GEBREK AAN PHANTASIE Het werkplan der R.K. Staatspartij De moderne schatgraverij DE SOCIALE UITGA VEN De plaatselijke kernvorming GOUD UIT DE ZEE VERKEERSONGEVALLEN ZATERDAG 19 AUGUSTUS LEEKEPREEKEN Prof. Dr. J. C. Kielstra Benoemd tot Gouverneur van Suriname Nieuwe loonsverlaging In het reeds zwaar getroffen Nijverdal Bij Terschelling over boord Eerste officier van het Ham burgsche s.s. Kurland De verdwenen kapitein Zijn echtgenoote van meening dat er misdaad in het spel is Op de begrooting voor 1934 is niet gekort op uitgaven van socia len, moreelen en hygieni- schen aard Versobering van de diensten HET BLAUWE LINT VAN DEN OCEAAN Van groot belang wordt het or ga- niseeren van Gewestelijke Kaderdagen Vernieuwde activiteit De Kader dag Interessant artikel over de verloren schatten van de „Lutine" Zal berging gelukken? Doel en middel In 1931 bedroeg hun aantal 3123, hetgeen meer was dan in 1930 Toch den goeden kant uit Krachtige stuwing Studie en documentatie De kernen Phantasie wordt gewoonlijk beschouwd als iets, dat alleen maar goed, althans toe laatbaar is voor kinderen en kunstenaars. Kinderen en kunstenaars toch kunnen met hun phantasie over het algemeen geen kwaad stichten, geen ongelukken maken: Kleine meisjes spelen met poppen en ver beelden zich in hun kindergeluk, dat die pop pen heuschelijke kindertjes zijn; 's morgens worden de poppen gewasschen en aangekleed, overdag vertroeteld en voorzien van nieuwe jurkjes en mutsjes, telkens opnieuw aan- en uitgekleed, naar bed gebracht en weer wakker gezoend om aan het einde van den dag zach tjes goe-nacht gekust en voor de lange en kille duisternis knusjes en warmpjes toegedekt te worden; kleine jongens spelen met latjes, plankjes, spijkertjes, touwtjes, leege lucifers doosjes en zij droomen zich rondom hun sim pel speeltuig wonderbare fabrieken, waarin een rollend klosje omgetooverd wordt in een luxe automobiel, tot ze ten slotte zélf met rade rende arm- en sloffende been-bewegingen over de trottoirs vóór het woonhuis voorttuffen als tot locomotieven geworden menschjes. De „groote" menschen dulden zulk spel, vinden het over 't algemeen ook wel aardig en komen steeds sterker tot het besef, dat men de kleintjes in zulke phantasie niet storen mag; 't zijn toch ook maar kinderen, en hun phantasie doet niemand en niets kwaad.... Ook kunstenaars dichters, schilders, mu sici, beeldhouwers, bouwmeesters, enz mogen zich aan phantasie overgeven, mits zij het over het algemeen maar in hun eigen tijd en op hun eigen kosten doen; zij moeten er zich wat hon ger en dorst en wat levensongemak voor willen getroosten en vooral mogen zij den evenmensch met hun phantasie niet lastig vallen, geen on aangename herinnering opwekken, geen drei gende toekomst voorhouden.... Kinderen en kunstenaars mogen phantasee- ren, naar binnen en naar buiten, mits ze hun omgeving daardoor niet uit datgene brengen, wat de bedachtzame en nuchtere menschen het evenwicht plegen te noemen, en mits zij naar het oordeel van diezelfde, de situatie overheer- schende menschen maar niet gevaarlijk worden voor zichzelf. Is het aan deze ongunstige bestaansvoor waarden te wijten, dat er in onzen tijk zulk 'n ontstellend gemis aan gezonde phantasie be staat? Zoodra openbaart zich hier of daar, in het individu of in de massa, niet een symptoom van phantasie, of de omgeving komt opdagen met haar kritiek, met haar ontkenning, met haar wat men noemt werkelijkheidszin. En toch durven wij beweren, dat juist door gebrek aan phantasie de werkelijkheid veel te weinig doorschouwd, veel te weinig begrepen wordt. Zonder minder werkelijkheidszin te willen bepleiten integendeel vragen wij ruimer baan en meer arbeid voor de phantasie. Aan méér phantastisch vermogen hebben onze medemenschen en niet alleen de kin deren en de kunstenaars dringend behoefte. Maar dan in dezen zin, dat zij leeren, zich meer te verbéélden, zich dieper in te denken, zich sterker in te leven; wij allen moeten lee ren, dank zij onze phantasie, ons in te leven in een heel andere wereld en in heel andere men schen. Wij leven over het algemeen veel te eenzydig, en vooral.... veel te egoïstisch ons eigen be krompen leventje, zooals wij dat op het eigen oogenblik te beleven vinden. Wij leven te weinig. Wy worden te veel geleefd. Door middel van onze phantasie moeten wij zelf meer richting aan ons leven weten te ge ven, moeten wij met sterkere energie zélf het ons door God toegekende levenslot in handen nemen, moeten wij weldoeners worden voor onszelf en voor onze evenmenschen. Onze allergrootste fout is, dat wy te weinig kunnen phantaseeren, dat wy ons te weinig kunnen verbeelden, dat wy ons te weinig kun nen indenken en inleven in andere omstandig heden en in andere menschen. Deze allergrootste fout houdt rechtstreeks verband met dien anderen wortel van alle kwaad: het menschelijk egoïsme. Uit puur egoïsme weigeren wy zy het meestal ook onbewust onze phantasie, ons verbeeldingsvermogen te laten werken dan, Wanneer dit voor onszelf en voor den even mensch van het grootste belang zou zijn; wy Willen ons niet indenken, niet inleven in ons zelf, wy willen er ons geen juiste voorstelling van maken, hoe God onze ziel moet zien en hoe ■Wij staan tegenover de eeuwigheid; om de wer kelijkheid te verdoezelen stellen wij onze phan tasie maar liever buiten werking; wij phanta seeren onszelf niet gaarne op ons sterfbed en een huivering bevangt ons, wanneer wij, on danks onzen afkeer van dergelijke phantasie, hu en dan een enkel oogenblik vóór-voelen en Vóór-begrijpen, hoe het ons dan te moede zal zijn en hoe wij dan in het licht der eeuwig heid de dagelyksche dingen om ons heen zullen zien. Hoe hardleersch en hoe gespeend van phan tastisch vermogen is over het algemeen toch de mensch. Zelfs hy, die eens of meermalen den dood haby was, den dood in de holle oogen zag, zelfs hij, die weet en telkens weer eraan her innerd wordt, dat iedere harteklop zyn laatste, zyn allerlaatste kan zyn, zelfs hy vergeet nog, ieder oogenblik van zijn leven zyn phan tasie te laten werken, zóó dat hy het leven en den dood ziet in beider ware wezenlijkheid, Zelfs hy verzuimt nog, daden te stellen en daden na te laten, welke hy by zyn laatsten harteklop gesteld of nagelaten zal wenschen te hebben. Werkt de ons egoïsme ontziende phantasie zwak en traag, wanneer zy ons zelf verplaatsen tnoet in andere omstandigheden, in een on zekere toekomst, in het eeuwigheidsoogenblik, zwak en traag doet onze phantasie ons ook televen in de omstandigheden en in de toe komst van onze evenmenschen, zelfs in de om standigheden en in de toekomst van hen, die Ons het meest dierbaar zyn. Hoe oneindig veel gelukkiger zou de wereld zich mogen roemen, of liever: hoe veel minder ellende zou er op aarde geleden worden, als wy door onze phantasie ons steeds verplaatsen konden in het voelen en denken, in het leven en streven van alle andere, goede en slechte menschen; hoe veel, hoe oneindig veel zouden wy dan niet willen vergeven, althans verge vingsgezind kunnen verklaren, en hoe sterk zouden wij ons dan niet beijveren om den zwakken broeder en de zwakke zuster tegemoet te komen, te helpen, te tóónen in woorden en in daden, dat wy hem en haar begrijpen en liefdevol bejegenen willen! Hoe vaak maken wij ons door gebrek aan phantasie, door gebrek aan verbeeldings mogen, niet schuldig aan grove ondankbaar heid, aan smadelijke miskenning en grievend onrecht; hoe vaak zullen zelfs ouders en kin deren, kinderen en ouders zonder dat zij spreken elkander voor den eeuwigen Rechter aanklagen, omdat het phantastisch vermogen tekort schoot, omdat ouders en kinderen, kin deren en ouders zich te weinig indachten, zich te weinig inleefden in elkanders bestaan, in elkanders wezen. Méér phantasie! Dat is de eisch van alle tijden. Méér phantasie! De wereld zal gelukkiger worden, en in de eeuwigheid zullen er méér gelukzaligen zyn. AD INTERIM. Bij K. B. is dr. J. C. Kielstra, hoogleeraar aan de Landbouwhoogeschool te Wageningen benoemd tot gouverneur van Suriname. Prof. mr. Johannes Coenraad Kielstra werd te Zwartsluis geboren op 13 November 1878. Na het gymnasium te Middelburg te hebben afgeloopen studeerde hy te Leiden van 1896 tot 1901 en promoveerde op stellingen. In 1902 werd hij Indisch rechterlijk ambtenaar en ver trok in 1903 naar Indië, waar hij in verschil lende betrekkingen werkzaam was. In 1915 kwam hij met ziekteverlof naar Ne derland terug. Tijdens den wereldoorlog stond hij een tyd- lang onder de wapenen als reserve-kapitein der landweer-infanterie. Na zijn benoeming tot hoogleeraar in het Koloniaal Staats- en Straf recht. de Indische landhuishoudkunde en het Indisch Agrarisch recht aan de Landbouw hoogeschool te Wageningen. nam hij ontslag uit den Indischen dienst. Sinds 1926 is professor Kielstra tevens bij zonder hoogleeraar aan de Indologische facul teit te Utrecht in de tropische staatshuishoud kunde. Verschillende geschriften verschenen van zyn hand, vooral op koloniaal-politiek en eco nomisch terrein. In het reeds zwaar door de crisis getroffen Nijverdal heeft de voornaamste textielfabriek, n.l. de K. S. W. aldaar een nieuwe loonsverla ging tegen 4 September a.s. angekondigd. Deze verlaging varieert voor de verschillende groe pen van 5 tot 15 pCt. In Nijverdal zelf is men zeer onder den indruk van deze loonsverlaging, te meer, omdat de actie van het gemeentebe stuur bij het Rijk, om steun in de gemeentelas ten te verkrijgen, niet gelukt is. Naar het Wolff-bureau uit Hamburg bericht, is de eerste officier van het Hamburgsche s-s. „Kurland", dat zich van Engeland op weg naar Riga bevond, by Terschelling over boord geslagen. Het lyk kon nog niet geborgen worden. Toen de kapitein van het schip dit bericht vernam kreeg hij een beroerte en moest hy te Kiel in een ziekenhuis worden opgenomen. Op 16 Juni is van Rotterdam per Harwich- boot vertrokken de Engelsche kapitein Brooks. Hy is niet in Engeland aangekomen en om trent zyn verdwijning is niets bekend. Aan genomen werd, zooals wy vroeger reeds be richtten, dat hy onbemerkt over boord gesla gen is. Zijn vrouw is echter de meening toe gedaan, dat er misdaad in het spel is. Captain Brooks is naar Rotterdam gegaan om een schip te koopen. Volgens Mrs. Brooks waren er men schen, die belang hadden bij zyn verdwijning. Ongeveer een maand later is op Terschelling aangespoeld het lijk van een man. Het werd dadelijk begraven en eerst eenigen tijd later kwam men op het idee, dat dit wel van kapi tein Brooks kon zijn. Dezer dagen nu is Mrs. Brooks naar Ter schelling geweest, om te trachten het lijk te identificeeren. Dit moest geschieden door en kele voorwerpen, die men daartoe achterge houden had. Mrs. Brooks heeft eenige van die voorwerpen, o. a. een paar gouden manchet- knoopen met een afbeelding van Prinses Mary en een monocle herkend, maar het horloge herkende zij niet. Zij is daardoor nog niet vol ledig overtuigd, dat het lijk van haar man ge vonden is. Zij wordt hierin nog versterkt door de mededeelingen van helderzienden, die zij zoowel in Londen als in Rotterdam geraad pleegd heeft. Deze verklaarden beiden, dat haar man niet dood is, maar ergens gevangen ge houden wordt. Mrs. Brooks is vandaag weer naar Engeland vertrokken en zal pogingen aan wenden het lijk naar Engeland te doen over brengen. Omtrent de geheimzinnige verdwijning ver nemen wij nog verder, dat het lijk, dat op Terschelling begraven is en waarvan men meende, dat dit het lyk was van captain Brooks Maandag as. zal worden opgegraven door den begrafenisondernemer H. D. Postma uit Har- lingen. Het gerechtshof heeft zijn toestemming tot de opgraving reeds gegeven. Woensdag a.s. zal het lyk per s.s. Groningen naar Londen worden vervoerd. Naar aanleiding van berichten in de pers omtrent een vermindering der sociale uitga ven van ongeveer 42 millioen gulden op de Ryksbegrooting heeft het Ned. Correspondentie bureau zich tot den Minister van Sociale Za ken gewend met het verzoek daaromtrent eeni ge nadere inlichtingen te mogen ontvangen. Minister Slotemaker de Bruine was zoo wel willend deze te willen geven en begon met de opmerking te maken, dat de uitdrukking „so ciale zaken" nog al vaag is, daar ook andere Departementen sociale uitgaven hebben. „Maar wat mijn Departement betreft", al dus de Minister, „kan ik U mededeelen, dat ik er voorshands in geslaagd ben om op mijn be grooting 1934 voor tuberculose-bestrijding, kin deruitzending, drankbestrijding, enz. dezelf de bedragen uit te trekken, als welke op de begrooting-1933 voorkwamen. Voor werkverschaffing, steunverleening, mo reelen steun aan te werk gestelden en steun voor den opbouw van Drente, kwamen op de begrooting-1933 geen afzonderlijke artikelen voor. Deze zaken waren begrepen onder een ruim begrootingsartikel. Echter heb ik voor elk van deze onderwerpen op de begrooting voor 1934 uitgetrokken, datgene, wat tot nog toe voor deze posten uitgegeven is, zoodat op de genoemde sociale uitgaven geen vermin dering is toegepast." Vervolgens vroegen wij den Minister of hij een vermoeden had, hoe geruchten als het bo venbedoelde, in de wereld kwamen. Hierop antwoordde de Minister: „Ik vermoed, dat dit gerucht in verband staat met een zeer aanvankelijke raming, die destijds, vóór mijn optreden, is gemaakt en die mij is gebleken zeer aan den ruimen kant te zyn. Ik herhaal echter, dat op de begrooting voor 1934 voors hands op sociale, moreele en hygiënische pun ten niet is gekort". „Maar het Departement van Sociale Zaken zal toch ongetwijfeld ook by moeten dragen in de algemeene bezuiniging?" „Ik erken volledig mijn plicht om ernstig mede te werken aan een blijvende verlaging van 's Rijks uitgaven" antwoordde de Minis ter hierop. „Als ik voor sociale, moreele en hy giënische voorzieningen hetzelfde heb uitge trokken als vroeger, spreekt het vanzelf, dat er geld moet worden bespaard, o.a. door versobe ring van de diensten. Wanneer mijn begroo ting verschijnt, zal wel blijken hoeveel daardoor gevonden is." i 4 4. Het Italiaansche stoomschip „Rex" heeft eten afstand GibraltarNew York afgelegd in vier dagen, 13 uur en 58 minuten en daarmee het „Blauwe Lint van den Oce aan" gewonnen, dat reeds verscheidene jaren in het bezit van het Lloydstoomschip „Bremen" was. Het Dagelijkse!» Bestuur der R.K. Staatspartij heeft het volgende rondschrijven gericht aan de besturen van de Rijkskieskring-organisaties, aan alle leden van de Dagelyksche Besturen der Kringorganisaties en ter kennis gebracht aan alle afdee-lingsbesturen en aan de leden van den Partijraad. Onmiddellyk na afloop van de verkiezingen voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft de Partyleiding der R.K. Staatspartij zich beraden over de lessen, welke uit den verkie zingsuitslag voor onze Partij moesten getrokken worden. De algemeene les is duidelijk. Maat regelen moeten worden genomen, om voor de toekomst door intensieve en versterkte werk zaamheid een leidende taak te vervullen in het nationale werk. De in kort tijdsbestek veranderde algemeene politieke mentaliteit, welke zich kenmerkt door een steeds meer zich openbarende belangstelling in en activiteit rondom de kern-vraagstukken van staatkundig leven, roept, sterker dan welke verkiezingsuitslag ook, om vernieuwing en ver dieping. Het is de plicht der R.K. Staatspartij hierbij krachtige en doelbewuste leiding te ne men, ten bate van Nederland. Het Dagelijksch Bestuur der R.K. Staatsparty heeft in een uitvoerig rapport zijn inzicht neer gelegd over wat gedaan moet worden, spoe dig en krachtig. Het werkplan van het Dage lijksch Bestuur is met algemeene instemming door het Partijbestuur aanvaard, terwijl het Da gelijksch Bestuur werd gemachtigd de uitvoe ring ervan zoo snel mogelijk aan te pakken. In dat werkplan was opgenomen de bijeen roeping van een Kaderdag te Amersfoort. Deze Kaderdag was bedoeld en is gewor den de eerste stap in het geheele plan der Aan het te Londen verschijnende blad „Sphere" ontleent de „N. R. Ct." het volgende interessante artikel over de verloren schatten van de Lutine. In 1793 werd het fregat La Lutine, bewapend met 32 kanonnen, in de haven van Toulon door Britsche oorlogsschepen buiten gemaakt. Zes jaar later zeilde het, onder commando van kapitein Skinner, van Yarmouth uit met een lading van ongeveer 2 millioen pond sterling aan goud, welke som bestemd was, gedeeltelijk als soldij voor de Engelsche soldaten, die op het eiland Texel gelegerd waren en voor de rest tot leniging van den oeconomischen nood van de stad Hamburg, welke stad een leening van l'/2 millioen pond bij de Bank van Engeland gesloten had. In den nacht van 9 op 10 Octo ber echter geraakte het schip ter hoogte van Terschelling in een storm en het gelukte niet het vrij te houden van de verraderlijke zand banken en stroomingen, die dat deel van de Hollandsche kust tot een waar zeemansgraf maakten. Het schip strandde en zonk, waarbij de geheele bemanning op een na omkwam. Ook de schat verdween in de diepte. Van tijd tot tijd zijn pogingen gedaan om den schat te bergen en er is genoeg van het goud naar boven gebracht om den droom levendig te houden, dat het nog eens gelukken zou, den geheelen schat te vinden. Hoeveel van het goud er nog overgebleven is, valt moeilijk te zeggen. Men zegt, dat er nog meer dan een millioen moet zijn, maar wanneer men dat bedrag noemt tegenover een Terschellinger visscher dan knijpt hij een oog dicht en zegt: „Gelooft u nou, dat wy zoo'n schat, om zoo te zeggen, maar gedurende 100 jaar vlak voor onzen neus zouden laten liggen?" Maar een millioen pond sterling is voor zc„'n visscher van Terschelling een enorm be drag en hij gelooft eigenlijk niet eens, dat er zooveel geld is op heel de wereld. Mogen wij de ondernemers van het huidige uitgebreide bergingswerk gelooven, dan zal een bedrag, niet veel minder dan de oorspronkelijke 2 millioen pond, nu weldra geheel worden ge borgen. De bergingsschepen met hun ingenieuze ma chines liggen in de kalme haven van Terschel ling te wachten op een langdurige periode van kalm weer. De plaats van het wrak en zelfs de ligging van de munitiekamers, waarin het goud werd bewaard, zijn nauwkeurig bepaald. Alles wat noodig is is thans voldoende betrouw baar -weer om de ingenieurs in de gelegenheid te stellen, de enorme zuigmachine op te stel len boven het wrak, opdat deze kan beginnen aan de reusachtige taak, niet alleen het water te verplaatsen, maar ook een laag van ongeveer 10 M. drijfzand, waaronder het ongelukkige schip verborgen ligt op den vasten zeebodem. Dat, tenminste, is de optische verklaring van den Duitschen ingenieur Beckers, die het verwonderlijke apparaat heeft uitgevonden, dat bij deze jacht naar goud wordt gebruikt. En daar de zee dikwijls heeft moeten wijken voor de koppige vasthoudendheid der Hollanders, is er, naar ik veronderstel, geen reden, waarom zij ook nu niet haar kouden greep zal moeten loslaten van hetgeen de Hollanders begeeren. Vroegere pogingen om het goud op te halen zijn gefaald, in hoofdzaak door de enorme hoe veelheden drijfzand, waaronder het wrak be graven ligt. Zoo snel konden de groote bag germolens niet een 100 ton zand verplaatsen of nieuwe zandmassa's, aangevoerd door de bijzonder sterke stroomingen, die hier langs de kust gaan, vulden het gat weer even snel aan. In 1929 heeft men nog groote sommen geofferd om deze moeilijkheid te overwinnen. De zee lachte slechts en vulde de groote gaten in haar bedding weer even snel en gemakkelijk op, als de golven de kuiltjes vullen, die kinderen aan het strand graven. En de grijze visschers van Terschelling lachen met de zee mede. „Jullie kunt nu wel spelen met de Zuiderzee en er een eendenvijver van maken, maar alleen een dwaas probeert te spelen met de Noordzee", zeide een van hen. En als de grimmige, koude mist van de Noordzee over het eiland kruipt, dan voelt men, dat de man gelijk heeft. Aan wien behoort echter de schat, na zoo vele jaren? Na de rampzalige schipbreuk van de Lutine werd uitgemaakt, dat het begraven goud toebehoorde aan Koning Willem I van Nederland. Maar als een gebaar van vriend schap droeg deze vorst by Koninklijk besluit van 23 Mei 1823, al zijn rechten over aan den koning van Engeland, die op zijn beurt en zeer terecht, den verloren schat weer schonk aan Lloyds, welke, daar zy de verzekeringssom ten volle uitbetaald had, ook het meeste recht er op had. Een paar jaar geleden is een contract gesloten tusschen deze maatschappij en een groep Hollanders, welke laatsten daarbij het recht kregen het goud te bergen wanneer zij konden, op voorwaarde, dat dertig procent van de waarde van het gevondene aan Lloyds zou worden afgestaan. De algemeene indruk is, dat de berging zal gelukken, vooropgesteld, dat de zandzuig-inrichting voldoet aan de beschrij ving, die haar uitvinder ervan gegeven heeft De uitgifte van Lutine-aandeelen op de Hol landsche markt is dan ook vry aardig gelukt. De ondernemers van het plan behoeven dus niet heelemaal platzak te zijn, wanneer de zee nog eens weer haar greep op haar ouden buit versterkt. Partijleiding om te komen tot doelbewust werk, tot versteviging van vertrouwen, vertrouwen in eigen beginsel en kracht, vertrouwen tusschen volk en leiders. Deze Kaderdag is, niet het minst door de groote belangstelling, welke hij alom heeft ge- wektt, buitengewoon leerzaam geweest, óók voor de Partijleiding zelf! In Amersfoort heeft deze haar werkplan, bij monde van den voorzitter van het Partijbestuur, schematisch uiteengezet. Uit de gedachtenwisseling heeft de leiding haar nut getrokken, en op grond daarvan haar werkplan aangepast en vervolledigd. Thans komt de Partijleiding tot de geheele Partij en vraagt aan haar, d.w.z. aan al haar leden, maar in het bijzonder aan hen, die in verschillende bestuursinstanties verantwoorde lijkheid als leiders dragen, onvoorwaardelijke en volledige medewerking by de verwezenlijking van haar werkplan. In Amersfoort is, in een ongekende geestdrift, een spontane en hartelijke ovatie gebracht aan de Partijleiding in den persoon van den Partij voorzitter. Deze heeft in zijn repliek met kracht en klem een volkomen vertrouwen gevraagd, ja opgeëischt voor de leiding der Party. De spon tane reactie van ons Partijkader op die vraag, op dien eisch, doet thans de Partijleiding aan de geheele Partij met overtuiging vragen, om de inlossing van hetgeen die hartelijke ovatie in werkelijkheid toch feitelijk beteekende, n.l, de belofte van innige en spontane medewerking! In Amersfoort is gevraagd, geroepen om „da den" De Partijleiding heeft dien roep verstaan. Maar óók van U worden „daden" gevraagd! En de éérste daad is die van medewerking aan wat de Partijleiding van U vraagt. Want alleen over daden spreken, en er om roepen, is óók slechts gepraat. Dóen, medewerken, dat is de daad van dit oogenblik. Thans geen gepraat over „ik zou het zus of zoo hebben willen doen". Daar mee schieten we niets op, dat verlamt onze kracht. Medewerken! In sterl* vertrouwen! Dat is het parool nu! Er is een onverbrekelijk verband tusschen den wil om te slagen en het resultaat. Het algemeene doel, dat de Partyleiding voor opstelt, is: De Partij moet sterk leven en ook tot de massa spreken, tenminste op een groot aantal voor name punten in het land. Het algemeene middel moet zijn tweeledig: le. Verdieping van staatkundig inzicht in het algemeen, en kennis van feiten en verhoudingen, kennis van den concreten inhoud van het werk. 2e. Meer levendige werkzaamheid, een groo- tere beweeglijkheid van de Party, waardoor de massa meer zal worden bereikt, ook buiten ver- kiezingstyden. Hierdoor zal belangstelling èn liefde voor het werk groeien en sterker worden. In dezen algemeenen opzet heeft de Partij leiding een aantal bijzondere middelen gesteld. Voor één dier middelen roept zy thans Uw aller krachtdadige medewerking in: de plaatse lijke kernvorming. Het is thans, meer dan ooit, zaak over te gaan tot het vormen van kernen van actieve partij leden in onze partij-afdeelingen. Want die heb ben we noodig: actieve, vurig medelevende partij leden, niet alleen in verkiezingstijden, maar steeds. De eerste stap om dat te bereiken, en dat móet, het koste wat het koste, bereikt worden, is de vorming van plaatselijke kernen. Deze kervorming is het hoofdpunt van het werkplan, dat onmiddellijk, overal waar dat mo gelijk is, en in elk geval in de door de Party leiding aangewezen plaatsen, moet worden aan- I gepakt en uitgevoerd. Volgens het verslag van verkeersongevallen op de Rijkswegen in 1931 heeft in dit jaar het aantal verkeersongevallen op genoemde wegen 3123 bedragen, dit is 597 ongevallen meer dan in 1930. Dat beteekent 1.5 ongeval per KM. rijksweg-lengte tegen 1.27 iü 1930; 59.5 pet. van de ongevallen was een gevolg van persoonlijke fouten (1930: 67.5 pet.), waarvan niet minder dan 22.9 pet, (1930: 27.5 pet.) moet worden toe geschreven aan onvoorzichtigheid en onoplet tendheid, 2.37 pet. aan dronkenschap en 8.28 pet. aan te snel rijden, terwijl 9.25 pet. der on gevallen was te wijten aan ongunstige weers gesteldheid, als mist, zwaren regen- of sneeuw val, zwaren wind en gladheid van den weg door ijzel of sneeuw. De vermindering van het aantal persoonlijke •fouten wijst, aldus het verslag, vermoedelijk op den gunstigen invloed van verbeteringen van de weginrichting, verkeersstrepen, gescheiden rijwielpaden, verbod van rijwielverkeer op den hoofdweg, enz., waardoor de gelegenheid tot het maken van noodlottige verkeersfouten ver minderd is. Evenals in de voorafgaande jaren had Zuid- Holland in 1931 het grootste absolute ongeval- lencijfer (573), terwijl dat cijfer voor Gro ningen, Drente en Zeeland het laagste was (resp. 87, 68 en 64). Noord-Holland had het grootste aantal onge vallen per K.M. weglengte (4.16). Voor Zeeland was dat aantal het kleinste (0.68). Evenals in 1930 bleek ook in 1931 de weg DelftDoenkade de gevaarlijkste te zijn. Het aantal ongevallen op dezen weg bedroeg in 1931 per K.M. 11.47, tegen 15.60 in 1930. Uit het verslag blijkt verder, dat in 1931 het aantal persoonlijke ongelukken in Zuid- en Noord-Holland het grootst was, n.l. resp. 389 (w.o. 37 met doodelijken afloop) en 326 (w.o. 30 dooden), terwijl de weg in dat jaar in Gro ningen en Zeeland het veiligst was, in welke provincies het aantal persoonlijke ongeluk ken resp. 22 (w.o. 4 dooden) en 26 (w.o. 2 dooden) bedroeg. meene werkplan opgenomen, in elkaar sluitende, elkaar aanvullende en elkaar steunende. Zoo zal de centrale Partijleiding, die aan de plaatselijke kernen het materiaal voor studie en documentatie zal verstrekken door middel van het partijblad, met eventueele bijlagen, bro chures en afzonderlijke nota's, dit materiaal sa menstellen met medewerking van een vasten Raad voor studie en documentatie. De samen stelling van dezen Raad wordt in September be kend gemaakt. Ten aanzien van het materiaal voor de poli tieke propaganda, van de vraagstukken dus, welke de bewerking der massa betreffen, zal de Partijleiding een vast en regelmatig overleg scheppen met een aantal medewerkers voor de propaganda, die het Dagelyksch Bestuur zal aanwijzen. De namen dier medewerkers worden in September bekend gemaakt. Voorts zal de centrale Partijleiding in tegel- matig contact blijven en treden met de R.K. Pers (Persdienst-Persconferenties), met de Jeugdcentrales, en met de fracties der Partij in de Staten-Generaal. Bij het overleg met de fracties zal met het oog op de a.s. Begrootings- behandeling mede aandacht worden geschonken aan hetgeen op den Amersfoortschen Kaderdag aan onderwerpen van practische actueele poli tiek opnieuw naar voren is gekomen. Ook de, in dezen tijd dringend noodzakelijk gebleken wijzi ging van Partijreglement en kiesreglement, en eenige grondregelen voor de Staten- en Gemeen teraadsverkiezingen, worden reeds in ontwerp gereed gemaakt. Op al deze punten is vernieuwde activiteit en krachtige stuwing geboden. Men mag zich niet blindstaren op één bijzonder middel alléén. Het geheele terrein der staatkundige beweging vraagt intensieve aandacht. Maar voor het onmiddellijke concrete werk is thans de doorvoering der plaatselijke kern vorming hét punt, waarop de werkkracht uwer besturen en van de plaatselijke leiders moet worden gericht. Wanneer over het geheele land deze oproep der Partijleiding wordt verstaan en gevolgd, zal in een kort tijdsbestek een frissche en op gewekte politieke activiteit worden verkregen. Dan zal de Partiileiding oveml vaste steunpun ten bezitten, welke de Partij zullen opheffen boven het verwijt van een log, louter verkie zingsapparaat te zijn. De kernen zullen de Party maken tot een parate, volop levende, werkzame, veerkrachtige en mobiele beweging op het staat kundige strijdtournooi. Dit is de eisch van het oogenblik! Vil U»V0VV VWiUl I r m. De Kringbesturen zullen hierbij toonen, dat Zoo zal onze k.k. Staatspartij haar taak in zij beseffen den ernst van den tijd, het belang van het te volbrengen werk, en hun eigen groote verantwoordelijkheid als leidende partij-instan ties. Zy zullen er prijs op stellen het kloeke voorbeeld te geven van volledige medewerking met de centrale Partijleiding, en van spranke lende toewijding aan het werk der Party. De Partijleiding is ervan overtuigd, dat u besturen op hun beurt overal krachtige mea - werking zullen vinden in de vele &°.®dwI leden in onze verschillende Plaatse lingen. Het komt er nu maar op aan, di g den wil los te slaan en in sterke weging te zetten. Een voortreffelijk middel daartoe zal zijn het organiseeren van Geweste- lijke Kaderdagen. Daarmede toch worden ver schillende plaatselijke goede kochten in het werken en streven der Party betrokken, en dit in ruimeren kring dan uiteraard op den Amers foortschen Kaderdag kon geschieden. Het na tionale werk, bezien in het licht der gewestelijke bijzondere omstandigheden en der eischen, wel ke zij stellen, kan daar tot werkdadige kracht worden opgevoerd- De Partijleiding rekent er op, dat uwe bestu ren aan dit punt bijzondere aandacht zullen wijden en in het najaar zulke Kaderdagen voor uw Kring of voor een combinatie van Kringen) zullen organiseeren. Dit zal de goede uitvoe ring van de plaatselijke kernvorming zeer zeker sterk bevorderen. Wij wijzen met nadruk er op, dat het plan der plaatselijke kernvorming geen doel in z'ch zelf is, doch een bijzonder, maar een zeer be langrijk middel, om het hierboven aangegeven algemeene doel te bereiken. Daarom is de partijleiding zich er van bewust dat het werk der plaatselijke kernen op steeds actueele wijze en in sterke mate door het cen trale Partij-apparaat blijvend zal moeten wor den gevoed en ondersteund. Dit zal geschieden. Daartoe heeft de Partijleiding reeds maatrege len getroffen. Maatregelen, welke op zich zelf wederom bijzondere middelen zyn, in het alge dezen moeilijken tijd moeten, en stellig kunnen volbrengen. Zóó alleen zal onze R.K. Staatsparty de ster ke schutse kunnen zijn en blijven voor een wel geordende vrijheid en een sterk gegrondvest ge zag, en daardoor kunnen bouwen een betere toekomst voor ons geheele Nederlandsche volk. De katholieken moeben ook in hun staatkundige activiteit toonen, dat zij zich ten volle bewust zijn van hun leidende en stuwende taak by het nationale werk. Aan den arbeid.' In sterk Godsvertrouwen! In sterk onderling vertrouwen! In een bijlage van dit rondschrijven worden de aanwijzingen voor de oprichting en het werk der kernen gegeven. De taak der kernen is allereerst, om voor zich zelf tot eigen bezit te maken de gezonde gedachten op algemeen staatkundig gebied (stu die), en het juiste inzicht omtrent concrete po litieke maatregelen en vraagstukken (documen tatie). Dit materiaal hebben zij naar plaatselijke be hoeften te bewerken en door te geven, ook in dezen zin, dat zij de gezonde gedachten en het juiste inzicht bij de massa ingang doen vinden. Hier ligt haar taak van gestadige politieke pro paganda, die wel te onderscheiden is van de pro paganda bij gelegenheid eener verkiezing. Vóór 1 October 1933 moet van elke kern de oprichtingsvergadering hebben plaats gehad. Vóór 1 November 1933 moet een plan worden, opgesteld voor regeling der eigen werkzaamheid, naar behoefte gedifferentieerd voor leden, die zich meer speciaal met het bewerken van studie- en voorlichtingsmateriaal zullen bezighouden, en die zich meer in het bijzonder aan de poli tieke propaganda zullen wijden. Het is echter niet de bedoeling, dat de kern daartoe wordt ge splitst. De kern moet in samenwerking van al len, naar talenten en aanleg, als één geheel blijven werken. Zb' moet vooral niet zijn een vergaderend en pratend college, maar een keur troep van actieve werkers.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 5