THE MANCHESTER GUARDIAN COMMERCIAL 3ïet vetfiaal aan den daa Uit de geschiedenis der krijgskunde COTTON: FLAX:W00L ARTIFICIAL SILK INDUSTRIES DE APOTHEEK DE WITTE ZWAAN ZOMERKRABBELS ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN ROBINSON! Een Hollandsche schoen voor Hollandsche jongens Alle abonne s ^'aangifteuoetop straffe van verlies van alle rechten, geschieden VRIJDAG 28 JULI KEIZERLIJKE ARMADA De legers tusschen den riddertijd en de Turksche oorlogen Geweld, dat verging WATCH THE PROGRESS OF THE BRITISH and through the columns of An annual subscription of 18 shillings, sent to the Publisher, "MANCHESTER GUARDIAN COMMERCIAL", Guardian Buil ding, Manchester, England, will bring the paper to you every Saturday morning. Write for a specimen copy, free of charge. Neem dan steeds de volmaakte snelle roliilm 12 WEKEN ROERLOOS OP ZIJN RUG Nu reeds 10 jaren vrij van pijn Bodemkundig Congres Sociale maatregelen in Egypte Tempel van Venus NAAR HET DUITSCH VAN RUDOLF HERZOG Terwijl ten tijde der eerste heerschers uit het Habsburgsche huis de voornaamste macht der keizers nog bestond uit de ridderlegers, trad met de invoering van het schietwapen een grondige verandering in. Inplaats van het uitstervende ridderdom trad nu het leger der huurlingen» op, de beroemde landsknechten, waarvan de organisatie onder ,,den laatsten ridder" Maximiliaan en den be kenden aanvoerder Gcorg von Fundsberg plaats had. Deze landsknechten werden slechts voor een bepaalden veldslag aangenomen en dienden dan weer onder dezen dan weer onder genen aanvoerder, zoodat zij soms in dienst waren van hen, dien zij enkele maanden tevoren naar hartelust bestreden. De werkelijke laatste aan voerders van deze landsknechten waren Wai- lenstein en Tilly. Naarmate het Heilige Roomsche Rijk zich in meerdere of mindere mate onafhankelijke dee- len oploste, des te meer werd de keizer ge dwongen zich een leger aan te schaffen, dat van alle partijen onafhankelijk was en hem alleen te dienen had. De eerste proeve van een keizerlijk leger vinden we reeds onder Maxi miliaan en later treffen we ook de keizerlijke armada aan, een leger dat voornamelijk in de Duitsche godsdienst-twisten dienst deed en na de verschillende veldtochten ook niet meer uit elkaar ging, hoewel ook deze troepen uit huur lingen bestonden en wel uit huurlingen van Verschillende nationaliteiten. Een aanvoerder kreeg namelijk opdracht een troep bij elkaar te brengen en ontving hiervoor geld, dat hij gedeeltelijk voor zich zelf behield, ge deeltelijk aan zijn troepen uitbetaalde. Waar hij de troepen vandaan haalde en hoe hij deze indeelde, was zijn zaak. Hiermede bemoei de de opdrachtgever zich volstrekt niet. Hoe de troepen gekleed waren, had eveneens de aanvoerder uit te maken, mits zij slechts den keizerlijken adelaar in het wapen droegen. In het geheele rijksgebied mocht de werving llllllllllll plaats hebben. In het keizerlijke leger kon men dan ook het geheele rijk vertegenwoordigd zien, maar daarnaast dienden ook Polen, Sileziërs en Spanjaarden onder de Duitsche keizerlijke vaan. Vooral het officierencorps was sterk in ternationaal. Daar zag men Denen, Walen, Bourgondiërs, Saksers, Beieren, Rijnlanders. Italianen. Toch was de keizerlijke Armada klein tot aan den tijd der Turksche oorlogen. Tijdens de tweede belegering van Weenen door de Turken werd het keizerlijke leger ge reorganiseerd- De kern van het leger bestond uit het Duitsche voetregiment, voornamelijk samengesteld uit Duitschers en Oostenrijkers. Daarna kwamen de Waalsche en Boheemsche regimenten, die de cavalerie uitmaakten en op deze indeeling ging het Duitsche leger van en kele jaren geleden nog gedeeltelijk terug. De infanterie bestond voornamelijk uit mus ketiers, die het zware geschut hanteerden, de fuseliers, die de lichtere geweren bedienden en de afdeeling grenadiers. Deze laatsten maakten de élite van het leger uit. Daarnaast stonden weer de vrije compagnies, waaruit de latere lichte infanterie voortkwam. Deze compagnies bestonden echter niet in vredestijd. Dan waren er de bereden troepen, bestaande uit zwaar gewapende kurass;ers en dragon tsrs die behalve een sabel en een pistool ook mus ketten droegen en zoowel te paard als te voet opereerden. Daarnaast weer de pandoeren en de Hongaarsche rijders, waaruit de latere hu zaren zijn gesproten. De Poolsche vleugelrijders van Sobieski be hoorden eigenlijk niet tot het keizerlijke .eger, hoewel zij medevochten bü de ontzetting van Weenen. Deze troepen waren zwaar gewapend en droegen een harnas, dat hen van top tot teen bedekte. Op den rug bevestigd o oegen zij twee planken, met veeren bedekt, die ver van het lichaam afstonden en die den ruiters een zonderling voorkomen gaven. Deze eigen aardige dracht hadden de Polen van de Tar taren overgenomen evenals de zeer lange lan sen, die hun voornaamste wapens waren, ter wijl het eigenlijke keizerlijke leger heelemaal geen lansen had. Een zeer bijzondere élitetroep was de be roemde artillerie, voornamelijk bestaande uit soldaten uit de keizerlijke landen, nog meer uit Zwaben en Franken. Deze artillerie nam een zeer bijzondere plaats in het leger in en kwam zelden of nooit met de andere troepen in con tact. Zij stond eigenlijk naast ae anderen en eenigszins boven hen verheven. Zij bestond uit de best gedisciplineerde soldaten, die duurder dan de anderen betaald werden. Al deze troepen, die hier slechts gedeeltelijk werden genoemd, hadden hun eigen uniform en hun eigen getalssterkte. Regimenten bestonden uit vier duizend, twee duizend of vijftien hon derd man. De kurassiers telden weer vier of vijf eskadrons, die hoofdzakelijk door Prins Eugenius van Savoye werden ingesteld. Pas op den langen duur werd de uniform van deze verschillende troepen eenigszins met elkaar in overeenstem ming gebracht, hetgeen ook weer het werk was van Eugenius. Het heeft echter heel wat in gehad, voor het zoover was, want de soldaten hechtten er groot belang aan de patroonriemen naar rechts of naar links te dragen, hoezeer dit ook moge afsteken bij de totale onverschillig heid, die de soldaten uit de moderne tijden voor zulke kleinigheden koesteren. De kurassiers droegen een ijzeren helm met neus- en oorbeschermers en zwart borst- en rugharnas, een leeren broek en hooge laarzen. De dragonders daarentegen droegen 'n blauwen of witten rok, die aan de voorzijde bezet was met een stof van een andere kleur. Hun vilten hoed was naar drie zijden omhoog gebogen en bij de officieren met een gouden voorstuk versierd Aan het zadel hadden zij een kort geweer en een pistool bevestigd, doch hun voornaamste wapen was een lange, gebogen sabel. Op één punt kwam de kleeding dezer ver schillende troepen nauwkeurig overeen, n.l. in hun halsdoek, die veelkleurig was en van lin nen gemaakt. De mantels waren grijs of bruin en van ruwe stof. De grondklsur van alle uniformen was veldgrijs, zooals dat bij het Duitsche leger van latere tijden steeds het geval zou zijn. Dicht aaneengesloten marcheerde de armada op het slachtveld, terwijl zij een dicht geweer vuur op den vijand losliet. Een ander dan het gezamenlijk vuren kende men niet. Men vocht onder het opwindend geratel van de trommels en als de vijand eenigszins onder den indruk kwam van het geweld van trommels en salvo's, ging men over tot het gevecht van man tegen man. Trouwens het geheele apparaat van het leger, met de commando's incluis, muntte uit door logheid en zwaarte en het was weder om de prins van Savoye, die hierin verande ring bracht en het leger een lichtere wijze van opereeren leerde. Hij was een voorstander van het bliksemsnelle ingrijpen, het overrom pelende tempo, dat zijn veldslagen zoo heeft gekenmerkt. Wanneer echter alle omstandig heden gunstig waren en het keizerlijke leger in al zün logheid, maar ook in zijn onverzettelijk heid voorwaarts trok, dan voelde de vijand, dat daar een macht aan rolde, die niet te stuiten was en die als een langzame maar vernielende lawine doordrong tot het einde en meermalen was het deze indruk, die beslis send was in het gevecht. Dit werd trouwens be wezen door de namen Ofen, Slankamen, Zenta, Belgrado, Weenen en Peterwardein. Het heeft weinig zin, zal men zeggen, deze krijgshaftige verrichtingen van een verdwenen leger op te halen. Het is waar, maar nog altijd kan men dit beter doen dan de macht van het hedendaagsche leger beschrijven. Want wat is een hedendaagsch leger, als eenmaal de gasbommen over de steden zullen losbarsten en als alle persoonlijke moed, die vroeger ten minste nog aanwezig was, geen dienst meer zal kunnen doen? Nieuwe overwinning op rheumatiek Steeds weer komen de onwederlegbare bewij zen binnen, dat rheumatiek de geregelde „kleine dagelijksche dosis" Kruschen eenvoudig niet kan weerstaan. Hier volgt een geval, dat ons weer onlangs meegedeeld werd: „Het is nu eenige jaren geleden dat ik ziek werd door spier-rheumatiek en ik 12 weken lang plat op mijn rug moest blijven liggen. Mijn dochter kocht toen een flacon Kruschen Salts en eiken morgen nam ik een dosis. Al gauw be merkte ik verbetering en ik ging er dus mee door. Met volledig succes. Want van dien dag af, nu tien jaar en acht maanden geleden, heb ik nooit eenig teeken van rheumatiek meer ge voeld. Nooit heb ik één dosis overgeslagen. Eerder zou ik mijn middageten willen missen dan mijn dosis Kruschen Salts. Tegenwoordig ben ik vrij van alle spierpijnen en wanneer ik ook anderen hoor klagen over stijfheid of pijn in de gewrichten, raad ik steeds Kruschen aan." Indien uw afvoerorganen altijd naar behooren hun plichten vervulden zou het giftige mine- zuur zich nooit kunnen ophoopen. En dan zoudt ge tot het einde uwer dagen niet weten wat rheumatiek is. Want het is het overtollige urinezuur, dat de rheumatische toestanden ver oorzaakt. De verschillende minerale zouten nu in Kruschen sporen alle afvoerorganen (dus ook de nieren) aan tot gezonde regelmatige wer king, opdat het urinezuur en andere schadelijke afvalstoffen der spijsvertering behoorlijk uit het lichaam verwijderd worden. Het is deze kleine aansporing die u noodig hebt. Laat Kruschen ook u hierin helpen. Koop vandaag nog een flacon en begin morgenoch tend ook met ,,de kleine dagelijksche dosis." Kruschen Salts is uitsluitend verkrijgbaar bij alle apothekers en drogisten 0.90 en 1.60 per flacon en wordt gefabriceerd in Engeland door de Fa. E. Griffiths Hughes Ltd., sinds 1756 te Manchester gevestigd. Stralende ge zondheid voor één cent per dag. (Adv.) uiiiiiiiiii iiiiiiiuii^ Dr. D. J. Hiss'nk, directeur van het Bodem- kundig Instituut te Groningen, is aangewezen om buiten bezwaar van 's Rijks schatkist Ne derland te vertegenwoordigen op het in de maand Augustus a.s. te Kopenhagen te houden congres van de Internationale Bodemkundige Vereeniging. De Keuken. De hitte op den boulevard Is maar een bagatel Bij wat de keuken produceert Van uw vermaard hotel! Vaar laait het vuur den heelen dag En 't is er lava heet. Daar knutselt men de schoteltjes, Voor wie graag smult, gereed! Wanneer u aan uw tafeltje De schotels voor u ziet En van 't geraffineerd diner De quintessens geniet, Dan leeft de kok in slavernij, Want hij krijgt niet de keus. De hitte blijft, maar wat hij maakt, Gaat enkel langs zijn neus! Hij kookt en bakt en braadt en stooft Het fijnste daar gereed U eet uw brood en méér! terwijl Een ander daarvoor zweet! Vacantie! ja, dat is wel iets Waar u zich graag naar voegt. Maar u geniet alléén doordat Een ander voor u zwoegt! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) niiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiimmiimiiiiiiiiiiiiiir. De Egyptische regeering heeft een crediet van 70.000 Egyptische ponden beschikbaar ge steld voor het bouv'an van ziekenhuizen, werk huizen en medische bureaux in elke provincie van Egypte. „Voorkomen is beter dan genezen", is de slag zin van den Minister van Binnenlandsche Zaken, Mahmoed Fahmi El Krissy Pasja. Hij heeft plannen opgesteld voor het bouwen van weeshuizen waarin ouderlooze kinderen en de kinderen van zeer arme ouders zullen worden opgenomen en opgevoed op kosten van den staat. Als zij oud genoeg zijn, zal voor deze kinderen, zoo mogelijk in rijksdienst een betrekking wor den gezocht, zoodat zij niet tot armoede zullen komen. Men verwacht, dat door dezen maatregel de misdaden onder de jeugdige personen zal af nemen. Toen Freddy Vrijdag een bezoek aan het wrak had gebracht, had hij een zak met kastanjes gevonden en dien zak in de boot gebracht. De zee man zeide Ivy, dat zij goed acht moes ten geven op de kastanjes, want hü was er verzot op. „Ik zal er goed op letten, hoor!" zeide Ivy, „en ze zelf aan land bren gen," doch ze had er niet op gelet, dat de zwaardvisch een gat in den zak had gemaakt. Reeds was de helft van de kastanjes uit den zak gevallen, toen Ivy zag, wat er was gebeurd. De zwaardvisch had een groot gat in den zak gestoken en alle kastanjes waren in het water gevallen. „Ik zei je nog wel goed op de kastan jes te letten," schreeuwde Freddy. „En jij had me moeten waarschu wen voor den zwaardvisch," riep Ivy. (Morgenavond vervolg). Ingezonden Mededeeling) Het was middernacht. De marmeren klok op den schoorsteenmantel kondigde het uur aan, waarop de eene dag in den an deren overgaat, en z'n diepe slagen wekten den man, die sinds tien uur had zitten slapen in z'n bureaustoel. Ranel Rippe, vrijgezel, novel list, schrijver van korte, boeiende verhalen, rekte zich uit, geeuwde en besloot naar bed te gaan Hij had gedurende het laatste uur dat het nog dag was, z'n hersens gepijnigd om de stof te vinden voor een pakkend verhaal. Maar geeste lijk vermoeid, had Karei nog zonder succes zit ten peinzen, toen het daglicht verdween. Toen had hij, in plaats van licht op te steken, z'n penhouder neergegooid en zich behaaglijk ge ïnstalleerd in den grooten, zachten bureaustoel. Hij had zitten nadenken, was gaan suffen en ten slotte in slaap gevallen. Plotseling wakker geschrikt, sprong hij in 1 duister op en vond terstond het knopje van 't electrisch licht. Hij was op 't punt het knopje om te draaien, toen z'n aandacht werd getrok ken door een geluid, alsof iemand met een ijzeren voorwerp aan 't raam morrelde, dat op den tuin uitkwam. Karei was geen zenuwach tig man, maar een of ander vreemd geluid te middernacht is wel in staat iemand op z'n hoede te doen zijn. Het knopje latend voor wat het was, hurkte hij in 't duister achter z'n bureaustoel neer, waar hij rustig kon wachten op de dingen die komen zouden, zonder zelf gezien te worden. Hü behoefde niet lang te wachten. Het raam schoof open, een electrische lantaarn wierp haar stralen door het vertrek en de eigenaar ervan stapte de kamer binnen. Natuurlijk had Karei verwacht een man te zien en z'n verba zing steeg ten top, toen hij zag dat de indring ster een vrouw was. In het licht der lantaarn nam hü de figuur waar van een in 't zwart gekleede vrouw, wier leeftijd hü tusschen de 35 en 40 schatte. Het licht van de lantaarn werd door de in dringster nu eens dezen, dan weer dien kant uitgeworpen, tot het eindelijk rusten bleef op een brandkast, een kleine brandkast, waarin, naar Karei zich herinnerde, ongeveer zeshon derd gulden aan contanten en een aantal waar devolle documenten geborgen waren. De vrouw zette de lantaarn op de punt van de tafel, zóó dat het licht fel op de kast scheen, knielde voor haar neer, opende een taschje dat zy bü zich had en begon den inhoud daarvan te doorzoeken. Het was duidelijk, dat zü het slot wilde forceeren en Karei besloot nu hande lend op te treden. Hü keek nog even toe en vond de vrouw een sympathieke verschijning. Er waren zelfs trekken van schoonheid in haar bleek gelaat, dat, verlicht door de stralen van de lantaarn en omkranst door een massa zwart haar, er vermoeid en lijdend uitzag. Zonder geluid te maken, stond Karei uit z'n schuilplaats op en zocht het electrisch knopje. Plots baadde de kamer in een zee van licht. De vrouw sprong overeind. De ontdekking dat zü niet alleen was, had haar verrast, maar zü liet niets van eenige verbazing merken, en Karei, die op een paar pas afstand van haar stond, keek plotseling in den loop van een revolver, die precies op zün gelaat was gericht. Hij bleef kalm en wist zich te beheerschen. „Als u schiet," lachte hü, „zullen de bewo ners hier in huis het schot hooren en u arres teeren." „Als ik het niet doe, dan zult u mü arrestee ren," antwoordde zü. „Dat heb ik niet gezegd. Doe dat wapen weg," gebood hü- Zü haalde de schouders op. Toen, de revolver afzettend, wierp zij het wapen in de openstaan de tasch op den grond, gooide er de lantaarn eveneens in en schopte de tasch onder de tafel. „Wilt u niet gaan zitten?'" vroeg hij spottend. Zü keek hem minachtend aan, maar viel toch weer in den stoel, die naast haar stond. „Ik ben geen dief, niet dat soort dief waar voor u me houdt," sprak zij. Karei Rippe stond op en ging op de punt van de tafel zitten. „Mag ik u dan vragen, waarom u ongenood door het raam mijn huis binnen komt op een uur, waarop alle fatsoenlijke men- schen slapen?" „Misschien ben ik niet fatsoenlük, maar ik ben vermoeido, wat ben ik moeEn nu ben ik genoodzaakt wakker te zijn en te wer kente stelenterwijl andere menschen rusten." Zü keek naar de broodkast. „Mijn man zal mü vermoorden, als ik met leege handen thuis kom." „Zoo, heeft u een onwaardigen echtgenoot? Kunt u niet iemand vinden die hém steelt, in plaats van vóór hem testelen?" „Maak geen grappen. Maar waarom belt u de politie niet om mij te arresteeren? Ik zal blü zün, heel blü, als ze mü gevangen nemen." „En als ik u liet gaan?" „Ik zeg u, dat ik niet gaan zouniet met leege handen. Hij zou me vermoorden." Zü sid derde. „U kent mijn man niet." „Waar woont u?" De vraag luidde als een bevel. Zü aarzelde en antwoordde: „Wijde Steeg no. 4." „Hoe ver is dat?" „Ongeveer een kwartier loopen." „Ik ga eens zien waar u woont." „Maar mijn man „Zoo mogelük zal ik het met hem in orde ma ken. Ik geloof dat u niet slecht bent. Ik zal u een kans geven een beter leven te beginnen. Op één voorwaarde zal ik u vrij laten. U moet me uw woord van eer geven niet meer te stelen." Ze keken elkaar zwügend aan. Toen begon ze opeens luid te lachen. „Eer!" riep ze verachtelijk. „Wat kan u mün eer schelen! Ik zei hem dat dit m'n laatste inbraak zou zün. Maar ik heb gefaald en hü zal me vermoorden. En u wilt me naar huis brengen? Het is te gek." „Heb ik uw woord, dat u dit leven vaarwel zegt?" hield Karei aan. „Nu ja, als ik u er plezier mee kan doen.....' „Dan is het in orde," besliste hü- „We gaan dan maar direct. Uw man zal zeker thuis op je wachten." Karei Rippe had vlug z'n plan de campagne opgemaakt. Hij wilde den man spreken en on der bedreiging van aangifte bü de justitie hem de belofte afpersen z'n vrouw beter te behan delen. Hü sloot de ramen, deed het licht uit, nam jas en hoed van den kapstok en verliet met de vrouw zijn woning. Het grootste deel van den weg legden ze zwijgend af. Karei be gon schik in 't avontuur te krügen. Het was een goed onderwerp voor een verhaal. De vrouw, daarvan was hij overtuigd, was niet zoo slecht als haar daden haar afschilderden. Zü verdien de medelijden, geen straf. Haar manieren, haar verschijning, haar spraak, alles scheen er op te j p. <7,rn1Jw wijzen dat zü het 1Je WOUW slachtoffer was van een liederlij- ITl t ZUZ)Clft ken vagebond, l wiens plaats eigenlijk in de gevangenis was. In het licht van een straatlantaarn keek Ka- rel van terzijde z'n gezellin aan. In haar jon gere dagen, dacht hü, moest ze werkelijk aardig geweest zün. Z'n gedaehtengang werd onderbroken door de vrouw, die het stilzwijgen verbrak. „We zijn er haast. Gelukkig! Ik ben dood op!" „U had er toch op gerekend, dat eind te loo pen," antwoordde hij; „als ik u niet verrast had, had u toch ook weer naar huis moeten gaan." „M'n man deed vroeger die karweitjes zelf," legde ze uit, terwijl ze voortliepen, „tot hij aan den drank raakte. Hü is büna doorloopend be schonken." Ze hield plotseling op en Karei zag dat ze zachtjes weende. Ze bereikten een nj kleine huisjes in een verwaarloosd stadsgedeelte en hielden stil voor nummer 4. „Wacht hier een oogenblik," fluisterde zü, ,4k zal de achterdeur ingaan, die is niet gesloten, en dan zal ik de voordeur voor u open doen." Zij verdween om den hoek van de straat en Karei wachtte. Tien minuten, een kwartier, gingen voorbü en nog wachtte zü- Had ze hem een poets gespeeld? Was dit wel haar huis? Er was geen bel en daarom voerde hü een rof fel met z'n vuist op de deur uit. Een raam werd boven z'n hoofd opengeschoven en het hoofd van een man verscheen „Ik wacht op een vrouw in 't zwart, om de deur voor mü open te maken!" riep Karei, „is za binnen?" „Je bent verkeerd. We kennen geen zwarte juffrouw. Hoe haal je het in je hoofd, om op dit uur de menschen wakker te maken?" „Maar dat is toch nummer 4? Is u niet de man van een vrouw, die vannacht bü me in brak?" „Ze is niet hier, zeg ik je. Mijn eigen vrouw ligt in bed en slaapt." Het raam viel met een smak dicht. „Zoo," mompelde Karei, „ze heeft me een poets gebakken. Ze is een even groote bedrieg ster als ik een dwaas ben. Ik ben leelük in de val geloopen. Maar..., ik heb stof voor een verhaal." Hü liep naar den achterkant der huizen, maar er was geen levende ziel te zien. Hü keer de terug en passeerde weer de deur van num mer 4 en keek naar alle richtingen. De vrouw in 't zwart was verdwenen. Er was niets aan te doen. Hü had een avontuur beleefd en was voor den gek gehouden. Hij knoopte z'n jas dicht en stak een püp op en aanvaardde den terug tocht naar huis. Daar gekomen ging Karei di rect z'n studeerkamer binnen en draaide het licht op. Tot z'n groote verbazing stond de deur van z'n brandkast wü'd open en tot z'n nóg grootere verbazing was de kast leeg! Op de tafel lag een briefje en Karei Rippe las: „Ruilen is geen diefstal. U hebt m'n vrouw meegenomen en ik uw geld. Zü liet hier m'n gereedschap achter." Karei had nu een prachtig gegeven voor een verhaal. Hij kreeg er een flink honorarium voor maar hü verdiende er toch niets aan In opdracht van Mussolini is men eenlgen tijd geleden begonnen met het opgraven van den tempel van Venus, welke door Julius Ceasar is gebouwd, naar men zegt overeenkomstig een gelofte, afgelegd voor den slag bij Pharsalia. In den tempel stond naast het beeld van Venus Geijetrix, door den Griekschen beeldhouwer Archesilaus vervaardigd, het standbeeld van Cleopatra. Thans heeft men een fries met marmeren Cupido's opgegraven alsmede een aantal mar meren kolommen van den tempel. De tempel zal thans zooveel mogelijk gere construeerd worden met de Korinthische zuilen en kapiteelen van acanthus-bladeren en het fries met de marmeren Cupido's. verlies van een hand f125.- "been of arm! tij L °P dlt blad zl^n lngevolge de vera^kerl^)f|end^'£uirtkeerin|en f3000. - verheFvanbeidearmen, beide beenen of beide oogen f750. doodelijken afloop f250.- een voet of een oog T 1 Oduim of wijsvinger anderen vinger 3 Eenige dagen later gaf Konrad Barenfeld den leerling zün congé, daar deze actieve jongeling, blijkbaar jaloersch op de lauweren, die de be drijfsleider geoogst had, voor eigen rekening maar met de goederen van zün patroon een kleine affaire was begonnen. De apotheker vond, dat Barenfeld hiermede wel eenigszins op zün terrein was gekomen. Maar ofschoon het hem wel eens ergerde dat de pas verschenen ster aan het drogisten-firmament zün glans als chef verduisterde, was hü toch verstandig ge noeg den man zijn Hercules-arbeid te laten vol tooien, met de geheime bedoeling evenwel om later eventueel zelf met de resultaten van Ba- renfeld's werk te gaan strüken. Het stond hem immers vrij, om na afloop van het contract den heer Barenfeld voor zijn vriendelijke hulp te be danken, en verder alleen de vruchten te pluk ken van wat hü in die twee jaar had opge bouwd. Voorloopig bepaalde hij er gich toe om den man, die hem in koopmansbekwaamheid verre in de schaduw stelde, door kleine persoonlijke hatelükheden te krenken, en hem af en toe te laten voelen, dat hij chef en heer des huizes, was en tusschen de vier muren van zün huis heerschte als een godheid. De leden van de fa milie Friedrich bukten voor de tyrannie van den heer des huizes, behalve Lisa, die niet naliet soms rake opmerkingen cegen haar vader te ma ken; terwül de provisor, wien de toenemende macht van Barenfeld een doorn in het oog was, zijn chef in zün pogingen van ganscher harte büstond. Zóó stonden de zaken, toen zich in de vaca ture van leerling een jonge man aanmeldde, Heinrich Ffalzdorf geheeten, die behalve een uitstekend einddiploma van de Middelbare School, de voortreffelijke eigenschap bezat een wees te zün, hetgeen bij den apotheker, die een zwak voor weezen scheen te hebben, een bijzon dere aanbeveling was. Menschen zonder verdere familierelaties, die daardoor volkomen aan zün genade waren over geleverd, hadden bü den heer Engelbert Frie drich een streepje voor. Konrad Barenfeld had, toen hü naar het station >:.ing om den nieuwen leerling af te halen, een omweg genomen en liep zeer langzaam, echt als iemand, die van zün vrüen tüd geniet, door de straten, die naar den Rün voerden. Hü had een slanke en toch krachtige gestalte, donker kortgeknipt haar bo ven een hoog gewelfd voorhoofd, en 'n bruinen, goed verzorgden baard Zijn oogopslag was ern stig en helder, maar toch opgewekt; maar op 1 dit oogenblik staarde hü droomerig naar den majestueuzen stroom. Barenfeld kon zijn oogen haast niet verzadigen aan de pracht en de wüde heerlükheid van de rivier en hü nam zich voor, om den nieuwer» leerling, ofschoon het een koude Maartsche avond was, langs den Rijn mee naar huis te nemen. Hij voelde zich on danks zijn dertig jaren nog jong genoeg om met jongelui, die nog vreemd tegenover het le ven en de wereld stonden, mee te droomen en hun verlangens en bewondering mee te voelen. Nadat hü een poosje over de leuning van den Rijn in het water gestaard had, gingen zün ge dachten plotseling in een andere richting. Hij lichtte zich op en een blos kwam op zün ge zicht. Dwaas, mompelde hü en ging verder. Maar het was nu Zondag en zün gedachten weigerden zich bü rekeningen en zakenbrieven te laten houden; ze kwamen terug, telkens weer en lie ten zich niet terugdringen. Barenfeld ergerde zich over zün zwakheid. Was hij dan een schooljongen, die zich door zijn gevoelens op den kop liet zitten? Een vuurpül. die bü de ge ringste aanraking ontploft? Ach.... onzin. En tóch, wat voor kwaad stak er in om te droo men en te dweepen? Hü kwam er anders zelden genoeg toe. Maar dat juist de gestalte van dit meisje hem niet uit de gedachte wilde, dat verontrustte hem 'n beetje. Deze volkomen blonde schoonheid, met haar capricieus ge zichtjeLisa! In 't begin had hü nauwelijks notitie van haai genomen; toen was het hem opgevallen, dat zij aan tafel een uitzondering vormde, en in stilte had hü medelüden met haar gehad. 't Is jammer van zoo'n mooi, talentvol meisje, dacht hü vaak. Als er maar iemand kwam, om deze mooie bloem in anderen grond over te planten. Langzamerhand was hü steeds meer op haar gaan letten. Soms imponeerde hem de manier, waarop ze met menschen uit haar omgeving omging, maar hü ergerde zich ook wel eens over den min of meer brutalen, hoogen toon waarop ze sprak. In ieder geval: het meisje in teresseerde hem, al was het dan ook maar als studieobject, zooals hü zich zelf verbeeldde. Hü zelf had nog maar 'n paar woorden met haar gewisseld. Toen zü op een keer den leerling met een briefje naar een vriendin wilde sturen, had hü haar nuchter-beleefd verzocht, dit in zoo'n geval eerst hem even te vragen. Hü zou haar dan, als het maar eenigszins mogelük was, graag den loopjongen of Dores ter beschikking stellen. Voor een jongmensch, dat iets van het zakenleven moest leeren, was er vooral in den balanstüd wel wat beters te doen. Ze had hem toen stom-verbaasd aangekeken en hem zender een woord te zeggen den rug toegekeerd. Dat iemand haar in haar eigen huis de wet durfde voorschrijven, en nog wel een „ondergeschikte" want als zoodanig beschouwde ze Barenfeld dat was voor haar een te nieuwe sensatie, dan dat ze in staat was den bedrijfsleider direct met een vernietigend antwoord af te straffen. Sindsdien had ze geen notitie meer van hem ge nomen; hoogstens beantwoordde ze met een knikje zün groet als ze 's middags en 's avonds aan tafel 'gingen. Den vorigen dag echter had zü zich weer verwaardigd een paar woorden tot hem te richten, en die ontmoeting wilde hem maar niet uit zün gedachten. Hij kwam toen uit het kamertje, waar de nieuwe leerling zou wor den gehuisvest, en dat tusschen zijn kamer en die van den provisor lag. Het verblüf van het personeel bevond zich in een gebouwtje op de binnenplaats tegenover den zolder, waar Dores en Hannes sliepen. Bij het inspecteeren van het kamertje was het hem opgevallen, dat daar haast geen meubels waren. Een oud bed, een kleerkast, een houten kist, die als waschtafel dienst deed, vormden het uiterst karige meubi lair. Hij ging naar de vrouw des huizes en vond haar met Lisa in de huiskamer. Mevrouw Marianne Friedrich telde juist de wasch na; Lisa zat behaaglijk in een grooten stoel bü het venster en was verdiept in een roman. Mevrouw, begon hü, ik hoop, dat ik u niet stoor. U moet zeker mijn man hebben, antwoord de ze vriendelük. Neen, zei hü, aangenaam getroffen door den toon van haar stem, het was mü juist om de vrouw des huizes te doen. Zü zag hem verrast aan. Mün man zorgt voor alles, dat weet u.... Ze zweeg plotseling. Het was pünlijk voor haar, haar eigen onmacht zelfs in huishoudelüke aangelegenheden te moe ten bekennen. Mevrouw, ik kom met een verzoek met be trekking tot de kamer van den Jongen Pfalz- dorf. Misschien kunt u nog een paar meubels missen, een tafel en een stoel, dat de jonge man het zich een klein beetje gezellig kan ma ken. Hü komt in een absoluut vreemde omge ving. Voor iemand, die zoo heelemaal alleen staat als hij, is er veel aan gelegen een beetje huiselijke kamer te hebben. Hü moet er de beste jaren van zün jeugd doorbrengen. Mevrouw Friedrich werd verlegen. Dat is nu eenmaal de gewoonte van mün man, zei ze, zonder hem kan ik daartoe geen opdracht geven. Maar, mevrouw, de liehamelüke verzor ging van de huisgenooten behoort toch niet bü de zaakdat is de afdeeling van de huis vrouw. Maarmaarmün man, ziet u, nujnhetr Barenfeld, -wil niet, dat de jongelui na afloop van hun werk nog lang opblüven, om te lezen of te werken, anders had ik al lang voor wat meubels gezorgd. Mijn man meent, dat ze anders hun dagtaak niet behoorlük kun nen verrichten. Ze moeten dadelük naar bed, vindt hij. Maar, mevrouw, de jeugd heeft belang stelling voor allerlei dingen: dat merkt u toch ook aan uw eigen kinderen. De zaken gaan voor, antwoordde ze snel. Barenfeld was verbluft. Het was alsof hü den chef hoorde spreken.. Mevrouw was niets anders dan de papegaai van haar man. Hü boog zwügend, mompelde nog een paar woorden ter verontschuldiging en ging de kamer uit. Toen hij de trap afging, hoorde hü, dat iemand hem riep. Hü bleef staan en keek om. Het was Lisa. Langzaam kwam ze de trap af. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 9