IN ÉN OM HAARLEM Na het gezellen-congres E V' Oorlog en recht Het museum „De Cruquius m DE ONGELOOFLIJKHEDEN VAN MUNCHEN DONDERDAG 15 JUNI Mgr. Aengenent vijf jaar bisschop Onderzoek ter plaatse Belangrijk proefschrift Mis Coram Pontifice" Besmettelijke ziekten LILLIPUTTERS EEN STAD IN EEN STAD DEKENALE JEUGDRAAD HAARLEM Jaarvergadering OPENLUCHTTHEATER TE ZANDVOORT Décors voor een opvoering gereed OPENING TENTOONSTELLING Van schilderijen en aquarellen ,De" nazi's, die toeristen verjoegen en „de" Gezellen jongens, die provoceerden Valschheid in geschrifte Prijzen behaald iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii ff Het polderbestuur van Haarlemmer meer heeft het stoomgemaal „De Cruquius" met terreinen en dienst woningen voor de som van 1 over gedaan aan het Koninklijk Instituut van Inge nieurs, dat van dit meesterstukje van 19e eeuwsche stoommachinetechniek een museum zal maken op waterbouwkundig gebied. Het zal een „levend" museum zijn, want al is het ge maal overbodig geworden voor het droog hou den van den Haarlemmermeerpolder, het blijft in zijn huidigen toestand en kan elk oogenblik in werking worden gesteld. „De Cruquius" is als gemaal een merkwaar digheid. In 1841 ontwierpen de Engelsche inge nieurs Dean en Gibbs een machine, zooals er een in „De Cruquius" staat, dat voor dien tijd een meesterstuk van techniek was en ook nu nog de bewondering van eiken deskundige op wekt. Om die reden reeds is „De Cruquius" het bewaren, alleszins waard. En er zijn in de Haarlemmermeer nog tal van dingen bewaard, die vooral voor een verder nageslacht historische waarde zullen hebben, b.v. de spade, waarmede de eerste steek in de Meer werd gedaan, de tee- keningen, tal van werktuigen die gebruikt zijn bq de droogmaking en landbouwgereedschappen, die bij de eerste landontginning werden ge bruikt. Maar ook zal „De Cruquius" de herinnering bewaren aan een der mooiste werken, die de Nederlandsche geest heeft voortgebracht: de droogmaking van de Haarlemmermeer, een werk van durf en geestkracht. De droogmaking van de Zuiderzee is weliswaar een nog uitge breider werk en ook in andere landen zijn merkwaardige droogmakingen uitgevoerd, maar de droogmaking van de Haarlemmermeer heeft ten voorbeeld gestrekt aan de meeste der latere werken, zij luidde een nieuw tijdperk in op het gebied der droogmakerijen. Voor ons land beteekende het een groote overwinning op de Natuur, mogelijk geworden door de ontwikkeling van de techniek en, zoo bekeken is het museum „De Cruquius" dus een merkteeken in de beschavingsgeschiedenis der menschheid. Om dat te beseffen, dient men er zich rekenschap van te geven, wat eigenlijk de Haarlemmermeer geweest is. De meeste schrijvers over de geschiedenis van het Haarlemmermeer vangen aan met een kaart van het jaar 1531, waarop hoofdzakelijk 4 kleine meren voorkomen op de plaats, waar het latere Haarlemmermeer was, zoo zegt Dr. H. Blink in zijn „Nederland en zijn bewoners". De ze meren waren: het Oude Haarlemmermeer, het Oude Leidsche meer, het Oude meer en het Spieringmeer. Vóór dien tijd moeten er nog meer meren in dit gebied geweest zijn. Genoemde meren nu waren smalle wateren, die wel met elkander en met andere plassen in den omtrek, als het Braasemermeer, 't Kaager- meer, het Lutkemeer ea. in verbinding waren, doch op zich zelve stonden en door meer of min der breede strooken lands gescheiden waren. Mr. Amersfoordt zegt, „dat een aandachtige studie van den loop der omliggende wateren een bepaalde strekking aanduidt, die in overeen stemming is met de verhalen van den vroegeren loop van den Rijn. Hieruit besluit hij, dat het Haarlemmermeer de verbreeding is van het rivierbed van de Rijn, die na de verzanding van den ouden Rijnmond naar het noorden liep." Dat het Haarlemmermeer tijdens het verblijf der Romeinen hier te lande een ongenaakbaar moeras was, leidt de heer Amersfoordt af uit de omstandigheid, dat daarin nog nimmer voor werpen uit den tijd der Romeinen zijn gevonden en zelfs niet van Germaanschen oorsprong. Toch lagen tusschen de enkele plassen vóór den aanvang der 16de eeuw reeds uitgestrekte hooilanden, zooals o.a. ten opzichte van het Spieringmeer en Haarlemmermeer blijkt uit een stuk, betrekkelijk den toestand van genoemde meren omstreeks 1500. Hierin wordt o.a. door Claes Haegen verklaard, „dat de heerenweg van Haarlem naar Utrecht van ouds tusschen ge noemde meren doorliep, dat er verschillende weilanden tusschen die meren lagen, welke een zoo groote uitgestrektheid hadden, dat men, op de hoeken van 't land bij het eene meer staan de, den anderen hoek moeilijk kon zien." Verder verzekert genoemde persoon, dat hij heugenis had van het wegspoelen van deze landerijen tot den heerenweg toe, en dat vervolgens ook de dijk is doorgebroken, waarover de weg liep, zoodat daardoor beide meren met elkander in verbinding kwamen. De bekende geschiedenis van het Haarlem mermeer is die van eene uitbreiding bestaande plassen. Deze uitbreiding kon gemakkelijk plaats hebben, daar de oevers meestal uit moerassige veengronden bestonden. De oevers, welke voor de zuidwesten-, westen- en noordwestenwinden blootlagen, (dus de daaraan tegenovergestelde N. O. tot Z. O. oevers), hadden het meest van den afslag te lijden, daar uit deze hoeken de hevigste stormen waaien. In een antwoord op de vraag naar de beste middelen, om het af nemen der oevers van het Haarlemmermeer te beletten leest men, dat in de laatste 20 jaren (1768) aan de oostelijke oevers „vele der daar aan grenzende landen, hoven, huizen en erven door het water ingeslokt zijn en daardoor het meer alreeds met verscheidene veenplasjes ver- eenigd is en nog dagelijks dreigt zich met groo- ter en uitgestrekter plassen te zullen vereeni gen, wat zeer geweldig, gevaarlijk en nadeelig is." „De westelijke oever langs Lisse, Hillegom, Bennebroek en Heemstede nam weinig af sedert een lange reeks van jaren, doordien de grond hier harder en taaier was dan in het oosten, en ook door het beter onderhoud der oevers. Van het Spaame af langs Schalkwijk tot aan den hoek van de Vijf Huizen spoelt het land jaar lijks wel een roede weg, doch de oevers van de Haarlemmer Liede, liggende aan een opper wal tegen het westen, hebben geen afslijting." Doch niet alleen was het de natuur, ook de mensch werkte mede tot uitbreiding van den grooten plas. Dit had namelijk plaats door uit- vening. Door deze verschillende oorzaken had het Haarlemmermeer in de laatste drie eeuwen ongeveer 12.770 H.A. land verzwolgen. De dorpen Vijfhuizen, Nieuwerkerk, een zeer aanzienlijk dorp, dat twee predikanten had en Rijk, alle aan de oostzijde van het Meer, verdwenen daar door in den loop der tijden geheel. Is het wonder, dat men er meer en meer aan begon te denken, den verslindenden „water wolf" te beteugelen? Het eerste plan daartoe is waarschijnlijk dat van 1617, toen, zooals uit de gedrukte resolutiën van Holland blijkt, A. De Hoog octrooi vroeg tot bedijkingen van de Haarlemsche en Leidsche meren. Nadat in 1631 nog een verzoek daartoe gedaan was, verscheen in 1641 het Haarlemmermeer- boek van J. Asz. Leeghwater, waarvan de 13de druk, 1838, bewerkt door Mr. v. Hasselt, voor ons ligt. Nadat Leeghwater daarin zijn bevindingen over de uitbreiding van het meer geschetst heeft, doet hij de vraag, hoe hieraan perken zijn te stellen. Eindelijk komt hij tot het be sluit, dat het beste is: Het water te malen uit het Meer, Dan ligt de vijand heel ter neer. Het Haarlemmermeerboek wekte de algemee- ne belangstelling en hield de gedachte aan droogmaken levendig. Een ander ontwerp van J. Baltelsz Veeris, dat omstreeks dezen tijd verscheen, werd door Rijnland bestreden, om dat dit vreesde voor de verkleining van zijn boezem. Hoe kleiner toch de boezem werd, des te hooger zou het water, dat hierin opgemalen en tijdelijk geborgen wordt, stijgen. In den vierden druk van zijn werk bestreed Leeghwater deze vrees en in 1727 werd dat ge voelen eveneens door C. Velsen bestreden. Dat Rijnland allengs ook tot andere gedachten kwam, bewijst de opdracht van den Dijkgraaf en de Hoogheemraden aan Cruquius, Noppen en Bolstra in 1742, om een ontwerp tot droog making van het meer gereed te maken. Nog meer plannen werden hiervoor ontwor pen. Nadat koning Willem I in 1819 zich een plan liet voorleggen door baron van Lijnden van Hemmen, Roëll en Repelaar van Driel, werd de zaak eerst recht levendig. Verschil lende ontwerpen en geschriften over dit werk verschenen nog sedert dien tijd, waarin de voor- en tegenstanders hunne argumenten ont wikkelden. De stormen van November en De cember 1836, die door opstuwing van het wa ter in veel polders schade aanrichtten, toon den opnieuw de hooge noodzakelijkheid van de beteugeling van het Haarlemmermeer aan, en den 7den Augustus 1837 werd er een staats commissie benoemd, om de verschillende ont werpen tot droogmaking te onderzoeken en vóór November van datzelfde jaar een ontwerp met eene begrooting der kosten in te dienen. Reeds in October was de commissie met ha ren arbeid gereed. Het in Februari 1838 voorgedragen wetsont werp werd door de Vertegenwoordiging afge stemd. Doch reeds hetzelfde jaar werd een nieuw ontwerp ingediend, dat den 19den Maart 1839 is aangenomen. Volgens Koninklijk Besl. van 20 Mei, No. 12, werd de bedijking aange vangen. Jhr. mr. D. T Gevers van Endegeest werd tot voorzitter der commissie van uitvoe ring benoemd. Een doorloopende ringdijk van 59500 K.M. werd gelegd en over eene lengte van 2780 M. liep deze door het water. De eigenlijke droog making begon op den 19den April 1849 en met het einde van Juni 1852 klonk de mare door het land: „De Haarlemmermeer is droog!" De drie stoomwerktuigen: de Leeghwater, de Lijnden en de Cruquius hadden in 39 maan den 831.831.501 kub. M. water uitgepompt. Daar laag nu de droge bodem van het meer, de prooi aan den waterwolf ontrukt als een ruim veld tot ontginning voor den Neder- landschen landbouw. Schooner verovering kon een volk nimmer maken! Aan dit groote werk zal „De Cruquius" ho pelijk nog vele eeuwen de herinnering levendig houden. Vandaag is het vijf jaar geleden dat Z. H. Exc. Mgr. J. D. J. Aengenent door Z. H. den Paus werd benoemd tot bisschop van Haarlem. Wjj zijn er van overtuigd, dat het geheele diocees vandaag met groote dankbaarheid je gens den goeden God is vervuld, wijl het Hem behaagde een zoo werkzaam, geleerd en bemin nelijk priester tot Herder van het Haarlemsche bisdom te benoemen. Wij zijn er ook zeker van, dat deze dankbaar heid zich heden in veler vurige gebeden heeft geuit, opdat de goede God onzen bisschop nog menig jaar van vruchtbare werkzaamheid moge schenken. Katholiek Haarlem maakt zich op, binnenkort Mgr. Aengenent ter gelegenheid van zijn bis schopslustrum te huldigen. Er zal bij die gele genheid op de groote verdiensten van dezen Haarlemschen kerkvorst de volle aandacht vallen. Voor heden beperkte zich de herdenking tot een solemneele hoogmis „Coram Pontifice", op gedragen in de kathedrale kerk van Haarlem in tegenwoordigheid van zoo goed als het geheele hoogwaardig kapjttel en de eere-kanun- niken. Mgr. werd aan den ingang der Kathedraal opgewacht door een groot aantal leden van de Graal, die hem den vaandelgroet brachten. De H. Mis werd opgedragen door den hoog- eerw. heer Mgr. H. J. M. Taskin, proost van het kapittel, met assistentie van de Weleerw. heeren kapelaans der kathedraal. Vele geestelijken en geloovigen waren hierbij tegenwoordig. In de afgeloopen week zijn in deze stad 1 geval van typhus en 14 gevallen van roodvonk voorgekomen. Op het Previnaire-terrein achter den Kinderhuissingel houwen momenteel de Lilliputters hun stad op, daarbij met groote belangstelling gade geslagen door een talrijke schare, waaronder de jeugd het meest vertegenwoordigd is. Zaterdagavond zal de eerste voorstelling gegeven worden. Met den bouw vordert men snel De Lilliputters hebben hun joyeuse enntrée binnen Haarlem gemaakt en de nijvere mensch- jes zijn niet begonnen met er stil te zitten. Op 't terrein achter den Kinderhuissingel is een stad aan het verrijzen. De poorten, waarop straks de kleine schild wachten zullen plaats nemen, zijn reeds opge trokken. Binnen deze vesten is het een-en-al bedrijvigheid. De goed-verzorgde pony's zijn reeds in hun respectievelijke stallen-met-naambordjes on dergebracht. Leege ruimten, waar straks winkelwaar tot koopen zal lokken of 1-eurige villa'tjes de be wonertjes zullen bergen, gapen ons nog tegen. Maar het werk schiet op en dan zal de stad in de stad gevestigd zijn. Rondom de stadsafzetting heerscht een le vendige belangstelling voor dit alles, vooral de jeugd trekt haar verlangendste gezicht, reeds voorproevend het smakelijk schouwspel, dat over eenige dagen geboden zal worden en waar bij het circusspel in de groote tent, die bijna opgeslagen is, niet de geringste attractie zal zijn, die tot een bezoek aan Lilliput-stad lokt. Nog vele andere attracties zullen geboden worden; we komen er echter nog op terug. Dinsdagavond kwam de Dekenale Jeugdraad, Haarlem in jaarvergadering bijeen in het Josephgezellenhuis aan de Jansstraat. Toen de Voorzitter, rector J. B. M. Timp. op de gebruikelijke wijze de vergadering opende, was voornamelijk het leekenelement der jeugd beweging in grooten getale bijeen. Een schrijven van verhindering werd voorge lezen van den H. E. Deken H. C. J. Sondaal, die den Dükenalen Jeugdraad dank zegde voor de werkzaamheden in 1932. Kapelaan Th. W. v. d. Lugt deed hierna eenige belangrijke mededeelingen over het werk der commissie voor R.K. jeugdige werkloozen te Haarlem; voornamelijk belichtte spr. den aard van het werk en het aantal der gega digden. Hierna zette Kapelaan A. v. d. Oudenhoven den huidigen stand van „Winfried" uiteen. Dit betoog gaf aanleiding tot een geanimeerde ge dachtewisseling met de afgevaardigden van de Commissie voor R.K. Lichamelijke Opvoeding. Besloten werd, de gerezen moeilijkheden ter beslissing voor te leggen aan den Diocesanen Jeugdraad. Vervolgens leidde de Voorzitter het jaarver slag van secretaris H. W. M. van Os in, dat wegens de uitgebreidheid in verkorten vorm werd voorgelezen. Na een conventioneel voorzitterlijk dank woord, besloot de vergadering het jaarverslag ongewijzigd en zonder coupures, in zijn geheel te laten drukken. De Penningmeesteres^e, mevr. A. Bar-Tap- horn kwam hierna aan het woord, om rekening en verantwoording te geven over haar financieel beleid in 1932. Nadat de contributie voor 1933 was vastgesteld, werd de begrooting 1933 aan genomen. Mevr. Bar werd hierna bedankt voor haar accuraat beheer en overzichtelijke admi nistratie. De beide periodiek aftredende bestuursleden, mevr. Bar-Taphorn en kapelaan van der Lugt, werden bij acclamatie herkozen. In plaats van mej. Standenmeijer zal mej. Nittel „de Graal" voortaan in het bestuur van den Dekenalen Jeugdraad vertegenwoordigen. De rondvraag stond geheel in het teeken van interne sportaangelegenheden. Hierna sloot de Voorzitter de hoogst geani meerde vergadering. De décors voor de opvoering van Salome in t Openluchttheater te Zandvoort zijn gereed. De ontwerper en kunstschilder Oostendorp is met den aannemer Koning en zijn helpers bezig de Oostersche Stad tegen het duin op te stellen. Op den voorgrond staat de zeven Meter hooge paleispoort van koning Herodes met terras, in het midden de sixterne van Jakanaan. Het Hollandsch duinlandschap is een Oos- tersch landschap geworden. Koningspalmen (van triplex) nemen de plaats in van de vlier- boomeri. De costumes voor Salome zijn ver vaardigd op de ateliers van T. Coini te Am sterdam. Zaterdag a.s. zal door onzen stadgenoot, den heer J. H. Speenhoff een korte rede worden gesproken b ijde opening van een tentoonstel ling van schilderijen en aquarellen, in Indië en elders gemaakt door Frans Bakker. De opening zal plaats vinden Zaterdag 17 Juni, n.m. te 3 uur. De tentoonstelling blijft geopend van 17 Juni tot 8 Juli. München, 13 Juni 1933 venals wü hebben natuurlijk al onze lezers versteld gestaan over de dingen, die er in de laatste dagen van de vo rige week en vooral in den onrustigen nacht van Zaterdag op Zondag te München gebeurd zijn; bij het lezen van de krantenberichten daaromtrent zal menigeen zijn oogen niet heb ben kunnen gelooven. Nou ja, het was wel bekend geworden, dat het Gezellen-congres eerst wel, toen weer niet, en eindelijk toch weer wel was toegestaan in het nationaal-socialistische Duitschland; de Nazi's schijnen aanvankelijk bezwaren gehad te hebben; (welke? dat was den buitenstaander niet bijzonder duide lijk) maar wat hiervan ook zij: de obstakels waren ten slotte toch volledig uit den weg ge ruimd. Hoe volledig? Rijkskanselier Adolf Hitler en vele andere nationaal-socialistische figuren stuurden wel komsttelegrammen aan het congres, en de vice-kanselier Von Papen hield terwijl de Beiersche Minister van Ekonomische Zaken, graaf Quadt, het congres mede door zijn tegen woordigheid vereerde Zaterdagavond, nota bene, een feestspeech.... Er scheen dus werkelijk geen vuiltje aan de lucht, maar juist tijdens de redevoering van den vice-kanselier is het ongelooflijke zioh gaan demonstreeren, eerst toén althans voor den outsider, de ingewijden zullen zich wel vroeger bewust geweest zijn van de hoogspan ning, waaronder zij leefden. Men kent uit de dagbladberichten het ver loop van de ongeregeldheden te München in verband met en naar aanleiding van het Ge zellen-congres. Er is intusschen nogal eenig verschil tusschen de lezing, welke de correspondent van de „Daily Telegraph" gegeven heeft van de gebeurtenis sen en het uiterst sobere relaas, dat de Beier sche politieke politie daaromtrent in de Duit- sch bladen deed verschijnen. Wij onthouden ons op dit oogenblik van een oordeel over de belde publicaties; wij willen voorloopig beide pers-relazen als juist tenminste als juist bedoeld veronderstellen, aldus aan beide partijen het volle pond gevend en alle eer latend. Maar doen we dat, dan doemen juist alle mogelijke en onmogelijke ongelooflijkheden voor ons op, dan wordt héél het Münchener „ge-Nachricht" ons als een leeslesje vol vraag- teekens. olgens den ooggetuige van de „Daily Telegraph" is het congres vervroegd ge sloten moeten worden, omdat de natio- naal-socialisten daartegen incidenten verwek ten en de congressisten niet langer zeker waren van hun veiligheid; zelfs de groote vergade ring, waarin Von Papen spreken zou, schijnt men met geweld te hebben wilen verhinderen; tijdens de rede van den vice-kanselier zijn er al relletjes uitgelokt door nationaal-socialisten, die echter nog behoorlijk op tijd buiten de deur gewerkt konden worden; na afloop der ver gadering hebben de nationaal-socialisten zich echter sterker geweerd: zij drongen het Mün chener Gezellenhuis in de Schommerstrasze binnen, lichtten gezellen uit hun bed, mishan delden velen van hen, zóó dat twee hunner met kapotte kaken naar een ziekenhuis vervoerd moesten worden; de Nazi's hielden een razzia in vele restaurants, waar nog Gezellen ver toefden, en rukten dezen de oranje-hemden van het lijf, zóó dat vele 's anderen daags een nieuw stuk kleeding moesten zien te bemach tigen om de thuisreis te kunnen aanvaarden. Het katholieke „Hospiz" „Europaischer Hof" gelegen in de onmiddellijke omgeving van het Centraal-Station werd gewoonweg bele gerd en niemand van de gasten voelde er zich veilig; politie-bescherming was echter ook na herhaalde telephonische aanvraag niet te ver krijgen, omdat naar het heette de politie vreesde, zélf door de Nazi's buiten gevecht ge steld te zullen worden; een gemolesteerde con gressist kon op het politiebureau van het hem overgekomene geen proces-verbaal opgemaakt krijgen, omdat de dienstdoende commissaris bang was voor een nationaal-socialistische mis handeling. De H. Mis, welke door Z. Emin. Kardinaal Faulhaber zou worden gecelebreerd, kon geen voortgang hebben, omdat de Nazi's het kerk gebouw omringd hadden en een steeds dreigen der houding aannamen. Een indirect gevolg van het Nazi-optreden was ook de tragische dood van den Gezellen- leider, den priester Prof. Zinser uit Offen bach. Maar waartoe zouden wij de berichtgeving van de „Daily Telegraph", welke ook wij (even als vrijwel de heele Nederlandsche pers) over namen, nog in bijzonderheden releveeren? Dit uittreksel lijkt ons méér dan voldoende om de éérste ongelooflijkheid van München dat „de" Nazi's binnen- en buitenlandsche toeristen verjaagd zouden hebben te po neeren. Is het niet ongelooflijk, dat „de" Nazi's het ideaal van „de" leiders der beweging zóó rücksichtslos onder den voet zouden loopen? De nationaal-socialistische regeering beroem de zich er op, dat onder haar bewind on danks de nog zoo versche revolutie rust en orde heerschten zooals nooit te voren sinds den na-oorlogstijd; gaarne ontving zij buitenland sche journalisten, opdat deze zich daarvan zou den overtuigen en hun bevindingen wereld kundig maken; de toeristen moesten weten dat zij met heel hun ziel en heel hun lichaam veilig waren, als zij naar Duitschland reisden; van joden- en marxisten-vervolging mocht men niet méér gelooven dan wat ieder redelijk mensch billijken kon; er heerschte discipline onder de Nazi's en inderdaad, voor zoover wij dit gedurende onze reizen door Duitschland de laatste maanden hebben kunnen observee- ren, is dit ook werkelijk het geval. Is het niet ongelooflijk, dat de nationaal- socialistische regeering haar toeristen laat af rossen en wegjagen, met de zekerheid van een barbaarsche reputatie in het buitenland, een jammerlijk verlies aan internationaal respect en aan.... goedbetalende toeristen? Is het niet ongelooflijk, dat de nationaal- socialistische regeering, die het Duitsche toe ristenverkeer naar Oostenrijk stopzette, omdat er misschien eens onaangenaamheden tusschen Duitschers en Oostenrijkers uit konden voort vloeien, nu zelf dergelijke onaangenaamheden met buitenlandsche toeristen zou begunstigen of dulden? Neen! indien de berichtgeving van de „Daily Telegraph" juist is (wij komen daar nog op terug) men mag in ieder geval niet be weren, dat „de" nationaal-socialisten dezen gang van zaken gewild of bevorderd hebben. 't Is Al te ongelooflijk. Even ongelooflijk is het echter, dat de eenvoudige, ernstige, kalme Gezellen- jongens zooals wy die kennen ty- dens hun verblijf te München op de Nazi's een zóó felle provocatie hebben uitgeoefend, dat de hierboven gedeelteiyk weergegeven (mis)han delingen daarvan het gevolg moesten zün. In het van 2 Juni dateerende verbod van het Gezellen-congres wordt gezegd, dat in den laat- sten t«d een ernstige onrust onder de bevol king is ontstaan, en wél door het ongediscipli neerde optreden van de deelnemers aan den Katholieken Jeugddag, door het zingen van het Horst Wessel-lied met een vervalschten tekst en door uitlatingen by optochten zelfs door geesteiyke leiders als: „Jullie schreeuwt „Heil Hitier", maar je zult nog wel eens biy zyn, als we jullie van dezen Hitier bevryden!" Het is duidelijk, dat dit allés op Duitsche jeugdvereenigingen slaat. Maar waardoor onze Gezellen dan toch méde geprovoceerd hebben? Doordat zy volgens de mededeeling der Beiersche politieke politie deelnamen aan een demonstratie in een tijd, toen er meerdere publieke optochten ('n optocht zal altü'd wel publiek zyn) plaats hadden en dat zy in uniform liepen, welke uniform iets weg had van het Nazi-costuum. Tenslotte heet het zelfs, dat de leden der Ge- zelen-vereenigingen, deelnemend aan het con gres, niet de discipline betracht hebben, die men met het oog op een ongestoorden voort gang van dit congres van hen verwachten mocht. Neen! Ook dit is ons Al te ongelooflijk Echte Nazi's, die toeristen het land uitjagen en echte Gezellen, die door gebrek aan disci pline en door provoceerend gedrag de Nazi's tot mishandelingsmaatregelen zouden dwingen? neen, het wil er by ons niet in. In een volgend artikel hopen wy omtrent een en ander wat meer klaarheid te verschaffen. Gelijk wij reeds in het kort berichtten, had onder buitengewoon groote belangstelling Dinsdagmiddag om 4 u. in de aula der Gem. Universiteit de de promotie tot doctor in de rechtsgeleerd heid plaats van pater mr. Didymus Beaufort O.F.M. op een dissertatie, geti teld: „La guerre comme instrument de secours ou de punition". Promotor was prof. mr. Ph. Kleintjes, terwijl als para- nymphen fungeerden mr. G. C. J. D. Krop man, wethouder van Amsterdam, en mr. dr. P. J. Witteman, gemeenteraadslid van Bloemendaal. Behalve het voltallige college van professoren der rechtsgeleerde facul teit, merkten we onder de talrijke aanwe zigen op pater prof. mag. dr. J. B. Kors O.P. van de universiteit te Nijmegen, prof. dr. H. A. Kaag, van de Handelshoogeschool te Tilburg, mr. C. Goseling, voorzitter van de R.K. Staatspartij, A. C. J. de Bruin, lid der Eerste Kamer, Rector Bots, mr. Maar- seveen, mr. dr. L. Janssens, lid van het hoofdbestuur van den R.K. Vredesbond in Nederland, en voorts nog een groot aantal hoogeerw. en zeereerw. heeren geestelijken, familieleden van den jongen doctor en tal rijke vrienden en belangstellenden. De promotie zelve had een zeer vlot ver loop, terwijl tijdens de plechtige zitting eenige foto's werden genomen. Nadat de hooggeleerde defendens zijn proefschrift op kalme en waardige wijze had verdedigd, trok het college van professoren zich in raadkamer terug. Na heropening der zit ting nam als eerste het woord prof. dr. Hymans, rector-magnificus der Universi teit, die den jongen doctor geluk wenschte met zijn uitnemend proefschrift en mede deelde, dat men besloten had den doctors titel cum laude te verleenen. Prof. mr. Ph. Kleintjes verrichtte daarna op de gebruikelijke wijze de promotie en uitte in een lange rede zijn groote bewondering voor het hoogst wetenschappelijke werk, dat hier was tot stand gebracht en dat alleszins verdient niet slechts in Neder land, doch tot ver buiten onze grenzen in juridische en ook in diplomatieke kringen de aandacht te trekken. Spr. heeft groote verwachting van den verderen weten- schappelijken arbeid van den jongen doc tor, wiens ontwikkeling hij reeds vroeg heeft mogen volgen en welke spr. schetste als een levensloop, die reeds met tal van verdiensten werd gesierd en waarop heden door deze promotie cum laude een kroon is gezet. Spr. noemde den jongen doctor een sieraad van zijn orde en hoopte, dat door hem nog veel in het belang der sa menleving zal worden tot stand gebracht op het wetenschappelijk terrein, dat hij zich heeft gekozen en waarop door hem zoo verdienstelijke arbeid reeds werd ver richt in de verschillende functies, waartoe hij door zijn superieuren werd geroepen. Vervolgens overhandigde prof. mr. Hy mans den promovendus de doctorsbul en achtte het een voorrecht, als eerste mr. dr. Beaufort te mogen feliciteeren met deze schitterende promotie, die ook de Amsterdamsche Universiteit tot eer strekt. Het omvangrijke werk, hier verricht, heeft eenstemmig doen besluiten, deze promotie cum laude te doen geschieden. Nadat alle aanwezige professoren den nieuwen doctor hun gelukwenschen hadden aangeboden, had een druk bezochte receptie plaats, waar velen van hun sympathie voor mr. dr. Beaufort kwamen getuigen, terwijl vervolgens in intiemen kring het promo tie-diner plaats had. Het geheel in de Fransche taal geschreven proefschrift is verschenen bij den Uitgever Martinus Ny- hoff te 's Gravenhage. Het geeft een be kwame samenvatting van hetgeen de katholieke geleerden sedert eeuwen schre ven over het vraagstuk van oorlog en vrede, waarin onze Hugo Grotius zoo prin cipieel stelling nam. Diens houding is door wijlen prof. van Vollenhoven niet i:i het traditioneele verband gezien, en met gevatte logica keert mr. dr. de Beaufort zich tegen de onhoudbare opvatting. Het proefschrift is wel de meest belang rijke uiteenzetting, welke onze Neder landsche litteratuur bezit over de leer der Katholieke Kerk betreffende het oorlogs recht. Mocht deze leer ons, Katholieken, uit de reserve brengen, die ons al te ge makkelijk doet berusten in de anti-oor- logspropaganda, waarin wij als de meest verantwoordelijken voor den invloed van liefde en recht op de wereld de leiding moesten geven en haar niet overlaten aan links-radicale elementen. i) „La guerre comme instrument de se cours ou de punition". Apercu des idéés sur le droit des gens et la morale des nations, specialement en ce qui concerne la guerre comme instrument de secours ou de puni tion, d'après les auteurs de l'époque pa- tristique et du moyen age et d'après Gro tius par D. Beaufort, O.F.M. Uitg. Martinus Nijhoff, 's Gravenhage, 1933. De 30-jarige bloemist L. P. H., voorheen bloembollenhandelaar te Haarlemmermeer, is in hooger beroep gegaan voor het Haagsche Gerechtshof van een vonnis van de Haagsche Rechtbank, waarby hij wegens valschheid in geschrifte is veroordeeld tot een jaar gevan genisstraf. Verdachte had accepten opgesteld en valschelyk onderteekend, welke hy als echt en onvervalscht by de Incasso-Bank aanbood en daarop een voorschot van 300 en daarna nog een van 80 inde. Verdachte zeide veel spyt van zyn daad te hebben en door huiselyke omstandigheden daartoe te zyn gekomen. De advocaat-generaal vroeg bevestiging vaa het vonnis. De verdediger pleitte clementie op grond' van een gunstig reclasseeringsraport. Het fanfarecorps .Kunstkring" behaalde op het groot Nationaal Conoours te Oostzaan twee 1ste pryzen in concert en in den marsch en een 3en prijs in den eere-wedstryd in de superieur afd. fanfare.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 5