Alexandrowitsch Bakoenin wtfiaal van den dag Het Geheim van Sir Carew EXAMENS ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN Weg met de werkloosheid Leve de Nederlandsche ROBINSONschoen Alle abonné's SSSJSt SSWJttSS» DONDERDAG 6 JULI Ook daar! Nieuw model auto Zout in Joego-Slavië Bandieten aangehouden Nieuwe ijsbreker water_,naaJ jDe moordende Willem van de Velde Voor driehonderd jaar Marmergroeve ontdekt AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN TWINTIG HET De naam van sommige figuren uit de ge schiedenis dringt begeleidende gedachten naar voren, welke onafscheidelijk aan den drager inhaereeren. Zooals Marechiavelli ge dachten wekt aan politieke sluwheid, Robes pierre aan stapels geguillotineerde lijken, plaatst zich naast de figuur van den Rus Bakoenin het benauwende woord: anarchie. Als een gevallen engel stormt Bakoenin dooi de 19e eeuw, driemaal wordt hij door de Euro- peesche justitie ter dood veroordeeld, levenslang wordt hij naar Siberië opgezonden en toch sterft Bakoenin in een Zwitsersch ziekenhuis aaa een vrij willigen hongerdood. Oorspronkelijk officier in Rusland, studeerde hy in Duitschland, waar hij de gevaarlijke wijsbegeerte van Hegel leerde kennen. Men kan Bakoenin niet beter begrijpen dan door hem te zien als een dier figuren uit de Russische littera tuur. Een chaos van menschelijke, van duivel- sche en van engelachtige hoedanigheden. Zijn stugge geest werd gegrepen door een brandende idee, de brandende idee verteerde zijn heele wezen, zijn doen en laten, zijn weten en kunnen, zyn ziel en zijn lichaam. Een gevallen engel! Dus geen flauwe en onverschillige persoonlijk heid, met veel egoïsme, met gecamoufleerd fat soen, met soepelheid van karakter, met neiging tot verfijnd genieten, maar een brok, een gra niet-harde brok ongenaakbaar idealisme. Want er is een achttien karaats idealisme voor noodig om een welverzorgd leven te laten varen, om te breken met eeuwenoude traditie, om den dood en de verbanning te trotseeren voor zijn over tuiging. Laten we toch niet minachtend op deze karakters neerzien, het zijn helden, al moeten we verwerpen wat ze najagen, al moeten we bestrijden wat zij beoogen, al moeten we hen gevangen nemen en verbannen, het blijven rid ders van den geest, strijders voor wat zij goed en eerlijk gelooven. Bakoenin's element was een toestand van re volutie. De Polen helpt hij in hun strijd tegen de Russen, in Praag strijdt hy aan de zijde der Tsjechen tegen de Oostenrijkers en in 1849 heemt hy deel aan de woelingen te Dresden, waar hij lid was der revolutionnaire beweging. Gevangen genomen, wordt hij nu eerst door de Duitsche, daarna door de Oostenrijksche en ver volgens door de Russische regeering ter dood veroordeeld. Dat was in 1851, doch zijn mach tige kennissen bewerken een gratieverleening, de ter dood veroordeeling wordt gewijzigd in een levenslange gevangenisstraf. Bakoenin verdwijnt naar Siberië. Zal hy er sterven? Geen sprake van, ijl 1861 verschijnt hij plotseling te Londen, hij komt uit de hel der verbanning, dieper in zijn haat tegen de bestaande orde, vaster de overtuiging dat zijn principen het eenige redmiddel voor de menschheid vormen. Bakoenin is geen man van fyne woorden, geen Kamergeleerde, hy is een barricade-held. De roode vlag in de vuist met schaterenden lach ln den kogelregen, zijn lange haren wapperend, de geïncarneerde apocalyptische ruiter. Vlam men ryzen om hem op, brullende scharen drin gen zich om hem heen, gloeiende kreten wellen op uit zijn machtige borst. Hij is krachtig, een reus van gestalte, woest, ruw, maar fier en grootsch. Prof. Quack zegt: „Wat donkere gan gen hy opgaat, hy is biymoedig. zyn lach weer kaatst toch overal. Er biyft by al zijn op de oppervlakte ten toon gespreid materialisme een mystieke trek in zijn persoon. Hy behoort tot het ras der Simsons. Hij schudt aan de pü- lers van den tempel der orde en die zuilen kra ken". Zyn geliefkoosde spreuk was: „den duivel moeten wij in het lijf hebben." Bakoenin had een flink quantum zelfs. Op de barricaden vocht hy als een duivel, op het podium ging hij zijn tegenstanders met al het vuur dat in hem lag opgehoopt, te lijf. Ook in den woordenstrijd ■was Bakoenin een titaan en zijn felste vijand ^vas niemand minder dan Karl Marx. Nooit voelde iemand zich zwaarder beleedigd dan onze anarchist, toen Marx het durfde wagen, hem, den driemaal ter dood veroordeelden op standeling, verdacht te maken als een Rus sisch spion. Hü rust niet, voordat een jury van tien leden hem op het internationaal con gres te Bazel van iedere verdenking zuivert, met algemeene stemmen eerherstel geeft en het lasteriyke der aantijging vaststelt. Bakoenin strijdt voor het proletariaat, de ar beidende massa heeft hij liefgehad met een heet verlangen; hy droomde van onafzienbare revolutionnaire scharen, die hij zou aanvoeren tegen de bestaande orde. Hij sticht de „Alliance internationale de la démocratie-sociale", waar van de kern gevormd wordt door de Zwitsersche horlogemakers. Verdert ryt zich 'n groot aantal gedeclasseerde intellectueelen, een groot aantal verarmde boeren om de suggestieve helden figuur. Hij is de bolsjewiek, bereid de macht te grijpen met alle middelen, welke hem ten dienste staan. Eén ding zit Bakoenin dwars, hy voelt dat het Europeesche proletariaat niet met den echten revolutiegeest is bezield. Hij Weet dat het Communistisch manifest van 1848 reeds binnen 20 jaren tyds is versleten. Hij Weet ook, dat het de groote magiër is te Lon den, Karl Marx, die daarvoor aansprakeiyk moet worden gesteld. Want Marx wilde door de orde tot de „Communio bonorum", Bakoenin door de wanorde; Marx wilde door een natuur lijke ontwikkeling de vrucht van het socialisme laten rypen, om ze daarna te plukken; Bakoe nin kent maar één middel: toeslaan, onver- biddeiyk toeslaan, saboteering, Staking, rel letjes, terreur. Vooral geen compromis, vooral geen besmetting met de bestaande orde, vooral geen loven en bieden. Alles: of de dood! Geen wonder, dat spoedig de groote schei ding werd voltrokken. In Den Haag viel de slag op het vijfde congres der eerste Internationale ln het jaar 1872. Bakoenin haatte ieder gezag Marx eischte een onbeperkt gezag. Voortaan trokken socialisten en anarchisten gescheiden op. Bakoenin is de meest typeerende leider en geestelijke inspirator geweest van het anar chisme. Pater Pesch geeft de volgende formuleering zijner ideeën: Als onmisbare voorwaarde voor het anar chisme geldt voor Bakoenin het moderne atheïs me, in het bijzonder het vermaterialiseerde Darwinisme. De ontwikkeling van den mensch gaat uit van de animaliteit en zij eindigt in de humaniteit. Van de andere apen is de eerste mensch, de Pithecoanthropos onderscheiden door zyn vermogen om te denken en tot op stand te komen. Dienovereenkomstig zijn er drie levenselementen: de animaliteit, de ge dachte en de opstand die tot vrijheid voert. Godsdienst en revolutie zyn onverzoenbare te genstellingen. De houding van anarchisten te genover den godsdienst is derhalve vanzelf aan gegeven. „De idee van God," zegt Bakoenin, houdt in de terzijdestelling van het mensche- lyk verstand en van de rechtvaardigheid; het is de meest besliste negatie van de menscheiyke vrijheid en leidt noodzakelijk tot slavernij van de menschen, zoowel in de theorie als in de practijk. Derhalve geen heerschappij van God over ons, maar ook geen heerschappij van den mensch over den mensch! De vrijheid van den mensch bestaat uitsluitend daarin, dat hij de natuuriyke wetten volgt, omdat hü die zelf als zoodanig erkend heeft, en niet omdat zy hem van buitenaf door een vreemden wil worden op gelegd, onverschillig of dit een goddelijke, een collectieve of een individueele wil is. Wij ver werpen elke wetgeving, elk gezag, en ieder ge- privelegieerden, gepatenteerden, officieelen of wetteiyken invloed, ook wanneer deze uit het algemeen kiesrecht ontsproten is, temeer daar hij slechts aan een heerschende en uitbuitende minderheid zou kunnen ten goede komen, in strijd met de belangen van de groote onderdruk te meerderheid. Dus anarchie is het doel! De staat moet wor den afgeschaft! Daar iedere staat echter be- teekent heerschappij, en heerschappij be- heerschten veronderstelt, is ook iedere staat een moordenaar van de vryheid. Niet in den vorm van den staat, maar in zyn wezen is zijn despotisme gelegen. Reeds Herzen had den republikeinschen regeeringsvorm „den laatsten droom van de oude wereld" genoemd. In de plaats van den staat moet derhalve ko men de volmaakt staatlooze, vrije maatschappy. Dan zyn er geen klassenverschillen, geen heer- sehersverhoudingen meer. Tegelijk met den godsdienst houden ook de godsdienstige tegenstellingen op te bestaan. Maar ook de verscheidenheid van rassen en naties verliest hare beteekenis. Reeds in 1848 had Bakoenin in zyn oproep aan de Slaven het denkbeeld van een algemeene verbroedering van het menschdom met geestdrift verdedigd. Ook later, als lid van het Centraal Comité van de Berner vredes-liga, streed hy voor het denk beeld eener vrye federatie van alle Europeesche naties. Dit streven houdt verband met de voor stelling, die Bakoenin zich gemaakt had van het in alle menschen aanwezig zynde solidari teitsgevoel. Slechts dan kan de door dit soli dariteitsgevoel bestuurde mensch zich vry ge voelen, wanneer hy ziet, dat alle andere men schen zich in dezelfde vryheid mogen verheu gen. Van het solidariteitsgevoel verwachtte Ba koenin de bereiking, zonder dwangmiddelen van een gelukkige ordening in de anarchisti sche maatschappy, op soortgeiyke wijze als Proudhon zijn verwachtingen had opgebouwd op het den mensch aangeboren spontaan wer kende rechtvaardigheidsgevoel. Ten aanzien van de economische kwestie stelt Bakoenin zich tevreden met het vooruitzicht op de vrije vereeniglngen der arbeiders ln de anarchistische samenleving. Plaatselijke groe pen van personen, die zich vry aaneensluiten tot arbelders-coöperatie3 en hunne coöpera tieve verhouding naar goedvinden wederom op heffen, die zich ook tot grootere bonden kun nen vereenigen, stellen zich in het bezit van het kapitaal, produceeren zonder dwang, maar ook zonder zelf dwang te mogen uitoefenen, een inrichting, die, volgens Bakoenin's oordeel, den arbeider het volle product van zyn arbeid waarborgt. Nauwkeuriger uiteenzetting echter van de organisatie in de anarchistische toekomst ver mijdt Bakoenin, en wijselijk stelt hij zich tevre den met meer algemeene aanwüzingen. Is de bestaande staat ten val gebracht, dan volgt al het overige vanzelf. Slechts moet het ontstaan van een of anderen nieuwen staatsvorm onvoor waardelijk worden belet. Zoo zien wij in Bakoenin werkelijk den apos tel Van de wanorde, niets was te dol, niets on- geloorloofd, als het kon voeren tot anarchie- Hij preekte zyn idealen vooral onder de jeugd, hy riep de Russische studenten op om „onder het volk" te gaan en sinds Bakoenin kende men in het Czarenryk de „Narodniki", zy die on der het volk gingen. Duizenden gingen naar Siberië, maar de Narodniki bleven voortbe staan, tot in 1917 de groote kladderadatsch uit brak. Bakoenin was ook een groot vriend der Nihilisten, wier practyken hy aanmoedigde en als heldendaden rondbazuinde. Want, leert Ba koenin, de revolutionnair moet breken met al les wat hem lief is en dierbaar, hy mag zich niet bekommeren om wet en zeden, om familie en om staat, om vreugde of om leed, zyn taak is de algeheele destructie. Biyft hy leven, dan is het om de destructie des te zekerder te ma ken; gaat hij dood, dan is het in dienst der verwoesting Ziehier het evangelie van den waanzin, en zooals we geen krankzinnigengesticht voorby- gaan, zonder een opwelling van medegevoel, zoo kunnen we ook aan die verdwaalden van het anarchisme niet anders denken dan met mede- ïyden voor hun verblinding. F. d. K. Te Silute in het Memelgebied heeft een ver gadering plaats gehad van een politieke groep onder leiding van von Sass, welke zich noemt „Christelijk-Sociallsten" en welke beweert zich te inspireeren naar de Hitleriaansche ideeën. 3000 aanhangers van von Sass waren aan wezig om naar de rede van hun leider te luis teren, die de doeleinden en de actie der bewe ging uiteenzette. Echter waren ook aanwezig een zestigtal jon gelieden in uniformen van de groep, die zich onlangs van von Sass heeft afgescheiden en zich geschaard heeft onder leiding van dr. Neumann. Na een hevige woordenwisseling ontstond een bloedige vechtpartij. De groep van dr. Neu mann werd uit de vergaderzaal gejaagd en achtervolgd, en met vuurwapenen en messen ging men elkaar te lijf, waarbü een jongeman door messteken zeer ernstig gewond naar het ziekenhuis moest worden overgebracht. De politie stelt een gestreng onderzoek in naar deze onregelmatigheden ten einde de schuldigen te straffen. Een groep buitenlandsche auto-deskundigen heeft eindt April een nieuw model auto ge bouwd, genaamd Pick Up. De eerste „Piek up" wHgen heeft reeds deel genomen aan den 1 Mei-tocht naar Moskou, welke doe de „Prawda" was georganiseerd. De wagen is zoo gebouwd, dat na wegneming van de 6 zitplaatsen uit den personenwagen een vrachtauto ontstaat. Hy is gemaakt van pijnboomenhout en heeft als kenmerkende eigenschappen dat hy elke oneffenheid in den weg gemakkeiyk overwint. Hy kan een snelheid van 100 K.M. per uur ontwikkelen. De automobielfabriek te Gorky zal dit jaar 600 van deze wagens afleveren. De zoutproductie in Joego-Slavië is niet vol doende geweest voor de behoeften van de bin- nenlandsche markt, en derhalve heeft de di rectie der staatsmonopolies maatregelen ge troffen om hierin verbetering te brengen. Derhalve wordt aan de oevers van de Adria- sche Zee een zoutveld aangelegd met een opper vlakte van 1000 H.A., dat in 1934 voltooid zal zyn, en een jaarlijksehe productie zal hebben van 50.000 ton. Men verwacht dat deze productie voldoende zal zijn om den invoer van buitenlandsch zout te verhinderen. Dimiiiiiiiimiiiiiii iiimimumimiim Elke maand brengt iets bijzonders, Naar de tijd het al beschikt- Jonge groente, malsche kersen, Visch gezouten of geblikt. En het voordeel is, natuurlijk, I Dat de mensch zich eens tracteert, Zoodat zelfs het kalme leven Van den stadsmensch varieert. 1 Deze maand heeft ook iets eigen Iets apart en iets frappant, Namelijk het lief rubriekje Van Examens" in dg krant! Elfasn dap een trosje namen, Van het Gym of H-B.S. En van verder heel wat scholen, Dat nu klaar is, met succes. En tot lof der candidaten, Die gekweld zijn en geplaagd, I Staat bescheiden in den aanhef Slechts dit eene woord: geslaagd! Afgedrild en goed geproefstoomd, Nuttig voor de maatschappij, 5 In het hart verrukt, verzaligd, i Want de leertijd is voorbij! Maar een gróóte schaduwzijde I Brengt het laatste goed rapport: 1 Dat het onbezorgde leven Hiermee afgesloten wordt! MARTIN BERDEN ((Nadruk verboden) üiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiMiiiiiiiiiiimmiiri De bladen bevatten een communiqué, inhou dend, dat Joego-Slavische grenswachten in het gebergte vier Albaneesche bandieten ontmoet hebben, die heimeiyk de grens in het district Bar waren overgetrokken. Twee hunner werden gevangen genomen en een daarvan werd ge wond. De beide anderen wisten te ontkomen, doch werden later gegrepen. Zij verklaarden poststukken te hebben willen ontvreemd en beraamden een overval op de directie der zout-mynen van Bar. De nieuwe' in Denemarken voor de Sovjet- Unie gebouwde ijsbreker „Tsjeljuskin" is in Le ningrad aangekomen. Hy heeft een inhoud van 7000 ton en de machine is zoo gebouwd, dat zij een belangrijke besparing aan brandstof geeft. Aan den boeg van het vaartuig bevindt zich een perron voor vliegtuigen. Men is thans met de lading van den ijsbreker begonnen, waarna het vaartuig onder leid'ng van professor Schmidt den grooten toch', gaat ondernemen over den Noordeiyken zeeweg van Archangel r.aar Wladiwostock. aai.'.»". Op een warmen achtermiddag, toen de zeeolifant een beetje lag te dutten op het zand, zagen Robbie en Topsy toe hoe Willy Woensdag op den rug van het dier klom en daarop rustig png liggen alsof hij op een canapé lag. „Wat doe je daar boven," vroeg Topsy. „Ik ga hier een lekker slaapje doen inplaats van op de rots," antwoordde Willy. „Het is veel prettiger op den rug van een zeeolifant te gaan slapen." Maar toen Willy, op zyn manier, een slaapje deed, had hy vergeten, dat de vloed in aantocht was en toen hy wak ker werd, was de zee-olifant omringd door water. Robbie en Topsy waren juist terug van hun wandeling, toen Willy hun toeschreeuwde „Zeg tegen Vrüdag, dat hij hier da- delük met een boot komt." „Dat is niet noodig by zoo'n dikken jongen," lachte Topsy hem uit, „ga maar op Je buik liggen, je drüft toch en dan kun je dat beetje water wel overkomen." (Morgenavond vervolg) (Ingezonden Mededeeling) Mm spreekt van moorden met een dolk of welk ander wapen of voorwerp ook, 3och een vermoorden met water, zonder verdrinken te bedoelen, is minder gebruikelijk en vele menschen séhijnen geneigd in een der- geiyk geval naar geheimzinnige oorzaken te zoeken. Ik reisde in den restauratiewagen van Brad ford naar Londen met een jongeman, die zeide my te kennen en vele malen mijn wetenschap pelijke séances op illusionistisch gebied te heb ben bygewoond. We spraken over allerlei oc culte onderwerpen, en hy vroeg my of ik ge loofde, dat er geesten bestonden die tot hande lingen in staat waren, welke practische gevol gen hadden. Ik ontkende, en zei ook waarom ik dergeiyke beweringen niet geloofde. Hy glim lachte. „Ik vraag dat," zei hy, „omdat ik er anders over ben gaan denken. Ik woon namelijk op een landhuis in Yorkshire met mijn vader en grootvader. Mijn grootvader is 83 jaar, en een bijzonder krasse en levendige man. zyn ver- standeiyke vermogens zyn niet in het minst geschokt, doch hij zweert, dat als hij den laat sten tyd maar even inslaapt er voortdurend, doch onregelmatig, een droppel water op zyn voorhoofd valt, en een geest hem dreigt te ver moorden. Hy is er hoogst zenuwachtig door ge worden, en de laatste dagen is hü zelfs besllsi ziek te noemen." „Wel," zei ik, „als er droppels water vallen terwijl hij slaapt, waarom heeft men dan het bed niet laten verplaatsen?" „Dat is gebeurd," antwoordde hij, „het bed heeft thans vrijwel op iedere plaats in de ka mer gestaan, doch de resultaten bleven de zelfde."' „Dat is heel interessant," gaf ik toe, „over een paar dagen moet ik'weer in. Bradford zijn. Als u mij uw adres geeft, wil ik graag die geheim zinnige kamer eens komen zien." Een week daarna berichtte ik den jongeman, dat ik hem zou bezoeken. Hij kwam me met een rijtuig van het station afhalen en vertelde, dat de toestand onveranderd gebleven was, doch voor zijn grootvader onhoudbaar, en dat de man slechts zyn vertrouwen in mij had gesteld. Hun huis was een schitterend oud buiten; de ligging en inrichting gaven het alle recht er een eigen „geest" op na te houden! Ik maakte kennis met den vader, een stuggen doch hartelyken man van ongeveer zestig jaar, en na den maaltijd gingen we den grootvader in de mysterieuze kamer bezoeken. De oude heer zat in bed een bord soep hoorbaar naar binnen te werken. Hij was een tandelooze, inderdaad krasse grysaard en droeg een rood flanellen slaapmutsje. „Dus u komt me van mijn kwelgeest verlos sen?" riep hy uit. „Ik zou er u niet dankbaar genoeg voor kunnen zyn Ik ondervroeg hem nauwkeurig naar de ver- schynselen, welke hij had opgemerkt, om te kunnen constateeren in hoeverre er sprake was van suggestie. „Wat er gebeurt?" riep hij uit. „Als ik dat wist, had ik u niet noodig, dan had ik zelf wel mijn maatregelen genomen. Het eenige wat ik weet is, dat, zoodra ik ga slapen en insluimer, ik weer gewekt wordt door een droppel water, die telkens op mijn voorhoofd valt. Myn nacht muts en mijn kussen zijn er dikwijls totaal nat van. Maar die hier denken, dat ik hun wat voorlieg", en hij wees op zyn zoon en kleinzoon. Intusschen kwam ik tenslotte te weten, dat het droppelen van water onregelmatig voor kwam, maar niettegenstaande het bed onop houdelijk was verplaatst, toch aanhield. Van suggestie kon by den ouden man geen sprake wezen; van lekken kon evenmin sprake zijn, dat was ook spoedig vastgesteld. Echter be vreemdde my het meest, dat de droppel water niet altijd midden op het voorhoofd viel, maar ook wel eens op den neus of kin of wang, en ook soms nachten lang wegbleef. Ik poogde den grysaard over te halen in een andere kamer en in een ander bed te gaan slapen, doch dat wei- geide hij pertinent. Met de bekende styfkoppig- heid van oude menschen, hield hy vol alleen te willen rusten en sterven in het bed, waarin ook eens zyn vrouw gerust had en gestorven was. Ik besloot de zaak te overdenken en den vol genden dag nog eens een nader onderzoek in te stellen. Doch dit besluit bracht al evenmin een oplossing als myn eerste pogingen op den volgenden dag zelf. Ik onderzocht de kamer boven het „spook"-vertrek en vond niets. Het was er kurkdroog en de vloer vertoonde geen enkel gaatje of andere aanwijzing, waardoor het mogeiyk zou zyn, dat een droppel water vlei. Ik ging terug naar de kamer van den ouden man en vond, dat hij naar beneden was gegaan eij rustig in de bibliotheek zat te dutten. Ik was dus vrij en ging op mijn gemak zitten peinzen. Daar het water onmogeiyk van buiten af kon komen, moest het dus in de kamer zelf zyn oor sprong vinden. Plotseling schoot me een idee te binnen. Ik trok myn schoenen uit en ging op het bed liggen. Ik lag eenige oogenblikken met de grootste oplettendheid af te wachten. Ik gevoelde langzaam een besliste neiging om mil naar het midden van het bed en naar het hoofdeinde te bewegen. Ik gaf er aan toe, en kreeg nadien dezelfde neiging terug. Toen stond ik op en onderzocht het bed. Ik vond, dat ik door myn bewegingen absoluut midden in het bed en geheel aan het hoofdeinde was komen te liggen en de oorzaak daarvan was, dat de houten matrasbak aan het voeteneinde een stukje hooger lag dan aan het hoofdeinde; en dat men zoo'n sterke neiging kreeg om in de richting van dien afhellenden stand zich te verplaatsen, werd verklaard, doordat de oude heer een waterbed gebruikte om doorliggen te voorkomen. Ik vond deze resultaten van ge weldig belang; immers de stand van de matras bevreemdde my in dit speciale geval, maar bo vendien had ik nu water ontdekt, dus de mo gelijke bron voor de droppels. Ik ging nu op nieuw in het bed liggen en constateerde dat ik tenslotte recht onder den ronden knop lag van het groote ornament, dat het rijk bewerkte ouderwetsche ledikant sierde. Toen dacht ik er aan, dat de oude man een nogal zenuwach tige, stootende wyze van bewegen had en ik maakte ook eens een dergelijke schokkerige be weging, zooals men in den slaap wel meer doet. En plotseling, volgend op myn beweging, viel er een droppel water midden op mijn voorhoofd. Het raadsel was opgelost, de droppel viel uit het midden van den bol in het bedornament- Spoedig was de betrekkelyk eenvoudige con structie gevonden, een rubber buisje van het waterbed naar het zorgvuldig in het midden van den bol geboorde gaatje; door den schuinen stand van het bed, zakte ook het hoofdeinde en was iedere 7 schokkende be- CLVOppel weging voldoende om een droppel- tje water uit den bol te persen. De verbazing, maar ook dankbaarheid der be trokkenen behoef ik niet te verhalen; mij was voldoende dat ik den „geest" had ontdekt en mijn beweringen had bewezen. Doch de groot vader en zoon en kleinzoon dachten nog aan iets anders. Er moest een dader zijn voor deze vreeselijke poging tot moord. Korten tijd later werd mij bericht, dat de oude huishoudster, een stille en zwijgzame vrouw, bekend had de schuldige te zijn. Zij had reeds jaren op wraak gezonnen, omdat de oude man haar niet in zijn testament wilde betrek ken. Er was echter nooit eenig wantrouwen tegen haar ontstaan, daar zy altyd even zacht zinnig en vriendelijk voor den man was en ge heel alleen steeds hem verpleegde en verzorgde. Van een „geestgeschiedenis" was dus allerminst sprake, of het moest in dit geval de misdadige geest dezer vrouw zyn, welke duideiyk bleek uit de geraffineerde wijze, waarop zij haar wraak plan had uitgedacht. Dezer dagen was het driehonderd Jaar gele den, dat te Amsterdam werd geboren de schil der Willem van de Velde, bijgenaamd de Jonge, zoon van Willem van de Velde, bygenaamd de Oude. Deze schilder koos voornamelyk de zee tot onderwerp van zyn schilderijen en behaalde als zeeschilder een groote reputatie. Hy werd ge boren uit Vlaamsche ouders, die in de zestien de eeuw naar Holland uitweken en zich te Leiden vestigden. Het huwelijksleven van den vader is nogal rumoerig geweest. Het kwam tot een scheiding tusschen hem en zyn vrouw Ju dith, waarna hy de zee koos in dienst der Nederlanden. De zoon werd toevertrouwd aan een vriend, den schilder Simon de Vüeger, die Willem meenam naar Weesp. Daar leerde de jongeman een meisje kennen, Petronella la Maire, met wie hy na een korte kennismaking in het huwelyk trad. De vader hertrouwde in 1656 met Magda Walraven uit Amsterdam, waarna hy door Karei II naar Engeland werd geroepen. Van tyd tot tyd zond de zoon een schildery aan zyn vader, zoodat hü spoedig een goeden naam kreeg aan het Engelsche hof. Het uiteindelyk gevolg was, dat hy naar Lon den werd geroepen en rustig tegen een jaar wedde kon werken. Reeds op zijn vler-en-twintigste jaar maakte hy bewonderenswaardige schilderyen, die bijna steeds de zee en de luchten irt beeld brachten. Vader en zoon vestigden zich te Greenwich en schilderden er lustig op los. Daar bestudeerden zij dagelyks de wateren van de Theems en de mooie zware Engelsche luchten. Maatschappe- ïyk waren zy zeer welgesteld en bijzonder in aanzien. Toen de oude Van de Velde in 1693 overleed, werd hij met groote praal en onder officieele deelneming begraven. Na den dood van den vader trok de zoon weer naar Holland, vermoedelijk in de ver onderstelling dat het jaargeld niet verder zou worden betaald, maar nauwelyks had hy het tegendeel vernomen, of hy ging terug naar Engeland. Hy kende slechts één bezwaar bij de ont vangst van deze officieele toelage en dat was de verplichting om nu en dan officieele stuk ken te schilderen, die niet zyn volle sympathie en liefde hadden. In het palels van Hampton Court hangen nog verschillende van deze wer ken. In 1707 overleed de jonge v. d. Velde, wiens ïyk naast dat van zyn vader werd begraven. Op beider graf werd enkeje jaren geleden een gedenksteen onthuld. Naby Tetovo is onlangs een ryke groeve van onyx-marmer ontdekt, welke de eenige in Europa zal zün. Wel bestond er reeds een marmer-groeve ln Joego-Slavië, doch de kwaliteit van het mar mer was zeer middelmatig. De exploitatie van de groeve zal terstond be gonnen worden. 28 „Ik vermeen, dat mijn nichtje je nog niet aangenomen heeft. Ik denk, dat het je mis schien geen goed zou doen, als Sir George en Lady Carew afwisten van onze vroegere vriendschap. Zoo'n geflirt met een actrice wordt altyd als iets minder fraais beschouwd." Meesterlyk wist hy dezen slag te paxeeren door het kalme antwoord: „Sir George en Lady Carew zijn my zeer gunstig gezind. En lk kan zeker niet anders dan trotsch zijn op de omstandigheden, waar onder ik de eer had, hun nichtje te ontmoe ten." Met een buiging trok hy zich terug. Vashti Dugarre keek hem na, balde de vuist en prevelde vol bitterheid: „Alsof ik niet wist, dat dat kind hem toch afwijst. Haar hart gaat uit naar een ander Was dat geld van dien ouden man maar van mijwas ik maar in de plaats van dat schepsel tje, dat niets om hem geeft en voor wie hy ook fciet voelt!" HOOFDSTUK XIX Daar de groote stoel in de bibliotheek de lie velingsplaats was van Sir George en daar dit vertrek ook iets bijzonder hüiselyks en gezel ligs had. zat de familie dikwijls daar byeen. Het was de eerste waarlijk kille herfstdag geweest en Lady Carew, die zeer kouwelijk was, had overal vuren laten aanleggen. In de biblio theek brandde zelfs een knappend houtvuur. Sir George zat te rooken, Lady Carew te handwerken, miss Dugarre te lezen en Lucinda was aan het naaien, terwyl Charley met be wonderenswaardig geduld een knoop uit zijn vischlijn zat te maken en Mr. Wyckam aan 't -brieven schrijven was, aan de schrijftafel. Patty zat op een haardkussen naast den stoel van haar vader behaaglük in de vlammen te turen en philosopheerde: „De zomer is heerlük, maar de winter is toch ook wel gezellig! Wat zal dat een mooi ge zicht wezen, als Garthdale en de heuvels over dekt zyn met sneeuw! Mr. Rutland zegt, dat het hier begin October ai kan sneeuwen, en vandaag is het 30 September." „Nu, ik hoop anders maar, dat wij niet veel sneeuw krijgen," meende de lady. „Dat ben jij zeker wel met my eens Vashti?" „Ik zou het eigenlijk niet kunnen zeggen, tante, want ik heb nog nooit een winter in Engeland doorgebracht." „O, Pats vindt het al weer heerlijk, zoo'n sneeuwbuitje, hè, kind? Zy is met alles even zeer ingenomen en dat maakt haar juist tot ■ons zonneschijntje....! Maar, propos, van Rutland gesproken, we hebben hem in geen week gezien. Hoe komt dat?" „Hü heeft het zeker weer zoo druk op de fa briek," viel Charley in. „Ja, het is nu juist een week: we hebben hem voor het laatst gezien, op den dag, dat Brabazon naar Baronswold ging." „Och, dat is waar ook! Nu denk ik er ineens weer aan: ik kreeg vanmorgen een enkel let tertje van Brabazon by mijn brieven, Alice. Hy hoopt terug te komen, schrijft hij, óf van avond óf morgen. Hij kon den tijd niet precies bepalen, omdat Mrs. Brabazon ln het geheel niet goed is." „Wanneer is zij nu wèl goed?" spotte Patty. „Als plichtgetrouw zoon moet Mr. Neil dan toch super-intendeeren over de verpleegster, die te hulp geroepen wordt bij dat interessante geval. Verbeeldt u, dat Mrs. Brabazon nu eens wèl goed werd, dan zou zü immers in het ge heel niet meer interessant wezen!" „Lieve kind, Mrs. Brabazon heeft zeker een slechte gezondheid," antwoordde Lady Carew. „Dit alleen kan dan ook de reden zijn, dat Mr. Neil langer is weggebleven, dan hij van plan was. Niemand weet beter dan JU, dat hij zich door niets anders zou laten terughouden." „Hoort u eens moes, ik heb al eens meer ge zegd, dat ik niet met hem geplaagd wil worden; zélfs niet door u! Mr. Brabazon komt terug. Nu, als het zoo ver is, zal het nog tyd genoeg zijn, om mij daarmee te kwellen, of hem my te laten kwellen!" „Misschien zou je graag toch even den brief van Mr. Brabazon zien, Allee?" vroeg Sir George. „Zeg, Wyckam, krik eens even tus schen myn papieren op tafel." De gouverneur deed dit en trad een oogen- blilc later naar den grooten stoel, waardoor zyn gelaat volop verlicht werd door den gloed van het vuur. Terwijl de baronet het epistel van hem over nam, vroeg hij verschrikt: „Myn hemel, man, wat scheelt er aan? Je ziet zoo bleek als een doek!" In een ommezien waren aller oogen op hem gericht en Mr. Wyckam prevelde een excuus: dat hij niet gewoon was aan zulk een sterk ver warmd vertrek, maar dat het wel dadelyk over zou zyn. Alleen de blik van Vashti Dugarre volgde hem, toen hij zich weer aan tafel zette en zich over zijn brief boog. Een vreemde glimlach speelde haar om de lippen en zij vroeg zich af, wie van hen beiden wel het meeste leed in het vooruitzicht van den terugkeer van Neil Bra bazon. Er volgde een oogenblik stilte. Lady Carew las den brief en zonder er verder iets van te zeggen, schoof zy 'm toen weer in de enve loppe. Ineens klonk Lucinda's hooge stem: „Hè, Patty, ik dacht, dat ik nog een klosje wit by my had. Maar wees jij nu eens zoo vriendeiyk, kind, en haal mij wit, numero 40 uit myn naaidoos, die in de ontbijtkamer op de sofa staat. Let wel: wit, numero 40." De naaidoos stond ook precies op de aange duide plaats, maar het was al duister in het vertrek en ze moest met het klosje by den gloed van het vuur gaan, om te ontcilferen, of het wel numero 40 was. IJlings trad Patty nu het vertrek weer uit en liep in haar vaart haast in de armen van iemand, die daar op de mat stond. „O, Mr. Rutland, wat doet u my schrikken! Ikik dacht, dat het iemand anders was. Hoe lang hebt u hier al gestaan?" „Nog geen drie minuten. Tompson heeft my binnengelaten en zei, dat de familie in de biblio theek was. Maar, terwyl ik myn Jas uittrok, zag ik u juist hier binnengaan en dus wachtte ik. Wie dacht u, dat het was?" „Mr. Brabazon." „Komt hij dan gauw terug?" „Waarschynlyk morgen." „Wat zult u hem zeggen?" „Nu, wat denkt u?" Op dit critiek moment verscheen Miss Gunn op den drempel van de bibliotheekdeur en riep: „Fatty! Patty! Waar blyf je toch zoo lang met dat garen, kind?" ,,'t Was er zoo donker, dat ik het nummer lezen moest bij den gloed van het vuur," ver ontschuldigde Patty zich. „O, is u daar, Mr. Rutland? We zitten in de bibliotheek." Charley liet van verrassing zyn vischlyn val len en Sir George's groet was jovialer dan ooit, terwyl Lady Carew Garth met den blik noodde, naast haar plaats te nemen. „Een vry ongewone tyd voor een bezoek van u, Mr. Rutland," begon zy. „Charley vertelde ons daar juist, dat u het zoo by zonder druk had." „Op de fabriek, Lady Carew? Ja, 't is er druk, dat is zoo. Maar toch heb ik vandaag juist een. dag vry af genomen." „Groot gelijk, man! Als ik 't voor het zeggen had, nam ik telkens een dag vrijaf, om niet te zeggen altyd," klonk het van Charley. „Was je misschien wat overspannen, Garth?" vroeg de baronet. „Zoo gauw ben ik gelukkig niet overspannen, Sir George! Neen, maar ik moest op een nieu we huishoudster uit!" „Een nieuwe huishoudster?" herhaalde de lady. „Gaat Mrs. Glossop u dan verlaten?" „Gaat ze dan toch met haar zoon naar Au stralië?" vroeg Lucinda. „Ja, ik had nog zóó gehoopt, dat er niets van komen zou, maar haar schoondochter schijnt heel zwak te wezen en die zoon heeft al een stuk of zes kinderen, dus heeft hy zijn moeder overgehaald, om mee te gaan." „U zult Mrs. Glossop dan wel erg missen," viel de lady in. „En gaat zy al gauw?" „Ja, ik zal haar missen. Maar de nieuwe ïykt my ook heel geschikt. Ze gaat Woensdagmor gen al met den eersten trein van Motteridge naar Londen. Ik heb een advertentie geplaatst en kreeg een lading brieven! Een paar heb ik er beantwoord, maar daar deze de beste refe renties had, heb ik haar aangenomen. Ze is vandaag met pak en zak gekomen. En daar om had ik een dag vryaf, om haar in te lei den op Ryecroft." (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 9