Alexandrowitsch Bakoenin
wtfiaal van den dag
Het Geheim van
Sir Carew
EXAMENS
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
Weg met de werkloosheid Leve de
Nederlandsche ROBINSONschoen
Alle abonné's SSSJSt SSWJttSS»
DONDERDAG 6 JULI
Ook daar!
Nieuw model auto
Zout in Joego-Slavië
Bandieten aangehouden
Nieuwe ijsbreker
water_,naaJ jDe moordende
Willem van de Velde
Voor driehonderd jaar
Marmergroeve ontdekt
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN TWINTIG HET
De naam van sommige figuren uit de ge
schiedenis dringt begeleidende gedachten
naar voren, welke onafscheidelijk aan den
drager inhaereeren. Zooals Marechiavelli ge
dachten wekt aan politieke sluwheid, Robes
pierre aan stapels geguillotineerde lijken, plaatst
zich naast de figuur van den Rus Bakoenin het
benauwende woord: anarchie.
Als een gevallen engel stormt Bakoenin dooi
de 19e eeuw, driemaal wordt hij door de Euro-
peesche justitie ter dood veroordeeld, levenslang
wordt hij naar Siberië opgezonden en toch sterft
Bakoenin in een Zwitsersch ziekenhuis aaa een
vrij willigen hongerdood.
Oorspronkelijk officier in Rusland, studeerde
hy in Duitschland, waar hij de gevaarlijke
wijsbegeerte van Hegel leerde kennen. Men kan
Bakoenin niet beter begrijpen dan door hem te
zien als een dier figuren uit de Russische littera
tuur. Een chaos van menschelijke, van duivel-
sche en van engelachtige hoedanigheden. Zijn
stugge geest werd gegrepen door een brandende
idee, de brandende idee verteerde zijn heele
wezen, zijn doen en laten, zijn weten en kunnen,
zyn ziel en zijn lichaam. Een gevallen engel!
Dus geen flauwe en onverschillige persoonlijk
heid, met veel egoïsme, met gecamoufleerd fat
soen, met soepelheid van karakter, met neiging
tot verfijnd genieten, maar een brok, een gra
niet-harde brok ongenaakbaar idealisme. Want
er is een achttien karaats idealisme voor noodig
om een welverzorgd leven te laten varen, om te
breken met eeuwenoude traditie, om den dood
en de verbanning te trotseeren voor zijn over
tuiging. Laten we toch niet minachtend op deze
karakters neerzien, het zijn helden, al moeten
we verwerpen wat ze najagen, al moeten we
bestrijden wat zij beoogen, al moeten we hen
gevangen nemen en verbannen, het blijven rid
ders van den geest, strijders voor wat zij goed
en eerlijk gelooven.
Bakoenin's element was een toestand van re
volutie. De Polen helpt hij in hun strijd tegen
de Russen, in Praag strijdt hy aan de zijde der
Tsjechen tegen de Oostenrijkers en in 1849
heemt hy deel aan de woelingen te Dresden,
waar hij lid was der revolutionnaire beweging.
Gevangen genomen, wordt hij nu eerst door de
Duitsche, daarna door de Oostenrijksche en ver
volgens door de Russische regeering ter dood
veroordeeld. Dat was in 1851, doch zijn mach
tige kennissen bewerken een gratieverleening,
de ter dood veroordeeling wordt gewijzigd in
een levenslange gevangenisstraf. Bakoenin
verdwijnt naar Siberië. Zal hy er sterven? Geen
sprake van, ijl 1861 verschijnt hij plotseling te
Londen, hij komt uit de hel der verbanning,
dieper in zijn haat tegen de bestaande orde,
vaster de overtuiging dat zijn principen het
eenige redmiddel voor de menschheid vormen.
Bakoenin is geen man van fyne woorden, geen
Kamergeleerde, hy is een barricade-held. De
roode vlag in de vuist met schaterenden lach
ln den kogelregen, zijn lange haren wapperend,
de geïncarneerde apocalyptische ruiter. Vlam
men ryzen om hem op, brullende scharen drin
gen zich om hem heen, gloeiende kreten wellen
op uit zijn machtige borst. Hij is krachtig, een
reus van gestalte, woest, ruw, maar fier en
grootsch. Prof. Quack zegt: „Wat donkere gan
gen hy opgaat, hy is biymoedig. zyn lach weer
kaatst toch overal. Er biyft by al zijn op de
oppervlakte ten toon gespreid materialisme een
mystieke trek in zijn persoon. Hy behoort tot
het ras der Simsons. Hij schudt aan de pü-
lers van den tempel der orde en die zuilen kra
ken".
Zyn geliefkoosde spreuk was: „den duivel
moeten wij in het lijf hebben." Bakoenin had
een flink quantum zelfs. Op de barricaden vocht
hy als een duivel, op het podium ging hij zijn
tegenstanders met al het vuur dat in hem lag
opgehoopt, te lijf. Ook in den woordenstrijd
■was Bakoenin een titaan en zijn felste vijand
^vas niemand minder dan Karl Marx. Nooit
voelde iemand zich zwaarder beleedigd dan
onze anarchist, toen Marx het durfde wagen,
hem, den driemaal ter dood veroordeelden op
standeling, verdacht te maken als een Rus
sisch spion. Hü rust niet, voordat een jury
van tien leden hem op het internationaal con
gres te Bazel van iedere verdenking zuivert,
met algemeene stemmen eerherstel geeft en
het lasteriyke der aantijging vaststelt.
Bakoenin strijdt voor het proletariaat, de ar
beidende massa heeft hij liefgehad met een
heet verlangen; hy droomde van onafzienbare
revolutionnaire scharen, die hij zou aanvoeren
tegen de bestaande orde. Hij sticht de „Alliance
internationale de la démocratie-sociale", waar
van de kern gevormd wordt door de Zwitsersche
horlogemakers. Verdert ryt zich 'n groot aantal
gedeclasseerde intellectueelen, een groot aantal
verarmde boeren om de suggestieve helden
figuur. Hij is de bolsjewiek, bereid de macht
te grijpen met alle middelen, welke hem ten
dienste staan. Eén ding zit Bakoenin dwars,
hy voelt dat het Europeesche proletariaat niet
met den echten revolutiegeest is bezield. Hij
Weet dat het Communistisch manifest van 1848
reeds binnen 20 jaren tyds is versleten. Hij
Weet ook, dat het de groote magiër is te Lon
den, Karl Marx, die daarvoor aansprakeiyk
moet worden gesteld. Want Marx wilde door de
orde tot de „Communio bonorum", Bakoenin
door de wanorde; Marx wilde door een natuur
lijke ontwikkeling de vrucht van het socialisme
laten rypen, om ze daarna te plukken; Bakoe
nin kent maar één middel: toeslaan, onver-
biddeiyk toeslaan, saboteering, Staking, rel
letjes, terreur. Vooral geen compromis, vooral
geen besmetting met de bestaande orde, vooral
geen loven en bieden. Alles: of de dood!
Geen wonder, dat spoedig de groote schei
ding werd voltrokken. In Den Haag viel de slag
op het vijfde congres der eerste Internationale
ln het jaar 1872. Bakoenin haatte ieder gezag
Marx eischte een onbeperkt gezag. Voortaan
trokken socialisten en anarchisten gescheiden
op. Bakoenin is de meest typeerende leider en
geestelijke inspirator geweest van het anar
chisme.
Pater Pesch geeft de volgende formuleering
zijner ideeën:
Als onmisbare voorwaarde voor het anar
chisme geldt voor Bakoenin het moderne atheïs
me, in het bijzonder het vermaterialiseerde
Darwinisme. De ontwikkeling van den mensch
gaat uit van de animaliteit en zij eindigt in
de humaniteit. Van de andere apen is de eerste
mensch, de Pithecoanthropos onderscheiden
door zyn vermogen om te denken en tot op
stand te komen. Dienovereenkomstig zijn er
drie levenselementen: de animaliteit, de ge
dachte en de opstand die tot vrijheid voert.
Godsdienst en revolutie zyn onverzoenbare te
genstellingen. De houding van anarchisten te
genover den godsdienst is derhalve vanzelf aan
gegeven. „De idee van God," zegt Bakoenin,
houdt in de terzijdestelling van het mensche-
lyk verstand en van de rechtvaardigheid; het
is de meest besliste negatie van de menscheiyke
vrijheid en leidt noodzakelijk tot slavernij van
de menschen, zoowel in de theorie als in de
practijk. Derhalve geen heerschappij van God
over ons, maar ook geen heerschappij van den
mensch over den mensch! De vrijheid van den
mensch bestaat uitsluitend daarin, dat hij de
natuuriyke wetten volgt, omdat hü die zelf als
zoodanig erkend heeft, en niet omdat zy hem
van buitenaf door een vreemden wil worden op
gelegd, onverschillig of dit een goddelijke, een
collectieve of een individueele wil is. Wij ver
werpen elke wetgeving, elk gezag, en ieder ge-
privelegieerden, gepatenteerden, officieelen of
wetteiyken invloed, ook wanneer deze uit het
algemeen kiesrecht ontsproten is, temeer daar
hij slechts aan een heerschende en uitbuitende
minderheid zou kunnen ten goede komen, in
strijd met de belangen van de groote onderdruk
te meerderheid.
Dus anarchie is het doel! De staat moet wor
den afgeschaft! Daar iedere staat echter be-
teekent heerschappij, en heerschappij be-
heerschten veronderstelt, is ook iedere staat
een moordenaar van de vryheid.
Niet in den vorm van den staat, maar in zyn
wezen is zijn despotisme gelegen. Reeds Herzen
had den republikeinschen regeeringsvorm „den
laatsten droom van de oude wereld" genoemd.
In de plaats van den staat moet derhalve ko
men de volmaakt staatlooze, vrije maatschappy.
Dan zyn er geen klassenverschillen, geen heer-
sehersverhoudingen meer.
Tegelijk met den godsdienst houden ook de
godsdienstige tegenstellingen op te bestaan.
Maar ook de verscheidenheid van rassen en
naties verliest hare beteekenis. Reeds in 1848
had Bakoenin in zyn oproep aan de Slaven het
denkbeeld van een algemeene verbroedering van
het menschdom met geestdrift verdedigd. Ook
later, als lid van het Centraal Comité van de
Berner vredes-liga, streed hy voor het denk
beeld eener vrye federatie van alle Europeesche
naties. Dit streven houdt verband met de voor
stelling, die Bakoenin zich gemaakt had van
het in alle menschen aanwezig zynde solidari
teitsgevoel. Slechts dan kan de door dit soli
dariteitsgevoel bestuurde mensch zich vry ge
voelen, wanneer hy ziet, dat alle andere men
schen zich in dezelfde vryheid mogen verheu
gen. Van het solidariteitsgevoel verwachtte Ba
koenin de bereiking, zonder dwangmiddelen
van een gelukkige ordening in de anarchisti
sche maatschappy, op soortgeiyke wijze als
Proudhon zijn verwachtingen had opgebouwd
op het den mensch aangeboren spontaan wer
kende rechtvaardigheidsgevoel.
Ten aanzien van de economische kwestie stelt
Bakoenin zich tevreden met het vooruitzicht
op de vrije vereeniglngen der arbeiders ln de
anarchistische samenleving. Plaatselijke groe
pen van personen, die zich vry aaneensluiten
tot arbelders-coöperatie3 en hunne coöpera
tieve verhouding naar goedvinden wederom op
heffen, die zich ook tot grootere bonden kun
nen vereenigen, stellen zich in het bezit van
het kapitaal, produceeren zonder dwang, maar
ook zonder zelf dwang te mogen uitoefenen, een
inrichting, die, volgens Bakoenin's oordeel, den
arbeider het volle product van zyn arbeid
waarborgt.
Nauwkeuriger uiteenzetting echter van de
organisatie in de anarchistische toekomst ver
mijdt Bakoenin, en wijselijk stelt hij zich tevre
den met meer algemeene aanwüzingen. Is de
bestaande staat ten val gebracht, dan volgt al
het overige vanzelf. Slechts moet het ontstaan
van een of anderen nieuwen staatsvorm onvoor
waardelijk worden belet.
Zoo zien wij in Bakoenin werkelijk den apos
tel Van de wanorde, niets was te dol, niets on-
geloorloofd, als het kon voeren tot anarchie-
Hij preekte zyn idealen vooral onder de jeugd,
hy riep de Russische studenten op om „onder
het volk" te gaan en sinds Bakoenin kende men
in het Czarenryk de „Narodniki", zy die on
der het volk gingen. Duizenden gingen naar
Siberië, maar de Narodniki bleven voortbe
staan, tot in 1917 de groote kladderadatsch uit
brak. Bakoenin was ook een groot vriend der
Nihilisten, wier practyken hy aanmoedigde en
als heldendaden rondbazuinde. Want, leert Ba
koenin, de revolutionnair moet breken met al
les wat hem lief is en dierbaar, hy mag zich
niet bekommeren om wet en zeden, om familie
en om staat, om vreugde of om leed, zyn taak
is de algeheele destructie. Biyft hy leven, dan
is het om de destructie des te zekerder te ma
ken; gaat hij dood, dan is het in dienst der
verwoesting
Ziehier het evangelie van den waanzin, en
zooals we geen krankzinnigengesticht voorby-
gaan, zonder een opwelling van medegevoel, zoo
kunnen we ook aan die verdwaalden van het
anarchisme niet anders denken dan met mede-
ïyden voor hun verblinding.
F. d. K.
Te Silute in het Memelgebied heeft een ver
gadering plaats gehad van een politieke groep
onder leiding van von Sass, welke zich noemt
„Christelijk-Sociallsten" en welke beweert zich
te inspireeren naar de Hitleriaansche ideeën.
3000 aanhangers van von Sass waren aan
wezig om naar de rede van hun leider te luis
teren, die de doeleinden en de actie der bewe
ging uiteenzette.
Echter waren ook aanwezig een zestigtal jon
gelieden in uniformen van de groep, die zich
onlangs van von Sass heeft afgescheiden en
zich geschaard heeft onder leiding van dr.
Neumann.
Na een hevige woordenwisseling ontstond een
bloedige vechtpartij. De groep van dr. Neu
mann werd uit de vergaderzaal gejaagd en
achtervolgd, en met vuurwapenen en messen
ging men elkaar te lijf, waarbü een jongeman
door messteken zeer ernstig gewond naar het
ziekenhuis moest worden overgebracht.
De politie stelt een gestreng onderzoek in
naar deze onregelmatigheden ten einde de
schuldigen te straffen.
Een groep buitenlandsche auto-deskundigen
heeft eindt April een nieuw model auto ge
bouwd, genaamd Pick Up.
De eerste „Piek up" wHgen heeft reeds deel
genomen aan den 1 Mei-tocht naar Moskou,
welke doe de „Prawda" was georganiseerd.
De wagen is zoo gebouwd, dat na wegneming
van de 6 zitplaatsen uit den personenwagen
een vrachtauto ontstaat.
Hy is gemaakt van pijnboomenhout en heeft
als kenmerkende eigenschappen dat hy elke
oneffenheid in den weg gemakkeiyk overwint.
Hy kan een snelheid van 100 K.M. per uur
ontwikkelen. De automobielfabriek te Gorky
zal dit jaar 600 van deze wagens afleveren.
De zoutproductie in Joego-Slavië is niet vol
doende geweest voor de behoeften van de bin-
nenlandsche markt, en derhalve heeft de di
rectie der staatsmonopolies maatregelen ge
troffen om hierin verbetering te brengen.
Derhalve wordt aan de oevers van de Adria-
sche Zee een zoutveld aangelegd met een opper
vlakte van 1000 H.A., dat in 1934 voltooid zal
zyn, en een jaarlijksehe productie zal hebben
van 50.000 ton.
Men verwacht dat deze productie voldoende
zal zijn om den invoer van buitenlandsch zout
te verhinderen.
Dimiiiiiiiimiiiiiii
iiimimumimiim
Elke maand brengt iets bijzonders,
Naar de tijd het al beschikt-
Jonge groente, malsche kersen,
Visch gezouten of geblikt.
En het voordeel is, natuurlijk,
I Dat de mensch zich eens tracteert,
Zoodat zelfs het kalme leven
Van den stadsmensch varieert.
1 Deze maand heeft ook iets eigen
Iets apart en iets frappant,
Namelijk het lief rubriekje
Van Examens" in dg krant!
Elfasn dap een trosje namen,
Van het Gym of H-B.S.
En van verder heel wat scholen,
Dat nu klaar is, met succes.
En tot lof der candidaten,
Die gekweld zijn en geplaagd, I
Staat bescheiden in den aanhef
Slechts dit eene woord: geslaagd!
Afgedrild en goed geproefstoomd,
Nuttig voor de maatschappij,
5 In het hart verrukt, verzaligd, i
Want de leertijd is voorbij!
Maar een gróóte schaduwzijde I
Brengt het laatste goed rapport: 1
Dat het onbezorgde leven
Hiermee afgesloten wordt!
MARTIN BERDEN
((Nadruk verboden)
üiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiMiiiiiiiiiiimmiiri
De bladen bevatten een communiqué, inhou
dend, dat Joego-Slavische grenswachten in het
gebergte vier Albaneesche bandieten ontmoet
hebben, die heimeiyk de grens in het district
Bar waren overgetrokken. Twee hunner werden
gevangen genomen en een daarvan werd ge
wond.
De beide anderen wisten te ontkomen, doch
werden later gegrepen.
Zij verklaarden poststukken te hebben willen
ontvreemd en beraamden een overval op de
directie der zout-mynen van Bar.
De nieuwe' in Denemarken voor de Sovjet-
Unie gebouwde ijsbreker „Tsjeljuskin" is in Le
ningrad aangekomen. Hy heeft een inhoud van
7000 ton en de machine is zoo gebouwd, dat zij
een belangrijke besparing aan brandstof geeft.
Aan den boeg van het vaartuig bevindt zich
een perron voor vliegtuigen.
Men is thans met de lading van den ijsbreker
begonnen, waarna het vaartuig onder leid'ng
van professor Schmidt den grooten toch', gaat
ondernemen over den Noordeiyken zeeweg van
Archangel r.aar Wladiwostock.
aai.'.»".
Op een warmen achtermiddag, toen
de zeeolifant een beetje lag te dutten
op het zand, zagen Robbie en Topsy
toe hoe Willy Woensdag op den rug
van het dier klom en daarop rustig
png liggen alsof hij op een canapé lag.
„Wat doe je daar boven," vroeg
Topsy.
„Ik ga hier een lekker slaapje doen
inplaats van op de rots," antwoordde
Willy. „Het is veel prettiger op den rug
van een zeeolifant te gaan slapen."
Maar toen Willy, op zyn manier, een
slaapje deed, had hy vergeten, dat de
vloed in aantocht was en toen hy wak
ker werd, was de zee-olifant omringd
door water.
Robbie en Topsy waren juist terug
van hun wandeling, toen Willy hun
toeschreeuwde
„Zeg tegen Vrüdag, dat hij hier da-
delük met een boot komt."
„Dat is niet noodig by zoo'n dikken
jongen," lachte Topsy hem uit, „ga
maar op Je buik liggen, je drüft toch
en dan kun je dat beetje water wel
overkomen."
(Morgenavond vervolg)
(Ingezonden Mededeeling)
Mm spreekt van moorden met een dolk
of welk ander wapen of voorwerp ook,
3och een vermoorden met water, zonder
verdrinken te bedoelen, is minder gebruikelijk
en vele menschen séhijnen geneigd in een der-
geiyk geval naar geheimzinnige oorzaken te
zoeken.
Ik reisde in den restauratiewagen van Brad
ford naar Londen met een jongeman, die zeide
my te kennen en vele malen mijn wetenschap
pelijke séances op illusionistisch gebied te heb
ben bygewoond. We spraken over allerlei oc
culte onderwerpen, en hy vroeg my of ik ge
loofde, dat er geesten bestonden die tot hande
lingen in staat waren, welke practische gevol
gen hadden. Ik ontkende, en zei ook waarom ik
dergeiyke beweringen niet geloofde. Hy glim
lachte. „Ik vraag dat," zei hy, „omdat ik er
anders over ben gaan denken. Ik woon namelijk
op een landhuis in Yorkshire met mijn vader
en grootvader. Mijn grootvader is 83 jaar, en
een bijzonder krasse en levendige man. zyn ver-
standeiyke vermogens zyn niet in het minst
geschokt, doch hij zweert, dat als hij den laat
sten tyd maar even inslaapt er voortdurend,
doch onregelmatig, een droppel water op zyn
voorhoofd valt, en een geest hem dreigt te ver
moorden. Hy is er hoogst zenuwachtig door ge
worden, en de laatste dagen is hü zelfs besllsi
ziek te noemen."
„Wel," zei ik, „als er droppels water vallen
terwijl hij slaapt, waarom heeft men dan het
bed niet laten verplaatsen?"
„Dat is gebeurd," antwoordde hij, „het bed
heeft thans vrijwel op iedere plaats in de ka
mer gestaan, doch de resultaten bleven de
zelfde."'
„Dat is heel interessant," gaf ik toe, „over een
paar dagen moet ik'weer in. Bradford zijn. Als
u mij uw adres geeft, wil ik graag die geheim
zinnige kamer eens komen zien."
Een week daarna berichtte ik den jongeman,
dat ik hem zou bezoeken. Hij kwam me met een
rijtuig van het station afhalen en vertelde, dat
de toestand onveranderd gebleven was, doch
voor zijn grootvader onhoudbaar, en dat de man
slechts zyn vertrouwen in mij had gesteld. Hun
huis was een schitterend oud buiten; de ligging
en inrichting gaven het alle recht er een eigen
„geest" op na te houden! Ik maakte kennis met
den vader, een stuggen doch hartelyken man
van ongeveer zestig jaar, en na den maaltijd
gingen we den grootvader in de mysterieuze
kamer bezoeken. De oude heer zat in bed een
bord soep hoorbaar naar binnen te werken. Hij
was een tandelooze, inderdaad krasse grysaard
en droeg een rood flanellen slaapmutsje.
„Dus u komt me van mijn kwelgeest verlos
sen?" riep hy uit. „Ik zou er u niet dankbaar
genoeg voor kunnen zyn
Ik ondervroeg hem nauwkeurig naar de ver-
schynselen, welke hij had opgemerkt, om te
kunnen constateeren in hoeverre er sprake was
van suggestie.
„Wat er gebeurt?" riep hij uit. „Als ik dat
wist, had ik u niet noodig, dan had ik zelf wel
mijn maatregelen genomen. Het eenige wat ik
weet is, dat, zoodra ik ga slapen en insluimer,
ik weer gewekt wordt door een droppel water,
die telkens op mijn voorhoofd valt. Myn nacht
muts en mijn kussen zijn er dikwijls totaal nat
van. Maar die hier denken, dat ik hun wat
voorlieg", en hij wees op zyn zoon en kleinzoon.
Intusschen kwam ik tenslotte te weten, dat
het droppelen van water onregelmatig voor
kwam, maar niettegenstaande het bed onop
houdelijk was verplaatst, toch aanhield. Van
suggestie kon by den ouden man geen sprake
wezen; van lekken kon evenmin sprake zijn,
dat was ook spoedig vastgesteld. Echter be
vreemdde my het meest, dat de droppel water
niet altijd midden op het voorhoofd viel, maar
ook wel eens op den neus of kin of wang, en
ook soms nachten lang wegbleef. Ik poogde den
grysaard over te halen in een andere kamer en
in een ander bed te gaan slapen, doch dat wei-
geide hij pertinent. Met de bekende styfkoppig-
heid van oude menschen, hield hy vol alleen te
willen rusten en sterven in het bed, waarin ook
eens zyn vrouw gerust had en gestorven was.
Ik besloot de zaak te overdenken en den vol
genden dag nog eens een nader onderzoek in
te stellen. Doch dit besluit bracht al evenmin
een oplossing als myn eerste pogingen op den
volgenden dag zelf. Ik onderzocht de kamer
boven het „spook"-vertrek en vond niets. Het
was er kurkdroog en de vloer vertoonde geen
enkel gaatje of andere aanwijzing, waardoor het
mogeiyk zou zyn, dat een droppel water vlei.
Ik ging terug naar de kamer van den ouden
man en vond, dat hij naar beneden was gegaan
eij rustig in de bibliotheek zat te dutten. Ik was
dus vrij en ging op mijn gemak zitten peinzen.
Daar het water onmogeiyk van buiten af kon
komen, moest het dus in de kamer zelf zyn oor
sprong vinden. Plotseling schoot me een idee
te binnen. Ik trok myn schoenen uit en ging
op het bed liggen. Ik lag eenige oogenblikken
met de grootste oplettendheid af te wachten. Ik
gevoelde langzaam een besliste neiging om mil
naar het midden van het bed en naar het
hoofdeinde te bewegen. Ik gaf er aan toe, en
kreeg nadien dezelfde neiging terug. Toen stond
ik op en onderzocht het bed. Ik vond, dat ik
door myn bewegingen absoluut midden in het
bed en geheel aan het hoofdeinde was komen
te liggen en de oorzaak daarvan was, dat de
houten matrasbak aan het voeteneinde een
stukje hooger lag dan aan het hoofdeinde; en
dat men zoo'n sterke neiging kreeg om in de
richting van dien afhellenden stand zich te
verplaatsen, werd verklaard, doordat de oude
heer een waterbed gebruikte om doorliggen te
voorkomen. Ik vond deze resultaten van ge
weldig belang; immers de stand van de matras
bevreemdde my in dit speciale geval, maar bo
vendien had ik nu water ontdekt, dus de mo
gelijke bron voor de droppels. Ik ging nu op
nieuw in het bed liggen en constateerde dat ik
tenslotte recht onder den ronden knop lag van
het groote ornament, dat het rijk bewerkte
ouderwetsche ledikant sierde. Toen dacht ik
er aan, dat de oude man een nogal zenuwach
tige, stootende wyze van bewegen had en ik
maakte ook eens een dergelijke schokkerige be
weging, zooals men in den slaap wel meer doet.
En plotseling, volgend op myn beweging, viel er
een droppel water midden op mijn voorhoofd.
Het raadsel was opgelost, de droppel viel uit
het midden van den bol in het bedornament-
Spoedig was de betrekkelyk eenvoudige con
structie gevonden, een rubber buisje van het
waterbed naar het zorgvuldig in het midden
van den bol geboorde gaatje; door den schuinen
stand van het
bed, zakte ook
het hoofdeinde
en was iedere 7
schokkende be- CLVOppel
weging voldoende
om een droppel-
tje water uit den bol te persen.
De verbazing, maar ook dankbaarheid der be
trokkenen behoef ik niet te verhalen; mij was
voldoende dat ik den „geest" had ontdekt en
mijn beweringen had bewezen. Doch de groot
vader en zoon en kleinzoon dachten nog aan
iets anders. Er moest een dader zijn voor deze
vreeselijke poging tot moord.
Korten tijd later werd mij bericht, dat de
oude huishoudster, een stille en zwijgzame
vrouw, bekend had de schuldige te zijn. Zij had
reeds jaren op wraak gezonnen, omdat de oude
man haar niet in zijn testament wilde betrek
ken. Er was echter nooit eenig wantrouwen
tegen haar ontstaan, daar zy altyd even zacht
zinnig en vriendelijk voor den man was en ge
heel alleen steeds hem verpleegde en verzorgde.
Van een „geestgeschiedenis" was dus allerminst
sprake, of het moest in dit geval de misdadige
geest dezer vrouw zyn, welke duideiyk bleek uit
de geraffineerde wijze, waarop zij haar wraak
plan had uitgedacht.
Dezer dagen was het driehonderd Jaar gele
den, dat te Amsterdam werd geboren de schil
der Willem van de Velde, bijgenaamd de Jonge,
zoon van Willem van de Velde, bygenaamd de
Oude.
Deze schilder koos voornamelyk de zee tot
onderwerp van zyn schilderijen en behaalde als
zeeschilder een groote reputatie. Hy werd ge
boren uit Vlaamsche ouders, die in de zestien
de eeuw naar Holland uitweken en zich te
Leiden vestigden. Het huwelijksleven van den
vader is nogal rumoerig geweest. Het kwam tot
een scheiding tusschen hem en zyn vrouw Ju
dith, waarna hy de zee koos in dienst der
Nederlanden. De zoon werd toevertrouwd aan
een vriend, den schilder Simon de Vüeger, die
Willem meenam naar Weesp. Daar leerde de
jongeman een meisje kennen, Petronella la
Maire, met wie hy na een korte kennismaking
in het huwelyk trad. De vader hertrouwde in
1656 met Magda Walraven uit Amsterdam,
waarna hy door Karei II naar Engeland werd
geroepen. Van tyd tot tyd zond de zoon een
schildery aan zyn vader, zoodat hü spoedig een
goeden naam kreeg aan het Engelsche hof.
Het uiteindelyk gevolg was, dat hy naar Lon
den werd geroepen en rustig tegen een jaar
wedde kon werken.
Reeds op zijn vler-en-twintigste jaar maakte
hy bewonderenswaardige schilderyen, die bijna
steeds de zee en de luchten irt beeld brachten.
Vader en zoon vestigden zich te Greenwich en
schilderden er lustig op los. Daar bestudeerden
zij dagelyks de wateren van de Theems en de
mooie zware Engelsche luchten. Maatschappe-
ïyk waren zy zeer welgesteld en bijzonder in
aanzien. Toen de oude Van de Velde in 1693
overleed, werd hij met groote praal en onder
officieele deelneming begraven.
Na den dood van den vader trok de zoon
weer naar Holland, vermoedelijk in de ver
onderstelling dat het jaargeld niet verder zou
worden betaald, maar nauwelyks had hy het
tegendeel vernomen, of hy ging terug naar
Engeland.
Hy kende slechts één bezwaar bij de ont
vangst van deze officieele toelage en dat was
de verplichting om nu en dan officieele stuk
ken te schilderen, die niet zyn volle sympathie
en liefde hadden. In het palels van Hampton
Court hangen nog verschillende van deze wer
ken.
In 1707 overleed de jonge v. d. Velde, wiens
ïyk naast dat van zyn vader werd begraven.
Op beider graf werd enkeje jaren geleden
een gedenksteen onthuld.
Naby Tetovo is onlangs een ryke groeve van
onyx-marmer ontdekt, welke de eenige in
Europa zal zün.
Wel bestond er reeds een marmer-groeve ln
Joego-Slavië, doch de kwaliteit van het mar
mer was zeer middelmatig.
De exploitatie van de groeve zal terstond be
gonnen worden.
28
„Ik vermeen, dat mijn nichtje je nog niet
aangenomen heeft. Ik denk, dat het je mis
schien geen goed zou doen, als Sir George en
Lady Carew afwisten van onze vroegere
vriendschap. Zoo'n geflirt met een actrice wordt
altyd als iets minder fraais beschouwd."
Meesterlyk wist hy dezen slag te paxeeren
door het kalme antwoord:
„Sir George en Lady Carew zijn my zeer
gunstig gezind. En lk kan zeker niet anders
dan trotsch zijn op de omstandigheden, waar
onder ik de eer had, hun nichtje te ontmoe
ten."
Met een buiging trok hy zich terug.
Vashti Dugarre keek hem na, balde de vuist
en prevelde vol bitterheid:
„Alsof ik niet wist, dat dat kind hem toch
afwijst. Haar hart gaat uit naar een ander
Was dat geld van dien ouden man maar van
mijwas ik maar in de plaats van dat schepsel
tje, dat niets om hem geeft en voor wie hy ook
fciet voelt!"
HOOFDSTUK XIX
Daar de groote stoel in de bibliotheek de lie
velingsplaats was van Sir George en daar dit
vertrek ook iets bijzonder hüiselyks en gezel
ligs had. zat de familie dikwijls daar byeen.
Het was de eerste waarlijk kille herfstdag
geweest en Lady Carew, die zeer kouwelijk was,
had overal vuren laten aanleggen. In de biblio
theek brandde zelfs een knappend houtvuur.
Sir George zat te rooken, Lady Carew te
handwerken, miss Dugarre te lezen en Lucinda
was aan het naaien, terwyl Charley met be
wonderenswaardig geduld een knoop uit zijn
vischlijn zat te maken en Mr. Wyckam aan 't
-brieven schrijven was, aan de schrijftafel.
Patty zat op een haardkussen naast den stoel
van haar vader behaaglük in de vlammen te
turen en philosopheerde:
„De zomer is heerlük, maar de winter is
toch ook wel gezellig! Wat zal dat een mooi ge
zicht wezen, als Garthdale en de heuvels over
dekt zyn met sneeuw! Mr. Rutland zegt, dat
het hier begin October ai kan sneeuwen, en
vandaag is het 30 September."
„Nu, ik hoop anders maar, dat wij niet veel
sneeuw krijgen," meende de lady. „Dat ben jij
zeker wel met my eens Vashti?"
„Ik zou het eigenlijk niet kunnen zeggen,
tante, want ik heb nog nooit een winter in
Engeland doorgebracht."
„O, Pats vindt het al weer heerlijk, zoo'n
sneeuwbuitje, hè, kind? Zy is met alles even
zeer ingenomen en dat maakt haar juist tot
■ons zonneschijntje....! Maar, propos, van
Rutland gesproken, we hebben hem in geen
week gezien. Hoe komt dat?"
„Hü heeft het zeker weer zoo druk op de fa
briek," viel Charley in. „Ja, het is nu juist een
week: we hebben hem voor het laatst gezien,
op den dag, dat Brabazon naar Baronswold
ging."
„Och, dat is waar ook! Nu denk ik er ineens
weer aan: ik kreeg vanmorgen een enkel let
tertje van Brabazon by mijn brieven, Alice. Hy
hoopt terug te komen, schrijft hij, óf van
avond óf morgen. Hij kon den tijd niet precies
bepalen, omdat Mrs. Brabazon ln het geheel
niet goed is."
„Wanneer is zij nu wèl goed?" spotte Patty.
„Als plichtgetrouw zoon moet Mr. Neil dan
toch super-intendeeren over de verpleegster,
die te hulp geroepen wordt bij dat interessante
geval. Verbeeldt u, dat Mrs. Brabazon nu eens
wèl goed werd, dan zou zü immers in het ge
heel niet meer interessant wezen!"
„Lieve kind, Mrs. Brabazon heeft zeker een
slechte gezondheid," antwoordde Lady Carew.
„Dit alleen kan dan ook de reden zijn, dat Mr.
Neil langer is weggebleven, dan hij van plan
was. Niemand weet beter dan JU, dat hij zich
door niets anders zou laten terughouden."
„Hoort u eens moes, ik heb al eens meer ge
zegd, dat ik niet met hem geplaagd wil worden;
zélfs niet door u! Mr. Brabazon komt terug.
Nu, als het zoo ver is, zal het nog tyd genoeg
zijn, om mij daarmee te kwellen, of hem my te
laten kwellen!"
„Misschien zou je graag toch even den brief
van Mr. Brabazon zien, Allee?" vroeg Sir
George. „Zeg, Wyckam, krik eens even tus
schen myn papieren op tafel."
De gouverneur deed dit en trad een oogen-
blilc later naar den grooten stoel, waardoor zyn
gelaat volop verlicht werd door den gloed van
het vuur.
Terwijl de baronet het epistel van hem over
nam, vroeg hij verschrikt:
„Myn hemel, man, wat scheelt er aan? Je
ziet zoo bleek als een doek!"
In een ommezien waren aller oogen op hem
gericht en Mr. Wyckam prevelde een excuus:
dat hij niet gewoon was aan zulk een sterk ver
warmd vertrek, maar dat het wel dadelyk over
zou zyn.
Alleen de blik van Vashti Dugarre volgde
hem, toen hij zich weer aan tafel zette en zich
over zijn brief boog. Een vreemde glimlach
speelde haar om de lippen en zij vroeg zich af,
wie van hen beiden wel het meeste leed in het
vooruitzicht van den terugkeer van Neil Bra
bazon.
Er volgde een oogenblik stilte. Lady Carew
las den brief en zonder er verder iets van te
zeggen, schoof zy 'm toen weer in de enve
loppe.
Ineens klonk Lucinda's hooge stem:
„Hè, Patty, ik dacht, dat ik nog een klosje
wit by my had. Maar wees jij nu eens zoo
vriendeiyk, kind, en haal mij wit, numero 40
uit myn naaidoos, die in de ontbijtkamer op de
sofa staat. Let wel: wit, numero 40."
De naaidoos stond ook precies op de aange
duide plaats, maar het was al duister in het
vertrek en ze moest met het klosje by den gloed
van het vuur gaan, om te ontcilferen, of het
wel numero 40 was. IJlings trad Patty nu het
vertrek weer uit en liep in haar vaart haast in
de armen van iemand, die daar op de mat
stond.
„O, Mr. Rutland, wat doet u my schrikken!
Ikik dacht, dat het iemand anders was.
Hoe lang hebt u hier al gestaan?"
„Nog geen drie minuten. Tompson heeft my
binnengelaten en zei, dat de familie in de biblio
theek was. Maar, terwyl ik myn Jas uittrok,
zag ik u juist hier binnengaan en dus wachtte
ik. Wie dacht u, dat het was?"
„Mr. Brabazon."
„Komt hij dan gauw terug?"
„Waarschynlyk morgen."
„Wat zult u hem zeggen?"
„Nu, wat denkt u?"
Op dit critiek moment verscheen Miss Gunn
op den drempel van de bibliotheekdeur en riep:
„Fatty! Patty! Waar blyf je toch zoo lang
met dat garen, kind?"
,,'t Was er zoo donker, dat ik het nummer
lezen moest bij den gloed van het vuur," ver
ontschuldigde Patty zich.
„O, is u daar, Mr. Rutland? We zitten in de
bibliotheek."
Charley liet van verrassing zyn vischlyn val
len en Sir George's groet was jovialer dan ooit,
terwyl Lady Carew Garth met den blik noodde,
naast haar plaats te nemen.
„Een vry ongewone tyd voor een bezoek van
u, Mr. Rutland," begon zy. „Charley vertelde
ons daar juist, dat u het zoo by zonder druk
had."
„Op de fabriek, Lady Carew? Ja, 't is er druk,
dat is zoo. Maar toch heb ik vandaag juist een.
dag vry af genomen."
„Groot gelijk, man! Als ik 't voor het zeggen
had, nam ik telkens een dag vrijaf, om niet
te zeggen altyd," klonk het van Charley.
„Was je misschien wat overspannen, Garth?"
vroeg de baronet.
„Zoo gauw ben ik gelukkig niet overspannen,
Sir George! Neen, maar ik moest op een nieu
we huishoudster uit!"
„Een nieuwe huishoudster?" herhaalde de
lady. „Gaat Mrs. Glossop u dan verlaten?"
„Gaat ze dan toch met haar zoon naar Au
stralië?" vroeg Lucinda.
„Ja, ik had nog zóó gehoopt, dat er niets
van komen zou, maar haar schoondochter
schijnt heel zwak te wezen en die zoon heeft al
een stuk of zes kinderen, dus heeft hy zijn
moeder overgehaald, om mee te gaan."
„U zult Mrs. Glossop dan wel erg missen,"
viel de lady in. „En gaat zy al gauw?"
„Ja, ik zal haar missen. Maar de nieuwe ïykt
my ook heel geschikt. Ze gaat Woensdagmor
gen al met den eersten trein van Motteridge
naar Londen. Ik heb een advertentie geplaatst
en kreeg een lading brieven! Een paar heb ik
er beantwoord, maar daar deze de beste refe
renties had, heb ik haar aangenomen. Ze is
vandaag met pak en zak gekomen. En daar
om had ik een dag vryaf, om haar in te lei
den op Ryecroft."
(Wordt vervolgd).