HET EINDE VAN COUTHON a ui wdaal wn den dag HS DE APOTHEEK lü DE WITTE ZWAAN EEN FELLE JACOBIJN PLAATJESMAAND ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN Het merk ROBINSON staat op iedere zool. Let daar op DINSDAG 1 AUGUSTUS De geweldige gebeurtenissen van den gedenkwaardigen 9en Thermidor 1794 Berucht driemanschap Loonverlies in Amerika De blinde giraffe I Wie verre reizen doet. Lawaai van vlieg machines Geluidsdemping tot 90 percent uitgevonden Schoone boorden Mussolini vervult een jeugddroom De groote duce en een kleine jongen Dansen in den trein AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN NAAR HET DUITSCH mM VAN RUDOLF HERZOC mM t Alleen voor hen die beter thuis zijn in de wereldgeschiedenis, in dit geval in die van de Fransche revolutie, is de naam van Couthon niet van onbekenden klank. Ofschoon hem geen beteekenis kan worden toegekend als aan een Desmoulins, Marat of Danton, Verg- biaud, Brissot of Roland, is een nauwere be studeering van zijn persoon, door de belangrijke Plaats die hij als luitenant van Robespierre heeft ingenomen in het beruchte driemanschap: Robespierre, Couthon, Saint-Just, zeker alles zins gewettigd. Het is vrij laat in de Fransche revolutie, in het jaar 1792, dat wij Couthon meerdere malen in de rapporten tegenkomen en eigenlijk eerst in 1793 komt zijn naam op aller lippen. Gedu rende het schrikbewind werd hij meer gevreesd dan Robespierre, maar ook meer dan eenig ander heeft hij gedeeld in de verschrikkingen van 9 en 10 Thermidor 1794 (27 en 28 Juli), toen de Terreur zijn einde vond. Een eigenaardig mensch, een vreemdsoortig karakter, waarover het laatste woord nog niet geschreven is. Georges Couthon werd in 1756 te Orcet bij Clermont geboren. Na zijn schooljaren werk zaam bij een procureur, vestigde hij zich in 1785 als advocaat te Clermont. Spoedig was hij een gezien man, niet alleen door zijn kalm en sympathiek optreden, maar ook door zijn liefde voor de misdeelden. Den armen gaf hij gratis consult. Hij was een kundig pleitbezorger, wiens klare, overtuigende pleidooien gaarne werden aanhoord. In deze periode wordt Couthon ons als een bedaard man met een zacht en wel- willend karakter beschreven. Onbegrijpelijk daarom de ommekeer, die in dezen mensch heeft plaats gegrepen, want het is eerst in het derde revolutiejaar, dat hij zich ontpopt als den bloeddorstigen tijger, die voor niets en nie mand opzij gaat. De bestorming der Bastille op 14 Juli 1789 ontsteekt de revolutievlam in geheel Frankrijk en ze gaat ook Clermont niet ongehinderd voor hij. Couthon wordt een der leidende personen en tot president van het Gerechtshof benoemd. Couthon had een groot lichamelijk gebrek Bij een liefdesexpeditie werd hij, om niet ont dekt te worden, gedwongen zich een geheelen nacht schuil te houden in een put, staande tot aan zijn hals in het water. De gevolgen van dit koude bad hebben hem nooit verlaten. Eerst overvallen door rheumatiek, ging deze na eenige jaren over naar een geleidelijke verlam ming der beenen. In 1791, toen hij zich te Parijs vestigde, was hij nog in staat zich met een Stok op krukken voort te bewegen, doch in 1792 moest hij reeds gedragen worden en zoo zullen Wij dezen vreeselijken revolutionnair steeds hulpbehoevend zien, gedragen in een stoel of op een brancard. De eerste jaren der revolutie verliepen in de provincie betrekkelijk kalm en niets wijst nog op het extremisme, dat zich ook van Couthon zal meester maken. Het is en blijft een rustige bedaarde man. Doch in Parijs groeide in 1790 en 1791 het verzet en onder den invloed van de clubs verloren de gematigden steeds meer terrein. Hoe is nu deze Couthon uitgegroeid tot den feilen Jacobijn, dien niemand dorst aan te zien zonder te verstijven van schrik? Een zijner levensbeschrijvers geeft de volgende verklaring: „Langzamerhand begon hij zich op te winden. Zijn wil de volksgunst te behouden, successen te boeken en invloed te winnen in de Jacobijnenclub, die zich gevormd had, dreef hem naar voren." Na het drama van Varennes, de mislukte Vlucht des konings, vraagt hij de afzetting van Bodewijk XVI. Nu wordt zijn naam algemeen bekend. De bloedige uitbarstingen van 20 Juni en 10 Aug. 1792 doen Frankrijk en de geheele Wereld ontstellen en de razernij, die allen be vangt, zal eerst eindigen na 9 Thermidor 1794. Het proces tegen den koning begint en eindigt met diens dood. Men tracht elkaar in extre misme te overtreffen. Girondijnen en Jacobij- nen, Cordeliers of andere clubs, alles vraagt bloed. Couthon verachtte echter Marat den bloedhond, ook Robespierre mocht zich niet in zijn gunst verheugen. Hij weet niet beter of hij is Girondijn, doch zijn pogingen tot aanslui ting bij die club lijden schipbreuk. Men vindt hem niet voornaam genoeg. De Girondijnen hadden geen gering denkbeeld van eigen voor treffelijkheid. Vormden zij niet de revolution- naire aristocratie? Nu zwenkt Couthon om. Is het beleedigde trots? Is het een plotseling tot hem gekomen overtuiging? Een prachtig onderwerp voor een geschiedkundig proefschrift. In ieder geval is Zeker, dat Couthon omstreeks 1793 zich geheel en al aan Robespierre geeft en diens vertrou weling en rechterhand wordt. Bij het beleg van Lyon in September-October 1793 speelt hij een groote rol. De commandee- rende Dubois-Crancé maakt weinig vorderingen ®n Parijs wordt ongeduldig. Couthon weet ech ter in Clermont en omgeving in korten tijd 50 a 60 duizend man te mobiliseeren, die met pie ken en bijlen gewapen en van zakken voor den te rooven buit voorzien, assistentie willen ver- leenen. Dubois-Crancé begrijpt dat verder uit stel zijn hoofd in gevaar brengt; 21 September begint de aanval, doch als Couthon den 29sten aankomt, is Lyon nog niet genomen. Couthon en Dubois-Crancé waren felle antagonisten. Toen Lyon den 9en October eindelijk viel, was Dubois-Crancé al naar Parijs teruggeroepen en zien we Couthon heer over Lyon. De angst van de bewoners voor den tijger was niet verminderd. Eenige dagen vóór de overgave had hij aan een deputatie uit de stad, die hem verzocht geen burgers buiten de wet te stellen, geantwoord: „Gij zult de voorwaar den hebben, die het de Republiek behaagt aan rebellen te geven en voor wie de guillotine een te zachte straf is. Vrees liever dat ge de stroo men bloeds van den beul door de straten niet behoeft te zien." Dit klonk niet bepaald opwekkend; toch heeft Couthon getracht plunderingen en onwettig heden tegen te gaan. Een vrees hield hem en vele van deze revolutiehelden gevangen: Pa rijs. Parijs niet tevreden beteekende opnieuw wreed worden gemeenlijk tegen weerloozen en onschuldigen of andersheld af en onder de guillotine. Bekend uit de periode van Lyon is de scène waarbij Couthon, gedragen op de schouders van een grenadier, met een zilveren hamer het sein gaf tot verwoesting van „Hotel Bellefonds", waarna het volk gewapend met houweel en hamer zich wierp op de gebouwen der rijken en aanzienlijken. Lang hield Couthon het niet te Lyon uit. Was hij bevreesd voor Dubois-Crancé en zijn andere vijanden? Was het lichamelijke vermoeidheid? Hij verlangde weer naar zijn plaats in het Comité naast Robespierre en toen hij kort daar op weer naar Parijs werd ontboden, verliet hij met een zucht van verlichting Lyon, om zijn plaats te laten aan een grooter monster: Fouché! Te Parijs terug, is hij weer als de felste on der de felsten. De Girondijnen waren reeds gevonnisd en onthoofd, de terreur woedde he viger dan ooit. De koppen vielen bij honderden en het tempo werd steeds sneller. De wet van 22 Prairial, die alle aangeklaagden buiten wet en verdediging zette en getuigenverhoor on- noodig verklaarde,- werd, ofschoon door Robes pierre ontworpen, door Couthon ingediend en wat Robespierre niet gelukte, dit wetsontwerp tot wet te verheffen door de Assemblée, wist hij door handig retireeren en avangeeren te be werken. Nu vielen de hoofden als korenaren. Van 22 Prairial tot 9 Thermidor 1794 gingen in 47 dagen niet minder dan 1366 slachtoffers on der de guillotine. De ontknooping naderde echter snel. Hébert, Desmoulins en Danton waren reeds gevallen door den machtigen dictator en juist deze moordwoede „om de deugd en de Republiek" te beschermen, deed alle bekende revolution- nairen, die niet tot de clique „Robespierre, Cou thon, Saint-Just" behoorden, sidderen van angst en vreezen voor hun eigen hoofd. Het is hier niet de plaats om de geweldige gebeurtenissen van dien gedenkwaardigen 9 Thermidor (27 Juü) te beschrijven. Gevangen genomen en weer verlost door het volk, samen in het stadhuis, beraadslaagden Robespierre en zijn aanhang wat te doen, om weer meester té worden van het terrein, toen midden in den nacht de gendarmes van de Conventie versche-' nen, het pistoolschot van den gendarme Merda Robespierre's kaak verbrijzelde en in de ont zettende verwarring die hierop volgde, de aan wezigen werden gearresteerd. Behalve Couthon. Stijf van schrik, niet in staat op te staan, liet de hulpelooze zich van zijn zetel glijden en werkte zich tijdens het tu mult, zich voortbewegend op zijn ellebogen, on der een tafel. Sidderend van angst ziet hij de arrestatie van Robespierre, van het geheele comité. Zal hij den dans ontspringen? Een nieuwe kreet. Een woesteling heeft hem ontdekt en van onder de tafel weggesleurd. Couthon, 'tis Couthon. Een kreet van afgrijzen stijgt op. Weg met het monster. De razende woesteling tilt het menschenwrak omhoog en slingert het als een baal goed naar de trap. Precies voor de bovenste trede valt hij neer. Een onhandige beweging en daar rolt de man, voor wie zoo- velen beefden, met horten en stooten de lange steenen trap af, smakt op tegen den muur en blijft bewegingloos liggen. In de algemeene con sternatie wordt hij vergeten. Den volgenden morgen vindt men hem op een binnenplaats, waarheen hij zich gesleept had, met zijn hoofd naar den muur gekeerd, bewegingloos, schijnbaar dood. Men keert hem om en kan nog bijtijds voorkomen dat de doode zich met een reeds geopend zakmes van kant maakt. Wat ziet hij er uit. Een breede gapende wonde doorsnijdt zijn geheele voorhoofd. De lijdensweg begint nu eerst met recht. Ge bonden wordt hij op een draagbaar gebracht naar een ziekenhuis, om verbonden te worden, en dan komt de order den gevreesden tijger naar de Tuilerieën te brengen, waar zijn bent en lotgenooten reeds in afwachting zijn van de verschrikkingen, die komen gaan. Er komt be vel de gevangenen naar de Conciergerie te brengen en de tragische stoet komt in beweging- Voorop de onherkenbare Robespierre met ge heel verbonden hoofd; slechts mond, neus en oogen zijn te zien, gedragen door vier man in een stoel. Zijn anders zoo propere kleeding aan flarden, zonder schoenen, met de kousen op zijn enkels. Dan de anderen, met Couthon, eveneens gedragen. Het vonnis viel en 's middags 4 uur, den lOen Thermidor 1794, werden de veroor deelden 22 in getal naar de guillotine gebracht in de gebruikelijke karren, waar Samson, de beul, hen wachtte op de Place de la Révolution. Vreeselijk die laatste tocht door de straten van Parijs, van de mannen, voor wie geheel Frankrijk had gesidderd en gegruwd. Ter iuiiiinm lllllliiii!= Deze maand staat in het teeken i Van den oogst envan uw fiets! En 'k geloof de combinatie Zegt u zonder twijfel iets! Oogstmaand is hetvoor den fiscus, i En het halmpje, dat zijt gij. Zoo ook draagt ge tot het schoofje Voor den schatkist-wagen bij! Geef den keizer wat des keizers, Is nog altijd actueel! Want gij vormt in de gemeenschap Het betalend onderdeel. Ook geen handigheidje baat u, i 't Is gebruik in dezen tijd, i Dat u enkel vrij en rustig Met belastingplaatje rijdt! Op! dus, ridders der pedalen, Toont de grootheid uwer ziel En betaalt maar zonder morren Met een blinkend achterwiel! Want wanneer ge bij belasting 1 Niet goedwillig geeft, doch past, Ach, dan zit er in dit woordje I Inderdaad een massa last! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiimiiiiiiiiiimiiiiiiiir; plaatse aangekomen, werd Couthon het eerst door de knechten van Samson gegrepen, uit de kar getild en het schavot opgedragen. Een er barmelijk gekerm klonk op, begroet met gejuich en gejoel van de ontzaglijke menschenmenigte. Toen begon de lange marteling, zooals wellicht geen enkel slachtoffer der guillotine heeft on dergaan. Het gebrekkige, misvormde lichaam van Couthon leende zich geheel niet voor de gewone behandeling met de plank. Een kwartier lang werd, onder hartverscheurende kreten van den gevreesden revolutionnair, geprobeerd en telkens weer opnieuw geprobeerd hem goed on der het mes te krijgen, zonder succes. De angst kreten overstemden zelfs het lawaai der dui zenden omstanders, totdat eindelijk en ten langen leste 't hoofd van 't vormelooze lichaam viel en Frankrijk verlost werd van een der ver dwaasde monsters, die, misleid door Rousseau, de „republikeinsche deugden" trachtten te be vorderen door stroomen bloeds. B. Volgens een mededeeling van den secretaris der Workers Education Bureau of America be draagt het verlies aan loonen en andere inkom sten sedert het begin van de huidige depressie een totaal bedrag van niet minder dan 50.000 millioen dollar. Uit circuskringen schrijft men ons: In het reizend circus is nog steeds zeer ge zocht de „schertsgiraffe", waaronder zich twee clowns, bevinden en welke door een derde in vrijheid gedresseerd gepresenteerd wordt. De slottrick is, dat de giraffe voor een heer in de loge een buiging maakt, waardoor deze van schrik van zijn stoel valt. Dat is natuurlijk een artist en de giraffenclowns spreken van te vo ren met hem af, waar hij zal gaan zitten. Nu hadden we eens twee clowns, die altijd pas zeer kort voor hun nummer verschenen, snel in het giraffenpak kropen en dan de ma. nège indraafden. De regisseur ergerde zich zeer over dit tweetal en besloot ze eens te pakken te nemen. Hij liet op een goeden dag de beide gaten dichtnaaien, waardoor de eerste man van uit de giraffe naar buiten kon kijken, wat voor het werk in de manege noodzakelijk is. Op dezen merkte men dadelijk, toen de gi raffe verscheen, dat er iets met haar niet in orde was: zij draafde niet, maar zij sloop. De dresseur-clown gaf haar een paar slagen met de zweep, maar dat had slechts als effect, dat de giraffe met een geweldigen sprong tegen den rand van de manége stootte en daar be sluiteloos bleef staan. Nu nam de dresseur- clown haar bij den hals, bracht ze in het mid den der manége, maakte een paar grappige opmerkingen in het publiek en fluisterde zijn collega's in de giraffe toe: „Wat is er met jul lie? Ben jullie gek geworden?" „Wij kunnen niet kijken! Scheur de gaten open!"'zoo klonk het wanhopige antwoord. De clown probeerde de kijkgaten open te krijgen, maar tevergeefs: de tentstikker had zijn werk solide gedaan. „Pas dan maar goed op! Waar jullie mijn stem hoort, zit de man voor den slottrick en nu breng ik jullie naar de piste en je rent maar in 't rond!" Hij bracht het dier weer naar den rand van de manége, knalde met de zweep en riep: „Ka pelmeester, een kleine galop, als 't u blieft!" Inderdaad zette de giraffe zich dadelijk in draf. Maar hoe! De cirkel die het dier beschreef, werd steeds kleiner en tenslotte leek het er op of het zich zelf in de staart wilde bijten. Toen besloot de dresseur-clown het nummer te verkorten en den slottrick te vertoonen. Hij ging voor de loge van den heer staan, die van den stoel moest vallen en riep: „Hopla! Slot- galop!" Op dit verlossende woord drong de giraffe in wilde sprongen op het aangeduide punt toe, boog zich over den manégerand en raakte in een touw van een grooten paal ver ward en voordat de dresseur-clown het kon ver hinderen, bungelde het giraffelichaam in de lucht, terwijl er achter twee verschrikte man nen uittuimelden. Het nummer had een applaus, zooals nog nooit te voren; de beide clowns echter waren van dien dag af steeds geruimen tijd vóór hun optreden bij hun giraffe en pasten op haar, alsof het een groote schat was. J. V. D. i „Heb juUie ooit wel eens zien touwtje-springen met een slang," vroeg Freddy Vrijdag aan Topsy. „Nee, zoo iets hebben we nog nooit gezien," zeide Robbie, „maar hoe zal het de slang bevallen?" „Daar wordt niet naar gevraagd," zeide de zeeman en begon te sprin gen, de slang als een springtouw in de hand houdende. De heer Albert Savani was de jongste aan winst van onze stamtafel. Door zijn met waardigheid gedragen leeftijd, ernstig uiterlijk en serieuze manier van spreken ken merkte hü zich van begin af aan als een be zadigd man met levenservaring, waarop onze stamtafel met recht trotsch kon zijn. Ondanks zijn Italiaansch klinkenden naam was de heer Savani Nederlander in hart en nieren en was hem vooral de echt Nederlandsche eigenschap: reislust allerminst vreemd. Hoewel hij onderwij zer geweest was (en nu van zijn pensioen ge noot) had hij toch gelegenheid gehad om vele en verre landen te bezoeken. „Al heel vroeg,'' vertelde de heer Savani, ter wijl hij zijn sierlijk puntbaardje zorgvuldig gladstreek, „openbaarde zich bij mij de lust tot reizen, maar omdat mijn ouders mij op de kweekschool voor onderwijzers hadden geplaatst, had ik nog niet veel gelegenheid mijn neus buiten de grenzen van ons enge landje te ver toonen. Gelukkig kreeg ik spoedig, nadat ik mijn hoofdacte in m'n zak had, een aanstelling als gouverneur bij een familie, die vaak en zeer verre reizen ondernam en zoo komt het, dat ik het een en ander kan vertellen van streken, die niet iedereen bezocht heeft." Wij nipten aan onze glazen en staken een versche sigaar op. „Wie verre reizen doet.... nietwaar?" lachte Bartels en wij stemden met hem in. Inderdaad, zoolang Savani nu al aan onze stamtafel zat, voelden wij, dat we heel wat in ons leven ge mist hadden. Wat beteekenden onze traditioneele reisjes naar den Rijn, naar Londen en Parijs, en zelfs naar Rome? Bartels, die in de heilige stad was geweest en zich daar steeds op be roemd had, zag zijn glorie verbleeken door de verhalen van Savani en had zich tevreden gesteld met de tweede plaats. „Wel," vertelde Savani, „op mijn reizen heb ik vele en wonderbare dingen gezien, maar een indrukwekkender begraafplaats als die aan de kust van Patagonië ken ik niet. De heer Ferrier, in wiens dienst ik was, bezocht deze kust met zijn stoomjacht en in zijn gezelschap maakte ik een onderzoekingstocht naar een heuvel, die niet ver van de zee gelegen was. Daarop be vonden zich de resten van de begraafplaats, die ongetwijfeld dateerde van vóór de komst van de Spanjaarden. Wij voeren met de boot een baai binnen, die omgeven was door kale, troostelooze heuvels. Achter deze heuvels rees een machtig gebergte op, zoodat wij den indruk kregen op den bo dem van een afgrond te zijn. De natuur had hier alles met een meesterhand geschapen. Wat voelden wij ons oneindig klein en beklemd tus- schen de ons omgevende geweldigheid van het land! Op den top van een heuvel vonden wij de begraafplaats. Centenaars zware rotsblokken waren met bijna bovenmenschelijke kracht op gestapeld door het nomadische Indianenvolk van eeuwen geleden. Hier aan dit woeste strand, beschut door het hemelhoogreikend gebergte, rustten de dooden. En wat dit feit zoo verheven maakte was, dat deze beenderen soms van ontzaglijke afstanden hierheen gebracht moes- tenworden. Het is toch een feit, dat de woeste Indianen, die aan deze kust hun woonplaatsen hadden, eigenlijk nomaden waren. Zij zwierven over de pampa's en staken zelfs het Andes- mui in nun iiimitiiiiiiiiii gebergte over. Iedere Indiaan werd begraven op de plaats, waar hij stierf, maar als de tijden er gunstig voor waren, werden zijn verbleekte overblijfselen opgegraven en aan die majestu euze kust opnieuw aan den schoot der aarde toevertrouwd, zoo rustte hij dan bij zijn voor vaderen, op den ouden, vertrouwden grond, waar zijn stamgenooten ieder jaar terug keerden." De heer Albert Savani bleef zooals nu al eenige weken gebeurde bijna den gansehen avond aan het woord, zijn hoorders in verruk king brengend door zijn reis verhalen. Hoe vaak raadden wfj hem niet aan zijn reis herinneringen te publiceeren! Maar met de bescheidenheid, die hem was, weigerde hij dit. Als hij echter 's avonds thuis kwam, wachtte hem nog een zware studie, die ook steeds het grootste gedeelte van den volgenden dag vulde. De leden van de stamtafel bleven er onwetend van, maar Savani's vrouw klaagde steen en been over de verkwisting van haar man. „Denk toch eraan, dat we niet zoo'n groot inkomen hebben," placht zij te zeggen, „nu koop je alweer zulke dure boeken." De heer Savanni legde haar het zwijgen op. „Al die reisbeschrijvingen heb ik hard noodig. Daar kan ik niet buiten. Probeer jij het eens, die menschen wat wijs te maken over vreemde landen, als je er geen boeken over hebt ge lezen!" eigen TOKIO, 31 Juli. (Reuter). Een jonge Japan ner, Umekichi Hatowara, heeft een apparaat uitgevonden, waardoor naar zijn zeggen, het lawaai van vliegmachines met 9/10 zal worden verminderd. Hij heeft getracht het geronk der motoren te dempen door zoowel de motor als de pro. peller in een cylinder te sluiten, waardoor het geluid in de cabine aanzienlijk wordt vermin - derd. Binnenkort zal hij zijn uitvinding voo" de luchtvaart-autoriteiten demonstreeren. Maar toen hij wat al te haastig sprong, vergat hij dat hij een slang en niet een springtouw in de hand had. En een keer sprong hij verkeerd en hij trapte met zijn voet op de slang. De andere slang beviel dat niet en hü trachtte in Freddy's neus te büten. „Springen met slangen is gevaar lek," verklaarde de zeeman, „ik denk, dat we voortaan weer een touw zul len gebruiken." (Morgenavond vervolg) (Ingezonden Mededeeling) Uit Rome wordt een aardige geschiedenis over Mussolini verteld. In dit bericht wordt melding gemaakt van de draden, die vanuit de wereldhistorische plaats van het Palazzo Chief Mussolini's verblijfplaats en arbeidscentrum, naar een armoedige bovenwoning in het oude Boedapest gespannen zijn, het bewüst dat zoo een kleine schooljongen met een machtigen dictator in connectie kan komen. De 15-jarige gymnasiast Arpad Horwad uit Boedapest koesterde al jaren slechts één droom: Italië. Alles wat betrekking had op het land zijner droomen, nam hü in zich op. Op 15-ja- rigen leeftijd sprak hü tenslotte reeds een Ita- Jiaansch, waar menig volwassene en „Italië-ken- ner" jaloersch op zou zijn. En de jongen had slechts door zelfonderricht en omgang met een bode der Italiaansche ambassade geleerd. De droom van Italië scheen onvervulbaar. Arpad's ouders waren er veel te arm voor, en de toekomst?Met de heerlüke naïveteit van zq'n jaren schreef Arpad in zün keurigst Ita liaansch een brief aan den Duce, spaarde een week lang voor het porto en verzond toen wer- kelük het schrijven. Arpad Horvath kreeg n.l. dezer dagen het antwoord, dat hij zich nog eens naar de Ita' liaansche ambassade begeven moest. Daar werd hem medegedeeld dat de Duce hem zeer bedankte voor den brief en hem tegelükertijd een vrükaartje voor alle Italiaansche spoor wegen toezond. Bovendien kreeg de verbaasde jongen een hjst van de Italiaansche steden, waar hü twee maanden lang bü de fascistische jeugdorgani saties vrü logies en verzorging zal krijgen. Een kleine jongen heeft een droom gedroomd en een groote man van het wereldtooneel bce den tüd genomen hem in vervulling te doe gaan. De Sovjet-regeering heeft een verordening uitgevaardigd, waarin is bepaald dat de hoo- gere ambtenaren dienen te zorgen, dat ze be- hoorlük gekleed zijn en vooral dat ze een schoonen boord dragen. Juist uit een derge- lüken maatregel blükt. hoe de dingen zich in Sovjet-Rusland ontwikkelen. Enkele jaren ge leden werd het als een verraad jegens het bol- schewistisch ideaal beschouwd, als men zich op straat of bij officieele gelegenheden in burger lijke Europeesche kleeding durfde vertoonen Het is algemeen bekend, dat Stalin zelf er een geweldige voorstander van is, om geen boord te dragen en bü feestelijke gelegenheden draagt hij dan zelf ook nooit een boord. Maar het blükt wel, dat hü zich op den duur niet zal kunnen blüven verzetten tegen die strooming in de communistische partij die „een boord wil dragen". In ieder geval wordt in dezen nieuwen regeeringsmaatregel reeds gezegd, dat een boord niet meer als een voorrecht van de oude bourgeois moet worden beschouwd. De hoogere ambtenaren zün thans verplicht (zij behoeven echter daarin nog geen bevoor rechting te zien) om als ze in dienst zijn een boord te dragen: daardoor zal het plichtsge voel en het bewustzijn groeien, dat zij een voorbeeld moeten zün voor de kameraden. In de Russische pers wordt deze nieuwe maatregel sterk afgekeurd, want hü is bui tengewoon geschikt om een onderscheid in het leven te roepen tusschen leiding en volk, die tot nog toe niet bestond, althans voor de bui tenwereld niet viel waar te nemen. Men kan beter zoo sehrüven de Sovjet bladen de hoogere amfctmaien een of ander onderscheidingsteeken geven, b.v. een ster op him kraag, maar men moet hen niet verplich ten om een boord te dragen. In Leningrad hebben de hoogere ambtenaren van een groot bedrijf eenparig besloten, de uitgevaardigde order niet op te volgen. Zij heb ben besloten om een deputatie naar Stalin te zenden ten einde een uiteenzetting te geven van den verderfelüken invloed van het besluit om het dragen van een boord verplichtend te stellen. Naar het voorbeeld van Amerika, hebben de Finsche spoorwegen thans tremen ingevoerd, welke als danszaal zün ingericht. Aan alle trei nen die naar de badplaats gaan, zijn eenige dézer wagons gekoppeld. - j g» y oil verlies van een bil een "breuk van ^^3 verlies van 'n Alle abonne's halten* vJrzeke^d voor een der volgende uitkeeringen f3000. - verliesevaif beidearmen^beide'beenen'of beideoogen f750.m doodeüjken afloop f250een voet of een oog f 125. duim o ij g been of arm Met onverholen eerbied staarae Dores den zoon van zulk een vader aan. En deze jonge man zou volontair worden in een apotheek en grossierszaak in drogerüen en chemicaliën, om drop af te wegen en salie te veraoopen? Om balen te merken en facturen te schrijven? De zoon van een kapelmeester, een kapelmeester aan de opera? Heinrich begreep, waarom de man zoo'n ver wonderd gezicht zette. II zou willen, dat ik ook een dergehjk beroep gekozen had, zei hij lachend. Oh ja dat was ik eerst ook van Plan,maar als u weet, hoeveel musici hon ger lijden, musici, die toch wel degelijk kunste naars van groote begaafdheid zün, dan begrijpt h ook, waarom mijn vader niet wilde, dat ik de muziek als beroep koos. Misschien weet u, dat ik ®en wees ben. Dores knikte heftig met zün groot hoofd. Wat aardig van dezen jongeman, om met hem te Praten, alsof hü zyn gelüke was! Nog steeds hield Dores de viool in de hand, zette het in strument aan zijn kin en liet met een soort mu- zikalen wellust den strijkstok over de snaren bibberen. Alleduivels, stil voor den.... zeg ik! Deze gekuischte woorden werden vergezeld door een dreunenden bons op de deur. Heinrich was opgesprongen en keek den huis knecht met verschrikte oogen aan; maar deze legde doodbedaard de viool weer in de kist. Dat is die drommelsche halve gek van een provisor, zei hij; daar moet u zich maar niet aan storen. De vent maakt zoo'n lawaai, om zich zelf een beetje kerel te voelen. Hij sloot het deksel. Ziezoo, we zijn klaar. U zult ook wel slaap hebben, en zooals u weet staan we morgen om zeven uur op. Goeden nacht! Ik weet niet, of u al eens eerder op wormkruidzakken hebt ge slapen. De baas zegt, dat het goed is voor de spijsvertering. Het is mij best, als ik maar wat te verteren heb. Tot genoegen, mijnheer Pfalz- dorf. Hij vertrok. Bü de deur keerde hij zich ech ter nog eens om, en kwam met de hand in zün borstzak aarzelend weer op Pfalzdorf toe en zei bedeesd:Misschien staat u me toe, dat ik me aan u voorstel, mijnheer Pfalzdorf? Hij zette een komisch-verlegen gezicht, toen hij een groote leeren portefeuille te voorschijn haalde, en Heinrich een visitekaartje, verguld op snee en met ronde hoekjes, overhandigde. Theodor Winter. Musicus. las Heinrich. Wat, bent u. Ja ja, dat had u zeker niet gedacht, wel? antwoordde Dores met kinderlük plezier. Ik heb hier een heel aardige betrekking. Maar een mensch heeft wel eens behoefte aan iets hoo- gers. Ik speel klarinet, münheer Pfalzdorf. Zoo, zoo! Nu, ja, het is nog maar zoo'n beetje bla zen: een meester in de kunst ben ik nog lang niet, maar ik heb toch al 'n keer of zes bü het dansen gespeeld als er in de buurt kermis was. Wü zün met z'n drieën, twee violen en een kla rinet. Füne kerels, die twee anderen! Als het u niet te min is, zal ik ze u eens voorstellen. We komen geregeld in de „Drie Jagers," een uit stekende gelegenheid, vlak bü de Rü'nbrug. Sn 's Zondags büna altijd, als er niets anders te doen is. Maar neemt u me niet kwalijk, nu moet ik weg; goeden nacht! En Theodor Winter, musicus, sloop zacht naar buiten, om zich niet door onnoodig lawaai den toorn van zijn provisor op den hals te halen. Hij klom naar boven, naar zijn slaapvertrek. In zijn goed, onbedorven huisknechtenhart stond onuitwischbaar met gouden letteren gegrift: Heinrich Pfalzdorf. Toen hij boven was gekomen, stak hij licht aan. Hü zag den kleinen Hannes, die op zün buik den slaap des rechtvaardigen sliep en met 'n argeloos gemoed snurkte, alsof hij nimmer in zün leven een klarinet met watten had dicht- gestopt. Intusschen was ook Heinrich naar bed ge gaan. Langen tüd nog lag hü met open oogen te denken. Vandaag had hü zooveel beleefd als te voren wellicht niet in jaren. Hü dacht aan de lange reis, het prachtige Maartsche weer, met een vage belofte van lente, de steden, rivieren, bergen en strocmen, welke hij gezien had uit den trein, en tenslotte de groote Rünstad, waar in hü nu was aangekomen. Vervolgens dacht hü aan de menschen, waarmee hü kennis had ge maakt, vooral aan Konrad Barenfeld. En toen hij aan de krachtige, mannelijke gestalte, de heldere, ernstige oogen en de klare, warme stem dacht, voelde hü, dat hü nu reeds aan de zen man gehecht was, de eerste die hem als een volwassen mensen en züns gelüke behandeld had, en hü nam zich heilig voor, zün nieuwen vriend steeds in hooge eere te houden. Hü dacht ook aan Dores. Wat een allemachtig aar dige kerel, die klarinetblazende huisknecht van de „Witte Zwaan," tevens lid van een muzikaal trio. Ja, ook Dores zou een vriend van hem worden, dat voelde hü- Zoolang die goede ziel in huis was, zou hü zich niet verlaten gevoelen. Toen liet hü den apotheker, den provisor en Hannes, den loopjongen, de revue passeeren. Dit drietal was hem nu juist niet sympathiek. Maar ten slotte was hij toch blü dat hü hier was. Het eerst had hü in een provinciestadje ge woond, waarheen hü verhuisd was na den dood van zijn ouders. Zün voogd had beslist, dat hü maar moest zien, een betrekking te krijgen, daar het kapitaaltje, dat hü van zün ouders geërfd had, niet voldoende was, om te studee- ren. En zijn voogd kende de zaak van apotheker Friedrich en had er erg op aangedrongen, dat hü de betrekking aannam. Neen hij was blü, dat hü z«n vroegere woonplaats had kunnen verlaten, ook al om zün voogd, 'n ouden, knor- rigen man, voor wien hij niets voelde en die niet eens familie van hem was. Hij was een school kameraad van zün vader geweest. Wat had münheer Barenfeld ook al weer gezegd, toen ze voor de deur van de „Witte Zwaan" stonden? „Hoofd maar altijd omhoog." Ja, dat zou hü altijd doen, zelfs méér dan dat. Hü si00*" oogen, en als een visioen ver scheen hem de witte gestalte van het meisje voor het venster. Plotseling herinnerde hü zich, hoe de toon, waarop Barenfeld sprak, veranderd was, toen hij den naam van juffrouw Friedrich noemde. „Als u eens wat op uw hart hebt, komt u maar bij mij, had hü gezegd, of bü juffrouw Friedrich. Die zal u wel helpen." Zouden die twee van elkaar houden? schien wel een stille liefdesgeschiedenis? Toen begon de slaap zich te doen gelden. In de kamer er naast was nog licht op. Konrad Barenfeld stond voor het raam. HU keek naar de binnenplaats, die doodstil lag in het zilveren licht van de maan, naar de bijgebouwen, waar de voorraden van de grossierszaak opgeslagen waren. Binnenkort zou dat zün eigendom zijn. Zijn blik dwaalde verder naar de grijze muren van het heerenhuis, naar den linkervleugel. Neen, dat was niet van hem. Toch was het als of hü zün oogen niet van de vage, sombere om trekken van het massieve gebouw kon afwen den. IV. Goedenmorgen, münheer Pfalzdorf. Heinrich deed zijn oogen open, en keek in het goedmoedige, ongeschoren gezicht van Dores. Dc man kwam hem bekend voor. Waar hacj hü hem eerder gezien? Was het een examinator, die hem het staatsexamen had aigenomen, en van wien hü juist gedroomd had? wel mynheer Pfalzdorf, uitgeslapen? Nu werd Heinrich eerst goed wakker. Drom mels ja, dat was Theodor Winter, musicus. Hij ging rechtop in bed zitten. Is het tüd om op te staan, vroeg hü sla perig. Kwart voor zeven, münheer Pfalzdorf. Jette is al bezig koffie te zetten. Jette? Wie is Jette? Jetteja, ziet uJette is een knappe meid, de keukenmeid van „De Witte Zwaan." Heinrich was met één sprong uit het bed en schoot zün kleeren aan. Zijn de andere heeren al op? vroeg hü snel. U wek ik voortaan altüd het eerst, dan de roode salamander Wie? Mijnheer de provisor Rose, bedoel ik. Dat de provisor er bü den baas niet over kan op scheppen, dat hü eerder beneden was dan de jonge man. Is hij zoo? proestte Heinrich die zijn ge zicht in het waschwater gedompeld had. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 7