Het geld en de politiek Elburgs zevende eeuwfeest Onze tuinders in broodnood Verduistering van f41.000 Duitschland vóór 1914 EEN BIJZONDER CACHET ONTOEREIKENDE STEUN WOENSDAG 9 AUGUSTUS Prinses Juliana op een bazar De feesten begonnen Toenemende verarming Groote nonchalance meisje doodgereden L ELBVRG 700 JAAR STAD wmmmm Behartiging van sociaal werk De St. Jacobi-kerk te Elburgdat thans op feestelijke wijze zijn zevenhonderdjarig bestaan als stad herdenkt Oude gebouwen en gebruiken ma ken het „doode" stadje onge meen aantrekkelijk De tuinbouw export is de laatste jaren tot meer dan de helft gedaald Schuiten vol tuinbouwproducten worden naar de veilingen vervoerd, waar dan maar al te dikwijls blijkt, dat het koste-i lijke product onverkoopbaar is Kassier van Boerenleenbank staat terecht voor Meervoudige Kamer te Utrecht BIJ BEAURAING BEZWEKEN Plotseling onwel geworden GROOTE HEIDEBRAND De bosschen bleven gespaard De chauffeur spoorloos RIB DOOR DE LONGEN En daarna verdronken Eigenlijk is het een verschijnsel van den nieuwten tijd, dat men de omzetting van geld in macht en van politieke macht in geld tracht te verbergen en te verdoezelen. In den ouden feodalen Staat geneerde men er zich minder voor. Grondbezit en de beschikking over de menschen, die op dien grond wonen, vorm den den grondslag voor de macht. Eerst dan treedt hier een verandering in, Wanneer met de uitwerking van kapitalistische economische normen het roerend bezit, handel en nijverheid, meer beteekenis krijgen en hun Politieke eischen gaan stellen. Het oude, met privilegiën verbonden grondbezit moet conces sies doen en moet de nieuwe „burgerlijke" geld machten als politieke factoren erkennen. De oude standen-vergaderingen der grondbezitters worden vervangen of aangevuld door parlemen ten, waarin inkomen en vermogen maatstaf worden voor politieken invloed. Zoo bijv. al zeer duidelijk in Pruisen. Na de burgerlijke revolutie van 1843 wordt voor het Huis van Afgevaardigden een onverhuld plu tocratisch kiesrecht ingevoerd, dat eerst in 1918 verdwijnt. De onbemiddelden zijn van het kies recht vrijwel uitgesloten, de rest der bevolking wordt, naar verhouding van de belastingbeta ling, in drie kiassen ingedeeld. Zoo brengen in ieder kiesdistrict een paar rijke inwoners samen eén derde der stemmen uit, evenveel als de hon derden kiezers van de 2e klasse en de vele dui zenden van de 3e klasse. Dat was duidelijk en ondubbelzinnig: het geld gaf de politieke macht. Erger nog was 't in de gemeenten. Zoo be stond bijv. in de stad Elbing de geheele eerste klasse uit één enkelen man, Carl H. Ziese, die, omdat hij aangeslagen was voor een inkomen van 5 millioen mark per jaar, 20 van de 60 ge meenteraadsleden koos! Maar naast deze nieuwe geldmacht w'ist ook de oude feodale grondadel zijn politieken in vloed te bewaren. Deze dragers van een reeds voorbijgegaan economisch tijdperk blijven de politieke heeren in een tijd, wanneer nijverheid en geldbezit reeds lang het grootgrondbezit in economische beteekenis overtroffen hadden. Wel trachten de nieuwe geldmannen zich met hun rijkdom macht te koopen, maar nieuwe poli tieke vormen, waardoor zij de adels-regeering zouden kunnen verdringen, konden zij niet scheppen. De adel neemt wel een deel van de kapitalistenklasse in zijn rijen op, maar houdt 26 toch op een afstand. De in den adelstand- verheffing van enkele kapitalisten versterkte bet aanzien van den voor 't meerendeel geleide- tijk verarmden adel. Erederik de Groote had wel verklaard, dat alleen de sabel adelen kan, maar hij zag er toch geen bezwaar in, zijn Franschen bankier de Rougenot den pruisischen adeldom te ver- leenen. In de 19e eeuw zijn reeds talrijk de rijke bankiers en kooplui, die geadeld worden. Gerson Bleichröder, de bankier van Bismarck, kreeg het adelende „von" voor zijn naam. Ook groote fabrikanten genoten dezelfde hooge eer. Voorai Wilhelm II was kwistig met de adelverleening aan bankiers en fabrikanten. In Pruisen was van adel-zijn niet alleen chi que, maar ook voordeelig. Bij benoeming van ambtenaren was niet de eerste vraag, hoe be kwaam, maar wfel of men van adel was. Alle hooge ambten worden uitsluitend door adellij ken vervuld. In de Eerste Kamer, het Herren- haus, zat alleen de adel. Alle functies aan het Hof waren voor den adel, zoo ook de hoogste plaatsen in het leger. In den Raad van State waren twee-derden der zetels den adel voor behouden. In 1904 waren van de 11 ministers er 9 van adel, evenzoo 9 van de 12 „Oberpra- sidenten," en in 1909 zelfs 11 van de 12. De opkomende geldadel kiest bij voorkeur die functies, welke groote uitgaven vereischen, Vooral de diplomatie, welke vrijwel uitsluitend door adellijken wordt uitgevoerd. In 1904 bijv. Waren alle ambassadeurs, gezanten en gezant- schaps-attaché's van het Duitsche Rijk van adel, met uitzondering alleen van de vertegen woordigers in Peru, Siam en Venezuela. De ver armde adel werd hier echter geleidelijk door den nieuwen geldadel vervangen. Niemand wordt in een diplomatieke functie benoemd, die niet minstens 24.000 mark eigen inkomen heeft. De Kroon spoort den jongen geldadel aan, zich grootgrondbezit te verwerven. Zoo ontston den de groote Oostelbische fideicommissen meerendeels in de 2e helft der 19e eeuw. Alleen in de jaren 19001913 kwamen er in Pruisen nog 223 fideicommissen bij. In den regel ont ving de „stichter" dan een hoogeren adelstitel als belooning. De grootindustrieel Thiele- Winckler verkocht zijn mijnen, en stichtte met dit geld vier uitgebreide majoraten: een voor zichzelf, en drie voor zijn schoonzoons. Deze brave burger bracht het dan ook tot Graaf. Maar ook bij een deel van den ouden adel Was nog uitgestrekt grondbezit. De familie Arnim bezat omtrent 1900 niet minder dan 93 landgoederen en 76.000 Hectaren. Dan volgden de families Brühl, Bredow, Solms, Waldow en Eckardtstein, ieder met ongeveer 20.000 Hecta ren. 't Is niet veel, als men 't vergelijkt met het bezit der Oostelbische Jonkers, zooals Vorst Pless, met 51.000 Hectaren (waarde 30 millioen M.), Vorst zu Hohenlohe met 43.000 H.A., de Hertog von Ratibor met 33.000 H.A., enz. In politiek opzicht zijn echter belangrijker de honderden adellijke grondbezitters, die 1 a 2 duizend H.A. bezitten, en de eigenlijke rugge graat van het conservatieve Staatssysteem vorm den, en uit wie het feodale officierencorps en de hooge ambtenaren gerecruteerd werden. Hoe deze politieke invloed ten eigen bate aangewend is, toont aan het in de meeste Duit sche Staten voor den oorlog bestaande belas tingsysteem, waardoor de adel slechts zeer mi nimaal bijdroeg in de algemeene lasten. De oude verplichtingen bijv. om een regiment uit te rusten waren sinds lang in onbruik geraakt, maar de oude voorrechten en privilegiën waren gebleven. Zoo is de Silezische mijnvennootschap Georg von Giesches Erben, een industrie-con cern, dat 38.000 arbeiders in dienst heeft, en waarvan de waarde in 1914 voor een kwart- milliard M. aangegeven werd, van 1690 tot 1914 krachtens een keizerlijk privilege vrij van alle Rijks- en Lands-belastingen geweest. De Grondwet, het kiesrecht en de druk op de kiezers (het kiesrecht was tot 1918 voor den Landraad niet geheim!) waren voldoende, om het feodaal-plutocratisch systeem in stand te houden, waarbij een belangrijk middel was het verleenen van titels en ridderorden. Ook daar zit een financieele kant aan. Niet zoozeer, omdat er bij de verleening van een onderscheiding zegelbelasting moet betaald worden. Zoo moet bij de verleening van de her togelijke waardigheid 10.000 M. betaald worden, voor een vorstentitel 6000 M., voor een gra ventitel 3600 M„ terwijl een Preiherr er al met 2400 M. afkomt en het enkele „von" maar 1200 M. kost, w'aarbij dan nog eenige andere heffingen komen, zoodat er in totaal toch nog 4800 M. voor gedokt moet worden. Bij de be noeming tot Geheimen Handelsraad moet men 5000 M. betalen, Handelsraad 3000 M. Alles bij elkaar kan men dit niet zoo veel noemen. Maarer zijn andere eischen. Om tot Han delsraad benoemd te kunnen worden, moet men minstens 60.000 M. voor een den Staat aange naam doel besteed hebben. Erger was, dat er vóór den oorlog te Berlijn een 40 a 50 Heeren enDames waren, die er ook nog wat aan trachtten te verdienen. Ze hadden eenigen invloed, en wie ze een flink be drag in de handen stopte, had wel een goede kans een orde of titel te krijgen. Dit kwam vooral uit bij het indertijd zeer veel gerucht makende Mirbach-schandaal. De vrome Keizerin Augusta Victoria bevor derde zeer den bouw van protestantsche ker ken. Daarvoor werd door vrijwillige schenkingen een slordige 30 millioen M. bijeengebracht. Vooral haar Opperhofmeester Freiherr von Mirbach deed zijn best en bracht in 15 jaar on geveer 12 millioen M. bijeen. Den gevers beloof de hij een orde of titel. Zoo ontvingen enkele vrijgevige Joden den titel van Handelsraad. In 1904 failleerde de Pommersche Hypotheekbank, waar Mirbach mee in rekening-courant stond. Behalve zijn particuliere rekening had hij ook nog een „Konto K", waarop men gelden voor den kerkenbouw kon storten. Het bleek, dat de Directeuren zwendelaars waren, en er kwam een strafzaak van. Zoo kw'am de handel in orden en titels aan het licht. Maar Mirbach behield zijn hoogen post. Kwamen de geldmannen in den adel, de adel bemerkte ook, dat men in „zaken" meer ver dienen kan dan met enkel grondbezit. Meer en meer werd het gebruik als commissarissen van industrieele ondernemingen en bankzaken adel lijke heeren te benoemen, waarbij ze, alleen om de bereidheid hun klinkende namen te leenen, vaak vóóraf reeds groote sommen ontvingen. Vooral zocht men daarbij personen uit, die over politieken invloed beschikten. Zoo vond men onder hen zelfs vele leden van den Rijksdag, den Landdag en van het Heerenhuis, ja zelfs actief dienende ministers. Het ergerlijke hierin was vooral, dat deze nauwe connecties gebruikt werden, om staats- leveranties te krijgen, waarnaast het andere euvel ook voorkwam, dat hooge ambtenaren uit den Staatsdienst traden, om in dienst van pri vate ondernemingen te treden. Tot welke mis bruiken dit alles aanleiding kon geven, valt licht te begrijpen. Eén voorbeeld slechts. In 1906 bracht het jongste lid van den Rijksdag, Matthias Erzberger na den oorlog jammerlijk vermoord bij de behandeling van de koloniale begrooting zulk een zaak ter sprake. Hij had ontdekt, dat de firma Tippelskirch Co. sinds 1895 het mono polie had gehad van alle leveringen voor de koloniale troepen, tegen veel te hooge prijzen. Het kwam uit, dat officieren en hooge koloniale ambtenaren van deze firma steekpenningen hadden ontvangen, en de vrouw van een der ministers 40 pCt. van de aandeelen dezer firma bezat. Het contract werd verbroken, de firma liquideerde, de heer Tippelskirch kocht zich een prachtig slot aan de Bodensee, de minister, zoo juist genoemd, trad af en.kreeg het Groot- 'kruis van de Roode Adelaarsorde! Wat dacht men daar in 't Parlement wel, dat men zóó tegen ministers kon optreden! Tusschen haakjes: wie thans zoo tegen „het geklets in de Kamer" schetteren, mogen wel eens bedenken, wat er in een dictatorialen Staat gebeuren kan, wanneer de controle van de volksvertegenwoordiging is uitgeschakeld en de pers gemuilband! Tenslotte moeten wij nog op een ander euvel wijzen. Wij herinnerden reeds aan het histori sche feit, dat Johan de Witt, die als Raadpen sionaris het recht had de brieven, aan de Sta ten gericht, te openen dus ook de rapporten der gezanten deze stukken wel eens een paar dagen onder zich hield, en dan op de beurs bepaalde effecten kocht of verkocht. Hieraan, denkt men onwillekeurig, als men zich het geval BismarckBleichröder herinnert. Tegen Bismarck werd van conservatieve en antisemietische zijde, na 1870, de beschuldiging uitgesproken, dat hij, met behulp van den ban kier Bleichröder op de beurs speculeerde en daarbij veel geld had verdiend. De Kreuzzeitung publiceerde daarover een artikel, getiteld „Die Aera Bleichröder". Geheel is deze zaak nooit opgehelderd. Waar is, dat Bismarck met Bleichröder in verbinding stond. Deze beheerde zijn vermogen, dat aan vankelijk klein, later zeer groot was. „Der Bleiche", zooals Bismarck hem noemde, had te allen tijde bij hem toegang, en ontving van hem wel politieke en andere mededeelingen, die hij aan de hem nastaande Rothschild-groep in Londen en Parijs overbracht, maar Bismarck vermeed het steeds met Bleichröder over zijn financieele privaat-aangelegenheden te praten. Hij was ook van meening, „ein Minister des Auswartigen dürfe keine auswartigen Papiere besitzen". Ongetwijfeld een goede stelregel! H. K. H. Prinses Juliana stelt veel belang in de vereeniging „Uddel's Belang" te Uddel (ge meente Apeldoorn), welke de behartiging van maatschappelijk werk ten doel heeft. Deze ver eeniging heeft aanvulling harer financiën noo- dig en heeft daartoe een bazar belegd. Over het comité daarvoor aanvaardde H. K. H. het eere-voorzitterschap. Zij toonde voorts haar be langstelling door het schenken van schilderij tjes, snuisterijen, speelgoed, enz. voor den ver koop, van welke zij vele gekocht had tijdens haar jongste bezoek aan Londen. H. M. de Ko ningin schonk kleedingstukken, voornamelijk ondergoederen, voorts bloemen, planten en fruit. Dinsdagmiddag heeft H. K. H. Prinses Juli ana den bazar, die duurt tot en met Donder dag a.s., officieel geopend. De burgemeester van Apeldoorn, Mr. W. Roosmalen Nepveu, was hierbij ook tegenwoordig, voorts de opperhout vester van H. M. de Koningin Jhr. A. J. B. van Suchtelen van de Haare en meerdere autori teiten uit de omgeving. De Prinses dronk er thee, trachtte den naam van een pop te raden, evenzoo het gewicht van een krentenbrood en toonde voor meerdere at tracties haar belangstelling. Zij verbleef den geheelen middag op den bazar. Eenige stukken speelgoed van de Prinses werden bij opbod verkocht. Een teekendoos ging weg voor 10.—. H. K. H. kreeg van het bazar-comité, als dank voor haar bemoeiingen, een paar door Mevrouw E. Burchhardt—Schildmeyer, te Ud del, geborduurde muiltjes ten geschenke en had een bloemenhulde in ontvangst te nemen. De bazar is ondergebracht in een gebouwtje, dat vroeger als kampeertent voor de Prinses diende. De Prinses woonde trouw de vergaderingen voor de voorbereidingen bij. Zij heeft toegezegd ook heden en Donderdag den bazar te zullen bezoeken. De bazar mocht zich den eersten dag in honderden bezoekers verheugen. In komende dagen zal Elburg herdenken zeven eeuwen als stad te bestaan. Op 13 Juli 1233 schonk Graaf Otto II van Gelre aan El burg de stedelijke rechten. In 1365 werd El burg in de hanze opgenomen. Elburg is thans een bescheiden stedeke, ook van omvang; in 25 minuten kan men er om heen loopen. De bevolking is vreedzaam van aard en vlijtig en neemt genoegen met een eenvoudig stuk brood. Voor den oudheid-vorscher is Elburg om te likkebaarden, al zal hij toch herhaaldelijk zijn ergernis moeten bedwingen, wanneer hij zien hoe met ruwe hand veel van het antieke is afgehouwen om er prullige versierselen voor in de plaats te stellen. De aanleg der stad is nog als in 1398. Vele gebouwtjes, poorten, muren enz. zijn uit voor- ongemeen aantrekkelijk. Ook oude gebruiken leven er voort. De bejaarde omroeper is daar een bewijs van. Te betreuren is het dat het jongere volk de kleederdrachten meer en meer afschaft. Elburg heeft voorspoedige tijden gekend en ook tal van rampspoedige. Thans wordt het aangemerkt als een doode stad, hoewel de be volking alle moeite doet deze kwalificatie kwijt te raken. Zoo verzekerde ons Dr. H. J. Olt- huis (Rotterdam) in een persconferentie, die Dinsdag met het oog op de viering van het 700-jarig bestaan te Elburg was belegd. Vroe ger zat er in Elburg veel geld. Nu is dit be duidend geslonken, al is de bevolking er geens zins tot armoede vervallen, de drooglegging der Zuiderzee ten spijt. jhr. R. Feith is sinds 1923 burgemeester de zer gemeente. De familie Feith is nauw aan Elburg verbonden. Reeds in 1390 was er daar van haar sprake. De feesten ter viering van het 700-jarig be staan zijn uitgeschreven door de Oranje-ver- eeniging daar ter plaatse. De bevolking ver leent er alle medewerking toe, getuige de over vloedige versiering met dennengroen, vlaggen en lampions langs de straten en aan de hui zen, terwijl ook de winkels in feestdos zijn ge stoken. Heden is het feest begonnen met de opening van een winkelweek en het houden van een reclame-optocht. Donderdagmorgen zal de burgemeester van de treden van het gemeentehuis, een histori sche plaats van den eersten rang, de feestvie renden toespreken, waarna Dr. Olthuis in de Nederd. Hervormde Kerk een herdenkingsrede zal uitspreken. Dr. Olthuis stelde ook een zeer lezenswaardig gedenkboek, verlucht met tal van interessante prenten, samen. Voor het overige zullen tal van feestelijkhe den elkaar afwisselen. 's Middags zal een historische en folkloristi sche optocht gehouden worden, waarbij de klee ding en vervoermiddelen der betreffende zeven eeuwen zeer nabij de werkelijkheid zullen zijn. Vele goede burgers hebben uit sterk bekam- ferde kisten de kleederen hunner voorouders te voorschijn gehaald om op dit feest ten toon te stellen. Dien avond zal op den Oostwal een open luchtspel worden geboden, samengesteld door Dr. Olthuis, en handelende over het huwelijk van Reinald de Vos van Steenwijk en Aleid van Putten in 1398. Op Vrijdag zal een muziekfeest gehouden worden, en dien avond een tweede opvoering van het openluchtspel gegeven worden. Een vuurwerk zal het feest dien dag besluiten. Op Zaterdag zullen turndemonstraties plaats vinden en concerten worden gegeven. Zeer bezienswaardig is ook de inrichting van oud-Elburg, waar oud en jong zich tevens naar hartelust zullen kunnen vermaken. Een groote belangstelling voor deze feesten met hun bijzonder cachet wordt verwacht. ii Er zijn den laatsten tijd over den nood der tuinders veel berichten, zelfs tendentieuze berichten in diverse bladen verschenen. Er werd in gesproken over conflicten en over storm, die op til zou zijn. Wij kennen onze Noord-Hollandsche boeren t e goed, dan dat wij van hen zouden veronderstellen, dat zij tot der gelijke dwaze daden zouden overgaan. De Noord-Hollandsche boer is en blijft altijd nuch ter en praktisch. Dat neemt echter niet weg, dat de toestand ernstig is en dat er wat gebeuren moet, spoedig om te voorkomen, dat nóg meer gezinnen tot den bedelstaf gebracht worden, om te voorkomen, dat nóg meer gemeenten nood lijdend worden en het zonder extra hulp van de Regeering niet kunnen redden. De tuinbouw export is de laatste jaren tot meer dan de helft gedaald en het ziet er naar uit, dat er geen verbetering in komt; voor de tuinbouwproducten zal Indië nooit een afzet gebied van eenige beteekenis -kunnen worden. De veilingomzetten dalen eveneens schrik barend; in de jaren 1929, 1930 en 1931 bedroe gen de omzetten aan de gezamenlijke Noord- Holl. veilingen 22.074.606.45, 15.527.580.35 en 12.922.571.60. Over het tijdvak van 1 Januari tot 1 Augustus bedroeg in 1931 de gezamenlijke omzet ƒ8.591.960.22; in 1932 ƒ5.548.589.06; het eerste halfjaar in 1932 beliep de gezamen lijke omzet 3.595.051.65; dit jaar slechts ƒ3.014.053.64, dus weer een vermindering van ƒ581.000 of ruim 16 pet. over het eerste half jaar, vergeleken met vorig jaar. Deze cijfers zijn sprekend voor de toenemen de verarming van onze tuinbouwstreken. De Tuinbouwsteunwet brengt niet, wat er van verwacht mocht worden. De Regeering ga randeert den tuinder een minimum-prijs voor zijn product en reserveerde voor dit doel in 1932 vijf millioen gulden; dit bedrag was zóó ontoereikend, dat slechts 40 pet. van de meest noodlijdende producten kon worden gesteund. Voor 1933 is eveneens vijf millioen gereserveerd; het is duidelijk: weer veel te weinig. Terwijl er in de Tuinbouwsteunwet als 'tware veel be loofd wordt, komt er van dit veel-beloven slechts weinig-geven, want de limiet van vijf millioen past niet in het kader van de Tuin bouwsteunwet, waax geen bedrag wordt ge noemd. Zelfs het dubbele van het gevoteerde zal nog ontoereikend zijn. Nu heeft Minister Verschuur, blijkens de me- dedeeling van Rector Kok, adviseur van den L. T. B. in het bisdom Haarlem, te Heiloo tij dens de boete-processie der Noord-Hollandsche tuinders gedaan, wel verhooging van dit bedrag van vijf millioen toegezegd, doch in hoeverre dit zal geschieden is nog een vraag. Van offi- cieele zijde, het bestuur der Provinciale Com missie uit de Veilingen in Noord-Holland, kon men ons dit bericht nog niet eens beves tigen. Wel is het bekend, dat de invoer-accijns op den import van buitenlandsch fruit gehe ven ingevolge de Machtigingswet, geschat op ongeveer drie millioen, voor den tuinbouw zou worden beschikbaar gesteld, doch ingewijden weten, dat dan nog niet de helft van het be- noodigde bedrag, wil de Tuinbouwsteenwet geheel tot haar recht komen bereikt wordt. En dan nog, als de tuinder den garantie prijs voor zijn artikel ontvangt, dan heeft hij nog in veel gevallen den kostprijs niet. Een toe slag is hard noodig; op verzoek van den Pro vincialen Veilingbond in Noord-Holland wordt voor twee producten deze toeslag gegeven; n.l. voor aardappelen 70 cent per 100 K.G., vooral voor De Streek van belang en voor de Deensche witte kool, 50 cent per 100 K.G., vooral voor den Langendijk. In verband hiermee kunnen wij nog mede- deelen, dat dezelfde provinciale organisatie zich tot de betrokken ministers zal wenden met het verzoek, geen beslag te doen leggen op de vei- linggelden, wegens achterstallige belasting of invaliditeitsrente, waardoor als 'tware met de xy. A 'WW? eene hand genomen wordt, wat met de andere hand wordt gegeven. De grootste grief van den tuinder is, dat hij te lang moet wachten op de uitkeering van de garantieprijzen; hetgeen slechts een gevolg is van het feit, dat het bedrag van vijf millioen ten eenemale ontoereikend is. Dat de Regeering aan den eenen kant in de Tuinbouwsteunwet veel belooft en aan den an deren kant met de vijf millioen te weinig geeft, schrijft men toe, aan te-weinig-inschakelen van de organisaties in het Regeeringsapparaat en aan het al te veel ambtelijk uitvoeren van deze crisiswet. Een tweede eisch is daarom een be tere vertegenwoordiging der organisaties in de crisiscommissie. Dat de Tuinbouwsteunwet, ook al zou het be drag van vijf millioen verdrievoudigd zijn, op leving zou brengen in den noodtoestand, wel niemand veronderstellen; zij brengt tijdelijke leniging' van den elJste" "^?d t„k Voor dat de tuinbouw weer een bloeiende t k wordt van ons volksbestaan, voordat Nooid- Hoïland weer een welvarende tuinbouwstreek wordt moet er meer gebeuren. De werkloos heid moet afnemen en de koopkracht van ons heele volk vermeerderen. De behoorlijke prijzen, die de consumenten voor de tuinbouwproduc ten betalen, moeten meer ten voordeele ge maakt worden van den producent. De import van buitenlandsche groenten en fruit moet tot een minimum beperkt worden en de export moet worden uitgebreid. Als er nog steeds 450 millioen meer wordt in- dan uitgevoerd, moeten er toch wegens ge vonden worden naar een ruimer afzetgebied, ook voor den groenten-export. Vooral na de opheffing van het In- en Ver koopbureau van land- en tuinbouwproducten van de Provincie Noord-Holland is de vernie tiging van voor menschelijk voedsel de beste producten schrikbaren toegenomen. Reeds heb ben vele tuinders hun bedrijven verlaten, om zich te voegen bij dat leger van werkloozen, dat steeds meer uitgaven vraagt uit overheidskas sen. Een zware taak is het voor de Regeering om middelen aan te geven, die tot verbetering van den toestand leiden. Er worden reeds midde len overwogen, om te komen tot een inkrim ping, dus niet opheffing, van de tuinbouwbe drijven, door het teelen van tuinbouwproducten aan landbouwers te verbieden, door een min der groote oppervlakte te doen bebouwen en door het stichten van nieuwe tuinbouwbedrij ven te voorkomen. Doch dit zijn alleen midde len om tot saneering te komen, waarvan de voordeeleh pas later voelbaar worden. Momenteel zijn de tuinders in nood; ze zijn alleen geholpen met een verhooging, een be langrijke verhooging van limiet van vijf mil lioen èn met een spoedige uitkeering van de door de Regeering gestelde garantieprijzen. Moge de verwezenlijking van deze wenschen niet lang op zich laten wachten. De 39-jarige smid en kassier der Boerenleen bank L. J. van H. te Schalkwijk (gedetineerd) stond terecht wegens verduistering van 41.000 ten nadeele der Boerenleenbank te Schalkwijk. Verdachte had in de jaren 1929 tot 1933 ver schillende bedragen verduisterd, in totaal 41.000 en drie valsche kwitanties geschreven om er de verduisteringen mee te bedekken, welke hij getoond had aan het bestuur der Boe renleenbank en aan den inspecteur der Raiffei- senbank. In een spaarbankboekje had hij ook geknoeid. Ook had hij in de administratie der Onderlinge Brandassurantie geknoeid, om geld in handen te krijgen. Verdachte bekende al hetgeen ten laste gelegd was. De president deed voorlezing van het rap port der commissie van voorlichting. In dat rapport stond vermeld, dat verdachte zeer zor geloos en lichtzinnig geleefd had. Verdachte was zeer koopziek en kocht maar raak. Zijn vrouw poogde wel eens hem te remmen, maar dan zeide verdachte: „het kan er wel vanaf". Verdachte was goedgeefs en behulpzaam, maar kende geen grenzen. Hij haalde alle uitgaven door elkaar. Op de vermaningen van zijn va der, die hem meermalen zeide dat hij hooger vloog dan zijn vleugels toelieten, gaf verdachte geen acht. Verdachte vestigde bij zijn verhoor er de aan dacht op dat de controle bij de banken niet vol doende was geweest. De president wilde hem dat toegeven, zelfs aannemen dat het verkeerd was dat verdachte tot kassier benoemd werd, die toch geen vol doende opleiding daarvoor gehad had en te zwak was om een dergelijke positie te bekleeden, maar dit ontsloeg toch verd. niet van zijn ver antwoordelijkheid, aldus de president. Als getuigen werden gehoord twee landbou wers, wier namen waren gebruikt op de valsche kwitanties; zü zeiden, niets van hun spaar bankboekje te hebben opgevraagd in den tijd, welke op de kwitanties was aangegeven; de inspecteur van de Centrale Raiffeisenbank te Utrecht, die mededeelingen deed over zijn on derzoek, de penningmeester der Onderl. Brand waarborgmij., die zeide, dat hijzelf al eens ƒ5000 bijgepast had, en verd. ten nadeele van de Onderlinge 19.000 had verduisterd, en de voorz. der Boerenleenbank, die mededeelingen deed over de verhouding tusschen het bestuur der bank en verd. De officier vond in zijn requisitoir, dat verd. betrekkelijk geraffineerd had gehandeld, ging de verschillende verduisteringen en falsificaties na, memoreerde, dat verd. zich royaal betoonde om daardoor den schijn te wekken, dat hij het goed doen kon en vroeg een jaar en zes maan den gevangenisstraf. Verd. zeide, dat van het geld nogal een en ander terecht zal komen. Tienduizend gulden is gestort door de borgen. Zesduizend gulden kwam al bijeen door verkoop van verdachte's inboedel. Achtduizend gulden heeft verd. nog aan vorderingen tegoed. Bovendien zal verd.'s huis verkocht worden. Hij heeft van alles af stand gedaan ten gunste van de benadeelde lichamen. De verdediger, mr. Pfaff zeide, dat verd. een onrustig leven gehad heeft, bang, dat alles uit zou komen. Hoezeer was hij opgelucht toen hij alles had bekend. Hij heeft leed over zijn fami lie gebracht; hij heeft van alles afstand gedaan zoodat hij alles verloren heeft, zijn positie, zijn geld, alles- Deze man, die bovendien niet sterk is, is reeds zwaar gestraft, maar pleiter wilde, dat hem nu verder een matige vrijheidsstraf zou worden opgelegd, deels voorwaardelijk met een langen proeftijd. De uitspraak werd bepaald op 22 Aug. des morgens kwart vóór tien. De Nederlandsche bedevaartganger M. van K. uit Goes, die per fiets op weg was naar Beau- raing, is even voor de plaats van bestemming onwel' geworden. Hij kreeg een bloeduitstorting in de hersenen en is in het ziekenhuis te Dinant overleden. In de Brabantsche Kempen, streek Lage Mierde en Middelbeek, heeft een groote heide brand gewoed. Een 'aanzienlijke oppervlakte heide werd aangetast. Daar de bosschen der omgeving echter voor het vuur gevrijwaard ble ven, heeft de brand slechts beperkte schade aangericht. Dinsdagavond is het drie-jarig dochtertje van den heer H. Smetser te Berkel Enschot, dat spelenderwijze den Rijksweg naar Tilburg op liep, door een juist in snelle vaart passeeren- den Duitschen auto aangereden en op slag ge dood. Ofschoon de chauffeur de aanrijding be merkt heeft, is hij snel doorgereden. Het is de politie niet gelukt den auto te achterhalen. De 18-jarige J M. van Engelen uit Alphen a. d. Rijn, die met zijn verloofde en eenige andere jongelui onder Rijpwetering aan het zwemmen was, is toen hij van de eene kano in de andere wilde overstappen, op den rand van het bootje gevallen met het gevolg, dat een rib door een zijner longen drong. De jongen verdween onmiddellijk in. de diepte. Hoewel hij spoedig op het droge kon worden gebracht, bleken de levensgeesten reeds geweken.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 5