Naar Trier en Luxemburg
3
Met vetftaal van den dag
I MANCHESTER GUARDIAN WEEKLY I
Duitsche Nationale smakeloosheden
DE UITSTELLING VAN
DEN H. ROK
ROEINSCN CRUSOE'S AVONTUREN
Met ROBINSON aan
kun je uren lang gaan
HITLER-GEESTDRIFTEN
Het Geheim van
Sir Carew
DONDERDAG 22 JUNI
Wat wij aanbieden
Slachtoffer van
bijgeloof
Druivenoogst bedreigd
Politieke fabricatie
H.H. Collectanten en Koorzangers
I READ THE
1 GUARDIAN BUILDING - MANCHESTER - ENGLAND
Alle abonné's S5et".SS? fSOOO.-Z'il'SL'^SS'S^&'SS^'S SSnZSSffSO.- &SwZ™iaS£ f250.- 8t"S5 f /25.-S!Li*3%JÏ,n4« f50.-SS' *5°*3Z f40.-
Buitengewoon mooie en buitenge
woon goedkoope bedevaarts-
reis voor onze abonné's
Program
baantje van po- De geheimzinnige I
DE ROODE LEEUW
1 If you are interested in England
it gives a summary ol the week's news combined
with such expression of liberal thought on British
and International affairs as has made the Man-
Chester Guardian so highly regarded in contemporary
Journalism.
The Manchester Guardian Weekly is publish^
every Friday and is sent to any address post free s
for 12 months for 13s. Od.
Send your subscription to the Publisher
I and the paper will reach you every Saturday morning
i specimen copies will be sent on request.
=iiiiimuiiiuiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiMiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiniiiiiiiiitiinittiiiiuimuiiiiiiimimiHiHiiiniiinniniMiiiiiutiiiiiiiiiii
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Nu in den loop van dezen zomer van
23 Juli tot 10 September te Trier de
beroemde H. Rok, sinds eeuwen en eeu
wen als Christus' heilig Kleed beschouwd, vol
gens beschikking van Z. Hoogw. Excellentie Mgr.
Franz Rudolf Bornewasser, Bisschop van Trier,
Voor de geloovigen zal worden tentoongesteld,
en duizenden en duizenden om niet te zeg
gen: millioenen Katholieken van overal te>
Wereld zich opmaken om een bedevaart te hou
den naar het aan historie, aan oudheden en
aan katholieke wereldmonumenten zoo rijke
Trier, nu heeft de Directie van dit blad ge
meend, den lezers en lezeressen een genoegen
te doen door voor de abonné's een buitenge
woon goedkoope, maar desniettemin toch bui
tengewoon mooie reis naar Trier te organisee-
ren.
Trier is een der oudste steden yan Duitsch-
land en bezit behalve een groot aantal machtige
kerken (onder de St. Matthiaskerk ligt de H
Apostel Matthias begraven), behalve ontzag
wekkend monumenten, overgebleven uit den
tijd der Romeinen.... een zóó schoone en lie
felijke, bergenrijke omgeving, dat het een lust
is er te vertoeven.
De belangstelling zal enorm worden, en het
gevaar is niet denkbeeldig, dat de enkeling zich
temidden van de te verwachten drukte vóel eens
Weinig op zijn gemak zou gevoelen; zoo even
vernemen wij, dat er thans reeds 600 extra-
treinen bij de directie der Duitsche Spoorwegen
zijn aangemeld!
Onzen abonné's nu bieden wij 'n volkomen
rustige, uitermate verzorgde en bovendien zeer
genoeglijke bedevaartsreis naar Trier aan onder
het veiligst geleide.
Maandag 24 Juli: Des ochtends per D-trein
vertrek uit Utrecht; reis over Zevenaar naar
Keulen; langs den Rijn tot Koblenz; middag
maal in het restauratierijtuig; vandaar langs
den schoonen Moezel door heerlijke bergland
schappen naar Trier; aankomst aldaar tegen
den avond; ontvangst te Trier; gidsen geleiden
al onze deelnemers en deelneemsters naar het
hun en haar toegewezen hotel of pension, waarin
men rekenen kan op uitstekend logies en uit
stekende bediening; avondmaal; logies.
Dinsdag 25 Juli: Ontbijt; te ongeveer 8 um:
bijeenkomst tot formatie der processie, waarbij
naar traditie enkele van de belangrijkste kerken
worden bezocht; in den Dom bezichtiging van
den H. Rok. In eigen hotel (of pension): mid
dagmaal; 's namiddags bezoek aan Triers be
langrijkste bezienswaardigheden: Porta Nigra,
Keizerthermen, Amphitheater, Duitsch wijn-
museum, enz., alles onder deskundige leiding;
avondmaal. Zij, die zulks wenschen, kunnen
's avonds nog aan een gezellig onder-ons deel
nemen. Logies.
Woensdag 26 Juli: Ontbijt; te ongeveer 9
uur per luxe-autocar van Trier over Igel, Was-
serbillig (grens), Sauertal, Echternach, Luxem-
burgsch Zwitserland naar Luxemburg, de
schitterend gelegen hoofdstad van 't Groother
togdom Luxemburg; middagmaal in restau
rant te Luxemburg; bezichtiging van de
voornaamste bezienswaardigheden der stad per
auto; over Grevenbacher, Wasserbillig en Igel
terug naar Trier; aldaar avondmaal; logies.
Donderdag 27 Juli: Ontbijt; te ongeveer half
8 per D-trein uit Trier; de terugreis geschiedt
dwars door de schoonste gedeelten van het
Eifelgebergte over Gerolstein; middagmaal in
het restauratierijtuig; verder over Keulen, "Em
merich terug naar Holland; tegen den avond
in Utrecht. (Middagmaal en avondmaal zijn
steeds warme maaltijden).
Heel deze reis bieden wij onzen abonné's aan
vóór den premie-prijs van 35.(verhoogd met
2.50 administratiekosten) alles inbegrepen
(behalve natuurlijk privé-consumptie).
Aangezien ons van vele zijden verzocht is, ook
gelegenheid te geven, 2e klas te reizen, hebben
vó^ ook deze mogelijkheid opengesteld; de reis
heten en terug 2e klas, met eenigszins voorna
mer hotel of pension te Trier kost 47.50 (ver
hoogd met 2.50 administratiekosten).
Deelnemenden aan onze reis hebben geen pas
noodig; bewijs van Nederlanderschap is vol
doende.
Het zal zaak zijn, dat gegadigden zich ten
spoedigste aan ons Bureau aanmelden; zoolang
niet per persoon 2.50 administratiegeld is ge
stort, kan niet tot inschrijving worden overge-
„Wat wil dat aardmannetje toch
hebben?" vroeg Topsy.
„O, hij wil met me mee roeien in
mijn boot!" zeide de zeeman.
„Maar laat hem maar liever op een
anderen keer in je boot, want het is
bijnaT tijd om thee te gaan drinken!"
zei Robbie.
Toen boog de zeeman zich voorover
naar het aardmannetje en zei tegen
hem: „Kom morgen maar liever terug
en dan kun je een paar vriendjes van
Je meenemen, dan gaan we fijn
roeien."
En toen Freddy en de kinderen den
volgenden morgen naar het strand
gingen, zagen ze dat de aardmanne
tjes reeds in de boot zaten.
„Maar er is nu heelemaal geen
plaats voor ons meer!" riep Topsy uit.
„Neen, maar dat gaat natuurlijk
niet," zeide de zeeman. „Ze móeten
allemaal er uit en op een rij gaan
staan en eiken keer kunnen we er
dan teen stuk of zes meenemen.
(Morgenavond vervolg)
(Ingezonden Mededeeling)
gaan; men vrage invulformulieren aan met ver
melding voor hoeveel personen.
De reissommen moeten uiterlijk 10 Juli as.
in ons bezit zijn.
LISSABON, 22 Juni (Reuter) Uit Mexico
in Portugeesch West-Afrika wordt gemeld, dat
de blanke gouvernements-ambtenaar do Ama-
ral vermoedelijk het slachtoffer is geworden van
den fetish-dienst van een inlandsche secte, de
„Dumbos". Blijkbaar heeft men hem overge
haald op de Nijlpaardenjacht te gaan en is hij
tijdens de jacht overmand en medegevoerd.
De Dumbos beweren, dat zij zich onzicht
baar kunnen maken, doch hiervoor hebben zij
een hart noodig, dat levend uit het mensche-
lijk lichaam is gerukt.
Om onzichtbaar te zijn voor negers is het
hart van een neger noodig, om ook voor blan
ken onzichtbaar te zijn, is het hart van een
blanke noodig.
Men vreest thans, dat Senhor do Amaral het
slachtoffer is geworden van deze secte, waarvan
de voornaamste bezigheid bestaat in rooven en
moorden.
Men acht het zeker, dat de oogst van mus-
caatdruiven zal mislukken, tengevolge van meel
dauw. In weerwil van alle getroffen maatrege
len breidt de ziekte zich steeds verder uit, tot
groote schade van de verbouwers, aldus bericht
Reuter uit Valencia.
Onder de berichten buitenland werd her
haaldelijk melding gemaakt van de pa
triottische uitspattingen, waaraan brave
kooplieden en kinderlijke enthousiasten zich te
buiten gingen, en de daartegen in Duitschland
zelf gerezen protesten, welke o.a. door de „Deut
sche Nationalzeitung" met klem werden geuit.
De verontwaardigden drongen aan op de af
kondiging van een wet tegen de nationale
Kitsch. Deze is nu in werking getreden. En het
is dus afgeloopen met: de hakenkruisbonbons,
Hitlerchocolade, Derde-Rijkpasteitjes, reuzel
borstbeelden van den kanselier, niervetbustes
van den president, slechte gips- en bronsimita
ties der nationaal-socialistische kopstukken,
potlooden met het Horst-Wessel-lied, drinkglas
voeten met Göbbels en Görin er onder en
last not least: met het van hakenkruis voor
ziene closetpapier.
Enkele staaltjes zouden we aan deze opsom
ming nog willen toevoegen: Een warenhuis te
Berlijn (naar we van Duitsche zijde verne
men een joodsche zaak, maar de naam wordt
niet genoemd) had een menigte Teddybeertjes
ingeslagen en deze met spoed laten uitdossen
als S. A.-man. Mogelijk was het bedoeld als bit
tere grap, misschien ook rriet.
Een comestibleszaak (ditmaal een Arische),
eveneens in de hoofdstad gevestigd, deponeerde
Hitiers conterfeitsel te midden van koude scho
tels, hammen, glimmende worsten, versch fruit
en kogelflesschen.
Bockbierfeesten en andere vermaken staan
tegenwoordig letterlijk in het teeken van Jong-
Duitschland: n.l. het hakenkruis. De wet kan
hier niet zoo veel tegen doen.
De pers is over al die dingen zeer ontstemd:
zoo lezen we:
„Precies op den 30sten Januari van dit glo
rierijke Hitlerjaar is in de Duitsche landen
een geheele industrie opgebloeid: een industrie
der conjunctuur. Pseudo-nationale elementen
meenden ochtendlucht te snuiven; onmiddellijk
marcheerden ze, gedempt op de trommel rof
felend, achter de bruinhemden en hun grooten
leider aan en wierpen zich op de nationale
symbolen, vooral op die van het Derde Rijk,
symbolen, welke zij een paar weken tevoren nog
bespot, veracht, versmaad en bezoedeld hadden,
profaneerden ze, degradeerden ze tot versiering
van gebruiksvoorwerpen, lieten hun droevige
fantasie geheel den vrijen loop en meenden op
een millioenenomzet en -afzet hunner pro
ducten te mogen rekenen."
Het is intusschen niet de eerste keer, dat
Midden-Europa door een vlaag van vereerings-
waanzin wordt overvallen. In tijden van oorlog
alsdan schijnen de menschen overal een
beetje nerveus te zijn en ietwat ongewoon te
doen betoonde men den helden van den dag
zijn aanhankelijkheid op de vreemdste manie
ren. Het is den lezer misschien niet bekend,
ScAmAc-tu^wnJcAm
dat de Bismarckharing eigenlijk evenals de een
heidsworst een krijgsvoortbrengsel is. Alleen is
de laatste bij gebrek aan klanten na de mobi
lisatie langzaam aan verdwenen. De Bismarck
haring is echter zijn onweerstaanbare bekoring
niet kwijt geraakt.
Weet u, dat men omstreeks 1870 ook Bis-
marckaardappelen at? En zich blakend met een
Bismarcksigaar in het vaderlandlievende hoofd
door Eerlijns straten bewoog? En Bismarck-
aschbakken op tafel had staan? Trouwens, hoe
wel men in ons land nooit zóó ver ging, der
gelijke vertooningen hadden onder soortgelijke
omstandigheden ook bij ons wel plaats.
Een sigarettenkoker met een plaatje van den
prins er op, het kan er nog mee doer, maar
wat zegt u van een gescalpeerden staatsman,
wiens hoofd bij scherp toekijken leeg blijkt te
zijn, althans wanneer het nog niet gevuld is met
de resten van Havanna's? Volgens dit schema
maakte men een nuttig gebruik van des kanse
liers schedel.
Tijdens den wereldoorlog werden natuurlijk
ook bepaalde figuren geadoreerd. Vooral Hin
denburg had het hard te verantwoorden. Men
kocht hem leeghoofdig en later was hij zijn
gewicht in klinkende munt waard. Hij deed
n.l. de ronde als spaarpot.
In dien tijd was het „feldgrau" vanzelf
sprekend mode. Damefjes en heertjes hulden
zich in gewaden van deze opvroolijkende tint
en leefden in de hemelsblauwe overtuiging het
vaderland daarmee een dienst te bewijzen.
„Nooit echter", aldus de Duitsche pers, „heeft
men een conjunctuurjagerij beleefd, die te ver
gelijken is met die sinds den 30sten ^nuari
1933. Dat moeders het klaarspeelden haar na
tionale aandoening in hakenkruissokjes voor
haar zuigelingen, Hitlerbonbons voor haar drie
jarigen en nationale Frankforterworstjes voor
haar twaalfjarige bengels om te zetten, mag
nog een betrekkelijk lachwekkende misstand
heeten. Gevaarlijker is reeds de industrie, die
deze dingen mogelijk maakte".innerlijke
waarde".... „minderwaardige zakendoeleinden"
„misbruikte nationale symbolen".... „strenge
maatregelen" enz.
De wet tegen de nationale smakeloosheden is
dan nu tot stand gekomen. Men zou zich naar
aanleiding daarvan pijiygende vragen kunnen
stellen (wanneer men er tenminste een oogen-
blik aandacht voor over heeft). Dat vader af
stand moet doen van zijn nieuwe Bockbierflesch
met den militanten Göbbels onderin, het is
nog te verdragen. Immers: vader is een vol
wassen mensch en zal dus geen bezwaren ma
ken, wanneer hij weet, dat de ondergang van
het vaderland op het spel staat.
Ook moeder, al hoewel iets infantieler dan
vader, moet het offer brengen en de Hitlerle-
pels er aan geven; de tafellakens met haken
kruis en de gootsteenen met Hitiers gelaat onder
naast het fonteintje worden weer in interna
tionale, ziekelijk pacifistische tafellakens en
gootsteenen herschapen, en het zal alles zonder
morren ondergaan worden.
Maar wat zal het kind zeggen, als men het
zijn beertje afneemt met het snoezige petje op,
en het grappige dasje om? Hoe zal men het
duidelijk kunnen maken, dat de boeman komt,
wanneer het nog langer met dat beertje speelt?
Hoe zal het kunnen begrijpen, dat vader een
smakelooze idioot was, toen hü dat speel
goed aanschafte en moeder een domme gans,
omdat ze het goed vond en niet „optrad?"
Gelukkig, dat er nog paedagogen zijn, die ook
voor deze kwesties een oplossing zullen vin
den.
Joseph Parkins was een man die door erva
ring had geleerd, dat zwijgen in vele ge
vallen beter was dan spreken, maar toen
meneer Peret een week bij hem in huis woonde
beslcot hij zijn vrouw deelgenoote te maken
van zijn sombere gevoelens. Meneer Peret had
twee kamers van de familie Parkins in gebruik,
waarvoor hij 'n redelijken pensionprijs betaalde.
Maar er waren twee dingen die Joseph Parkins
ontstemden: meneer Peret was een Franschman
en droeg een voornaam, die Parkins met geen
mogelijkheid kon uitspreken en het ergste: de
meer dan zonderlinge gedragingen van meneer
Peret.
Juffrouw Parkins was aan het strijken, toen
haar man er over begon.
„Ik-eh.... hm.... wat ik zeggen wil, Bessie,
heb je opgemerkt, dat meneer Peret.... eh.."
Juffrouw Parkins zette de strijkbout op het
komfoortje, legde haar vinger op de lippen en
deed de kamerdeur dicht.
„Voorzichtig Joe," zei ze dan, „hij is boven
en zou alles kunnen hooren. Maar ik ben blij
dat jij er ook iets van gemerkt hebt. Eerst dacht
ik dat ik misschien wat te achterdochtig was,
maar nu het ook jou is opgevallen, geloof ik
toch dat er iets met hem niet pluis is."
Joseph Parkins kuchte bescheiden bij dit com
pliment.
„Ik vertrouw hem niet," zei hij beslist. „Ik
heb al dadelijk gezegd dat zijn uiterlijk me niet
aanstond, maar a1 die gekke fratsen die hij
uithaalt, dat is me te bar. Geen eerlijk mensch
zwerft bij nacht en ontij langs de straten, cr.
eens als een heer gekleed, dan weer als een
zeeman vermomd, nee, Bessie, dat zijn zaakjes
die het daglicht niet verdragen kunnen. Daar
zit wat achter."
„Ja, en de buren beginnen er ook al over te
praten," viel juffrouw Parkins hem bij. „Juf
frouw Phibbs van hiernaast vertelde me van
daag dat haar man hem vanmorgen in alle
vroegte zag thuiskomen met een pak onder zijn
arm. Phibbs vond dat-ie nogal raar deed, net
of-ie dronken was."
„Een pak?" zei Parkins verbaasd. „Een pak?
Wat voor een pak?"
„Nou, een gewoon pak, een doos of zoo iets
in pakpapier gewikkeld."
Joseph Parkins keek somber. Hij stond op en
begon in den krantenhanger te zoeken. Hij
haalde er het ochtendblad uit.
„Hier," zei hij, zijn vrouw een met flinke kop
pen versierd bericht aanwijzend. „Lees dat eens.
Vannacht is een vierde geheimzinnige inbraak
gepleegd in een heerenhuis in het hartje van
Londen Zilver en effecten gestolen. Van de da
ders geen spoor. Evenals bij de drie vorige mis
daden, hebben de dieven ook hier een brief
kaart achtergelaten, geadresseerd aan de po
litie en waarop geschreven staat: Tot ziens. P."
Ze keken elkaar verschrikt aan. Wat een ver
moeden
„Maar was het werkelijk zoo onzinnig?" vroeg
juffrouw Parkins zich af. Die geheimzinnige
nachtelijke tochten van meneer Peret wezen er
wel op. En dan de P. van de onderteekening!
„Die P. bewijst niets," zei Josef. „Dat zou net
zoo goed Parkins kunnen beteekenen. Maar dat
pak! Ik zou wel eens willen weten wat daar in
zat." Hij stak een pijp op en bleef peinzend voor
zich uitstaren.
Juffrouw Parkins sloeg de schrik om het hart.
„Joe, we zullen toch niet al dien tijd een in
breker onder ons dak hebben gehad?"
Haar man antwoordde niet. Van de straat
klonk het geroep van krantenjongens, die de
avondbladen aankondigden. Met een beslisten
trek om zijn mond ging Parkins naar buiten
en kocht een krant. Eet bericht dat hij zocht
stond op de eerste pagina, onder vette opschrif
ten.
„Bekend Londensch detective vermoedt dat de
inbreker een zeeman is! Misschien één mede
plichtige! De politie meent een spoor te
hebben."
Parkins liet de krant op het tafelblad zinken
en keek zijn vrouw veelbeteekenend aan.
„Een zeeman!" zei hij nadrukkelijk. Hij stond
op en ging naar de deur.
„Joe!" riep zijn vrouw ontzet. „Wat ga je
doen?"
„Mijn plicht!" zei Parkins kalm. ,Maak je
niet ongerust. Ik weet hoe je zoo'n zaak moet
opknappen."
Hij liet juffrouw Parkins in groote ongerust
heid achter.
Het was niet In een plotselinge opwelling, dat
Joseph Parkins hulp ging zoeken bij Phibbs.
Hij had reeds te voren beslist dat de krachtig
gebouwde Phibbs zijn eerste toevlucht zou zijn.
Phibbs ontving zijn gast vriendelijk, maar toen
Parkins hem uitnoodigde om even een straatje
om te loopen, keek hij bedenkelijk naar Juf
frouw Phibbs. Gelukkig stond Parkins te goeder
naam en faam bekend, zoodat juffrouw Phibbs
geen bezwaar had. Buiten legde hij Phibbs de
zaak uit en vertelde hem alles van a tot z.
„En nu moet jij me helpen," besloot hij. „Jij
hebt eens gesol-
liciteerd naar het
litieagent, dus jij
bent de man die huurder
verstand van zul-
ke dingen heeft."
„Juist!" zei Phibbs, die belangstellend had
toegeluisterd. „Daar heb je gelijk in. Ik ben
bovendien in mijn vrijen tijd amateurdetective
ook, zie je. We zullen de zaak opknappen, zooals
het behoort."
Ze gingen weer naar binnen, waar Phibbs zijn
echtgenoote geruststelde en zijn gast vervolgens
voorging naar het schuurtje, waar hij zijn be-
noodigdheden bewaarde. Parkins zag een ver
zameling pruiken, een oude marine-uniform,
twee gummistokken, een alarmpistool en een
nagemaakte revolver.
Zij voorzagen zich van wapens en spoedde
zich naar Parkins' huis, om eens een woordje
met Peret te spreken.
Juffrouw Parkim hield haar hart vast, toen
zij de twee mannen de trap op zag gaan.
Parkins klopte op Peret's kamerdeur.
„Entrez!" riep een prettige stem.
De deur werd geopend en over him revolvers
keken de beide mannen naar binnen.
„Handen omhoog!" baste Phibbs dreigend.
Meneer Peret zette zijn leesbril af en keek
de indringers verstomd aan, maar toen hij de
revolvers zag, begon hij te glimlachen.
„P.!" zei Phibbs op veelbeteekenenden toon.
„Zeeman!" zei Parkins.
Meneer Peret barstte in een daverend gelach
uit.
„Bent u aan het repeteeren voor een tooneel-
stuk?" vroeg hij, ,,'t gaat schitterend! Maar
vertel me nu eens, waarom u bij mij komt."
Phibbs keek onzeker naar Parkins en deze
haalde de schouders op.
„U bent de geheimzinnige dader van de vier
inbraken," zei Phibbs dan. „De schrijver van de
briefkaarten, die met een P. onderteekend zijn."
„Ontken het maar," voegde Parkins er aan
toe. „Uw nachtelijke tochten zijn de bewijzen.
En als ik eerder had geweten, wien ik in huis
gehaald had
Meneer Peret stond op. „Een kleine vergis
sing." zei hij, „maar nu het zoover is, moeten
we de kaarten op tafel leggen."
Hij hield hun een kaart onder den neus, waar
op stond: „Aristide Peret, agent de la sureté,
Paris".
„Dat beteekent zooveel als detective, en de
Sureté is in Parijs wat Scotland Yard is in Lon
den. Verlangen de heeren nog meer identiteits
bewijzen?"
Om zijn onderzoekingen rustig te kunnen
voortzetten moest meneer Peret naar een andere
stadswijk verhuizen, hetgeen tot veel harde
woorden tusschen Joseph en juffrouw Parkins
aanleiding gaf. Juffrouw Parkins vergaf haar
echtgenoot zijn optreden niet spoedig.
Met den heer Phibbs heeft Joseph Parkins
na dien avond geen enkel woord meer gewisseld.
BIJ UW BEZOEK AAN AMSTERDAM
LOGEEREN EN/OF DINEEREN IN
MATIGE PRIJZEN CENTRALE LIGGING
IIIIIUI!Ulllllllllimlllllltlll!!lllllllllll!lllllllllllll!IIIIIIIIIIIIIIIIUI!IHIII|[lllllllllllllllllllllllllHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIII!llllllllllllilllllllllllII_
3
16
„Maar die hitte is voor iedereen zoo afmat
tend, ofschoon onze Pat er nog nooit zoo stra
lend heeft uitgezien, als nu den laatsten tijd!
Maar weet je wel, hoe ik mij verbeeld, dat de"
lucht hier misschien niet goed is voor iemand
anders
„Voor Charley bedoel je?"
„O, neen, Charley is zoo sterk als een paard,
maar ik meen jou, George!"
„Mij?Vertel mij eens even, wanneer ik
ooit ziek ben geweest?"
Nooit, voor zoover ik weet. Maar dat is geen
reden, dat je er nu niet minder goed zoudt kun
nen uitzien. Neen of je nu al lacht, ik maak
mij waarlijk ongerust over Je. Je eetlust is niet,
zooals die geweest is; je bent dikwijls lang
niet zoo opgewekt, als je placht te zijn. Ik
heb je nooit zoo weinig levendig gezien, als
sinds we in Capheaton waren. En dit doet mij
denken, dat je soms minder goed was". Dit
zeggende omspande zij met de vingers den pols
van Sir George en zei: „Kijk eens, dat heb ik
vroeger nooit kunnen doen; dus dat is een be
wijs, dat je magerder bent geworden".
„Iedereen valt met de warmte wat af. Maar
waarlijk, dat beduidt toch niets. Zoodra het
weer opfrischt, komt het in orde".
„Ja, maar je bent toch nooit zoo stil ge
weest, manlief. Toch kan ik niet gelooven, dat
er eenige reden voor bestaat. Maar weinig
menschen hebben zoo weinig zorgen gekend!"
„Ja, daar heb je gelijk in, kindje".
„Nu, en maar weinig vrouwen hebben zulk
een gelukkig leven gehad als ik. Neen, we heb
ben geen van beiden reden tot klagen. Maar
wat mij nog versterkte in mijn meening, was,
dat Mr. Brabazon, toen we laatst op Barons-
wold waren, vroeg, of je onder doktershanden
was".
„Mr. Brabazon?.... Och, die denkt dat ieder
een ziek is!"
„Ja, dat is wel zoo, maar toch zou ik graag
hebben dat je eens een dokter raadpleegde".
„Als ik je daar nu genoegen mee kan doen,
Alice, dan wil ik den knarsten esculaap uit
Bassenlhwaite raadplegen; maar hij zal toch
al heel knap moeten zijn, wil hij in mijn ge
stel wat verkeerds opmerken!"
Het onderwerp werd niet voortgezet, want
Patty en Lucinda kwamen aan, ieder met een
schaal vol heerlijke kersen, terwijl een paar
dienstmeisjes volgden met een tafeltje met alle
benoodigdheden voor de thee, zoodat het ge
heel er zeer appetijtelijk uitzag.
Het duurde niet lang of Charley kwam ook
eens een kijkje nemen.
„Hoe komt het, dat we je al niet eerder bui
ten zagen?" vroeg Lady Carew.
„Wel, vriend Wyckam wilde met niet laten
gaan, eer die algebrasom in orde was. Krijgt hij
ook thee, Pat?"
„Als hij er om komt".
„Maar, kindje, wilde je dien armen man dan
laten vergaan van den dorst?" protesteerde de
lady. „Natuurlijk, hij moet komen. CharlejT; ga
jij hem eens halen.... O, daar is hij!
Schikt u aan, Mr. Wyckam. Mijn dochter heeft
gedecreteerd, dat wü vanmiddag geen diner
zullen hebben".
De gouverneur had In ieder opzicht gevolg
gegeven aan de uitnoodiging van den baronet,
om zich geheel thuis te voelen op Capheaton.
Lady Carew was één en al lof over hem: ze
had nog nooit een jongen man ontmoet, zóó
welopgevoed en van zulke goede manieren.
Wat zou zij verbaasd zijn geweest, als ze de
geschiedenis had gehoord, die Sir George en
Patty haar hadden kunnen vertellen!
De pick-nick was een succes; maar ook hier
kwam een einde aan en het tafeltje werd in
huis gebracht.
Charley, die nooit langer in gezelschap bleef
van den gouverneur dan strikt noodig was, ver
dween dan ook onmiddellijk, om naar zijn
vischtuig te gaan zien, en verder zat de heele
familie in rust bijeen. Aleen de steeds nijvere
handen van Lucinda waren ook nu weer met
een werkje bezig. Antony Wyckam zat er ook
voor het grootste gedeelte zwijgend bij, alleen
wat hun allen ontging, hij tuurde onafgewend,
met vurigen blik naar Patty.
Zoo bleven ze zitten, tot de schemering al
begon te vallen en Miss Carew ineens opsprong
met de verklaring, dat ze half in slaap geval
len was. Of zij nu dóardoor gewekt was, in
ieder geval kwamen er voetstappen naderbij en
vertoonde zich een bezoeker op Capheaton, na
melijk Garth Rutland, die ditmaal zelfs later
was dan anders en zeker in het geheel niet ge
komen zou zijn, naar hij zei, als hl) Lady Ca
rew niet beloofd had, een boek te brengen.
Een stijve groet werd er gewisseld tusschen
hem en Antony Wyckam.
„A propos, Rutland, ik heb die beide vlug
schriftjes uit, die je voor mij had meegebracht
en ik heb er zeer van genoten. Misschien wil
je ze weer meenemen? Ik ben anders bang, dat
ik er later niet meer aan denk. Ze liggen op
het lage boekenkastje in de bibliotheek. Toe,
Charley, ga ze eens even halenO, hij is
weg!Mr. Wyckam, zoudt u misschien.,..?
Wat drommel, die is ook al verdwenen!"
„Wacht maar, ik zal ze wel even gaan ha
len", riep Pat. „Op het lage boekenkastje, zei
u? O, dan zou ik ze met mijn oogen dicht wel
kunnen vinden 1"
„Mag ik u even vergezellen?" vroeg Rutland.
„Gek, hè, dat doet hij nu altijd!" zei Patty.
„Neem mij niet kwalijk, maar wiè doet
wit altijd?"
„Mr. Wyckam".
„Wat doet hij altijd".
„Wel hij gaat altijd weg, zoodra u komt. Hebt
u dat nooit gemerkt?"
„Neen".
„Nu, ik wel. Zoodra u komt, verdwijnt hij en
met een ander doet hij dat niet. Hebt u soms
overhoop gelegen met hem?"
„Neen. En dat weet u toch ook wel: ik zal
geen drie woorden met hem gesproken hebben,
die u niet gehoord heeft. Dus u denkt, dat
hij verdwijnt, omdat hij het land aan mij
heeft?"
„Dat zeg ik nog niet. Er is geen enkele re
den, dat hij het land aan u zou hebben. En
toch is het een feit, dat we niet wegloopen van
menschen, op wie wij gesteld zijn.... Wat
ziet u daar?"
„Och, ik meende, dat ik zijn gestalte daar
zag, tusschen het kreupelhout".
„Van Mr. Wyckam?"
„Ja, het leek precies, of hij het was".
„Zoo meenden wij hem gisteren ook te zien",
riep Patty, één en al verbazing. „Herinnert u
zich nog wel? Maar toen waren we er zekerder
van. Verleden week hebben we dat ook al eens
gemeend. Wat kan zijn bedoeling toch zijn?
Bij toeval gebeurt toch Iets niet zoo herhaalde
lijk".
Ze deden beiden hun best, die gedachte ver
der te verbannen en gingen nu de boekjes ha
len. Het kostte toch eenige moeite, die te vin
den, maar toen zij ze hadden, gingen ze terug
naar het plekje op het gazon, waar het gezel
schap bijeen zat.
Sir George was in slaap gevallen, maar lady
Carew was zelfs zóó wakker, dat ze, met haar
dochter mee, Mr. Rutland uitgeleide deed tot
aan het hek, waardoor de jongelui veel vlugger
waren dan anders met hun wederzijdsch goe-
dennacht wenschen.
Ik ga eens even kijken, waar Charley is,
moeder. Wat zal hij boos zijn, als hij hoort, dat
Mr. Rutland hier is geweest! Dan zou hij zich
zeker niet zoo gauw uit de voeten hebben ge
maakt!"
„Goed, kindje".
Lady Carew ging dus verder alleen terug en
vond Lucinda bezig, haar handwerkje op te
bergen, terwijl zij verklaarde, dat thee drinken
in plaats van dineeren wel heel aardig is, maar
dat zij nu toch ergen honger had.
Sir George had intusschen een brief gekre
gen en was dien binnen gaan lezen. Lady Ca
rew vond hem dan ook onder het licht in de
hall staan met een verbaasde, ongeloovige uit
drukking op het gelaat.
„Wel, is het zoo verwonderlijk?" vroeg zij
deelnemend.
Hij reikte haar den brief over en zei:
„Kijk, die is van Brabazon".
„Van Brabazon?.... O!...." Het gelaat van
de lady helderde op. ,NÜ schrijft zeker, wan
neer wij hem verwachten mogen".
„Neen. Weet je hier ook iets van. liefste? Hij
schijnt in ieder geval te denken, dat het Je niet
zoozeer verrassen zou; ik ben nog nooit van
mijn leven zoo verbaasd geweestDoodkalm
doet de kerel ons hierbij een formeel aanzoek
om de hand van onze Pat!"
ordt vervolgd).