THE
MANCHESTER
GUARDIAN
COMMERCIAL
3ïet vetfiaal aan den daa
Uit de geschiedenis der krijgskunde
COTTON: FLAX:W00L
ARTIFICIAL SILK
INDUSTRIES
DE APOTHEEK
DE WITTE ZWAAN
ZOMERKRABBELS
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
ROBINSON! Een Hollandsche schoen
voor Hollandsche jongens
Alle abonne s ^'aangifteuoetop straffe van verlies van alle rechten, geschieden
VRIJDAG 28 JULI
KEIZERLIJKE
ARMADA
De legers tusschen den riddertijd
en de Turksche oorlogen
Geweld, dat verging
WATCH THE PROGRESS
OF THE BRITISH
and
through the columns of
An annual subscription of 18
shillings, sent to the Publisher,
"MANCHESTER GUARDIAN
COMMERCIAL", Guardian Buil
ding, Manchester, England, will
bring the paper to you every
Saturday morning. Write for a
specimen copy, free of charge.
Neem dan steeds
de volmaakte
snelle roliilm
12 WEKEN ROERLOOS OP
ZIJN RUG
Nu reeds 10 jaren vrij van pijn
Bodemkundig Congres
Sociale maatregelen in
Egypte
Tempel van Venus
NAAR HET DUITSCH
VAN RUDOLF HERZOG
Terwijl ten tijde der eerste heerschers uit
het Habsburgsche huis de voornaamste
macht der keizers nog bestond uit de
ridderlegers, trad met de invoering van het
schietwapen een grondige verandering in.
Inplaats van het uitstervende ridderdom trad
nu het leger der huurlingen» op, de beroemde
landsknechten, waarvan de organisatie onder
,,den laatsten ridder" Maximiliaan en den be
kenden aanvoerder Gcorg von Fundsberg
plaats had.
Deze landsknechten werden slechts voor een
bepaalden veldslag aangenomen en dienden
dan weer onder dezen dan weer onder genen
aanvoerder, zoodat zij soms in dienst waren
van hen, dien zij enkele maanden tevoren naar
hartelust bestreden. De werkelijke laatste aan
voerders van deze landsknechten waren Wai-
lenstein en Tilly.
Naarmate het Heilige Roomsche Rijk zich in
meerdere of mindere mate onafhankelijke dee-
len oploste, des te meer werd de keizer ge
dwongen zich een leger aan te schaffen, dat
van alle partijen onafhankelijk was en hem
alleen te dienen had. De eerste proeve van een
keizerlijk leger vinden we reeds onder Maxi
miliaan en later treffen we ook de keizerlijke
armada aan, een leger dat voornamelijk in de
Duitsche godsdienst-twisten dienst deed en na
de verschillende veldtochten ook niet meer uit
elkaar ging, hoewel ook deze troepen uit huur
lingen bestonden en wel uit huurlingen van
Verschillende nationaliteiten. Een aanvoerder
kreeg namelijk opdracht een troep bij elkaar
te brengen en ontving hiervoor geld, dat
hij gedeeltelijk voor zich zelf behield, ge
deeltelijk aan zijn troepen uitbetaalde. Waar
hij de troepen vandaan haalde en hoe hij
deze indeelde, was zijn zaak. Hiermede bemoei
de de opdrachtgever zich volstrekt niet. Hoe
de troepen gekleed waren, had eveneens de
aanvoerder uit te maken, mits zij slechts den
keizerlijken adelaar in het wapen droegen.
In het geheele rijksgebied mocht de werving
llllllllllll
plaats hebben. In het keizerlijke leger kon men
dan ook het geheele rijk vertegenwoordigd zien,
maar daarnaast dienden ook Polen, Sileziërs
en Spanjaarden onder de Duitsche keizerlijke
vaan. Vooral het officierencorps was sterk in
ternationaal. Daar zag men Denen, Walen,
Bourgondiërs, Saksers, Beieren, Rijnlanders.
Italianen. Toch was de keizerlijke Armada
klein tot aan den tijd der Turksche oorlogen.
Tijdens de tweede belegering van Weenen
door de Turken werd het keizerlijke leger ge
reorganiseerd- De kern van het leger bestond
uit het Duitsche voetregiment, voornamelijk
samengesteld uit Duitschers en Oostenrijkers.
Daarna kwamen de Waalsche en Boheemsche
regimenten, die de cavalerie uitmaakten en op
deze indeeling ging het Duitsche leger van en
kele jaren geleden nog gedeeltelijk terug.
De infanterie bestond voornamelijk uit mus
ketiers, die het zware geschut hanteerden, de
fuseliers, die de lichtere geweren bedienden en
de afdeeling grenadiers. Deze laatsten maakten
de élite van het leger uit. Daarnaast stonden
weer de vrije compagnies, waaruit de latere
lichte infanterie voortkwam. Deze compagnies
bestonden echter niet in vredestijd.
Dan waren er de bereden troepen, bestaande
uit zwaar gewapende kurass;ers en dragon tsrs
die behalve een sabel en een pistool ook mus
ketten droegen en zoowel te paard als te voet
opereerden. Daarnaast weer de pandoeren en
de Hongaarsche rijders, waaruit de latere hu
zaren zijn gesproten.
De Poolsche vleugelrijders van Sobieski be
hoorden eigenlijk niet tot het keizerlijke .eger,
hoewel zij medevochten bü de ontzetting van
Weenen. Deze troepen waren zwaar gewapend
en droegen een harnas, dat hen van top tot
teen bedekte. Op den rug bevestigd o oegen
zij twee planken, met veeren bedekt, die ver
van het lichaam afstonden en die den ruiters
een zonderling voorkomen gaven. Deze eigen
aardige dracht hadden de Polen van de Tar
taren overgenomen evenals de zeer lange lan
sen, die hun voornaamste wapens waren, ter
wijl het eigenlijke keizerlijke leger heelemaal
geen lansen had.
Een zeer bijzondere élitetroep was de be
roemde artillerie, voornamelijk bestaande uit
soldaten uit de keizerlijke landen, nog meer uit
Zwaben en Franken. Deze artillerie nam een
zeer bijzondere plaats in het leger in en kwam
zelden of nooit met de andere troepen in con
tact. Zij stond eigenlijk naast ae anderen
en eenigszins boven hen verheven. Zij bestond
uit de best gedisciplineerde soldaten, die
duurder dan de anderen betaald werden.
Al deze troepen, die hier slechts gedeeltelijk
werden genoemd, hadden hun eigen uniform en
hun eigen getalssterkte. Regimenten bestonden
uit vier duizend, twee duizend of vijftien hon
derd man. De kurassiers telden weer vier of vijf
eskadrons, die hoofdzakelijk door Prins Eugenius
van Savoye werden ingesteld. Pas op den langen
duur werd de uniform van deze verschillende
troepen eenigszins met elkaar in overeenstem
ming gebracht, hetgeen ook weer het werk was
van Eugenius. Het heeft echter heel wat in
gehad, voor het zoover was, want de soldaten
hechtten er groot belang aan de patroonriemen
naar rechts of naar links te dragen, hoezeer dit
ook moge afsteken bij de totale onverschillig
heid, die de soldaten uit de moderne tijden voor
zulke kleinigheden koesteren.
De kurassiers droegen een ijzeren helm met
neus- en oorbeschermers en zwart borst- en
rugharnas, een leeren broek en hooge laarzen.
De dragonders daarentegen droegen 'n blauwen
of witten rok, die aan de voorzijde bezet was met
een stof van een andere kleur. Hun vilten hoed
was naar drie zijden omhoog gebogen en bij de
officieren met een gouden voorstuk versierd
Aan het zadel hadden zij een kort geweer en
een pistool bevestigd, doch hun voornaamste
wapen was een lange, gebogen sabel.
Op één punt kwam de kleeding dezer ver
schillende troepen nauwkeurig overeen, n.l. in
hun halsdoek, die veelkleurig was en van lin
nen gemaakt. De mantels waren grijs of
bruin en van ruwe stof. De grondklsur
van alle uniformen was veldgrijs, zooals dat bij
het Duitsche leger van latere tijden steeds het
geval zou zijn.
Dicht aaneengesloten marcheerde de armada
op het slachtveld, terwijl zij een dicht geweer
vuur op den vijand losliet. Een ander dan
het gezamenlijk vuren kende men niet. Men
vocht onder het opwindend geratel van de
trommels en als de vijand eenigszins onder den
indruk kwam van het geweld van trommels en
salvo's, ging men over tot het gevecht van man
tegen man. Trouwens het geheele apparaat van
het leger, met de commando's incluis, muntte
uit door logheid en zwaarte en het was weder
om de prins van Savoye, die hierin verande
ring bracht en het leger een lichtere wijze
van opereeren leerde. Hij was een voorstander
van het bliksemsnelle ingrijpen, het overrom
pelende tempo, dat zijn veldslagen zoo heeft
gekenmerkt. Wanneer echter alle omstandig
heden gunstig waren en het keizerlijke leger in
al zün logheid, maar ook in zijn onverzettelijk
heid voorwaarts trok, dan voelde de vijand,
dat daar een macht aan rolde, die niet te
stuiten was en die als een langzame maar
vernielende lawine doordrong tot het einde en
meermalen was het deze indruk, die beslis
send was in het gevecht. Dit werd trouwens be
wezen door de namen Ofen, Slankamen, Zenta,
Belgrado, Weenen en Peterwardein. Het heeft
weinig zin, zal men zeggen, deze krijgshaftige
verrichtingen van een verdwenen leger op te
halen. Het is waar, maar nog altijd kan
men dit beter doen dan de macht van het
hedendaagsche leger beschrijven. Want wat
is een hedendaagsch leger, als eenmaal de
gasbommen over de steden zullen losbarsten en
als alle persoonlijke moed, die vroeger ten
minste nog aanwezig was, geen dienst meer
zal kunnen doen?
Nieuwe overwinning op rheumatiek
Steeds weer komen de onwederlegbare bewij
zen binnen, dat rheumatiek de geregelde „kleine
dagelijksche dosis" Kruschen eenvoudig niet
kan weerstaan. Hier volgt een geval, dat ons
weer onlangs meegedeeld werd:
„Het is nu eenige jaren geleden dat ik ziek
werd door spier-rheumatiek en ik 12 weken lang
plat op mijn rug moest blijven liggen. Mijn
dochter kocht toen een flacon Kruschen Salts
en eiken morgen nam ik een dosis. Al gauw be
merkte ik verbetering en ik ging er dus mee
door. Met volledig succes. Want van dien dag
af, nu tien jaar en acht maanden geleden, heb
ik nooit eenig teeken van rheumatiek meer ge
voeld. Nooit heb ik één dosis overgeslagen.
Eerder zou ik mijn middageten willen missen
dan mijn dosis Kruschen Salts. Tegenwoordig
ben ik vrij van alle spierpijnen en wanneer ik
ook anderen hoor klagen over stijfheid of pijn
in de gewrichten, raad ik steeds Kruschen aan."
Indien uw afvoerorganen altijd naar behooren
hun plichten vervulden zou het giftige mine-
zuur zich nooit kunnen ophoopen. En dan
zoudt ge tot het einde uwer dagen niet weten
wat rheumatiek is. Want het is het overtollige
urinezuur, dat de rheumatische toestanden ver
oorzaakt. De verschillende minerale zouten nu
in Kruschen sporen alle afvoerorganen (dus ook
de nieren) aan tot gezonde regelmatige wer
king, opdat het urinezuur en andere schadelijke
afvalstoffen der spijsvertering behoorlijk uit het
lichaam verwijderd worden. Het is deze kleine
aansporing die u noodig hebt.
Laat Kruschen ook u hierin helpen. Koop
vandaag nog een flacon en begin morgenoch
tend ook met ,,de kleine dagelijksche dosis."
Kruschen Salts is uitsluitend verkrijgbaar bij
alle apothekers en drogisten 0.90 en 1.60
per flacon en wordt gefabriceerd in Engeland
door de Fa. E. Griffiths Hughes Ltd., sinds
1756 te Manchester gevestigd. Stralende ge
zondheid voor één cent per dag.
(Adv.)
uiiiiiiiiii
iiiiiiiuii^
Dr. D. J. Hiss'nk, directeur van het Bodem-
kundig Instituut te Groningen, is aangewezen
om buiten bezwaar van 's Rijks schatkist Ne
derland te vertegenwoordigen op het in de
maand Augustus a.s. te Kopenhagen te houden
congres van de Internationale Bodemkundige
Vereeniging.
De Keuken.
De hitte op den boulevard
Is maar een bagatel
Bij wat de keuken produceert
Van uw vermaard hotel!
Vaar laait het vuur den heelen dag
En 't is er lava heet.
Daar knutselt men de schoteltjes,
Voor wie graag smult, gereed!
Wanneer u aan uw tafeltje
De schotels voor u ziet
En van 't geraffineerd diner
De quintessens geniet,
Dan leeft de kok in slavernij,
Want hij krijgt niet de keus.
De hitte blijft, maar wat hij maakt,
Gaat enkel langs zijn neus!
Hij kookt en bakt en braadt en stooft
Het fijnste daar gereed
U eet uw brood en méér! terwijl
Een ander daarvoor zweet!
Vacantie! ja, dat is wel iets
Waar u zich graag naar voegt.
Maar u geniet alléén doordat
Een ander voor u zwoegt!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
niiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiimmiimiiiiiiiiiiiiiir.
De Egyptische regeering heeft een crediet
van 70.000 Egyptische ponden beschikbaar ge
steld voor het bouv'an van ziekenhuizen, werk
huizen en medische bureaux in elke provincie
van Egypte.
„Voorkomen is beter dan genezen", is de slag
zin van den Minister van Binnenlandsche Zaken,
Mahmoed Fahmi El Krissy Pasja.
Hij heeft plannen opgesteld voor het bouwen
van weeshuizen waarin ouderlooze kinderen en
de kinderen van zeer arme ouders zullen worden
opgenomen en opgevoed op kosten van den staat.
Als zij oud genoeg zijn, zal voor deze kinderen,
zoo mogelijk in rijksdienst een betrekking wor
den gezocht, zoodat zij niet tot armoede zullen
komen.
Men verwacht, dat door dezen maatregel de
misdaden onder de jeugdige personen zal af
nemen.
Toen Freddy Vrijdag een bezoek
aan het wrak had gebracht, had hij
een zak met kastanjes gevonden en
dien zak in de boot gebracht. De zee
man zeide Ivy, dat zij goed acht moes
ten geven op de kastanjes, want hü
was er verzot op.
„Ik zal er goed op letten, hoor!"
zeide Ivy, „en ze zelf aan land bren
gen," doch ze had er niet op gelet,
dat de zwaardvisch een gat in den zak
had gemaakt.
Reeds was de helft van de kastanjes
uit den zak gevallen, toen Ivy zag, wat
er was gebeurd.
De zwaardvisch had een groot gat in
den zak gestoken en alle kastanjes
waren in het water gevallen.
„Ik zei je nog wel goed op de kastan
jes te letten," schreeuwde Freddy.
„En jij had me moeten waarschu
wen voor den zwaardvisch," riep Ivy.
(Morgenavond vervolg).
Ingezonden Mededeeling)
Het was middernacht. De marmeren klok
op den schoorsteenmantel kondigde het
uur aan, waarop de eene dag in den an
deren overgaat, en z'n diepe slagen wekten den
man, die sinds tien uur had zitten slapen in
z'n bureaustoel. Ranel Rippe, vrijgezel, novel
list, schrijver van korte, boeiende verhalen, rekte
zich uit, geeuwde en besloot naar bed te gaan
Hij had gedurende het laatste uur dat het nog
dag was, z'n hersens gepijnigd om de stof te
vinden voor een pakkend verhaal. Maar geeste
lijk vermoeid, had Karei nog zonder succes zit
ten peinzen, toen het daglicht verdween. Toen
had hij, in plaats van licht op te steken, z'n
penhouder neergegooid en zich behaaglijk ge
ïnstalleerd in den grooten, zachten bureaustoel.
Hij had zitten nadenken, was gaan suffen
en ten slotte in slaap gevallen.
Plotseling wakker geschrikt, sprong hij in 1
duister op en vond terstond het knopje van 't
electrisch licht. Hij was op 't punt het knopje
om te draaien, toen z'n aandacht werd getrok
ken door een geluid, alsof iemand met een
ijzeren voorwerp aan 't raam morrelde, dat op
den tuin uitkwam. Karei was geen zenuwach
tig man, maar een of ander vreemd geluid te
middernacht is wel in staat iemand op z'n
hoede te doen zijn.
Het knopje latend voor wat het was, hurkte
hij in 't duister achter z'n bureaustoel neer,
waar hij rustig kon wachten op de dingen die
komen zouden, zonder zelf gezien te worden.
Hü behoefde niet lang te wachten. Het raam
schoof open, een electrische lantaarn wierp
haar stralen door het vertrek en de eigenaar
ervan stapte de kamer binnen. Natuurlijk had
Karei verwacht een man te zien en z'n verba
zing steeg ten top, toen hij zag dat de indring
ster een vrouw was. In het licht der lantaarn
nam hü de figuur waar van een in 't zwart
gekleede vrouw, wier leeftijd hü tusschen de 35
en 40 schatte.
Het licht van de lantaarn werd door de in
dringster nu eens dezen, dan weer dien kant
uitgeworpen, tot het eindelijk rusten bleef op
een brandkast, een kleine brandkast, waarin,
naar Karei zich herinnerde, ongeveer zeshon
derd gulden aan contanten en een aantal waar
devolle documenten geborgen waren.
De vrouw zette de lantaarn op de punt van
de tafel, zóó dat het licht fel op de kast scheen,
knielde voor haar neer, opende een taschje dat
zy bü zich had en begon den inhoud daarvan
te doorzoeken. Het was duidelijk, dat zü het
slot wilde forceeren en Karei besloot nu hande
lend op te treden. Hü keek nog even toe en
vond de vrouw een sympathieke verschijning.
Er waren zelfs trekken van schoonheid in haar
bleek gelaat, dat, verlicht door de stralen van
de lantaarn en omkranst door een massa zwart
haar, er vermoeid en lijdend uitzag.
Zonder geluid te maken, stond Karei uit z'n
schuilplaats op en zocht het electrisch knopje.
Plots baadde de kamer in een zee van licht. De
vrouw sprong overeind. De ontdekking dat zü
niet alleen was, had haar verrast, maar zü liet
niets van eenige verbazing merken, en Karei,
die op een paar pas afstand van haar stond,
keek plotseling in den loop van een revolver,
die precies op zün gelaat was gericht. Hij bleef
kalm en wist zich te beheerschen.
„Als u schiet," lachte hü, „zullen de bewo
ners hier in huis het schot hooren en u arres
teeren."
„Als ik het niet doe, dan zult u mü arrestee
ren," antwoordde zü.
„Dat heb ik niet gezegd. Doe dat wapen weg,"
gebood hü-
Zü haalde de schouders op. Toen, de revolver
afzettend, wierp zij het wapen in de openstaan
de tasch op den grond, gooide er de lantaarn
eveneens in en schopte de tasch onder de tafel.
„Wilt u niet gaan zitten?'" vroeg hij spottend.
Zü keek hem minachtend aan, maar viel toch
weer in den stoel, die naast haar stond.
„Ik ben geen dief, niet dat soort dief waar
voor u me houdt," sprak zij.
Karei Rippe stond op en ging op de punt van
de tafel zitten. „Mag ik u dan vragen, waarom
u ongenood door het raam mijn huis binnen
komt op een uur, waarop alle fatsoenlijke men-
schen slapen?"
„Misschien ben ik niet fatsoenlük, maar ik
ben vermoeido, wat ben ik moeEn nu
ben ik genoodzaakt wakker te zijn en te wer
kente stelenterwijl andere menschen
rusten." Zü keek naar de broodkast. „Mijn man
zal mü vermoorden, als ik met leege handen
thuis kom."
„Zoo, heeft u een onwaardigen echtgenoot?
Kunt u niet iemand vinden die hém steelt, in
plaats van vóór hem testelen?"
„Maak geen grappen. Maar waarom belt u
de politie niet om mij te arresteeren? Ik zal
blü zün, heel blü, als ze mü gevangen nemen."
„En als ik u liet gaan?"
„Ik zeg u, dat ik niet gaan zouniet met
leege handen. Hij zou me vermoorden." Zü sid
derde. „U kent mijn man niet."
„Waar woont u?" De vraag luidde als een
bevel. Zü aarzelde en antwoordde: „Wijde Steeg
no. 4."
„Hoe ver is dat?"
„Ongeveer een kwartier loopen."
„Ik ga eens zien waar u woont."
„Maar mijn man
„Zoo mogelük zal ik het met hem in orde ma
ken. Ik geloof dat u niet slecht bent. Ik zal u
een kans geven een beter leven te beginnen. Op
één voorwaarde zal ik u vrij laten. U moet me
uw woord van eer geven niet meer te stelen."
Ze keken elkaar zwügend aan. Toen begon
ze opeens luid te lachen.
„Eer!" riep ze verachtelijk. „Wat kan u mün
eer schelen! Ik zei hem dat dit m'n laatste
inbraak zou zün. Maar ik heb gefaald en hü
zal me vermoorden. En u wilt me naar huis
brengen? Het is te gek."
„Heb ik uw woord, dat u dit leven vaarwel
zegt?" hield Karei aan.
„Nu ja, als ik u er plezier mee kan doen.....'
„Dan is het in orde," besliste hü- „We gaan
dan maar direct. Uw man zal zeker thuis op je
wachten."
Karei Rippe had vlug z'n plan de campagne
opgemaakt. Hij wilde den man spreken en on
der bedreiging van aangifte bü de justitie hem
de belofte afpersen z'n vrouw beter te behan
delen. Hü sloot de ramen, deed het licht uit,
nam jas en hoed van den kapstok en verliet
met de vrouw zijn woning. Het grootste deel
van den weg legden ze zwijgend af. Karei be
gon schik in 't avontuur te krügen. Het was
een goed onderwerp voor een verhaal. De vrouw,
daarvan was hij overtuigd, was niet zoo slecht
als haar daden haar afschilderden. Zü verdien
de medelijden, geen straf. Haar manieren, haar
verschijning, haar
spraak, alles
scheen er op te j p. <7,rn1Jw
wijzen dat zü het 1Je WOUW
slachtoffer was
van een liederlij- ITl t ZUZ)Clft
ken vagebond, l
wiens plaats
eigenlijk in de gevangenis was.
In het licht van een straatlantaarn keek Ka-
rel van terzijde z'n gezellin aan. In haar jon
gere dagen, dacht hü, moest ze werkelijk aardig
geweest zün.
Z'n gedaehtengang werd onderbroken door de
vrouw, die het stilzwijgen verbrak.
„We zijn er haast. Gelukkig! Ik ben dood op!"
„U had er toch op gerekend, dat eind te loo
pen," antwoordde hij; „als ik u niet verrast
had, had u toch ook weer naar huis moeten
gaan."
„M'n man deed vroeger die karweitjes zelf,"
legde ze uit, terwijl ze voortliepen, „tot hij aan
den drank raakte. Hü is büna doorloopend be
schonken."
Ze hield plotseling op en Karei zag dat ze
zachtjes weende.
Ze bereikten een nj kleine huisjes in een
verwaarloosd stadsgedeelte en hielden stil voor
nummer 4.
„Wacht hier een oogenblik," fluisterde zü, ,4k
zal de achterdeur ingaan, die is niet gesloten,
en dan zal ik de voordeur voor u open doen."
Zij verdween om den hoek van de straat en
Karei wachtte. Tien minuten, een kwartier,
gingen voorbü en nog wachtte zü- Had ze hem
een poets gespeeld? Was dit wel haar huis?
Er was geen bel en daarom voerde hü een rof
fel met z'n vuist op de deur uit. Een raam
werd boven z'n hoofd opengeschoven en het
hoofd van een man verscheen
„Ik wacht op een vrouw in 't zwart, om de
deur voor mü open te maken!" riep Karei, „is
za binnen?"
„Je bent verkeerd. We kennen geen zwarte
juffrouw. Hoe haal je het in je hoofd, om op
dit uur de menschen wakker te maken?"
„Maar dat is toch nummer 4? Is u niet de
man van een vrouw, die vannacht bü me in
brak?"
„Ze is niet hier, zeg ik je. Mijn eigen vrouw
ligt in bed en slaapt." Het raam viel met een
smak dicht.
„Zoo," mompelde Karei, „ze heeft me een
poets gebakken. Ze is een even groote bedrieg
ster als ik een dwaas ben. Ik ben leelük in de
val geloopen. Maar..., ik heb stof voor een
verhaal."
Hü liep naar den achterkant der huizen,
maar er was geen levende ziel te zien. Hü keer
de terug en passeerde weer de deur van num
mer 4 en keek naar alle richtingen. De vrouw
in 't zwart was verdwenen. Er was niets aan te
doen. Hü had een avontuur beleefd en was voor
den gek gehouden. Hij knoopte z'n jas dicht
en stak een püp op en aanvaardde den terug
tocht naar huis. Daar gekomen ging Karei di
rect z'n studeerkamer binnen en draaide het
licht op. Tot z'n groote verbazing stond de deur
van z'n brandkast wü'd open en tot z'n nóg
grootere verbazing was de kast leeg!
Op de tafel lag een briefje en Karei Rippe
las: „Ruilen is geen diefstal. U hebt m'n vrouw
meegenomen en ik uw geld. Zü liet hier m'n
gereedschap achter."
Karei had nu een prachtig gegeven voor een
verhaal. Hij kreeg er een flink honorarium voor
maar hü verdiende er toch niets aan
In opdracht van Mussolini is men eenlgen
tijd geleden begonnen met het opgraven van den
tempel van Venus, welke door Julius Ceasar
is gebouwd, naar men zegt overeenkomstig een
gelofte, afgelegd voor den slag bij Pharsalia.
In den tempel stond naast het beeld van Venus
Geijetrix, door den Griekschen beeldhouwer
Archesilaus vervaardigd, het standbeeld van
Cleopatra.
Thans heeft men een fries met marmeren
Cupido's opgegraven alsmede een aantal mar
meren kolommen van den tempel.
De tempel zal thans zooveel mogelijk gere
construeerd worden met de Korinthische zuilen
en kapiteelen van acanthus-bladeren en het
fries met de marmeren Cupido's.
verlies van een hand f125.-
"been of arm!
tij L °P dlt blad zl^n lngevolge de vera^kerl^)f|end^'£uirtkeerin|en f3000. - verheFvanbeidearmen, beide beenen of beide oogen f750. doodelijken afloop f250.- een voet of een oog T 1 Oduim of wijsvinger
anderen vinger
3
Eenige dagen later gaf Konrad Barenfeld den
leerling zün congé, daar deze actieve jongeling,
blijkbaar jaloersch op de lauweren, die de be
drijfsleider geoogst had, voor eigen rekening
maar met de goederen van zün patroon een
kleine affaire was begonnen. De apotheker
vond, dat Barenfeld hiermede wel eenigszins op
zün terrein was gekomen. Maar ofschoon het
hem wel eens ergerde dat de pas verschenen
ster aan het drogisten-firmament zün glans als
chef verduisterde, was hü toch verstandig ge
noeg den man zijn Hercules-arbeid te laten vol
tooien, met de geheime bedoeling evenwel om
later eventueel zelf met de resultaten van Ba-
renfeld's werk te gaan strüken. Het stond hem
immers vrij, om na afloop van het contract den
heer Barenfeld voor zijn vriendelijke hulp te be
danken, en verder alleen de vruchten te pluk
ken van wat hü in die twee jaar had opge
bouwd.
Voorloopig bepaalde hij er gich toe om den
man, die hem in koopmansbekwaamheid verre
in de schaduw stelde, door kleine persoonlijke
hatelükheden te krenken, en hem af en toe te
laten voelen, dat hij chef en heer des huizes,
was en tusschen de vier muren van zün huis
heerschte als een godheid. De leden van de fa
milie Friedrich bukten voor de tyrannie van den
heer des huizes, behalve Lisa, die niet naliet
soms rake opmerkingen cegen haar vader te ma
ken; terwül de provisor, wien de toenemende
macht van Barenfeld een doorn in het oog was,
zijn chef in zün pogingen van ganscher harte
büstond.
Zóó stonden de zaken, toen zich in de vaca
ture van leerling een jonge man aanmeldde,
Heinrich Ffalzdorf geheeten, die behalve een
uitstekend einddiploma van de Middelbare
School, de voortreffelijke eigenschap bezat een
wees te zün, hetgeen bij den apotheker, die een
zwak voor weezen scheen te hebben, een bijzon
dere aanbeveling was.
Menschen zonder verdere familierelaties, die
daardoor volkomen aan zün genade waren over
geleverd, hadden bü den heer Engelbert Frie
drich een streepje voor. Konrad Barenfeld had,
toen hü naar het station >:.ing om den nieuwen
leerling af te halen, een omweg genomen en
liep zeer langzaam, echt als iemand, die van
zün vrüen tüd geniet, door de straten, die naar
den Rün voerden. Hü had een slanke en toch
krachtige gestalte, donker kortgeknipt haar bo
ven een hoog gewelfd voorhoofd, en 'n bruinen,
goed verzorgden baard Zijn oogopslag was ern
stig en helder, maar toch opgewekt; maar op
1 dit oogenblik staarde hü droomerig naar den
majestueuzen stroom. Barenfeld kon zijn oogen
haast niet verzadigen aan de pracht en de wüde
heerlükheid van de rivier en hü nam zich voor,
om den nieuwer» leerling, ofschoon het een
koude Maartsche avond was, langs den Rijn
mee naar huis te nemen. Hij voelde zich on
danks zijn dertig jaren nog jong genoeg om
met jongelui, die nog vreemd tegenover het le
ven en de wereld stonden, mee te droomen en
hun verlangens en bewondering mee te voelen.
Nadat hü een poosje over de leuning van den
Rijn in het water gestaard had, gingen zün ge
dachten plotseling in een andere richting. Hij
lichtte zich op en een blos kwam op zün ge
zicht.
Dwaas, mompelde hü en ging verder. Maar
het was nu Zondag en zün gedachten weigerden
zich bü rekeningen en zakenbrieven te laten
houden; ze kwamen terug, telkens weer en lie
ten zich niet terugdringen. Barenfeld ergerde
zich over zün zwakheid. Was hij dan een
schooljongen, die zich door zijn gevoelens op
den kop liet zitten? Een vuurpül. die bü de ge
ringste aanraking ontploft? Ach.... onzin. En
tóch, wat voor kwaad stak er in om te droo
men en te dweepen? Hü kwam er anders zelden
genoeg toe. Maar dat juist de gestalte van dit
meisje hem niet uit de gedachte wilde, dat
verontrustte hem 'n beetje. Deze volkomen
blonde schoonheid, met haar capricieus ge
zichtjeLisa!
In 't begin had hü nauwelijks notitie van
haai genomen; toen was het hem opgevallen,
dat zij aan tafel een uitzondering vormde, en in
stilte had hü medelüden met haar gehad.
't Is jammer van zoo'n mooi, talentvol
meisje, dacht hü vaak. Als er maar iemand
kwam, om deze mooie bloem in anderen grond
over te planten.
Langzamerhand was hü steeds meer op haar
gaan letten. Soms imponeerde hem de manier,
waarop ze met menschen uit haar omgeving
omging, maar hü ergerde zich ook wel eens
over den min of meer brutalen, hoogen toon
waarop ze sprak. In ieder geval: het meisje in
teresseerde hem, al was het dan ook maar als
studieobject, zooals hü zich zelf verbeeldde. Hü
zelf had nog maar 'n paar woorden met haar
gewisseld. Toen zü op een keer den leerling met
een briefje naar een vriendin wilde sturen, had
hü haar nuchter-beleefd verzocht, dit in zoo'n
geval eerst hem even te vragen. Hü zou haar
dan, als het maar eenigszins mogelük was,
graag den loopjongen of Dores ter beschikking
stellen. Voor een jongmensch, dat iets van het
zakenleven moest leeren, was er vooral in den
balanstüd wel wat beters te doen. Ze had hem
toen stom-verbaasd aangekeken en hem zender
een woord te zeggen den rug toegekeerd. Dat
iemand haar in haar eigen huis de wet durfde
voorschrijven, en nog wel een „ondergeschikte"
want als zoodanig beschouwde ze Barenfeld
dat was voor haar een te nieuwe sensatie,
dan dat ze in staat was den bedrijfsleider direct
met een vernietigend antwoord af te straffen.
Sindsdien had ze geen notitie meer van hem ge
nomen; hoogstens beantwoordde ze met een
knikje zün groet als ze 's middags en 's avonds
aan tafel 'gingen. Den vorigen dag echter had
zü zich weer verwaardigd een paar woorden tot
hem te richten, en die ontmoeting wilde hem
maar niet uit zün gedachten. Hij kwam toen uit
het kamertje, waar de nieuwe leerling zou wor
den gehuisvest, en dat tusschen zijn kamer en
die van den provisor lag. Het verblüf van het
personeel bevond zich in een gebouwtje op de
binnenplaats tegenover den zolder, waar Dores
en Hannes sliepen. Bij het inspecteeren van het
kamertje was het hem opgevallen, dat daar
haast geen meubels waren. Een oud bed, een
kleerkast, een houten kist, die als waschtafel
dienst deed, vormden het uiterst karige meubi
lair. Hij ging naar de vrouw des huizes en vond
haar met Lisa in de huiskamer. Mevrouw
Marianne Friedrich telde juist de wasch na;
Lisa zat behaaglijk in een grooten stoel bü het
venster en was verdiept in een roman.
Mevrouw, begon hü, ik hoop, dat ik u niet
stoor.
U moet zeker mijn man hebben, antwoord
de ze vriendelük.
Neen, zei hü, aangenaam getroffen door
den toon van haar stem, het was mü juist om
de vrouw des huizes te doen.
Zü zag hem verrast aan. Mün man zorgt
voor alles, dat weet u.... Ze zweeg plotseling.
Het was pünlijk voor haar, haar eigen onmacht
zelfs in huishoudelüke aangelegenheden te moe
ten bekennen.
Mevrouw, ik kom met een verzoek met be
trekking tot de kamer van den Jongen Pfalz-
dorf. Misschien kunt u nog een paar meubels
missen, een tafel en een stoel, dat de jonge
man het zich een klein beetje gezellig kan ma
ken. Hü komt in een absoluut vreemde omge
ving. Voor iemand, die zoo heelemaal alleen
staat als hij, is er veel aan gelegen een beetje
huiselijke kamer te hebben. Hü moet er de beste
jaren van zün jeugd doorbrengen.
Mevrouw Friedrich werd verlegen.
Dat is nu eenmaal de gewoonte van mün
man, zei ze, zonder hem kan ik daartoe geen
opdracht geven.
Maar, mevrouw, de liehamelüke verzor
ging van de huisgenooten behoort toch niet bü
de zaakdat is de afdeeling van de huis
vrouw.
Maarmaarmün man, ziet u,
nujnhetr Barenfeld, -wil niet, dat de jongelui
na afloop van hun werk nog lang opblüven, om
te lezen of te werken, anders had ik al lang
voor wat meubels gezorgd. Mijn man meent,
dat ze anders hun dagtaak niet behoorlük kun
nen verrichten. Ze moeten dadelük naar bed,
vindt hij.
Maar, mevrouw, de jeugd heeft belang
stelling voor allerlei dingen: dat merkt u toch
ook aan uw eigen kinderen.
De zaken gaan voor, antwoordde ze snel.
Barenfeld was verbluft. Het was alsof hü den
chef hoorde spreken.. Mevrouw was niets
anders dan de papegaai van haar man. Hü boog
zwügend, mompelde nog een paar woorden ter
verontschuldiging en ging de kamer uit. Toen
hij de trap afging, hoorde hü, dat iemand hem
riep. Hü bleef staan en keek om. Het was Lisa.
Langzaam kwam ze de trap af.
(Wordt vervolgd).