Naar Trier en Luxemburg 3 Met vetftaal van den dag I MANCHESTER GUARDIAN WEEKLY I Duitsche Nationale smakeloosheden DE UITSTELLING VAN DEN H. ROK ROEINSCN CRUSOE'S AVONTUREN Met ROBINSON aan kun je uren lang gaan HITLER-GEESTDRIFTEN Het Geheim van Sir Carew DONDERDAG 22 JUNI Wat wij aanbieden Slachtoffer van bijgeloof Druivenoogst bedreigd Politieke fabricatie H.H. Collectanten en Koorzangers I READ THE 1 GUARDIAN BUILDING - MANCHESTER - ENGLAND Alle abonné's S5et".SS? fSOOO.-Z'il'SL'^SS'S^&'SS^'S SSnZSSffSO.- &SwZ™iaS£ f250.- 8t"S5 f /25.-S!Li*3%JÏ,n4« f50.-SS' *5°*3Z f40.- Buitengewoon mooie en buitenge woon goedkoope bedevaarts- reis voor onze abonné's Program baantje van po- De geheimzinnige I DE ROODE LEEUW 1 If you are interested in England it gives a summary ol the week's news combined with such expression of liberal thought on British and International affairs as has made the Man- Chester Guardian so highly regarded in contemporary Journalism. The Manchester Guardian Weekly is publish^ every Friday and is sent to any address post free s for 12 months for 13s. Od. Send your subscription to the Publisher I and the paper will reach you every Saturday morning i specimen copies will be sent on request. =iiiiimuiiiuiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiMiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiniiiiiiiiitiinittiiiiuimuiiiiiiimimiHiHiiiniiinniniMiiiiiutiiiiiiiiiii AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Nu in den loop van dezen zomer van 23 Juli tot 10 September te Trier de beroemde H. Rok, sinds eeuwen en eeu wen als Christus' heilig Kleed beschouwd, vol gens beschikking van Z. Hoogw. Excellentie Mgr. Franz Rudolf Bornewasser, Bisschop van Trier, Voor de geloovigen zal worden tentoongesteld, en duizenden en duizenden om niet te zeg gen: millioenen Katholieken van overal te> Wereld zich opmaken om een bedevaart te hou den naar het aan historie, aan oudheden en aan katholieke wereldmonumenten zoo rijke Trier, nu heeft de Directie van dit blad ge meend, den lezers en lezeressen een genoegen te doen door voor de abonné's een buitenge woon goedkoope, maar desniettemin toch bui tengewoon mooie reis naar Trier te organisee- ren. Trier is een der oudste steden yan Duitsch- land en bezit behalve een groot aantal machtige kerken (onder de St. Matthiaskerk ligt de H Apostel Matthias begraven), behalve ontzag wekkend monumenten, overgebleven uit den tijd der Romeinen.... een zóó schoone en lie felijke, bergenrijke omgeving, dat het een lust is er te vertoeven. De belangstelling zal enorm worden, en het gevaar is niet denkbeeldig, dat de enkeling zich temidden van de te verwachten drukte vóel eens Weinig op zijn gemak zou gevoelen; zoo even vernemen wij, dat er thans reeds 600 extra- treinen bij de directie der Duitsche Spoorwegen zijn aangemeld! Onzen abonné's nu bieden wij 'n volkomen rustige, uitermate verzorgde en bovendien zeer genoeglijke bedevaartsreis naar Trier aan onder het veiligst geleide. Maandag 24 Juli: Des ochtends per D-trein vertrek uit Utrecht; reis over Zevenaar naar Keulen; langs den Rijn tot Koblenz; middag maal in het restauratierijtuig; vandaar langs den schoonen Moezel door heerlijke bergland schappen naar Trier; aankomst aldaar tegen den avond; ontvangst te Trier; gidsen geleiden al onze deelnemers en deelneemsters naar het hun en haar toegewezen hotel of pension, waarin men rekenen kan op uitstekend logies en uit stekende bediening; avondmaal; logies. Dinsdag 25 Juli: Ontbijt; te ongeveer 8 um: bijeenkomst tot formatie der processie, waarbij naar traditie enkele van de belangrijkste kerken worden bezocht; in den Dom bezichtiging van den H. Rok. In eigen hotel (of pension): mid dagmaal; 's namiddags bezoek aan Triers be langrijkste bezienswaardigheden: Porta Nigra, Keizerthermen, Amphitheater, Duitsch wijn- museum, enz., alles onder deskundige leiding; avondmaal. Zij, die zulks wenschen, kunnen 's avonds nog aan een gezellig onder-ons deel nemen. Logies. Woensdag 26 Juli: Ontbijt; te ongeveer 9 uur per luxe-autocar van Trier over Igel, Was- serbillig (grens), Sauertal, Echternach, Luxem- burgsch Zwitserland naar Luxemburg, de schitterend gelegen hoofdstad van 't Groother togdom Luxemburg; middagmaal in restau rant te Luxemburg; bezichtiging van de voornaamste bezienswaardigheden der stad per auto; over Grevenbacher, Wasserbillig en Igel terug naar Trier; aldaar avondmaal; logies. Donderdag 27 Juli: Ontbijt; te ongeveer half 8 per D-trein uit Trier; de terugreis geschiedt dwars door de schoonste gedeelten van het Eifelgebergte over Gerolstein; middagmaal in het restauratierijtuig; verder over Keulen, "Em merich terug naar Holland; tegen den avond in Utrecht. (Middagmaal en avondmaal zijn steeds warme maaltijden). Heel deze reis bieden wij onzen abonné's aan vóór den premie-prijs van 35.(verhoogd met 2.50 administratiekosten) alles inbegrepen (behalve natuurlijk privé-consumptie). Aangezien ons van vele zijden verzocht is, ook gelegenheid te geven, 2e klas te reizen, hebben vó^ ook deze mogelijkheid opengesteld; de reis heten en terug 2e klas, met eenigszins voorna mer hotel of pension te Trier kost 47.50 (ver hoogd met 2.50 administratiekosten). Deelnemenden aan onze reis hebben geen pas noodig; bewijs van Nederlanderschap is vol doende. Het zal zaak zijn, dat gegadigden zich ten spoedigste aan ons Bureau aanmelden; zoolang niet per persoon 2.50 administratiegeld is ge stort, kan niet tot inschrijving worden overge- „Wat wil dat aardmannetje toch hebben?" vroeg Topsy. „O, hij wil met me mee roeien in mijn boot!" zeide de zeeman. „Maar laat hem maar liever op een anderen keer in je boot, want het is bijnaT tijd om thee te gaan drinken!" zei Robbie. Toen boog de zeeman zich voorover naar het aardmannetje en zei tegen hem: „Kom morgen maar liever terug en dan kun je een paar vriendjes van Je meenemen, dan gaan we fijn roeien." En toen Freddy en de kinderen den volgenden morgen naar het strand gingen, zagen ze dat de aardmanne tjes reeds in de boot zaten. „Maar er is nu heelemaal geen plaats voor ons meer!" riep Topsy uit. „Neen, maar dat gaat natuurlijk niet," zeide de zeeman. „Ze móeten allemaal er uit en op een rij gaan staan en eiken keer kunnen we er dan teen stuk of zes meenemen. (Morgenavond vervolg) (Ingezonden Mededeeling) gaan; men vrage invulformulieren aan met ver melding voor hoeveel personen. De reissommen moeten uiterlijk 10 Juli as. in ons bezit zijn. LISSABON, 22 Juni (Reuter) Uit Mexico in Portugeesch West-Afrika wordt gemeld, dat de blanke gouvernements-ambtenaar do Ama- ral vermoedelijk het slachtoffer is geworden van den fetish-dienst van een inlandsche secte, de „Dumbos". Blijkbaar heeft men hem overge haald op de Nijlpaardenjacht te gaan en is hij tijdens de jacht overmand en medegevoerd. De Dumbos beweren, dat zij zich onzicht baar kunnen maken, doch hiervoor hebben zij een hart noodig, dat levend uit het mensche- lijk lichaam is gerukt. Om onzichtbaar te zijn voor negers is het hart van een neger noodig, om ook voor blan ken onzichtbaar te zijn, is het hart van een blanke noodig. Men vreest thans, dat Senhor do Amaral het slachtoffer is geworden van deze secte, waarvan de voornaamste bezigheid bestaat in rooven en moorden. Men acht het zeker, dat de oogst van mus- caatdruiven zal mislukken, tengevolge van meel dauw. In weerwil van alle getroffen maatrege len breidt de ziekte zich steeds verder uit, tot groote schade van de verbouwers, aldus bericht Reuter uit Valencia. Onder de berichten buitenland werd her haaldelijk melding gemaakt van de pa triottische uitspattingen, waaraan brave kooplieden en kinderlijke enthousiasten zich te buiten gingen, en de daartegen in Duitschland zelf gerezen protesten, welke o.a. door de „Deut sche Nationalzeitung" met klem werden geuit. De verontwaardigden drongen aan op de af kondiging van een wet tegen de nationale Kitsch. Deze is nu in werking getreden. En het is dus afgeloopen met: de hakenkruisbonbons, Hitlerchocolade, Derde-Rijkpasteitjes, reuzel borstbeelden van den kanselier, niervetbustes van den president, slechte gips- en bronsimita ties der nationaal-socialistische kopstukken, potlooden met het Horst-Wessel-lied, drinkglas voeten met Göbbels en Görin er onder en last not least: met het van hakenkruis voor ziene closetpapier. Enkele staaltjes zouden we aan deze opsom ming nog willen toevoegen: Een warenhuis te Berlijn (naar we van Duitsche zijde verne men een joodsche zaak, maar de naam wordt niet genoemd) had een menigte Teddybeertjes ingeslagen en deze met spoed laten uitdossen als S. A.-man. Mogelijk was het bedoeld als bit tere grap, misschien ook rriet. Een comestibleszaak (ditmaal een Arische), eveneens in de hoofdstad gevestigd, deponeerde Hitiers conterfeitsel te midden van koude scho tels, hammen, glimmende worsten, versch fruit en kogelflesschen. Bockbierfeesten en andere vermaken staan tegenwoordig letterlijk in het teeken van Jong- Duitschland: n.l. het hakenkruis. De wet kan hier niet zoo veel tegen doen. De pers is over al die dingen zeer ontstemd: zoo lezen we: „Precies op den 30sten Januari van dit glo rierijke Hitlerjaar is in de Duitsche landen een geheele industrie opgebloeid: een industrie der conjunctuur. Pseudo-nationale elementen meenden ochtendlucht te snuiven; onmiddellijk marcheerden ze, gedempt op de trommel rof felend, achter de bruinhemden en hun grooten leider aan en wierpen zich op de nationale symbolen, vooral op die van het Derde Rijk, symbolen, welke zij een paar weken tevoren nog bespot, veracht, versmaad en bezoedeld hadden, profaneerden ze, degradeerden ze tot versiering van gebruiksvoorwerpen, lieten hun droevige fantasie geheel den vrijen loop en meenden op een millioenenomzet en -afzet hunner pro ducten te mogen rekenen." Het is intusschen niet de eerste keer, dat Midden-Europa door een vlaag van vereerings- waanzin wordt overvallen. In tijden van oorlog alsdan schijnen de menschen overal een beetje nerveus te zijn en ietwat ongewoon te doen betoonde men den helden van den dag zijn aanhankelijkheid op de vreemdste manie ren. Het is den lezer misschien niet bekend, ScAmAc-tu^wnJcAm dat de Bismarckharing eigenlijk evenals de een heidsworst een krijgsvoortbrengsel is. Alleen is de laatste bij gebrek aan klanten na de mobi lisatie langzaam aan verdwenen. De Bismarck haring is echter zijn onweerstaanbare bekoring niet kwijt geraakt. Weet u, dat men omstreeks 1870 ook Bis- marckaardappelen at? En zich blakend met een Bismarcksigaar in het vaderlandlievende hoofd door Eerlijns straten bewoog? En Bismarck- aschbakken op tafel had staan? Trouwens, hoe wel men in ons land nooit zóó ver ging, der gelijke vertooningen hadden onder soortgelijke omstandigheden ook bij ons wel plaats. Een sigarettenkoker met een plaatje van den prins er op, het kan er nog mee doer, maar wat zegt u van een gescalpeerden staatsman, wiens hoofd bij scherp toekijken leeg blijkt te zijn, althans wanneer het nog niet gevuld is met de resten van Havanna's? Volgens dit schema maakte men een nuttig gebruik van des kanse liers schedel. Tijdens den wereldoorlog werden natuurlijk ook bepaalde figuren geadoreerd. Vooral Hin denburg had het hard te verantwoorden. Men kocht hem leeghoofdig en later was hij zijn gewicht in klinkende munt waard. Hij deed n.l. de ronde als spaarpot. In dien tijd was het „feldgrau" vanzelf sprekend mode. Damefjes en heertjes hulden zich in gewaden van deze opvroolijkende tint en leefden in de hemelsblauwe overtuiging het vaderland daarmee een dienst te bewijzen. „Nooit echter", aldus de Duitsche pers, „heeft men een conjunctuurjagerij beleefd, die te ver gelijken is met die sinds den 30sten ^nuari 1933. Dat moeders het klaarspeelden haar na tionale aandoening in hakenkruissokjes voor haar zuigelingen, Hitlerbonbons voor haar drie jarigen en nationale Frankforterworstjes voor haar twaalfjarige bengels om te zetten, mag nog een betrekkelijk lachwekkende misstand heeten. Gevaarlijker is reeds de industrie, die deze dingen mogelijk maakte".innerlijke waarde".... „minderwaardige zakendoeleinden" „misbruikte nationale symbolen".... „strenge maatregelen" enz. De wet tegen de nationale smakeloosheden is dan nu tot stand gekomen. Men zou zich naar aanleiding daarvan pijiygende vragen kunnen stellen (wanneer men er tenminste een oogen- blik aandacht voor over heeft). Dat vader af stand moet doen van zijn nieuwe Bockbierflesch met den militanten Göbbels onderin, het is nog te verdragen. Immers: vader is een vol wassen mensch en zal dus geen bezwaren ma ken, wanneer hij weet, dat de ondergang van het vaderland op het spel staat. Ook moeder, al hoewel iets infantieler dan vader, moet het offer brengen en de Hitlerle- pels er aan geven; de tafellakens met haken kruis en de gootsteenen met Hitiers gelaat onder naast het fonteintje worden weer in interna tionale, ziekelijk pacifistische tafellakens en gootsteenen herschapen, en het zal alles zonder morren ondergaan worden. Maar wat zal het kind zeggen, als men het zijn beertje afneemt met het snoezige petje op, en het grappige dasje om? Hoe zal men het duidelijk kunnen maken, dat de boeman komt, wanneer het nog langer met dat beertje speelt? Hoe zal het kunnen begrijpen, dat vader een smakelooze idioot was, toen hü dat speel goed aanschafte en moeder een domme gans, omdat ze het goed vond en niet „optrad?" Gelukkig, dat er nog paedagogen zijn, die ook voor deze kwesties een oplossing zullen vin den. Joseph Parkins was een man die door erva ring had geleerd, dat zwijgen in vele ge vallen beter was dan spreken, maar toen meneer Peret een week bij hem in huis woonde beslcot hij zijn vrouw deelgenoote te maken van zijn sombere gevoelens. Meneer Peret had twee kamers van de familie Parkins in gebruik, waarvoor hij 'n redelijken pensionprijs betaalde. Maar er waren twee dingen die Joseph Parkins ontstemden: meneer Peret was een Franschman en droeg een voornaam, die Parkins met geen mogelijkheid kon uitspreken en het ergste: de meer dan zonderlinge gedragingen van meneer Peret. Juffrouw Parkins was aan het strijken, toen haar man er over begon. „Ik-eh.... hm.... wat ik zeggen wil, Bessie, heb je opgemerkt, dat meneer Peret.... eh.." Juffrouw Parkins zette de strijkbout op het komfoortje, legde haar vinger op de lippen en deed de kamerdeur dicht. „Voorzichtig Joe," zei ze dan, „hij is boven en zou alles kunnen hooren. Maar ik ben blij dat jij er ook iets van gemerkt hebt. Eerst dacht ik dat ik misschien wat te achterdochtig was, maar nu het ook jou is opgevallen, geloof ik toch dat er iets met hem niet pluis is." Joseph Parkins kuchte bescheiden bij dit com pliment. „Ik vertrouw hem niet," zei hij beslist. „Ik heb al dadelijk gezegd dat zijn uiterlijk me niet aanstond, maar a1 die gekke fratsen die hij uithaalt, dat is me te bar. Geen eerlijk mensch zwerft bij nacht en ontij langs de straten, cr. eens als een heer gekleed, dan weer als een zeeman vermomd, nee, Bessie, dat zijn zaakjes die het daglicht niet verdragen kunnen. Daar zit wat achter." „Ja, en de buren beginnen er ook al over te praten," viel juffrouw Parkins hem bij. „Juf frouw Phibbs van hiernaast vertelde me van daag dat haar man hem vanmorgen in alle vroegte zag thuiskomen met een pak onder zijn arm. Phibbs vond dat-ie nogal raar deed, net of-ie dronken was." „Een pak?" zei Parkins verbaasd. „Een pak? Wat voor een pak?" „Nou, een gewoon pak, een doos of zoo iets in pakpapier gewikkeld." Joseph Parkins keek somber. Hij stond op en begon in den krantenhanger te zoeken. Hij haalde er het ochtendblad uit. „Hier," zei hij, zijn vrouw een met flinke kop pen versierd bericht aanwijzend. „Lees dat eens. Vannacht is een vierde geheimzinnige inbraak gepleegd in een heerenhuis in het hartje van Londen Zilver en effecten gestolen. Van de da ders geen spoor. Evenals bij de drie vorige mis daden, hebben de dieven ook hier een brief kaart achtergelaten, geadresseerd aan de po litie en waarop geschreven staat: Tot ziens. P." Ze keken elkaar verschrikt aan. Wat een ver moeden „Maar was het werkelijk zoo onzinnig?" vroeg juffrouw Parkins zich af. Die geheimzinnige nachtelijke tochten van meneer Peret wezen er wel op. En dan de P. van de onderteekening! „Die P. bewijst niets," zei Josef. „Dat zou net zoo goed Parkins kunnen beteekenen. Maar dat pak! Ik zou wel eens willen weten wat daar in zat." Hij stak een pijp op en bleef peinzend voor zich uitstaren. Juffrouw Parkins sloeg de schrik om het hart. „Joe, we zullen toch niet al dien tijd een in breker onder ons dak hebben gehad?" Haar man antwoordde niet. Van de straat klonk het geroep van krantenjongens, die de avondbladen aankondigden. Met een beslisten trek om zijn mond ging Parkins naar buiten en kocht een krant. Eet bericht dat hij zocht stond op de eerste pagina, onder vette opschrif ten. „Bekend Londensch detective vermoedt dat de inbreker een zeeman is! Misschien één mede plichtige! De politie meent een spoor te hebben." Parkins liet de krant op het tafelblad zinken en keek zijn vrouw veelbeteekenend aan. „Een zeeman!" zei hij nadrukkelijk. Hij stond op en ging naar de deur. „Joe!" riep zijn vrouw ontzet. „Wat ga je doen?" „Mijn plicht!" zei Parkins kalm. ,Maak je niet ongerust. Ik weet hoe je zoo'n zaak moet opknappen." Hij liet juffrouw Parkins in groote ongerust heid achter. Het was niet In een plotselinge opwelling, dat Joseph Parkins hulp ging zoeken bij Phibbs. Hij had reeds te voren beslist dat de krachtig gebouwde Phibbs zijn eerste toevlucht zou zijn. Phibbs ontving zijn gast vriendelijk, maar toen Parkins hem uitnoodigde om even een straatje om te loopen, keek hij bedenkelijk naar Juf frouw Phibbs. Gelukkig stond Parkins te goeder naam en faam bekend, zoodat juffrouw Phibbs geen bezwaar had. Buiten legde hij Phibbs de zaak uit en vertelde hem alles van a tot z. „En nu moet jij me helpen," besloot hij. „Jij hebt eens gesol- liciteerd naar het litieagent, dus jij bent de man die huurder verstand van zul- ke dingen heeft." „Juist!" zei Phibbs, die belangstellend had toegeluisterd. „Daar heb je gelijk in. Ik ben bovendien in mijn vrijen tijd amateurdetective ook, zie je. We zullen de zaak opknappen, zooals het behoort." Ze gingen weer naar binnen, waar Phibbs zijn echtgenoote geruststelde en zijn gast vervolgens voorging naar het schuurtje, waar hij zijn be- noodigdheden bewaarde. Parkins zag een ver zameling pruiken, een oude marine-uniform, twee gummistokken, een alarmpistool en een nagemaakte revolver. Zij voorzagen zich van wapens en spoedde zich naar Parkins' huis, om eens een woordje met Peret te spreken. Juffrouw Parkim hield haar hart vast, toen zij de twee mannen de trap op zag gaan. Parkins klopte op Peret's kamerdeur. „Entrez!" riep een prettige stem. De deur werd geopend en over him revolvers keken de beide mannen naar binnen. „Handen omhoog!" baste Phibbs dreigend. Meneer Peret zette zijn leesbril af en keek de indringers verstomd aan, maar toen hij de revolvers zag, begon hij te glimlachen. „P.!" zei Phibbs op veelbeteekenenden toon. „Zeeman!" zei Parkins. Meneer Peret barstte in een daverend gelach uit. „Bent u aan het repeteeren voor een tooneel- stuk?" vroeg hij, ,,'t gaat schitterend! Maar vertel me nu eens, waarom u bij mij komt." Phibbs keek onzeker naar Parkins en deze haalde de schouders op. „U bent de geheimzinnige dader van de vier inbraken," zei Phibbs dan. „De schrijver van de briefkaarten, die met een P. onderteekend zijn." „Ontken het maar," voegde Parkins er aan toe. „Uw nachtelijke tochten zijn de bewijzen. En als ik eerder had geweten, wien ik in huis gehaald had Meneer Peret stond op. „Een kleine vergis sing." zei hij, „maar nu het zoover is, moeten we de kaarten op tafel leggen." Hij hield hun een kaart onder den neus, waar op stond: „Aristide Peret, agent de la sureté, Paris". „Dat beteekent zooveel als detective, en de Sureté is in Parijs wat Scotland Yard is in Lon den. Verlangen de heeren nog meer identiteits bewijzen?" Om zijn onderzoekingen rustig te kunnen voortzetten moest meneer Peret naar een andere stadswijk verhuizen, hetgeen tot veel harde woorden tusschen Joseph en juffrouw Parkins aanleiding gaf. Juffrouw Parkins vergaf haar echtgenoot zijn optreden niet spoedig. Met den heer Phibbs heeft Joseph Parkins na dien avond geen enkel woord meer gewisseld. BIJ UW BEZOEK AAN AMSTERDAM LOGEEREN EN/OF DINEEREN IN MATIGE PRIJZEN CENTRALE LIGGING IIIIIUI!Ulllllllllimlllllltlll!!lllllllllll!lllllllllllll!IIIIIIIIIIIIIIIIUI!IHIII|[lllllllllllllllllllllllllHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIII!llllllllllllilllllllllllII_ 3 16 „Maar die hitte is voor iedereen zoo afmat tend, ofschoon onze Pat er nog nooit zoo stra lend heeft uitgezien, als nu den laatsten tijd! Maar weet je wel, hoe ik mij verbeeld, dat de" lucht hier misschien niet goed is voor iemand anders „Voor Charley bedoel je?" „O, neen, Charley is zoo sterk als een paard, maar ik meen jou, George!" „Mij?Vertel mij eens even, wanneer ik ooit ziek ben geweest?" Nooit, voor zoover ik weet. Maar dat is geen reden, dat je er nu niet minder goed zoudt kun nen uitzien. Neen of je nu al lacht, ik maak mij waarlijk ongerust over Je. Je eetlust is niet, zooals die geweest is; je bent dikwijls lang niet zoo opgewekt, als je placht te zijn. Ik heb je nooit zoo weinig levendig gezien, als sinds we in Capheaton waren. En dit doet mij denken, dat je soms minder goed was". Dit zeggende omspande zij met de vingers den pols van Sir George en zei: „Kijk eens, dat heb ik vroeger nooit kunnen doen; dus dat is een be wijs, dat je magerder bent geworden". „Iedereen valt met de warmte wat af. Maar waarlijk, dat beduidt toch niets. Zoodra het weer opfrischt, komt het in orde". „Ja, maar je bent toch nooit zoo stil ge weest, manlief. Toch kan ik niet gelooven, dat er eenige reden voor bestaat. Maar weinig menschen hebben zoo weinig zorgen gekend!" „Ja, daar heb je gelijk in, kindje". „Nu, en maar weinig vrouwen hebben zulk een gelukkig leven gehad als ik. Neen, we heb ben geen van beiden reden tot klagen. Maar wat mij nog versterkte in mijn meening, was, dat Mr. Brabazon, toen we laatst op Barons- wold waren, vroeg, of je onder doktershanden was". „Mr. Brabazon?.... Och, die denkt dat ieder een ziek is!" „Ja, dat is wel zoo, maar toch zou ik graag hebben dat je eens een dokter raadpleegde". „Als ik je daar nu genoegen mee kan doen, Alice, dan wil ik den knarsten esculaap uit Bassenlhwaite raadplegen; maar hij zal toch al heel knap moeten zijn, wil hij in mijn ge stel wat verkeerds opmerken!" Het onderwerp werd niet voortgezet, want Patty en Lucinda kwamen aan, ieder met een schaal vol heerlijke kersen, terwijl een paar dienstmeisjes volgden met een tafeltje met alle benoodigdheden voor de thee, zoodat het ge heel er zeer appetijtelijk uitzag. Het duurde niet lang of Charley kwam ook eens een kijkje nemen. „Hoe komt het, dat we je al niet eerder bui ten zagen?" vroeg Lady Carew. „Wel, vriend Wyckam wilde met niet laten gaan, eer die algebrasom in orde was. Krijgt hij ook thee, Pat?" „Als hij er om komt". „Maar, kindje, wilde je dien armen man dan laten vergaan van den dorst?" protesteerde de lady. „Natuurlijk, hij moet komen. CharlejT; ga jij hem eens halen.... O, daar is hij! Schikt u aan, Mr. Wyckam. Mijn dochter heeft gedecreteerd, dat wü vanmiddag geen diner zullen hebben". De gouverneur had In ieder opzicht gevolg gegeven aan de uitnoodiging van den baronet, om zich geheel thuis te voelen op Capheaton. Lady Carew was één en al lof over hem: ze had nog nooit een jongen man ontmoet, zóó welopgevoed en van zulke goede manieren. Wat zou zij verbaasd zijn geweest, als ze de geschiedenis had gehoord, die Sir George en Patty haar hadden kunnen vertellen! De pick-nick was een succes; maar ook hier kwam een einde aan en het tafeltje werd in huis gebracht. Charley, die nooit langer in gezelschap bleef van den gouverneur dan strikt noodig was, ver dween dan ook onmiddellijk, om naar zijn vischtuig te gaan zien, en verder zat de heele familie in rust bijeen. Aleen de steeds nijvere handen van Lucinda waren ook nu weer met een werkje bezig. Antony Wyckam zat er ook voor het grootste gedeelte zwijgend bij, alleen wat hun allen ontging, hij tuurde onafgewend, met vurigen blik naar Patty. Zoo bleven ze zitten, tot de schemering al begon te vallen en Miss Carew ineens opsprong met de verklaring, dat ze half in slaap geval len was. Of zij nu dóardoor gewekt was, in ieder geval kwamen er voetstappen naderbij en vertoonde zich een bezoeker op Capheaton, na melijk Garth Rutland, die ditmaal zelfs later was dan anders en zeker in het geheel niet ge komen zou zijn, naar hij zei, als hl) Lady Ca rew niet beloofd had, een boek te brengen. Een stijve groet werd er gewisseld tusschen hem en Antony Wyckam. „A propos, Rutland, ik heb die beide vlug schriftjes uit, die je voor mij had meegebracht en ik heb er zeer van genoten. Misschien wil je ze weer meenemen? Ik ben anders bang, dat ik er later niet meer aan denk. Ze liggen op het lage boekenkastje in de bibliotheek. Toe, Charley, ga ze eens even halenO, hij is weg!Mr. Wyckam, zoudt u misschien.,..? Wat drommel, die is ook al verdwenen!" „Wacht maar, ik zal ze wel even gaan ha len", riep Pat. „Op het lage boekenkastje, zei u? O, dan zou ik ze met mijn oogen dicht wel kunnen vinden 1" „Mag ik u even vergezellen?" vroeg Rutland. „Gek, hè, dat doet hij nu altijd!" zei Patty. „Neem mij niet kwalijk, maar wiè doet wit altijd?" „Mr. Wyckam". „Wat doet hij altijd". „Wel hij gaat altijd weg, zoodra u komt. Hebt u dat nooit gemerkt?" „Neen". „Nu, ik wel. Zoodra u komt, verdwijnt hij en met een ander doet hij dat niet. Hebt u soms overhoop gelegen met hem?" „Neen. En dat weet u toch ook wel: ik zal geen drie woorden met hem gesproken hebben, die u niet gehoord heeft. Dus u denkt, dat hij verdwijnt, omdat hij het land aan mij heeft?" „Dat zeg ik nog niet. Er is geen enkele re den, dat hij het land aan u zou hebben. En toch is het een feit, dat we niet wegloopen van menschen, op wie wij gesteld zijn.... Wat ziet u daar?" „Och, ik meende, dat ik zijn gestalte daar zag, tusschen het kreupelhout". „Van Mr. Wyckam?" „Ja, het leek precies, of hij het was". „Zoo meenden wij hem gisteren ook te zien", riep Patty, één en al verbazing. „Herinnert u zich nog wel? Maar toen waren we er zekerder van. Verleden week hebben we dat ook al eens gemeend. Wat kan zijn bedoeling toch zijn? Bij toeval gebeurt toch Iets niet zoo herhaalde lijk". Ze deden beiden hun best, die gedachte ver der te verbannen en gingen nu de boekjes ha len. Het kostte toch eenige moeite, die te vin den, maar toen zij ze hadden, gingen ze terug naar het plekje op het gazon, waar het gezel schap bijeen zat. Sir George was in slaap gevallen, maar lady Carew was zelfs zóó wakker, dat ze, met haar dochter mee, Mr. Rutland uitgeleide deed tot aan het hek, waardoor de jongelui veel vlugger waren dan anders met hun wederzijdsch goe- dennacht wenschen. Ik ga eens even kijken, waar Charley is, moeder. Wat zal hij boos zijn, als hij hoort, dat Mr. Rutland hier is geweest! Dan zou hij zich zeker niet zoo gauw uit de voeten hebben ge maakt!" „Goed, kindje". Lady Carew ging dus verder alleen terug en vond Lucinda bezig, haar handwerkje op te bergen, terwijl zij verklaarde, dat thee drinken in plaats van dineeren wel heel aardig is, maar dat zij nu toch ergen honger had. Sir George had intusschen een brief gekre gen en was dien binnen gaan lezen. Lady Ca rew vond hem dan ook onder het licht in de hall staan met een verbaasde, ongeloovige uit drukking op het gelaat. „Wel, is het zoo verwonderlijk?" vroeg zij deelnemend. Hij reikte haar den brief over en zei: „Kijk, die is van Brabazon". „Van Brabazon?.... O!...." Het gelaat van de lady helderde op. ,NÜ schrijft zeker, wan neer wij hem verwachten mogen". „Neen. Weet je hier ook iets van. liefste? Hij schijnt in ieder geval te denken, dat het Je niet zoozeer verrassen zou; ik ben nog nooit van mijn leven zoo verbaasd geweestDoodkalm doet de kerel ons hierbij een formeel aanzoek om de hand van onze Pat!" ordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 9