De oudste mensch van Afrika?
POND'S
Jid o&tfuLcX van den dag
Zelfs de
Strijd tegen de krotten in Engeland
Het Geheim van
Sir Carew
n^jzdoo^enioa^ schijnwe rpers
konden geen foutje ontdekken
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
Het merk ROBINSON staat op iedere
zool. Let daar op
METHODE
ZATERDAG 8 JULI
WAT IS „OLDOWAY?"
Een menschelijk skelet gevonden
uit oer-oude tijden
Men graaft verder...
Huwelijkswetgeving in
Spanje
Schatten in pakhuis
Moskous planetarium
'Enkele minuten per dag zijn
voldoende en het resultaat is
verbluffend. Beschermt Uw teint
met beide Pond's Creamszegt
deze populaire fdmster.
EEN VIJFJARENPLAN
Ergerlijke toestanden
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Het is de taak der wetenschap de myste
ries van het verleden te doorgronden en
de splitsing der rassen in haar oorsprong
na te gaan. De menschenresten die men hier
en daar op de onwaarschijnlijkste plaatsen in
den grond ontdekt, hebben niet steeds kunnen
leiden tot conclusies waar de wetenschap zich
over verheugen kon.
Vooral Egypte herinner u het graf van
Toet-Ank-Amen, staat de laatste jaren in het
centrum der belangstelling en thans is het het
graafwerk van Oldoway.dat de aandacht trekt,
Wat is Oldoway? Inderdaad een vraag, die in
de toekomst nog vaak zal moeten gesteld wor
den, want deze naam roept herinneringen wak
ker aan den oudsten mensch van Afrika. Oldo
way is de naam van een diepe groeve in
Duitsch-Oost-Afrika. Daar heeft de Münchener
geoloog Kattwinkel reeds in 1911 versteende
beenderen gevonden, die niet zoo onmiddellijk
terug te brengen zijn tot het voorhistorische
dierenrijk.
Daarom trok in 1913 de Berlijnsche geoloog
dr. Reek eveneens naar Oost-Afrika om ae
vondst van Kattwinkel nader te onderzoeken.
Van Engaruka uit, een nederzetting van inboor
lingen in de woestijn, ging de karavaan naar
de onbekende streken. Spoedig kwam zij in de
onbegrensde wildernis terecht, die destijds nog
niet door auto-wegen werd doorkruist en die
nog niet door vliegtuigen was geobserveerd.
De grootste plaag voor de ondernemers was
het totaal gebrek aan water, waar dag en nacht
naar gezocht werd en vele malen geschiedde
het, dat de dragers stikkend van dorst en vol
komen uitgeput op den grond neervielen. Maar
tenslotte bereikte de expeditie toch de plaats
van haar bestemming. En als men eens een
enkelen keer water ontmoette, dan werd dit bui
tenkansje meestal spoedig gevolgd door een of
andere ramp, als een woestijnbrand.
Meermalen is het gebeurd, dat het droge
gras begon te branden en de jagende vlammen
dreigend op de tenten der slapende reizigers af
kwamen, zoodat zij zich slechts met de grootste
moeite konden redden. Ook het oerwoud was
zoo ondoordringbaar, dat men soms meter voor
meter moest veroveren. Doch tenslotte bereikte
men dan toch Oldoway, waar de wetenschappe
lijke arbeid een aanvang zou nemen.
Om de absolute en betrekkelijke waarde van
een vondst als die van Kattwinkel te kunnen
beoordeelen, diende men eerst de omstandighe
den van den bodem te onderzoeken. De olifan-
tenresten die in denzelfden tijd op deze plaats
werden gevonden, vertoonden geen overeen
komst met het olifantenras van Oost-Afrika,
doch wel met de ol.fanten van het Alluviale
tijdperk in Europa. Zulke ontdekkingen wape
nen een man van de wetenschap met groote
voorzichtigheid bij het bestudeeren van gevon
den menschenresten, die hij niet direct kan
thuisbrengen.
Het menschelijk skelet, waarvan hier sprake
is. lag slechts een drietal meter onder de
aardoppervlakte, dat wil zeggen, drie meter
diep in de flank van de groeve, die op die
plaats 50 meter diep was. De wijze waarop de
beenderen in den grond lagen liet geen twijfel
over de veronderstelling, dat de mensch, wiens
beenderen hier lagen, een onnatuurlijken dood
was gestorven. Het is hoogstwaarschijnlijk, dat
het lijk stevig is samengebonden geweest, na
dat de beenen achterwaarts waren gebogen. De
schedel was eenigszins ingedrukt en de natuur
lijke ligging der beenderen was verschoven. Bo
vendien had men alle beenderen met hars ge
drenkt en verhard, om te voorkomen, dat zij
uit elkaar zouden vallen en zich in stof zouden
oplossen.
Deze vondst heeft destijds over de geheele
wereld een groote sensatie verwekt. De Berlijn
sche vakgeleerden belegden zelfs een afzonder
lijke vergadering op 17 Maart 1914, waarop ook
bu.teniandsche geleerden aanwezig waren. De
toeloop was zoo groot, dat het een dringen
werd om de tafel, waarop een menschenhoofd
met een gaaf gebit prijkte. De spanning loste
zich pas op na het uitspreken van de weten
schappelijke verklaring over de vondst. Niet
minder dan 36 redenaars voerden het woord.
En het resultaat? Reek zelf verklaarde:
„De vondst was en bleef een raadsel."
Niemand kon een verklaring geven die ook
maar uit de verte bevredigde. Dat hier wel
degelijk een menschelijk hoofd lag, begreep
iedereen, maar hoe oud de man moest geweest
zijn op het uur van ztjn dood, dat kon niemand
ook maar gissen. Het type paste wel bij de in
boorlingen van de streek waar het skelet gevon
den werd, maar ook bij Mentone, dus midden
in Europa, werden ook wel eens menschenge-
raamten van hetzelfde type gevonden.
De pers, die de zitting had bijgewoond, had
inmiddels voldoende stof voor sensationeele ar
tikelen: een menschenskelet van onbekende af
komst, opgewonden debatten, tegenspraak tus-
schen beroemde vakgeleerden, maar geen enkel
positief resultaat. En de strijd om een geraam
te was hiermede begonnen."
Na veel geschrijf en gewrijf werd de schedel
eindelijk toegeschreven aan den vertegenwoor
diger van een ras, dat nog in Oost-Afrika leeft.
Uit de beschrijving van prof. Mollison uit
München in 1928 blijkt, dat het skelet van een
man is van hoogen leeftijd, maar dat aan den
schedel de kenteekenen van een hoogen leef
tijd geheel ontbreken. Tenslotte lag en bleef
liggen een geheime sluier van onzekerheid over
deze zoo merkwaardige vondst.
Enkele weken na zijn voordracht in Berlijn
trok prof. Reek wederom naar Afrika. Hij zou
zes maanden wegblijven, maar de wereldoorlog
greep in en hield hem enkele jaren vast in En-
gelsch-Egyptlsche gevangenschap. Daarna kwam
Oldoway weder in de algemeene belangstelling
terecht. Ditmaal was het een jonge Engelsche
geoloog, Leaky, die in Oost-Afrika merkwaardi
ge ontdekkingen had gedaan. Hij had n.l. talrij
ke werktuigen gevonden uit den voorhistori-
schen tijd. Hij meende, dat deze werktuigen
overeenkomst hadden met die uit den Europee-
schen ijstijd. Ook menschengeraamten vond hij,
maar de vraag of deze geraamten met dat van
Oldoway verband hielden, kon hij niet beant
woorden. Wel waren er verschillende overeen
komende kenmerken, doch zekerheid had men
niet.
Toen begon de strijd opnieuw, vooral in En
geland en Duitschland, en het slot van de ge
schiedenis was, dat Reck en Leaky samen er op
uit trokken om in Oldoway verder te vorschen.
Samen vonden zij hier overblijfselen uit het
steenen tijdperk, en deze vondst wierp een hel
der licht op den ouderdom van het beroemde
skelet. Reek meende dat deze vondst met één
slag de fameuze theorie, dat de mensch van den
aap afstamt, omver wierp. De apen konden n.l.
moeilijk de vervaardigers zijn van de steenen
werktuigen, die bij het skelet werden gevonden!
In ieder geval staat het volgens Reck vast, dat
in Oost-Afrika menschen hebben gewoond lang
vóór den tijd, dien men tot dusver als den oudsten
aannam. Dat is althans het resultaat geweest
van Oldoway. Het grijpt echter verder, want
thans kan men gaan speuren naar overeenkom
sten met de menschen in Europa en Azië. Vast
staat dus, dat in oude tijden in Oost-Afrika een
menschenras moet hebben gewoond, dat een
hooge cultuur bezat. Wellicht zal de naam „Ol
doway" nog vaak worden vernomen in de toe
komst. Want de geleerde zoekers blijven daar
aan het werk in de vaste hoop nog ontdekkin
gen te zullen doen die van groot belang zijn
voor de geschiedenis van het menschdom. Men
duizelt even bij de gedachte, dat in den zwijg-
zamen grond verborgen, misschien nog overwel
digend materiaal te vinden is, een materiaal,
dat wellicht al het tot dusver gevondene hon
derdvoudig overtreft. De verrassingen zijn de
wereld nog niet uit.
De Spaansche Cortes heeft een nieuwe huwe
lijkswetgeving in behandeling, welke o.a. de
volgende bepalingen inhoudt:
Weduwen mogen pas 301 dagen na den dood
van haar echtgenoot opnieuw trouwen.
Mannen mogen huwen op 16- en vrouwen op
14-jarigen leeftijd.
Voogden of hun kinderen mogen niet trouwen
met de beschermelingen van den voogd.
Het huwelijk tusschen neven en nichten uit
den len en 2en graad is verboden.
Tegen degenen die een huwelijksbelofte bre
ken, zal, evenals dit in Engeland bestaat, een ver
volging ingesteld en een eisch tot schadever
goeding kunnen worden gedaan.
De schatten van het vroegere Keizerlijk Pa
leis te Peking zijn thans opgeslagen in een pak
huis in Sjanghai.
De waarde hiervan wordt op ruim dertig
millioen gulden geschat.
Het meest waardevolle stuk is wel een oude
encyclopedie uit de Ching-dynastie.
Het werk bestaat uit meer dan 100.000 deelen
en alles, wat van de wetenschap bekend was,
staat er in opgeschreven.
Oorspronkelijk bestonden vier exemplaren van
dit werk, doch twee zijn door brand vernield en
de derde staat in een museum te Moekden.
Verder bestaan de schatten uit edelsteenen,
wapens en wapenrustingen, tapijten, vazen e.d.
In het Moskousche planetarium het eenige
van de Sovjet-Unie dat in de drie jaren van
zijn bestaan door ruim 2 millioen menschen is
bezocht, zijn aanzienlijke verbeteringen en uit
breidingen aangebracht. Een medewerker van
de inrichting heeft een verrassend eenvoudig
toestel uitgevonden, waardoor met verbazing
wekkende natuurgetrouwheid het Noorderlicht
kan worden weergegeven. Een andere mede
werker heeft een toestel gebouwd, waardoor de
val van meteoorsteenen aanschouwelijk wordt
voorgesteld. Een derde medewerker heeft twee
apparaten geconstrueerd, een geeft den hemel
weer in gewonen toestand, het andere bij zon
en maansverduisteringen.
Thans is nog een toestel in aanbouw, dat den
loop der kometen aanschouwelijk voorstelt.
PONB
Ren ate Muller.
Niet olleen zij, moor ook U kunt er zóó be
koorlijk uitzien! Een dagelijksche, goede
huidverzorging, die strikt noodzakelijk is in
ons land met zijn grillig klimaat, doet won
deren en geeft U die prachtige, matte teint,
die stellig een ieder U benijden zol.
De behandeling is zoo eenvoudig en vergt
slechts weinig van Uw tijd.
Pond's
4 preparaten
voor de
huidverzorging
"1 Masseer Uw gelaat met Pond's Cold
Cream. Laat deze vette cream eenige
minuten in de poriën doordringen.
O Verwijder de overtollige cream met
Pond's Tissues, die zuiverder en veel
zachter zijn dan een zakdoekje.
O Bet daarna Uw gelaat met Pond's
Skin Freshener, onmisbaar voor het
behouden van een goede teint.
A Gebruik overdag steeds een weinig
Pond's Vanishing Cream. Deze geeft
een charmante frissche teint.
GRATIS bieden wij U aan een proef te nemen
met Pond's Cold en Vanishing Cream, Tissues en
Skin Freshener, na inzending van 25 cent voor
porti en verpakking aan POND's EXTRACT Cy.#
Afd. 24? AMSTERDAM.
NAAM:
ADRES:-
De sloppen van Londen zijn voor den cri-
minalistischen roman een bijna onont
beerlijke „plaats van handeling" gewor
den. Toch zullen de schrijvers weldra moeten
uitzien naar een ander milieu: misschien komt
de „oude haven" van Marseille in aanmerking,
misschien cok zijn er andere, voor den crimi-
neelen-romanschrijver aantrekkelijke oorden.
Want de Engelschen hebben besloten, voor
goed met het sloppenwezen af te rekenen. De
Prins van Wales zeide onlangs in een rede. die
hij in Guiidhall hield: „Acht-en-negeniig dui
zend gezinnen van vijf of meer personen moe
ten wonen in kleine woningen met één of twee
kamers." Hij drong er op aan, dat voor alle En
gelschen draaglijke woningtoestanden woruen
geschapen. Lady Pentland schilderde kort
daarop de1 ontzettende toestanden, die hier en
daar op woninggebied in Engeland nog heer-
schen. De bezoekers van Londen, die zich op
houden in. Westminster of in andere fraaie
stadsdeelen, merken niets van de smerigheid
en de benauwdheid van East End. Daar wonen
arbeiders, die na ingespannen arbeid terugkee-
ren in een donker hol, in een ruimte, waar
men den geheelen dag het gas moet laten bran
den. Het arbeidersgezin moet een hond houden,
ofschoon ook dat geld kost, maar de hond
vangt ratten en de rattenplaag is verschrikke
lijk. De ruimte, waarover zoo'n gezin beschikt,
is vaak zóó klein, dat men er geen stoelen kan
plaatsen. Bij de maaltijden gaan ouders en
kinderen op de bedden zitten. Dat ieder zijn
eigen bed zou hebben, is een vrijwel ongekende
weelde.
Zoo ziet het er niet alleen in East End uit.
Ook midden in de geweldige wereldstad, aan
de oevers van de Theems, liggen slopiten. Vele
woningen aan de Theems, vooral natuurlijk de
kelderwoningen, worden regelmatig door de
rivier „bev.oeid" en soms zelfs ontstaat er een
regelrechte overstrooming. In Januari 1928 bij
voorbeeld stortte zich het ijzig-koude water in
de woningen en verraste de gezinnen in bed.
In Shored'.tch leven ongeveer 100.000 menschen
op een Engelsche vierkante mijl. Deze armsten
der armen leven opgepropt in kamers, welker-
muren doordrenkt zijn van vocht. De wind
fluit er door, de vensterruiten zijn kapot, de
deuren sluiten niet.
Een andtr district, dat rijp is voor afbraak,
is Somers Town. Daar leven de groentehan
delaren, de vischkooplieden, kortom alle markt
kooplui, die Londen van levensmiddelen voor
zien. In de buurt bevinden zich de pakhuizen
en daardoor hebben ook hier de ratten zich in
grooten getale genesteld. En deze ratten zijn
ondanks hun geweldige menigvuldigheid nog
niet eens de ergste plaag. In de zomerhitte
vlucht de bevolking op straat, omdat het des
nachts in de muffe, gloeiende vertrekken niet
uit te houden is en omdat in die heete nachten
de wandluizen een groote activiteit vertoonen.
De wandluizen zijn erger aan de ratten; zij
innen hun cijns onmiddellijk.
Het beeld der sloppen is zeer uiteenloopend;
nu eens verheffen zich in de smalle stegen
huurkazernes van vijf verdiepingen, dan weer
wordt het slop gevormd door schuren of bouw
vallige kleine huisjes. In Shoreditch heeft men
in een straat tien huizen onderzocht. Zij had
den 59 huurvertrekken, waarin 238 personen
woonden; er waren slechts 18 aansluitingen op
de waterleiding.
Dergelijke wijken vindt men in alle Engel
sche industriegebieden, in Manchester, Glas
gow, Newcastle. In Glasgow bijvoorbeeld leven
twee-derder van de bevolking in woningen van
één of twee kamers. Een kwart der gezinnen
verblijft in éénkamer-woningen en minstens
de helft dier woningen voldoet niet aan de ge
ringste eischen van hygiëne.
In Manchester wordt de atmosfeer dezer
ellendige woningen nog verpest door de bijtende
lucht van gummifabrieken en lijmkokexijen.
Voor een dergelijke woning betaalt de arbeider
wekelijks acht tot tien shilling huur. Te Glas
gow zijn vele dezer zwarte holen, waarvoor een
hooge hum betaald wordt, meer dan 300 jaar
oud. De kinderen slapen in tinnen kuipen en
dat is misschien nog niet zoo slecht, want daar
in worden ze niet zoo ontzettend door de
wandluizen gebeten als de volwassenen in hun
bedden.
Nu zijn deze verschrikkelijke toestanden na
tuurlijk niet eerst onlangs ontdekt. Daar de
woningellende in Engeland altijd bijzonder
groot is geweest, is er daar al langer dan elders
een strooming, die de saneering der groote ste
den wil bewerken. De eerste tuinsteden zijn in
Engeland ontstaan. Maar er zijn er veel te wei
nig. Manchester heeft sedert den oorlog 16 000
nieuwe woningen gebouwd, Birmingham met
meer dan een millioen inwoners 37.000. In
Liverpool zijn 25.000 nieuwe woningen ge
bouwd. Dat is niet voldoende om een einde
te maken aan de woonellende.
Op het oogenblik vindt een algemeene aanval
op de sloppen plaats, niet alleen in Engeland,
niet alleen in Europa, ook in Amerika. In New-
York heeft men zoo juist 120 millioen gulden
ter beschikking gesteld voor den bouw van
apartment-huizen, die in de plaats zullen ko
men van de New-Yorksche krotten. Te Londen
heeft de bevoegde commissie bewilligd in een
bijdrage van een millioen gulden voor het zelf
de doel, een bescheiden bedrag, maar particu
lieren willen in twee jaar het honderdvoudige
bijeen zien te brengen. De Engelsche minister
voor Volksgezondheid, Sir Hilton Young, heeft
een vijfjarenplan voor de uitroeiing der krot
woningen in geheel Engeland uitgewerkt. De
sloppen moeten verdwijnen!
Op het laatste oogenblik werd het portier
van mijn coupé opengeworpen en een
lange, magere man stapte haastig in. Ter
wijl hij nog bezig was zijn zwart valies in het
bagagenet op te bergen, zette de trein zich in
beweging en reed het Gare du Nord uit.
Ik vloekte onhoorbaar, want ik had gehoopt
den coupé voor mijzelf te hebben. Treinreizen
vind ik vervelend, maar de nonsens-gesprekken
van medepassagiers verafschuw ik gewoonweg.
Enfin! Er was niets aan te doen en ik schikte
me er dan maar in.
Mijn medepassagier had, toen hij mijn aan
wezigheid bemerkte, even geknikt. Hij maakte
geen aanstalten om over het mooie weer te
spreken of over de algemeene malaise in het
zakenleven. Vanachter mijn krant nam ik hem
eens goed op en kwam toen tot de conclusie dat
mijn reisgenoot er op zijn minst genomen on
aangenaam, om niet te zeggen onguur uitzag.
Hij was lang en donker van uiterlijk, droeg een
zwarten flambard, die hem het uiterlijk gaf van
een verloopen artist en allerminst geschikt was
om aan zijn somber gezicht iets gunstigs te
geven. Vooral vielen mij zijn groote zwarte
oogen op, die rusteloos rondzwierven.
Hij trok zijn overjas uit en begon te lezen in
een soort notitieboekje. En het scheen zoo
boeiend of interessant te zijn, dat hij weldra
mijn aanwezigheid geheel vergat.
Een tijdlang bleef ik mij bezighouden met het
vraagstuk van zijn beroep. Maar, omdat ik niets
beters kon bedenken dan: verloopen artist of
marktkoopman, liet ik dit onschuldige tijdver
drijf spoedig varen en wijdde mijn aandacht
aan de krant.
De trein had Parijs verlaten en denderde
regelmatig voort.
Opeens slaakte mijn medepassagier een diepen
zucht en mompelde:
„Mijn God! Alweer een moord!"
Ik kan u verzekeren dat mijn hart stilstond
en dat de krant in mijn vingers trilde.
Wat had hij gezegd? Alweer een moord! Wat
had dat te beteekenen?
Ik spitste de ooren.
Mijn reisgenoot zette na een poosje zijn ge
mompelde alleenspraak voort.
„Verleden week de bankier Latour met een
dolk doodgestoken. Vorige maand de graaf
D' Arrandi met kogels doorzeefd en nu wil hij
me een vrouw laten vermoorden. Ik begin het
nu beu te worden, dat vervloekte werk!"
Het was duidelijk dat de man mijn tegen
woordigheid geheel vergeten was, maar in mijn
hoekje gedrukt en verborgen achter de krant,
rilde ik van ontzetting. Een bankier doodge
stoken! Een graaf vermoord! Ik ben een lief
hebber van sensatiefilms, maar daar gebeuren
de moorden alleen op het doek. Thans zat ik
met een moordenaar in één coupé.
Een moordenaar! Nu, er was geen twijfel
mogelijk. Die ongure kerel moest een van die
schurken zijn, die voor geld gehuurd kunnen
worden om hun misdaden te bedrijven.
Mijn bevende handen lieten de krant zak
ken. Hij sloeg de oogen op en ontmoette mijn
blik. Wat een gemeen uiterlijk had de vent!
Hij plooide zijn dunne lippen tot een walg
lijk grijnslachje en vroeg dan:
„Meneer heeft zeker nog nooit een moord
gepleegd?"
„Ik?!"
Ontzet staarde ik hem aan.
„Ik? N-n-nee...
Nee, gelukkig
niet, meneer". Ik j TTjPn ejnictpr
deed een flauwe Sinister
poging om een
schertsenden toon
in mijn antwoord
te leggen.
Mijn medepassagier legde het notitieboekje
naast zich op de bank en leunde vertrouwelijk
voorover.
„Wel, meneer, dan hebt u iets gemist in uw
leven."
„Ik kan niet zeggen dat het me spijt," ant
woordde ik uit den grond van mijn hart.
„Och," zei hij, „och, dat hangt er van af. Ik
heb eens een man neergeschoten, waarvoor vele
menschen me dankbaar waren. En sindsdien
heb ik er mijn eigenlijke beroep van gemaakt.
Nu, 't is niet bepaald ieders werk, dat moet ik
toegeven, maar ik ben er al zeg ik het zelf
erg handig in."
Het duizelde mij. Ik durfde mijn oogen niet
van hem af te wenden en bleef dus maar staren
in het valsche schurken-gelaat. Natuurlijk moest
ik aan de noodrem trekken, maar het was als
of mijn reisgenoot me met zijn oogen op de
bank vastgeklonken hield. Ik moest schreeuwen,
maar kon geen geluid voortbrengen. Het was
alsof ik flauw zou vallen.
Moest ik niet mijn vuist onder zijn neus du
wen en hem toeschreeuwen: „Schurk! Moorde
naar!"
Lang duurde het voordat hij opnieuw begon
te spreken.
„Moet u misschien ook naar Rouen? Ja ah,
dat treft. Dan kan ik u in de gelegenheid stel
len mij aan het werk te zien. Komt u maar op
een willekeurigen avond. Als u dit kaartje laat
zien.
HÜ overhandigde mij een naamkaartje. Ik
las: „Jacques Virolle, Wattier's tooneelgezel-
schap."
„Ik speel alle schurkenrollen, begrijpt u,"
hoorde ik hem zeggen. „Deze week spelen we
in het Verdier-theater. Ja, een prachtig stuk.
Het drama van de groene lotusbloem. Eén sterf
geval en twee moorden. De laatste voor mijn
rekening."
Robbie en Topsy zagen hoe Ben
jamin, de baviaan, een hoepel weg
nam van een groote ton en er mede
wegliep, vóór Freddy Vrijdag het kon
verhinderen.
„Laat ons eens gaan zien, wat hij
met den hoepel uitvoert," zeide Robbie,
terwijl ze den baviaan volgden.
Toen Benjamin dacht dat hij alleen
was, begon hij te springen met den
hoepel alsof deze een springtouw was.
Maar de baviaan was, al springende,
bij een overhangenden tak van een
boom gekomen en al spoedig sloeg de
hoepel over den tak en raakte daarbij
Benjamin's kop.
Benjamin viel naar voren en gaf een
schreeuw van schrik, omdat hij dacht
dat de zeeman den hoepel achter hem
had tegengehouden.
„Hij zal voortaan wel niet meer
springen met een hoepel," verklaarde
Topsy, „hij zal nu wel een touw ge
bruiken."
(Maandagavond vervolg)
(Ingezonden Mededeeling)
Al lp nhnnnp'n de verz®kerlnS3V°orwaarden tegen 9/1/1/1 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 7C/1 biJ een ongeval met 9 C/1 bij verlies van een hand 1 Of bij verlies van een Cfk bij een breuk van Aft bij verlies van 'n
flllt; UUUflfie O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen I ÖUUU, verlies van belde armen, beide beenen of belde oogen I O doodelijken afloop T O Um een voet of een oog 1 Om duim of wijsvinger t O U» - been of arm 4(/«" anderen vinger
30.
Voorzichtig richtte zij dus haar schreden
naar het kreupelboschje endaar waren ze!
Maar Patty wist niet, wat zij hoordeWas
dat die koude, steeds onbewogen Vashti, die nu
met tranen in de oogen en met zoo'n innig
ontroerde stem sprak tot Neil Brabazon:
„Denk je, dat ik mijzelve niet veracht voor
de tranen, die ik voor je schreide? Nog veel
meer veracht ik er mij nü om, dan vier jaar
geleden, toen ook armoede je van mij ge
scheiden hieldIk doe wel dwaas, om mij
zoo te vernederen voor jou, die geen hart hebt
en die je geheugen niet anders gebruikt, dan
om je te herinneren, waarom je mij verliet; die
heel koud kan beredeneeren, ofschoon ik je
meer ben dan iedere andere vrouw, dat je mij
toch moet opofferen aan je eerzucht, die je
dwingt, geld te trouwenDe hemel helpe de
vrouw, die zich laat overheerschen door de lief
de voor een man, want waarop hoeft zij uit
te zien?"
„Vashti! Vashti! In 'shemelsnaam, bedaar
toch, kind! Waarom zouden wij die ellendige
scène weer doormaken? Ik dacht, dat al wat
wij hadden moeten zeggen, dan ook uitgespro
ken was, eer ik naar Baronswold ging. Ik dacht,
dat wij overeengekomen waren niet meer te
praten van het verleden. Wat baat het om te
herhalen, wat ik eens heb gezegd en wat je
weet, dat de waarheid is dat alle liefde, die
ik voel, aan jou gewijd is, ofschoon er van een
huwelijk tusschen ons ook al had ik geen
aanzoek gedaan om de hand van je nichtje,
nooit iets kan komen. Het was een wreede spe
ling van het lot, die ons hier weer samenvoer-
de. Maar nu dit eenmaal zoo is, kunnen wii
niet anders doen, dan de bekendheid met el
kander geheim houden en het verleden zooveel
mogelijk vergeten. Maar het is al laat en de
avondlucht wordt te kil voor je. Neem mijn
arm en laat ik met je meegaan tot aan het
huis."
Langzaam ondernamen zij den terugtocht,
zonder dat er echter meer een woord tusschen
hen gewisseld werd.
Eerst toen Vashti geheel verdwenen was, trad
Patty te voorschijn tusschen 't kreupelboschje,
„Ik ben blij, dat ik dit gezien heb," sprak zij
in zichzelve. „Ik zal er niemand iets van ver
tellen, maar gelukkig dat ik het weet!"
En terwijl zij liep in de tegengestelde rich
ting, die het tweetal gegaan was, kon zij een
kreet niet weerhouden, want daar voelde zij
zich ineens bij den pols gegrepen en staarde in
het doodsbleeke gelaat van Antony Wyckam.
„Dus u heeft ze ook gezien?" fluisterde hij.
„Koesterde u ook achterdocht en heeft u ze
daarom gevolgd en gadegeslagen? Ik heb ze al
verdacht van den eersten dag af, dat ik ze
samen zag. Doordat ik de spanning niet langer
dragen kon, omdat ik wist, dat hij teruggeko
men was, om u te vragen, daarom heb ik
hen vanavond gevolgd.... Zelfs al had u hem
lief gehad, dan zoudt u nu toch nooit meer zijn
vrouw willen zijn?"
Patty trok zich een eindje terug. Zijn vurig
heid had haar wel doen ontstellen, maar zij
was moedig en hield zich goed.
Wat gaf hem het recht, om die twee te vol
gen en haar te ondervragen en tot haar te
spreken, zooals hij dit gedaan had?.... Wat
ging het hem nu nog aan, dat degene, die aan
zoek had gedaan om haar hand, een paar jaar
geleden zijn liefde had verklaard aan haar
nichtje en dat die twee haar dus misleidden?..
Hij had durven veronderstellen, dat zij hen ge
volgd had, om ze te beluisteren en te bespion-
neeren?.... Zij, die niets gaf om Neil Braba
zon.
„Ik begrijp niet, hoe u er toe kwam, Mr.
Wyckam, om te veronderstellen, dat ik achter
docht koesterde jegens mijn nichtje en Mr.
Brabazon! Ik ben hier enkel gekomen, om te
zien, waar ze waren. Over wat wij nu beiden
gehoord hebben, wensch ik niet te spreken. U
is ze opzettelijk gevolgd, om ze te beluisteren,
naar u zei. Ik begrijp niet, wat u dit interes
seeren ken!"
Dat hij nu in lachen uitbarstte, bezorgde
haar haast nog meer ontsteltenis dan zijn eer
ste optreden. Verontwaardigd wendde zij zich
af, maar hij greep haar hand en hield die in de
zijne gevat, terwijl hü riep:
„Wat mij dit aangaat, vraagt u? Na al de
kwellingen, die ik heb doorgemaakt, sinds ik u
voor het eerst zag, vraagt u mij dat nog?....
Wie is de eenige smart en de eenige vreugde
mijns levens? Wie?.... Wie? Zoo u het niet
ware
Deze woorden waren haar een schokkende
openbaring. Ze trok haar hand terug en ant
woordde:
„Hoe durft u mij van liefde spreken?U
ontsiert uw positie daarmee. Dat begrijpt u
toch wel?"
Hij trad eenige schreden van haar terug, ter
wijl hij met heesche stem drong:
„Ga voort!.... Ga voort!"
„Ik verlang niet voort te gaanIk ver
lang, geen woord meer te zeggen. Maar u be
grijpt toch ook wel, dèt, als u ooit weer eens
zóó tot rnjj spreekt, ik mij dan genoodzaakt zal
zien, alles aan mijn vader te vertellen."
Hoe boos zij ook was, trof haar toch ook weer
't ellendige van zijn toestand en op veel zach
ter toon zei ze:
„Het spijt mij, dat u zoo gesproken heeft. Ik
zal trachten, het te vergeten."
„Zeg maar ronduit, wat u denkt!" riep hij
weer heftig. „Zeg, dat het een groote beleeli-
ging voor u is, om bemind te worden door
iemand van zoo lage geboorte!"
„Daar dacht ik niet eens aan," antwoordde zij,
in volle oprechtheid. „Ik heb daar nooit meer
aan gedacht, sinds den dag, dat u kwam. Het
ging mij niet aan. Niétsniéts!'
Zij spoedde zich weg en hij stelde geen po
ging meer in het werk, om haar tegen te hou
den. Hij stond haar na te kijken, zoo lang hem
dit mogelijk was en siste toen tusschen de tan
den:
„O, wat zou ik haar kunnen aandoen! Hoe
zeer zou ik haar niet kunnen vernederen, als
ik haar daardoor met mij gelijk en tot de mijne
zou kunnen maken!"
Hij wischte zich het voorhoofd af, maar liet
ineens zijn zakdoek vallen en uitte een scher
pen kreet, want daar trad tusschen de dikke
boomstammen te voorschijn Vashti Du-
garre.
Haar gelaat was bleek, bijna zoo wit als het
zijne, maar overigens waren alle sporen van de
heftige emoties, die zij doormaakte, verdwenen.
Zü had zelfs een glimlach op de lippen, terwijl
ze spottend zei:
„Ik ben blij, dat ik naar buiten gegaan ben,
en ik had niet durven hopen, dat ik op zoo'n
alleraardigste comedie zou vergast worden. Of
zou „tragedie" misschien een gepaster woord
zijn? U overtreft al mijn ervaringen, op het
tooneel opgedaan, Mr. Wyckam; het is duide
lijk, dat u uw roeping gemist heeft!.... Sir
George is zeer goedhartig, maar denkt u, dat u
nu toch niet wat al te ver gegaan is, door het
hof te maken aan Miss Carew?"
„Miss Dugarre wil mü misschien een vraag
veroorloven: zou zij meenen, dat Sir George
ooit ingenomen zou kunnen zijn met haar be
trekking tot dengene, die naar de hand van
zijn dochter dingt?"
Een oogenblik stonden ze elkaar aan te kij
ken als een paar duellisten op het punt van
uitvallen.
„Zoo?" sprak ze toen langzaam. „U heeft mij
blijkbaar de eer bewezen, mij te bespionneeren,
Mr. Wyckam."
Met een buiging antwoordde hij:
„Het kan niet anders dan een eer zijn, miss
Dugarre gade te slaan."
„En naar ik verneem, zult u niet in gebreke
blijven, uw ontdekking mee te deelen aan Sir
George?"
„In geen geval, daar ik zoowel stilzwijgen
heb te koopen als te verkoopen."
„Moet ik dit zoó opvatten, dat u dus tot een
soort „onderhandeling" met mij zoudt willen
overgaan?"
„Mij dunkt, van uw kant zult u dit wel aller
eerst moeten doen."
Zij bezat een sterken wil, maar de zijne was
toch nog onverzettelijker; ook overtrof hij haar
in zelfbeheersching en dit was zij zich bewust,
vandaar dat zij nu boos werd en verontwaar
digd riep:
„Moeten doen?.... U is wel onbeschaamd
sir!"
„Toch niet. U zult in onderhandeling met mij
moeten treden; die noodzakelijkheid zult u wel
moeten aanvaarden'. Wij zijn wederzijds in het
bezit van eikaars geheim; wij stellen ons ieder
een doel voor oogen. Wij zullen zeker beter
onze zaak winnen, als wij samenwerken, dan
wanneer wij elkaar zouden tegenwerken. U
wenscht de vrouw van Mr. Brabazon te zijn, en
ik verlang de echtgenoot te worden van miss
Carew."
öVordt vervolgd).