Weenen, het graf der Turken <3id wkdaal mn dm dag THE MANCHESTER GUARDIAN COMMERCIAL COTTON: FLAX: WOOL ARTIFICIAL SILK INDUSTRIES ROULETTE ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN Met ROBINSON aan kun je uren lang gaan 7SO.-S&SqSTtfSS250.- ^^^Z^fI2S.-ZZT^SSSfSO.-'SS°'TkSf40^SaTSSi Het Geheim van Sir Carew VRIJDAG 14 JULI 1683 JULI 1933 Het beleg der stad W olkbr euken Kiekjes van uw boottoclin Neem dan steeds Voor tweehonderd vijftig jaar wer den de Turken vóór de muren van Weenen verslagen Hoe ontstaan zij de volmaakte snelle rolfilm KON HAAR HANDEN NIET OPBEUREN Wanhopig door rheumatiek WATCH THE PROGRESS OF THE BRITISH and through the columns of An annual subscription of 18 shillings, sent to the Publisher, "MANCHESTER GUARDIAN COMMERCIAL", Guardian Buil ding, Manchester, England, will bring the paper to you every Saturday morning. Write for a specimen copy, free of charge. AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG Deze maand is het feest in Oostenrijks hoofdstad en zelden had Weenen meer reden tot feesten dan thans. Want in deze maand Juli is het tweehonderd vijftig jaar geleden, dat de Weeners met succes het hoofd hebben geboden aan de belegering van hun stad door de Turken, waardoor zij vrijwel geheel Europa gered hebben van de Turksche overheersching. Na den val van het Byzantijnsche rijk ver kreeg Mohamed XI met de verovering van Kon- stantinopel in 1453 een sterke macht in Euro pa. Vooral de Hongaren hadden het zwaar te verantwoorden, omdat in hun land de voor naamste krijgsverrichtingen plaats hadden,o.a. om daardoor den weg naar Weenen vrij te maken. Dit gelukte den Turken tenslotte vol komen, nadat zij de Hongaren met een gewel dige overmacht bij Mohacs hadden verslagen. Paus Pius V wist tenslotte een grooten tegen stand tegen de Turken in het leven te roepen, zoodat zij bij Lepanto door Juan van Oosten rijk werden verslagen, maar een definitieve overwinning, werd dit niet, omdat de overwin naars tot oneenigheid vervielen. Een van de voornaamste spelbrekers was Lodewijk de Veertiende, die zooveel in zijn vermogen lag den strijd tegen de Halve Maan boycotte. Het groote ideaal der Turken, de vernietiging van de Christenwereld, is voor een niet gering deel door toedoen van liodewijk, den Zonne koning, dicht bij de werkelijkheid gekomen. Maar het groote lichtpunt in deze onverkwik kelijke geschiedenis is het beleg van Weenen, of liever de geweldige weerstand der Weeners. De maanden Juli en Augustus van het jaar 1683 zijn voor Weenen een harde strijd ge weest, maar zij eindigden met een der schoon ste bladzijden uit de geschiedenis van Europa. Voor alles had de Paus te zorgen, dat Europa zelf tot vrede zou komen, alvorens te kunnen beginnen met een geregelden strijd tegen de Turken. Het oogenblik was gekomen, dat sultan Mo hamed IV met zijn Groot-Vizier Kara Mustafa aaii het hoofd van honderd zestig duizend man optrok naar Belgrado, waar hij in Mei 1683 aankwam. Karei van Lotharingen, die met een troepenmacht tegen den Turk was uitgezon den, kon niets tegen de overmacht uitrichten en trok zich terug naar Weenen. Maar Kara Mustafa achtervolgde hem, slechts op geringe wijze gehinderd door de dorpen, die men om de Turken tegen te houden, in brand had ge stoken. In koortsachtige haast begon men aan de versterking van Weenen, doch reeds spoedig verschenen de Turken met hun geweldig leger en nu begon het beleg, dat tegen de verwach ting van den Groot-Vizier zou eindigen in een smadelijke teleurstelling voor de belegeraars. Tien duizend man waren in de stad om tegenstand te bieden. Een klein groepje dus, dat lang niet opgewassën was tegen de groote macht der aanvallers. Maar men deed een be roep op alle burgers om hun leven te wagen voor de vrijheid van de stad en van geheel Europa. Het resultaat was overweldigend en uit alle standen meldde men zich aan, ge dreven door één vurig verlangen: de stad tot eiken prijs te redden en den Turken alle illusies te ontnemen. Kara Mustafa wist natuurlijk niet beter, of de zwak verdedigde stad zou zich spoedig overgeven. Maag hij onderschatte zijn vijanden van den eersten dag af. Slechts met tragen ijver begonnen de Turken na verschil lende dagen pas met hun werkzaamheden, hoe wel in de voorafgaande dagen nu en dan kleine gevechten plaats hadden. Het ging den Wee ners aanvankelijk niet voor den wind en voor al de midzomerhitte zat hun deerlijk dwars. De aanvoerder der verdediging, de beroemde Stahremberg, hield er echter den moed in, kweekte zijn soldaten op tot mannen, die geen vrees koesterden voor den vijand en die zich gewenden aan de gedachte, dat ieder van hen het op zou moeten nemen tegen een aantal vijanden. Einde Augustus echter begon de nood hoog te stijgen. Er waren geen granaten meer en de sterfte onder de bevolking was onrustbarend groot. Boodschappen werden naar buiten ge zonden, waarin dringend om hulp gesmeekt werd. De nood was tot zijn hoogtepunt geko men. Enkele bolwerken gingen verloren, door dat de geweldige Turksche mijnen groote gaten sloegen in de muren. Intusschen was Jan Sobieski van Polen on derweg met 26000 man, eveneens een te kleine troepenmacht om met succes tegen de Turken te kunnen opereeren. Hij werd tegemoet gegaa) door den Hertog van Lotharingen, eigenlijk zijn concurrent voor den Poolschen troon. Maar beiden verzoenden zich in dit ernstig uur en zoo kon Sobieski aan het hoofd van een totaal- leger van zeventig duizend man naar Weenen trekken. Op 11 September kwamen zij in de buurt van het Turksche leger, en de vreugde in de belegerde stad kende geen grenzen. Op 12 September, een Zondag, begon men met een H. Mis, waarna de priester het kruis ophief en ten aanhoore van het leger Gods hulp at smeekte voor een overwinning op den erf vijand van het Christendom. Toen begon het gevecht, een gevecht op leven en dood. Maar de Christenen vochten voor een heilige zaak en kenden noch vermoeienis noch vrees. Zij vochten als leeuwen en aan het eind was het verlies aan manschappen bij de Tur ken zoo overweldigend groot, dat men mocht besluiten, dat een christen ongeveer vijf Tur ken voor zijn rekening had genomen. Ook de oorlogsbuit der Christenen was enorm en daaronder was niet de minst verheugende eenige honderden christen-weezen, die door Mustafa waren gevangen genomen en wier ouders op last van hem waren vermoord. Zoo was Sobieski precies op tijd gekomen om de stad te redden en de vreugde in Weenen was aandoenlijk. Maar niet alleen in Weenen, ook in Rome vierde men feest. De stad was geïllumineerd en het volk was dronken van geluk. Men trok in stoeten door de straten; poppen, die den Groot-Vizier voorstelden, droeg men rond en van het balkon van den Sint Pieter hing een der Turksche vaandels. De Paus liet Missen opdragen voor de gedooden, liet munten slaan als gedenkpenningen van de glorierijke overwinning en dankte God, dat de Christenheid verlost was van den gehaten en gevreesden Turk. Voor goed was het gedaan met de macht van de Turken ïn Europa, althans in het Christe lijk deel van Europa. Nooit zou de Turk meer het heil van de Kerk bedreigen. Langzaam nam zijn macht af en dit gelukkig verschijnsel is te danken, in de eerste plaats aan het dap per verweer van de Weeners en aan de hulp, die Sobieski aan de stad heeft gebracht. De herinnering aan deze zoo belangrijke fei ten moge juist nu in deze maanden van dit jaar worden opgehaald, want in Juli en Au gustus 1683 werd het vonnis geveld over de Turken en werd het lot van het Christelijk Europa voor goed en in gunstigen zin bepaald. Terecht viert Weenen feest, terecht verheugt de stad zich over de heldhaftigheid van hun vaderen, die streden, honger en dorst leden en stierven voor hun stad, hun land, hun gods dienst, hun Kerk. De zomer is nu zoover gevorderd, dat wij in den tijd gekomen zijn, waarin wel eens wolk breuken kunnen losbreken. Wat zijn wolk breuken? Laten wij dat eens onderzoeken. Als een zomeronweersbui over ons heen trekt kan het gebeuren, dat de sterke regen plotse ling zoo hevig wordt, dat het is alsof „het water met bakken uit den hemel valt". Men zegt dan ook wel, dat het „pijpensteeltjes regent." Meer dichterlijk uitgedrukt: de sluizen des hemels worden geopend. Deze laatste uitdrukking is daarom zoo merkwaardig, omdat zij de voor stelling insluit alsof boven ons een vergaarbak aanwezig is, waarvan slechts eenige kleppen behoeven te worden opengemaakt om een zeer groote hoeveelheid water te laten uitstroomen. Deze voorstelling sluit zich in groote trekken zeer goed aan bij de werkelijkheid, maar er is toch een verschil, dat wij niet over het hoofd mogen zien. Het water is daar boven namelijk niet in den gewonen vorm als b.v. in een vijver aanwezig, doch in dampvorm en ook in de ge daante van wolken. Het openzetten van de sluizen is dus slechts een aanschouwelijk beeld voor een natuurpro ces, dat wij gelooven te begrijpen maar dat ons in wezen eigenlijk niet geheel bekend is en waarvan wij ons, wanneer wij er eens over gaan nadenken, geen duidelijke voorstelling kunnen vormen. De meesten van ons hebben geleerd, dat waterdamp onder bepaalde om standigheden kan condenseeren, d.w.z. dat de moleculen water, die in de atmosfeer heeten te zijn opgelost, dus daarin ronddolen als de ster ren in het heelal, bij groote aantallen samen- klompen tot waterdruppels, in dat geval dus tot regendruppels. Wanneer dit natuurproces nu maar heel snel verloopt regent het hard en wanneer het buitengewoon snel gaat hebben wij een wolkbreuk. De naam onderstelt dus dat de regen ontstaat door het uiteenvallen of 't openbarsten van een wolk, meer wetenschappe lijk uitgedrukt doordat een wolk tot druppels condenseert. Of dit werkelijk zoo gebeurt is op zijn minst genomen twijfelachtig. Het is in elk geval niet zoo eenvoudig, zooals rechtstreeksche waarnemingen in de wolken tijdens regenbuien door luchtreizigers hebben aangetoond. Het is echter wel waar, dat de regen altijd zeer nauw verbonden is met de wolken en slag regens en wolkbreuken in het bijzonder met geweldig dikke, donkere en hoog opstapelende wolken. Het voorkomen van electrische ont ladingen is daarbij waarschijnlijk een bijzaak want wolkbreuken en slagregens komen ook zonder deze voor. Het staat ook wel vast, dat afkoeling van de lucht tengevolge kan hebben, dat een gedeelte van den daarin aanwezigen waterdamp tot neer slaan kan worden gebracht. Om nu te kunnen begrijpen, dat buitengewoon zware slagregens kunnen voorkomen, moeten wij iets af weten van de hoeveelheden water, die in de lucht in dampvorm aanwezig kunnen zijn. Als voorbeeld kunnen we hier eenige cijfers noemen, die op ons eigen klimaat betrekking hebbéti. Bij warm zomerweer kan een kub. meter lucht van 80 procent relatieve vochtigheid 15 gram water be vatten in dampvorm. Als deze lucht naar boven stijgt tot b.v. 4000 Meter hoogte en daarbij 20 graden afkoelt, zal daaruit ruim 10 gram water in vloeibaren vorm worden afgescheiden en als regen naar beneden vallen. Dat lijkt heel weinig maar men moet bedenken, dat het niet gaat om een kub. Meter alleen. Stijgt deze lucht op in een stroom met een snelheid van b.v. 10 Meter per seconde (wat een lage schatting is), een stroom, die van onderen af door den stormwind wordt gevoed, die bij zware regens voorkomt, dan beteekent dit, dat elke seconde 10 kub. Meters hun waterdamp afstaan,' dus een hoe veelheid van 100 gram. Deze regenhevigheid zou gelijk staan met 0.1 m.M. regenhoogte per seconde of 1 m.M. in 10 seconden. Dat lijkt heel veel op een wolkbreuk. Een millimeter regen hoogte is n.l. een kilogram water per vierkanten Meter. Het is niet onwaarschijnlijk, dat een dergelijke regenhevigheid wel bij de echte wolk breuken voorkomt. Men weet het niet zoo pre cies omdat de zelf-registreerende regenmeters, waarvan in de meteorologie gebruik wordt ge maakt, den regenval op zoodanige wijze regis- treeren, dat de intensiteit niet voor elke seconde kan worden nagegaan, wel echter over het ver loop van eenige minuten. Daar echter wolk breuken slechts eenige minuten duren en al dien tijd niet regelmatig vallen, kan men de grootste intensiteit niet dan bij benadering schatten, of, zooals hierboven is gedaan, op grond van zeer waarschijnlijke grootheden, ruw weg berekenen. De vraag is echter ook hoe dit alles nu precies in zijn werk gaat. Wij weten allen wel bij ervaring, dat bij sterken slagregen de wolk breuk plotseling inzet en gedurende enkele minuten ware stortvloeden van water geeft, om dan plotseling op te houden. Het wordt daarbij gemeenlijk donker en men ziet donker grijze wolken-massa's overtrekken. Heel dikwijls steekt een krachtige wind op. Wat nu het ontstaan van wolkbreuken betreft kan men in hoofdzaak drie gevallen onder scheiden waarbij echter altijd sprake is van de tegenstelling tusschen koude en vochtig warme luchtmassa's. In sommige gevallen wordt door sterke verhitting van de onderste luchtlagen haar soortelijk gewicht kleiner dan dat van hoogere lagen. Zij geraken daarbij in opstijging, een deel van den waterdamp wordt daarbij af gescheiden, de vrijkomende warmte zet de op stijgende beweging verder aan en de lucht stijgt dan met groote snelheid tot duizenden meters hoogte. Dit is het eenvoudige geval van een locaal warmte-onweder met zwaren regen. Een ander geval is wanneer een koude lucht- massa naast een warm-vochtige ligt. Onder be paalde omstandigheden, b.v. tengevolge van een drukverschil, dringt de koude lucht zich onder de warme en tilt deze in de hoogte, waarbij deze groote hoeveelheden waterdamp als regen afscheidt. Zulks gebeurt, dikwijls in z.g. front buien, die met onweer en een stormachtigen in val van den kouden luchtstroom gepaard gaan. Deze buien komen voor na groote zomerhitte en groote temperatuur-verschillen over kleine af standen. De derde vorm van wolkbreukachtige regens -MIIILIIIIIllllllllllll miiiiiiiiiiMiiniiin Wat in dezen tijd kan rollen Trekt ons onweerstaanbaar aan, Daar het rollen wel wat vlugger Dan het loopen schijnt te gaan Monte Carlo en roulette Was tot dusver synoniem. Met vacantie geld verliezen Schijnt het toppunt van subliem. Maar ook wij zijn voor vooruitgang, Wij ook doen zoo gaarne mee- Daarom houdt nu de roulette Ook in ons land haar entree. Scheveningen, Noordwijk, Zandvoort, Laren openen de rij. En wie men voor nabobs aanziet? Wel, dat zijn natuurlijk wij! Rollen, rollen, geld moet rollen Rollen wijst ons ook den weg Als wij gaarne willen spreken Van aan lager wal en pech! Rollen gaat beslist ook vlugger, Geld vooral rolt zeldzaam vlug Want gewoonlijk keert het nóóit meer Naar het uitgangspunt terug! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) aiiiiiiMiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiirc komt voor in de tropische wervelstormen waar in orkaanachtig zich voortbewegende lucht massa's van hoog waterdampgehalte in opstij gende beweging zijn. Deze wolkbreuken zijn echter van langeren duur evenals de stuwregens tegen berghellingen, die er na aan verwant zijn, maar die wij in ons land eigenlijk niet hebben. De bij ons voorkomende wolkbreuken behooren tot de twee eerstgenoemde vormen. De eigenlijke wolkbreuk is dus niets anders dan een heftige regenbui, die ons alleen im poneert door zijn ongewone intensiteit. Men be hoeft er dus niets anders in te zien dan een uitbundige uiting van bepaalde natuurprocessen, die in een meer gematigden vorm iets heel ge woons zijn. Voor deze uitbundigheid zijn echter buitengewone omstandigheden noodig, d.w.z. omstandigheden van een zekere uitbundigheid, die zelden voorkomt. De wolkbreuken imponee- ren daarom den meteoroloog meer door dezen samenloop van omstandigheden dan wel door den hevigen regen, maar op den gewonen waar nemer maken zij steeds een diepen, soms vrees- aanjagenden indruk, die onmiddellijk verdwijnt met het ophouden van den regen. (Nadruk verboden) Willy Woensdag had eenige rollen verband op het wrak van het schip gevonden en hij meende dat ze zeer goed te pas zouden kunnen komen, en op zekeren dag toen de zeeman op het strand was met zijn giraffe, kwam Willie, die de rollen bij zich had. „Zeg, kunnen we niet een meiboom maken," zeide hij, „daarmede kunnen we ons vermaken." „Waar is de meiboom," vroeg Ivy, „ik zie er geen." „Edwin zal de meiboom zijn," ver klaarde Willie. Willie sneed de rollen verband in lange strooken en maakte zeven van die strooken vast aan den nek van de giraffe en juist toen de meiboom ge reed was kwamen Loetje en Loutje. „Laat nou iedereen een strook in de hand nemen en dezelfde richting gaan, dan spelen we het naar behoo ren," riep Willie. „Neen, dat zullen we niet," riep Ivy, „je weet heelemaal niet hoe je- „meiboom" moet spelen." Zoo ging iedereen maar om de giraf fe loopen, zooals het hem goeddacht, met het gevolg, dat het een heele warboel werd om den hals van Edwin, (Morgenavond vervolg). i I' I (Ingezonden Mededeeling). Het was géén toeval," vertelde detective O'Malone, „dat ik me op een regenach- tigen dag met mijn Fordje naar May- fields begaf, want het vond zijn oorzaak in het feit, dat mijn hulp was ingeroepen voor een tweetal geheimzinnige diefstallen, die door de plaatselijke politie niet konden worden ont sluierd. Maar ik moet bekennen, dat ik de op lossing wè] dank aan het toeval, dat ons, speurders, gelukkig vaak ter wille is. Ja, als we alles zelf konden oplossen, dan mochten de menschen ons wel in een gouden lijstje zetten. Denk echter niet. dat een detective alles kan. Hij is een mensch zooals iedereen. Slechts het feit, dat hij van speuren en ontraadselen zijn dagelijksch'werk maakt, brengt hem gewoon lijk eerder rot de oplossing, dan dat bij gewone stervelingen het geval pleegt te zijn. De zaak, waarom het hier ging, was nog al geheimzinnig. Je moet weten, dat er van Mayfields uit iedere week gewoonlijk op Vrijdag, een post- zending met bankpapier en specie naar het nabijzijnde St. Johns werd vervoerd. Dit was opgedragen aan een ouden, vertrouwden amb tenaar. Jenks heette hij. Een auto stond hem ten dienste, waarmee hij den zak met kost baarheden onopvallend vervoerde. Het was een open wagen en Jenks reed in burger. De zak lag naast hem bij zijn voeten en Jenks was gewapend met twee dienstrevolvers. Bovendien had hij een alarmfluitje bij zich. Nu was het heel veel menschen uit het kleine plaatsje bekend, dat Jenks een soort schatver- voerder was, maar het was evenzoo bekend, dat de Achat" gewoonlijk niet bepaald groot was. Het koper- en zilvergeld nam veel plaats in, maar aan waarde vertegenwoordigde het toch slechts een bescheiden sommetje. Opeens kwam er een verandering in de ad ministratie, waardoor om de veertien dagen een tamelijk groot bedrag moest worden wegge bracht. Men dacht zelfs niet aan dieven en zoo bleef Jenks ook alleen rijden, zooals steeds. Den eersten dag, dat hij de „groote lading vervoerde, werd hij in het bosch, dat Mayfields bijna geheel omringt, doodgeschoten. Verschei dene kogels hadden hem van terzijde geraak De auto was tegen een boom tot stilstand ge komen, vrijwel onbeschadigd, maar uit den postzak waren alle biljetten verdwenen. t Was werkelijk curieus! De dief of dieven hadden Jenks achter het stuur neergeschoten, den postzak geopend en de bankbiljetten mee genomen, rerwijl zij het zilvergeld en de rest, dat thans ook nog een behoorlijk bedrag vorm de, hadden achtergelaten. En wat nog verras sender was: ieder spoor ontbrak. Ik zal je niet vervelen met het relaas van de nasporingen en met de theorieën van de poli tie. Zij deed haar best, maar het raadsel bleef onopgelost. Twee maanden lang ging het geldvervoer daarna geregeld zijn gang, zonder dat er iets voorviel. Men had thans twee mannen in den auto, die beiden goedgewapend waren. Toen herhaalde zich de geschiedenis. Het ge beurde weer tegen zes uur 's avonds, de plaats was ongeveer dezelfde. Ook nu bleef de specie onaangeroerd, maar het verschil was, dat er twee mannen aan ten offer vielen. Nu raakten de gemoederen in beweging. De pers kwam in actie en ik werd getelegrafeerd. Zooals ik zei, was het een regenachtige dag, toen ik in Mayfields aankwam. Tezamen met den hoofdcommissaris ging ik naar den post directeur, die me de heele geschiedenis ver telde. „Treurige kwestie," zei de postdirecteur. „Nu Doet na weer zelf de huishouding Tien maanden lang leed deze vrouw. Tien maanden lang worstelde zij om haar rheumatiek te overwinnen. En toch, toen zij eenmaal het juiste middel had gevonden, hoefde zij niet lang meer op het succes te wachten. Gedurende zes weken „de dagelijksche dosis" Kruschen Salts en haar strijd was gewonnen. Een „ongeloofe- lijk wonder" noemt zü het. Zij schrijft: „Ongeveer 12 maanden geleden kreeg ik een aanval van rheumatiek en wel zoo kwaadaardig, dat ik er door misvormd werd. En ik was nog maar 32 jaar. Tien maanden lang probeerde ik van alles en ik werd beschouwd als een hopeloos geval. Soms kon ik dagenlang mijn handen niet tot mijn hoofd opbeuren. Toen dacht ik aan Kruschen Salts. Een ongeloofelijk wonder! In zes weken tijd was ik in staat mijn huishouding weer zelf te doen en voor mijn kinderen te zorgen. Ik heb nooit meer eenige teekenen van een terugkomen der rheumatiek bemerkt." Mevr. M. De werking van „de kleine dagelijksche dosis" Kruschen Salts is even eenvoudig als doeltref fend. De verschillende zouten in Kruschen drij ven zacht de opgehoopte afvalstoffen en urine zuur, die Uw pijnen veroorzaken, langs den natuurlijken weg uit het lichaam. De pijnen verminderen, de stijve gewrichten worden weer lenig, gezwellen verdwijnen. Indien U trouw blijft aan de kleine dagelijksche dosis Kruschen zullen de afvoerorganen tot regelmatig function- neeren aangespoord worden, zoodat het lichaam inwendig schoon blijft. Zoodoende krijgt het kwaadaardig urinezuur geen kans meer zich ooit weer op te hoopen. U blijft vrij van rheumatiek. Kruschen Salts is uitsluitend verkrijgbaar bij alle apothekers en drogisten k 0.90 en 1.60 per flacon en wordt gefabriceerd in Engeland door de Fa. E. Griffiths Hughes Ltd., sinds 1756 te Manchester gevestigd. Stralende gezondheid voor één cent per dag. (Adv.) weer twee mannen. Heeft u eenig vermoeden?" „Is het personeel van het postkantoor te ver trouwen?" vroeg ik. „Geheel," was het antwoord. Ik had een sterk vermoeden, dat iemand van het personeel öf de zaak zelf opknapte, óf in lichtingen verstrekte. Maar ik vertelde het hem niet. Ik liet mü inlichten over de werktijden en toen kwam er iets verrassends voor den dag. Er werd door de ambtenaren, die van de „groote" zendingen op de hoogte waren, in twee ploegen gewerkt. Terwijl de eerste overval was gepleegd, had groep a vrij- af en tijdens den tweeden overval T~\p 'fyflvt- groep b. -P „Wie ontdekte den eersten moord?" vroeg ik i den commissaris. „Hier, meneer Petterson, de postdirecteur," antwoordde hij. „Meneer Petterson's woning ligt tamelijk dicht in de nabijheid van de ongeluks plek." „Heeft u de nummers van de bankbiljetten?" was mijn volgende vraag aan den postdirecteur. Hij overhandigde me een lijst met nummers, die ik meenam naar het hotel, waar ik logeerde. En nu komt het toeval. In het hotel aangeno men, kreeg ik opeens het zonderlinge idee om de nummers van mijn eigen bankbiljetten het waren er vijf te vergelijken met de lijst, die er ongeveer vijfhonderd bevatte. Het was natuurlijk idioot, maar ik deed het. Het nummer van één van de biljetten kwam op de lijst voor!! En daarmede was het raadsel opgelost. Ik ging onmiddellijk naar den hoofdcommissaris en liet den postdirecteur Petterson arresteeren. Hij viel dadelijk door de mand. Ik geloof, dat die zaak nu wel duidelijk is, nietwaar? De postdirecteur was in zijn tuin be zig, wanneer de auto een halven kilometer ver der over den weg reed. Hij ging gewapend met zijn browning naar den weg, wachtte den auto op en, wanneer er geen getuigen in de nabij heid waren, schoot hij. Hij doodde zijn slacht offers, want hij kon niet steeds vermijden, dat zij hem zagen en herkenden. De specie kon hij niet verbergen, maar de biljetten stopte hij tus schen zijn kleeren, evenals de revolver. Dan wachtte hij eenigen tijd en „ontdekte" den moordaanslag. Meestal wanneer er reeds andere menschen kwamen aangeloopen. Nattuurlijk gaf hij vaische nummers van de bankbiljetten op en dat is, met het toeval, de oorzaak van zijn ontmaskering geweest." H. E. ItllttlMllll i J/ OP dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Ofïflf) bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door AllC QDOHTIC S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen F OUUU»m verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen SS HOOFDSTUK XXIII Het was zoo'n heerlijke, warme, zonnige dag, flat men zich haast niet kon voorstellen, dat de winter zoo nabij was. ,,'t Is verschrikkelijk warm, Charley! Ik zal mijn mantel maar uitdoen. JU zult toch ook wel half gebakken zijn met die brandende zon zoo op je gezicht.... O, hij is in slaap geval len!" Patty ging nu recht overeind zitten en stond op. „Dat noemt hij nu mij gezelschap houden!" spotte zij. „Hoor eens, hij snorkt zoowaar! Zou het al tijd zijn, om naar huis te gaan?" Ze keek eens op haar armband-horloge en Bag, dat het pas vier uur was. Om zes uur werd er 's Zondags op Capheaton gedineerd, terwijl het geen half uur loopen was van de plek, waar ze op het oogenblik zaten. „Mijn hemel!" zei ze, den mantel over den arm nemend. „Het heeft er nog niet veel yan, dat ik Garthdale binnenkort met sneeuw over dekt zal zien.... Wat is het mooi daar ginds; waar het pad naar beneden in dien kuil duikt! Dat is zeker maar een schapenpaadje. Ik moet eens even dien kant uitloopen; dan zal ik weer teruggaan naar dien slaapkop!" Dit laatste zei ze eenigszins weifelend, want ze wist zelf heel goed, dat haar oriënteerings- vermogen veel te wenschen overliet, maar ze zou immers niet ver uit den koers gaan; een klein eindje. Ze liep echter een kwartier lang ên.... kwam toen tot de ontdekking, dat ze hopeloos ver dwaald was. Charley zou natuurlijk overal naar haar uitkijken, maar haar niet vinden en dan naar huis gaan en moeder een doodschrik be zorgen! Ze zou maar eens roepen, heel hard, Het eenig resultaat was echter, dat een paar kraaien krassend boven haar hoofd vlogen en enkele schapen nieuwsgierig den kop ophieven van het plekje, waar zij aan het grazen waren. „Hoe kwam ik toch ook zoo gek," riep ze, on geduldig op zichzelve. „Ik weet immers, dat ik tóch al zoo slecht den weg onthouden kan, en dèt midden op de heide, waar alles op elkaar gelijkt!Capheaton kan wel mijlen ver zijn en de zon is ai bijna onder!" Ze werd nu zelfs wel wat angstig: verbeeld je dat ze eens den heelen nacht op de heide zou moeten doorbrengen! ,,'t Zal nu al gauw donker zijn,", zuchtte zij, „en wat steekt de wind opMijn hemel, het begint zoo waar te regenen!" Groote droDPels vielen langzaam neer en dreigende, zwarte onweerswolken vertoonden zich aan den horizon. Een windstoot rukte den hoed af en deed dien zóó ver voor haar uitdwarrelen, dat ze 'm nooit zou weerzien. Daar stond zij dus midden op de heide van Garthdale, zonder eenig idéé van den juis- ten weg naar huis en terwijl wind en regen met de minuut in hevigheid toenamen. Wat haar niet dikwijls overkwam, het huilen stond haar nu nader dan het lachen. IJlings schoot ze haar mantel aan en trok de kap over het hoofd. Een geluk nog, dat ze dien althans had meegenomen. Zou er nu nergens een schuilplaats zijn te vinden? Wat was dat; daér, waar de grond wat opliep?.... Het leek wel een soort holO, nu herkende zij het plekje; dat was de „Jockeypet." Zoo snel als haar voeten haar dragen kon den, tegen wind en regen in, wel te verstaan, en terwijl zij telkens struikelde over den onge- lijken grond kwam ze tenslotte hijgende aan bij die holte, die werkelijk, van den buiten kant waargenomen, den vorm had van een Jockeypet. Ze trad er binnen en vond er althans een schuilplaats. Ze was er al eens meer geweest: bij een van haar ritten over de heide had Garth er haar opmerkzaam op gemaakt, en de vorm was tè eigenaardig en in het oogvallend, dat ze dien had kunnen vergeten. Het was heerlijk, om dus onder dak te zijn; maar tegelijkertijd herinnerde zil zich, dat de „Jockeypet" een geweldig eind af was. zoowel van Capheaton als van Ryecroft. „Ja, nu zal ik hier den heelen nacht moeten blijven, want, al weet ik nu ook den weg, dan zou ik bij dezen wind en regen toch niet zoo ver kunnen komen. Ik heb dikwijls gehoord, dat de stormen op de heide zoo snel opstaken, maar dat ze nu toch zóó gauw in heftigheid toena men, zou ik nooit hebben kunnen gelooven. Op een voorbijganger kan ik ook niet rekenen; ik denk, .dat hier niet anders dan schapen en ko nijnen passeeren" Ineens viel zij zichzelve in de rede en luis terde aandachtig. „Is dat een hond, die blaft? ....En ik hoor ook voetstappen naderbijko- men." Dit w&s ook zoo. Het volgend oogenblik trad een donkere gedaante den kuil binnen en ver rast riep Patty: „O, is dat! Hè, wat deed u mij schrikken!" Toen Garth Rutland Miss Carew bij zich op Ryecroft geïnstalleerd vond in een van de reu- zenstoelen, had hij misschien niet zoo ver baasd opgekeken als nu. Zij gaf hem echter niet de gelegenheid, een v.xord te zeggen, maar barstte uit: „O, wat zou ik begonnen hebben, als u niet gekomen was! Ik was al bang, dat ik hier den heelen nacht zou moeten blijven. Charley en ik waren een wandeling gaan maken over de hei de, moet u weten. En toen we wat gingen rus ten, is hij in slaap gevalen. Maar ik had geen lust, om langer te blijven zitten en ging toen alleen een eindje door. Nu, u weet, hoe dom ik ben op het punt van den weg te vinden; dus ben ik natuurlijk verdwaald!.... En toen stak ineens die storm op en was ik wèt blij, dat ik hier althans een onderdak vondOch, toe, brengt u mij zoo gauw mogelijk naar huis! Ze zullen doodelijk ongerust zijn." „Die stormen op de heide zijn soms even gauw bedaard, als ze losbreken. Ik zal u dus naar huis geleiden, Miss Carew, zoodra dit noodweer opgehouden is." Had Patty een emmer ijskoud water over zich gekregen, dan had zij zich zeker niet zoo on aangenaam getroffen gevoeld als door zijn ijs- kouden toon van spreken en het begeleidend gebaar van den arm, dien hij terugtrok, terwijl zij er zich met beide handen aan vastgegrepen had. Wat mankeerde hem nu ineens?Hij had haar geen enkele maal aangekeken; had zelis opzettelijk den anderen kant uitgezien. En wat nog erger washij keek haar niet eens aan, nu hij zelve tot haar sprak: „Ik zou u raden, om niet meer alleen op de heide te loopen. U is leelijk uit den koers ge raakt, en als ik niet toevallig deze richting Uit gekomen was, om er te schuilen, dan zou het best mogelijk zijn geweest, dat u hier ook waar lijk den heelen nacht had moeten blijven." Hij keek niet naar héér, maar naar den le- verkleurigen jachthond, die met de tong uit den bek nog zat te hijgen door het draven, dat hij achter den rug had. Patty zat Garth aan te staren, en, daar zij waarlijk niets begreep van zijn bevriezende houding, riep zij: „Wat is er eigenlijk?" „Wat er is?.... Wel, dat ik drijfnat ben," zei hij en sloeg het vocht uit de mouw van zijn jas, die het verst van haar af was. „U moest uw mantel van boven liever een beetje beter dicht maken, Miss Carew, of u zult het koud krijgen." „Iedereen, die op deze manier toegesproken werd, zou 't koud krijgen!" viel zij uit en wierp hem een verpletterende blik toe. die hem echter niet trof, daar hij nog altijd den ande ren kant uitkeek. Nu hielp er niets aan en moest zij dus wel haar toevlucht nemen tot een wanhoopsmaatregel „Ik kan dien gesp maar niet dicht krijgen," zei ze klaaglijk. „Mijn handen zijn zoo koud. Kunt het ook gedaan krijgen?" Nu was h\j wel genoodzaakt, zich haar kant Uit te keeren. Maar hij ging zoo onhandig te werk, dat zij hem wel te hulp moest komen. Onmiddellijk trok hij zich toen terug met den uitroep: „Niet doen, dat! Het kon eindelijk wel eens te veel worden!.... Ik heb er gisterenavond al meer dan genoeg van gehad!" „Gisterenavond?Ineens flitste haar iets door het brein. „O, u heeft geluisterd ach ter dat scherm!" „Juist," lachte hij. „Ik heb geluisterd achter dat scherm en deed dan ook de gewone erva ring op van den luisteraar aan den wand: ik hoorde al heel weinig goeds van müzelve! (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 9