast toe komen, om te wenschen, dat ze nooit van Huize Capheaton had gehoord; dat ze nooit in Yorkshire was gekomen; of in ieder geval, dat ze niet dien dwazen inval had ge had, om by Motteridge uit te stappen en ver der te willen loopen naar Bassenthwaite. Toen Lucinda zag, dat de schoone oogen vol tranen stonden, wist zij haar pyn geheel opzy te dringen in haar verlangen om te troosten: Kyk maar niet zoo verschrikt, kindje! Als ik maar eenigszins kans zag te loopen, dan zou ik t doen; daar hoef je niet aan te twyfelen. Maar nu biyf ik hier rustig wachten en ga jy dan eens den een of anderen kant uit, om te zien, of je niet iemand vindt, die hulp zou kunnen halen". „Jou hier alleen laten, Lucinda? Maar ik dénk er niet aan! Bovendien, welken kant zou ik nu uit kunnen gaan?Als ik weer ver dwaal, dan zyn we ieder afzonderiyk nóg on gelukkiger!" We zijn nu heuvelopwaarts gegaan, zooals we zeiven merkten, als jy nu in één richting naar beneden loopt, zoodat je my altijd nog kunt blijven zien, als je omkykt, dan ontdek je daar misschien wel een hutje of huisje in het dal". Wordt vervolgd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 3