Naar Trier en Luxemburg Onderhoud met Dr. Posthuma De „Maria-verschijningen" te Beauraing Huurverlaging Het weer opnieuw spelbreker EEN SUCCESVOLLE PREMIE-REIS VEERTIG JAAR IN DEN LANDBOUW m VRIJDAG 28 JULI Hollanders ter bede vaart Pater Dito voor de Duitsche radio Het tegenwoordig woningpeil mag echter niet worden aangetast Regeeringsmaatregelen gevraagd De moeilijkheden te Zaandam Voorstellen van B. en W. VOLENDAM IN OUD ECHTERNACH mtm Notarieel examen Het verhaal van een harden wer ker voor 's lands welzijn Er blijft nog genoeg te doen De grot in den tuin der Zusterschool te Beauraing, waar de H. Maagd zou zijn verschenen Lutine-vloot moest hedenmorgen onverrichterzake terugkeeren Hoe zal de toren zich houden? Tot minister benoemd Dr. Schacht naar ons land Ook bezoek aan Den Haag REISCHEQUE VERZILVERD Doch niet op de gewenschte manier De stad Trier is in feesttooi. Van de torens der prachtige oude kerken galmen de klokken en roepen de pelgrims op ter bedevaart naar den H Rok, welke, ter gelegenheid van het H. Jaar, na langen tijd ter vereering wordt uitge steld. Tienduizenden trekken met dit doel in deze dagen naar de oude stad en zij zullen on getwijfeld nog door honderdduizenden gevolgd worden. Ook Hollanders hebben aan de verre roep stem gehoor gegeven. Deelnemers aan onze premiereis genoten van de eer de eerste bui- tenlandsche bezoekers te zijn, die het heilig dom kwamen vereeren. Over het algemeen staan Hollanders vrij nuchter tegenover een dergelijke devotie, die zoo ver af is en tot nog toe ook vrijwel onbe kend was. Maar zij, die met ons den ouden Dom van Trier betreden hebben en iri deze indruk wekkende omgeving met haar tallooze reliquieën van heiligen en martelaren, naar het oude kleed, dat eens Christus zou gedragen hebben, met eerbied hebben opgezien, zijn verbaasd niet alleen over den omvang, welken de pelgri mage heeft aangenomen, maar ook diep onder den indruk gekomen van wat hier in deze da gen plaats heeft. We zijn er niet zonder meer heengegaan. Onder de geestelijken, die de reis medemaak- ten, waren er gaarne bereid gevonden om in een der kerken voor de pelgrims een H. Mis op te dragen, waarmede de bedevaart dan ook des ochtends vroeg een aanvang nam. Onder de H- Mis werden de pelgrims toegesproken, waarna in processie en onder gebed naar den Dom werd getrokken. De H. Rok staat in een kast, waarvan de voorzijde van glas is, op het prachtige Hoog altaar uitgesteld. In lange rijen trekken de pelgrims voorbij en laten voorwerpen van de votie en dergelijke door de wachthebbende priesters even aan het kleed raken. Onafge broken gaat het voort want het kerkgebouw is voortdurend met bedevaartgangers gevuld die dikwijls processiegewijs, voorzien van vaandels en voorafgegaan door priesters in superpli, vrijelijk over de openbare wegen en straten naar hier komen. En de ernst en godsvrucht, waarmede de talloozen hun devotie betuigen is treffend. Na onze bedevaart volbracht te hebben, brachten wij nog een kort bezoek aan de crypte, met de eenzame graven. Alles spreekt hier nog van den eersten Christentijd Men speurt den adem van verre eeuwen. Terecht schrijft men in het bedevaartsboekje: „Bedenk, dat 1500 jaren met u bidden, wanneer gij in den Dom tot den H. Rok gaat." Denzelfden indruk ontvangen wij in de Ma- thias-kerk, die op de plek staat, waar voor de eerste maal in Duitschlana het H. Offer ge vierd werd. Hier liggen In den grafkelder de groote steenen graven van den eersten Bis schop van Trier en van den Apostel. De Pau- linuskerk, met de graven van vele martelaren die in de onmiddellijke nabijheid van de plaats waar de kerk gebouwd is, hun leven voor het H. Geloof offerden, spreekt evenzoo voor ons over den strijd van het eerste Christendom. Na den rondgang dor deze schoone kerken volgde een interessante excursie naar de be roemde „Porta Nigra", het prachtige bouwwerk door de Romeinen in 300 gesticht en waarvan nog het grootste deel intact is gebleven, dank zij de omstandigheid, dat 't groote gebouw zeer vroegtijdig in een kerk veranderd is geworden, waarvan thans nog de sporen te zien zijn. Door de straten van Trier, met zijn prach tige oude gevels hebben we gewandeld naar de „Kaiserthermen" ofwel Romeinsche baden, waarvan de eerste ons nog herinneren aan de fabelachtige luxe, waarmede de Romeinsch^ keizers zich wisten te omringen. Trier bevat nog verschillende andere over blijfselen van Romeinsche bouwwerken, zooals de „Basilika", hoogstwaarschijnlijk door keizer Constantinus in 305 gesticht, en waar vermoe delijk de keizer recht gesproken heeft. Met groote interesse hebben we dit merkwaardige bouwwerk, waarin de bouwer reeds een zeer vernuftig verwarmingssysteem bleek te hebben toegepast, samengesteld uit holle tegels, be zichtigd. Ook het wijnmuseum, waar buiten gewoon belangwekkende dingen betreffende den wijnbouw te bezichtigen zijn, vormde een on derdeel der excursie, waarvan men het zij terloops opgemerkt zeer dorstig terugkeert. Zoo hebben we Trier gezien met al haar rijk dommen en schoonheden, welke men daar in zoo groote verscheidenheid aantreft. Het uit stekende geleide van de gidsen, welke ons door het Verkehrs-amt waren toegewezen, deed ons er volmaakt van profiteeren. De andere dag van ons tweedaagsch verblijf was bestemd voor een autotocht naar Luxem burg, een schitterend uitstapje, waarbij de deel nemers, ondanks de warmte, met volle teugen genoten hebben van het natuurschoon van de Ardennen. De tocht ging over Echternach, waar een kort oponthoud plaats had, langs de uit stekende autowegen door het boschrijke berg landschap naar de stad Luxemburg, waar men eenigen tijd verbleef. De terugweg over Wasser - billig was even rijk aan natuurschoon. Voeg daarbij de opgewekte stemming, waarin het reisgezelschap verkeerde, en de som van dit alles is 'n in alle opzichten geslaagde trip, waar van men nog lang een heerlijken indruk zal be houden. Het verblijf in Trier was hierna ten einde. Donderdag werd de terugreis aanvaard, welke ditmaal dwars door het schitterende Eifel- landschap ging, naar Keulen, waar tot slot nog een uitstapje gemaakt werd met natuurlijk een bezoek aan den grootschen Dom. Tijdens den maaltijd, welke te Keulen ge bruikt werd, uitte dankbare tevredenheid zich in een aardig speechje, dat een der deelnemers tot de organisatoren en leiders richtte. Het oponthoud was intusschen spoedig'voorbij. Omstreeks 3 u. vervolgde de extra-terin zijn weg naar Holland, om te 7 uur in Utrecht te arri- veeren, v ar een hartelijk afscheid het einde vormde van deze uitstekend geslaagde reis. In Trier bestond groote belangstelling voor het bezoek der Hollanders. De Triersche bladen gaven geregeld verslagen en talrijke foto's. Gisteravond had een radio-uitzending plaats vanwege de Süd-West-Deutsche Rundfunk, waarbij over de pelgrimage naar Trier werd ge rapporteerd. Daartoe uitgenoodigd heeft de zeereerw. pa ter lector J. Dito O.P., programmaleider van den K.R.O., voor bovengenoemden omroep zijn in drukken over de ontvangs der Hollandsche pel grims in een vraaggesprek weergegeven en ver volgens een korte toespraak gehouden, waarin hü o.a. zeide, dat, gelijk de Moezel in den Rijn vloeit en de Rijn zijn water naar Holland voert, de Hollanders stroomopwaart gekomen zijn, om deel te hebben aan den stroom der genaden, welke door de uistelling van den H. Rok over alle geloovigen uitstroomt. Z.Eerw. verklaarde dat de Hollanders op hun reis naar het heiligdom van Trier van het nieuwe Duitschland den besten indruk hebben ontvangen. Zij kwamen echter niet alleen als Hollanders doch voor alles als Katholieken naar het Hei lige Trier. De vlam van ons gemeenschappelijk geloof slaat ons ovefal tegen. Velerlei zijn de talen en stemmen, welke voor den ouden Dom in deze stad werden gehoord, aldus pater Dito En toch is er één band, welke ons tot broeders maakt. Zoo bezit deze bedevaart naar Trier, uitgevoerd door Hollanders, tweeërlei voordeel: bemiddeling der Goddelijke genade door de ver eering van het kostbaar heiligdom van Trier en bevordering van het gemeenschappelijk ver staan en van broederlijke waardeering tusschen de volkeren. Het bestuur van het Nederlandsch Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw, voorgelicht door een commissie, waarin, naast vertegen woordigers van het Instituut, zitting hadden vertegenwoordigers van de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten, den Nederiandschen Bond van Huis- en Grondeigenaren en Bouw ondernemers en den Nationalen Woningraad, heeft een adres gericht tot den Minister van Sociale Zaken, waarin het bestuur verzoekt te willen overgaan tot het nemen der volgende maatregelen: Ten eerste bevordering van den aanbouw van w'omngen van bescheiden huur, waarbij echter het tegenwoordig woningpeil behoort te worden gehandhaafd en het bereiken van een lage huur niet behoort te worden nagestreefd door verla ging der van overheidswege in rekening te bren gen productiekosten op zoodanige wijze, dat daarin een verkapte subsidieering zou zijn ge legen; Ten tweede het treffen van een wettelijke regeling, welke den huurwoeker bestrijdt; Ten derde voorzoover het Woningwetwoningen betreft: a. medewerking van overheidswege tot ver laging der huren van bestaande woningen, daar waar de exploitatie onbevredigend ver loopt en zulks niet het gevolg is van omstan digheden van zeer voorbijgaanden of van in- dividueelen aard. Daarbij zal het gewenscht zijn de hum- zooveel mogelijk te doen aansluiten aan wat men den gematigden marktprijs noemt en niet dan bij hooge uitzondering tot een zoo danige verlaging over te gaan, dat de huur lager zou worden gesteld dan overeenkomt met een huur, welke in overeenstemming is met de reproductiekosten. b. het verlagen van de rente van loopende Woningwetvoorschotten tot die, welke het Rijk geacht kan worden thans zelf te moeten be talen. Daarbij is in het bizonder gedacht aan die voorschotten, waarover nog een rente van 6 en 5 pCt. in rekening wordt gebracht. Een soortgelijke maatregel worde getroffen ten aanzien van de rente over andere kapita len, welke door overheidslichamen ten be hoeve van woningbouw door gemeenten, ver- eenigingen en particulieren zijn verstrekt. c. waar tekorten of extra-tekorten ten ge volge van huurverlaging mochten ontstaan, het verleenen van nieuwe bijdragen of het verhoogen van bestaande bijdragen, van welke driekwart voor rekening van het Rijk, een kwart voor rekening der gemeente w'orde ge bracht. Ten vierde het bevorderen van het tot stand komen van gemeentelijke maatregelen, op grond waarvan in daarvoor aangewezen gevallen on dersteuning aan huurders wordt verleend, en, in alle gemeenten, waar in eenigen omvang werkloosheid heerscht, van steunregelingen met huurtoeslag voor werkloozen en van het opne men vr.n een huurtoeslag in de loonen, bij werkverschaffing uitbetaald. Een minderheid van het bestuur kan zich slechts ten deele met deze wenschen vereenigen en meent dat bij aanbouw een lagere huur alleen is te bereiken, wanneer daarbij tevens tot versobering wordt overgegaan, een versobe ring, welke zich zoowel in de van gemeente wege ten aanzien van de grondexploitatie te stellen eischen waarbij o.a. wordt gedacht aan den opzet van het uitbreidingsplan, als ten aanzien van het w<oningpeil zal moeten uiten, voorzoover de eischen der volkshuisvesting dit gedoogen. Heden zijn de voorstellen van B. en W. tot dekking van het tekort op de begrooting voor 1933 aan de leden van den gemeenteraad toe gezonden. Het college herinnert aan het besluit van den Raad van 27 Juni en dat de Regeering en de Gedeputeerde Staten zich niet bereid toon den aan het daarin gedane verzoek, om Zaan dam uit den nood te helpen, te voldoen. Daardoor, zeggen B. en W., is het volstrekt noodzakelijk geworden een anderen weg te kie zen om de begrooting sluitei d te maken, opdat de gemeente ter spoedigste in het bezit wordt gesteld van de gelden, die onmiddellijk noodig zijn om aan de verplichtingen te voldoen De rente en aflossing van schulden, de stor ting van de pensioenbijdragen en de voldoening van verschillende vorderingen van aannemers en leveranciers kunnen, zeggen B. en W., niet langer wachten. Binnen zeer korten tijd zal er geen geld meer in kas zijn voor de betaling van loonen en traktementen voor het Armbe stuur en voor den steun aan werkloozen. Deze ramp, zeggen B. en W. verder moet worden voorkomen. Er is geen keus meer. Ter dekking van het tekort doen B. en W. drie voorstellen die met eenparige stemmen zijn genomen en dus ook met de twee soc.-dem. wethouders in het college en welke overeen komen met hetgeen gisteren (zie avondblad van Donderdag 27 Juli) is medegedeeld. B. en W. stellen voor 25.000 meer op de begrooting te brengen voor aflossing van de crisisschuld over 1932. Deze gelden wenschen B. en W. te vinden door het hooger ramen van sommige inkomsten en het lager ramen van enkele uitgaven. Verder stellen zij voor de 45.000.inkom sten uit de reserve te laten vervallen en ten slotte de 31.000 uit het batig saldo van 1931 niet voor den dienst 1933 aan te wenden, maar deze te doen dienen voor gedeeltelijke aflos sing van de crisisschuld over 1932, zoodat de geheele aflossing op de begrooting voor 1933 f 50.000.— en 31.000.— is 81.000.— zal be dragen. Hiertegenover stellen B. en W. dan voor een straatbelasting in te voeren, die 56.000.zal opbrengen en 20.000.te vorderen als bij drage van de ambtenaren en werklieden der gemeente voor hun weduwen- en weezenpen- sioen. Op die wijze sluit dan de begrooting volgens de eischen van de Regeering en Gedeputeerde Staten. Daarnaast stellen B. en W. voor, voor steun aan werkloozen f 10.000 meer te ramen, die ge vonden kunnen worden uit de lichtbedrijven. Deze voorstellen zullen Maandag in den ge meenteraad worden behandeld. Intusschen heeft de partijvergadering van de S. D. A. P. gisteren (Donderdag) zich uitge sproken tegen deze voorstellen. Hoe dus nu de houding zal zijn van de soc.- dem. leden is niet met zekerheid te zeggen, ook niet of na deze uitspraak de beide soc.-dem. wethouders hun steun aan deze voorstellen zullen blijven verleenen. Een der Volendamsche deelnemers aan onze premie-reis naar Trier, gefotografeerd voor het eeuwenoude Raadhuis op het Marktplein te Echternach, welke plaats ibezocht werd tijdens een uitstapje naar Luxemburg. 's GRAVENHAGE. Geslaagd voor deel I: H. G. M. Buurman, Kampen. Onlangs heeft dr. F. E. Posthuma voor vele door hem bekleede functies bedankt. In den bij zijn bedankschrijven gevoegden verklarenden brief kwam de mededeeling voor, dat hij wel haast veertig jaar in het landbouw-organisatie- leven medegewerkt had. Het is deze mededeeling geweest ,die een re dacteur van het persbureau Vaz Dias aanleiding heeft gegeven, eens met dr. Posthuma te gaan spreken en hem te vragen, van dit mede-leven met de landbouworganisaties iets te willen ver tellen. De redacteur vroeg in de eerste plaats of genoemde mededeeling mis schien op een ver gissing berustte, doch dr. Posthuma hielp hem spoedig uit den droom en zei: „Het is zeker geen vergissing, dat mij, 29 Juli a.s„ voor veertig jaar het diploma als landbouwkundige werd uitgereikt. Door de toen be staande inrichting van het landbouw onderwijs aan af- deeling B. van de Landbouwschool te Wageningen was het mogelijk, jong af te stu- deeren, hoewel gewoonlijk niet zoo jong als ik toen was." Op de vraag of dr. Posthuma toen direct een Dr. F. E. Posthuma functie in het landbouwvereenigingsleven was gaan bekleeden, was het antwoord: Neen, maar toen ik kort na mijn slagen een vergadering van de afdeeling Leeuwarden en Leeuwarderadeel der Friesche Maatschappij van Landbouw bijwoonde, werd terstond beslag op mij gelegd en werd ik, als ik het mij goed herinner, met den toenmaligen voorzitter dier afdeeling, nu w'ijlen den heer Van Konijnenburg en den nog levenden landbouw-veteraan Tysma in een Commissie benoemd. Vervolgens studeerde ik te Wageningen en Halle, werd ik secretaris van den Bond van Coöperatieve Zuivelfabrieken in Friesland, tot ik op 1 Juli 1899 benoemd werd tot zuivelcon- sulent van het Genootschap ter bevordering van den landbouw in Drente. Tijdens mijn consulentschap werd ik aange wezen als secretaris van den Algemeenen Ne deriandschen Zuivelbond. Lang duurde het niet dat ik alleen het secre tariaat van den F. N. Z. zou verzorgen aldus vervolgde dr. Posthuma want in 1906 riep de Hollandsche Maatschappij van Landbouw mijn hulp in om den toenmaligen secretaris, nu wij len den heer S. Korteweg, bij te staan in de voorbereiding van de groote landbouwtentoon stelling, welke in 1907 te 's-Gravenhage zou worden gehouden en wel meer speciaal voor de afdeeling „Zuivel" daarvan, welke afdeeling in ternationaal zou zijn. Ik ben toen ongeveer twee jaar tv'eede secretaris van de Hollandsche Maat schappij van Landbouw geweest. Spoedig na afloop van de tentoonstelling wer den pogingen in het werk gesteld om een Ne derlandsche Landbouwvereeniging op te richten, die zich o.a. speciaal met het tentoonstellings wezen op landbouwgebied zou bemoeien. Ik ben toen aangezocht om van deze vereeni ging secretaris te worden, doch tegelijkertijd ontwikkelde zich een beweging om de land- en tuinbouw-ongevallenverzekoring langs particu lieren weg te regelen. De inspiratie ging hierbij uit van den heer De Kruyff, die zich met de Vereenigingen op land- en tuinbouwgebied in verbinding stelde en tegelijkertijd als helper van hem iemand zocht, die zich dan meer in het bijzonder met deze particuliere ongevallenverze kering voor den land- en tuinbouw kon be moeien. Tot het laatste voelde ik mij meer aan getrokken dan tot het eerste en zoo trad ik 1 Mei 1909 op als directeur van de Coöpera tieve V"ereeniging „Centraal Beheer" te Am sterdam en werd meer in het bijzonder belast, naast mr. de Kruyff, met de leiding van de Landbouw-Onderlinge en de Tuinbouw1-Onder linge. In 1911 verloos ik mijn leidsman en voor ganger Mr. de Kruyff en werd toen ook, naast den heer Holtschue, belast met de leiding van de Centrale Werkgevers Risico-Bank en de Ver eeniging „Wet-Risico". iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiuiimiiiiiiimiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiimiiimmmimmiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiii 7 Nu in Holland de belangstelling van Beau raing dagelijks groeit, en mét de belang stelling ook de strijd over de betrouw baarheid van wat er zooal over de „verschij ningen" wordt verhaald, zal het den lezers misschien interesseeren, de bevindingen te hooren van iemand, die na zooveel anderen er zelf op uitgetrokken is om door persoon lijk onderzoek tot een objectief oordeel te ko men, waarmee hij niet alleen zelf gebaat zou zijn, maar allicht ook anderen van dienst kon wezen. Verleden Vrijdag kwam ik tegen 3 uur in Beauraing aan, na 'n prachtigen rit door het Maasdal, van Namen over Dinant. Vanaf Na men, of liever in Antwerpen reeds, is het alles Beauraing wat de klok slaat. Het station in Beauraing wordt vergroot, 'n extra spoorlijn is men bezig aan te leggen, van alle Belgische plaatsen rijden geregeld autobussen naar Beauraing en toen we 's avonds van Beau raing wegreden, hebben we niet alleen in Dinant, maar overal elders vergeefs naar logies gezocht, tot we eindelijk om half twaalf doodmoe 'n klein kamertje vonden in Namen, waar we met ons tweeën konden slapen. Langs heel het Maasdal wordt dan ook ge bouwd; overal verrijzen optrekjes om de men- schen te huisvesten, en winkels om de stroo men pelgrims in staat te stellen te koopen wat noodig, èn wat overbodig is. Garages, benzine pompen, autoverhuurderyen, schilders, metse laars, ververs enz. enzalles vindt een nieuwe toekomst en een goed bestaan. Men mag zeggen van de verschijningen wat men wil, maar 'n middel om duizenden en nog eens duizenden uit de misère der werkloosheid te helpen, zijn ze zeker. Omstreeks 3 uur bereikten we het middel punt van 't kleine stadje. Kilometers van te voren hadden we al herhaaldelük ketting moe ten rüden, en hier op de plaats zelf parkeer den de bussen en wagens in lange ryen langs alle toegangswegen. 't Was heet, maar hoe moeilijk de verkeers agenten het ook hadden met de talrijk aar.- toeterende auto's, ze bleven er kalm en hoffe lijk bij. De straat langs de kerk, die afliep naar het viaduct en de Lourdesgrot, krioelde van pelgrims. De kerk zelf leek wel een bijenkorf, waar de menschen in dichte drommen uit en in wemelden. We trachten nu den klooster tuin binnen te komen waar de grot zich be vindt en de boom der verschijningen. Maar dat was gauwer besloten dan uitgevoerd. Het hek, 'n paar meter breed, was ondraagiyk nauw voor den breeden stroom pelgrims die onaf gebroken aanstuwde. We lieten ons maar op nemen in de langzaam voortdringende massa, en ik bewonderde intusschen de ordebewaar ders, die den heelen heeten dag met onuit puttelijk geduld hun wanhopige taak blyven vervullen. Eindelijk schoven we over den drempel na- op vreedzame wijze bijna te zyn platgedrukt en daar stond ik nu, vlak te genover de armelijke Meidoorn, waarin de H. Maagd, de „Moeder Gods en Koningin des He mels", meer dan 30 keer verschenen moet zyn aan de vüf nog levende kinderen in Beau raing, die iedereen kent. 't Boompje is natuuriyk afgerasterd, ten einde te voorkomen, dat het heelemaal in „souvenirs de Beauraing" wordt ontleed. De voet ligt begraven onder de kaarsen, bloemen en geldstukken, die onafgebroken over de af rastering worden geworpen. Op meerdere plaatsen hangen borden, die in duidelijke letters vermanen tot „doorloopen", en zonder ophouden klinkt de stem der orde bewaarders „avancez! avancez!" en er is m een circulatie weg in één richting: by den boom komt men binnen en langs de grot gaat men uit maar hoe vroom en goedwillend de menschen ook zyn, van dat „doorloopen" komt niets. Iedereen biyft staan, zoolang hü niet door de nieuwaankomenden van zyn plaats wordt gedrongen. Ook bij de grot wor den weer kaarsen en bloemen en geld ge offerd. Al die kaarsen aansteken is voor het helpend personeel volslagen onmogeiyk. Men zet ze in rytjes te branden langs den binnen kant en buitenkant, en er zijn 'n paar jon gens die boven op de grot klimmen, en op elk uitsteeksel een kaars planten, zoodat het overwelfsel door de van alle kanten afdrui pende stearine een typisch wintergezicht op levert. Rondom het Moeder Gods-beeld brandt onafgebroken een krans van electrische lamp jes, en op dat beeld zijn duizenden oogen ge richt en tot datbeeld stijgen van duizenden lippen heel den dag door gebeden en verzuch tingen op. Het belangrykste plekje van Beau raing is dit kleine, driehoekige stukje grond, nauweiyks 40 vierkante meters groot, tusschen den boom en de grot. Binnen de afrastering zitten de zieken, die om genezing komen smee- ken en daaromheen verdringt zich de me nigte, die bidt en zingt, en smeekt en snikt, of en dat kan men ook op vele gezichten lezen 'n beetje verbaasd of critisch staat te kyken. Nu en dan dreunt boven over het viaduct de trein langs, en dan hangt alles uit de por tieren, tot machinist en stokers toe, om zich voor den zooveelsten keer te verbazen over de geweldige opeengepakte menschenmassa voor t heg van den kloostertuin. Wat gebeurt er dus op dat befaamde plekje voor de Lourdesgrot van Beauraing? Zeker niets kwaads. De menschen bidden, bidden vurig; brengen offers van vermoeienis en geld ter eere van Gods Moeder; ze zingen vaak leeiyk, maar devoot; en: „vrouwen, jiie niet zifiig gekleed zyn, worden tot de grot niet toegelaten" zoo staat het op de plak katen. Dat zyn dus allemaal dingen waar over men niet anders dan zich verheugen kan. Maar, 't was my in werkeiykheid om iets anders te doen. Van harte gun ik ieder zyn devotie, en ik zal hem in zyn goede trouw niet lastig vallen, zoolang hy er geen kwaad mee doet. Maar voor ik mü er zelf aan waag, 2D zeker voordat ik er anderen mee aan boord kom, wil ik behoorhjk overtuigd worden. De Heilige Maagd zou in Beauraing, en later ook in Banneux, alle naties, ja, eigeniyk iedereen uitgenoodigd hebben, om déér te komen bid den, met belofte van groote genezingen. Zoo'n invitatie van de Moeder Gods laat zich na tuuriyk niet zonder meer afwijzen. Maar de vraag is: hééft ze ons werkeiyk geïnviteerd? En daarom ben ik er op uitgetogen. Wat men zelf ziet en hoort, levert doorgaans veiliger gegevens voor de vorming van een juist oor deel dan de meest uitgebreide verslagen. Voor de Lutine-bergers was het Donderdag een vrij rustige dag. Om een uur koos de vloot, bestaande uit de zandzuigers Neptunus, Volharding en Texel als mede de motorboot Vlielandia zee en zette koers naar de plaats van het wrak, waar de kegel met een der beide cylinders staat opgesteld. De tweede cylinder bevindt zich nog op de ponton dat aan den kegel zit vastgebonden. De werkzaamheden bepaaldenzich tot het aanbrengen van pakking rondom de verbinding van kegel en cylinder en het aanzetten der schroeven en bouten, die het geheel bijeenhou den. De zee was des middags vrij woelig, waardoor de werkvletten voortdurend tegen den kegel werden geworpen. De zandzuiger Texel maakte weer een be gin met het spuiten-van zand buiten tegen den kegelrand, daar de sterke stroom onophoude- ïyk de aangezogen massa wegspoelde. Om tien uur des avonds keerde de bergings- vloot terug, behalve de Texel, welke voortging met zandzuigen, terwijl ook de heer Beckers zelf op de ponton achterbleef. Hier werd bij het licht van electrische schyn- werpers doorgewerkt met het aanbrengen der pompinstallatie in den eersten cylinder. Hedenmorgen om drie uur voer de bergings- vloot opnieuw uit. De bedoeling was, om zoo dra de pompinstallatie functionneerde en de kegel met eersten cylinder volgens de bereke ningen zou wegzakken door de zandlaag, op het juiste oogenblik ook de tweede cylinder op het geheel te stellen Om vier uur echter werd de bergingsvloot op weg naar den kegel juist buiten het Schuitegat door de onweersbui overvallen, welke het weertype volkomen wy- zigde en met zwaren wind en deining de sche pen noopte naar de haven van West-Terschel ling terug te keeren. Er waait thans een Wes telijke storm over het eiland. Het plan is, hedenmiddag met een der ber gingsvaartuigen den toren te inspecteeren, om te zien hoe of het zich onder de gewijzigde om standigheden houdt en dan verder het werk op te schorten in afwachting van beter weer. Aldus bleef het tot mijn benoeming op 27 October 1914 tot Minister van Landbouw, Nijver heid en Handel. Na mijn ministerschap aanvaardde ik de be noeming tot President-Directeur van de Coöpe ratieve Vereeniging „Centraal Beheer" op 1 December 1918. Vanaf 1919 is mijn deelneming aan het Ver- eenigingsleven en niet alleen aan het land bouwvereenigingsleven, steeds crescendo gegaan. Van 1919 tot 1927 was ik voorzitter van de Nederlandsche Maatschappij van Nijverheid en Handel en tengevolge van deze functie werd ik in 1921 door den toenmaligen minister van Landbouw, Nijverheid en Handel in gemeen schappelijk overleg met den Nijverheidsraad aangezocht om als voorzitter van dezen raad op te treden, een functie, die ik nu nog waarneem. Eveneens in 1921 werd ik gekozen als voorzit ter van den Algemeenen Nederiandschen Zui velbond, een functie die ik nu óók nog waar neem. Hetzelfde jaar 1921 bracht mij het voorzitter schap van de Genetische Vereeniging, waarvoor ik in 1928 bedankte. Via den Nijverheidsraad werd ik lid van de Commissie tot bevordering van de herziening van de Handelsverdragen en via de Maatschap pij van Nijverheid was ik eenige jaren lid van den Hoogen Raad van Arbeid. Via den F. N. Z. werd ik bij zijn oprichting voorzitter van het Crisis-Zuivelbureau. Ziedaar, aldus dr. Posthuma, eenige van mijn belangrijkste functies op het gebied van het vereenigingsleven. Met eenige vriendelijke woorden verliet de interviewer dr. Posthuma, thans begrijpende dat hij na veertigjarige deelneming speciaal aan het LandbouvVereenigingsleven, den tijd gekomen achtte om een beetje minder inspan nend te gaan werken. Minder inspannend, want hem blijft nog genoeg te doen over! In verband met de huidige hangende finan- cieele aangelegenheden tusschen Nederland en Duitschland is het bezoek, dat dr. Schacht, president van de Duitsche Ryksbank aan mr. Trip, president van de Nederlandsche Bank zal brengen, wel geschikt om de aandacht te trekken. Bü gelegenheid van dit bezoek, dat in beginsel bedoeld is als een formeel beleefd heidsbezoek dat bij het optreden van een nieu wen president van een der prominente centrale banken als regel door den nieuwen bewinds man by zijn buitenlandsche ambtgenooten wort adgfelegd, zullen dan ook, naar wy ver nemen, de financieele relaties tusschen de bei de landen een onderwerp der besprekingen uit maken. Ofschoon niet met zekerheid kanw orden ge zegd, of de besprekingen zich ook tot regee-" ringsinstanties zullen uitstrekken, schynt het, volgens de „Tel.", toch niet onwaarschijnhjk dat dr. Schacht ook een bezoek aan Den Haag zal brengen. De marechaussee te SpekholzerheideKerk- rade heeft aangehouden den te Blerick wonen den 25-jarigen L. T., die voor vrouw H. te Blerick een reischèque had verzilverd. T. stelde de vrouw het geld niet ter hand, doch ging er in Duitschland mee aan den zwier. By zijn arrestatie was hy nog in het bezit van tien gulden. T. is ter beschikking gesteld van de justitie te Roermond.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 5