Prikkeldraad IN EN OM HAARLEM DE SLAG BIJ HET MANPAD 25 jaar burgemeester Slechts een legende? DINSDAG 4 JULI Wat niet mag! GOUDEN JUBILEUM Contingenteering kasplanten VEREENIGING „HET FLATGEBOUW" Moeilijkheden met den bouw JACHT GEOPEND Ministerieele beschikking GEVEL HOUTMARKT 17 Bijzonderheden over de restauratie Wat is juist? HOORT! HOORT! Geen werkloozen meer in Haarlemmermeer VERKEERSONGEVALLEN Kleine oorzaken, groote gevolgen Het dagelijksche refrein Koninklijke belangstelling Geen veldslag Zonder strijd VOLKSHUISVESTING R. K. Bond van Woningbouw- vereenigingen Haarlemsche Orkestvereeniging De heer J. J. Bouman was Maandag een halve eeuw in dienst van de N.V. C. G. van Tubergen, bloembollen- en zaadhandel te Haarlem, en werd hartelijk gehuldigd. Op der. 27sten October van dit jaar zal de heer mr. A. Slob gedurende 25 jiaar het ambt van burgemeester van Haarlem mermeer hebben vervuld. Hij is niet alleen een der burgemeesters met de meeste dienstjaren in Noord-Holland, maar geniet ook een waardee ring als weinigen. Mr. Adriaan Slob werd 10 Mei 1876 geboren, studeerde op het gereformeerd gymnasium te Zetten, daarna te Amsterdam aan de Vrije en Stedelijke Universiteit in de faculteit der rechtsgelee'dheid en promoveerde den 9en Juni 1900 op stellingen tot meester in de rechten. Na even in Gouda gevestigd te zijn geweest als advocaat en procureur, associeerde hij zich met mr. de Jong, den later bekenden wethou der van Openbare Werken te Rotterdam, om samen in de Rottestad de rechtspractijk uit te oefenen. Dit verkeer met mr. de Jong kwam ongetwijfeld zijn liefde voor de politiek zeer ten goede. Op veelvuldige en veelzijdige wijze gaf hij daarvan blijk, zoodat hij een actief en ook veelbesproken man in het Rotterdamsche openbare leven was, een man, wien, soms bit tere, aanvallen niet wérden gespaard, maar die uiterlijk onbewogen, trouw op zijn post stand hield. Wie overweegt, dat dit was in den tijd van de rumoerige opkomst der sociaal-dema- craten, die niet gewoon waren hun kerkelijke tegenstanders met handschoenen aan te pak ken, integendeel meenden, dat tegenover hen elke grofheid een bewijs van branie en slag vaardigheid was, en zich vooral in Rotterdam vermaardheid verwierven door hun strijd, die er op berekend was de bewondering te wekken van de ruwe bootwerkers, kan begrijpen, dat het in die dagen geen pretje was om in de rechtsche gelederen de spits af te bijten. Mr. Slob is een van die banierdragers geweest en het is, dat verzekeren wij, bij dezen mijlpaal in dit verdienstelijk leven, niet een zijner minste eeretitels. Hij was een der oprichters van het dagblad „De Rotterdammer", langen tijd president- commissaris van de Vennootschap, die deze krant uitgaf, en van 1906 tot 1908 vertegen woordiger van de anti-revolutionnaire partij in den Rotterdamschen gemeenteraad, waar hij zich kenmerkte door zijn coalitietrouw en met de katholieke en de christelijk-historische raadsleden een stevigen dam tegen de roode overstrooming vormde. Den 24sten September van het jaar 1908 werd hij tot burgemeester van Haarlemmermeer be noemd en zoo vooraan als hij te Rotterdam in de politieke gelederen had gestaan, zoo ver heeft hij er zich altijd tijdens zijn burgemeester schap van verwijderd gehouden. Slechts één maal is hij nog op den voorgrond gekomen. Dat was in Juli van het jaar 1923, toen hij door de Provinciale Staten van Noord-Holland tot lid der Eerste Kamer werd gekozen, doch hij heeft daar nimmer zitting in genomen, om dat het slechts de aanvulling gold van een va cature van eenige maanden. Door zich buiten, of liever boven, de politieke partijen te stellen, meende hij zijn taak als burgemeester het bes te te kunnen vervullen en ook met meer werk kracht voor zijn gemeente te kunnen ijveren. Burgemeester Slob heeft zich immer thuis gevoeld in de Haarlemmermeer en uitstekend de behoeften van die bij uitstek landelijke ge meente begrepen. Wat hem trouwens niet moei lijk viel, geboortig als hij was uit een welbe kende landbouwersfamilie te Giessen-Nieuw- kerk. De bevolking van de gemeente Haarlemmer meer heeft zich in de 25 jaar, dat de heer Slob aan het hoofd van het bestuur stond, zeer uit gebreid. Dat heeft ook menige moeilijkheid en zorg gekost, vooral omdat de administratie van de zeer uitgestrekte gemeente met hier en daar belangrijke huizenagglomeraties zeer lastig was. Van de vele veranderingen, die er in de laatste kwarteeuw plaats grepen, mogen wij den aanleg van den Haarlemmermeer-spoorweg noe men. Wat al verwachtingen werden er uitge sproken, toen deze in 1912 werd geopend. Wü hooren nog de enthousiaste redevoeringen, die toen tijdens den feestmaaltijd in „De Beurs" te Hoofddorp warmte en stemming onder de vele aanwezigen brachten. Alhoewel Hoofddorp van den spoorweg geprofiteerd heeft wat het aantal inwoners betreft, zijn de vele wenschen geen werkelijkheid geworden. Nog vóórdat de spoorweg zich aan de streek had kunnen aan passen, kwam in 1914 de wereldoorlog en ont wrichtte voor vier jaar elke organisatie. De oorlog werd gevolgd door de wereldcrisis en het is te voorzien, dat de populariteit van autobus en vrachtauto, vooral voor den spoorweg in Haarlemmermeer, die daar nog geen burger recht heeft kunnen verkrijgen, noodlottig zal zijn. Ook het meest moderne vervoermiddel, het vliegtuig, zocht gastvrijheid in de Haar lemmermeer. „Schiphol" ligt op het grond gebied, waarover burgemeester Slob zijn scep ter zwaait en de prettige verhouding met het gemeentebestuur van Haarlemmermeer zal zijn aandeel in den gestadigen evenwichtigen bloei van de vlieghaven niet hebben gemist. Een peu terig gemeentebestuur met aan zijn hoofd een man met minder ruimen blik dan de heer Slob zou de directie van „Schiphol" een zee van na righeid hebben kunnen geven en tenslotte op de vlucht hebben kunnen drijven. „Schiphol" yoelt zich echter kiplekker in de Meer. Moeilijke tijden heeft het bestuur van Haar lemmermeer gekend tijdens den wereldoorlog, toen er tallooze voorschriften van de regeering, die zich toen met letterlijk alles moest be moeien, waren uit te voeren. Dat was vooral in Haarlemmermeer met zijn groote boerenbevol king een ingewikkelde geschiedenis en toch misschien nog te prefereeren boven de zorgen, die de laatste crisistijd met zijn ellende voor de boeren oplevert. Wie nagaat, dat mr. Slob in 1908 burgemees ter werd en in aanmerking neemt, dat hij, na zes kalmere jaren, den wereldoorlog, den wilden ïiaoorlogstijd en daarna, tot nu toe, de crisis meemaakte weet, dat zijn burgemeestersambt geen sinecure is geweest in de grootste platte landsgemeente van ons land. In de laatste 25 jaar heeft Haarlemmermeer waterleiding en een electriciteitsnet gekregen en weldra zal Haarlem er gas leveren. De moei lijkheden, die deze gemeente heeft gekend bij het opkomend snelverkeer zijn ook niet te on derschatten. Er waren jaren, dat een groot ge deelte van het budget op ging aan onderhoud van de wegen, die in hoofdzaak werden kapot gereden door het doorgaand verkeer. Ook hier op orde te hebben gesteld is een der verdiensten van burgemeester Slob. De groote wegen zijn nu bijna alle in onderhoud gekomen bij de Pro vincie of het Rijk en weldra zal de groote ver keersweg AmsterdamDen Haag door de Haar lemmermeer gereed zijn. Meer dan de spoor weg zal deze prachtige baan tot den bloei van de Haarlemmermeer bijdragen. Voor de fokkerij heeft burgemeester Slob eveneens veel gedaan. Wij denken aan de ver maarde paardenrennen, die ieder jaar te Hoofddorp onder belangstelling van binnen- en buitenland worden gehouden en aan de prach tige rijvereenigingen, die Haarlemmermeer be zit. Zijn goede trouw aan Koningin en Vader land bewees Haarlemmermeer bij verschillende gelegenheden, o. m. door de stichting van een schitterende afdeeling van den Vrijwilligen Landstorm, dat bestond uit een 600 man sterk bereden corps. In deze, ver van volledige, opsomming van een en ander, dat door burgemeester Slob in de afgeloopen 25 jaar is verricht, ligt de con clusie opgesloten, dat hij „bene meruit da patria", dat hij zijn gemeente goed heeft ge diend, dat hij een goed Hoofddorper is ge weest, dat de Haarlemmermeerders reden heb ben den burgemeester erkentelijk te wezen voor de vruchten, die zijn bestuur heeft afgeworpen. „Ne Jupiter quidem omnibus", de spreuk, die op het oude stadhuis te 'sGravenhage stond gebeiteld, herinnert aan de goddelijke en dus stellig ook menschelijke onmacht om iedereen te behagen. Niet altijd, bü iedereen en onder alle omstandigheden zal de heer Slob zich be mind hebben gemaakt. Wij herinneren ons zelfs wel eens heftige kibbelpartijen, die heb ben plaats gehad. Wij herinneren ons ook, dat ook in aen Haarlemmermeer valsche aan klachten tegen den heer Slob zijn verbreid. Een ieder mag echter overtuigd zijn, dat burge meester Slob immer eerlijke bedoelingen heeft gehad. Bij dit zilveren jubileum kan en mag een oogenblik alle verschil van meening wor den vergeten om uitsluitend aan de verdien sten te denken. Die wil is bij de burgerij ook aanwezig, en heeft zich reeds geuit in de vor ming van een huldigingscomité, samengesteld uit alle groepen der bevolking. De vorm, waar in die hulde aan den heer Slob zal worden ge goten, is den burgemeester alleszins waardig. Zooals onze lezers uit dit blad reeds hebben kunnen vernemen, is de keus gevallen op de oprichting van een „Tehuis voor Ouden van dagen", waaraan de naam van burgemeester Slob zal worden verbonden, zulks als hulde blijk van de burgerij voor zijn noesten vlijt in De commissie voor den uitvoer van kasplan ten naar Frankrijk maakt bekend dat in Juli mag worden uitgevoerd een hoeveelheid van 1500 K.G.; in Augustus eveneens van 1500 K.G. en in September van 4000 K.G. Zij, die meenen aanspraak te kunnen maken op uitvoer, kunnen een aanvrage richten tot den Voorzitter der Commissie hierboven ge noemd J. Mensing, Stommeerweg 68, Aalsmeer, tot en met 11 Juli. Deze aanvrage moet vergezeld gaan van con troleerbare gegevens omtrent den export van kasplanten gedurende de maanden Juli, Augus tus en September afzonderlijk en verdeeld over de jaren 1928, 1929, 1930 en 1931. Mevr. J. M. Sterck-Proot te Aerdenhout schrijft in de Zondags-Courant van „De Maas bode" over de, naar schrijfster noemt, legende van den slag bij het Manpad. Wij ontleenen daaraan het volgende: Bij de meeste Nederlanders, die op den weg van Leiden naar Haarlem even voorbij het door zijn eenvoud zoo schoone huis te Manpad onder Bennebroek, een steenen gedenknaald nader be zien met de twee jaartallen 1304 en 1573, komt voor het Manpad slechts het eerste jaar tal uit de verschemerde schoolkennis opdoemen. Die slag aan het Manpad immers, waarin witte van Haemstede met hulp der Haarlemmers de Vlamingen verslagen en door die daad toen Holland van Zuidelijke overheersching gered heeft. Doch inderdaad is het eenige zekere wapen feit op deze plek dat van 1573, waarbij de zege aan de Spanjaarden was, die hier een poging tot ontzet van Haarlem, waarbij ook Oldenbar- nevelr als vaandrig medestreed, wisten te ver ijdelen. De andere slag aan het Manpad is dan ook terecht bezig uit de schoolboekjes te ver dwijnen, en dat niet alleen omdat elke ver minderde vermelding van oorlogsfeiten moreele winst beteekent. Bij den bekenden kroniekschrijver Melis Stoke, den Anti-Vlaamschen Zeeuw, die zelf dezen laatsten strijd der Vlamingen om Zeeland heeft meegemaakt, en die stellig geen nederlaag van zijn vijanden onvermeld zou laten, vinden we met geen woord iets vermeld van 'n veldslag in de buurt van Haarlem of Hillegom. Ook de iets later geschreven Hollandsche Divisiekroniek zwijgt er over, zoo ook de lofdichter van Haar lem, Dirck Mathyszen van pl.m. 1480 en de Maar dan is ondertusschen op het vaderland- sche historische tapijt verschenen de eerste ge drukte uitgave van een Latijnsche kroniek der Hollandsche Graven van Jan van Leyden of Joannes a Leydis, prior in het door Haarlemsche ridders en Hollandsche graven zeer sterk be gunstigde Carmelietenklooster aldaar, een kro niek, die Prof. Fruin (DL VIII) doet schrijven: „Jan van Leyden is een rhetor die gaarne op siert en verdichting met waarheid ineensmelt. Jan van Leyden nu, dezelfde die in zijn kroniek voor het eerst de Haarlemmers heeft ingebor- duurd in de belegering vap Damiate, verheft ook het verjagen der Noordlijkste rest der Vlaamsche boden van Guy van Dampierre tot een zwaar opgetuigden veldslag. In 1620 werd deze kroniek te Frankfort voor het eerst uitgegeven, geen wonder, dat dus de Haarlemsche piedikant historieschrijver S. Ampzing in 1628 er blijkens zijn zwijgen over den Manpadslag nog geen kennis van heeft ge nomen; wel de geleerdi Haarlemsche klassicus het belang der gemeente en waardeering van zijn toewijding jegens de minst bedeelden. De heer mr. Slob is nog betrekkelijk jong. Wij gelooven ook, dat hij nog veel werklust bezit. Laten wij hem dan toewenschen, dat hij in de kracht van zijn leven nog vele jaren als burgemeester van Haarlemmermeer zal mogen blijven werken. Maar in een rustiger tijd dan hij tot nu toe heeft gekend. Daartoe wenschen wij hem vooral toe, dat de wereldcrisis, die bij zonder op zijn gemeente drukt, spoedig tot het verleden moge behooren. Bijna dagelijks ontvangt het bestuur der Vereeniging „Het Flatgebouw" te Heemstede verzoeken om inlichtingen inzake de oprichting- van het flatgebouw. Deze belangstelling, alsmede het groote aan tal personen, dat zich als lid der vereeniging opgaf of zich reeds als toekomstig huurder liet inschrijven, levert het bewijs, dat het doel, hetwelk onze vereeniging hoopt te bereiken, al- gemeene instemming heeft. Het is daarom te betreuren, dat tot heden geen aanvang met den bouw kon worden ge maakt, hoewel door het bestuur al het moge lijke in het werk is gesteld om dezen te be spoedigen. Er doen zich evenwel moeilijkheden voor, waaraan de tijdsomstandigheden wel niet vreemd zullen zijn. Het bestuur verzoekt daarom allen, die zich reeds als lid of toekomstig bewoner opgaven en hun, die op andere wijze van hun belang stelling blijk gaven, nog korten tijd geduld te willen oefenen. Zoodra het bestuur zekerheid omtrent den bouw heeft en in verband daarmede definitieve plannen kan overleggen, zal een vergadering worden uitgeschreven, terwijl dan tevens aan de verzoeken om inlichtingen kan worden vol daan. Belangstellenden, die zich als lid dér ver eeniging wenschen op te geven, kunnen zich schriftelijk tot den secretaris-penningmeester der vereeniging wenden, adres Torenlaan 10, Heemstede. Hoe grooter het aantal leden, des te grooter is de kans van verwezenlijking der plannen. De Minister van Economische Zaken heeft bepaald, dat de jacht op diverse wildsoorten in de provincie Noord-Holland in de navolgende tijdvakken is geopend. Op edelherten en damherten van 21 October a.s. tot 28 Januri '34, op hinden van 30 Decem ber a.s. tot 28 Januari d.a.v., op reebokken van 8 Juli tot 20 Augustus en van 14 October tot 12 November, op reegeiten van 14 October tot 12 November, op patrijzen van 2 September tot 31 December, op korhanen van 30 September tot 31 December, op fazantenhennen van 30 Sep tember tot 31 December, op houtsnippen van 30 September tot 26 Januari 1934, op hazen van 30 September tot 31 December, op waterwild van 24 Juli a.s. tot 8 April d.a.v., op ganzen van 24 Juli a.s. tot 8 April d.a.v., op alle soorten eenden, behalve berg- en eidereepden van 24 Juli a.s. tot 11 Februari 1934, op meer koeten en goudplevieren van 2 September a.s. tot 11 Februari '34. Het vangen van genoemde waterwildsoorten .en eenden, behalve berg- en eidereenden met eendenkooien zal zijn toegestaan van 24 Juli a.s. tot 11 Februari d.a.v„ terwijl het vangen van waterwild met netten is toegestaan op dezelfde data als reeds genoemd in de jacht- data. In het geheele rijk zal de jacht niet worden geopend op hertenkalveren, reekalveren (t.w. reeën die in den loop van het kalenderjaar zijn geboren) benevens op korhennen, zwanen, bergeenden, eidereenden, duikers, kemphanen, wulpen, scholeksters, guitto's, tureluurs en waterhoentjes. Schrevelius, maar alsof hij de onjuiste opsiering van het feit heeft doorschouwd, schrijft hij in zijn „Harlemum" van 1647 slechts dit: „Er is een slagh geweest buyten Hillegom, omtrent het Manpat daar de Heer van Heemstede de victorie had tegen de moedwillige Vlamingen in den jare 1304." Ook de 18e eeuwsche Haar lemsche stadshistorieschrijver mr. van Oosten de Bruyn geeft bü dit eerste treffen den Van Leydenschen oorsprong van den naam Manpad. Intusschen had Mattheus Vossius, Vondels jonge vriend, in zün Annalen in den loop der 17e eeuw verschenen, ook het Van Leydensche verhaal de vaderlandsche geschiedschrijving binnengeloodst. En hp was de bron van den bewoner van het Huis te Manpad, die den slag van 1304 met die van 1573 vereeuwigd heeft in een gedenknaald op zün grond geplaatst in 1817 (Prof. David J. van Lennep). Hij noemt name- lük slechts deze bron in de voetnoten van zün geestig Latünsch gedicht op het buitenleven: „Rusticatio Manpadica (1796)" en spreekt daar in van „een verwoede zaak", van „de betere zaak die overwon" en van „opeengehoopte lijken" die den weg het Mannepad doen noe men. Merkwaardig is het dat zün zoon Jacob van Lennep in zün Geschiedenis van Neder land van 1865 een heel wat gematigder voor stelling ervan geeft: „Alles trok Haarlem uit en het was of den Vlamingen opeens al de moed benomen werd. Zü vluchtten met 'n haast zóó groot, dat er schier geen achterhalen aan was. Het pad, waarlangs de meesten gevlucht of waarop zü gesneuveld waren werd sinds het Mannepad genoemd." Waarschünhjk werd nij, voorzichtiger historicus dan zün klassieke vader, wat voorzichtiger doordat de welingelichte Jan Wagenaar den slag aan het Manpad in het ge heel niet vermeldt. De laatste vermelding in een uitgebreide vaderlandsche geschiedenis vindt men in Witkamp's Geschiedenis der 17 Neder landen van 1882, die nog schrüft over: „een zoo geweldige nederlaag, dat slechts weinigen den strijd overleefden". In onze dagen is de slag aan het Manpad totaal verdwenen uit de ge- schiedbeschrüving, zoowel van prof. Blok aan den N. Nederlandschen als van Pirenne aan den Vlaamschen kant. Intusschen gaven de Haarlemsche historie schrijvers het glorievolle wapenfeit hunner voorzaten iets minder gauw verloren. C. de Koning schreef in zün „Tafereel der stad Haarlem" van 1807 nog geheel in van Leyden schen geest. „Het eerste treffen tusschen het volk van Witte, zoo het schünt door jonge burgers dezer stad versterkt, had plaats bü het Mannepad.... en was zeer hevig. De gesneu velde Vlamingen lagen, naar het getuigenis der schrüvers hoopsgewüze op elkaar. Haarlem ver loor in dezen slag 21 mannen en had vele ge kwetsten behalve een schade van 2000 ponden, haar door dezen oorlog veroorzaakt." Mocht in zün „naar het schünt" al eenige twüfel schuilen, in 1883 schrüft F. Allan in zün Geschiedenis van Haarlem nog rustig; over In „Heemschut" troffen wü van de hand van architect A. A. Kok te Amsterdam een artikel aan over de restauratie van den gevel van perceel Houtmarkt 17, Haarlem, uitgevoerd door den aannemer, den heer J. P. A. Nelissen, dank zü den steun van de vereenigingen „Haerlem" en „Hendrick de Keyser" en den bond „Heem schut". Wij hebben destijds reeds uitvoerige mede- deelingen over deze gevel-restauratie geplaatst, zoodat wij volstaan met enkele gedeelten uit dit overigens zeer interessante artikel. De heer Kok schrüft dan, na uiteen gezet te hebben, de.t de gevel voorovergeknikt en door gezakt was, over de restauratie het volgende: Eerst werd de gevel flink gestut en in een raamwerk van hout gepakt. Toen werd alles wat los lag eraf genomen, dat zich beperkte tot den bovensten meter van den top. Toen werd, van boven naar onder, de gevel in gedeelten in den juister; stand gebracht. Dit geschiedde door op de plek waarop het gevelvlak moest schar nieren aan de binnenzüde sleuven te hakken; daarna wei d met binnengeplaatste schroeftakels de beweging tot stand gebracht. Heel langzaam en voorzichtig. Nadat een vak op zün plaats was gebracht, werd de scharniersleuf dichtgemetseld en een tweede vak onderhanden genomen. Het spreekt vanzelf dat de verbinding aan zümuren en ankers losgenomen werd en weer vastgezet moest worden. Na deze eigenaardige technische behandeling werden losse onderdeelen, scheu ren en dergelijke met oud materiaal bügewerkt. Als sluitpost werden de leehjke ramen ver vangen door nieuwe ramen met eenvoudige roe de-verdeehng en werd een eenvoudige nieuwe buitendeur aangebracht. Dat het onderraam zoo zonderling dicht op de straat is, komt doordat van Gemeentewege de kade kort geleden opge hoogd is. Zoo staat nu de aardige gevel Hout markt 17 te Haarlem weer voor vele jaren, 't Is een merkwaardig huis. Eind 17e eeuw. Een halsgevel met zijpilasters en voorspringende midden-risaliet. Een type dat op 't eerste ge zicht Amsterdamsch aandoet, doch waarvan geen voorbeeld te Amsterdam voorkomt en dat ook te Haarlem uniek is. De gevel is door de bewerking een plat vlak geworden, deugdehjk en sterk Hü is iets voor over blijver, staan, waaromdat hoort zoo. De onderpui is van later tijd. De oorspronke lijke pui zal een raamwerk van dit hout geweest zün met kleine ruitjes en linkjes. Doch daar was niets van over. De bovenvensters zullen kruiskozijnen geweest zijn of ramen met klein formaat ruitjes. Doch daar was niets van be kend. En omdat geen valsche antiquiteiten ver langd worden, werd zooiets niet gemaakt. De gevel is rechtgezet, in elkaar gebleven en dus behoudens enkele onbeteekenende stuk- „een hardnekkigen strijd, omtrent deze plaats (het Manpad) voorgevallen, waarbij de menigte der verslagen vüanden zoo groot was, dat deze laan den naam van het Manpad kreeg! Sinds dien is echter deze slag uit de boeken van alle serieuse geschiedschrijvers verdwenen, want het verjagen van de Vlaamsche onder handelende voorposten (zoo ze niet vanzelf het hazenpad kozen) is evenmin een veldslag te noemen als het opzeggen van de gehoorzaam heid aan den Vlaamschen graaf door Leiden, Delft en Schiedam, die op allerhandigste wüze zonder slag of stoot door diens onderhandelaars was verkregen, eenvoudig door intimeering (het goed Hollandsche woord is minder netjes) van stedeling en plattelanders „tot den Houte" toe. De zware strijd met de Vlamingen is in die dagen uitgevochten bü Zierikzee en in de groote Zuid-Hollandsche wateren! Zoo schrüft Prof. Blok: door den slag op de Gouwe (in Duive- land) in Augustus 1304 werd „Holland voor de Vlamingen gered". Het is echter natuurlük mogelijk, dat de naam Manpad samenhangt met de Noordelijk ste pleisterplaats der Vlaamsche „boden" zoo als Melis Stoke ze noemt, al zou men er dan allicht een meer karakteristieken naam voor verwachten, dan deze die ook zonder Vlamingen geheel past in een streek, waar een Visschers- pad, een Werkmanspad en een Heerenweg zün overgebleven. De vergrooting van het verdrüven der Vlaam sche onderhandelaars bij Hillegom is, gezien den feilen strijd bü Dordrecht en op en om Schou wen mogelijk het gevolg van een in de oude kronieken vaak voorkomende plaatsverwisseling ten bate van lokale historieschrijving. Nadat in het najaar van 1303 tusschen de Vlamingen en onzen Jan II een wapenstilstand van eenige maanden gesloten was, verklaarde Guy reeds vóór Paschen 1304 aan Jan II op nieuw den oorlog. Deze, oud en zwak, trok zich in het eveneens bedreigde Henegouwen terug en liet de regeering van zijn Noordelüke landen over aan zijn zoon Willem, die eerst kort te voren, tegelük met Witte van Haemstede en den lateren kranigen verdediger van Dordrecht Nicolaas van Putten tot ridder geslagen was. In Zierikzee verzamelde Willem III nu de hem trouw gezworen hebbende edelen en hun dienstmannen, waarop zich ook Friezen en Ken- nemers voegden. Toen nu de Vlamingen met vele schepen op het eiland Duiveland landden, pro beerden Willems troepen tevergeefs hen te ver drüven. Ja door de Hollanders in den rug aan te vallen behaalden de Vlamingen 20 Maart 1304 een volkomen overwinning. Het is begrüpelijk dat op het bericht van dit alles de schrik voor de Vlamingen overmacht den Hollandschen steden om het hart sloeg, vooral daar zü op geen hulp van hun graaf konden rekenen en de dapperste edelen in Zierikzee waren vastgehouden. Toen dus nu de slimme Guy zün „boden" door Holland „bede Poert ende Lant" d.w.z. stad en land liet rondgaan erkende men hem zonder slag of stoot als heer en waar hij on trouw aan dit woord van trouw vreesde als in jfcs metselwerk, die uit elkaar en nieuw gemet seld werden volkomen oorspronkelijk geble ven. Dit kan men niet meer restaureeren noe men, het is eenvoudig herstellen. En dat is waar we heen moeten, zoo besluit architect Kok. Bü een persoonlijke bezichtiging van den gevel zal ieder de grondige restauratie en het uitstekende werk van de heeren Kok en Nelissen zeer op prijs stellen, want het geveltje is thans weer een juweel van oud-Hollandsche schoon heid geworden. Naar wü vernemen is het aantal werkloozen in de gemeente Haarlemmermeer in de laatste weken zóó sterk gedaald, dat het mogelijk was de nog steuntrekkende werkloozen dezer dagen te werk te stellen. Voorwaar een aangenaam bericht! Toen Maandagmorgen een vrachtauto, bela den met dakpannen, vanaf den Leidschevaart- weg de Zandvoortschelaan inreed, viel een aan tal pannen van dien auto, waardoor een per rijwiel passeerende juffrouw aan het been werd getroffen en licht gewond. Na in een apotheek te zijn verbonden kon zij haar reis voortzetten. Bij de politie te Heemstede is aangifte ge daan van het vermissen van een heerenrüwiel uit het kerkportaal van de R. K. kerk aan den Heerenweg te Heemstede. Het bestuur van de zesde Nat. Lathyrus tentoonstelling die 7, 8 en 9 Juli te Aalsmeer gehouden zal worden, ontving bericht dat H. K. H. Prinses Juliana een groote zilveren medaille beschikbaar heeft gesteld. Met deze schenking hebben alle leden van het Koninklijk Huis van hun belangstelling doen blijken. Delft en Leiden deed hü gijzelaars meevoeren naar de steden aan den Hollandschen IJsel, waar hü voor zün Utrechtsche plannen troepen verzameld had. Van vechten is hierbü dus geen sprake ge weest. We kunnen dit gebeuren niet anders uit leggen dan dat Holland moreel gebroken was en zoo Guy's blijkbaar zeer handige afgevaardigden „boden" noemt Stoke ze er gemakkelük spel hadden. We kunnen ons zoo voorstellen dat Witte, als zoon van Graaf Floris V meer dan de Henegou wer Willem bekommerd was om het lot van Holland, met slechts eenige mannen op een kleine schuit zee kiest naar het Noorden en bij Zandvoort zün bomschuit op het strand weet te zetten. De gewone weg vandaar naar Haar lem was het nog bestaande Visscherspad, een duinweg, ook voor de spoorlün gevolgd, waar langs de Blinkert de hoogste top is. Hebben de Haarlemmers scherp uitgezien, dan kunnen zü Witte en zün mannen daar wel met het bloote oog hebben opgemerkt, al melden de oude kro nieken ook dit niet. In elk geval kregen de Haarlemmers van Witte's aankomst dadelük bericht. Op dien gedenkwaardigen Zondag in April trekken de Haarlemmers heer Witte tegemoet, gewapend zooals men in die dagen zijn heer- scher tegemoet trekt, die het land uit het ge vaar komt redden. Doch Witte gaat geheel anders te werk dan zü verwachten. Uit het geloofwaardig verhaal van Stoke blijkt hoe Witte als het ware door een diplomatieke tegenmanoeuvre Holland weer tot getrouwheid aan den graaf terug bracht, toen hij door zijn verschünen 't verzwakte vertrouwen in Willem's kracht en beleid weer had opgewekt. Van strüd bü Haarlem geen spoor. Wel hebben de Dorte- naars daarna de stad uittrekkend „met piken ende met stave", „menighen groten dagh" tegen de Vlamingen geleverd, zijn die van Leiden bü nacht naar Gouda getrokken om hun gijzelaars terug te halen, waarbij zü de in hun slaap over vallen Vlamingen de stad uitjoegen. In Schie dam hielpen zelfs „die wive" hen verdrijven. Geen wonder dat latere geschiedschrijvers ook bü Haarlem een dergelüken jacht op Vlamingen hebben verondersteld; maar tot „in den Houte" waren blükbaar toch te weinig Vlamingen ge komen om er een slag tegen te leveren. Op andere wijzen echter hebben de Haarlem mers wel degelük hun deel gehad aan het ver drüven der Vlamingen; want Stoke verhaalt hoe Witte met Kennemers en Friezen Willem bü zün aanval bij Dordrecht te hulp kwam en bü het ontzet van Zierikzee vermeldt hij het verongelukken van een Haarlemsch koggeschip. Van nabü hebben stellig ook Haarlemmers het feit gezien, dat zü op de Witte hebben getrans poneerd, dat namelük toen Willem voor den laatsten slag op de Gouwe zün volk moed in sprak een geestdriftig vaandrig de banier met den Rooden Leeuw omhoog hief en onder de kreten „Holland, Holland" zich door velen ge volgd in den strüd wierp. Een alleraardigst geval: onze lezers we ten, dat de Fransche priester Bethléem een zeer markante en onvervaarde figuur is in den strüd tegen de pornographie een strijd, welke in Frankrijk overigens geen over bodige luxe genoemd kan worden. Abbé Bethléem heeft het demonstratief a\ meermalen op een veroordeeling laten aanko men: om de aandacht der overheid op de wei nig smakelijke lectuur en de noodzakehjk- heid van de bestrüding ervan te vestigen, verscheurde hü in boekenstalletjes meermalen dergelüke „literatuur", wat hem met den strafrechter in aanraking bracht, want niet waar? men mag 'n andermans „goed" zóó maar niet vernielen. De abbé zet den strijd echter moedig voort, natuurlijk in de overtuiging, dat het kwaad, de zonde geen recht op bescherming heeft. Onlangs trok hü in een dagblad-artikel krachtig van leer tegen zekere pornographisch- aangelegde schrüvers; dientengevolge moest hü dezer dagen voor het gerecht verschünen en werd hij veroordeeld tot een boete van 500 francs en het betalen van een schadever goeding van 1000 frs. aan den bond van Fran sche romanschrüvers, die de aanklacht tegen hem had ingediend. De rechtbank was van oordeel, dat het door den abbé onlangs geschreven artikel, waarin hü een aanval deed op de Fransche romanschrü vers „zeer verrassend was voor de pen van een priester." De rechtbank vond de actie van abbé Beth- leém tegen obscure lectuur wel prijzenswaardig maar en nu komt het mooie!! zij kon hem niet toestaan, schade toe te brengen aan de reputatie vanachtenswaardige roman schrüvers. Voila,! De priester deed een goed werk door de mis dadigers, de belagers van de volkskracht aan de kaak te stellen, maar dewül hü door dit goede werk die misdadigers in hun portemon- naie gespekt door de misdaad benadeelde, moest de rechtbank hem veroordeelen tot een boete en tot betaling van een schadevergoe ding. 't Is prüzenswaardig, zekere boeven der sa menleving om hun boevenbedrüf te signaleeren en te bekapittelen, maar als die lievelingen door die prijzenswaardige daad in hun boevenbedrüf benadeeld dreigen te worden, dan is de man van de prijzenswaardige daad plotseling een strafbare individu geworden. Men mag, ja (zedelükerwüze gesproken) men moet de misdaad afkeuren en vervolgen, maar den misdadiger in de opbrengsten van zijn misdadig werk benadeelen, dat mag men niet! Het wordt hoog tüd, dat alle rechtbanken der wereld aangeklaagd worden, immers in haar strüd tegen het kwaad houden zü niet op, moordenaars, dieven, roovers, inbre kers en méér van die in een vo ledige en ge noeglijke samenleving onmisbare elementen te benadeelen. Of is het geen benadeeling, tot boeten ver oordeeld te worden? Is het geen benadeeling, maanden, ja, jaren in de gevangenis te wor den gepoot? De R. K. Bond van Woningbouwvereenigin- gen in het Bisdom Haarlem heeft een alge- meene vergadering gehouden in restaurant „de Greef" te 's Gravenhage onder leiding van den heer J. J. Velt, van Zaandam. Uit het jaarverslag van den secretaris, den heer A. J. M. Angenent te Haarlem, stippen we het volgende aan. Allereerst werden in herin nering gebracht de moeilüke omstandigheden, waaronder ook de woningbouwvereenigingen gebukt gaan tengevolge van de economische moeilükheden, zoowel wat betreft de stagnatie in 't tot stand brengen van nieuwe bouwplannen als de exploitatie van de reeds tot stand gekon.en woningcomplexen, wat zoowel door loonsverla gingen als werkloosheid, zeer wordt bemoeilijkt. Aangesloten zün thans 23 woningbouwveree nigingen met een aantal van 4593 woningen in exploitatie. De oprichting van een Centraal Instituut voor Volkshuisvesting, als instelling van het R. K. Werkliedenverbond is wel in voorberei ding, doch kwam nog niet definitief tot stand. Het vraagstuk van eventueele huurverlaging bleef de voortdurende aandacht vragen van het bestuur, waarbü echter wel bleek, dat aan de oplossing van dit vraagstuk vele moeilükhe den zün verbonden. Bü enkelvoudige candidaatstelling werden de aftredende bestuursleden, de heeren K. C. Don zen van Haarlem en H. Goedhart van Amster dam herkozen. Inzake het vraagstuk van de eventueele huur verlaging werden door den voorzitter uitvoerige mededeelingen omtrent den stand van zaken en eventueele mogelijkheden gedaan en door de vergadering van gedachten gewisseld, vooral naar aanleiding van het in de pers dienaan gaande gepubliceerde en de door den Minister aan verschillende gemeentebesturen gerichte circulaire. Het bestuur zal te dien opzichte di ligent blijven. Nadat bü de rondvraag nog vele actueele punten waren besproken, waarbü nog weer eens overduidelijk naar voren kwam hoe ver schillend de gemeentebesturen de zaken van den woningbouw beschouwen en geheel van elkaar afwijkende voorschriften geven of besluiten nemen, kon de voorzitter deze zeer geanimeerde vergadering onder dankzegging beëindigen, waarna een gemeenschappelüke excursie per touring-car volgde naar Voorburg, ter bezich tiging van de diverse door woningvereenigin- gen gestichte complexen. Programma van het concert op Woensdag 5 Juli 1933, 8 uur n.m., in de Vondellaan te Aer denhout. Dirigent Frits Schuurman: 1 Einzug der Gaste auf Wartburg, R. Wag ner; 2 Ouverture „Mignon", A. Thomas; 3 O, Frühling wie bist du so schön, P. Lincke; 4 Ballet „La Gioconda", Ponchielli; 5 Fragmen ten uit „Die Dollarprinzessin", O. Fetras. Pauze. 6 Ouverture „Si j'étais Roi", A. Adam: 7 Humoreske, A. Dvórak; 8 Fragmenten uit de Opera „La Tosca", G. Puccini, mmiimmmmnmnmmnmmmmnnmmimnimmnimminimnmimimmmmmunminimin minimum

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 5