HET EINDE VAN COUTHON
a ui wdaal wn den dag
HS
DE APOTHEEK lü
DE WITTE ZWAAN
EEN FELLE JACOBIJN
PLAATJESMAAND
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
Het merk ROBINSON staat op iedere
zool. Let daar op
DINSDAG 1 AUGUSTUS
De geweldige gebeurtenissen van
den gedenkwaardigen 9en
Thermidor 1794
Berucht driemanschap
Loonverlies in Amerika
De blinde giraffe
I Wie verre
reizen doet.
Lawaai van vlieg
machines
Geluidsdemping tot 90 percent
uitgevonden
Schoone boorden
Mussolini vervult een
jeugddroom
De groote duce en een kleine
jongen
Dansen in den trein
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN
NAAR HET DUITSCH mM
VAN RUDOLF HERZOC mM
t
Alleen voor hen die beter thuis zijn in de
wereldgeschiedenis, in dit geval in die van
de Fransche revolutie, is de naam van
Couthon niet van onbekenden klank. Ofschoon
hem geen beteekenis kan worden toegekend als
aan een Desmoulins, Marat of Danton, Verg-
biaud, Brissot of Roland, is een nauwere be
studeering van zijn persoon, door de belangrijke
Plaats die hij als luitenant van Robespierre
heeft ingenomen in het beruchte driemanschap:
Robespierre, Couthon, Saint-Just, zeker alles
zins gewettigd.
Het is vrij laat in de Fransche revolutie, in
het jaar 1792, dat wij Couthon meerdere malen
in de rapporten tegenkomen en eigenlijk eerst
in 1793 komt zijn naam op aller lippen. Gedu
rende het schrikbewind werd hij meer gevreesd
dan Robespierre, maar ook meer dan eenig
ander heeft hij gedeeld in de verschrikkingen
van 9 en 10 Thermidor 1794 (27 en 28 Juli),
toen de Terreur zijn einde vond.
Een eigenaardig mensch, een vreemdsoortig
karakter, waarover het laatste woord nog niet
geschreven is.
Georges Couthon werd in 1756 te Orcet bij
Clermont geboren. Na zijn schooljaren werk
zaam bij een procureur, vestigde hij zich in
1785 als advocaat te Clermont. Spoedig was hij
een gezien man, niet alleen door zijn kalm en
sympathiek optreden, maar ook door zijn liefde
voor de misdeelden. Den armen gaf hij gratis
consult. Hij was een kundig pleitbezorger, wiens
klare, overtuigende pleidooien gaarne werden
aanhoord. In deze periode wordt Couthon ons
als een bedaard man met een zacht en wel-
willend karakter beschreven. Onbegrijpelijk
daarom de ommekeer, die in dezen mensch
heeft plaats gegrepen, want het is eerst in het
derde revolutiejaar, dat hij zich ontpopt als
den bloeddorstigen tijger, die voor niets en nie
mand opzij gaat.
De bestorming der Bastille op 14 Juli 1789
ontsteekt de revolutievlam in geheel Frankrijk
en ze gaat ook Clermont niet ongehinderd voor
hij. Couthon wordt een der leidende personen
en tot president van het Gerechtshof benoemd.
Couthon had een groot lichamelijk gebrek
Bij een liefdesexpeditie werd hij, om niet ont
dekt te worden, gedwongen zich een geheelen
nacht schuil te houden in een put, staande tot
aan zijn hals in het water. De gevolgen van
dit koude bad hebben hem nooit verlaten.
Eerst overvallen door rheumatiek, ging deze na
eenige jaren over naar een geleidelijke verlam
ming der beenen. In 1791, toen hij zich te Parijs
vestigde, was hij nog in staat zich met een
Stok op krukken voort te bewegen, doch in 1792
moest hij reeds gedragen worden en zoo zullen
Wij dezen vreeselijken revolutionnair steeds
hulpbehoevend zien, gedragen in een stoel of
op een brancard.
De eerste jaren der revolutie verliepen in de
provincie betrekkelijk kalm en niets wijst nog
op het extremisme, dat zich ook van Couthon
zal meester maken. Het is en blijft een rustige
bedaarde man. Doch in Parijs groeide in 1790
en 1791 het verzet en onder den invloed van
de clubs verloren de gematigden steeds meer
terrein. Hoe is nu deze Couthon uitgegroeid
tot den feilen Jacobijn, dien niemand dorst
aan te zien zonder te verstijven van schrik?
Een zijner levensbeschrijvers geeft de volgende
verklaring: „Langzamerhand begon hij zich op
te winden. Zijn wil de volksgunst te behouden,
successen te boeken en invloed te winnen in de
Jacobijnenclub, die zich gevormd had, dreef
hem naar voren."
Na het drama van Varennes, de mislukte
Vlucht des konings, vraagt hij de afzetting van
Bodewijk XVI. Nu wordt zijn naam algemeen
bekend. De bloedige uitbarstingen van 20 Juni
en 10 Aug. 1792 doen Frankrijk en de geheele
Wereld ontstellen en de razernij, die allen be
vangt, zal eerst eindigen na 9 Thermidor 1794.
Het proces tegen den koning begint en eindigt
met diens dood. Men tracht elkaar in extre
misme te overtreffen. Girondijnen en Jacobij-
nen, Cordeliers of andere clubs, alles vraagt
bloed. Couthon verachtte echter Marat den
bloedhond, ook Robespierre mocht zich niet in
zijn gunst verheugen. Hij weet niet beter of hij
is Girondijn, doch zijn pogingen tot aanslui
ting bij die club lijden schipbreuk. Men vindt
hem niet voornaam genoeg. De Girondijnen
hadden geen gering denkbeeld van eigen voor
treffelijkheid. Vormden zij niet de revolution-
naire aristocratie?
Nu zwenkt Couthon om. Is het beleedigde
trots? Is het een plotseling tot hem gekomen
overtuiging? Een prachtig onderwerp voor een
geschiedkundig proefschrift. In ieder geval is
Zeker, dat Couthon omstreeks 1793 zich geheel
en al aan Robespierre geeft en diens vertrou
weling en rechterhand wordt.
Bij het beleg van Lyon in September-October
1793 speelt hij een groote rol. De commandee-
rende Dubois-Crancé maakt weinig vorderingen
®n Parijs wordt ongeduldig. Couthon weet ech
ter in Clermont en omgeving in korten tijd 50
a 60 duizend man te mobiliseeren, die met pie
ken en bijlen gewapen en van zakken voor den
te rooven buit voorzien, assistentie willen ver-
leenen. Dubois-Crancé begrijpt dat verder uit
stel zijn hoofd in gevaar brengt; 21 September
begint de aanval, doch als Couthon den 29sten
aankomt, is Lyon nog niet genomen. Couthon
en Dubois-Crancé waren felle antagonisten.
Toen Lyon den 9en October eindelijk viel, was
Dubois-Crancé al naar Parijs teruggeroepen en
zien we Couthon heer over Lyon.
De angst van de bewoners voor den tijger
was niet verminderd. Eenige dagen vóór de
overgave had hij aan een deputatie uit de stad,
die hem verzocht geen burgers buiten de wet
te stellen, geantwoord: „Gij zult de voorwaar
den hebben, die het de Republiek behaagt aan
rebellen te geven en voor wie de guillotine een
te zachte straf is. Vrees liever dat ge de stroo
men bloeds van den beul door de straten niet
behoeft te zien."
Dit klonk niet bepaald opwekkend; toch heeft
Couthon getracht plunderingen en onwettig
heden tegen te gaan. Een vrees hield hem en
vele van deze revolutiehelden gevangen: Pa
rijs. Parijs niet tevreden beteekende opnieuw
wreed worden gemeenlijk tegen weerloozen en
onschuldigen of andersheld af en onder
de guillotine. Bekend uit de periode van Lyon
is de scène waarbij Couthon, gedragen op de
schouders van een grenadier, met een zilveren
hamer het sein gaf tot verwoesting van „Hotel
Bellefonds", waarna het volk gewapend met
houweel en hamer zich wierp op de gebouwen
der rijken en aanzienlijken.
Lang hield Couthon het niet te Lyon uit. Was
hij bevreesd voor Dubois-Crancé en zijn andere
vijanden? Was het lichamelijke vermoeidheid?
Hij verlangde weer naar zijn plaats in het
Comité naast Robespierre en toen hij kort daar
op weer naar Parijs werd ontboden, verliet hij
met een zucht van verlichting Lyon, om zijn
plaats te laten aan een grooter monster:
Fouché!
Te Parijs terug, is hij weer als de felste on
der de felsten. De Girondijnen waren reeds
gevonnisd en onthoofd, de terreur woedde he
viger dan ooit. De koppen vielen bij honderden
en het tempo werd steeds sneller. De wet van
22 Prairial, die alle aangeklaagden buiten wet
en verdediging zette en getuigenverhoor on-
noodig verklaarde,- werd, ofschoon door Robes
pierre ontworpen, door Couthon ingediend en
wat Robespierre niet gelukte, dit wetsontwerp
tot wet te verheffen door de Assemblée, wist hij
door handig retireeren en avangeeren te be
werken. Nu vielen de hoofden als korenaren.
Van 22 Prairial tot 9 Thermidor 1794 gingen in
47 dagen niet minder dan 1366 slachtoffers on
der de guillotine.
De ontknooping naderde echter snel. Hébert,
Desmoulins en Danton waren reeds gevallen
door den machtigen dictator en juist deze
moordwoede „om de deugd en de Republiek"
te beschermen, deed alle bekende revolution-
nairen, die niet tot de clique „Robespierre, Cou
thon, Saint-Just" behoorden, sidderen van
angst en vreezen voor hun eigen hoofd.
Het is hier niet de plaats om de geweldige
gebeurtenissen van dien gedenkwaardigen 9
Thermidor (27 Juü) te beschrijven. Gevangen
genomen en weer verlost door het volk, samen
in het stadhuis, beraadslaagden Robespierre en
zijn aanhang wat te doen, om weer meester té
worden van het terrein, toen midden in den
nacht de gendarmes van de Conventie versche-'
nen, het pistoolschot van den gendarme Merda
Robespierre's kaak verbrijzelde en in de ont
zettende verwarring die hierop volgde, de aan
wezigen werden gearresteerd.
Behalve Couthon. Stijf van schrik, niet in
staat op te staan, liet de hulpelooze zich van
zijn zetel glijden en werkte zich tijdens het tu
mult, zich voortbewegend op zijn ellebogen, on
der een tafel. Sidderend van angst ziet hij de
arrestatie van Robespierre, van het geheele
comité. Zal hij den dans ontspringen? Een
nieuwe kreet. Een woesteling heeft hem ontdekt
en van onder de tafel weggesleurd. Couthon,
'tis Couthon. Een kreet van afgrijzen stijgt op.
Weg met het monster. De razende woesteling
tilt het menschenwrak omhoog en slingert het
als een baal goed naar de trap. Precies voor
de bovenste trede valt hij neer. Een onhandige
beweging en daar rolt de man, voor wie zoo-
velen beefden, met horten en stooten de lange
steenen trap af, smakt op tegen den muur en
blijft bewegingloos liggen. In de algemeene con
sternatie wordt hij vergeten.
Den volgenden morgen vindt men hem op
een binnenplaats, waarheen hij zich gesleept
had, met zijn hoofd naar den muur gekeerd,
bewegingloos, schijnbaar dood. Men keert hem
om en kan nog bijtijds voorkomen dat de doode
zich met een reeds geopend zakmes van kant
maakt. Wat ziet hij er uit. Een breede gapende
wonde doorsnijdt zijn geheele voorhoofd.
De lijdensweg begint nu eerst met recht. Ge
bonden wordt hij op een draagbaar gebracht
naar een ziekenhuis, om verbonden te worden,
en dan komt de order den gevreesden tijger
naar de Tuilerieën te brengen, waar zijn bent
en lotgenooten reeds in afwachting zijn van de
verschrikkingen, die komen gaan. Er komt be
vel de gevangenen naar de Conciergerie te
brengen en de tragische stoet komt in beweging-
Voorop de onherkenbare Robespierre met ge
heel verbonden hoofd; slechts mond, neus en
oogen zijn te zien, gedragen door vier man in
een stoel. Zijn anders zoo propere kleeding aan
flarden, zonder schoenen, met de kousen op zijn
enkels. Dan de anderen, met Couthon, eveneens
gedragen. Het vonnis viel en 's middags 4 uur,
den lOen Thermidor 1794, werden de veroor
deelden 22 in getal naar de guillotine gebracht
in de gebruikelijke karren, waar Samson, de
beul, hen wachtte op de Place de la Révolution.
Vreeselijk die laatste tocht door de straten
van Parijs, van de mannen, voor wie geheel
Frankrijk had gesidderd en gegruwd. Ter
iuiiiinm
lllllliiii!=
Deze maand staat in het teeken i
Van den oogst envan uw fiets!
En 'k geloof de combinatie
Zegt u zonder twijfel iets!
Oogstmaand is hetvoor den
fiscus,
i En het halmpje, dat zijt gij.
Zoo ook draagt ge tot het schoofje
Voor den schatkist-wagen bij!
Geef den keizer wat des keizers,
Is nog altijd actueel!
Want gij vormt in de gemeenschap
Het betalend onderdeel.
Ook geen handigheidje baat u, i
't Is gebruik in dezen tijd, i
Dat u enkel vrij en rustig
Met belastingplaatje rijdt!
Op! dus, ridders der pedalen,
Toont de grootheid uwer ziel
En betaalt maar zonder morren
Met een blinkend achterwiel!
Want wanneer ge bij belasting
1 Niet goedwillig geeft, doch past,
Ach, dan zit er in dit woordje I
Inderdaad een massa last!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiimiiiiiiiiiimiiiiiiiir;
plaatse aangekomen, werd Couthon het eerst
door de knechten van Samson gegrepen, uit de
kar getild en het schavot opgedragen. Een er
barmelijk gekerm klonk op, begroet met gejuich
en gejoel van de ontzaglijke menschenmenigte.
Toen begon de lange marteling, zooals wellicht
geen enkel slachtoffer der guillotine heeft on
dergaan. Het gebrekkige, misvormde lichaam
van Couthon leende zich geheel niet voor de
gewone behandeling met de plank. Een kwartier
lang werd, onder hartverscheurende kreten van
den gevreesden revolutionnair, geprobeerd en
telkens weer opnieuw geprobeerd hem goed on
der het mes te krijgen, zonder succes. De angst
kreten overstemden zelfs het lawaai der dui
zenden omstanders, totdat eindelijk en ten
langen leste 't hoofd van 't vormelooze lichaam
viel en Frankrijk verlost werd van een der ver
dwaasde monsters, die, misleid door Rousseau,
de „republikeinsche deugden" trachtten te be
vorderen door stroomen bloeds.
B.
Volgens een mededeeling van den secretaris
der Workers Education Bureau of America be
draagt het verlies aan loonen en andere inkom
sten sedert het begin van de huidige depressie
een totaal bedrag van niet minder dan 50.000
millioen dollar.
Uit circuskringen schrijft men ons:
In het reizend circus is nog steeds zeer ge
zocht de „schertsgiraffe", waaronder zich twee
clowns, bevinden en welke door een derde in
vrijheid gedresseerd gepresenteerd wordt. De
slottrick is, dat de giraffe voor een heer in de
loge een buiging maakt, waardoor deze van
schrik van zijn stoel valt. Dat is natuurlijk een
artist en de giraffenclowns spreken van te vo
ren met hem af, waar hij zal gaan zitten.
Nu hadden we eens twee clowns, die altijd
pas zeer kort voor hun nummer verschenen,
snel in het giraffenpak kropen en dan de ma.
nège indraafden. De regisseur ergerde zich zeer
over dit tweetal en besloot ze eens te pakken
te nemen. Hij liet op een goeden dag de beide
gaten dichtnaaien, waardoor de eerste man van
uit de giraffe naar buiten kon kijken, wat voor
het werk in de manege noodzakelijk is.
Op dezen merkte men dadelijk, toen de gi
raffe verscheen, dat er iets met haar niet in
orde was: zij draafde niet, maar zij sloop. De
dresseur-clown gaf haar een paar slagen met
de zweep, maar dat had slechts als effect, dat
de giraffe met een geweldigen sprong tegen
den rand van de manége stootte en daar be
sluiteloos bleef staan. Nu nam de dresseur-
clown haar bij den hals, bracht ze in het mid
den der manége, maakte een paar grappige
opmerkingen in het publiek en fluisterde zijn
collega's in de giraffe toe: „Wat is er met jul
lie? Ben jullie gek geworden?"
„Wij kunnen niet kijken! Scheur de gaten
open!"'zoo klonk het wanhopige antwoord. De
clown probeerde de kijkgaten open te krijgen,
maar tevergeefs: de tentstikker had zijn werk
solide gedaan. „Pas dan maar goed op! Waar
jullie mijn stem hoort, zit de man voor den
slottrick en nu breng ik jullie naar de piste en
je rent maar in 't rond!"
Hij bracht het dier weer naar den rand van
de manége, knalde met de zweep en riep: „Ka
pelmeester, een kleine galop, als 't u blieft!"
Inderdaad zette de giraffe zich dadelijk in draf.
Maar hoe! De cirkel die het dier beschreef,
werd steeds kleiner en tenslotte leek het er op
of het zich zelf in de staart wilde bijten.
Toen besloot de dresseur-clown het nummer
te verkorten en den slottrick te vertoonen. Hij
ging voor de loge van den heer staan, die van
den stoel moest vallen en riep: „Hopla! Slot-
galop!" Op dit verlossende woord drong de
giraffe in wilde sprongen op het aangeduide
punt toe, boog zich over den manégerand en
raakte in een touw van een grooten paal ver
ward en voordat de dresseur-clown het kon ver
hinderen, bungelde het giraffelichaam in de
lucht, terwijl er achter twee verschrikte man
nen uittuimelden.
Het nummer had een applaus, zooals nog
nooit te voren; de beide clowns echter waren
van dien dag af steeds geruimen tijd vóór hun
optreden bij hun giraffe en pasten op haar,
alsof het een groote schat was.
J. V. D. i
„Heb juUie ooit wel eens zien
touwtje-springen met een slang,"
vroeg Freddy Vrijdag aan Topsy.
„Nee, zoo iets hebben we nog nooit
gezien," zeide Robbie, „maar hoe zal
het de slang bevallen?"
„Daar wordt niet naar gevraagd,"
zeide de zeeman en begon te sprin
gen, de slang als een springtouw in
de hand houdende.
De heer Albert Savani was de jongste aan
winst van onze stamtafel. Door zijn met
waardigheid gedragen leeftijd, ernstig
uiterlijk en serieuze manier van spreken ken
merkte hü zich van begin af aan als een be
zadigd man met levenservaring, waarop onze
stamtafel met recht trotsch kon zijn. Ondanks
zijn Italiaansch klinkenden naam was de heer
Savani Nederlander in hart en nieren en was
hem vooral de echt Nederlandsche eigenschap:
reislust allerminst vreemd. Hoewel hij onderwij
zer geweest was (en nu van zijn pensioen ge
noot) had hij toch gelegenheid gehad om vele
en verre landen te bezoeken.
„Al heel vroeg,'' vertelde de heer Savani, ter
wijl hij zijn sierlijk puntbaardje zorgvuldig
gladstreek, „openbaarde zich bij mij de lust tot
reizen, maar omdat mijn ouders mij op de
kweekschool voor onderwijzers hadden geplaatst,
had ik nog niet veel gelegenheid mijn neus
buiten de grenzen van ons enge landje te ver
toonen. Gelukkig kreeg ik spoedig, nadat ik mijn
hoofdacte in m'n zak had, een aanstelling als
gouverneur bij een familie, die vaak en zeer
verre reizen ondernam en zoo komt het, dat ik
het een en ander kan vertellen van streken,
die niet iedereen bezocht heeft."
Wij nipten aan onze glazen en staken een
versche sigaar op.
„Wie verre reizen doet.... nietwaar?" lachte
Bartels en wij stemden met hem in. Inderdaad,
zoolang Savani nu al aan onze stamtafel zat,
voelden wij, dat we heel wat in ons leven ge
mist hadden. Wat beteekenden onze traditioneele
reisjes naar den Rijn, naar Londen en Parijs,
en zelfs naar Rome? Bartels, die in de heilige
stad was geweest en zich daar steeds op be
roemd had, zag zijn glorie verbleeken door de
verhalen van Savani en had zich tevreden
gesteld met de tweede plaats.
„Wel," vertelde Savani, „op mijn reizen heb
ik vele en wonderbare dingen gezien, maar een
indrukwekkender begraafplaats als die aan de
kust van Patagonië ken ik niet. De heer Ferrier,
in wiens dienst ik was, bezocht deze kust met
zijn stoomjacht en in zijn gezelschap maakte
ik een onderzoekingstocht naar een heuvel, die
niet ver van de zee gelegen was. Daarop be
vonden zich de resten van de begraafplaats, die
ongetwijfeld dateerde van vóór de komst van
de Spanjaarden.
Wij voeren met de boot een baai binnen,
die omgeven was door kale, troostelooze heuvels.
Achter deze heuvels rees een machtig gebergte
op, zoodat wij den indruk kregen op den bo
dem van een afgrond te zijn. De natuur had
hier alles met een meesterhand geschapen. Wat
voelden wij ons oneindig klein en beklemd tus-
schen de ons omgevende geweldigheid van het
land!
Op den top van een heuvel vonden wij de
begraafplaats. Centenaars zware rotsblokken
waren met bijna bovenmenschelijke kracht op
gestapeld door het nomadische Indianenvolk van
eeuwen geleden. Hier aan dit woeste strand,
beschut door het hemelhoogreikend gebergte,
rustten de dooden. En wat dit feit zoo verheven
maakte was, dat deze beenderen soms van
ontzaglijke afstanden hierheen gebracht moes-
tenworden. Het is toch een feit, dat de woeste
Indianen, die aan deze kust hun woonplaatsen
hadden, eigenlijk nomaden waren. Zij zwierven
over de pampa's en staken zelfs het Andes-
mui in nun iiimitiiiiiiiiii
gebergte over. Iedere Indiaan werd begraven
op de plaats, waar hij stierf, maar als de tijden
er gunstig voor waren, werden zijn verbleekte
overblijfselen opgegraven en aan die majestu
euze kust opnieuw aan den schoot der aarde
toevertrouwd, zoo rustte hij dan bij zijn voor
vaderen, op den ouden, vertrouwden grond,
waar zijn stamgenooten ieder jaar terug
keerden."
De heer Albert Savani bleef zooals nu al
eenige weken gebeurde bijna den gansehen
avond aan het woord, zijn hoorders in verruk
king brengend
door zijn reis
verhalen. Hoe
vaak raadden wfj
hem niet aan zijn
reis
herinneringen te
publiceeren!
Maar met de bescheidenheid, die hem
was, weigerde hij dit.
Als hij echter 's avonds thuis kwam, wachtte
hem nog een zware studie, die ook steeds het
grootste gedeelte van den volgenden dag
vulde. De leden van de stamtafel bleven er
onwetend van, maar Savani's vrouw klaagde
steen en been over de verkwisting van haar
man. „Denk toch eraan, dat we niet zoo'n groot
inkomen hebben," placht zij te zeggen, „nu
koop je alweer zulke dure boeken." De heer
Savanni legde haar het zwijgen op.
„Al die reisbeschrijvingen heb ik hard noodig.
Daar kan ik niet buiten. Probeer jij het eens,
die menschen wat wijs te maken over vreemde
landen, als je er geen boeken over hebt ge
lezen!"
eigen
TOKIO, 31 Juli. (Reuter). Een jonge Japan
ner, Umekichi Hatowara, heeft een apparaat
uitgevonden, waardoor naar zijn zeggen, het
lawaai van vliegmachines met 9/10 zal worden
verminderd.
Hij heeft getracht het geronk der motoren
te dempen door zoowel de motor als de pro.
peller in een cylinder te sluiten, waardoor het
geluid in de cabine aanzienlijk wordt vermin -
derd. Binnenkort zal hij zijn uitvinding voo"
de luchtvaart-autoriteiten demonstreeren.
Maar toen hij wat al te haastig
sprong, vergat hij dat hij een slang
en niet een springtouw in de hand
had. En een keer sprong hij verkeerd
en hij trapte met zijn voet op de
slang.
De andere slang beviel dat niet en
hü trachtte in Freddy's neus te büten.
„Springen met slangen is gevaar
lek," verklaarde de zeeman, „ik denk,
dat we voortaan weer een touw zul
len gebruiken."
(Morgenavond vervolg)
(Ingezonden Mededeeling)
Uit Rome wordt een aardige geschiedenis
over Mussolini verteld. In dit bericht wordt
melding gemaakt van de draden, die vanuit de
wereldhistorische plaats van het Palazzo Chief
Mussolini's verblijfplaats en arbeidscentrum,
naar een armoedige bovenwoning in het oude
Boedapest gespannen zijn, het bewüst dat zoo
een kleine schooljongen met een machtigen
dictator in connectie kan komen.
De 15-jarige gymnasiast Arpad Horwad uit
Boedapest koesterde al jaren slechts één droom:
Italië. Alles wat betrekking had op het land
zijner droomen, nam hü in zich op. Op 15-ja-
rigen leeftijd sprak hü tenslotte reeds een Ita-
Jiaansch, waar menig volwassene en „Italië-ken-
ner" jaloersch op zou zijn. En de jongen had
slechts door zelfonderricht en omgang met een
bode der Italiaansche ambassade geleerd.
De droom van Italië scheen onvervulbaar.
Arpad's ouders waren er veel te arm voor, en de
toekomst?Met de heerlüke naïveteit van
zq'n jaren schreef Arpad in zün keurigst Ita
liaansch een brief aan den Duce, spaarde een
week lang voor het porto en verzond toen wer-
kelük het schrijven.
Arpad Horvath kreeg n.l. dezer dagen het
antwoord, dat hij zich nog eens naar de Ita'
liaansche ambassade begeven moest. Daar
werd hem medegedeeld dat de Duce hem zeer
bedankte voor den brief en hem tegelükertijd
een vrükaartje voor alle Italiaansche spoor
wegen toezond.
Bovendien kreeg de verbaasde jongen een hjst
van de Italiaansche steden, waar hü twee
maanden lang bü de fascistische jeugdorgani
saties vrü logies en verzorging zal krijgen.
Een kleine jongen heeft een droom gedroomd
en een groote man van het wereldtooneel bce
den tüd genomen hem in vervulling te doe
gaan.
De Sovjet-regeering heeft een verordening
uitgevaardigd, waarin is bepaald dat de hoo-
gere ambtenaren dienen te zorgen, dat ze be-
hoorlük gekleed zijn en vooral dat ze een
schoonen boord dragen. Juist uit een derge-
lüken maatregel blükt. hoe de dingen zich in
Sovjet-Rusland ontwikkelen. Enkele jaren ge
leden werd het als een verraad jegens het bol-
schewistisch ideaal beschouwd, als men zich op
straat of bij officieele gelegenheden in burger
lijke Europeesche kleeding durfde vertoonen
Het is algemeen bekend, dat Stalin zelf er een
geweldige voorstander van is, om geen boord
te dragen en bü feestelijke gelegenheden draagt
hij dan zelf ook nooit een boord. Maar het
blükt wel, dat hü zich op den duur niet zal
kunnen blüven verzetten tegen die strooming
in de communistische partij die „een boord
wil dragen". In ieder geval wordt in dezen
nieuwen regeeringsmaatregel reeds gezegd, dat
een boord niet meer als een voorrecht van de
oude bourgeois moet worden beschouwd.
De hoogere ambtenaren zün thans verplicht
(zij behoeven echter daarin nog geen bevoor
rechting te zien) om als ze in dienst zijn een
boord te dragen: daardoor zal het plichtsge
voel en het bewustzijn groeien, dat zij een
voorbeeld moeten zün voor de kameraden.
In de Russische pers wordt deze nieuwe
maatregel sterk afgekeurd, want hü is bui
tengewoon geschikt om een onderscheid in het
leven te roepen tusschen leiding en volk, die
tot nog toe niet bestond, althans voor de bui
tenwereld niet viel waar te nemen.
Men kan beter zoo sehrüven de Sovjet
bladen de hoogere amfctmaien een of ander
onderscheidingsteeken geven, b.v. een ster op
him kraag, maar men moet hen niet verplich
ten om een boord te dragen.
In Leningrad hebben de hoogere ambtenaren
van een groot bedrijf eenparig besloten, de
uitgevaardigde order niet op te volgen. Zij heb
ben besloten om een deputatie naar Stalin te
zenden ten einde een uiteenzetting te geven
van den verderfelüken invloed van het besluit
om het dragen van een boord verplichtend te
stellen.
Naar het voorbeeld van Amerika, hebben de
Finsche spoorwegen thans tremen ingevoerd,
welke als danszaal zün ingericht. Aan alle trei
nen die naar de badplaats gaan, zijn eenige
dézer wagons gekoppeld.
- j g» y oil verlies van een bil een "breuk van ^^3 verlies van 'n
Alle abonne's halten* vJrzeke^d voor een der volgende uitkeeringen f3000. - verliesevaif beidearmen^beide'beenen'of beideoogen f750.m doodeüjken afloop f250een voet of een oog f 125. duim o ij g been of arm
Met onverholen eerbied staarae Dores den
zoon van zulk een vader aan. En deze jonge
man zou volontair worden in een apotheek en
grossierszaak in drogerüen en chemicaliën, om
drop af te wegen en salie te veraoopen? Om
balen te merken en facturen te schrijven? De
zoon van een kapelmeester, een kapelmeester
aan de opera?
Heinrich begreep, waarom de man zoo'n ver
wonderd gezicht zette. II zou willen, dat ik
ook een dergehjk beroep gekozen had, zei hij
lachend. Oh ja dat was ik eerst ook van
Plan,maar als u weet, hoeveel musici hon
ger lijden, musici, die toch wel degelijk kunste
naars van groote begaafdheid zün, dan begrijpt
h ook, waarom mijn vader niet wilde, dat ik de
muziek als beroep koos. Misschien weet u, dat ik
®en wees ben.
Dores knikte heftig met zün groot hoofd. Wat
aardig van dezen jongeman, om met hem te
Praten, alsof hü zyn gelüke was! Nog steeds
hield Dores de viool in de hand, zette het in
strument aan zijn kin en liet met een soort mu-
zikalen wellust den strijkstok over de snaren
bibberen.
Alleduivels, stil voor den.... zeg ik!
Deze gekuischte woorden werden vergezeld
door een dreunenden bons op de deur.
Heinrich was opgesprongen en keek den huis
knecht met verschrikte oogen aan; maar deze
legde doodbedaard de viool weer in de kist.
Dat is die drommelsche halve gek van een
provisor, zei hij; daar moet u zich maar niet
aan storen. De vent maakt zoo'n lawaai, om
zich zelf een beetje kerel te voelen.
Hij sloot het deksel.
Ziezoo, we zijn klaar. U zult ook wel slaap
hebben, en zooals u weet staan we morgen om
zeven uur op. Goeden nacht! Ik weet niet, of u
al eens eerder op wormkruidzakken hebt ge
slapen. De baas zegt, dat het goed is voor de
spijsvertering. Het is mij best, als ik maar wat
te verteren heb. Tot genoegen, mijnheer Pfalz-
dorf.
Hij vertrok. Bü de deur keerde hij zich ech
ter nog eens om, en kwam met de hand in zün
borstzak aarzelend weer op Pfalzdorf toe en zei
bedeesd:Misschien staat u me toe, dat ik me
aan u voorstel, mijnheer Pfalzdorf?
Hij zette een komisch-verlegen gezicht, toen
hij een groote leeren portefeuille te voorschijn
haalde, en Heinrich een visitekaartje, verguld
op snee en met ronde hoekjes, overhandigde.
Theodor Winter. Musicus. las Heinrich.
Wat, bent u.
Ja ja, dat had u zeker niet gedacht, wel?
antwoordde Dores met kinderlük plezier. Ik
heb hier een heel aardige betrekking. Maar een
mensch heeft wel eens behoefte aan iets hoo-
gers. Ik speel klarinet, münheer Pfalzdorf.
Zoo, zoo!
Nu, ja, het is nog maar zoo'n beetje bla
zen: een meester in de kunst ben ik nog lang
niet, maar ik heb toch al 'n keer of zes bü het
dansen gespeeld als er in de buurt kermis was.
Wü zün met z'n drieën, twee violen en een kla
rinet. Füne kerels, die twee anderen! Als het u
niet te min is, zal ik ze u eens voorstellen. We
komen geregeld in de „Drie Jagers," een uit
stekende gelegenheid, vlak bü de Rü'nbrug. Sn
's Zondags büna altijd, als er niets anders te
doen is. Maar neemt u me niet kwalijk, nu moet
ik weg; goeden nacht!
En Theodor Winter, musicus, sloop zacht naar
buiten, om zich niet door onnoodig lawaai den
toorn van zijn provisor op den hals te halen.
Hij klom naar boven, naar zijn slaapvertrek. In
zijn goed, onbedorven huisknechtenhart stond
onuitwischbaar met gouden letteren gegrift:
Heinrich Pfalzdorf.
Toen hij boven was gekomen, stak hij licht
aan. Hü zag den kleinen Hannes, die op zün
buik den slaap des rechtvaardigen sliep en met
'n argeloos gemoed snurkte, alsof hij nimmer in
zün leven een klarinet met watten had dicht-
gestopt.
Intusschen was ook Heinrich naar bed ge
gaan. Langen tüd nog lag hü met open oogen
te denken. Vandaag had hü zooveel beleefd als
te voren wellicht niet in jaren. Hü dacht aan de
lange reis, het prachtige Maartsche weer, met
een vage belofte van lente, de steden, rivieren,
bergen en strocmen, welke hij gezien had uit
den trein, en tenslotte de groote Rünstad, waar
in hü nu was aangekomen. Vervolgens dacht hü
aan de menschen, waarmee hü kennis had ge
maakt, vooral aan Konrad Barenfeld. En toen
hij aan de krachtige, mannelijke gestalte, de
heldere, ernstige oogen en de klare, warme
stem dacht, voelde hü, dat hü nu reeds aan de
zen man gehecht was, de eerste die hem als een
volwassen mensen en züns gelüke behandeld
had, en hü nam zich heilig voor, zün nieuwen
vriend steeds in hooge eere te houden. Hü
dacht ook aan Dores. Wat een allemachtig aar
dige kerel, die klarinetblazende huisknecht van
de „Witte Zwaan," tevens lid van een muzikaal
trio. Ja, ook Dores zou een vriend van hem
worden, dat voelde hü- Zoolang die goede ziel
in huis was, zou hü zich niet verlaten gevoelen.
Toen liet hü den apotheker, den provisor en
Hannes, den loopjongen, de revue passeeren. Dit
drietal was hem nu juist niet sympathiek. Maar
ten slotte was hij toch blü dat hü hier was.
Het eerst had hü in een provinciestadje ge
woond, waarheen hü verhuisd was na den dood
van zijn ouders. Zün voogd had beslist, dat hü
maar moest zien, een betrekking te krijgen,
daar het kapitaaltje, dat hü van zün ouders
geërfd had, niet voldoende was, om te studee-
ren. En zijn voogd kende de zaak van apotheker
Friedrich en had er erg op aangedrongen, dat
hü de betrekking aannam. Neen hij was blü,
dat hü z«n vroegere woonplaats had kunnen
verlaten, ook al om zün voogd, 'n ouden, knor-
rigen man, voor wien hij niets voelde en die niet
eens familie van hem was. Hij was een school
kameraad van zün vader geweest. Wat had
münheer Barenfeld ook al weer gezegd, toen ze
voor de deur van de „Witte Zwaan" stonden?
„Hoofd maar altijd omhoog." Ja, dat zou hü
altijd doen, zelfs méér dan dat.
Hü si00*" oogen, en als een visioen ver
scheen hem de witte gestalte van het meisje
voor het venster. Plotseling herinnerde hü zich,
hoe de toon, waarop Barenfeld sprak, veranderd
was, toen hij den naam van juffrouw Friedrich
noemde. „Als u eens wat op uw hart hebt, komt
u maar bij mij, had hü gezegd, of bü juffrouw
Friedrich. Die zal u wel helpen."
Zouden die twee van elkaar houden?
schien wel een stille liefdesgeschiedenis?
Toen begon de slaap zich te doen gelden. In
de kamer er naast was nog licht op. Konrad
Barenfeld stond voor het raam. HU keek naar
de binnenplaats, die doodstil lag in het zilveren
licht van de maan, naar de bijgebouwen, waar
de voorraden van de grossierszaak opgeslagen
waren. Binnenkort zou dat zün eigendom zijn.
Zijn blik dwaalde verder naar de grijze muren
van het heerenhuis, naar den linkervleugel.
Neen, dat was niet van hem. Toch was het als
of hü zün oogen niet van de vage, sombere om
trekken van het massieve gebouw kon afwen
den.
IV.
Goedenmorgen, münheer Pfalzdorf.
Heinrich deed zijn oogen open, en keek in het
goedmoedige, ongeschoren gezicht van Dores.
Dc man kwam hem bekend voor. Waar hacj hü
hem eerder gezien? Was het een examinator,
die hem het staatsexamen had aigenomen, en
van wien hü juist gedroomd had?
wel mynheer Pfalzdorf, uitgeslapen?
Nu werd Heinrich eerst goed wakker. Drom
mels ja, dat was Theodor Winter, musicus. Hij
ging rechtop in bed zitten.
Is het tüd om op te staan, vroeg hü sla
perig.
Kwart voor zeven, münheer Pfalzdorf.
Jette is al bezig koffie te zetten.
Jette? Wie is Jette?
Jetteja, ziet uJette is een knappe
meid, de keukenmeid van „De Witte Zwaan."
Heinrich was met één sprong uit het bed en
schoot zün kleeren aan.
Zijn de andere heeren al op? vroeg hü
snel.
U wek ik voortaan altüd het eerst, dan de
roode salamander
Wie?
Mijnheer de provisor Rose, bedoel ik. Dat
de provisor er bü den baas niet over kan op
scheppen, dat hü eerder beneden was dan de
jonge man.
Is hij zoo? proestte Heinrich die zijn ge
zicht in het waschwater gedompeld had.
(Wordt vervolgd).