De oudste mensch van Afrika? POND'S Jid o&tfuLcX van den dag Zelfs de Strijd tegen de krotten in Engeland Het Geheim van Sir Carew n^jzdoo^enioa^ schijnwe rpers konden geen foutje ontdekken ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN Het merk ROBINSON staat op iedere zool. Let daar op METHODE ZATERDAG 8 JULI WAT IS „OLDOWAY?" Een menschelijk skelet gevonden uit oer-oude tijden Men graaft verder... Huwelijkswetgeving in Spanje Schatten in pakhuis Moskous planetarium 'Enkele minuten per dag zijn voldoende en het resultaat is verbluffend. Beschermt Uw teint met beide Pond's Creamszegt deze populaire fdmster. EEN VIJFJARENPLAN Ergerlijke toestanden AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Het is de taak der wetenschap de myste ries van het verleden te doorgronden en de splitsing der rassen in haar oorsprong na te gaan. De menschenresten die men hier en daar op de onwaarschijnlijkste plaatsen in den grond ontdekt, hebben niet steeds kunnen leiden tot conclusies waar de wetenschap zich over verheugen kon. Vooral Egypte herinner u het graf van Toet-Ank-Amen, staat de laatste jaren in het centrum der belangstelling en thans is het het graafwerk van Oldoway.dat de aandacht trekt, Wat is Oldoway? Inderdaad een vraag, die in de toekomst nog vaak zal moeten gesteld wor den, want deze naam roept herinneringen wak ker aan den oudsten mensch van Afrika. Oldo way is de naam van een diepe groeve in Duitsch-Oost-Afrika. Daar heeft de Münchener geoloog Kattwinkel reeds in 1911 versteende beenderen gevonden, die niet zoo onmiddellijk terug te brengen zijn tot het voorhistorische dierenrijk. Daarom trok in 1913 de Berlijnsche geoloog dr. Reek eveneens naar Oost-Afrika om ae vondst van Kattwinkel nader te onderzoeken. Van Engaruka uit, een nederzetting van inboor lingen in de woestijn, ging de karavaan naar de onbekende streken. Spoedig kwam zij in de onbegrensde wildernis terecht, die destijds nog niet door auto-wegen werd doorkruist en die nog niet door vliegtuigen was geobserveerd. De grootste plaag voor de ondernemers was het totaal gebrek aan water, waar dag en nacht naar gezocht werd en vele malen geschiedde het, dat de dragers stikkend van dorst en vol komen uitgeput op den grond neervielen. Maar tenslotte bereikte de expeditie toch de plaats van haar bestemming. En als men eens een enkelen keer water ontmoette, dan werd dit bui tenkansje meestal spoedig gevolgd door een of andere ramp, als een woestijnbrand. Meermalen is het gebeurd, dat het droge gras begon te branden en de jagende vlammen dreigend op de tenten der slapende reizigers af kwamen, zoodat zij zich slechts met de grootste moeite konden redden. Ook het oerwoud was zoo ondoordringbaar, dat men soms meter voor meter moest veroveren. Doch tenslotte bereikte men dan toch Oldoway, waar de wetenschappe lijke arbeid een aanvang zou nemen. Om de absolute en betrekkelijke waarde van een vondst als die van Kattwinkel te kunnen beoordeelen, diende men eerst de omstandighe den van den bodem te onderzoeken. De olifan- tenresten die in denzelfden tijd op deze plaats werden gevonden, vertoonden geen overeen komst met het olifantenras van Oost-Afrika, doch wel met de ol.fanten van het Alluviale tijdperk in Europa. Zulke ontdekkingen wape nen een man van de wetenschap met groote voorzichtigheid bij het bestudeeren van gevon den menschenresten, die hij niet direct kan thuisbrengen. Het menschelijk skelet, waarvan hier sprake is. lag slechts een drietal meter onder de aardoppervlakte, dat wil zeggen, drie meter diep in de flank van de groeve, die op die plaats 50 meter diep was. De wijze waarop de beenderen in den grond lagen liet geen twijfel over de veronderstelling, dat de mensch, wiens beenderen hier lagen, een onnatuurlijken dood was gestorven. Het is hoogstwaarschijnlijk, dat het lijk stevig is samengebonden geweest, na dat de beenen achterwaarts waren gebogen. De schedel was eenigszins ingedrukt en de natuur lijke ligging der beenderen was verschoven. Bo vendien had men alle beenderen met hars ge drenkt en verhard, om te voorkomen, dat zij uit elkaar zouden vallen en zich in stof zouden oplossen. Deze vondst heeft destijds over de geheele wereld een groote sensatie verwekt. De Berlijn sche vakgeleerden belegden zelfs een afzonder lijke vergadering op 17 Maart 1914, waarop ook bu.teniandsche geleerden aanwezig waren. De toeloop was zoo groot, dat het een dringen werd om de tafel, waarop een menschenhoofd met een gaaf gebit prijkte. De spanning loste zich pas op na het uitspreken van de weten schappelijke verklaring over de vondst. Niet minder dan 36 redenaars voerden het woord. En het resultaat? Reek zelf verklaarde: „De vondst was en bleef een raadsel." Niemand kon een verklaring geven die ook maar uit de verte bevredigde. Dat hier wel degelijk een menschelijk hoofd lag, begreep iedereen, maar hoe oud de man moest geweest zijn op het uur van ztjn dood, dat kon niemand ook maar gissen. Het type paste wel bij de in boorlingen van de streek waar het skelet gevon den werd, maar ook bij Mentone, dus midden in Europa, werden ook wel eens menschenge- raamten van hetzelfde type gevonden. De pers, die de zitting had bijgewoond, had inmiddels voldoende stof voor sensationeele ar tikelen: een menschenskelet van onbekende af komst, opgewonden debatten, tegenspraak tus- schen beroemde vakgeleerden, maar geen enkel positief resultaat. En de strijd om een geraam te was hiermede begonnen." Na veel geschrijf en gewrijf werd de schedel eindelijk toegeschreven aan den vertegenwoor diger van een ras, dat nog in Oost-Afrika leeft. Uit de beschrijving van prof. Mollison uit München in 1928 blijkt, dat het skelet van een man is van hoogen leeftijd, maar dat aan den schedel de kenteekenen van een hoogen leef tijd geheel ontbreken. Tenslotte lag en bleef liggen een geheime sluier van onzekerheid over deze zoo merkwaardige vondst. Enkele weken na zijn voordracht in Berlijn trok prof. Reek wederom naar Afrika. Hij zou zes maanden wegblijven, maar de wereldoorlog greep in en hield hem enkele jaren vast in En- gelsch-Egyptlsche gevangenschap. Daarna kwam Oldoway weder in de algemeene belangstelling terecht. Ditmaal was het een jonge Engelsche geoloog, Leaky, die in Oost-Afrika merkwaardi ge ontdekkingen had gedaan. Hij had n.l. talrij ke werktuigen gevonden uit den voorhistori- schen tijd. Hij meende, dat deze werktuigen overeenkomst hadden met die uit den Europee- schen ijstijd. Ook menschengeraamten vond hij, maar de vraag of deze geraamten met dat van Oldoway verband hielden, kon hij niet beant woorden. Wel waren er verschillende overeen komende kenmerken, doch zekerheid had men niet. Toen begon de strijd opnieuw, vooral in En geland en Duitschland, en het slot van de ge schiedenis was, dat Reck en Leaky samen er op uit trokken om in Oldoway verder te vorschen. Samen vonden zij hier overblijfselen uit het steenen tijdperk, en deze vondst wierp een hel der licht op den ouderdom van het beroemde skelet. Reek meende dat deze vondst met één slag de fameuze theorie, dat de mensch van den aap afstamt, omver wierp. De apen konden n.l. moeilijk de vervaardigers zijn van de steenen werktuigen, die bij het skelet werden gevonden! In ieder geval staat het volgens Reck vast, dat in Oost-Afrika menschen hebben gewoond lang vóór den tijd, dien men tot dusver als den oudsten aannam. Dat is althans het resultaat geweest van Oldoway. Het grijpt echter verder, want thans kan men gaan speuren naar overeenkom sten met de menschen in Europa en Azië. Vast staat dus, dat in oude tijden in Oost-Afrika een menschenras moet hebben gewoond, dat een hooge cultuur bezat. Wellicht zal de naam „Ol doway" nog vaak worden vernomen in de toe komst. Want de geleerde zoekers blijven daar aan het werk in de vaste hoop nog ontdekkin gen te zullen doen die van groot belang zijn voor de geschiedenis van het menschdom. Men duizelt even bij de gedachte, dat in den zwijg- zamen grond verborgen, misschien nog overwel digend materiaal te vinden is, een materiaal, dat wellicht al het tot dusver gevondene hon derdvoudig overtreft. De verrassingen zijn de wereld nog niet uit. De Spaansche Cortes heeft een nieuwe huwe lijkswetgeving in behandeling, welke o.a. de volgende bepalingen inhoudt: Weduwen mogen pas 301 dagen na den dood van haar echtgenoot opnieuw trouwen. Mannen mogen huwen op 16- en vrouwen op 14-jarigen leeftijd. Voogden of hun kinderen mogen niet trouwen met de beschermelingen van den voogd. Het huwelijk tusschen neven en nichten uit den len en 2en graad is verboden. Tegen degenen die een huwelijksbelofte bre ken, zal, evenals dit in Engeland bestaat, een ver volging ingesteld en een eisch tot schadever goeding kunnen worden gedaan. De schatten van het vroegere Keizerlijk Pa leis te Peking zijn thans opgeslagen in een pak huis in Sjanghai. De waarde hiervan wordt op ruim dertig millioen gulden geschat. Het meest waardevolle stuk is wel een oude encyclopedie uit de Ching-dynastie. Het werk bestaat uit meer dan 100.000 deelen en alles, wat van de wetenschap bekend was, staat er in opgeschreven. Oorspronkelijk bestonden vier exemplaren van dit werk, doch twee zijn door brand vernield en de derde staat in een museum te Moekden. Verder bestaan de schatten uit edelsteenen, wapens en wapenrustingen, tapijten, vazen e.d. In het Moskousche planetarium het eenige van de Sovjet-Unie dat in de drie jaren van zijn bestaan door ruim 2 millioen menschen is bezocht, zijn aanzienlijke verbeteringen en uit breidingen aangebracht. Een medewerker van de inrichting heeft een verrassend eenvoudig toestel uitgevonden, waardoor met verbazing wekkende natuurgetrouwheid het Noorderlicht kan worden weergegeven. Een andere mede werker heeft een toestel gebouwd, waardoor de val van meteoorsteenen aanschouwelijk wordt voorgesteld. Een derde medewerker heeft twee apparaten geconstrueerd, een geeft den hemel weer in gewonen toestand, het andere bij zon en maansverduisteringen. Thans is nog een toestel in aanbouw, dat den loop der kometen aanschouwelijk voorstelt. PONB Ren ate Muller. Niet olleen zij, moor ook U kunt er zóó be koorlijk uitzien! Een dagelijksche, goede huidverzorging, die strikt noodzakelijk is in ons land met zijn grillig klimaat, doet won deren en geeft U die prachtige, matte teint, die stellig een ieder U benijden zol. De behandeling is zoo eenvoudig en vergt slechts weinig van Uw tijd. Pond's 4 preparaten voor de huidverzorging "1 Masseer Uw gelaat met Pond's Cold Cream. Laat deze vette cream eenige minuten in de poriën doordringen. O Verwijder de overtollige cream met Pond's Tissues, die zuiverder en veel zachter zijn dan een zakdoekje. O Bet daarna Uw gelaat met Pond's Skin Freshener, onmisbaar voor het behouden van een goede teint. A Gebruik overdag steeds een weinig Pond's Vanishing Cream. Deze geeft een charmante frissche teint. GRATIS bieden wij U aan een proef te nemen met Pond's Cold en Vanishing Cream, Tissues en Skin Freshener, na inzending van 25 cent voor porti en verpakking aan POND's EXTRACT Cy.# Afd. 24? AMSTERDAM. NAAM: ADRES:- De sloppen van Londen zijn voor den cri- minalistischen roman een bijna onont beerlijke „plaats van handeling" gewor den. Toch zullen de schrijvers weldra moeten uitzien naar een ander milieu: misschien komt de „oude haven" van Marseille in aanmerking, misschien cok zijn er andere, voor den crimi- neelen-romanschrijver aantrekkelijke oorden. Want de Engelschen hebben besloten, voor goed met het sloppenwezen af te rekenen. De Prins van Wales zeide onlangs in een rede. die hij in Guiidhall hield: „Acht-en-negeniig dui zend gezinnen van vijf of meer personen moe ten wonen in kleine woningen met één of twee kamers." Hij drong er op aan, dat voor alle En gelschen draaglijke woningtoestanden woruen geschapen. Lady Pentland schilderde kort daarop de1 ontzettende toestanden, die hier en daar op woninggebied in Engeland nog heer- schen. De bezoekers van Londen, die zich op houden in. Westminster of in andere fraaie stadsdeelen, merken niets van de smerigheid en de benauwdheid van East End. Daar wonen arbeiders, die na ingespannen arbeid terugkee- ren in een donker hol, in een ruimte, waar men den geheelen dag het gas moet laten bran den. Het arbeidersgezin moet een hond houden, ofschoon ook dat geld kost, maar de hond vangt ratten en de rattenplaag is verschrikke lijk. De ruimte, waarover zoo'n gezin beschikt, is vaak zóó klein, dat men er geen stoelen kan plaatsen. Bij de maaltijden gaan ouders en kinderen op de bedden zitten. Dat ieder zijn eigen bed zou hebben, is een vrijwel ongekende weelde. Zoo ziet het er niet alleen in East End uit. Ook midden in de geweldige wereldstad, aan de oevers van de Theems, liggen slopiten. Vele woningen aan de Theems, vooral natuurlijk de kelderwoningen, worden regelmatig door de rivier „bev.oeid" en soms zelfs ontstaat er een regelrechte overstrooming. In Januari 1928 bij voorbeeld stortte zich het ijzig-koude water in de woningen en verraste de gezinnen in bed. In Shored'.tch leven ongeveer 100.000 menschen op een Engelsche vierkante mijl. Deze armsten der armen leven opgepropt in kamers, welker- muren doordrenkt zijn van vocht. De wind fluit er door, de vensterruiten zijn kapot, de deuren sluiten niet. Een andtr district, dat rijp is voor afbraak, is Somers Town. Daar leven de groentehan delaren, de vischkooplieden, kortom alle markt kooplui, die Londen van levensmiddelen voor zien. In de buurt bevinden zich de pakhuizen en daardoor hebben ook hier de ratten zich in grooten getale genesteld. En deze ratten zijn ondanks hun geweldige menigvuldigheid nog niet eens de ergste plaag. In de zomerhitte vlucht de bevolking op straat, omdat het des nachts in de muffe, gloeiende vertrekken niet uit te houden is en omdat in die heete nachten de wandluizen een groote activiteit vertoonen. De wandluizen zijn erger aan de ratten; zij innen hun cijns onmiddellijk. Het beeld der sloppen is zeer uiteenloopend; nu eens verheffen zich in de smalle stegen huurkazernes van vijf verdiepingen, dan weer wordt het slop gevormd door schuren of bouw vallige kleine huisjes. In Shoreditch heeft men in een straat tien huizen onderzocht. Zij had den 59 huurvertrekken, waarin 238 personen woonden; er waren slechts 18 aansluitingen op de waterleiding. Dergelijke wijken vindt men in alle Engel sche industriegebieden, in Manchester, Glas gow, Newcastle. In Glasgow bijvoorbeeld leven twee-derder van de bevolking in woningen van één of twee kamers. Een kwart der gezinnen verblijft in éénkamer-woningen en minstens de helft dier woningen voldoet niet aan de ge ringste eischen van hygiëne. In Manchester wordt de atmosfeer dezer ellendige woningen nog verpest door de bijtende lucht van gummifabrieken en lijmkokexijen. Voor een dergelijke woning betaalt de arbeider wekelijks acht tot tien shilling huur. Te Glas gow zijn vele dezer zwarte holen, waarvoor een hooge hum betaald wordt, meer dan 300 jaar oud. De kinderen slapen in tinnen kuipen en dat is misschien nog niet zoo slecht, want daar in worden ze niet zoo ontzettend door de wandluizen gebeten als de volwassenen in hun bedden. Nu zijn deze verschrikkelijke toestanden na tuurlijk niet eerst onlangs ontdekt. Daar de woningellende in Engeland altijd bijzonder groot is geweest, is er daar al langer dan elders een strooming, die de saneering der groote ste den wil bewerken. De eerste tuinsteden zijn in Engeland ontstaan. Maar er zijn er veel te wei nig. Manchester heeft sedert den oorlog 16 000 nieuwe woningen gebouwd, Birmingham met meer dan een millioen inwoners 37.000. In Liverpool zijn 25.000 nieuwe woningen ge bouwd. Dat is niet voldoende om een einde te maken aan de woonellende. Op het oogenblik vindt een algemeene aanval op de sloppen plaats, niet alleen in Engeland, niet alleen in Europa, ook in Amerika. In New- York heeft men zoo juist 120 millioen gulden ter beschikking gesteld voor den bouw van apartment-huizen, die in de plaats zullen ko men van de New-Yorksche krotten. Te Londen heeft de bevoegde commissie bewilligd in een bijdrage van een millioen gulden voor het zelf de doel, een bescheiden bedrag, maar particu lieren willen in twee jaar het honderdvoudige bijeen zien te brengen. De Engelsche minister voor Volksgezondheid, Sir Hilton Young, heeft een vijfjarenplan voor de uitroeiing der krot woningen in geheel Engeland uitgewerkt. De sloppen moeten verdwijnen! Op het laatste oogenblik werd het portier van mijn coupé opengeworpen en een lange, magere man stapte haastig in. Ter wijl hij nog bezig was zijn zwart valies in het bagagenet op te bergen, zette de trein zich in beweging en reed het Gare du Nord uit. Ik vloekte onhoorbaar, want ik had gehoopt den coupé voor mijzelf te hebben. Treinreizen vind ik vervelend, maar de nonsens-gesprekken van medepassagiers verafschuw ik gewoonweg. Enfin! Er was niets aan te doen en ik schikte me er dan maar in. Mijn medepassagier had, toen hij mijn aan wezigheid bemerkte, even geknikt. Hij maakte geen aanstalten om over het mooie weer te spreken of over de algemeene malaise in het zakenleven. Vanachter mijn krant nam ik hem eens goed op en kwam toen tot de conclusie dat mijn reisgenoot er op zijn minst genomen on aangenaam, om niet te zeggen onguur uitzag. Hij was lang en donker van uiterlijk, droeg een zwarten flambard, die hem het uiterlijk gaf van een verloopen artist en allerminst geschikt was om aan zijn somber gezicht iets gunstigs te geven. Vooral vielen mij zijn groote zwarte oogen op, die rusteloos rondzwierven. Hij trok zijn overjas uit en begon te lezen in een soort notitieboekje. En het scheen zoo boeiend of interessant te zijn, dat hij weldra mijn aanwezigheid geheel vergat. Een tijdlang bleef ik mij bezighouden met het vraagstuk van zijn beroep. Maar, omdat ik niets beters kon bedenken dan: verloopen artist of marktkoopman, liet ik dit onschuldige tijdver drijf spoedig varen en wijdde mijn aandacht aan de krant. De trein had Parijs verlaten en denderde regelmatig voort. Opeens slaakte mijn medepassagier een diepen zucht en mompelde: „Mijn God! Alweer een moord!" Ik kan u verzekeren dat mijn hart stilstond en dat de krant in mijn vingers trilde. Wat had hij gezegd? Alweer een moord! Wat had dat te beteekenen? Ik spitste de ooren. Mijn reisgenoot zette na een poosje zijn ge mompelde alleenspraak voort. „Verleden week de bankier Latour met een dolk doodgestoken. Vorige maand de graaf D' Arrandi met kogels doorzeefd en nu wil hij me een vrouw laten vermoorden. Ik begin het nu beu te worden, dat vervloekte werk!" Het was duidelijk dat de man mijn tegen woordigheid geheel vergeten was, maar in mijn hoekje gedrukt en verborgen achter de krant, rilde ik van ontzetting. Een bankier doodge stoken! Een graaf vermoord! Ik ben een lief hebber van sensatiefilms, maar daar gebeuren de moorden alleen op het doek. Thans zat ik met een moordenaar in één coupé. Een moordenaar! Nu, er was geen twijfel mogelijk. Die ongure kerel moest een van die schurken zijn, die voor geld gehuurd kunnen worden om hun misdaden te bedrijven. Mijn bevende handen lieten de krant zak ken. Hij sloeg de oogen op en ontmoette mijn blik. Wat een gemeen uiterlijk had de vent! Hij plooide zijn dunne lippen tot een walg lijk grijnslachje en vroeg dan: „Meneer heeft zeker nog nooit een moord gepleegd?" „Ik?!" Ontzet staarde ik hem aan. „Ik? N-n-nee... Nee, gelukkig niet, meneer". Ik j TTjPn ejnictpr deed een flauwe Sinister poging om een schertsenden toon in mijn antwoord te leggen. Mijn medepassagier legde het notitieboekje naast zich op de bank en leunde vertrouwelijk voorover. „Wel, meneer, dan hebt u iets gemist in uw leven." „Ik kan niet zeggen dat het me spijt," ant woordde ik uit den grond van mijn hart. „Och," zei hij, „och, dat hangt er van af. Ik heb eens een man neergeschoten, waarvoor vele menschen me dankbaar waren. En sindsdien heb ik er mijn eigenlijke beroep van gemaakt. Nu, 't is niet bepaald ieders werk, dat moet ik toegeven, maar ik ben er al zeg ik het zelf erg handig in." Het duizelde mij. Ik durfde mijn oogen niet van hem af te wenden en bleef dus maar staren in het valsche schurken-gelaat. Natuurlijk moest ik aan de noodrem trekken, maar het was als of mijn reisgenoot me met zijn oogen op de bank vastgeklonken hield. Ik moest schreeuwen, maar kon geen geluid voortbrengen. Het was alsof ik flauw zou vallen. Moest ik niet mijn vuist onder zijn neus du wen en hem toeschreeuwen: „Schurk! Moorde naar!" Lang duurde het voordat hij opnieuw begon te spreken. „Moet u misschien ook naar Rouen? Ja ah, dat treft. Dan kan ik u in de gelegenheid stel len mij aan het werk te zien. Komt u maar op een willekeurigen avond. Als u dit kaartje laat zien. HÜ overhandigde mij een naamkaartje. Ik las: „Jacques Virolle, Wattier's tooneelgezel- schap." „Ik speel alle schurkenrollen, begrijpt u," hoorde ik hem zeggen. „Deze week spelen we in het Verdier-theater. Ja, een prachtig stuk. Het drama van de groene lotusbloem. Eén sterf geval en twee moorden. De laatste voor mijn rekening." Robbie en Topsy zagen hoe Ben jamin, de baviaan, een hoepel weg nam van een groote ton en er mede wegliep, vóór Freddy Vrijdag het kon verhinderen. „Laat ons eens gaan zien, wat hij met den hoepel uitvoert," zeide Robbie, terwijl ze den baviaan volgden. Toen Benjamin dacht dat hij alleen was, begon hij te springen met den hoepel alsof deze een springtouw was. Maar de baviaan was, al springende, bij een overhangenden tak van een boom gekomen en al spoedig sloeg de hoepel over den tak en raakte daarbij Benjamin's kop. Benjamin viel naar voren en gaf een schreeuw van schrik, omdat hij dacht dat de zeeman den hoepel achter hem had tegengehouden. „Hij zal voortaan wel niet meer springen met een hoepel," verklaarde Topsy, „hij zal nu wel een touw ge bruiken." (Maandagavond vervolg) (Ingezonden Mededeeling) Al lp nhnnnp'n de verz®kerlnS3V°orwaarden tegen 9/1/1/1 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 7C/1 biJ een ongeval met 9 C/1 bij verlies van een hand 1 Of bij verlies van een Cfk bij een breuk van Aft bij verlies van 'n flllt; UUUflfie O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen I ÖUUU, verlies van belde armen, beide beenen of belde oogen I O doodelijken afloop T O Um een voet of een oog 1 Om duim of wijsvinger t O U» - been of arm 4(/«" anderen vinger 30. Voorzichtig richtte zij dus haar schreden naar het kreupelboschje endaar waren ze! Maar Patty wist niet, wat zij hoordeWas dat die koude, steeds onbewogen Vashti, die nu met tranen in de oogen en met zoo'n innig ontroerde stem sprak tot Neil Brabazon: „Denk je, dat ik mijzelve niet veracht voor de tranen, die ik voor je schreide? Nog veel meer veracht ik er mij nü om, dan vier jaar geleden, toen ook armoede je van mij ge scheiden hieldIk doe wel dwaas, om mij zoo te vernederen voor jou, die geen hart hebt en die je geheugen niet anders gebruikt, dan om je te herinneren, waarom je mij verliet; die heel koud kan beredeneeren, ofschoon ik je meer ben dan iedere andere vrouw, dat je mij toch moet opofferen aan je eerzucht, die je dwingt, geld te trouwenDe hemel helpe de vrouw, die zich laat overheerschen door de lief de voor een man, want waarop hoeft zij uit te zien?" „Vashti! Vashti! In 'shemelsnaam, bedaar toch, kind! Waarom zouden wij die ellendige scène weer doormaken? Ik dacht, dat al wat wij hadden moeten zeggen, dan ook uitgespro ken was, eer ik naar Baronswold ging. Ik dacht, dat wij overeengekomen waren niet meer te praten van het verleden. Wat baat het om te herhalen, wat ik eens heb gezegd en wat je weet, dat de waarheid is dat alle liefde, die ik voel, aan jou gewijd is, ofschoon er van een huwelijk tusschen ons ook al had ik geen aanzoek gedaan om de hand van je nichtje, nooit iets kan komen. Het was een wreede spe ling van het lot, die ons hier weer samenvoer- de. Maar nu dit eenmaal zoo is, kunnen wii niet anders doen, dan de bekendheid met el kander geheim houden en het verleden zooveel mogelijk vergeten. Maar het is al laat en de avondlucht wordt te kil voor je. Neem mijn arm en laat ik met je meegaan tot aan het huis." Langzaam ondernamen zij den terugtocht, zonder dat er echter meer een woord tusschen hen gewisseld werd. Eerst toen Vashti geheel verdwenen was, trad Patty te voorschijn tusschen 't kreupelboschje, „Ik ben blij, dat ik dit gezien heb," sprak zij in zichzelve. „Ik zal er niemand iets van ver tellen, maar gelukkig dat ik het weet!" En terwijl zij liep in de tegengestelde rich ting, die het tweetal gegaan was, kon zij een kreet niet weerhouden, want daar voelde zij zich ineens bij den pols gegrepen en staarde in het doodsbleeke gelaat van Antony Wyckam. „Dus u heeft ze ook gezien?" fluisterde hij. „Koesterde u ook achterdocht en heeft u ze daarom gevolgd en gadegeslagen? Ik heb ze al verdacht van den eersten dag af, dat ik ze samen zag. Doordat ik de spanning niet langer dragen kon, omdat ik wist, dat hij teruggeko men was, om u te vragen, daarom heb ik hen vanavond gevolgd.... Zelfs al had u hem lief gehad, dan zoudt u nu toch nooit meer zijn vrouw willen zijn?" Patty trok zich een eindje terug. Zijn vurig heid had haar wel doen ontstellen, maar zij was moedig en hield zich goed. Wat gaf hem het recht, om die twee te vol gen en haar te ondervragen en tot haar te spreken, zooals hij dit gedaan had?.... Wat ging het hem nu nog aan, dat degene, die aan zoek had gedaan om haar hand, een paar jaar geleden zijn liefde had verklaard aan haar nichtje en dat die twee haar dus misleidden?.. Hij had durven veronderstellen, dat zij hen ge volgd had, om ze te beluisteren en te bespion- neeren?.... Zij, die niets gaf om Neil Braba zon. „Ik begrijp niet, hoe u er toe kwam, Mr. Wyckam, om te veronderstellen, dat ik achter docht koesterde jegens mijn nichtje en Mr. Brabazon! Ik ben hier enkel gekomen, om te zien, waar ze waren. Over wat wij nu beiden gehoord hebben, wensch ik niet te spreken. U is ze opzettelijk gevolgd, om ze te beluisteren, naar u zei. Ik begrijp niet, wat u dit interes seeren ken!" Dat hij nu in lachen uitbarstte, bezorgde haar haast nog meer ontsteltenis dan zijn eer ste optreden. Verontwaardigd wendde zij zich af, maar hij greep haar hand en hield die in de zijne gevat, terwijl hü riep: „Wat mij dit aangaat, vraagt u? Na al de kwellingen, die ik heb doorgemaakt, sinds ik u voor het eerst zag, vraagt u mij dat nog?.... Wie is de eenige smart en de eenige vreugde mijns levens? Wie?.... Wie? Zoo u het niet ware Deze woorden waren haar een schokkende openbaring. Ze trok haar hand terug en ant woordde: „Hoe durft u mij van liefde spreken?U ontsiert uw positie daarmee. Dat begrijpt u toch wel?" Hij trad eenige schreden van haar terug, ter wijl hij met heesche stem drong: „Ga voort!.... Ga voort!" „Ik verlang niet voort te gaanIk ver lang, geen woord meer te zeggen. Maar u be grijpt toch ook wel, dèt, als u ooit weer eens zóó tot rnjj spreekt, ik mij dan genoodzaakt zal zien, alles aan mijn vader te vertellen." Hoe boos zij ook was, trof haar toch ook weer 't ellendige van zijn toestand en op veel zach ter toon zei ze: „Het spijt mij, dat u zoo gesproken heeft. Ik zal trachten, het te vergeten." „Zeg maar ronduit, wat u denkt!" riep hij weer heftig. „Zeg, dat het een groote beleeli- ging voor u is, om bemind te worden door iemand van zoo lage geboorte!" „Daar dacht ik niet eens aan," antwoordde zij, in volle oprechtheid. „Ik heb daar nooit meer aan gedacht, sinds den dag, dat u kwam. Het ging mij niet aan. Niétsniéts!' Zij spoedde zich weg en hij stelde geen po ging meer in het werk, om haar tegen te hou den. Hij stond haar na te kijken, zoo lang hem dit mogelijk was en siste toen tusschen de tan den: „O, wat zou ik haar kunnen aandoen! Hoe zeer zou ik haar niet kunnen vernederen, als ik haar daardoor met mij gelijk en tot de mijne zou kunnen maken!" Hij wischte zich het voorhoofd af, maar liet ineens zijn zakdoek vallen en uitte een scher pen kreet, want daar trad tusschen de dikke boomstammen te voorschijn Vashti Du- garre. Haar gelaat was bleek, bijna zoo wit als het zijne, maar overigens waren alle sporen van de heftige emoties, die zij doormaakte, verdwenen. Zü had zelfs een glimlach op de lippen, terwijl ze spottend zei: „Ik ben blij, dat ik naar buiten gegaan ben, en ik had niet durven hopen, dat ik op zoo'n alleraardigste comedie zou vergast worden. Of zou „tragedie" misschien een gepaster woord zijn? U overtreft al mijn ervaringen, op het tooneel opgedaan, Mr. Wyckam; het is duide lijk, dat u uw roeping gemist heeft!.... Sir George is zeer goedhartig, maar denkt u, dat u nu toch niet wat al te ver gegaan is, door het hof te maken aan Miss Carew?" „Miss Dugarre wil mü misschien een vraag veroorloven: zou zij meenen, dat Sir George ooit ingenomen zou kunnen zijn met haar be trekking tot dengene, die naar de hand van zijn dochter dingt?" Een oogenblik stonden ze elkaar aan te kij ken als een paar duellisten op het punt van uitvallen. „Zoo?" sprak ze toen langzaam. „U heeft mij blijkbaar de eer bewezen, mij te bespionneeren, Mr. Wyckam." Met een buiging antwoordde hij: „Het kan niet anders dan een eer zijn, miss Dugarre gade te slaan." „En naar ik verneem, zult u niet in gebreke blijven, uw ontdekking mee te deelen aan Sir George?" „In geen geval, daar ik zoowel stilzwijgen heb te koopen als te verkoopen." „Moet ik dit zoó opvatten, dat u dus tot een soort „onderhandeling" met mij zoudt willen overgaan?" „Mij dunkt, van uw kant zult u dit wel aller eerst moeten doen." Zij bezat een sterken wil, maar de zijne was toch nog onverzettelijker; ook overtrof hij haar in zelfbeheersching en dit was zij zich bewust, vandaar dat zij nu boos werd en verontwaar digd riep: „Moeten doen?.... U is wel onbeschaamd sir!" „Toch niet. U zult in onderhandeling met mij moeten treden; die noodzakelijkheid zult u wel moeten aanvaarden'. Wij zijn wederzijds in het bezit van eikaars geheim; wij stellen ons ieder een doel voor oogen. Wij zullen zeker beter onze zaak winnen, als wij samenwerken, dan wanneer wij elkaar zouden tegenwerken. U wenscht de vrouw van Mr. Brabazon te zijn, en ik verlang de echtgenoot te worden van miss Carew." öVordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 14