De moord op Maria Stuart
Huidlijders
Jtet oüdmi van den dag
Het Geheim van
Sir Carew
VORSTELIJKE RUST
:|3
4.
KERSEN
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
(tl
Die goeie ROBINSONschoen voor
Vader en Zoon
Alle abonné'sSSMS &Ssr%f^SS^SS^&S^ fWft-SS-TSMrM JSSTJS&f750-ÏS«2"4S5 f250.- S,"55 7? f125.-f40- üaSrSU
MAANDAG 26 JUNI
„Ik sterf in het Roomsch-Katho-
lieke en apostolisch geloof"
Haar laatste oogen-
blikken
De droeve boodschap
v >f'fV 4
Maria Stuart
Een vorstin wordt vermoord
HUIDAANDOENINGEN
De verboden stad
Insecten in Amerika
Beweegbare vleugels
I Woningnood
pend van t wa- en sleutelgeld l
ter als een natte
Boringen in Hongarije
Detectives zoeken goud
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Uit het lange, lange relaas, dat gevormd
wordt door de vele boeken, die over leven,
lijden en dood van Maria Stuart, de
katholieke koningin van Schotland werden ge
schreven. kan met stelligheid worden afgeleid,
dat deze katholieke Majesteit het slachtoffer
is geworden van een perfiden moord, gevolg van
den onverzoenlijken haat van koningin Elisabeth
van Engeland.
Het was op 24 November 1586, dat Maria door
een gerechtshof, dat volstrekt eenzijdig door
Elisabeth was samengesteld, ter dood veroor
deeld werd. Niets anders bleef de Engelsche
koningin meer over dan het doodvonnis zoo
spoedig mogelijk te doen voltrekken en tegelijk
den valschen indruk te wekken, dat zij met
groot leedwezen haar hooge collega zou zien
sterven, o.a. omdat zij zich niet tot het „ware"
geloof van het protestantisme wilde bekeeren.
Maria schreef een laatsten brief naar Elisa
beth, waarin zij erop wees, dat zij een konings
dochter van een koningin was en dat zij vóór
alles katholiek was en katholiek wenschte te
sterven. Zij verzocht dringend in gewijde aarde
te worden begraven. Zij wees haar vijandin er
op, dat eenmaal de dag zou komen dat zij aan
God rekenschap zou moeten geven voor alles
wat zij haar had aangedaan en besloot haar
brief met de nadrukkelijke verklaring, dat zij
wederrechtelijk gevangen zat. Deze brief, zooals
die in het bekende Spaansche archief over
Maria Stuart te vinden is, is gedateerd op 19
December 1586.
Het bericht van het schandelijke vonnis vloog
de wereld over en verwekte overal, maar na
tuurlijk vooral in Schotland groote beroering.
De Schotsche ridderschap trok zelfs gewapend
Engeland binnen. Alleen de jeugdige prins
Jacob, de eenige zoon van Maria, bleef rustig
en tevergeefs drongen de lords er op aan, dat
hij partij zou kiezen en een daad stellen. Hij
verklaarde kort en goed, dat hij in geen enkel
geval met koningin Elisabeth wilde breken,
zelfs niet terwille van zijn eigen moeder. Over
zooveel tegennatuurlijkheid was de adel en niet
minder het volk ten hoogste verontwaardigd
en tijdens wandelritten had de prins heel wat
beleedigingen te verduren. Uit schrik hierover
zond hij een tweetal verraders naar Londen, die
z.g. bij Elisabeth voor Maria zouden pleiten,
doch tegelijkertijd gaf hij een van Elisabeth's
handlangers te kennen, dat een geheime ver
giftiging wellicht beter zou werken dan een
publieke terechtstelling. Dit laatste overwoog
Elisabeth ter dege, daardoor hopend, dat zij aan
een publieke schande zou ontkomen. Daarom
namen haar raadgevers hun toevlucht tot een
ander middel en voor de zooveelste maal werd
een complot tegen het leven van Elisabeth ge
fingeerd, waarvan de verantwoordelijkheid aan
Maria werd gegeven. Dit was de laatste hinder
nis, die werd weggewerkt en op 1 Februari tee-
kende Elisabeth zonder dralen het vonnis. Tege
lijk gaf zij bevel, dat de executie zou plaats
vinden in de benedenzalen van het slot, waar
Maria gevangen zat en in geen geval op het
kasteelplein, omdat zij vreesde, dat dan het
zou opdringen.
De laatste dagen voor haar dood bracht Maria
door in vrees en angst, dat het Allerheiligste,
dat nog steeds in haar slaapkamer verborgen
was, in handen der ketters zou vallen. Van den
anderen kant was de aanwezigheid van de
heilige Teerspijze haar een groote kracht in
haar laatste oogenblikken.
Op 17 Februari kwamen de afgezanten van
Elisabeth, de graven Schewsbury en Kent op het
slot aan om Maria te spreken. Schewsbury las
de verklaring voor, waarin het vonnis van Maria
werd geopenbaard en alle aanwezigen braken
in tranen uit. Maria maakte het kruisteeken en
dankte God voor de ontvangen boodschap. Zij
verklaarde plechtig, dat zij als koningin van
Schotland, Engeland en Frankrijk geen macht
ter wereld boven zich erkende dan God alleen.
Nogmaals protesteerde zij plechtig tegen de
schandelijke behandeling, die haar deel was
geworden en zwoer, dat zij nooit een complot
tegen Elisabeth had beraamd noch gesteund.
Zij weigerde een presbyteriaansch geestelijke te
ontvangen en verzocht haar haar vroegeren ka
pelaan terug te zenden. Men weigerde dit en
op haar vraag, wanneer zij sterven moest, ant
woordde de graaf: „Morgen vroeg om 8 uur".
Toen gaf de koningin te kennen, dat zij
alleen wenschte te blijven. Zij schreef haar ka
pelaan een brief, die echter pas maanden later
in zijn handen kwam. Zij schreef daarin, dat de
protestanten getracht hadden haar van haar
geloof te doen afvallen en zij verzocht hem
haar de geschikte gebeden der stervenden te
doen toekomen.
Maria verzamelde de weinige getrouwen,, die
haar nog gelaten waren en verzocht allen te
willen drinken op haar heil, dat door Gods
barmhartigheid eeuwig zou zijn. Zij verdeelde
haar goed en haar sieraden en haar kleeren en
schreef eigenhandig haar testament. Om twee
uur des nachts beëindigde zij haar schrijven
en verklaarde, dat zij thans alleen nog maar
>1»,
- 'v't® --f 1
aan haar laatste stonde mocht denken. Toen
viel zij voor het Allerheiligste op de knieën en
bleef tot vier uur in gebed verzonken. Daarna
ging zij gekleed te bed om in haar laatste
oogenblikken voldoende kracht en beheersching
te hebben. De laatste twee uren bracht zij
wederom in gebed door. Daarna kleedde zij zich
in haar kostbaarste feestgewaad. Een lange
witte sluier omhulde haar gestalte en een gou
den rozenkrans hing aan haar gordel. Toen het
acht uur was en men kwam waarschuwen, had
Maria de gebeden der stervenden volbracht en
terwijl men aan de deur zeide, dat de koningin
bereid was, nam Maria met eigen handen het
kastje, waarin de H. Hostie rustte en nuttigde
haar. Toen trad de sheriff binnen en zeide:
„Mevrouw, de lords wachten", waarop de ko
ningin antwoordde: „Laten wij gaan". Maria
had een marmeren crucifix in de hand, dat zij
kuste en begeleid door haar getrouwen, schreed
zij naar de deur den dood tegemoet. Men
knielde voor haar neer en kuste haar kleed en
slechts langzaam kon Maria de trappen afgaan.
Haar hofmeester Melvil wierp zich schreiend<
aan haar voeten en de koningin sprak hem toe*
met deze woorden: „Schrei niet, beste Melvil,
zeg aan de heele wereld, dat ik sterf als katho
liek en als oprechte Schotsche en oprechte
Fransche. Denk er aan, dat de wereld vol ydel-
heid en bedrog is en weet, dat ik vergeef aan
hen, die mijn dood hebben bewerkt." Zij gaf
hem verder opdracht haar zegen over te bren
gen aan haar zoon. De graven, die namens
Elisabeth de executie bijwoonden, lieten slechts
twee vrouwen en vier man uit het personeel
van Maria aanwezig zijn bij de voltrekking
van het vonnis. Zoo kwam men eindelijk, ter
wijl Melvil den sleep van de koningin droeg in
de zaal, waar het schavot stond opgesteld. Dit
was ruim twee voet hoog, had een oppervlakte
van twaalf vierkante meter en was geheel met
zwart doek bespannen.
Met een koninklijke rust besteeg Maria het
trapje, alsof zü den troon besteeg en ging op
den zetel zitten zonder een oogenblik met de
oogleden te trillen. Zoo luisterde zij, terwijl de
vertegenwoordigers van Elisabeth en haar eigen
personeel rondom haar stonden, aandachtig
naar de voorlezing van het vonnis, waarna zij
schoon en indrukwekkend de volgende woorden
sprak: „Mylords, ik mag wel veronderstellen,
dat allen, die hier aanwezig zijn om de konin
gin van Schotland en Frankrijk en de troon
opvolgster van Engeland te zien sterven, nauw
keurig aan de wereld zullen berichten, wat zij
hier gezien hebben. Ik ben een gezalfde konin
gin en een souvereine vorstin en niet aan de
wetten van dit land onderworpen. Ik zweer bij
alles wat mij heilig is en bij den Koning der
koningen, dat ik nooit Elisabeth van Engeland
naar het leven heb gestaan. Ik heb getracht
de vrijheid terug te krijgen en ik kan niet
inzien, in hoeverre dit misdadig en ongeoorloofd
is. Wanneer het echter een besluit van God is,
dat ik moet sterven, omwille van mijn geloof
en om mijn vele zonden uit te boeten, om aan
de menschen te leeren, hoe nietig schepter en
kroon zijn en hoe verschrikkelijk de ketterij,
dan wil ik vrijwillig uit de hand van God den
dood aannemen. Ik betuig hiermede, dat ik
sterf in het Roomsch Katholieke, apostolische
geloof."
Nadat de koningin deze woorden had gespro
ken, opende zij haar brevier en begon de boet
psalmen te lezen, alsof zij op aarde niets meer
te doen en te zeggen had. Toen trad dr. Flet-
scher, een protestantsche geestelijke naar voren
en deelde Maria mede, dat zijn vorstin hem
had gezonden om nog voor het laatst met haar
te spreken, doch nauwelijks had hij eenige
woorden gezegd, of Maria viel hem in de rede
en zeide hem met nadruk, dat zij katholiek
was en als zoodanig wilde sterven. Toen de
geestelijke opnieuw wilde spreken, antwoordde
Maria kort: „Zwijg, en laat ons met rust." Toen
meende Kent haar er op te moeten wijzen, dat
het weinig nut had het beeld van Christus in
de handen te dragen, zonder Hem in het hart
te hebben, waarop Maria weder antwoordde:
„Het is recht, dat een Christen te allen tijde
Het is toch heusch niet langer noodig door Ekzeem,
Puistjes of andere Huidaandoeningen te worden
geplaagd. De eerste druppels van het D.D.D. Recept
doen het jeuken bedaren, want deze
vloeistof dringt diep in de huidporiën
door en doodt de ziektekiemen, die de
oorzaak zijn van Ekzeem, Dauwworm,
Open Beenen, Zweren, enz. Dat het
recept van Dr. D. Dennis helpt, on
dervond Mej. Y. M. L. te Heerenveen.
Zij schreef: „Ik was er zoo erg aan toe,
dat builen ais zakjes aan mijn oogen
hingen. De jeuk en branderigheid waren
ondragelijk. Met D.D.D.werd mijn ge
zicht beter zonder dat ook maar een
schilfertje achterbleef." Waarom zoudt U langer
lijden? Koop nog heden een flacon van f 0.75 of
f 250 bij Uw Apotheker of Drogist. a 13
en bijzonder in het uur van zijn dood het tee-
ken van zijn verlossing bij zich draagt." Toen
begon de protestantsche geestelijke hardop zijn
gebeden te zeggen, terwijl Maria neerknielde en
in het latijn haar gebeden bad. Daarna bad zij
in het Engelsch. Dan kuste zij het kruisbeeld
en sprak: „Heer Jezus, zooals Gij eens aan Uw
kruis de armen hebt uitgebreid, zoo moogt Gij
dit ook thans doen om mij in Uw barmhartig
heid te ontvangen." Tot haar getrouwen, die
weenden, zeide zij: „Weent niet, want ik ben
verheugd, dat ik de ijdelheden van deze aarde
verlaten mag." Zij gaf haar kruis, haar kraag
aan haar getrouwen en zegende hen. Toen
knielde zij neer en bood haar hals aan den
beul, terwijl zij sprak: „In Uwe handen, o Heer,
beveel ik mijnen geest." Toen men haar echter
nog niet aanraakte, herhaalde zij haar gebed,
waarop de beul haar te kennen gaf, dat zij net
hoofd op het blok moest leggen. Maria had n.l.
gemeend, dat zij op Fransche wijze zou worden
onthoofd. Toen flikkerde de bijl. Een schreeuw
van ontzetting vervulde de zaal en klonk van
aller lippen, maar Maria zweeg en ontving den
slag zonder één klacht. Haar hoofd rolde op den
grond, en haar haren ontwarden zich en waren
volkomen grijs.
Toen nam de beul het hoofd en toonde het
aan de aanwezigen onder de woorden: „God be
hoede de koningin," waarop de geestelijke ant
woordde: „Mogen zoo alle vijanden der koningin
sterven." En de graaf van Kent had de smake
loosheid te eindigen met „Amen".
Een zwarte doek werd over het ongelukkige
lichaam van de koningin geworpen. En toen
men het lichaam kwam halen, ontdekte men
met ontzetting eenige beweging onder den doek.
Het was het hondje van de koningin, dat tus-
schen hoofd en romp zat en jammerend het
bloed van zijn meesteres likte....
En Elisabeth regeerde verder in schrik en
angst. Jarenlang werd zij achtervolgd door haar
wroeging. Zij stierf op 24 Maart 1603, vertwij
feld en razend van woede. Zij ging over
naar de eeuwigheid, waar zij de glorie van haar
slachtoffer Maria Stuart in al haar luister moet
hebben gezien....
•UIIIIIII1IIIIIII1IIIIIIIIIIII
I Rank van
steeltje
i met van
onder
als een
druppel
zijn de i
kersen,
die wij
gaarne
met de
lippen
1 als een
zalig.
heidje
persen!
Daar zij
zoo met
zon en
zomer
geur en
koelte
sappig
I vol zijn,
i komt het
dat wij
op die
vruchten,
als het
warm is
allen
dol zijn!
En zij smaken
daarom heerlijk,
wijl wij zoo volkomen
weten, dat wij dit keer
eens de kersen zonder
groote heeren
eten!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden
niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMllllllllllliilillliiiiiiiiiiiiiiiiiiirT
De Chineesche regeering heeft thans ook de
laatste der talrijke schatten uit de paleizen van
de „Verboden Stad" laten verwijderen.
Deze laatste partij, waarmee 6000 kisten ge
vuld werden, is onder militaire bewaking over
gebracht naar Pukau.
CHICAGO, 25 Juni. (Reuter). De Nationale
Bond van Fabrikanten van Insecten-doodende
en desinfecteerende preparaten schat het aantal
insecten in de Vereenigde Staten op één mll-
lioen per inwoner.
Toen Ivy op zekeren dag naar de
Artiskeuken ging, hielden Robbie en
Toppy haar tegen.
„Ivy, heb je wel eens de lepelaars
de schotels zien wasschen?"
„Natuurlijk heb ik dat!" riep Ivy
uit.
„Maar," zeide Robbie, „dan moet
je nu eens meegaan, Freddy Vrijdag
heeft ze nu een nieuw middeltje ge
leerd om de schotels te wasschen.
Ga maar eens mee naar den water
val, Ivy!"
En Robbie en Topsy wisten Ivy over
te halen met ze mee te gaan. En ze
zag hoe de lepelaars dat deden, door
eenvoudig de schotels onder het kleine
watervalletje te houden.
„Maar dat is een veel te langzame
manier om potten te wasschen!" riep
Ivy uit. „Ik ben er benieuwd naar of
Freddy Vrijdag niets beters weet, dan
de lepelaars op een dergelijke manier
te leeren de dingen schoon te maken."
(Morgenavond vervolg)
(Ingezonden Mededeeling)
Het was in den tijd van den woningnood,
toen het sleutelgeld hoogtü vierde.
„Een huis, mijnheer?"
De directeur van het woningbureau zette
groote oogen op, en keek Ellis Waterburg aan
met een blik, waarin verbazing en medelijden
te lezen was. Wat voor een zonderling individu
had de Voorzienigheid hem nu op z'n dak ge
stuurd? Hoe kon iemand, die ze alle vijf bij el
kaar had, in dezen tijd, waarin een huis te
huur een hooge zeldzaamheid was, in's hemels
naam komen vertellen dat hij een huis wilde
hebben, zóó maar, met een dood-leuk gezicht,
alsof h(j in een sigarenwinkel vijf sigaren van
vijftien centen kwam halen.
Deze man zoo dacht de directeur was
klaarblijkelijk iemand, wiens geestkracht door 't
zoeken van een huis nog niet verlamd was; mis
schien was hij ook wel zoo uit de binnenlanden
van Afrika in Amsterdam aangekomen. In ieder
geval: hij zou wel heel gauw in den desolaten,
hopeloozen toestand van andere woningzoeken
den vervallen.
„Een huis, mijnheer?" herhaalde de directeur.
En z'n wenkbrauwen beschreven halve cirkels
boven z'n oogen; „U treft 't; ik heb iets voor
U in de Warmoesstraat; een kamer beneden, 'n
keukentje en een vliering. Het sleutelgeld be
draagt.
„In de Warmoesstraat wil ik niet wonen,"
viel Ellis Waterburg hem in de rede, „hoe kan
ik mijn vrouw en kind in zoo'n krot zetten?"
De directeur kreeg kippevel van zooveel naï
veteit. Die man daar vóór hem, die z'n tijd ho
peloos ten achter was, had de brutaliteit het
hem aangeboden verblijf bot-weg te weigeren
en af te breken, in plaats van hem op z'n bloote
knieën te danken voor zijn aanbod, waardoor
hy ten minste een dak boven z'n hoofd had.
„Waar zou U dan willen wonen?" informeer
de hu sarcastisch, maar z'n sarcasme spatte ais
een zeepbel uiteen, toen Waterburg koeltjes zei:
„Ergens bij het Vondelpark."
„Ik heb een étage bij het Vondelpark. Sleutel
geld vüf duizend gulden. Bevat drie kamers en
een badkamer."
„Ik zei een huis, geen etage."
Waterberg sprak uit de hoogte, alsof hü van
een bediende in een modezaak een das met een
ander patroon verlangde.
De directeur stond perplex. Het feit echter,
dat de man vóór hem geen aanmerking maakte
op het buitensporig hooge sleutelgeld, deed hem
toch besluiten, verder met dien „gek" te onder
handelen.
„Ja, ziet U," legde hij nader uit, „ik weet niet
of U het wel weet, maar het is op 't oogenblik
nogal moeilijk een huis te vinden. Menschen,
die vroeger in groote huizen woonden, verhuren
deze nu etage-gewijs, en wonen zelf in kleine
huizen. Maar.... hoeveel kamers zoudt U wen-
schen?"
„Een zitkamer, eetkamer, rookkamer," ant
woordde Waterburg vlug. „Verder vier goede
slaapkamers en twee dienstbodenkamers."
„Onmogelijk," zei de directeur, en het speet
hem werkeiyk, want hij zag, dat een goede klant
hem ontglippen zou. „Ik heb er wel een, die U
zou aanstaan. Vier kamers, vier slaapkamers,
keuken met heet en koud water enz. Sleutel
geld tienduizend gulden. Recht over het Von
delpark."
„Allright," zei Waterburg. „Ik neem het. Wat
is de huurprys?"
„Ongelukkigerwijze mynheer, is een ander U
voor. Die heeft de voorkeur tot vanmiddag vier
uur. Het is nu twaalf uur. Als hy niet klokslag
vier uur hier is, dan kunt U het huis huren.
Vyf honderd gulden per maand."
„Ik geef twaalf duizend gulden sleutelgeld,"
zei Waterburg. „M'n vrouw en kind komen
morgen uit Amerika hier, en ik kan geen ka
mers in een hotel krygen, noch ergens een ge
schikt huis vinden."
„Het spijt me vreeseiyk, mynheer; maar ik
kan het niet doen. Maar wacht U tot klokslag
vier uur."
Ellis Waterburg verliet het woningbureau. Na
dat hy geluncht had, liep hij alle andere wo-
ningbureaux af, maar geen een had iets ge
schikts voor hem. Een weinig terneergeslagen,
wandelde hy een eind naar buiten. Hy liep, z'n
hoofd voorover gebogen, z'n handen op z'n rug
gevouwen, in gedachten verzonken. Zyn weg
voerde hem langs een breed water. Plotseling
werd hy uit z'n sombere gedachten opgeschrikt
door een kreet om hulp. In 't midden van het
water dreef een luxe roeibootje, en daarnaast
werd men het hoofd van een heer van middel
baren leeftijd gewaar. De rest van dien heer
werd door het water aan het oog onttrokken.
Waterburg trok z'n jas uit en sprong in het
koele nat. In weinige oogenblikken had hy
den man op het droge gebracht. Hij scheen ech
ter reeds geruimen tyd in het water gelegen te
hebben, want hy had z'n bewustzijn verloren.
Direct begon Waterburg pogingen in het werk
te stellen de levensgeesten weer op te wekken.
Na een half uur hard werken, waarbij hij tel-
In Tsjecho-Slowakye, Frankryk, Engeland,
Amerika en Canada is patent verstrekt op een
nieuw soort vliegtuig, uitgevonden door een
Boheemsch mecanicien.
Dit vliegtuig heeft beweegbare vleugels, die
evenals die van een vogel op en neer kunnen
gaan en zoo op een heel klein stukje grond
reeds kunnen dalen.
De uitvinder heeft nooit eei: school bezocht
en heeft zijn technische kennis voomamelyk
geput uit encyclopaedies.
Tot zyn onderzoekingen werd hij geïnspi
reerd door het lezen van de experimenten,
welke Leonardo da Vinci in 1552 heeft ver
richt.
kens aan de omstanders vroeg, of het nog geen
vier uur was, werden z'n pogingen eindelyk met
succes bekroond. De man sloeg zyn oogen op en
krabbelde, hem vele woorden van hartehjken
dank toevoegend, overeind. Direct greep hij naar
zijn horloge en wilde kijken hoe laat het was.
Maar het uurwerk stond stil. Hulpeloos keek hy
om zich heen.
„Hoe laat is het?" bracht hy er met moeite
uit.
„Zeven minuten vóór vieren," antwoordde een
der omstanders.
De man schrok geweldig, duwde Waterberg
een visitekaartje
in de hand, en
gen konden, drui-
poedel, den weg
naar de stad op.
Waterberg, me eerst wat beduusd was door
het zonderlinge gedrag van den man, wien hij
het leven gered had, vond, dat hij nu niets be
ters kon doen dan het voorbeeld van den ex-
drenkeling te volgen. Onder groote hilariteit en
een algemeen: hoera! van de omstanders, nam
hy een spurt en rende den man achterna, die
reeds door een kromming van den weg aan z'n
oog onttrokken was. Toen hy een paar minuten
geloopen had, kreeg hy kans een taxi te en
teren.
„Snel als de weerlicht!" riep hy den chauf
feur toe en vier minuten later stond hy voor
het- woningbureau.
Er was een streep nat op het plaveisel, vóór
de deur lag een plasje en achter de deur vond
hy een man, druipend van 't water: den man,
dien hij gered had.
„Ik neem het huis!" riep de man en zonk
neer in een stoel, als een ballon, waaruit het
gas ontsnapt was.
Waterburg keek op z'n horloge. Het was op
slag van vieren. Zwijgend keek hy den man
aan.
.Als ik het geweten had," bracht hy er ein
delijk uit, „dan had ik je er niet uitgehaald!"
Toen draaide hy zich op z'n hakken om en
verliet het kantoor, in de stemming van
iemand, die in den tijd van woningnood en
sleutelgeld een woning zoekt.
Tusschen de Hongaarsche regeerirg en de
European Gas Electric Co.. met zetels te Lon
den en New-York is dezer dagen een verdrag
gesloten over petroleum- en gasboringen in
Hongarije.
Het concessie-gebied van de maatschappy
omvat t land aan de overzijde van den Donau,
waar de maatschappij de eerste 5 Jaar minstens
8 proefboringen moet veirichten. Voor deze
doeleinden moet de maatschappij een minimum
van 300.000 dollar ter beschikking stellen.
Binnen een termijn van 5 jaar moet de maat
schappij beslissen, of zy voor den verkoop der
producten de voorgenomen zelfstandige Hon
gaarsche maatschappij zal stichten, met een
minimum kapitaal van 500.000 dollar.
Komt zulk een maatschappij tot stand, dan
moeten de proefboringen zoolang worden
voortgezet, tot het geheele concessiegebied
onderzocht is. De Hongaarsche staat krygt 15
proc. aandeel in de gewonnen petroleum en 22
procent in het gas, waarbij de minister van
Financiën mag bepalen, of hy betaling iji na-
tura of in geld wil hebben.
De concessie duurt 40 jaar. Zijn na 35 jaren
minstens tien millioen dollar door de maat
schappij in de onderneming belegd, dan wordt
de concessie voor 20 jaar verlengd.
Wetten maken is eigenlijk betrekkelijk een
voudig! Maar men moet er ook voor zorgen, dat
zij uitgevoerd worden. In het Amerikaansche
Congres is een wet aangenomen, die bepaalt,
dat geen Amerikaansch burger goud mag op
potten. Nu rijst de vraag: hoe herkent men
dergelijke goudhamsteraars?
Uit een of andere geheimzinnige bron nu
weet de Amerikaansche regeering, dat alleen in
New York tweeduizend menschen goud hebben
opgepot, die ondanks het feit, dat de gou ien
standaard verlaten is niet geneigd zijn bun
goud af te geven. Hun namen zijn bekend en
er is nog slechts noodig. dat tegen hen een over
tuigend bewijs wordt geleverd. Derhalve werden
85 detectives voorzien van de lysten dezer twee
duizend en zy zyn nu in alle geheim aan het
werk om de laatste resten van het private goud-
bezit op te sporen.
In New York zoekt men naar goud meer
dan honderd jaar geleden zocht men in Europa
naar koffie, peper en andere koloniale waren.
De menschen die met de opsporing hiervan wa
ren belast, noemde men „koffieruikers" en hun
neus leidde hen onfeilbaar daarheen, waar de
koffie, welker invoer streng verboden was. werd
gebrand. Deze Napoleontische detectives uit den
tijd van het continentale stelsel hadden hun
neus en de koffie had zijn geur. Maar goud?
„Non olet", het ruikt niet, verklaarde eens een
Romeinsch keizer van de gouden munten. En
de 85 detectives der Amerikaansche regeenng
zullen dat diep betreuren.
19
„Juist". En terwyl ze nu ineens met veel
zachter uitdrukking op het gelaat de hand leg
de op zijn arm, zei ze: „Beste jongen, weet je
wel, dat ik je heel graag lijden mag?"
Daar het incident Garth eenigszms komisch
getroffen had, viel er nog een licht-spottende
uitdrukking op zyn gelaat waar te nemen, en,
toen zij dit zag, veranderde ze ook weer geheel
van toon en sprak ironisch:
„Neen, wees maar niet vervaard! Dit is geen
geval van een ouwe jongejuffrouw, die het hof
maakt aan een knappen jongen man".
„Ik kan u in volle oprechtheid betuigen, dat
Ik u enkel dankbaar ben voor uw vriendelijk
heid".
„Zóó mag ik het hooren! Dus kan ik nog eens
en zonder gevaar herhalen, dat ik je graag iy-
den mag? Je bent eerlijk en je hebt een hart
en dat zegt al heel wat voor de tegenwoordige
jongeluil U heeft dus zeker gehoord van
het aanzoek van Mr. Brabazon", ging ze toen
voort op gewonen toon. „Zoudt u ook niet
denken, dat u er verstandiger aan deed, van
Capheaton weg te blyven?"
Het waren nagenoeg dezelfde woorden, die
de majoor gebruikt had. Ze troffen hem als
een slag in het gezicht, maar hy herstelde
zich spoedig en vroeg met langzamen nadruk:
„Wilt U my duidelijk zeggen, wat u be
doelt?"
„Dat weet ik zelve nauwelijks", riep Lucinda
geïrriteerd. „Ja toch! Je kunt een klein meisje
van haar prille jeugd hebben mee gemaakt en
dus mtenen dat je haar door en door kent en
dat zy eerlyk en trouw is dan komt er zoo'n
kroontje in het spel en dan bijt zij aan! Nu, ik
zie niet graag iemand méér lijden dan noodig
is; daarom, ik raad je in je bestwil, Garth, ga
naar huis en overdenk toch eens lang en breed,
of het wel verstandig zou zyn, je hier meer te
vertoonen".
HOOFDSTUK XIII
Op het ruiterpad, dat van Bassenthwaite
naar Ryecroft voerde, reed Sir George Carew
langzaam in de volle zon. Hij was een kranige
figuur te paard en zijn ros was eveneens een
edele verschijning.
De baronet steeg af, bond zyn paard dicht
by het altyd openstaand hek vast en besteeg
de drie treden van het bordes, toen de deur
van de hall open ging en Garth zich op den
drempel vertoonde.
„Hallo, beste jongen! Dus je bent tóch thuis?
We hebben ons al afgevraagd, wat ter wereld
je toch kon overkomen zyn, dat we je zoo hee-
lemaal niet meer zagen", zei Sir George met
jovialen groet.
Daar hy van de volle zon in de schaduw van
de hall trad, ontging het hem, dat Garth Rut-
land een geweldige kleur kreeg en met veel na
druk sprak hy verder:
„Nu, we konden ons al niet voorstellen, wat
de reden toch kon zijn van je wegblijven, voor
al nu de groote drukte op de fabriek immers
voorby is. En we wisten dat je een paar dagen
vacantie had. Ik heb het al aan O'Malaghan
gevraagd; die heeft gisteren by ons gedineerd,
maar hy wist ook niet, hoe het kwam. dat wy
je niet meer te zien kregen. Dus nu Patty en
myn vrouw op Baronswold zyn gaan lunchen
en ik mij zoo slecht alleen kan bezig houden,
wist ik niet beter te doen, dan je maar eens te
gaan opzoeken, 't Is nu wel een week geleden,
dat je op Capheaton bent geweest, als ik my
niet vergis".
„Ja, dat geloof ik ook, Sir George".
„Wat heeft je zoo lang doen wegblyven,
man?"
Garth gaf het een of ander antwoord, dat
echter niet de waarheid was. Met den dag had
de toestand hem ook meer onhoudbaar gele
ken; zelfs zóó dat hij er al over gedacht had,
den vriendelyk wyzen raad van miss Gunn in
den wind te slaan en zich toch op Capheaton
te vertoonen aan die lieve, zacht bruine oogen,
die immers onmogeiyk hadden kunnen liegen.
„Je hebt het zoo druk gehad. Een reden te
meer, om het dan nu wat kalmer aan te leggen
en eens een ontspanning te nemen. Je hebt
rust noodig want je ziet er niet best uit".
.Misschien heb ik my wat al te zeer inge
spannen, Sir George".
„Ja, dat kan best. Patty zegt althans, dat zy
niet begrijpt, hoe je de hitte en die onaange
name geuren op den duur in de fabriek uit
houdt. Ze is nog speciaal teruggekomen, om
mij een boodschap voor je in te fluisteren, na-
melyk dat ze het je nooit vergeven zal, als je
morgenochtend niet vroeg komt, om haar nog
wat behendigheid in het tennissen te leeren.
Ze wil overmorgen een jongeluispartytje ge
ven en ze verbeeldt zich, dat er bij zyn, die
beter tennissen. Je begrijpt, dat kan mejuf
frouw niet hebben. Kom dan wat vroeg en blijf
dineeren. O'Malaghan komt ook".
En alle gedachten aan Viscounten uit het
hoofd zettend, antwoordde Garth:
„Ik zal heel graag komen, Sir George. Hoe
maakt Charley het? Ik hoorde van den majoor,
dat het nogal ging met dien verstuikten voet?"
„Ja, gelukkig wel en hy is er nóg goed afge
komen. Hy viel van een trede of tien tegelyk
en deed mijn vrouw erg schrikken. Maar nu is
het weer byna over. Hij had met mij mee wil
len ryden, maar dat vond ik niet goed. Je zult
van hem ook nog wat te hooren krijgen over
je lang wegblijven van Capheaton en dit juist
nu hy niet op Ryecroft kon komen. Wyckam
heeft er al een paar dagen zoo slecht uitge
zien, dat ik heb gezegd, hoe hy maar eens rust
moest nemen. Nu, je begrypt: dat was Charley
gloeiend met mij eens!"
De heeren zaten nog eenigen tyd te praten,
toen Mrs. Glossop kwam zeggen, dat de lunch
■gereed stond in de kamer naast de hall, en Sir
George schikte gaarne mee aan, want een glas
van het eigengebrouwen bier zou heerlyk sma
ken na dien warmen rit over de heide.
De stoel van Sir George stond vlak tegen
over het open venster en, terwyl Garth hem
het glas overreikte, was hij er door getroffen,
zoo slecht als de baronet er uitzag; vooral zyn
oogen stonden zoo vermoeid, of hy lang niet
voldoenden slaap genoot. De jonge gastheer kon
dan ook niet nalaten op te merken:
„Voelt u zich niet wel, Sir George, dat
„Wètt?Begin jy nu ook al? Maar. beste
jongen, mijn vrouw beweert, dat ik bleek zie en
magerder ben geworden en de hemel weet, wat!
Als ik er vatbaar voor was, zouden jullie
my nog ziek suggereeren!"
„Toch zou ik eens een dokter raadplegen, als
ik was", klonk het kalm overtuigend van
Garth.
.Dat hèb ik gedaan, een week geleden. Hoe
heette de kerel ook weer? O ja, dokter Barrow
uit Bassenthwaite. Maar dat hy niets heeft
kunnen vinden, diene tot je geruststelling".
„Heeft hij dat gezegd?"
„Hij zei, wat ik ook niet anders verwacht
had dat ik zoo sterk was als een paard
zonder eenige kwaal of ziekte. En toen het
onderzoek afgeloopen was ging hy strijken met
vyf guinea's en was dus de eenige, die er wel
by voer! Want, je moet daarom nog niet den
ken, dat mijn vrouw aan zijn uitspraak hecht".
„Nu, maar Barrow staat als heel knap be
kend. Toch blijft het een feit. dat u er uitziet,
of u moe was, of byvoorbeeld over iets tobde".
„Ja kyk, verleden week heb ik iets minder
aangenaams doorgemaakt. Je kent toch Bra
bazon?.... Nu, die is my ineens met een aan
zoek om de hand van myn dochter te voor
schijn gekomen!"
„Dat heb ik van Charley gehoord, Sir
George".
„Zoo? Nu, dat heeft my wel een beetje van
streek gemaakt, daar gaat niets van af. Lady
Carew scheen er zeer mee ingenomen: Braba
zon stond altyd byzonder goed by haar aan
geschreven. En ik heb niets op hem tegen; hy
moet zeer knap zyn, maar toch vind ik hem
niet den man, aan wien ik mijn lief, vroolijk
kind zou willen geven, al zou zy er ook een
kroontje by krygen! Je weet wel, dat ik niets
geef om dergeiyke versierselen als titels, al
draag ik er ook zelf eenNu, enfin, ik heb
zoo mijn redenen, om het niet te verlangen. En
nu is het waar, dat ik daar wat over getobd
heb. Over het geheel zou ik het kind nog niet
graag missen".
Garth zei niets en na een korte pauze begon
Sir George weer opgewekt
(VTordt vervolgd).