Gemeenteraad van Heemstede
ELS
^Zonnebrand
PUROL
(Hef vetfiaal van den dag
:1
DE MOT
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
Alle jongens op school dragen
ROBINSONschoenen
kousen
Het Geheim van
Sir Carew
Kiekjes van nw boottocht!
Neem dan steeds
VRIJDAG 9 JUNI
Verhuur post- en telegraafkantoor Grondverkoop
De tarieven van de zwemvijvers Geen vrees voor de
ziekte van Weil
Verhuur post- en telegraaf
kantoor
Verkoop grond
Afwijking bebouwingsplan
Rondvraag
Tarieven zwemvijvers
Ziekte van Weil
Stamriool Bleekersvaart
de volmaakte
snelle rolfilm
BRAND TE SANTPOORT
Schuur van de „Lichthoeve"
afgebrand
SNELVAREN IN DE LEEDE
Verbod ervan?
Gevangenis-hutten
Ook daar bezuiniging
Een Kushan-munt
Nieuwe autoslede
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Gisteravond vergaderde de Baad der gemeen
te Heemstede onder voorzitterschap van burge
meester Jhr. J. P. W. van Doorn.
Afwezig met kennisgeving wethouder Jhr. A.
van de Poll en de heer Chr. van den Heuvel.
By de ingekomen stukken was o.a. een brief
van H. Meeuwenoord en 5 andere leden van
den Raad houdende verzoek om voor de raads
leden met ingang van 1 September 1933 een
bedrag beschikbaar te stellen als jaarlijksche
bydrage in de kosten van telefoonaansluiting en
abonnement, met dien verstande ,dat iet de kos
ten van gesprekken ten laste der gemeente
komen.
B. en W. adviseeren aan den Raad, dit voor-
Etel in hun handen te stellen om advies.
De heer JONCKBLOEDT (R.K.) vraagt, of
dit advies in de volgende vergadering is te ver
wachten.
De VOORZITTER antwoordt hierop bevesti
gend.
Een adres van B. H. Blankenberg en Van
Veeren houdende verzoek om van gemeente
wege en voor hunne kosten over te gaan tot
aanleg van een gedeelte van de Hugo de Groot
laan en daarbij als maximum te betalen een
bedrag van 12.000.
De VOORZITTER deelt mede, dat dit ver
zoek eerst hedenmiddag is binnengekomen.
Wethouder Dr. DROOG (R K.) zegt, zeer blij
te zy'n, dat er weer een werkobject is. Het
werk raakt op z'n einde en hier is voor 3 maan
den werk aan.
De heer JONCKBLOEDT (R.K.) zegt, dat
dit normaal werk is, hetgeen niet juist is, om
in werkverschaffing te doen uitvoeren. Hier
worden eenige menschen te werk gesteld voor
lager loon, terwijl de aannemers worden uit
gesloten. Laat de gemeente dit werk aanbeste
den, zegt spreker.
Wethouder Dr. DROOG (R.K.) zegt, dat
adressanten zelf aan de gemeente gevraagd
hebben om de straat voor hen aan te leggen.
Waar nu de gemeente naar werkobjecten zoekt,
zou het toch wel gek zijn, om dit werk te wei
geren. Bovendien zijn de loonen bij de gemeen
te, 0.64 per uur, toch zeker hoog te noemen.
De heer DISSELKOEN (O. S. P.) merkt op,
dat het niet zeker is, dat Heemsteedsche ar
beiders te werk worden gesteld, indien anderen
het werk uitvoeren.
De heer VAN DER ERF (R.K.) wil voor het
kleine loonverschil niet het risico nemen, dat
geen Heemsteedsche arbeiders te werk worden
gesteld.
De heer VAN DER LINDEN (R.K.) is het
met den heer Jonckbloedt eens, dat de ge
meente in het algemeen geen aanneemster moet
zijn. Hier weegt het echter zwaarder, dat Heem
steedsche arbeiders te werk worden gesteld. Er
is uit de werkloozen echter zeker wel een groep
goed geschoolde arbeiders te krijgen.
De heer JONCKBLOEDT (R.K.) is het er
mede eens, dat, wat het zwaarste is, ook het
zwaarste moet wegen. In het algemeen zou hij
echter willen vragen, om, indien het normaal
werk is, het werk niet in werkverschaffing te
doen uitvoeren.
De heer ATTEMA (C. H.) vraagt of men het
rouleeringssysteem hier niet kan uitschakelen.
Wethouder Dr. DROOG (R.K.) zegt, dat de
Raad zich daartegen meermalen heeft uitge
sproken. Het voorstel wordt vervolgens aange
nomen.
Besloten wordt, het post- en telegraafkantoor
met bovenwoning en tuin te verhuren aan den
Staat der Nederlanden met ingang van 1 Juli
1933, voor 5 jaren, tegen een jaariyksche huur-
som van 6000.
B. en W. stellen voor te verkoopen:
aan H. Wever 565 M2. bouwterrein aan de
Westzyde van de Heemsteedsche Dreef tegen
een prys van f 12.per M2.;
aan A. J. W. van Sambeek 7400 M2. bouwter
rein aan weerszoden van de Meer en Bosch-
laan tegen een prijs van f6.per M2.;
aan G. W. K. Bosma 1383 M2. bouwterrein
aan de Westzyde van de Meer en Boschlaan
tegen een koopsom van f 7500;
aan de N. V. Reuvers Maatschappö tot Ex
ploitatie van Onroerende Goederen te Haarlem,
1152 M2. aan de Sportparklaan, hoek Meer en
Boschlaan tegen een koopsom van f6.per
vierk. M.
Tevens geven B. en W. kennis van hun voor
nemen om aan A. J. W. van Sambeek afwijking
te verleenen van het bebouwingsplan voor de
Meer en Boschlaan.
Tegen dit voornemen is een bezwaarschrift
ingekomen van R. Jorritsma, alhier.
De heer RIJKES (V.B.) acht de met den
heer Van Sambeek bedongen koopsom erg aan
den lagen kant. Spr. is bang, dat de voorge
stelde afwy king het begin wordt van een lint-
IS VOOR VISCH.'T ALLERFIJNSTE WAT ER !Si=E3t
266
bebouwing. Hierdoor wordt het „vriendelijke
en villa-achtige" aspect niet bevorderd.
De heer DE TELLO (S.D.A.P.) zegt, dat de
raad de moreele verplichting heeft om de ge
vraagde afwijking te verleenen, indien de grond
aan den heer v. Sambeek wordt verkocht.
Vroeger heeft men geweigerd dezen grond te
verkoopen. Men dupeert bovendien degenen, die
hier grond gekocht hebben door het bebou
wingsplan te wyzigen. Spr. stelt voor de on
derhandelingen met den heer Van Sambeek te
heropenen op de basis van het bestaande uit
breidingsplan.
De heer JONCKBLOEDT (R.K.) zegt, dat
door dit plan de bouwnijverheid wordt bevor
derd, nieuwe inwoners zullen komen, terwyi de
bedongen koopsom alleszins redeiyk is. Het
aspect van de laan zal door de diepere voor
tuinen zeker beter worden. Van niet geringe
beteekenis is, dat de grond in één hand komt
en wel bij een zeer solieden bouwer. De hui
zenbreedte biyft 6.50 M„ terwijl zij zelfs nog
ruimer worden. Bovendien zal de waarde der
huizen zeker niet minder worden.
De VOORZITTER zegt, dat de uitgebrachte
taxatie van den grond is aangehouden.
De welstandsadviseur kan zich met dit plan
uitstekend vereenigen.
De heer VOS, gem.-secretaris, licht hierna
het voorstel toe. Nadere onderhandelingen zul
len niets uithalen. i
Na eenige discussie wordt aangenomen een
voorstel van den heer VAN UNEN (V.B.) om
met den heer v. Sambeek nog eens te praten
over een bebouwing volgens het bestaande uit
breidingsplan en alleen onder die voorwaarde
den grond aan hem te verkoopen.
Tegen het voorstel stemden de heeren
Jonckbloedt, Meeuwenoord, Van Lent en de
wethouder dr. Droog.
Besloten wordt afstand te doen van het erf-
pachtsrecht van 10 cA. water, gelegen naby de
Molenwerfslaan ten behoeve van den aanleg
van den provincialen weg HaarlemAalsmeer;
aan A. C. Bruins alhier te verhuren een stukje
grond ten Oosten van de Narcissenlaan en ten
Noorden van de Azalealaan voor een jaariyk
sche huursom van 2.50.
Toegestaan werd een crediet van 500 ter
voorbereiding van de doortrekking van het
hoofdstamriool van de Heemsteedsche Dreef
langs de Molenwerfslaan naar het terrein van
den Reinigingsdienst.
Besloten werd over te gaan tot ruiling van
grond aan de Heemsteedsche Dreef met W. C.
Weyer te Bloemendaal.
De heer v. d. LINDEN (R.K.) merkt op, dat
er momenteel personen worden uitgesloten van
het gratis zwemmen, die er voor in aanmer
king komen. Spr. vraagt hoe dit komt.
Wethouder Dr. DROOG (R.K.) zal deze zaak,
waaromtrent ook hem klachten hebben bereikt,
morgenavond in de vergadering van den zwem
vijver bespreken. Ook spr. voelt er voor om de
gelegenheid tot het nemen van een gratis bad
te vergemakkelijken.
De heer JONCKBLOEDT (R.K.) informeert
of men geen angst behoeft te hebben voor de
ziekte van Weil.
Wethouder Dr. DROOG (R.K.) zegt, dat die
door ratten wordt overgebracht. De ratten kun
nen zich echter in de Heemsteedsche zwemvijvers
niet nestelen. Er wordt streng gelet op de voed-
selresten, waarop de ratten afkomen. Bovendien
is in den zwemvijver nortonwater en geen boe
zemwater. Er bestaat dus niet het minste ge
vaar voor deze ziekte.
De VOORZITTER wijst in verband hiermede
op het gevaar van het zwemmen in de open
bare wateren, hetgeen buitengewoon afkeurens
waardig is.
De heer MEEUWENOORD (R.K.) wijst op den
onhoudbaren toestand, waarin de Bleekersvaart
en de daarin uitmondende vaarten verkeert.
De aanleg van een stamriool in den weg zou
tevens een prachtig werkobject zijn.
Wethouder Dr. DROOG (R.K.) zegt, dat hem
dit volkomen bekend is. Als het werk by de
Crayenestersingel af is en er weer doorstrooming
is, zal het echter zeker beter worden.
Door mevrouw VENHUIZEN (V.B.) wordt nog
aangedrongen op verlaging van de tarieven voor
de abonnementen van de zwemvijvers.
De heer ANDRETSCH (Vrijz.) wijst op het
gevaar van veel dood hout in de boomen langs
den Heerenweg.
De heer v. d. ERF (R.K.) acht het verschil
in prys tusschen de maandkaarten en de jaar
abonnementen te groot.
De heer DISSELKOEN (O.S.P.) informeert
naar de strafmaatregelen, die Maatschappelijk
Hulpbetoon heeft toegepast op degenen, die werk
hebben geweigerd.
De VOORZITTER deelt mede, dat deze maat
regelen de goedkeuring van B. en W. hebben
weggedragen.
De heer VAN DER LINDEN (R.K.) kan ook
niet ontkennen, dat de straf onbillijk is toege
past, omdat van alle werkloozen een halve week
steun is ingehouden. Daardoor zyn degenen, die
veel steun hebben en het maatschappelijk dus
het slechtste hebben, het zwaarst getroffen.
De VOORZITTER zegt, dat Maatschappelijk
Hulpbetoon gewend is om algemeene regels te
treffen.
Hierna sluiting.
Donderdagmiddag om twaalf uur werd de
brandweer te Santpoort gealarmeerd voor een
brand in een schuur van het kinderhuis „De
Lichthoeve" aan de Kweekerslaan. De brand
weer was direct ter plaatse, doch kon niet ver
hinderen dat de schuur totaal afbrandde..
De schuur diende tot nachtverblijf van
eenige geiten, die bijtijds gered werden. Eenige
ledikanten en kinderwagens verbrandden.
De brand is ontstaan doordat men een stapel
vuil in brand gestoken had en het vuur op de
nabijgelegen schuur oversloeg.
Burgemeester en Wethouders van Warmond
hebben het bestuur van den Zwanenburgerpol
der uitgenoodigd tot het houden van een be
spreking met betrekking tot het snel varen in
de rivier de Leede door motorjachten en de
hiervoor te treffen maatregelen, daar deze toe
stand niet bestendigd kan blijven.
Stukloopen van Huid en Voeten
en Doorzitten bij Wielrijden
verzacht en geneest
Doos 30. Tube 80 ct. Btj Apoth. 6 Proglstm
ülllllllllllllllllllllllll
Illlllllllllllllllllllllir
Nu de zomer
Warmte meebrengt
Wat ons altijd
Blij verrast,
Gaat wat wol is
En wat bont is
Tot het najaar
In de kast!
Maar wat wij niet
Prefereeren,
Vindt genade
Bij de mot.
Want ondanks de
Groote hitte
Is zij juist op
Bont verzot.
Zachtjes komt ze
Door het venster,
Nu dit wagen-
Wijd staat uit.
Zilverachtig,
Hoogst onschuldig,
Net alsof ze
Niets beduidt.
Maar wij blijven
Onverschillig,
Daar de jachttijd
Eerst begint,
Als men later
Wel de gaten,
Doch de motten
Niet meer vindt!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
ÜlllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllË
De gevangenis-autoriteiten in Finland heb
ben besloten de gevangenen te werk te stellen
by de wegenbouw-constructies en het aanleg
gen van kanalen. Het doel hiervan is niet al
leen de gevangenen productieven arbeid te doen
verrichten, doch bovendien om hen de zomer
maanden in een meer aangename en gezonde
omgeving te laten doorbrengen.
Speciale verplaatsbare gevangenis-hutten zyn
hiervoor geconstrueerd, die elk 20 gevangenen
kunnen huisvesten. De gevangenen zullen ge
durende de zomermaanden steeds naar de
plaatsen gebracht worden, waar men hun hulp
gebruiken kan.
„Plaag dien inktvisch toch niet
zoo, Robbie!" zei Ivy op zekeren dag
tegen Robbie, die het dier met een
bamboestok zat te plagen.
„Wel, ik plaag hem niet", zeide
Robbie, „ik geef hem den stok, om-
dat hy my laat zien, hoe je een
rekstok kunt maken, en dan ga ik
er straks aan zwaaien."
„Maar wees voorzichtig, hoor", riep
Ivy. „Ik zou er niet aan denken, om
met een inktvisch te gaan spelen; hij
ziet er my te kwaad uit."
„De inktvisch tilde den bamboestok
met twee van zyn sterke armen bo
ven zijn kop, en Robbie ging aan het
rek werken, precies alsof hy op school
in het gymnastieklokaal was.
„O, kijk Robbie eens", riep Topsy
uit, „maar dat is véél te gevaarlijk."
En ook Ivy was bang, dat Robbie
iets zou overkomen, want zy riep
Robbie toe: „Ga dan veel liever je
kunsten buiten het water vertoonen!"
„O, neen, dit is veel spannender."
(Morgenavond vervolg).
(Ingezonden Mededeeling)
Mevrouw Sanders zou overmorgen haar
30sten verjaardag vieren, en toen ze, op
de vraag van d'r man, wat ze van hem
hebben wilde, zei, dat ze erg bly zou zijn met
een paar mooie beige zijden kousen, had hij
haar verwonderd aangezien.
„Zoo".... zei hij aarzelend, „weet je niet iets
anders, iets luxe? Kousen die moet je tóch
hebben."
„Ja," lachte z'n vrouw, „maar ik bedoel ook
geen gewone kousen. Het moeten echte mooie
zyn.... Heele dure, zie je...."
„Nu, als je niets anders weet en als je per se
kousen wilt hebben, dan leg ik me er by neer.
Dus: zijden kousen*en beige. Afgesproken."
„Wil ik ze m'n zuster laten koopen, die moet
toch morgen naar de stad."
„Wel neen, waarom?" vroeg mynheer San
ders, een beetje gepikeerd; „ik ben toch zeker
wel in staat een paar kousen te koopen, laat
dat maar gerust aan my over. Je hebt over
morgen je zijden kousen."
Het zal zoowat tegen twee uur van den vol
genden dag geweest zijn, dat mijnheer Sanders
heen en weer liep voor de met allerhande da
mesgoederen gevulde étalages van het groote
warenhuis. In z'n verbeelding zag hij zich zelf
al over de toonbank leunen, terwyl aardige
jonge dames allerlei soorten van Kousen in al
lerlei kleuren voor hem uitspreidden. Reeds
verschillende keeren had hij zich dit tafereeltje
voorgesteld, maar telkens als hy op het punt
stond de deur naar de betreffende afdeeling
binnen te gaan, had hy een zonderling wee
gevoel beneden z'n maag gevoeld en was hy
weer doorgeloopen. Hij vond niet den moed
binnen te gaan. Een soort valsche schaamte
voor-ik-weet-niet-wat, hield hem er van te
rug, een soort verlegenheid, waarvan hij het
bestaan den vorigen avond zelfs niet had dur
ven gissen.
Toen kreeg hy eensklaps een idee: hij zou de
afdeeling ijzerwaren binnengaan en zyn weg
naar de damesafdeeling binnen door nemen.
Resoluut opende hy de deur naar de afdeeling
potten en pannen, doorkruiste dit rayon, zon
der acht te slaan op de verlokkingen van een
heer, die hem wilde wijzen op de voortreffe
lijkheden van een gasfornuis en bevond zich
weldra voor de gezochte afdeeling. Hij verza
melde al z'n moed en trad binnen. Een heer
kwam op hem af en vroeg wat hy zocht
„Eh.... ik wilde een paar...."
„O juist.... de heerenaf deeling is op de der
de étage, mijnheer. Wilt u me maar even vol
gen?"
En voordat mijnheer Sanders eigenlijk wist
wat er gebeurd was, voelde hij zich in een lift
naar boven gaan.... Even daarna stond hy
in de afdeeling ondergoederen. Hy haalde ver
licht adem, nu hy weer op bekend terrein
stond, voelde eens of z'n das recht zat en be
sloot toen weer tot een aanval op de dames
afdeeling. Hij daalde de trap af en liet intus-
schen z'n blikken van uit de verte weiden over
de afdeeling van de zyden kousen.
Eensklaps hoorde hy naast zich een verlei
delijke stem zeggen: „Heeft u misschien inte
resse voor een van deze handtaschjes, mijnheer?"
Als uit een droom ontwakend, greep mijnheer
heer Sanders in eens dat hij onbewust een
oogenblik had staan kijken naar een collectie
peau de suède damestaschjes.
Daar kwam de gedachte bij hem op: „Als ik,
in plaats van de kousen, eens zoo'n taschje
meenam?"
Twee minuten later vertrok hij met een
taschje, keurig in vloei gewikkeld, onder z'n
arm. En terwijl hy wegliep, hoorde mijnheer
Sanders hoe zy z'n 6.50 in haar kassa het rin
kelen.
Hy was echter nog niet halverwege de trap
naar beneden, of het drong tot hem door dat
hy toch eigenlijk zonder zyden kousen niet by
z'n vrouw kon aankomen. Wat moest hy zeg
gen, als ze vroeg waarom hy ze niet gekocht
had?
„Ik zal dus nog moeten zien, dat ik ze krijg,"
zuchtte hij, „maar ik ga naar een gewonen win
kel; die groote zaken maken me altijd een
beetje confuus."
Toen de deur van het warenhuis achter hem
dichtzwiepte en hy op z'n horloge keek, zag hy
dat het kwart voor drieën was. Hij repte zich
voort en bereikte een winkel, waar in de étalage
een massa damesbeenen van was waren uitge
stald, bekleed met keurige zyden kousen. Hy
was waar hy wezen moest. Een paar maal hep
hy voorbij en wierp onderwijl steelsche blikken
naar binnen. Juist wilde hy weer eens voorbij
gaan, toen hy een politie-agent gewaar werd,
die hem nieuwsgierig gade sloeg. Bij z'n poging
om net te doen of hy er geen erg in had, stelde
hij zich zóó zonderling aan, dat de agent hem
vroeg: „Zoekt u iets, mynheer?"
Waarschijnlijk dacht de man dat hy met een
individu te doen had, dat de lade in den win
kel wilde lichten.
„Ik.... iko neen.... ik moet iets koo
pen," antwoordde mijnheer Sanders, met een
idioot glimlachje.
Hy loosde een diepen zucht en stapte den
winkel binnen. De agent bleef voor den winkel
staan.
Een meisje kwam gemarcheerd op hem af en
vroeg met een lieve zachte stem, die mynheer
Sanders heelemaal in verwarring bracht: „Wat
is er van uw verlangen, mynheer?"
„Ik.... iko jaik wilde graag....
een.... parapluie," stotterde hy.
Vyf minuten later stond hij weer op straat.,
een parapluie rijker en ongeveer tien gulden
armer.
Terwyl hij den agent paseerde, zoemde het
voortdurend in z'n hoofd: „Zyden kousen! zy
den kousen!"
Ja, nu had hy een taschje, een parapluie,
maar de zyden kousen, zonder welke hy niet
durfde thuis komen, die had hy niet.
„Wat ben ik begonnen?" zuchtte hij, „hoe
heb ik gisteravond zoo dwaas kunnen zyn, om
te zeggen dat ik ze zelf koopen zou?"
Hij sukkelde verder. Daar werden z'n oogjes
weer een winkel gewaar, waar ze zyden kousen
verkochten. Er was op dit oogenblik niemand
in den winkel en zonder aarzelen liep hy op de
deur toe en trad den winkel binnen. Twee jonge
meisjes kwamen direct na hem. Verschrikt keek
hij om; ze giehelden luid en voor hy nog zelf
goed begreep wat hy gedaan had, had hy tegen
de juffrouw, die t
met een hef glim-
'achje achte: de i T\/j cyij/j/PY!
toonbank stond, Af
wijzend op een
sjaal die achter I
haar hing, ge-
zegd: „Mag ik
deze sjaal van u hebben?"
Natuurlijk mocht hy dit. Het meisje pakte
haar voor hem in en vóór er twee minuten ver
streken waren, stond mijnheer Sanders weer
op straat, ditmaal een roodzijden sjaal rijker
en twaalf gulden vijftig armer.
Het was nu vijf uur en in den regel ging hy
met den trein van half zes naar huis. Hy moest
dus voortmaken, als hy met zyden kousen thuis
wilde komen. Hij liep en hep, maar om half
zes had hij nog geen kousen. Wel was zijn serie
cadeaux uitgebreid met een wollen vest van
acht gulden.
Maar om kwart vóór zes schoot hem eens
klaps iets te binnen. Hy zou naar den winkel
gaan, waar hy altyd z'n overhemden en das
sen kocht. Die zou hem misschien wel kunnen
helpen. Hij riep een taxi aan en bereikte den
winkel, net toen de eigenaar al bezig was te
sluiten.
„Wat is er van uw verlangen?" deed de win
kelier beleefd.
„Ik heb uw hulp noodig," antwoordde myn
heer Sanders, terwijl hij zich op een stoel het
vahen; „ik beloofde myn vrouw een paar kou
sen voor haar te koopen, maar ik heb den
moed niet om een dameswinkel binnen te gaan
en er om te vragen...."
„Dat is ook niet noodig, mynheer, want ik
verkoop ze ook
Mijnheer Sanders sloot de oogen en mom
pelde: „gered!"
Toen zocht hij een paar kousen uit.
Mevrouw Sanders was den volgenden mor
gen een en al verrukking.
„Je bent een echte schat, hoor, om me zoo
te verwennen," zei ze tegen haar man. „Geen
wonder, dat je niet wilde, dat m'n zuster die
kousen ging koopen. Maar ik had er ook geen
idee van, dat je al die mooie dingen voor mij
zou meebrengen.... wat een snoes van een
sjaal en.... zoo'n lekker warm wollen vest; en
dan, zoo'n prachttasch. Je wist zeker dat de
mijne oud werd. En dan nog die parapluie....
O, je bent heusch veel te goed voor me ge
weest!"
„Ja.... jamompelde mynheer Sanders
en dacht aan al dat geloop en gedraaf van gis
teren, en aan al het geld dat hij uitgegeven
had, omdat hy per se zelf die zyden kousen had
willen koopen.
„O, Gerrit," riep z'n vrouw, „wil ik je eens
wat zeggen? Je mag in 't vervolg altyd m'n
zijden kousen koopen!"
Als gevolg van de nieuwe bezuinigingswet
zullen de Amerikaansche gedelegeerden op de
Economische Wereldconferentie te Londen
slechts een vergoeding van 6 dollar per dag
krijgen.
De gedelegeerden van de Marine-conferentie
te Londen in 1930 kregen per dag een ver
goeding van ongeveer 25 dollar.
President Roosevelt verklaarde lachend aan
verslaggevers, dat hij aan het Congres geen
verzoek kan doen de vergoeding te verhoogen
Naby het oude dorp Mahanad in het zuiden
van Bengalen, is een gouden munt gevonden,
welke dateert uit de regeering van keizer Hu-
biska van Kushan, die in de tweede eeuw na
Christus regeerde.
Dit is de tweede Kushanmunt, welke in Ben
galen gevonden is, zoodat men tot de conclusie
komt, dat in de tweede eeuw van onze jaar
telling een druk handelsverkeer bestond tus
schen Bengalen en de Westelijke Indische sta
ten.
Te Charkow is een nieuw soort autoslede ge
bouwd, die bijzonder goed geschikt is voor de
bijna onbegaanbare sneeuwgebieden van het
hooge Noorden. De slede is voorzien van een
goed ingerichte kabine en een plat dak, dat
meer dan 1 y, ton vracht kan bevatten. In 8 4
10 minuten "kan de slede in een auto worden
veranderd en op gewone straatwegen rijden.
De slede zal nog dit jaar een tocht onder
nemen naar Krasnojarak in Siberië. Ook zal
het voertuig meegenomen worden op expedi
ties naar de Noordpool
A 11*» /iJi/inflii'a °P dlt PIad ziJn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Of}/) ft bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f '7 Cf) bij een ongeval met f OCf) by verlies van een hand f 1 Of verlies van een f Cf) by een breuk van (Af) by verlies van *n
jnllS UUOIlTMz S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeerlngen OUUU»" verlies van belde armen, beide beenen of belde oogen OU-~ doodelijken afloop een voet of een oog# l Om duim of wijsvinger O "been of arm# tfl/»" anderen vinger
5.
Het vlasblonde meisje, dat met een kom met
water en handdoeken en verbandartikelen was
komen aandragen, verdween nu weer, met een
uitdrukking van de grootste verbazing.
Terwyl de oudere vrouw den gezwollen voet
bette, keek zy op naar Patty, die er by stond
met bedrukt gezichtje.
„Och, arm ding, wat ziet zy bleek!" zei ze
vol medelijden. „Is u moe? Ga toch wat zitten,
Missie, anders zult u nog geen hapje kunnen
eten!"
Om zoo als een kind toegesproken te worden
en als een heel onbeduidend persoontje, was
ook weer eens aardig op z'n tyd. Zelfs Lucinda
glimlachte even.
„Wat een vreemde man moet oom Batchford
toch zyn geweest, om er zulke eigenaardige be
dienden op na te houden!" dacht Patty, en
hardop zei ze:
„Ja, ik ben wel heel erg moe, Mrs....? o,
Glossop, en ik zal bly zijn, als u ons wat te
eten geeft. Je zult ook wel uitgeput wezen,
LucindaDat is de hall daarginds, niet
waar? Ik heb er nog nooit zoo'n groote gezien.
Hy is grooter dan de salon in dat vervallen
paleis in Verona, waar wy van den zomer gelo
geerd hebben. Daar ik er u toch niet by hel
pen kan, Mrs. Glossop, zal ik zoo lang by het
vuur gaan zitten in een van die groote stoelen
daar in de hall. Als je my dan hoort rchreu-
wen, Lucinda, begrijp je wel, dat de reus my
te pakken heeft gekregen!"
Lachende liep zy weer naar de hall terug,
want ze was eenmaal een zieltje zonder zorgen,
hoe had dit ook anders kunnen zijn en
klom in een van die hooge stoeien daar, tot ze
tusschen de breede armen zat, waar ze byna
geheel in verzonk.
„Ik hoop maar, dat het nu niet lang meer
duurt, tot we wat te eten krijgen", dacht zy,
„want als ik ooit van mijn leven honger heb
gehad, dan is het nüMyn Hemel, is me
dat een dagje geweest! Het lijkt wel een maand
dat ik afscheid nam van paps. Kon ik die
zware schoenen maar uitdoen, want die doen
mij zoo'n zeer. Maar waar is de bagage en
waar zou Tompson zijn? Waarom is die niet
komen opdagen, want hy zal nu toch wel we
ten, dat we er zyn?"
Waarschijnlijk. zou ze veel gauwer uit dan in
den stoel geklommen zyn, als ze niet in haar
eerste poging tot daling geremd werd, doordat
de groote buitendeur met energieke beweging
werd opengeworpen, ook even gauw weer dicht
viel en de binnentredende „reus" iets od tafel
wiem.
Miss Carew zat recht overeind en keek vol
verbazing en verontwaardiging. Wie ter wereld
kon die man zyn! Bij den gloed van het vuur
kon zij heel duidelijk onderscheiden, dat het
een man was, heel breed in de schouders en
met dik, borstelig haar.
Ineens maakte hij een voorwaartsche bewe
ging, zoo dat zy dacht, dat hy haar gezien
had, maar in plaats van naderbij te komen,
struikelde hy over een kussen bij den haard,
mompelde een verwensching, schoof den an
deren grooten stoel op zij en tastte naar iets
in de nis daarachter, maar scheen niets te vin
den en mompelde toen weer:
„Maar, Mrs. Glossop, wat hebt u toch gedaan
met de lucifers?"
Na een grondig doorzoeken van zyn zakken
'Me hij een doosje waslucifers te voorschijn
en stak hiermee de koperen lamp aan, die op
de groote, eikenhouten tafel stond.
„Waarom moet 't hier toch overal even stik
donker zyn? En waar hangt Josua toch uit?"
„Misschien is hy, net als u ook wel eens
mocht doen, een lesje in goede manieren gaan
nemen", klonk het vinnig.
Toen hij die stem ineens hoorde, „sprong hy
bijna uit zijn vel", zooals Patty later tegen Lu
cinda zei, toen ze het incident oververtelde.
In waarheid was hij dan ook zoodanig ont
steld, dat hij slechts bij machte was, haar aan
te staren. Van die gelegenheid maakte zij ge
bruik, om te „dalen" en in haar volle waardig
heid van erfgename van Christopher Batch
ford sprak zij, met verpletterenden blik zyn
kant uit:
„Ik weet niet, wie u is, maar wilt u wel zoo
goed zijn, dit vertrek voor mij alleen te laten?
Ik ben vermoeid na mijn reis en, daar vader
niet bij my is, zou ik wel eens willen weten,
wat u hier eigenlyk doet?"
„Hè?...." Hij had moeite zijn lachen te be
dwingen en begon aarzelend: „Neem mij niet
kwalijk ik meen er in het geheel geen be-
leediging mee u is uitermate welkom....
Maar feitelijk wilde ik juist vragen, wat
hier deed?"
„Ik?Nog ééns zoo fier richtte Patty zich
op. „Ik ben Miss Carew, sir. Me dunkt: mijn
naam verklaart voldoende mijn aanwezigheid
op Capheaton".
„Miss Carew? Is u Miss Carew?.... Maar
hoe ter wereld is u dan hier gekomen?"
„Hoe ik hier gekomen ben?"
„Ja, er moet een vergissing in het spel zijn;
dat kan niet anders, en het spijt mij zeer voor
u, maar dit is niet Capheaton, ziet u".
„Niet Capheaton?.... In 's hemelsnaam,
waar ben ik dan?"
„Kijkt u eens, Miss Carew", sprak hij kal
meerend, want hij had innig te doen met het
hulpelooze figuurtje, dat daar vóór hem stond.
„Capheaton is een paar mijlen verder op de
heide. En waar u nu is ik denk niet, dat u
coit mijn naam gehoord heeft: Rutland, of
schoon uw oom dien zeer goed kende en dit
is mijn goed: „Ryecroft",
HOOFDSTUK IV
Miss Carew trok zich terug in den grooten
stoel en sprak vastberaden:
„Mr. Rutland, zoudt u zoo vriendelijk willen
zijn, Josua hier te halen?"
Wat hij nu ook verwacht had, dit zeker niet,
en met verbazing antwoordde hij:
„Zeker, als u dat verlangt, met genoegen,
Miss Carew. Maar waarom eigenlyk?"
„Omdat het mij goed zou doe», als ik eens
even tegenover hem mijn gemoed kon luchten;
want, o, het is zijn schuld! Alles zijn schuld! Hij
heeft mij hier gebracht en dat heeft hy met
opzet gedaan, die ezel!"
„Ja, een ezel is hij en ik wil hem ook wel een
standje geven, als u denkt, dat hij dit verdiena
heeft. Maar gaat u toch zitten. U zult vreese-
lyk moe zijn, als u vandaag heelemaal van
Londen hierheen gekomen is. Wacht, laat ik u
even helpen". En eer zij het verhinderen kon,
had hij haar zachtjes en voorzichtig op den
stoel getild. „Ik moest mijn zuster ook altijd
zoo helpen", zei nij, bij wijze van verontschul
diging, zoodat het in haar oog in het geheel
niet een te groote vrijheid, maar een vanzelf
sprekend iets geleek. „En zij was langer dan u,
Miss Carew, maar met die stoelen kon zij toch
ook niet terecht. Vertelt u mij nu eens, waar
om u zoo ontevreden bent over Josua".
Patty begon te vertellen, hoe zij op den och
tend al afscheid had genomen van haar vader;
hoe zij het aan het station te Motteridge ein
delijk niet langer in den trein had kunnen uit'
houden, hoe zij toen over de heide waren ge
gaan; daar verdwaald waren en tot overmaat
van ramp Lucinda haar voet verstuikt had en
hoe zij toen eindelijk Josua hadden ontmoet
als een „reddenden engel", hoewel ze hem
allesbehalve „engelachtig" had gevonden. Ze
had hem gevraagd waar Capheaton was en
hem verzocht haar naar huis te brengen. Wat
kon zij daar dan ook anders mee bedoelen dan
Huize Capheaton? n.at hij naar dus naar Rye
croft had gebracht, nu, dit moest dan wel op
zet wezen, of hij was nog meer dom, dan lomp.
„Ja, juist, maar dat is ook zoo", viel haar
gastheer in. „Ik heb hem al zoo uikwijls willen
wegsturen maar hij is een curiositeit in zijn
soort, wilt u wel gelooven?.... Dat hij u nu
hiér beeft gebracht, in plaats van naar Ca
pheaton, kan ik nu niet zoo geheel zijn schuld
achten".
„Maar wie z'n schuld dan wèl?"
„In zekeren zin de uwe, ofschoon het geen
wonder is, dat u wat overstuur was en hem
dezen kant uitzond".
„En ik heb hem duidelijk gezegd, dat hy ons
naar huis moest brengen?"
„Jawel, maar „naar huis" beteekent voor
hem naar „Ryecroft". U had hem nu wel van
te voren gevraagd, of hij Capheaton kende,
maar iemand van zijn mentaliteit heeft zich
dit, óf niet meer herinnerd, óf in het
minst geen verband weten te brengen".
ffordt vervolgd.