IN ÉN OM HAARLEM
Na het gezellen-congres
E
V'
Oorlog en recht
Het museum „De Cruquius
m
DE ONGELOOFLIJKHEDEN
VAN MUNCHEN
DONDERDAG 15 JUNI
Mgr. Aengenent vijf
jaar bisschop
Onderzoek ter plaatse
Belangrijk proefschrift
Mis Coram Pontifice"
Besmettelijke ziekten
LILLIPUTTERS
EEN STAD IN EEN STAD
DEKENALE JEUGDRAAD
HAARLEM
Jaarvergadering
OPENLUCHTTHEATER TE
ZANDVOORT
Décors voor een opvoering gereed
OPENING TENTOONSTELLING
Van schilderijen en aquarellen
,De" nazi's, die toeristen verjoegen
en „de" Gezellen jongens, die
provoceerden
Valschheid in geschrifte
Prijzen behaald
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
ff
Het polderbestuur van Haarlemmer
meer heeft het stoomgemaal „De
Cruquius" met terreinen en dienst
woningen voor de som van 1 over
gedaan aan het Koninklijk Instituut van Inge
nieurs, dat van dit meesterstukje van 19e
eeuwsche stoommachinetechniek een museum
zal maken op waterbouwkundig gebied. Het zal
een „levend" museum zijn, want al is het ge
maal overbodig geworden voor het droog hou
den van den Haarlemmermeerpolder, het blijft
in zijn huidigen toestand en kan elk oogenblik
in werking worden gesteld.
„De Cruquius" is als gemaal een merkwaar
digheid. In 1841 ontwierpen de Engelsche inge
nieurs Dean en Gibbs een machine, zooals er
een in „De Cruquius" staat, dat voor dien tijd
een meesterstuk van techniek was en ook nu
nog de bewondering van eiken deskundige op
wekt. Om die reden reeds is „De Cruquius"
het bewaren, alleszins waard. En er zijn in de
Haarlemmermeer nog tal van dingen bewaard,
die vooral voor een verder nageslacht historische
waarde zullen hebben, b.v. de spade, waarmede
de eerste steek in de Meer werd gedaan, de tee-
keningen, tal van werktuigen die gebruikt zijn
bq de droogmaking en landbouwgereedschappen,
die bij de eerste landontginning werden ge
bruikt.
Maar ook zal „De Cruquius" de herinnering
bewaren aan een der mooiste werken, die de
Nederlandsche geest heeft voortgebracht: de
droogmaking van de Haarlemmermeer, een
werk van durf en geestkracht. De droogmaking
van de Zuiderzee is weliswaar een nog uitge
breider werk en ook in andere landen zijn
merkwaardige droogmakingen uitgevoerd, maar
de droogmaking van de Haarlemmermeer heeft
ten voorbeeld gestrekt aan de meeste der latere
werken, zij luidde een nieuw tijdperk in op het
gebied der droogmakerijen.
Voor ons land beteekende het een groote
overwinning op de Natuur, mogelijk geworden
door de ontwikkeling van de techniek en, zoo
bekeken is het museum „De Cruquius" dus een
merkteeken in de beschavingsgeschiedenis der
menschheid. Om dat te beseffen, dient men er
zich rekenschap van te geven, wat eigenlijk
de Haarlemmermeer geweest is.
De meeste schrijvers over de geschiedenis van
het Haarlemmermeer vangen aan met een
kaart van het jaar 1531, waarop hoofdzakelijk
4 kleine meren voorkomen op de plaats, waar
het latere Haarlemmermeer was, zoo zegt Dr. H.
Blink in zijn „Nederland en zijn bewoners". De
ze meren waren: het Oude Haarlemmermeer,
het Oude Leidsche meer, het Oude meer en het
Spieringmeer. Vóór dien tijd moeten er nog
meer meren in dit gebied geweest zijn.
Genoemde meren nu waren smalle wateren,
die wel met elkander en met andere plassen in
den omtrek, als het Braasemermeer, 't Kaager-
meer, het Lutkemeer ea. in verbinding waren,
doch op zich zelve stonden en door meer of min
der breede strooken lands gescheiden waren.
Mr. Amersfoordt zegt, „dat een aandachtige
studie van den loop der omliggende wateren een
bepaalde strekking aanduidt, die in overeen
stemming is met de verhalen van den vroegeren
loop van den Rijn. Hieruit besluit hij, dat het
Haarlemmermeer de verbreeding is van het
rivierbed van de Rijn, die na de verzanding van
den ouden Rijnmond naar het noorden liep."
Dat het Haarlemmermeer tijdens het verblijf
der Romeinen hier te lande een ongenaakbaar
moeras was, leidt de heer Amersfoordt af uit de
omstandigheid, dat daarin nog nimmer voor
werpen uit den tijd der Romeinen zijn gevonden
en zelfs niet van Germaanschen oorsprong.
Toch lagen tusschen de enkele plassen vóór
den aanvang der 16de eeuw reeds uitgestrekte
hooilanden, zooals o.a. ten opzichte van het
Spieringmeer en Haarlemmermeer blijkt uit een
stuk, betrekkelijk den toestand van genoemde
meren omstreeks 1500. Hierin wordt o.a. door
Claes Haegen verklaard, „dat de heerenweg van
Haarlem naar Utrecht van ouds tusschen ge
noemde meren doorliep, dat er verschillende
weilanden tusschen die meren lagen, welke een
zoo groote uitgestrektheid hadden, dat men, op
de hoeken van 't land bij het eene meer staan
de, den anderen hoek moeilijk kon zien." Verder
verzekert genoemde persoon, dat hij heugenis
had van het wegspoelen van deze landerijen
tot den heerenweg toe, en dat vervolgens ook
de dijk is doorgebroken, waarover de weg liep,
zoodat daardoor beide meren met elkander in
verbinding kwamen.
De bekende geschiedenis van het Haarlem
mermeer is die van eene uitbreiding bestaande
plassen. Deze uitbreiding kon gemakkelijk plaats
hebben, daar de oevers meestal uit moerassige
veengronden bestonden. De oevers, welke voor
de zuidwesten-, westen- en noordwestenwinden
blootlagen, (dus de daaraan tegenovergestelde
N. O. tot Z. O. oevers), hadden het meest van
den afslag te lijden, daar uit deze hoeken de
hevigste stormen waaien. In een antwoord op
de vraag naar de beste middelen, om het af
nemen der oevers van het Haarlemmermeer te
beletten leest men, dat in de laatste 20 jaren
(1768) aan de oostelijke oevers „vele der daar
aan grenzende landen, hoven, huizen en erven
door het water ingeslokt zijn en daardoor het
meer alreeds met verscheidene veenplasjes ver-
eenigd is en nog dagelijks dreigt zich met groo-
ter en uitgestrekter plassen te zullen vereeni
gen, wat zeer geweldig, gevaarlijk en nadeelig
is."
„De westelijke oever langs Lisse, Hillegom,
Bennebroek en Heemstede nam weinig af sedert
een lange reeks van jaren, doordien de grond
hier harder en taaier was dan in het oosten, en
ook door het beter onderhoud der oevers. Van
het Spaame af langs Schalkwijk tot aan den
hoek van de Vijf Huizen spoelt het land jaar
lijks wel een roede weg, doch de oevers van
de Haarlemmer Liede, liggende aan een opper
wal tegen het westen, hebben geen afslijting."
Doch niet alleen was het de natuur, ook de
mensch werkte mede tot uitbreiding van den
grooten plas. Dit had namelijk plaats door uit-
vening. Door deze verschillende oorzaken had
het Haarlemmermeer in de laatste drie eeuwen
ongeveer 12.770 H.A. land verzwolgen. De dorpen
Vijfhuizen, Nieuwerkerk, een zeer aanzienlijk
dorp, dat twee predikanten had en Rijk, alle
aan de oostzijde van het Meer, verdwenen daar
door in den loop der tijden geheel.
Is het wonder, dat men er meer en meer aan
begon te denken, den verslindenden „water
wolf" te beteugelen? Het eerste plan daartoe
is waarschijnlijk dat van 1617, toen, zooals uit
de gedrukte resolutiën van Holland blijkt, A.
De Hoog octrooi vroeg tot bedijkingen van de
Haarlemsche en Leidsche meren.
Nadat in 1631 nog een verzoek daartoe gedaan
was, verscheen in 1641 het Haarlemmermeer-
boek van J. Asz. Leeghwater, waarvan de 13de
druk, 1838, bewerkt door Mr. v. Hasselt, voor ons
ligt.
Nadat Leeghwater daarin zijn bevindingen
over de uitbreiding van het meer geschetst
heeft, doet hij de vraag, hoe hieraan perken
zijn te stellen. Eindelijk komt hij tot het be
sluit, dat het beste is:
Het water te malen uit het Meer,
Dan ligt de vijand heel ter neer.
Het Haarlemmermeerboek wekte de algemee-
ne belangstelling en hield de gedachte aan
droogmaken levendig. Een ander ontwerp van
J. Baltelsz Veeris, dat omstreeks dezen tijd
verscheen, werd door Rijnland bestreden, om
dat dit vreesde voor de verkleining van zijn
boezem. Hoe kleiner toch de boezem werd, des
te hooger zou het water, dat hierin opgemalen
en tijdelijk geborgen wordt, stijgen.
In den vierden druk van zijn werk bestreed
Leeghwater deze vrees en in 1727 werd dat ge
voelen eveneens door C. Velsen bestreden. Dat
Rijnland allengs ook tot andere gedachten
kwam, bewijst de opdracht van den Dijkgraaf
en de Hoogheemraden aan Cruquius, Noppen
en Bolstra in 1742, om een ontwerp tot droog
making van het meer gereed te maken.
Nog meer plannen werden hiervoor ontwor
pen. Nadat koning Willem I in 1819 zich een
plan liet voorleggen door baron van Lijnden
van Hemmen, Roëll en Repelaar van Driel,
werd de zaak eerst recht levendig. Verschil
lende ontwerpen en geschriften over dit werk
verschenen nog sedert dien tijd, waarin de
voor- en tegenstanders hunne argumenten ont
wikkelden. De stormen van November en De
cember 1836, die door opstuwing van het wa
ter in veel polders schade aanrichtten, toon
den opnieuw de hooge noodzakelijkheid van
de beteugeling van het Haarlemmermeer aan,
en den 7den Augustus 1837 werd er een staats
commissie benoemd, om de verschillende ont
werpen tot droogmaking te onderzoeken en
vóór November van datzelfde jaar een ontwerp
met eene begrooting der kosten in te dienen.
Reeds in October was de commissie met ha
ren arbeid gereed.
Het in Februari 1838 voorgedragen wetsont
werp werd door de Vertegenwoordiging afge
stemd. Doch reeds hetzelfde jaar werd een
nieuw ontwerp ingediend, dat den 19den Maart
1839 is aangenomen. Volgens Koninklijk Besl.
van 20 Mei, No. 12, werd de bedijking aange
vangen. Jhr. mr. D. T Gevers van Endegeest
werd tot voorzitter der commissie van uitvoe
ring benoemd.
Een doorloopende ringdijk van 59500 K.M.
werd gelegd en over eene lengte van 2780 M.
liep deze door het water. De eigenlijke droog
making begon op den 19den April 1849 en met
het einde van Juni 1852 klonk de mare door
het land: „De Haarlemmermeer is droog!" De
drie stoomwerktuigen: de Leeghwater, de
Lijnden en de Cruquius hadden in 39 maan
den 831.831.501 kub. M. water uitgepompt.
Daar laag nu de droge bodem van het meer,
de prooi aan den waterwolf ontrukt als
een ruim veld tot ontginning voor den Neder-
landschen landbouw. Schooner verovering kon
een volk nimmer maken!
Aan dit groote werk zal „De Cruquius" ho
pelijk nog vele eeuwen de herinnering levendig
houden.
Vandaag is het vijf jaar geleden dat Z. H.
Exc. Mgr. J. D. J. Aengenent door Z. H. den
Paus werd benoemd tot bisschop van Haarlem.
Wjj zijn er van overtuigd, dat het geheele
diocees vandaag met groote dankbaarheid je
gens den goeden God is vervuld, wijl het Hem
behaagde een zoo werkzaam, geleerd en bemin
nelijk priester tot Herder van het Haarlemsche
bisdom te benoemen.
Wij zijn er ook zeker van, dat deze dankbaar
heid zich heden in veler vurige gebeden heeft
geuit, opdat de goede God onzen bisschop nog
menig jaar van vruchtbare werkzaamheid moge
schenken.
Katholiek Haarlem maakt zich op, binnenkort
Mgr. Aengenent ter gelegenheid van zijn bis
schopslustrum te huldigen. Er zal bij die gele
genheid op de groote verdiensten van dezen
Haarlemschen kerkvorst de volle aandacht
vallen.
Voor heden beperkte zich de herdenking tot
een solemneele hoogmis „Coram Pontifice", op
gedragen in de kathedrale kerk van Haarlem in
tegenwoordigheid van zoo goed als het geheele
hoogwaardig kapjttel en de eere-kanun-
niken.
Mgr. werd aan den ingang der Kathedraal
opgewacht door een groot aantal leden van
de Graal, die hem den vaandelgroet brachten.
De H. Mis werd opgedragen door den hoog-
eerw. heer Mgr. H. J. M. Taskin, proost van
het kapittel, met assistentie van de Weleerw.
heeren kapelaans der kathedraal.
Vele geestelijken en geloovigen waren hierbij
tegenwoordig.
In de afgeloopen week zijn in deze stad 1
geval van typhus en 14 gevallen van roodvonk
voorgekomen.
Op het Previnaire-terrein achter den Kinderhuissingel houwen momenteel de
Lilliputters hun stad op, daarbij met groote belangstelling gade geslagen door
een talrijke schare, waaronder de jeugd het meest vertegenwoordigd is.
Zaterdagavond zal de eerste voorstelling gegeven worden. Met den bouw vordert
men snel
De Lilliputters hebben hun joyeuse enntrée
binnen Haarlem gemaakt en de nijvere mensch-
jes zijn niet begonnen met er stil te zitten.
Op 't terrein achter den Kinderhuissingel is
een stad aan het verrijzen.
De poorten, waarop straks de kleine schild
wachten zullen plaats nemen, zijn reeds opge
trokken. Binnen deze vesten is het een-en-al
bedrijvigheid.
De goed-verzorgde pony's zijn reeds in hun
respectievelijke stallen-met-naambordjes on
dergebracht.
Leege ruimten, waar straks winkelwaar tot
koopen zal lokken of 1-eurige villa'tjes de be
wonertjes zullen bergen, gapen ons nog tegen.
Maar het werk schiet op en dan zal de stad
in de stad gevestigd zijn.
Rondom de stadsafzetting heerscht een le
vendige belangstelling voor dit alles, vooral de
jeugd trekt haar verlangendste gezicht, reeds
voorproevend het smakelijk schouwspel, dat
over eenige dagen geboden zal worden en waar
bij het circusspel in de groote tent, die bijna
opgeslagen is, niet de geringste attractie zal
zijn, die tot een bezoek aan Lilliput-stad lokt.
Nog vele andere attracties zullen geboden
worden; we komen er echter nog op terug.
Dinsdagavond kwam de Dekenale Jeugdraad,
Haarlem in jaarvergadering bijeen in het
Josephgezellenhuis aan de Jansstraat.
Toen de Voorzitter, rector J. B. M. Timp. op
de gebruikelijke wijze de vergadering opende,
was voornamelijk het leekenelement der jeugd
beweging in grooten getale bijeen.
Een schrijven van verhindering werd voorge
lezen van den H. E. Deken H. C. J. Sondaal, die
den Dükenalen Jeugdraad dank zegde voor de
werkzaamheden in 1932.
Kapelaan Th. W. v. d. Lugt deed hierna
eenige belangrijke mededeelingen over het werk
der commissie voor R.K. jeugdige werkloozen
te Haarlem; voornamelijk belichtte spr. den
aard van het werk en het aantal der gega
digden.
Hierna zette Kapelaan A. v. d. Oudenhoven
den huidigen stand van „Winfried" uiteen. Dit
betoog gaf aanleiding tot een geanimeerde ge
dachtewisseling met de afgevaardigden van de
Commissie voor R.K. Lichamelijke Opvoeding.
Besloten werd, de gerezen moeilijkheden ter
beslissing voor te leggen aan den Diocesanen
Jeugdraad.
Vervolgens leidde de Voorzitter het jaarver
slag van secretaris H. W. M. van Os in, dat
wegens de uitgebreidheid in verkorten vorm
werd voorgelezen.
Na een conventioneel voorzitterlijk dank
woord, besloot de vergadering het jaarverslag
ongewijzigd en zonder coupures, in zijn geheel
te laten drukken.
De Penningmeesteres^e, mevr. A. Bar-Tap-
horn kwam hierna aan het woord, om rekening
en verantwoording te geven over haar financieel
beleid in 1932. Nadat de contributie voor 1933
was vastgesteld, werd de begrooting 1933 aan
genomen. Mevr. Bar werd hierna bedankt voor
haar accuraat beheer en overzichtelijke admi
nistratie.
De beide periodiek aftredende bestuursleden,
mevr. Bar-Taphorn en kapelaan van der Lugt,
werden bij acclamatie herkozen.
In plaats van mej. Standenmeijer zal mej.
Nittel „de Graal" voortaan in het bestuur van
den Dekenalen Jeugdraad vertegenwoordigen.
De rondvraag stond geheel in het teeken van
interne sportaangelegenheden.
Hierna sloot de Voorzitter de hoogst geani
meerde vergadering.
De décors voor de opvoering van Salome in t
Openluchttheater te Zandvoort zijn gereed. De
ontwerper en kunstschilder Oostendorp is met
den aannemer Koning en zijn helpers bezig de
Oostersche Stad tegen het duin op te stellen.
Op den voorgrond staat de zeven Meter hooge
paleispoort van koning Herodes met terras, in
het midden de sixterne van Jakanaan.
Het Hollandsch duinlandschap is een Oos-
tersch landschap geworden. Koningspalmen
(van triplex) nemen de plaats in van de vlier-
boomeri. De costumes voor Salome zijn ver
vaardigd op de ateliers van T. Coini te Am
sterdam.
Zaterdag a.s. zal door onzen stadgenoot, den
heer J. H. Speenhoff een korte rede worden
gesproken b ijde opening van een tentoonstel
ling van schilderijen en aquarellen, in Indië en
elders gemaakt door Frans Bakker.
De opening zal plaats vinden Zaterdag 17
Juni, n.m. te 3 uur.
De tentoonstelling blijft geopend van 17 Juni
tot 8 Juli.
München, 13 Juni 1933
venals wü hebben natuurlijk al onze
lezers versteld gestaan over de dingen,
die er in de laatste dagen van de vo
rige week en vooral in den onrustigen nacht
van Zaterdag op Zondag te München gebeurd
zijn; bij het lezen van de krantenberichten
daaromtrent zal menigeen zijn oogen niet heb
ben kunnen gelooven.
Nou ja, het was wel bekend geworden, dat
het Gezellen-congres eerst wel, toen weer
niet, en eindelijk toch weer wel was
toegestaan in het nationaal-socialistische
Duitschland; de Nazi's schijnen aanvankelijk
bezwaren gehad te hebben; (welke? dat
was den buitenstaander niet bijzonder duide
lijk) maar wat hiervan ook zij: de obstakels
waren ten slotte toch volledig uit den weg ge
ruimd.
Hoe volledig?
Rijkskanselier Adolf Hitler en vele andere
nationaal-socialistische figuren stuurden wel
komsttelegrammen aan het congres, en de
vice-kanselier Von Papen hield terwijl de
Beiersche Minister van Ekonomische Zaken,
graaf Quadt, het congres mede door zijn tegen
woordigheid vereerde Zaterdagavond, nota
bene, een feestspeech....
Er scheen dus werkelijk geen vuiltje aan de
lucht, maar juist tijdens de redevoering van
den vice-kanselier is het ongelooflijke zioh
gaan demonstreeren, eerst toén althans voor
den outsider, de ingewijden zullen zich wel
vroeger bewust geweest zijn van de hoogspan
ning, waaronder zij leefden.
Men kent uit de dagbladberichten het ver
loop van de ongeregeldheden te München in
verband met en naar aanleiding van het Ge
zellen-congres.
Er is intusschen nogal eenig verschil tusschen
de lezing, welke de correspondent van de „Daily
Telegraph" gegeven heeft van de gebeurtenis
sen en het uiterst sobere relaas, dat de Beier
sche politieke politie daaromtrent in de Duit-
sch bladen deed verschijnen.
Wij onthouden ons op dit oogenblik van een
oordeel over de belde publicaties; wij willen
voorloopig beide pers-relazen als juist
tenminste als juist bedoeld veronderstellen,
aldus aan beide partijen het volle pond gevend
en alle eer latend.
Maar doen we dat, dan doemen juist alle
mogelijke en onmogelijke ongelooflijkheden
voor ons op, dan wordt héél het Münchener
„ge-Nachricht" ons als een leeslesje vol vraag-
teekens.
olgens den ooggetuige van de „Daily
Telegraph" is het congres vervroegd ge
sloten moeten worden, omdat de natio-
naal-socialisten daartegen incidenten verwek
ten en de congressisten niet langer zeker waren
van hun veiligheid; zelfs de groote vergade
ring, waarin Von Papen spreken zou, schijnt
men met geweld te hebben wilen verhinderen;
tijdens de rede van den vice-kanselier zijn er
al relletjes uitgelokt door nationaal-socialisten,
die echter nog behoorlijk op tijd buiten de deur
gewerkt konden worden; na afloop der ver
gadering hebben de nationaal-socialisten zich
echter sterker geweerd: zij drongen het Mün
chener Gezellenhuis in de Schommerstrasze
binnen, lichtten gezellen uit hun bed, mishan
delden velen van hen, zóó dat twee hunner met
kapotte kaken naar een ziekenhuis vervoerd
moesten worden; de Nazi's hielden een razzia
in vele restaurants, waar nog Gezellen ver
toefden, en rukten dezen de oranje-hemden
van het lijf, zóó dat vele 's anderen daags een
nieuw stuk kleeding moesten zien te bemach
tigen om de thuisreis te kunnen aanvaarden.
Het katholieke „Hospiz" „Europaischer
Hof" gelegen in de onmiddellijke omgeving van
het Centraal-Station werd gewoonweg bele
gerd en niemand van de gasten voelde er zich
veilig; politie-bescherming was echter ook na
herhaalde telephonische aanvraag niet te ver
krijgen, omdat naar het heette de politie
vreesde, zélf door de Nazi's buiten gevecht ge
steld te zullen worden; een gemolesteerde con
gressist kon op het politiebureau van het hem
overgekomene geen proces-verbaal opgemaakt
krijgen, omdat de dienstdoende commissaris
bang was voor een nationaal-socialistische mis
handeling.
De H. Mis, welke door Z. Emin. Kardinaal
Faulhaber zou worden gecelebreerd, kon geen
voortgang hebben, omdat de Nazi's het kerk
gebouw omringd hadden en een steeds dreigen
der houding aannamen.
Een indirect gevolg van het Nazi-optreden
was ook de tragische dood van den Gezellen-
leider, den priester Prof. Zinser uit Offen
bach.
Maar waartoe zouden wij de berichtgeving
van de „Daily Telegraph", welke ook wij (even
als vrijwel de heele Nederlandsche pers) over
namen, nog in bijzonderheden releveeren?
Dit uittreksel lijkt ons méér dan voldoende
om de éérste ongelooflijkheid van München
dat „de" Nazi's binnen- en buitenlandsche
toeristen verjaagd zouden hebben te po
neeren.
Is het niet ongelooflijk, dat „de" Nazi's het
ideaal van „de" leiders der beweging zóó
rücksichtslos onder den voet zouden loopen?
De nationaal-socialistische regeering beroem
de zich er op, dat onder haar bewind on
danks de nog zoo versche revolutie rust en
orde heerschten zooals nooit te voren sinds den
na-oorlogstijd; gaarne ontving zij buitenland
sche journalisten, opdat deze zich daarvan zou
den overtuigen en hun bevindingen wereld
kundig maken; de toeristen moesten weten dat
zij met heel hun ziel en heel hun lichaam
veilig waren, als zij naar Duitschland reisden;
van joden- en marxisten-vervolging mocht
men niet méér gelooven dan wat ieder redelijk
mensch billijken kon; er heerschte discipline
onder de Nazi's en inderdaad, voor zoover
wij dit gedurende onze reizen door Duitschland
de laatste maanden hebben kunnen observee-
ren, is dit ook werkelijk het geval.
Is het niet ongelooflijk, dat de nationaal-
socialistische regeering haar toeristen laat af
rossen en wegjagen, met de zekerheid van een
barbaarsche reputatie in het buitenland, een
jammerlijk verlies aan internationaal respect
en aan.... goedbetalende toeristen?
Is het niet ongelooflijk, dat de nationaal-
socialistische regeering, die het Duitsche toe
ristenverkeer naar Oostenrijk stopzette, omdat
er misschien eens onaangenaamheden tusschen
Duitschers en Oostenrijkers uit konden voort
vloeien, nu zelf dergelijke onaangenaamheden
met buitenlandsche toeristen zou begunstigen
of dulden?
Neen! indien de berichtgeving van de
„Daily Telegraph" juist is (wij komen daar
nog op terug) men mag in ieder geval niet be
weren, dat „de" nationaal-socialisten dezen
gang van zaken gewild of bevorderd hebben.
't Is Al te ongelooflijk.
Even ongelooflijk is het echter, dat de
eenvoudige, ernstige, kalme Gezellen-
jongens zooals wy die kennen ty-
dens hun verblijf te München op de Nazi's een
zóó felle provocatie hebben uitgeoefend, dat de
hierboven gedeelteiyk weergegeven (mis)han
delingen daarvan het gevolg moesten zün.
In het van 2 Juni dateerende verbod van het
Gezellen-congres wordt gezegd, dat in den laat-
sten t«d een ernstige onrust onder de bevol
king is ontstaan, en wél door het ongediscipli
neerde optreden van de deelnemers aan den
Katholieken Jeugddag, door het zingen van het
Horst Wessel-lied met een vervalschten tekst
en door uitlatingen by optochten zelfs door
geesteiyke leiders als:
„Jullie schreeuwt „Heil Hitier", maar je zult
nog wel eens biy zyn, als we jullie van dezen
Hitier bevryden!"
Het is duidelijk, dat dit allés op Duitsche
jeugdvereenigingen slaat.
Maar waardoor onze Gezellen dan toch méde
geprovoceerd hebben?
Doordat zy volgens de mededeeling der
Beiersche politieke politie deelnamen aan
een demonstratie in een tijd, toen er meerdere
publieke optochten ('n optocht zal altü'd wel
publiek zyn) plaats hadden en dat zy in
uniform liepen, welke uniform iets weg had van
het Nazi-costuum.
Tenslotte heet het zelfs, dat de leden der Ge-
zelen-vereenigingen, deelnemend aan het con
gres, niet de discipline betracht hebben, die
men met het oog op een ongestoorden voort
gang van dit congres van hen verwachten
mocht.
Neen! Ook dit is ons Al te ongelooflijk
Echte Nazi's, die toeristen het land uitjagen
en echte Gezellen, die door gebrek aan disci
pline en door provoceerend gedrag de Nazi's tot
mishandelingsmaatregelen zouden dwingen?
neen, het wil er by ons niet in.
In een volgend artikel hopen wy omtrent een
en ander wat meer klaarheid te verschaffen.
Gelijk wij reeds in het kort berichtten,
had onder buitengewoon groote
belangstelling Dinsdagmiddag om
4 u. in de aula der Gem. Universiteit de
de promotie tot doctor in de rechtsgeleerd
heid plaats van pater mr. Didymus
Beaufort O.F.M. op een dissertatie, geti
teld: „La guerre comme instrument de
secours ou de punition". Promotor was
prof. mr. Ph. Kleintjes, terwijl als para-
nymphen fungeerden mr. G. C. J. D. Krop
man, wethouder van Amsterdam, en mr.
dr. P. J. Witteman, gemeenteraadslid van
Bloemendaal. Behalve het voltallige college
van professoren der rechtsgeleerde facul
teit, merkten we onder de talrijke aanwe
zigen op pater prof. mag. dr. J. B. Kors
O.P. van de universiteit te Nijmegen, prof.
dr. H. A. Kaag, van de Handelshoogeschool
te Tilburg, mr. C. Goseling, voorzitter van
de R.K. Staatspartij, A. C. J. de Bruin, lid
der Eerste Kamer, Rector Bots, mr. Maar-
seveen, mr. dr. L. Janssens, lid van het
hoofdbestuur van den R.K. Vredesbond in
Nederland, en voorts nog een groot aantal
hoogeerw. en zeereerw. heeren geestelijken,
familieleden van den jongen doctor en tal
rijke vrienden en belangstellenden.
De promotie zelve had een zeer vlot ver
loop, terwijl tijdens de plechtige zitting
eenige foto's werden genomen. Nadat de
hooggeleerde defendens zijn proefschrift
op kalme en waardige wijze had verdedigd,
trok het college van professoren zich in
raadkamer terug. Na heropening der zit
ting nam als eerste het woord prof. dr.
Hymans, rector-magnificus der Universi
teit, die den jongen doctor geluk wenschte
met zijn uitnemend proefschrift en mede
deelde, dat men besloten had den doctors
titel cum laude te verleenen. Prof.
mr. Ph. Kleintjes verrichtte daarna op de
gebruikelijke wijze de promotie en uitte
in een lange rede zijn groote bewondering
voor het hoogst wetenschappelijke werk,
dat hier was tot stand gebracht en dat
alleszins verdient niet slechts in Neder
land, doch tot ver buiten onze grenzen in
juridische en ook in diplomatieke kringen
de aandacht te trekken. Spr. heeft groote
verwachting van den verderen weten-
schappelijken arbeid van den jongen doc
tor, wiens ontwikkeling hij reeds vroeg
heeft mogen volgen en welke spr. schetste
als een levensloop, die reeds met tal van
verdiensten werd gesierd en waarop heden
door deze promotie cum laude een kroon
is gezet. Spr. noemde den jongen doctor
een sieraad van zijn orde en hoopte, dat
door hem nog veel in het belang der sa
menleving zal worden tot stand gebracht
op het wetenschappelijk terrein, dat hij
zich heeft gekozen en waarop door hem
zoo verdienstelijke arbeid reeds werd ver
richt in de verschillende functies, waartoe
hij door zijn superieuren werd geroepen.
Vervolgens overhandigde prof. mr. Hy
mans den promovendus de doctorsbul en
achtte het een voorrecht, als eerste
mr. dr. Beaufort te mogen feliciteeren met
deze schitterende promotie, die ook de
Amsterdamsche Universiteit tot eer strekt.
Het omvangrijke werk, hier verricht, heeft
eenstemmig doen besluiten, deze promotie
cum laude te doen geschieden. Nadat alle
aanwezige professoren den nieuwen doctor
hun gelukwenschen hadden aangeboden,
had een druk bezochte receptie plaats,
waar velen van hun sympathie voor mr.
dr. Beaufort kwamen getuigen, terwijl
vervolgens in intiemen kring het promo
tie-diner plaats had. Het geheel in de
Fransche taal geschreven proefschrift is
verschenen bij den Uitgever Martinus Ny-
hoff te 's Gravenhage. Het geeft een be
kwame samenvatting van hetgeen de
katholieke geleerden sedert eeuwen schre
ven over het vraagstuk van oorlog en
vrede, waarin onze Hugo Grotius zoo prin
cipieel stelling nam. Diens houding is door
wijlen prof. van Vollenhoven niet i:i het
traditioneele verband gezien, en met
gevatte logica keert mr. dr. de Beaufort
zich tegen de onhoudbare opvatting.
Het proefschrift is wel de meest belang
rijke uiteenzetting, welke onze Neder
landsche litteratuur bezit over de leer der
Katholieke Kerk betreffende het oorlogs
recht. Mocht deze leer ons, Katholieken,
uit de reserve brengen, die ons al te ge
makkelijk doet berusten in de anti-oor-
logspropaganda, waarin wij als de meest
verantwoordelijken voor den invloed van
liefde en recht op de wereld de leiding
moesten geven en haar niet overlaten aan
links-radicale elementen.
i) „La guerre comme instrument de se
cours ou de punition". Apercu des idéés sur
le droit des gens et la morale des nations,
specialement en ce qui concerne la guerre
comme instrument de secours ou de puni
tion, d'après les auteurs de l'époque pa-
tristique et du moyen age et d'après Gro
tius par D. Beaufort, O.F.M. Uitg. Martinus
Nijhoff, 's Gravenhage, 1933.
De 30-jarige bloemist L. P. H., voorheen
bloembollenhandelaar te Haarlemmermeer, is
in hooger beroep gegaan voor het Haagsche
Gerechtshof van een vonnis van de Haagsche
Rechtbank, waarby hij wegens valschheid in
geschrifte is veroordeeld tot een jaar gevan
genisstraf. Verdachte had accepten opgesteld
en valschelyk onderteekend, welke hy als echt
en onvervalscht by de Incasso-Bank aanbood
en daarop een voorschot van 300 en daarna
nog een van 80 inde.
Verdachte zeide veel spyt van zyn daad te
hebben en door huiselyke omstandigheden
daartoe te zyn gekomen.
De advocaat-generaal vroeg bevestiging vaa
het vonnis.
De verdediger pleitte clementie op grond'
van een gunstig reclasseeringsraport.
Het fanfarecorps .Kunstkring" behaalde op
het groot Nationaal Conoours te Oostzaan
twee 1ste pryzen in concert en in den marsch
en een 3en prijs in den eere-wedstryd in de
superieur afd. fanfare.