De moord op Maria Stuart Huidlijders Jtet oüdmi van den dag Het Geheim van Sir Carew VORSTELIJKE RUST :|3 4. KERSEN ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN (tl Die goeie ROBINSONschoen voor Vader en Zoon Alle abonné'sSSMS &Ssr%f^SS^SS^&S^ fWft-SS-TSMrM JSSTJS&f750-ÏS«2"4S5 f250.- S,"55 7? f125.-f40- üaSrSU MAANDAG 26 JUNI „Ik sterf in het Roomsch-Katho- lieke en apostolisch geloof" Haar laatste oogen- blikken De droeve boodschap v >f'fV 4 Maria Stuart Een vorstin wordt vermoord HUIDAANDOENINGEN De verboden stad Insecten in Amerika Beweegbare vleugels I Woningnood pend van t wa- en sleutelgeld l ter als een natte Boringen in Hongarije Detectives zoeken goud AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Uit het lange, lange relaas, dat gevormd wordt door de vele boeken, die over leven, lijden en dood van Maria Stuart, de katholieke koningin van Schotland werden ge schreven. kan met stelligheid worden afgeleid, dat deze katholieke Majesteit het slachtoffer is geworden van een perfiden moord, gevolg van den onverzoenlijken haat van koningin Elisabeth van Engeland. Het was op 24 November 1586, dat Maria door een gerechtshof, dat volstrekt eenzijdig door Elisabeth was samengesteld, ter dood veroor deeld werd. Niets anders bleef de Engelsche koningin meer over dan het doodvonnis zoo spoedig mogelijk te doen voltrekken en tegelijk den valschen indruk te wekken, dat zij met groot leedwezen haar hooge collega zou zien sterven, o.a. omdat zij zich niet tot het „ware" geloof van het protestantisme wilde bekeeren. Maria schreef een laatsten brief naar Elisa beth, waarin zij erop wees, dat zij een konings dochter van een koningin was en dat zij vóór alles katholiek was en katholiek wenschte te sterven. Zij verzocht dringend in gewijde aarde te worden begraven. Zij wees haar vijandin er op, dat eenmaal de dag zou komen dat zij aan God rekenschap zou moeten geven voor alles wat zij haar had aangedaan en besloot haar brief met de nadrukkelijke verklaring, dat zij wederrechtelijk gevangen zat. Deze brief, zooals die in het bekende Spaansche archief over Maria Stuart te vinden is, is gedateerd op 19 December 1586. Het bericht van het schandelijke vonnis vloog de wereld over en verwekte overal, maar na tuurlijk vooral in Schotland groote beroering. De Schotsche ridderschap trok zelfs gewapend Engeland binnen. Alleen de jeugdige prins Jacob, de eenige zoon van Maria, bleef rustig en tevergeefs drongen de lords er op aan, dat hij partij zou kiezen en een daad stellen. Hij verklaarde kort en goed, dat hij in geen enkel geval met koningin Elisabeth wilde breken, zelfs niet terwille van zijn eigen moeder. Over zooveel tegennatuurlijkheid was de adel en niet minder het volk ten hoogste verontwaardigd en tijdens wandelritten had de prins heel wat beleedigingen te verduren. Uit schrik hierover zond hij een tweetal verraders naar Londen, die z.g. bij Elisabeth voor Maria zouden pleiten, doch tegelijkertijd gaf hij een van Elisabeth's handlangers te kennen, dat een geheime ver giftiging wellicht beter zou werken dan een publieke terechtstelling. Dit laatste overwoog Elisabeth ter dege, daardoor hopend, dat zij aan een publieke schande zou ontkomen. Daarom namen haar raadgevers hun toevlucht tot een ander middel en voor de zooveelste maal werd een complot tegen het leven van Elisabeth ge fingeerd, waarvan de verantwoordelijkheid aan Maria werd gegeven. Dit was de laatste hinder nis, die werd weggewerkt en op 1 Februari tee- kende Elisabeth zonder dralen het vonnis. Tege lijk gaf zij bevel, dat de executie zou plaats vinden in de benedenzalen van het slot, waar Maria gevangen zat en in geen geval op het kasteelplein, omdat zij vreesde, dat dan het zou opdringen. De laatste dagen voor haar dood bracht Maria door in vrees en angst, dat het Allerheiligste, dat nog steeds in haar slaapkamer verborgen was, in handen der ketters zou vallen. Van den anderen kant was de aanwezigheid van de heilige Teerspijze haar een groote kracht in haar laatste oogenblikken. Op 17 Februari kwamen de afgezanten van Elisabeth, de graven Schewsbury en Kent op het slot aan om Maria te spreken. Schewsbury las de verklaring voor, waarin het vonnis van Maria werd geopenbaard en alle aanwezigen braken in tranen uit. Maria maakte het kruisteeken en dankte God voor de ontvangen boodschap. Zij verklaarde plechtig, dat zij als koningin van Schotland, Engeland en Frankrijk geen macht ter wereld boven zich erkende dan God alleen. Nogmaals protesteerde zij plechtig tegen de schandelijke behandeling, die haar deel was geworden en zwoer, dat zij nooit een complot tegen Elisabeth had beraamd noch gesteund. Zij weigerde een presbyteriaansch geestelijke te ontvangen en verzocht haar haar vroegeren ka pelaan terug te zenden. Men weigerde dit en op haar vraag, wanneer zij sterven moest, ant woordde de graaf: „Morgen vroeg om 8 uur". Toen gaf de koningin te kennen, dat zij alleen wenschte te blijven. Zij schreef haar ka pelaan een brief, die echter pas maanden later in zijn handen kwam. Zij schreef daarin, dat de protestanten getracht hadden haar van haar geloof te doen afvallen en zij verzocht hem haar de geschikte gebeden der stervenden te doen toekomen. Maria verzamelde de weinige getrouwen,, die haar nog gelaten waren en verzocht allen te willen drinken op haar heil, dat door Gods barmhartigheid eeuwig zou zijn. Zij verdeelde haar goed en haar sieraden en haar kleeren en schreef eigenhandig haar testament. Om twee uur des nachts beëindigde zij haar schrijven en verklaarde, dat zij thans alleen nog maar >1», - 'v't® --f 1 aan haar laatste stonde mocht denken. Toen viel zij voor het Allerheiligste op de knieën en bleef tot vier uur in gebed verzonken. Daarna ging zij gekleed te bed om in haar laatste oogenblikken voldoende kracht en beheersching te hebben. De laatste twee uren bracht zij wederom in gebed door. Daarna kleedde zij zich in haar kostbaarste feestgewaad. Een lange witte sluier omhulde haar gestalte en een gou den rozenkrans hing aan haar gordel. Toen het acht uur was en men kwam waarschuwen, had Maria de gebeden der stervenden volbracht en terwijl men aan de deur zeide, dat de koningin bereid was, nam Maria met eigen handen het kastje, waarin de H. Hostie rustte en nuttigde haar. Toen trad de sheriff binnen en zeide: „Mevrouw, de lords wachten", waarop de ko ningin antwoordde: „Laten wij gaan". Maria had een marmeren crucifix in de hand, dat zij kuste en begeleid door haar getrouwen, schreed zij naar de deur den dood tegemoet. Men knielde voor haar neer en kuste haar kleed en slechts langzaam kon Maria de trappen afgaan. Haar hofmeester Melvil wierp zich schreiend< aan haar voeten en de koningin sprak hem toe* met deze woorden: „Schrei niet, beste Melvil, zeg aan de heele wereld, dat ik sterf als katho liek en als oprechte Schotsche en oprechte Fransche. Denk er aan, dat de wereld vol ydel- heid en bedrog is en weet, dat ik vergeef aan hen, die mijn dood hebben bewerkt." Zij gaf hem verder opdracht haar zegen over te bren gen aan haar zoon. De graven, die namens Elisabeth de executie bijwoonden, lieten slechts twee vrouwen en vier man uit het personeel van Maria aanwezig zijn bij de voltrekking van het vonnis. Zoo kwam men eindelijk, ter wijl Melvil den sleep van de koningin droeg in de zaal, waar het schavot stond opgesteld. Dit was ruim twee voet hoog, had een oppervlakte van twaalf vierkante meter en was geheel met zwart doek bespannen. Met een koninklijke rust besteeg Maria het trapje, alsof zü den troon besteeg en ging op den zetel zitten zonder een oogenblik met de oogleden te trillen. Zoo luisterde zij, terwijl de vertegenwoordigers van Elisabeth en haar eigen personeel rondom haar stonden, aandachtig naar de voorlezing van het vonnis, waarna zij schoon en indrukwekkend de volgende woorden sprak: „Mylords, ik mag wel veronderstellen, dat allen, die hier aanwezig zijn om de konin gin van Schotland en Frankrijk en de troon opvolgster van Engeland te zien sterven, nauw keurig aan de wereld zullen berichten, wat zij hier gezien hebben. Ik ben een gezalfde konin gin en een souvereine vorstin en niet aan de wetten van dit land onderworpen. Ik zweer bij alles wat mij heilig is en bij den Koning der koningen, dat ik nooit Elisabeth van Engeland naar het leven heb gestaan. Ik heb getracht de vrijheid terug te krijgen en ik kan niet inzien, in hoeverre dit misdadig en ongeoorloofd is. Wanneer het echter een besluit van God is, dat ik moet sterven, omwille van mijn geloof en om mijn vele zonden uit te boeten, om aan de menschen te leeren, hoe nietig schepter en kroon zijn en hoe verschrikkelijk de ketterij, dan wil ik vrijwillig uit de hand van God den dood aannemen. Ik betuig hiermede, dat ik sterf in het Roomsch Katholieke, apostolische geloof." Nadat de koningin deze woorden had gespro ken, opende zij haar brevier en begon de boet psalmen te lezen, alsof zij op aarde niets meer te doen en te zeggen had. Toen trad dr. Flet- scher, een protestantsche geestelijke naar voren en deelde Maria mede, dat zijn vorstin hem had gezonden om nog voor het laatst met haar te spreken, doch nauwelijks had hij eenige woorden gezegd, of Maria viel hem in de rede en zeide hem met nadruk, dat zij katholiek was en als zoodanig wilde sterven. Toen de geestelijke opnieuw wilde spreken, antwoordde Maria kort: „Zwijg, en laat ons met rust." Toen meende Kent haar er op te moeten wijzen, dat het weinig nut had het beeld van Christus in de handen te dragen, zonder Hem in het hart te hebben, waarop Maria weder antwoordde: „Het is recht, dat een Christen te allen tijde Het is toch heusch niet langer noodig door Ekzeem, Puistjes of andere Huidaandoeningen te worden geplaagd. De eerste druppels van het D.D.D. Recept doen het jeuken bedaren, want deze vloeistof dringt diep in de huidporiën door en doodt de ziektekiemen, die de oorzaak zijn van Ekzeem, Dauwworm, Open Beenen, Zweren, enz. Dat het recept van Dr. D. Dennis helpt, on dervond Mej. Y. M. L. te Heerenveen. Zij schreef: „Ik was er zoo erg aan toe, dat builen ais zakjes aan mijn oogen hingen. De jeuk en branderigheid waren ondragelijk. Met D.D.D.werd mijn ge zicht beter zonder dat ook maar een schilfertje achterbleef." Waarom zoudt U langer lijden? Koop nog heden een flacon van f 0.75 of f 250 bij Uw Apotheker of Drogist. a 13 en bijzonder in het uur van zijn dood het tee- ken van zijn verlossing bij zich draagt." Toen begon de protestantsche geestelijke hardop zijn gebeden te zeggen, terwijl Maria neerknielde en in het latijn haar gebeden bad. Daarna bad zij in het Engelsch. Dan kuste zij het kruisbeeld en sprak: „Heer Jezus, zooals Gij eens aan Uw kruis de armen hebt uitgebreid, zoo moogt Gij dit ook thans doen om mij in Uw barmhartig heid te ontvangen." Tot haar getrouwen, die weenden, zeide zij: „Weent niet, want ik ben verheugd, dat ik de ijdelheden van deze aarde verlaten mag." Zij gaf haar kruis, haar kraag aan haar getrouwen en zegende hen. Toen knielde zij neer en bood haar hals aan den beul, terwijl zij sprak: „In Uwe handen, o Heer, beveel ik mijnen geest." Toen men haar echter nog niet aanraakte, herhaalde zij haar gebed, waarop de beul haar te kennen gaf, dat zij net hoofd op het blok moest leggen. Maria had n.l. gemeend, dat zij op Fransche wijze zou worden onthoofd. Toen flikkerde de bijl. Een schreeuw van ontzetting vervulde de zaal en klonk van aller lippen, maar Maria zweeg en ontving den slag zonder één klacht. Haar hoofd rolde op den grond, en haar haren ontwarden zich en waren volkomen grijs. Toen nam de beul het hoofd en toonde het aan de aanwezigen onder de woorden: „God be hoede de koningin," waarop de geestelijke ant woordde: „Mogen zoo alle vijanden der koningin sterven." En de graaf van Kent had de smake loosheid te eindigen met „Amen". Een zwarte doek werd over het ongelukkige lichaam van de koningin geworpen. En toen men het lichaam kwam halen, ontdekte men met ontzetting eenige beweging onder den doek. Het was het hondje van de koningin, dat tus- schen hoofd en romp zat en jammerend het bloed van zijn meesteres likte.... En Elisabeth regeerde verder in schrik en angst. Jarenlang werd zij achtervolgd door haar wroeging. Zij stierf op 24 Maart 1603, vertwij feld en razend van woede. Zij ging over naar de eeuwigheid, waar zij de glorie van haar slachtoffer Maria Stuart in al haar luister moet hebben gezien.... •UIIIIIII1IIIIIII1IIIIIIIIIIII I Rank van steeltje i met van onder als een druppel zijn de i kersen, die wij gaarne met de lippen 1 als een zalig. heidje persen! Daar zij zoo met zon en zomer geur en koelte sappig I vol zijn, i komt het dat wij op die vruchten, als het warm is allen dol zijn! En zij smaken daarom heerlijk, wijl wij zoo volkomen weten, dat wij dit keer eens de kersen zonder groote heeren eten! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMllllllllllliilillliiiiiiiiiiiiiiiiiiirT De Chineesche regeering heeft thans ook de laatste der talrijke schatten uit de paleizen van de „Verboden Stad" laten verwijderen. Deze laatste partij, waarmee 6000 kisten ge vuld werden, is onder militaire bewaking over gebracht naar Pukau. CHICAGO, 25 Juni. (Reuter). De Nationale Bond van Fabrikanten van Insecten-doodende en desinfecteerende preparaten schat het aantal insecten in de Vereenigde Staten op één mll- lioen per inwoner. Toen Ivy op zekeren dag naar de Artiskeuken ging, hielden Robbie en Toppy haar tegen. „Ivy, heb je wel eens de lepelaars de schotels zien wasschen?" „Natuurlijk heb ik dat!" riep Ivy uit. „Maar," zeide Robbie, „dan moet je nu eens meegaan, Freddy Vrijdag heeft ze nu een nieuw middeltje ge leerd om de schotels te wasschen. Ga maar eens mee naar den water val, Ivy!" En Robbie en Topsy wisten Ivy over te halen met ze mee te gaan. En ze zag hoe de lepelaars dat deden, door eenvoudig de schotels onder het kleine watervalletje te houden. „Maar dat is een veel te langzame manier om potten te wasschen!" riep Ivy uit. „Ik ben er benieuwd naar of Freddy Vrijdag niets beters weet, dan de lepelaars op een dergelijke manier te leeren de dingen schoon te maken." (Morgenavond vervolg) (Ingezonden Mededeeling) Het was in den tijd van den woningnood, toen het sleutelgeld hoogtü vierde. „Een huis, mijnheer?" De directeur van het woningbureau zette groote oogen op, en keek Ellis Waterburg aan met een blik, waarin verbazing en medelijden te lezen was. Wat voor een zonderling individu had de Voorzienigheid hem nu op z'n dak ge stuurd? Hoe kon iemand, die ze alle vijf bij el kaar had, in dezen tijd, waarin een huis te huur een hooge zeldzaamheid was, in's hemels naam komen vertellen dat hij een huis wilde hebben, zóó maar, met een dood-leuk gezicht, alsof h(j in een sigarenwinkel vijf sigaren van vijftien centen kwam halen. Deze man zoo dacht de directeur was klaarblijkelijk iemand, wiens geestkracht door 't zoeken van een huis nog niet verlamd was; mis schien was hij ook wel zoo uit de binnenlanden van Afrika in Amsterdam aangekomen. In ieder geval: hij zou wel heel gauw in den desolaten, hopeloozen toestand van andere woningzoeken den vervallen. „Een huis, mijnheer?" herhaalde de directeur. En z'n wenkbrauwen beschreven halve cirkels boven z'n oogen; „U treft 't; ik heb iets voor U in de Warmoesstraat; een kamer beneden, 'n keukentje en een vliering. Het sleutelgeld be draagt. „In de Warmoesstraat wil ik niet wonen," viel Ellis Waterburg hem in de rede, „hoe kan ik mijn vrouw en kind in zoo'n krot zetten?" De directeur kreeg kippevel van zooveel naï veteit. Die man daar vóór hem, die z'n tijd ho peloos ten achter was, had de brutaliteit het hem aangeboden verblijf bot-weg te weigeren en af te breken, in plaats van hem op z'n bloote knieën te danken voor zijn aanbod, waardoor hy ten minste een dak boven z'n hoofd had. „Waar zou U dan willen wonen?" informeer de hu sarcastisch, maar z'n sarcasme spatte ais een zeepbel uiteen, toen Waterburg koeltjes zei: „Ergens bij het Vondelpark." „Ik heb een étage bij het Vondelpark. Sleutel geld vüf duizend gulden. Bevat drie kamers en een badkamer." „Ik zei een huis, geen etage." Waterberg sprak uit de hoogte, alsof hü van een bediende in een modezaak een das met een ander patroon verlangde. De directeur stond perplex. Het feit echter, dat de man vóór hem geen aanmerking maakte op het buitensporig hooge sleutelgeld, deed hem toch besluiten, verder met dien „gek" te onder handelen. „Ja, ziet U," legde hij nader uit, „ik weet niet of U het wel weet, maar het is op 't oogenblik nogal moeilijk een huis te vinden. Menschen, die vroeger in groote huizen woonden, verhuren deze nu etage-gewijs, en wonen zelf in kleine huizen. Maar.... hoeveel kamers zoudt U wen- schen?" „Een zitkamer, eetkamer, rookkamer," ant woordde Waterburg vlug. „Verder vier goede slaapkamers en twee dienstbodenkamers." „Onmogelijk," zei de directeur, en het speet hem werkeiyk, want hij zag, dat een goede klant hem ontglippen zou. „Ik heb er wel een, die U zou aanstaan. Vier kamers, vier slaapkamers, keuken met heet en koud water enz. Sleutel geld tienduizend gulden. Recht over het Von delpark." „Allright," zei Waterburg. „Ik neem het. Wat is de huurprys?" „Ongelukkigerwijze mynheer, is een ander U voor. Die heeft de voorkeur tot vanmiddag vier uur. Het is nu twaalf uur. Als hy niet klokslag vier uur hier is, dan kunt U het huis huren. Vyf honderd gulden per maand." „Ik geef twaalf duizend gulden sleutelgeld," zei Waterburg. „M'n vrouw en kind komen morgen uit Amerika hier, en ik kan geen ka mers in een hotel krygen, noch ergens een ge schikt huis vinden." „Het spijt me vreeseiyk, mynheer; maar ik kan het niet doen. Maar wacht U tot klokslag vier uur." Ellis Waterburg verliet het woningbureau. Na dat hy geluncht had, liep hij alle andere wo- ningbureaux af, maar geen een had iets ge schikts voor hem. Een weinig terneergeslagen, wandelde hy een eind naar buiten. Hy liep, z'n hoofd voorover gebogen, z'n handen op z'n rug gevouwen, in gedachten verzonken. Zyn weg voerde hem langs een breed water. Plotseling werd hy uit z'n sombere gedachten opgeschrikt door een kreet om hulp. In 't midden van het water dreef een luxe roeibootje, en daarnaast werd men het hoofd van een heer van middel baren leeftijd gewaar. De rest van dien heer werd door het water aan het oog onttrokken. Waterburg trok z'n jas uit en sprong in het koele nat. In weinige oogenblikken had hy den man op het droge gebracht. Hij scheen ech ter reeds geruimen tyd in het water gelegen te hebben, want hy had z'n bewustzijn verloren. Direct begon Waterburg pogingen in het werk te stellen de levensgeesten weer op te wekken. Na een half uur hard werken, waarbij hij tel- In Tsjecho-Slowakye, Frankryk, Engeland, Amerika en Canada is patent verstrekt op een nieuw soort vliegtuig, uitgevonden door een Boheemsch mecanicien. Dit vliegtuig heeft beweegbare vleugels, die evenals die van een vogel op en neer kunnen gaan en zoo op een heel klein stukje grond reeds kunnen dalen. De uitvinder heeft nooit eei: school bezocht en heeft zijn technische kennis voomamelyk geput uit encyclopaedies. Tot zyn onderzoekingen werd hij geïnspi reerd door het lezen van de experimenten, welke Leonardo da Vinci in 1552 heeft ver richt. kens aan de omstanders vroeg, of het nog geen vier uur was, werden z'n pogingen eindelyk met succes bekroond. De man sloeg zyn oogen op en krabbelde, hem vele woorden van hartehjken dank toevoegend, overeind. Direct greep hij naar zijn horloge en wilde kijken hoe laat het was. Maar het uurwerk stond stil. Hulpeloos keek hy om zich heen. „Hoe laat is het?" bracht hy er met moeite uit. „Zeven minuten vóór vieren," antwoordde een der omstanders. De man schrok geweldig, duwde Waterberg een visitekaartje in de hand, en gen konden, drui- poedel, den weg naar de stad op. Waterberg, me eerst wat beduusd was door het zonderlinge gedrag van den man, wien hij het leven gered had, vond, dat hij nu niets be ters kon doen dan het voorbeeld van den ex- drenkeling te volgen. Onder groote hilariteit en een algemeen: hoera! van de omstanders, nam hy een spurt en rende den man achterna, die reeds door een kromming van den weg aan z'n oog onttrokken was. Toen hy een paar minuten geloopen had, kreeg hy kans een taxi te en teren. „Snel als de weerlicht!" riep hy den chauf feur toe en vier minuten later stond hy voor het- woningbureau. Er was een streep nat op het plaveisel, vóór de deur lag een plasje en achter de deur vond hy een man, druipend van 't water: den man, dien hij gered had. „Ik neem het huis!" riep de man en zonk neer in een stoel, als een ballon, waaruit het gas ontsnapt was. Waterburg keek op z'n horloge. Het was op slag van vieren. Zwijgend keek hy den man aan. .Als ik het geweten had," bracht hy er ein delijk uit, „dan had ik je er niet uitgehaald!" Toen draaide hy zich op z'n hakken om en verliet het kantoor, in de stemming van iemand, die in den tijd van woningnood en sleutelgeld een woning zoekt. Tusschen de Hongaarsche regeerirg en de European Gas Electric Co.. met zetels te Lon den en New-York is dezer dagen een verdrag gesloten over petroleum- en gasboringen in Hongarije. Het concessie-gebied van de maatschappy omvat t land aan de overzijde van den Donau, waar de maatschappij de eerste 5 Jaar minstens 8 proefboringen moet veirichten. Voor deze doeleinden moet de maatschappij een minimum van 300.000 dollar ter beschikking stellen. Binnen een termijn van 5 jaar moet de maat schappij beslissen, of zy voor den verkoop der producten de voorgenomen zelfstandige Hon gaarsche maatschappij zal stichten, met een minimum kapitaal van 500.000 dollar. Komt zulk een maatschappij tot stand, dan moeten de proefboringen zoolang worden voortgezet, tot het geheele concessiegebied onderzocht is. De Hongaarsche staat krygt 15 proc. aandeel in de gewonnen petroleum en 22 procent in het gas, waarbij de minister van Financiën mag bepalen, of hy betaling iji na- tura of in geld wil hebben. De concessie duurt 40 jaar. Zijn na 35 jaren minstens tien millioen dollar door de maat schappij in de onderneming belegd, dan wordt de concessie voor 20 jaar verlengd. Wetten maken is eigenlijk betrekkelijk een voudig! Maar men moet er ook voor zorgen, dat zij uitgevoerd worden. In het Amerikaansche Congres is een wet aangenomen, die bepaalt, dat geen Amerikaansch burger goud mag op potten. Nu rijst de vraag: hoe herkent men dergelijke goudhamsteraars? Uit een of andere geheimzinnige bron nu weet de Amerikaansche regeering, dat alleen in New York tweeduizend menschen goud hebben opgepot, die ondanks het feit, dat de gou ien standaard verlaten is niet geneigd zijn bun goud af te geven. Hun namen zijn bekend en er is nog slechts noodig. dat tegen hen een over tuigend bewijs wordt geleverd. Derhalve werden 85 detectives voorzien van de lysten dezer twee duizend en zy zyn nu in alle geheim aan het werk om de laatste resten van het private goud- bezit op te sporen. In New York zoekt men naar goud meer dan honderd jaar geleden zocht men in Europa naar koffie, peper en andere koloniale waren. De menschen die met de opsporing hiervan wa ren belast, noemde men „koffieruikers" en hun neus leidde hen onfeilbaar daarheen, waar de koffie, welker invoer streng verboden was. werd gebrand. Deze Napoleontische detectives uit den tijd van het continentale stelsel hadden hun neus en de koffie had zijn geur. Maar goud? „Non olet", het ruikt niet, verklaarde eens een Romeinsch keizer van de gouden munten. En de 85 detectives der Amerikaansche regeenng zullen dat diep betreuren. 19 „Juist". En terwyl ze nu ineens met veel zachter uitdrukking op het gelaat de hand leg de op zijn arm, zei ze: „Beste jongen, weet je wel, dat ik je heel graag lijden mag?" Daar het incident Garth eenigszms komisch getroffen had, viel er nog een licht-spottende uitdrukking op zyn gelaat waar te nemen, en, toen zij dit zag, veranderde ze ook weer geheel van toon en sprak ironisch: „Neen, wees maar niet vervaard! Dit is geen geval van een ouwe jongejuffrouw, die het hof maakt aan een knappen jongen man". „Ik kan u in volle oprechtheid betuigen, dat Ik u enkel dankbaar ben voor uw vriendelijk heid". „Zóó mag ik het hooren! Dus kan ik nog eens en zonder gevaar herhalen, dat ik je graag iy- den mag? Je bent eerlijk en je hebt een hart en dat zegt al heel wat voor de tegenwoordige jongeluil U heeft dus zeker gehoord van het aanzoek van Mr. Brabazon", ging ze toen voort op gewonen toon. „Zoudt u ook niet denken, dat u er verstandiger aan deed, van Capheaton weg te blyven?" Het waren nagenoeg dezelfde woorden, die de majoor gebruikt had. Ze troffen hem als een slag in het gezicht, maar hy herstelde zich spoedig en vroeg met langzamen nadruk: „Wilt U my duidelijk zeggen, wat u be doelt?" „Dat weet ik zelve nauwelijks", riep Lucinda geïrriteerd. „Ja toch! Je kunt een klein meisje van haar prille jeugd hebben mee gemaakt en dus mtenen dat je haar door en door kent en dat zy eerlyk en trouw is dan komt er zoo'n kroontje in het spel en dan bijt zij aan! Nu, ik zie niet graag iemand méér lijden dan noodig is; daarom, ik raad je in je bestwil, Garth, ga naar huis en overdenk toch eens lang en breed, of het wel verstandig zou zyn, je hier meer te vertoonen". HOOFDSTUK XIII Op het ruiterpad, dat van Bassenthwaite naar Ryecroft voerde, reed Sir George Carew langzaam in de volle zon. Hij was een kranige figuur te paard en zijn ros was eveneens een edele verschijning. De baronet steeg af, bond zyn paard dicht by het altyd openstaand hek vast en besteeg de drie treden van het bordes, toen de deur van de hall open ging en Garth zich op den drempel vertoonde. „Hallo, beste jongen! Dus je bent tóch thuis? We hebben ons al afgevraagd, wat ter wereld je toch kon overkomen zyn, dat we je zoo hee- lemaal niet meer zagen", zei Sir George met jovialen groet. Daar hy van de volle zon in de schaduw van de hall trad, ontging het hem, dat Garth Rut- land een geweldige kleur kreeg en met veel na druk sprak hy verder: „Nu, we konden ons al niet voorstellen, wat de reden toch kon zijn van je wegblijven, voor al nu de groote drukte op de fabriek immers voorby is. En we wisten dat je een paar dagen vacantie had. Ik heb het al aan O'Malaghan gevraagd; die heeft gisteren by ons gedineerd, maar hy wist ook niet, hoe het kwam. dat wy je niet meer te zien kregen. Dus nu Patty en myn vrouw op Baronswold zyn gaan lunchen en ik mij zoo slecht alleen kan bezig houden, wist ik niet beter te doen, dan je maar eens te gaan opzoeken, 't Is nu wel een week geleden, dat je op Capheaton bent geweest, als ik my niet vergis". „Ja, dat geloof ik ook, Sir George". „Wat heeft je zoo lang doen wegblyven, man?" Garth gaf het een of ander antwoord, dat echter niet de waarheid was. Met den dag had de toestand hem ook meer onhoudbaar gele ken; zelfs zóó dat hij er al over gedacht had, den vriendelyk wyzen raad van miss Gunn in den wind te slaan en zich toch op Capheaton te vertoonen aan die lieve, zacht bruine oogen, die immers onmogeiyk hadden kunnen liegen. „Je hebt het zoo druk gehad. Een reden te meer, om het dan nu wat kalmer aan te leggen en eens een ontspanning te nemen. Je hebt rust noodig want je ziet er niet best uit". .Misschien heb ik my wat al te zeer inge spannen, Sir George". „Ja, dat kan best. Patty zegt althans, dat zy niet begrijpt, hoe je de hitte en die onaange name geuren op den duur in de fabriek uit houdt. Ze is nog speciaal teruggekomen, om mij een boodschap voor je in te fluisteren, na- melyk dat ze het je nooit vergeven zal, als je morgenochtend niet vroeg komt, om haar nog wat behendigheid in het tennissen te leeren. Ze wil overmorgen een jongeluispartytje ge ven en ze verbeeldt zich, dat er bij zyn, die beter tennissen. Je begrijpt, dat kan mejuf frouw niet hebben. Kom dan wat vroeg en blijf dineeren. O'Malaghan komt ook". En alle gedachten aan Viscounten uit het hoofd zettend, antwoordde Garth: „Ik zal heel graag komen, Sir George. Hoe maakt Charley het? Ik hoorde van den majoor, dat het nogal ging met dien verstuikten voet?" „Ja, gelukkig wel en hy is er nóg goed afge komen. Hy viel van een trede of tien tegelyk en deed mijn vrouw erg schrikken. Maar nu is het weer byna over. Hij had met mij mee wil len ryden, maar dat vond ik niet goed. Je zult van hem ook nog wat te hooren krijgen over je lang wegblijven van Capheaton en dit juist nu hy niet op Ryecroft kon komen. Wyckam heeft er al een paar dagen zoo slecht uitge zien, dat ik heb gezegd, hoe hy maar eens rust moest nemen. Nu, je begrypt: dat was Charley gloeiend met mij eens!" De heeren zaten nog eenigen tyd te praten, toen Mrs. Glossop kwam zeggen, dat de lunch ■gereed stond in de kamer naast de hall, en Sir George schikte gaarne mee aan, want een glas van het eigengebrouwen bier zou heerlyk sma ken na dien warmen rit over de heide. De stoel van Sir George stond vlak tegen over het open venster en, terwyl Garth hem het glas overreikte, was hij er door getroffen, zoo slecht als de baronet er uitzag; vooral zyn oogen stonden zoo vermoeid, of hy lang niet voldoenden slaap genoot. De jonge gastheer kon dan ook niet nalaten op te merken: „Voelt u zich niet wel, Sir George, dat „Wètt?Begin jy nu ook al? Maar. beste jongen, mijn vrouw beweert, dat ik bleek zie en magerder ben geworden en de hemel weet, wat! Als ik er vatbaar voor was, zouden jullie my nog ziek suggereeren!" „Toch zou ik eens een dokter raadplegen, als ik was", klonk het kalm overtuigend van Garth. .Dat hèb ik gedaan, een week geleden. Hoe heette de kerel ook weer? O ja, dokter Barrow uit Bassenthwaite. Maar dat hy niets heeft kunnen vinden, diene tot je geruststelling". „Heeft hij dat gezegd?" „Hij zei, wat ik ook niet anders verwacht had dat ik zoo sterk was als een paard zonder eenige kwaal of ziekte. En toen het onderzoek afgeloopen was ging hy strijken met vyf guinea's en was dus de eenige, die er wel by voer! Want, je moet daarom nog niet den ken, dat mijn vrouw aan zijn uitspraak hecht". „Nu, maar Barrow staat als heel knap be kend. Toch blijft het een feit. dat u er uitziet, of u moe was, of byvoorbeeld over iets tobde". „Ja kyk, verleden week heb ik iets minder aangenaams doorgemaakt. Je kent toch Bra bazon?.... Nu, die is my ineens met een aan zoek om de hand van myn dochter te voor schijn gekomen!" „Dat heb ik van Charley gehoord, Sir George". „Zoo? Nu, dat heeft my wel een beetje van streek gemaakt, daar gaat niets van af. Lady Carew scheen er zeer mee ingenomen: Braba zon stond altyd byzonder goed by haar aan geschreven. En ik heb niets op hem tegen; hy moet zeer knap zyn, maar toch vind ik hem niet den man, aan wien ik mijn lief, vroolijk kind zou willen geven, al zou zy er ook een kroontje by krygen! Je weet wel, dat ik niets geef om dergeiyke versierselen als titels, al draag ik er ook zelf eenNu, enfin, ik heb zoo mijn redenen, om het niet te verlangen. En nu is het waar, dat ik daar wat over getobd heb. Over het geheel zou ik het kind nog niet graag missen". Garth zei niets en na een korte pauze begon Sir George weer opgewekt (VTordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 7