Weenen, het graf der Turken
<3id wkdaal mn dm dag
THE
MANCHESTER
GUARDIAN
COMMERCIAL
COTTON: FLAX: WOOL
ARTIFICIAL SILK
INDUSTRIES
ROULETTE
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
Met ROBINSON aan
kun je uren lang gaan
7SO.-S&SqSTtfSS250.- ^^^Z^fI2S.-ZZT^SSSfSO.-'SS°'TkSf40^SaTSSi
Het Geheim van
Sir Carew
VRIJDAG 14 JULI
1683 JULI 1933
Het beleg der stad
W olkbr euken
Kiekjes van uw boottoclin
Neem dan steeds
Voor tweehonderd vijftig jaar wer
den de Turken vóór de muren
van Weenen verslagen
Hoe ontstaan zij
de volmaakte
snelle rolfilm
KON HAAR HANDEN NIET
OPBEUREN
Wanhopig door rheumatiek
WATCH THE PROGRESS
OF THE BRITISH
and
through the columns of
An annual subscription of 18
shillings, sent to the Publisher,
"MANCHESTER GUARDIAN
COMMERCIAL", Guardian Buil
ding, Manchester, England, will
bring the paper to you every
Saturday morning. Write for a
specimen copy, free of charge.
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG
Deze maand is het feest in Oostenrijks
hoofdstad en zelden had Weenen meer
reden tot feesten dan thans. Want in
deze maand Juli is het tweehonderd vijftig
jaar geleden, dat de Weeners met succes het
hoofd hebben geboden aan de belegering van
hun stad door de Turken, waardoor zij vrijwel
geheel Europa gered hebben van de Turksche
overheersching.
Na den val van het Byzantijnsche rijk ver
kreeg Mohamed XI met de verovering van Kon-
stantinopel in 1453 een sterke macht in Euro
pa. Vooral de Hongaren hadden het zwaar te
verantwoorden, omdat in hun land de voor
naamste krijgsverrichtingen plaats hadden,o.a.
om daardoor den weg naar Weenen vrij te
maken. Dit gelukte den Turken tenslotte vol
komen, nadat zij de Hongaren met een gewel
dige overmacht bij Mohacs hadden verslagen.
Paus Pius V wist tenslotte een grooten tegen
stand tegen de Turken in het leven te roepen,
zoodat zij bij Lepanto door Juan van Oosten
rijk werden verslagen, maar een definitieve
overwinning, werd dit niet, omdat de overwin
naars tot oneenigheid vervielen. Een van de
voornaamste spelbrekers was Lodewijk de
Veertiende, die zooveel in zijn vermogen lag
den strijd tegen de Halve Maan boycotte.
Het groote ideaal der Turken, de vernietiging
van de Christenwereld, is voor een niet gering
deel door toedoen van liodewijk, den Zonne
koning, dicht bij de werkelijkheid gekomen.
Maar het groote lichtpunt in deze onverkwik
kelijke geschiedenis is het beleg van Weenen,
of liever de geweldige weerstand der Weeners.
De maanden Juli en Augustus van het jaar
1683 zijn voor Weenen een harde strijd ge
weest, maar zij eindigden met een der schoon
ste bladzijden uit de geschiedenis van Europa.
Voor alles had de Paus te zorgen, dat Europa
zelf tot vrede zou komen, alvorens te kunnen
beginnen met een geregelden strijd tegen de
Turken.
Het oogenblik was gekomen, dat sultan Mo
hamed IV met zijn Groot-Vizier Kara Mustafa
aaii het hoofd van honderd zestig duizend man
optrok naar Belgrado, waar hij in Mei 1683
aankwam. Karei van Lotharingen, die met een
troepenmacht tegen den Turk was uitgezon
den, kon niets tegen de overmacht uitrichten
en trok zich terug naar Weenen. Maar Kara
Mustafa achtervolgde hem, slechts op geringe
wijze gehinderd door de dorpen, die men om
de Turken tegen te houden, in brand had ge
stoken.
In koortsachtige haast begon men aan de
versterking van Weenen, doch reeds spoedig
verschenen de Turken met hun geweldig leger
en nu begon het beleg, dat tegen de verwach
ting van den Groot-Vizier zou eindigen in een
smadelijke teleurstelling voor de belegeraars.
Tien duizend man waren in de stad om
tegenstand te bieden. Een klein groepje dus,
dat lang niet opgewassën was tegen de groote
macht der aanvallers. Maar men deed een be
roep op alle burgers om hun leven te wagen
voor de vrijheid van de stad en van geheel
Europa. Het resultaat was overweldigend en
uit alle standen meldde men zich aan, ge
dreven door één vurig verlangen: de stad tot
eiken prijs te redden en den Turken alle illusies
te ontnemen. Kara Mustafa wist natuurlijk
niet beter, of de zwak verdedigde stad zou zich
spoedig overgeven. Maag hij onderschatte zijn
vijanden van den eersten dag af. Slechts met
tragen ijver begonnen de Turken na verschil
lende dagen pas met hun werkzaamheden, hoe
wel in de voorafgaande dagen nu en dan kleine
gevechten plaats hadden. Het ging den Wee
ners aanvankelijk niet voor den wind en voor
al de midzomerhitte zat hun deerlijk dwars.
De aanvoerder der verdediging, de beroemde
Stahremberg, hield er echter den moed in,
kweekte zijn soldaten op tot mannen, die geen
vrees koesterden voor den vijand en die zich
gewenden aan de gedachte, dat ieder van hen
het op zou moeten nemen tegen een aantal
vijanden.
Einde Augustus echter begon de nood hoog
te stijgen. Er waren geen granaten meer en de
sterfte onder de bevolking was onrustbarend
groot. Boodschappen werden naar buiten ge
zonden, waarin dringend om hulp gesmeekt
werd. De nood was tot zijn hoogtepunt geko
men. Enkele bolwerken gingen verloren, door
dat de geweldige Turksche mijnen groote gaten
sloegen in de muren.
Intusschen was Jan Sobieski van Polen on
derweg met 26000 man, eveneens een te kleine
troepenmacht om met succes tegen de Turken
te kunnen opereeren. Hij werd tegemoet gegaa)
door den Hertog van Lotharingen, eigenlijk zijn
concurrent voor den Poolschen troon. Maar
beiden verzoenden zich in dit ernstig uur en
zoo kon Sobieski aan het hoofd van een totaal-
leger van zeventig duizend man naar Weenen
trekken. Op 11 September kwamen zij in de
buurt van het Turksche leger, en de vreugde
in de belegerde stad kende geen grenzen. Op
12 September, een Zondag, begon men met een
H. Mis, waarna de priester het kruis ophief en
ten aanhoore van het leger Gods hulp at
smeekte voor een overwinning op den erf
vijand van het Christendom.
Toen begon het gevecht, een gevecht op leven
en dood. Maar de Christenen vochten voor een
heilige zaak en kenden noch vermoeienis noch
vrees. Zij vochten als leeuwen en aan het eind
was het verlies aan manschappen bij de Tur
ken zoo overweldigend groot, dat men mocht
besluiten, dat een christen ongeveer vijf Tur
ken voor zijn rekening had genomen.
Ook de oorlogsbuit der Christenen was enorm
en daaronder was niet de minst verheugende
eenige honderden christen-weezen, die door
Mustafa waren gevangen genomen en wier
ouders op last van hem waren vermoord.
Zoo was Sobieski precies op tijd gekomen
om de stad te redden en de vreugde in Weenen
was aandoenlijk. Maar niet alleen in Weenen,
ook in Rome vierde men feest. De stad was
geïllumineerd en het volk was dronken van
geluk. Men trok in stoeten door de straten;
poppen, die den Groot-Vizier voorstelden,
droeg men rond en van het balkon van den
Sint Pieter hing een der Turksche vaandels. De
Paus liet Missen opdragen voor de gedooden,
liet munten slaan als gedenkpenningen van de
glorierijke overwinning en dankte God, dat de
Christenheid verlost was van den gehaten en
gevreesden Turk.
Voor goed was het gedaan met de macht van
de Turken ïn Europa, althans in het Christe
lijk deel van Europa. Nooit zou de Turk meer
het heil van de Kerk bedreigen. Langzaam
nam zijn macht af en dit gelukkig verschijnsel
is te danken, in de eerste plaats aan het dap
per verweer van de Weeners en aan de hulp,
die Sobieski aan de stad heeft gebracht.
De herinnering aan deze zoo belangrijke fei
ten moge juist nu in deze maanden van dit
jaar worden opgehaald, want in Juli en Au
gustus 1683 werd het vonnis geveld over de
Turken en werd het lot van het Christelijk
Europa voor goed en in gunstigen zin bepaald.
Terecht viert Weenen feest, terecht verheugt
de stad zich over de heldhaftigheid van hun
vaderen, die streden, honger en dorst leden en
stierven voor hun stad, hun land, hun gods
dienst, hun Kerk.
De zomer is nu zoover gevorderd, dat wij in
den tijd gekomen zijn, waarin wel eens wolk
breuken kunnen losbreken. Wat zijn wolk
breuken? Laten wij dat eens onderzoeken.
Als een zomeronweersbui over ons heen trekt
kan het gebeuren, dat de sterke regen plotse
ling zoo hevig wordt, dat het is alsof „het water
met bakken uit den hemel valt". Men zegt dan
ook wel, dat het „pijpensteeltjes regent." Meer
dichterlijk uitgedrukt: de sluizen des hemels
worden geopend. Deze laatste uitdrukking is
daarom zoo merkwaardig, omdat zij de voor
stelling insluit alsof boven ons een vergaarbak
aanwezig is, waarvan slechts eenige kleppen
behoeven te worden opengemaakt om een zeer
groote hoeveelheid water te laten uitstroomen.
Deze voorstelling sluit zich in groote trekken
zeer goed aan bij de werkelijkheid, maar er is
toch een verschil, dat wij niet over het hoofd
mogen zien. Het water is daar boven namelijk
niet in den gewonen vorm als b.v. in een vijver
aanwezig, doch in dampvorm en ook in de ge
daante van wolken.
Het openzetten van de sluizen is dus slechts
een aanschouwelijk beeld voor een natuurpro
ces, dat wij gelooven te begrijpen maar dat ons
in wezen eigenlijk niet geheel bekend is en
waarvan wij ons, wanneer wij er eens over
gaan nadenken, geen duidelijke voorstelling
kunnen vormen. De meesten van ons hebben
geleerd, dat waterdamp onder bepaalde om
standigheden kan condenseeren, d.w.z. dat de
moleculen water, die in de atmosfeer heeten te
zijn opgelost, dus daarin ronddolen als de ster
ren in het heelal, bij groote aantallen samen-
klompen tot waterdruppels, in dat geval dus
tot regendruppels. Wanneer dit natuurproces
nu maar heel snel verloopt regent het hard en
wanneer het buitengewoon snel gaat hebben wij
een wolkbreuk. De naam onderstelt dus dat de
regen ontstaat door het uiteenvallen of 't
openbarsten van een wolk, meer wetenschappe
lijk uitgedrukt doordat een wolk tot druppels
condenseert. Of dit werkelijk zoo gebeurt is op
zijn minst genomen twijfelachtig. Het is in elk
geval niet zoo eenvoudig, zooals rechtstreeksche
waarnemingen in de wolken tijdens regenbuien
door luchtreizigers hebben aangetoond.
Het is echter wel waar, dat de regen altijd
zeer nauw verbonden is met de wolken en slag
regens en wolkbreuken in het bijzonder met
geweldig dikke, donkere en hoog opstapelende
wolken. Het voorkomen van electrische ont
ladingen is daarbij waarschijnlijk een bijzaak
want wolkbreuken en slagregens komen ook
zonder deze voor.
Het staat ook wel vast, dat afkoeling van de
lucht tengevolge kan hebben, dat een gedeelte
van den daarin aanwezigen waterdamp tot neer
slaan kan worden gebracht. Om nu te kunnen
begrijpen, dat buitengewoon zware slagregens
kunnen voorkomen, moeten wij iets af weten
van de hoeveelheden water, die in de lucht in
dampvorm aanwezig kunnen zijn. Als voorbeeld
kunnen we hier eenige cijfers noemen, die op
ons eigen klimaat betrekking hebbéti. Bij warm
zomerweer kan een kub. meter lucht van 80
procent relatieve vochtigheid 15 gram water be
vatten in dampvorm. Als deze lucht naar boven
stijgt tot b.v. 4000 Meter hoogte en daarbij 20
graden afkoelt, zal daaruit ruim 10 gram water
in vloeibaren vorm worden afgescheiden en als
regen naar beneden vallen. Dat lijkt heel weinig
maar men moet bedenken, dat het niet gaat
om een kub. Meter alleen. Stijgt deze lucht op
in een stroom met een snelheid van b.v. 10 Meter
per seconde (wat een lage schatting is), een
stroom, die van onderen af door den stormwind
wordt gevoed, die bij zware regens voorkomt,
dan beteekent dit, dat elke seconde 10 kub.
Meters hun waterdamp afstaan,' dus een hoe
veelheid van 100 gram. Deze regenhevigheid zou
gelijk staan met 0.1 m.M. regenhoogte per
seconde of 1 m.M. in 10 seconden. Dat lijkt heel
veel op een wolkbreuk. Een millimeter regen
hoogte is n.l. een kilogram water per vierkanten
Meter. Het is niet onwaarschijnlijk, dat een
dergelijke regenhevigheid wel bij de echte wolk
breuken voorkomt. Men weet het niet zoo pre
cies omdat de zelf-registreerende regenmeters,
waarvan in de meteorologie gebruik wordt ge
maakt, den regenval op zoodanige wijze regis-
treeren, dat de intensiteit niet voor elke seconde
kan worden nagegaan, wel echter over het ver
loop van eenige minuten. Daar echter wolk
breuken slechts eenige minuten duren en al
dien tijd niet regelmatig vallen, kan men de
grootste intensiteit niet dan bij benadering
schatten, of, zooals hierboven is gedaan, op
grond van zeer waarschijnlijke grootheden, ruw
weg berekenen.
De vraag is echter ook hoe dit alles nu
precies in zijn werk gaat. Wij weten allen wel
bij ervaring, dat bij sterken slagregen de wolk
breuk plotseling inzet en gedurende enkele
minuten ware stortvloeden van water geeft,
om dan plotseling op te houden. Het wordt
daarbij gemeenlijk donker en men ziet donker
grijze wolken-massa's overtrekken. Heel dikwijls
steekt een krachtige wind op.
Wat nu het ontstaan van wolkbreuken betreft
kan men in hoofdzaak drie gevallen onder
scheiden waarbij echter altijd sprake is van de
tegenstelling tusschen koude en vochtig warme
luchtmassa's. In sommige gevallen wordt door
sterke verhitting van de onderste luchtlagen
haar soortelijk gewicht kleiner dan dat van
hoogere lagen. Zij geraken daarbij in opstijging,
een deel van den waterdamp wordt daarbij af
gescheiden, de vrijkomende warmte zet de op
stijgende beweging verder aan en de lucht stijgt
dan met groote snelheid tot duizenden meters
hoogte. Dit is het eenvoudige geval van een
locaal warmte-onweder met zwaren regen.
Een ander geval is wanneer een koude lucht-
massa naast een warm-vochtige ligt. Onder be
paalde omstandigheden, b.v. tengevolge van een
drukverschil, dringt de koude lucht zich onder
de warme en tilt deze in de hoogte, waarbij
deze groote hoeveelheden waterdamp als regen
afscheidt. Zulks gebeurt, dikwijls in z.g. front
buien, die met onweer en een stormachtigen in
val van den kouden luchtstroom gepaard gaan.
Deze buien komen voor na groote zomerhitte en
groote temperatuur-verschillen over kleine af
standen.
De derde vorm van wolkbreukachtige regens
-MIIILIIIIIllllllllllll
miiiiiiiiiiMiiniiin
Wat in dezen tijd kan rollen
Trekt ons onweerstaanbaar aan,
Daar het rollen wel wat vlugger
Dan het loopen schijnt te gaan
Monte Carlo en roulette
Was tot dusver synoniem.
Met vacantie geld verliezen
Schijnt het toppunt van subliem.
Maar ook wij zijn voor vooruitgang,
Wij ook doen zoo gaarne mee-
Daarom houdt nu de roulette
Ook in ons land haar entree.
Scheveningen, Noordwijk, Zandvoort,
Laren openen de rij.
En wie men voor nabobs aanziet?
Wel, dat zijn natuurlijk wij!
Rollen, rollen, geld moet rollen
Rollen wijst ons ook den weg
Als wij gaarne willen spreken
Van aan lager wal en pech!
Rollen gaat beslist ook vlugger,
Geld vooral rolt zeldzaam vlug
Want gewoonlijk keert het nóóit meer
Naar het uitgangspunt terug!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
aiiiiiiMiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiirc
komt voor in de tropische wervelstormen waar
in orkaanachtig zich voortbewegende lucht
massa's van hoog waterdampgehalte in opstij
gende beweging zijn. Deze wolkbreuken zijn
echter van langeren duur evenals de stuwregens
tegen berghellingen, die er na aan verwant zijn,
maar die wij in ons land eigenlijk niet hebben.
De bij ons voorkomende wolkbreuken behooren
tot de twee eerstgenoemde vormen.
De eigenlijke wolkbreuk is dus niets anders
dan een heftige regenbui, die ons alleen im
poneert door zijn ongewone intensiteit. Men be
hoeft er dus niets anders in te zien dan een
uitbundige uiting van bepaalde natuurprocessen,
die in een meer gematigden vorm iets heel ge
woons zijn. Voor deze uitbundigheid zijn echter
buitengewone omstandigheden noodig, d.w.z.
omstandigheden van een zekere uitbundigheid,
die zelden voorkomt. De wolkbreuken imponee-
ren daarom den meteoroloog meer door dezen
samenloop van omstandigheden dan wel door
den hevigen regen, maar op den gewonen waar
nemer maken zij steeds een diepen, soms vrees-
aanjagenden indruk, die onmiddellijk verdwijnt
met het ophouden van den regen.
(Nadruk verboden)
Willy Woensdag had eenige rollen
verband op het wrak van het schip
gevonden en hij meende dat ze zeer
goed te pas zouden kunnen komen,
en op zekeren dag toen de zeeman op
het strand was met zijn giraffe, kwam
Willie, die de rollen bij zich had.
„Zeg, kunnen we niet een meiboom
maken," zeide hij, „daarmede kunnen
we ons vermaken."
„Waar is de meiboom," vroeg Ivy,
„ik zie er geen."
„Edwin zal de meiboom zijn," ver
klaarde Willie.
Willie sneed de rollen verband in
lange strooken en maakte zeven van
die strooken vast aan den nek van de
giraffe en juist toen de meiboom ge
reed was kwamen Loetje en Loutje.
„Laat nou iedereen een strook in
de hand nemen en dezelfde richting
gaan, dan spelen we het naar behoo
ren," riep Willie.
„Neen, dat zullen we niet," riep
Ivy, „je weet heelemaal niet hoe je-
„meiboom" moet spelen."
Zoo ging iedereen maar om de giraf
fe loopen, zooals het hem goeddacht,
met het gevolg, dat het een heele
warboel werd om den hals van Edwin,
(Morgenavond vervolg).
i I' I
(Ingezonden Mededeeling).
Het was géén toeval," vertelde detective
O'Malone, „dat ik me op een regenach-
tigen dag met mijn Fordje naar May-
fields begaf, want het vond zijn oorzaak in het
feit, dat mijn hulp was ingeroepen voor een
tweetal geheimzinnige diefstallen, die door de
plaatselijke politie niet konden worden ont
sluierd. Maar ik moet bekennen, dat ik de op
lossing wè] dank aan het toeval, dat ons,
speurders, gelukkig vaak ter wille is. Ja, als
we alles zelf konden oplossen, dan mochten de
menschen ons wel in een gouden lijstje zetten.
Denk echter niet. dat een detective alles kan.
Hij is een mensch zooals iedereen. Slechts het
feit, dat hij van speuren en ontraadselen zijn
dagelijksch'werk maakt, brengt hem gewoon
lijk eerder rot de oplossing, dan dat bij gewone
stervelingen het geval pleegt te zijn.
De zaak, waarom het hier ging, was nog al
geheimzinnig.
Je moet weten, dat er van Mayfields uit
iedere week gewoonlijk op Vrijdag, een post-
zending met bankpapier en specie naar het
nabijzijnde St. Johns werd vervoerd. Dit was
opgedragen aan een ouden, vertrouwden amb
tenaar. Jenks heette hij. Een auto stond hem
ten dienste, waarmee hij den zak met kost
baarheden onopvallend vervoerde. Het was een
open wagen en Jenks reed in burger. De zak
lag naast hem bij zijn voeten en Jenks was
gewapend met twee dienstrevolvers. Bovendien
had hij een alarmfluitje bij zich.
Nu was het heel veel menschen uit het kleine
plaatsje bekend, dat Jenks een soort schatver-
voerder was, maar het was evenzoo bekend, dat
de Achat" gewoonlijk niet bepaald groot was.
Het koper- en zilvergeld nam veel plaats in,
maar aan waarde vertegenwoordigde het toch
slechts een bescheiden sommetje.
Opeens kwam er een verandering in de ad
ministratie, waardoor om de veertien dagen een
tamelijk groot bedrag moest worden wegge
bracht. Men dacht zelfs niet aan dieven en
zoo bleef Jenks ook alleen rijden, zooals steeds.
Den eersten dag, dat hij de „groote lading
vervoerde, werd hij in het bosch, dat Mayfields
bijna geheel omringt, doodgeschoten. Verschei
dene kogels hadden hem van terzijde geraak
De auto was tegen een boom tot stilstand ge
komen, vrijwel onbeschadigd, maar uit den
postzak waren alle biljetten verdwenen.
t Was werkelijk curieus! De dief of dieven
hadden Jenks achter het stuur neergeschoten,
den postzak geopend en de bankbiljetten mee
genomen, rerwijl zij het zilvergeld en de rest,
dat thans ook nog een behoorlijk bedrag vorm
de, hadden achtergelaten. En wat nog verras
sender was: ieder spoor ontbrak.
Ik zal je niet vervelen met het relaas van de
nasporingen en met de theorieën van de poli
tie. Zij deed haar best, maar het raadsel bleef
onopgelost.
Twee maanden lang ging het geldvervoer
daarna geregeld zijn gang, zonder dat er iets
voorviel. Men had thans twee mannen in den
auto, die beiden goedgewapend waren.
Toen herhaalde zich de geschiedenis. Het ge
beurde weer tegen zes uur 's avonds, de plaats
was ongeveer dezelfde. Ook nu bleef de specie
onaangeroerd, maar het verschil was, dat er
twee mannen aan ten offer vielen. Nu raakten
de gemoederen in beweging. De pers kwam in
actie en ik werd getelegrafeerd.
Zooals ik zei, was het een regenachtige dag,
toen ik in Mayfields aankwam. Tezamen met
den hoofdcommissaris ging ik naar den post
directeur, die me de heele geschiedenis ver
telde.
„Treurige kwestie," zei de postdirecteur. „Nu
Doet na weer zelf de huishouding
Tien maanden lang leed deze vrouw. Tien
maanden lang worstelde zij om haar rheumatiek
te overwinnen. En toch, toen zij eenmaal het
juiste middel had gevonden, hoefde zij niet lang
meer op het succes te wachten. Gedurende zes
weken „de dagelijksche dosis" Kruschen Salts
en haar strijd was gewonnen. Een „ongeloofe-
lijk wonder" noemt zü het. Zij schrijft:
„Ongeveer 12 maanden geleden kreeg ik een
aanval van rheumatiek en wel zoo kwaadaardig,
dat ik er door misvormd werd. En ik was nog
maar 32 jaar. Tien maanden lang probeerde ik
van alles en ik werd beschouwd als een hopeloos
geval. Soms kon ik dagenlang mijn handen niet
tot mijn hoofd opbeuren. Toen dacht ik aan
Kruschen Salts. Een ongeloofelijk wonder! In
zes weken tijd was ik in staat mijn huishouding
weer zelf te doen en voor mijn kinderen te
zorgen. Ik heb nooit meer eenige teekenen van
een terugkomen der rheumatiek bemerkt."
Mevr. M.
De werking van „de kleine dagelijksche dosis"
Kruschen Salts is even eenvoudig als doeltref
fend. De verschillende zouten in Kruschen drij
ven zacht de opgehoopte afvalstoffen en urine
zuur, die Uw pijnen veroorzaken, langs den
natuurlijken weg uit het lichaam. De pijnen
verminderen, de stijve gewrichten worden weer
lenig, gezwellen verdwijnen. Indien U trouw
blijft aan de kleine dagelijksche dosis Kruschen
zullen de afvoerorganen tot regelmatig function-
neeren aangespoord worden, zoodat het lichaam
inwendig schoon blijft. Zoodoende krijgt het
kwaadaardig urinezuur geen kans meer zich ooit
weer op te hoopen. U blijft vrij van rheumatiek.
Kruschen Salts is uitsluitend verkrijgbaar bij
alle apothekers en drogisten k 0.90 en 1.60
per flacon en wordt gefabriceerd in Engeland
door de Fa. E. Griffiths Hughes Ltd., sinds 1756
te Manchester gevestigd. Stralende gezondheid
voor één cent per dag. (Adv.)
weer twee mannen. Heeft u eenig vermoeden?"
„Is het personeel van het postkantoor te ver
trouwen?" vroeg ik.
„Geheel," was het antwoord.
Ik had een sterk vermoeden, dat iemand van
het personeel öf de zaak zelf opknapte, óf in
lichtingen verstrekte. Maar ik vertelde het hem
niet. Ik liet mü inlichten over de werktijden en
toen kwam er iets verrassends voor den dag. Er
werd door de ambtenaren, die van de „groote"
zendingen op de hoogte waren, in twee ploegen
gewerkt. Terwijl de eerste overval was gepleegd,
had groep a vrij-
af en tijdens den
tweeden overval T~\p 'fyflvt-
groep b. -P
„Wie ontdekte
den eersten
moord?" vroeg ik i
den commissaris.
„Hier, meneer Petterson, de postdirecteur,"
antwoordde hij. „Meneer Petterson's woning ligt
tamelijk dicht in de nabijheid van de ongeluks
plek."
„Heeft u de nummers van de bankbiljetten?"
was mijn volgende vraag aan den postdirecteur.
Hij overhandigde me een lijst met nummers,
die ik meenam naar het hotel, waar ik logeerde.
En nu komt het toeval. In het hotel aangeno
men, kreeg ik opeens het zonderlinge idee om
de nummers van mijn eigen bankbiljetten
het waren er vijf te vergelijken met de
lijst, die er ongeveer vijfhonderd bevatte. Het
was natuurlijk idioot, maar ik deed het. Het
nummer van één van de biljetten kwam op de
lijst voor!!
En daarmede was het raadsel opgelost. Ik
ging onmiddellijk naar den hoofdcommissaris
en liet den postdirecteur Petterson arresteeren.
Hij viel dadelijk door de mand.
Ik geloof, dat die zaak nu wel duidelijk is,
nietwaar? De postdirecteur was in zijn tuin be
zig, wanneer de auto een halven kilometer ver
der over den weg reed. Hij ging gewapend met
zijn browning naar den weg, wachtte den auto
op en, wanneer er geen getuigen in de nabij
heid waren, schoot hij. Hij doodde zijn slacht
offers, want hij kon niet steeds vermijden, dat
zij hem zagen en herkenden. De specie kon hij
niet verbergen, maar de biljetten stopte hij tus
schen zijn kleeren, evenals de revolver. Dan
wachtte hij eenigen tijd en „ontdekte" den
moordaanslag. Meestal wanneer er reeds andere
menschen kwamen aangeloopen. Nattuurlijk
gaf hij vaische nummers van de bankbiljetten
op en dat is, met het toeval, de oorzaak van
zijn ontmaskering geweest."
H. E.
ItllttlMllll
i J/ OP dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Ofïflf) bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door
AllC QDOHTIC S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen F OUUU»m verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen
SS
HOOFDSTUK XXIII
Het was zoo'n heerlijke, warme, zonnige dag,
flat men zich haast niet kon voorstellen, dat de
winter zoo nabij was.
,,'t Is verschrikkelijk warm, Charley! Ik zal
mijn mantel maar uitdoen. JU zult toch ook
wel half gebakken zijn met die brandende zon
zoo op je gezicht.... O, hij is in slaap geval
len!"
Patty ging nu recht overeind zitten en stond
op.
„Dat noemt hij nu mij gezelschap houden!"
spotte zij. „Hoor eens, hij snorkt zoowaar! Zou
het al tijd zijn, om naar huis te gaan?"
Ze keek eens op haar armband-horloge en
Bag, dat het pas vier uur was. Om zes uur werd
er 's Zondags op Capheaton gedineerd, terwijl
het geen half uur loopen was van de plek, waar
ze op het oogenblik zaten.
„Mijn hemel!" zei ze, den mantel over den
arm nemend. „Het heeft er nog niet veel yan,
dat ik Garthdale binnenkort met sneeuw over
dekt zal zien.... Wat is het mooi daar ginds;
waar het pad naar beneden in dien kuil
duikt! Dat is zeker maar een schapenpaadje.
Ik moet eens even dien kant uitloopen; dan zal
ik weer teruggaan naar dien slaapkop!"
Dit laatste zei ze eenigszins weifelend, want
ze wist zelf heel goed, dat haar oriënteerings-
vermogen veel te wenschen overliet, maar ze
zou immers niet ver uit den koers gaan; een
klein eindje.
Ze liep echter een kwartier lang ên.... kwam
toen tot de ontdekking, dat ze hopeloos ver
dwaald was. Charley zou natuurlijk overal naar
haar uitkijken, maar haar niet vinden en dan
naar huis gaan en moeder een doodschrik be
zorgen! Ze zou maar eens roepen, heel hard,
Het eenig resultaat was echter, dat een paar
kraaien krassend boven haar hoofd vlogen en
enkele schapen nieuwsgierig den kop ophieven
van het plekje, waar zij aan het grazen waren.
„Hoe kwam ik toch ook zoo gek," riep ze, on
geduldig op zichzelve. „Ik weet immers, dat ik
tóch al zoo slecht den weg onthouden kan, en
dèt midden op de heide, waar alles op elkaar
gelijkt!Capheaton kan wel mijlen ver zijn
en de zon is ai bijna onder!"
Ze werd nu zelfs wel wat angstig: verbeeld
je dat ze eens den heelen nacht op de heide
zou moeten doorbrengen!
,,'t Zal nu al gauw donker zijn,", zuchtte zij,
„en wat steekt de wind opMijn hemel, het
begint zoo waar te regenen!"
Groote droDPels vielen langzaam neer en
dreigende, zwarte onweerswolken vertoonden
zich aan den horizon. Een windstoot rukte
den hoed af en deed dien zóó ver voor haar
uitdwarrelen, dat ze 'm nooit zou weerzien.
Daar stond zij dus midden op de heide van
Garthdale, zonder eenig idéé van den juis-
ten weg naar huis en terwijl wind en regen
met de minuut in hevigheid toenamen.
Wat haar niet dikwijls overkwam, het huilen
stond haar nu nader dan het lachen. IJlings
schoot ze haar mantel aan en trok de kap over
het hoofd. Een geluk nog, dat ze dien althans
had meegenomen. Zou er nu nergens een
schuilplaats zijn te vinden? Wat was dat; daér,
waar de grond wat opliep?.... Het leek wel
een soort holO, nu herkende zij het plekje;
dat was de „Jockeypet."
Zoo snel als haar voeten haar dragen kon
den, tegen wind en regen in, wel te verstaan,
en terwijl zij telkens struikelde over den onge-
lijken grond kwam ze tenslotte hijgende aan
bij die holte, die werkelijk, van den buiten
kant waargenomen, den vorm had van een
Jockeypet.
Ze trad er binnen en vond er althans een
schuilplaats. Ze was er al eens meer geweest:
bij een van haar ritten over de heide had Garth
er haar opmerkzaam op gemaakt, en de vorm
was tè eigenaardig en in het oogvallend, dat
ze dien had kunnen vergeten.
Het was heerlijk, om dus onder dak te zijn;
maar tegelijkertijd herinnerde zil zich, dat de
„Jockeypet" een geweldig eind af was. zoowel
van Capheaton als van Ryecroft.
„Ja, nu zal ik hier den heelen nacht moeten
blijven, want, al weet ik nu ook den weg, dan
zou ik bij dezen wind en regen toch niet zoo
ver kunnen komen. Ik heb dikwijls gehoord, dat
de stormen op de heide zoo snel opstaken, maar
dat ze nu toch zóó gauw in heftigheid toena
men, zou ik nooit hebben kunnen gelooven. Op
een voorbijganger kan ik ook niet rekenen; ik
denk, .dat hier niet anders dan schapen en ko
nijnen passeeren"
Ineens viel zij zichzelve in de rede en luis
terde aandachtig. „Is dat een hond, die blaft?
....En ik hoor ook voetstappen naderbijko-
men."
Dit w&s ook zoo. Het volgend oogenblik trad
een donkere gedaante den kuil binnen en ver
rast riep Patty:
„O, is dat! Hè, wat deed u mij schrikken!"
Toen Garth Rutland Miss Carew bij zich op
Ryecroft geïnstalleerd vond in een van de reu-
zenstoelen, had hij misschien niet zoo ver
baasd opgekeken als nu. Zij gaf hem echter
niet de gelegenheid, een v.xord te zeggen, maar
barstte uit:
„O, wat zou ik begonnen hebben, als u niet
gekomen was! Ik was al bang, dat ik hier den
heelen nacht zou moeten blijven. Charley en ik
waren een wandeling gaan maken over de hei
de, moet u weten. En toen we wat gingen rus
ten, is hij in slaap gevalen. Maar ik had geen
lust, om langer te blijven zitten en ging toen
alleen een eindje door. Nu, u weet, hoe dom ik
ben op het punt van den weg te vinden; dus
ben ik natuurlijk verdwaald!.... En toen stak
ineens die storm op en was ik wèt blij, dat ik
hier althans een onderdak vondOch, toe,
brengt u mij zoo gauw mogelijk naar huis! Ze
zullen doodelijk ongerust zijn."
„Die stormen op de heide zijn soms even
gauw bedaard, als ze losbreken. Ik zal u dus
naar huis geleiden, Miss Carew, zoodra dit
noodweer opgehouden is."
Had Patty een emmer ijskoud water over zich
gekregen, dan had zij zich zeker niet zoo on
aangenaam getroffen gevoeld als door zijn ijs-
kouden toon van spreken en het begeleidend
gebaar van den arm, dien hij terugtrok, terwijl
zij er zich met beide handen aan vastgegrepen
had. Wat mankeerde hem nu ineens?Hij
had haar geen enkele maal aangekeken; had
zelis opzettelijk den anderen kant uitgezien. En
wat nog erger washij keek haar niet eens aan,
nu hij zelve tot haar sprak:
„Ik zou u raden, om niet meer alleen op de
heide te loopen. U is leelijk uit den koers ge
raakt, en als ik niet toevallig deze richting Uit
gekomen was, om er te schuilen, dan zou het
best mogelijk zijn geweest, dat u hier ook waar
lijk den heelen nacht had moeten blijven."
Hij keek niet naar héér, maar naar den le-
verkleurigen jachthond, die met de tong uit
den bek nog zat te hijgen door het draven, dat
hij achter den rug had.
Patty zat Garth aan te staren, en, daar zij
waarlijk niets begreep van zijn bevriezende
houding, riep zij:
„Wat is er eigenlijk?"
„Wat er is?.... Wel, dat ik drijfnat ben," zei
hij en sloeg het vocht uit de mouw van zijn jas,
die het verst van haar af was. „U moest uw
mantel van boven liever een beetje beter dicht
maken, Miss Carew, of u zult het koud krijgen."
„Iedereen, die op deze manier toegesproken
werd, zou 't koud krijgen!" viel zij uit en wierp
hem een verpletterende blik toe. die hem
echter niet trof, daar hij nog altijd den ande
ren kant uitkeek. Nu hielp er niets aan en
moest zij dus wel haar toevlucht nemen tot een
wanhoopsmaatregel
„Ik kan dien gesp maar niet dicht krijgen,"
zei ze klaaglijk. „Mijn handen zijn zoo koud.
Kunt het ook gedaan krijgen?"
Nu was h\j wel genoodzaakt, zich haar kant
Uit te keeren. Maar hij ging zoo onhandig te
werk, dat zij hem wel te hulp moest komen.
Onmiddellijk trok hij zich toen terug met den
uitroep:
„Niet doen, dat! Het kon eindelijk wel eens
te veel worden!.... Ik heb er gisterenavond
al meer dan genoeg van gehad!"
„Gisterenavond?Ineens flitste haar
iets door het brein. „O, u heeft geluisterd ach
ter dat scherm!"
„Juist," lachte hij. „Ik heb geluisterd achter
dat scherm en deed dan ook de gewone erva
ring op van den luisteraar aan den wand: ik
hoorde al heel weinig goeds van müzelve!
(Wordt vervolgd).