GEBREK AAN PHANTASIE
Het werkplan der R.K. Staatspartij
De moderne schatgraverij
DE SOCIALE UITGA VEN
De plaatselijke
kernvorming
GOUD UIT DE ZEE
VERKEERSONGEVALLEN
ZATERDAG 19 AUGUSTUS
LEEKEPREEKEN
Prof. Dr. J. C. Kielstra
Benoemd tot Gouverneur van
Suriname
Nieuwe loonsverlaging
In het reeds zwaar getroffen
Nijverdal
Bij Terschelling over
boord
Eerste officier van het Ham
burgsche s.s. Kurland
De verdwenen kapitein
Zijn echtgenoote van meening dat
er misdaad in het spel is
Op de begrooting voor 1934 is niet
gekort op uitgaven van socia
len, moreelen en hygieni-
schen aard
Versobering van de
diensten
HET BLAUWE LINT VAN DEN OCEAAN
Van groot belang wordt het or ga-
niseeren van Gewestelijke
Kaderdagen
Vernieuwde activiteit
De Kader dag
Interessant artikel over de verloren
schatten van de „Lutine"
Zal berging gelukken?
Doel en middel
In 1931 bedroeg hun aantal 3123,
hetgeen meer was dan in 1930
Toch den goeden
kant uit
Krachtige stuwing
Studie en documentatie
De kernen
Phantasie wordt gewoonlijk beschouwd als
iets, dat alleen maar goed, althans toe
laatbaar is voor kinderen en kunstenaars.
Kinderen en kunstenaars toch kunnen met
hun phantasie over het algemeen geen kwaad
stichten, geen ongelukken maken:
Kleine meisjes spelen met poppen en ver
beelden zich in hun kindergeluk, dat die pop
pen heuschelijke kindertjes zijn; 's morgens
worden de poppen gewasschen en aangekleed,
overdag vertroeteld en voorzien van nieuwe
jurkjes en mutsjes, telkens opnieuw aan- en
uitgekleed, naar bed gebracht en weer wakker
gezoend om aan het einde van den dag zach
tjes goe-nacht gekust en voor de lange en kille
duisternis knusjes en warmpjes toegedekt te
worden; kleine jongens spelen met latjes,
plankjes, spijkertjes, touwtjes, leege lucifers
doosjes en zij droomen zich rondom hun sim
pel speeltuig wonderbare fabrieken, waarin een
rollend klosje omgetooverd wordt in een luxe
automobiel, tot ze ten slotte zélf met rade
rende arm- en sloffende been-bewegingen over
de trottoirs vóór het woonhuis voorttuffen als
tot locomotieven geworden menschjes.
De „groote" menschen dulden zulk spel,
vinden het over 't algemeen ook wel aardig en
komen steeds sterker tot het besef, dat men de
kleintjes in zulke phantasie niet storen mag;
't zijn toch ook maar kinderen, en hun
phantasie doet niemand en niets kwaad....
Ook kunstenaars dichters, schilders, mu
sici, beeldhouwers, bouwmeesters, enz mogen
zich aan phantasie overgeven, mits zij het over
het algemeen maar in hun eigen tijd en op hun
eigen kosten doen; zij moeten er zich wat hon
ger en dorst en wat levensongemak voor willen
getroosten en vooral mogen zij den evenmensch
met hun phantasie niet lastig vallen, geen on
aangename herinnering opwekken, geen drei
gende toekomst voorhouden....
Kinderen en kunstenaars mogen phantasee-
ren, naar binnen en naar buiten, mits ze hun
omgeving daardoor niet uit datgene brengen,
wat de bedachtzame en nuchtere menschen het
evenwicht plegen te noemen, en mits zij naar
het oordeel van diezelfde, de situatie overheer-
schende menschen maar niet gevaarlijk worden
voor zichzelf.
Is het aan deze ongunstige bestaansvoor
waarden te wijten, dat er in onzen tijk zulk 'n
ontstellend gemis aan gezonde phantasie be
staat?
Zoodra openbaart zich hier of daar, in het
individu of in de massa, niet een symptoom
van phantasie, of de omgeving komt opdagen
met haar kritiek, met haar ontkenning, met
haar wat men noemt werkelijkheidszin.
En toch durven wij beweren, dat juist door
gebrek aan phantasie de werkelijkheid veel te
weinig doorschouwd, veel te weinig begrepen
wordt.
Zonder minder werkelijkheidszin te willen
bepleiten integendeel vragen wij ruimer
baan en meer arbeid voor de phantasie.
Aan méér phantastisch vermogen hebben
onze medemenschen en niet alleen de kin
deren en de kunstenaars dringend behoefte.
Maar dan in dezen zin, dat zij leeren, zich
meer te verbéélden, zich dieper in te denken,
zich sterker in te leven; wij allen moeten lee
ren, dank zij onze phantasie, ons in te leven in
een heel andere wereld en in heel andere men
schen.
Wij leven over het algemeen veel te eenzydig,
en vooral.... veel te egoïstisch ons eigen be
krompen leventje, zooals wij dat op het eigen
oogenblik te beleven vinden.
Wij leven te weinig.
Wy worden te veel geleefd.
Door middel van onze phantasie moeten wij
zelf meer richting aan ons leven weten te ge
ven, moeten wij met sterkere energie zélf het
ons door God toegekende levenslot in handen
nemen, moeten wij weldoeners worden voor
onszelf en voor onze evenmenschen.
Onze allergrootste fout is, dat wy te weinig
kunnen phantaseeren, dat wy ons te weinig
kunnen verbeelden, dat wy ons te weinig kun
nen indenken en inleven in andere omstandig
heden en in andere menschen.
Deze allergrootste fout houdt rechtstreeks
verband met dien anderen wortel van alle
kwaad: het menschelijk egoïsme.
Uit puur egoïsme weigeren wy zy het
meestal ook onbewust onze phantasie, ons
verbeeldingsvermogen te laten werken dan,
Wanneer dit voor onszelf en voor den even
mensch van het grootste belang zou zijn; wy
Willen ons niet indenken, niet inleven in ons
zelf, wy willen er ons geen juiste voorstelling
van maken, hoe God onze ziel moet zien en hoe
■Wij staan tegenover de eeuwigheid; om de wer
kelijkheid te verdoezelen stellen wij onze phan
tasie maar liever buiten werking; wij phanta
seeren onszelf niet gaarne op ons sterfbed en
een huivering bevangt ons, wanneer wij, on
danks onzen afkeer van dergelijke phantasie,
hu en dan een enkel oogenblik vóór-voelen en
Vóór-begrijpen, hoe het ons dan te moede zal
zijn en hoe wij dan in het licht der eeuwig
heid de dagelyksche dingen om ons heen
zullen zien.
Hoe hardleersch en hoe gespeend van phan
tastisch vermogen is over het algemeen toch
de mensch.
Zelfs hy, die eens of meermalen den dood
haby was, den dood in de holle oogen zag,
zelfs hij, die weet en telkens weer eraan her
innerd wordt, dat iedere harteklop zyn laatste,
zyn allerlaatste kan zyn, zelfs hy vergeet
nog, ieder oogenblik van zijn leven zyn phan
tasie te laten werken, zóó dat hy het leven en
den dood ziet in beider ware wezenlijkheid,
Zelfs hy verzuimt nog, daden te stellen en
daden na te laten, welke hy by zyn laatsten
harteklop gesteld of nagelaten zal wenschen te
hebben.
Werkt de ons egoïsme ontziende phantasie
zwak en traag, wanneer zy ons zelf verplaatsen
tnoet in andere omstandigheden, in een on
zekere toekomst, in het eeuwigheidsoogenblik,
zwak en traag doet onze phantasie ons ook
televen in de omstandigheden en in de toe
komst van onze evenmenschen, zelfs in de om
standigheden en in de toekomst van hen, die
Ons het meest dierbaar zyn.
Hoe oneindig veel gelukkiger zou de wereld
zich mogen roemen, of liever: hoe veel minder
ellende zou er op aarde geleden worden, als
wy door onze phantasie ons steeds verplaatsen
konden in het voelen en denken, in het leven
en streven van alle andere, goede en slechte
menschen; hoe veel, hoe oneindig veel zouden
wy dan niet willen vergeven, althans verge
vingsgezind kunnen verklaren, en hoe sterk
zouden wij ons dan niet beijveren om den
zwakken broeder en de zwakke zuster tegemoet
te komen, te helpen, te tóónen in woorden
en in daden, dat wy hem en haar begrijpen en
liefdevol bejegenen willen!
Hoe vaak maken wij ons door gebrek aan
phantasie, door gebrek aan verbeeldings
mogen, niet schuldig aan grove ondankbaar
heid, aan smadelijke miskenning en grievend
onrecht; hoe vaak zullen zelfs ouders en kin
deren, kinderen en ouders zonder dat zij
spreken elkander voor den eeuwigen Rechter
aanklagen, omdat het phantastisch vermogen
tekort schoot, omdat ouders en kinderen, kin
deren en ouders zich te weinig indachten, zich
te weinig inleefden in elkanders bestaan, in
elkanders wezen.
Méér phantasie!
Dat is de eisch van alle tijden.
Méér phantasie!
De wereld zal gelukkiger worden, en in de
eeuwigheid zullen er méér gelukzaligen zyn.
AD INTERIM.
Bij K. B. is dr. J. C. Kielstra, hoogleeraar
aan de Landbouwhoogeschool te Wageningen
benoemd tot gouverneur van Suriname.
Prof. mr. Johannes Coenraad Kielstra werd
te Zwartsluis geboren op 13 November 1878.
Na het gymnasium te Middelburg te hebben
afgeloopen studeerde hy te Leiden van 1896
tot 1901 en promoveerde op stellingen. In 1902
werd hij Indisch rechterlijk ambtenaar en ver
trok in 1903 naar Indië, waar hij in verschil
lende betrekkingen werkzaam was.
In 1915 kwam hij met ziekteverlof naar Ne
derland terug.
Tijdens den wereldoorlog stond hij een tyd-
lang onder de wapenen als reserve-kapitein der
landweer-infanterie. Na zijn benoeming tot
hoogleeraar in het Koloniaal Staats- en Straf
recht. de Indische landhuishoudkunde en het
Indisch Agrarisch recht aan de Landbouw
hoogeschool te Wageningen. nam hij ontslag
uit den Indischen dienst.
Sinds 1926 is professor Kielstra tevens bij
zonder hoogleeraar aan de Indologische facul
teit te Utrecht in de tropische staatshuishoud
kunde.
Verschillende geschriften verschenen van
zyn hand, vooral op koloniaal-politiek en eco
nomisch terrein.
In het reeds zwaar door de crisis getroffen
Nijverdal heeft de voornaamste textielfabriek,
n.l. de K. S. W. aldaar een nieuwe loonsverla
ging tegen 4 September a.s. angekondigd. Deze
verlaging varieert voor de verschillende groe
pen van 5 tot 15 pCt. In Nijverdal zelf is men
zeer onder den indruk van deze loonsverlaging,
te meer, omdat de actie van het gemeentebe
stuur bij het Rijk, om steun in de gemeentelas
ten te verkrijgen, niet gelukt is.
Naar het Wolff-bureau uit Hamburg bericht,
is de eerste officier van het Hamburgsche s-s.
„Kurland", dat zich van Engeland op weg
naar Riga bevond, by Terschelling over boord
geslagen. Het lyk kon nog niet geborgen
worden.
Toen de kapitein van het schip dit bericht
vernam kreeg hij een beroerte en moest hy te
Kiel in een ziekenhuis worden opgenomen.
Op 16 Juni is van Rotterdam per Harwich-
boot vertrokken de Engelsche kapitein Brooks.
Hy is niet in Engeland aangekomen en om
trent zyn verdwijning is niets bekend. Aan
genomen werd, zooals wy vroeger reeds be
richtten, dat hy onbemerkt over boord gesla
gen is. Zijn vrouw is echter de meening toe
gedaan, dat er misdaad in het spel is. Captain
Brooks is naar Rotterdam gegaan om een schip
te koopen. Volgens Mrs. Brooks waren er men
schen, die belang hadden bij zyn verdwijning.
Ongeveer een maand later is op Terschelling
aangespoeld het lijk van een man. Het werd
dadelijk begraven en eerst eenigen tijd later
kwam men op het idee, dat dit wel van kapi
tein Brooks kon zijn.
Dezer dagen nu is Mrs. Brooks naar Ter
schelling geweest, om te trachten het lijk te
identificeeren. Dit moest geschieden door en
kele voorwerpen, die men daartoe achterge
houden had. Mrs. Brooks heeft eenige van die
voorwerpen, o. a. een paar gouden manchet-
knoopen met een afbeelding van Prinses Mary
en een monocle herkend, maar het horloge
herkende zij niet. Zij is daardoor nog niet vol
ledig overtuigd, dat het lijk van haar man ge
vonden is. Zij wordt hierin nog versterkt door
de mededeelingen van helderzienden, die zij
zoowel in Londen als in Rotterdam geraad
pleegd heeft. Deze verklaarden beiden, dat haar
man niet dood is, maar ergens gevangen ge
houden wordt. Mrs. Brooks is vandaag weer
naar Engeland vertrokken en zal pogingen aan
wenden het lijk naar Engeland te doen over
brengen.
Omtrent de geheimzinnige verdwijning ver
nemen wij nog verder, dat het lijk, dat op
Terschelling begraven is en waarvan men
meende, dat dit het lyk was van captain Brooks
Maandag as. zal worden opgegraven door den
begrafenisondernemer H. D. Postma uit Har-
lingen. Het gerechtshof heeft zijn toestemming
tot de opgraving reeds gegeven. Woensdag a.s.
zal het lyk per s.s. Groningen naar Londen
worden vervoerd.
Naar aanleiding van berichten in de pers
omtrent een vermindering der sociale uitga
ven van ongeveer 42 millioen gulden op de
Ryksbegrooting heeft het Ned. Correspondentie
bureau zich tot den Minister van Sociale Za
ken gewend met het verzoek daaromtrent eeni
ge nadere inlichtingen te mogen ontvangen.
Minister Slotemaker de Bruine was zoo wel
willend deze te willen geven en begon met de
opmerking te maken, dat de uitdrukking „so
ciale zaken" nog al vaag is, daar ook andere
Departementen sociale uitgaven hebben.
„Maar wat mijn Departement betreft", al
dus de Minister, „kan ik U mededeelen, dat ik
er voorshands in geslaagd ben om op mijn be
grooting 1934 voor tuberculose-bestrijding, kin
deruitzending, drankbestrijding, enz. dezelf
de bedragen uit te trekken, als welke op
de begrooting-1933 voorkwamen.
Voor werkverschaffing, steunverleening, mo
reelen steun aan te werk gestelden en steun
voor den opbouw van Drente, kwamen op de
begrooting-1933 geen afzonderlijke artikelen
voor. Deze zaken waren begrepen onder een
ruim begrootingsartikel. Echter heb ik voor elk
van deze onderwerpen op de begrooting voor
1934 uitgetrokken, datgene, wat tot nog toe
voor deze posten uitgegeven is, zoodat op de
genoemde sociale uitgaven geen vermin
dering is toegepast."
Vervolgens vroegen wij den Minister of hij
een vermoeden had, hoe geruchten als het bo
venbedoelde, in de wereld kwamen.
Hierop antwoordde de Minister: „Ik vermoed,
dat dit gerucht in verband staat met een zeer
aanvankelijke raming, die destijds, vóór mijn
optreden, is gemaakt en die mij is gebleken
zeer aan den ruimen kant te zyn. Ik herhaal
echter, dat op de begrooting voor 1934 voors
hands op sociale, moreele en hygiënische pun
ten niet is gekort".
„Maar het Departement van Sociale Zaken
zal toch ongetwijfeld ook by moeten dragen in
de algemeene bezuiniging?"
„Ik erken volledig mijn plicht om ernstig
mede te werken aan een blijvende verlaging
van 's Rijks uitgaven" antwoordde de Minis
ter hierop. „Als ik voor sociale, moreele en hy
giënische voorzieningen hetzelfde heb uitge
trokken als vroeger, spreekt het vanzelf, dat er
geld moet worden bespaard, o.a. door versobe
ring van de diensten. Wanneer mijn begroo
ting verschijnt, zal wel blijken hoeveel daardoor
gevonden is."
i
4 4.
Het Italiaansche stoomschip „Rex" heeft eten afstand GibraltarNew York afgelegd
in vier dagen, 13 uur en 58 minuten en daarmee het „Blauwe Lint van den Oce
aan" gewonnen, dat reeds verscheidene jaren in het bezit van het Lloydstoomschip
„Bremen" was.
Het Dagelijkse!» Bestuur der R.K. Staatspartij
heeft het volgende rondschrijven gericht aan de
besturen van de Rijkskieskring-organisaties, aan
alle leden van de Dagelyksche Besturen der
Kringorganisaties en ter kennis gebracht aan
alle afdee-lingsbesturen en aan de leden van den
Partijraad.
Onmiddellyk na afloop van de verkiezingen
voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal
heeft de Partyleiding der R.K. Staatspartij zich
beraden over de lessen, welke uit den verkie
zingsuitslag voor onze Partij moesten getrokken
worden. De algemeene les is duidelijk. Maat
regelen moeten worden genomen, om voor de
toekomst door intensieve en versterkte werk
zaamheid een leidende taak te vervullen in het
nationale werk.
De in kort tijdsbestek veranderde algemeene
politieke mentaliteit, welke zich kenmerkt door
een steeds meer zich openbarende belangstelling
in en activiteit rondom de kern-vraagstukken
van staatkundig leven, roept, sterker dan welke
verkiezingsuitslag ook, om vernieuwing en ver
dieping. Het is de plicht der R.K. Staatspartij
hierbij krachtige en doelbewuste leiding te ne
men, ten bate van Nederland.
Het Dagelijksch Bestuur der R.K. Staatsparty
heeft in een uitvoerig rapport zijn inzicht neer
gelegd over wat gedaan moet worden, spoe
dig en krachtig. Het werkplan van het Dage
lijksch Bestuur is met algemeene instemming
door het Partijbestuur aanvaard, terwijl het Da
gelijksch Bestuur werd gemachtigd de uitvoe
ring ervan zoo snel mogelijk aan te pakken.
In dat werkplan was opgenomen de bijeen
roeping van een Kaderdag te Amersfoort.
Deze Kaderdag was bedoeld en is gewor
den de eerste stap in het geheele plan der
Aan het te Londen verschijnende blad
„Sphere" ontleent de „N. R. Ct." het volgende
interessante artikel over de verloren schatten
van de Lutine.
In 1793 werd het fregat La Lutine, bewapend
met 32 kanonnen, in de haven van Toulon door
Britsche oorlogsschepen buiten gemaakt. Zes
jaar later zeilde het, onder commando van
kapitein Skinner, van Yarmouth uit met een
lading van ongeveer 2 millioen pond sterling
aan goud, welke som bestemd was, gedeeltelijk
als soldij voor de Engelsche soldaten, die op
het eiland Texel gelegerd waren en voor de rest
tot leniging van den oeconomischen nood van
de stad Hamburg, welke stad een leening van
l'/2 millioen pond bij de Bank van Engeland
gesloten had. In den nacht van 9 op 10 Octo
ber echter geraakte het schip ter hoogte van
Terschelling in een storm en het gelukte niet
het vrij te houden van de verraderlijke zand
banken en stroomingen, die dat deel van de
Hollandsche kust tot een waar zeemansgraf
maakten. Het schip strandde en zonk, waarbij
de geheele bemanning op een na omkwam. Ook
de schat verdween in de diepte.
Van tijd tot tijd zijn pogingen gedaan om den
schat te bergen en er is genoeg van het goud
naar boven gebracht om den droom levendig te
houden, dat het nog eens gelukken zou, den
geheelen schat te vinden. Hoeveel van het goud
er nog overgebleven is, valt moeilijk te zeggen.
Men zegt, dat er nog meer dan een millioen
moet zijn, maar wanneer men dat bedrag
noemt tegenover een Terschellinger visscher
dan knijpt hij een oog dicht en zegt: „Gelooft
u nou, dat wy zoo'n schat, om zoo te zeggen,
maar gedurende 100 jaar vlak voor onzen neus
zouden laten liggen?"
Maar een millioen pond sterling is voor
zc„'n visscher van Terschelling een enorm be
drag en hij gelooft eigenlijk niet eens, dat er
zooveel geld is op heel de wereld.
Mogen wij de ondernemers van het huidige
uitgebreide bergingswerk gelooven, dan zal een
bedrag, niet veel minder dan de oorspronkelijke
2 millioen pond, nu weldra geheel worden ge
borgen.
De bergingsschepen met hun ingenieuze ma
chines liggen in de kalme haven van Terschel
ling te wachten op een langdurige periode van
kalm weer. De plaats van het wrak en zelfs
de ligging van de munitiekamers, waarin het
goud werd bewaard, zijn nauwkeurig bepaald.
Alles wat noodig is is thans voldoende betrouw
baar -weer om de ingenieurs in de gelegenheid
te stellen, de enorme zuigmachine op te stel
len boven het wrak, opdat deze kan beginnen
aan de reusachtige taak, niet alleen het water
te verplaatsen, maar ook een laag van ongeveer
10 M. drijfzand, waaronder het ongelukkige
schip verborgen ligt op den vasten zeebodem.
Dat, tenminste, is de optische verklaring van
den Duitschen ingenieur Beckers, die het
verwonderlijke apparaat heeft uitgevonden, dat
bij deze jacht naar goud wordt gebruikt. En
daar de zee dikwijls heeft moeten wijken voor
de koppige vasthoudendheid der Hollanders, is
er, naar ik veronderstel, geen reden, waarom
zij ook nu niet haar kouden greep zal moeten
loslaten van hetgeen de Hollanders begeeren.
Vroegere pogingen om het goud op te halen
zijn gefaald, in hoofdzaak door de enorme hoe
veelheden drijfzand, waaronder het wrak be
graven ligt. Zoo snel konden de groote bag
germolens niet een 100 ton zand verplaatsen
of nieuwe zandmassa's, aangevoerd door de
bijzonder sterke stroomingen, die hier langs de
kust gaan, vulden het gat weer even snel aan.
In 1929 heeft men nog groote sommen geofferd
om deze moeilijkheid te overwinnen. De zee
lachte slechts en vulde de groote gaten in haar
bedding weer even snel en gemakkelijk op, als
de golven de kuiltjes vullen, die kinderen aan
het strand graven. En de grijze visschers van
Terschelling lachen met de zee mede. „Jullie
kunt nu wel spelen met de Zuiderzee en er een
eendenvijver van maken, maar alleen een dwaas
probeert te spelen met de Noordzee", zeide een
van hen. En als de grimmige, koude mist van
de Noordzee over het eiland kruipt, dan voelt
men, dat de man gelijk heeft.
Aan wien behoort echter de schat, na zoo
vele jaren? Na de rampzalige schipbreuk van
de Lutine werd uitgemaakt, dat het begraven
goud toebehoorde aan Koning Willem I van
Nederland. Maar als een gebaar van vriend
schap droeg deze vorst by Koninklijk besluit
van 23 Mei 1823, al zijn rechten over aan den
koning van Engeland, die op zijn beurt en zeer
terecht, den verloren schat weer schonk aan
Lloyds, welke, daar zy de verzekeringssom ten
volle uitbetaald had, ook het meeste recht er
op had. Een paar jaar geleden is een contract
gesloten tusschen deze maatschappij en een
groep Hollanders, welke laatsten daarbij het
recht kregen het goud te bergen wanneer zij
konden, op voorwaarde, dat dertig procent van
de waarde van het gevondene aan Lloyds zou
worden afgestaan. De algemeene indruk is, dat
de berging zal gelukken, vooropgesteld, dat de
zandzuig-inrichting voldoet aan de beschrij
ving, die haar uitvinder ervan gegeven heeft
De uitgifte van Lutine-aandeelen op de Hol
landsche markt is dan ook vry aardig gelukt.
De ondernemers van het plan behoeven dus
niet heelemaal platzak te zijn, wanneer de zee
nog eens weer haar greep op haar ouden buit
versterkt.
Partijleiding om te komen tot doelbewust werk,
tot versteviging van vertrouwen, vertrouwen in
eigen beginsel en kracht, vertrouwen tusschen
volk en leiders.
Deze Kaderdag is, niet het minst door de
groote belangstelling, welke hij alom heeft ge-
wektt, buitengewoon leerzaam geweest, óók voor
de Partijleiding zelf!
In Amersfoort heeft deze haar werkplan, bij
monde van den voorzitter van het Partijbestuur,
schematisch uiteengezet.
Uit de gedachtenwisseling heeft de leiding
haar nut getrokken, en op grond daarvan haar
werkplan aangepast en vervolledigd.
Thans komt de Partijleiding tot de geheele
Partij en vraagt aan haar, d.w.z. aan al haar
leden, maar in het bijzonder aan hen, die in
verschillende bestuursinstanties verantwoorde
lijkheid als leiders dragen, onvoorwaardelijke en
volledige medewerking by de verwezenlijking van
haar werkplan.
In Amersfoort is, in een ongekende geestdrift,
een spontane en hartelijke ovatie gebracht aan
de Partijleiding in den persoon van den Partij
voorzitter. Deze heeft in zijn repliek met kracht
en klem een volkomen vertrouwen gevraagd, ja
opgeëischt voor de leiding der Party. De spon
tane reactie van ons Partijkader op die vraag,
op dien eisch, doet thans de Partijleiding aan
de geheele Partij met overtuiging vragen, om
de inlossing van hetgeen die hartelijke ovatie
in werkelijkheid toch feitelijk beteekende, n.l, de
belofte van innige en spontane medewerking!
In Amersfoort is gevraagd, geroepen om „da
den"
De Partijleiding heeft dien roep verstaan.
Maar óók van U worden „daden" gevraagd!
En de éérste daad is die van medewerking aan
wat de Partijleiding van U vraagt. Want alleen
over daden spreken, en er om roepen, is óók
slechts gepraat. Dóen, medewerken, dat is de
daad van dit oogenblik.
Thans geen gepraat over „ik zou het zus of
zoo hebben willen doen". Daar mee schieten we
niets op, dat verlamt onze kracht.
Medewerken! In sterl* vertrouwen! Dat is het
parool nu!
Er is een onverbrekelijk verband tusschen den
wil om te slagen en het resultaat.
Het algemeene doel, dat de Partyleiding voor
opstelt, is:
De Partij moet sterk leven en ook tot de massa
spreken, tenminste op een groot aantal voor
name punten in het land.
Het algemeene middel moet zijn tweeledig:
le. Verdieping van staatkundig inzicht in het
algemeen, en kennis van feiten en verhoudingen,
kennis van den concreten inhoud van het werk.
2e. Meer levendige werkzaamheid, een groo-
tere beweeglijkheid van de Party, waardoor de
massa meer zal worden bereikt, ook buiten ver-
kiezingstyden.
Hierdoor zal belangstelling èn liefde voor het
werk groeien en sterker worden.
In dezen algemeenen opzet heeft de Partij
leiding een aantal bijzondere middelen gesteld.
Voor één dier middelen roept zy thans Uw
aller krachtdadige medewerking in: de plaatse
lijke kernvorming.
Het is thans, meer dan ooit, zaak over te gaan
tot het vormen van kernen van actieve partij
leden in onze partij-afdeelingen. Want die heb
ben we noodig: actieve, vurig medelevende partij
leden, niet alleen in verkiezingstijden, maar
steeds.
De eerste stap om dat te bereiken, en dat
móet, het koste wat het koste, bereikt worden,
is de vorming van plaatselijke kernen.
Deze kervorming is het hoofdpunt van het
werkplan, dat onmiddellijk, overal waar dat mo
gelijk is, en in elk geval in de door de Party
leiding aangewezen plaatsen, moet worden aan- I
gepakt en uitgevoerd.
Volgens het verslag van verkeersongevallen
op de Rijkswegen in 1931 heeft in dit jaar het
aantal verkeersongevallen op genoemde wegen
3123 bedragen, dit is 597 ongevallen meer dan
in 1930. Dat beteekent 1.5 ongeval per KM.
rijksweg-lengte tegen 1.27 iü 1930; 59.5 pet. van
de ongevallen was een gevolg van persoonlijke
fouten (1930: 67.5 pet.), waarvan niet minder
dan 22.9 pet, (1930: 27.5 pet.) moet worden toe
geschreven aan onvoorzichtigheid en onoplet
tendheid, 2.37 pet. aan dronkenschap en 8.28
pet. aan te snel rijden, terwijl 9.25 pet. der on
gevallen was te wijten aan ongunstige weers
gesteldheid, als mist, zwaren regen- of sneeuw
val, zwaren wind en gladheid van den weg door
ijzel of sneeuw.
De vermindering van het aantal persoonlijke
•fouten wijst, aldus het verslag, vermoedelijk op
den gunstigen invloed van verbeteringen van
de weginrichting, verkeersstrepen, gescheiden
rijwielpaden, verbod van rijwielverkeer op den
hoofdweg, enz., waardoor de gelegenheid tot
het maken van noodlottige verkeersfouten ver
minderd is.
Evenals in de voorafgaande jaren had Zuid-
Holland in 1931 het grootste absolute ongeval-
lencijfer (573), terwijl dat cijfer voor Gro
ningen, Drente en Zeeland het laagste was
(resp. 87, 68 en 64).
Noord-Holland had het grootste aantal onge
vallen per K.M. weglengte (4.16). Voor Zeeland
was dat aantal het kleinste (0.68).
Evenals in 1930 bleek ook in 1931 de weg
DelftDoenkade de gevaarlijkste te zijn. Het
aantal ongevallen op dezen weg bedroeg in 1931
per K.M. 11.47, tegen 15.60 in 1930.
Uit het verslag blijkt verder, dat in 1931 het
aantal persoonlijke ongelukken in Zuid- en
Noord-Holland het grootst was, n.l. resp. 389
(w.o. 37 met doodelijken afloop) en 326 (w.o.
30 dooden), terwijl de weg in dat jaar in Gro
ningen en Zeeland het veiligst was, in welke
provincies het aantal persoonlijke ongeluk
ken resp. 22 (w.o. 4 dooden) en 26 (w.o. 2
dooden) bedroeg.
meene werkplan opgenomen, in elkaar sluitende,
elkaar aanvullende en elkaar steunende.
Zoo zal de centrale Partijleiding, die aan de
plaatselijke kernen het materiaal voor studie
en documentatie zal verstrekken door middel
van het partijblad, met eventueele bijlagen, bro
chures en afzonderlijke nota's, dit materiaal sa
menstellen met medewerking van een vasten
Raad voor studie en documentatie. De samen
stelling van dezen Raad wordt in September be
kend gemaakt.
Ten aanzien van het materiaal voor de poli
tieke propaganda, van de vraagstukken dus,
welke de bewerking der massa betreffen, zal de
Partijleiding een vast en regelmatig overleg
scheppen met een aantal medewerkers voor de
propaganda, die het Dagelyksch Bestuur zal
aanwijzen. De namen dier medewerkers worden
in September bekend gemaakt.
Voorts zal de centrale Partijleiding in tegel-
matig contact blijven en treden met de R.K.
Pers (Persdienst-Persconferenties), met de
Jeugdcentrales, en met de fracties der Partij in
de Staten-Generaal. Bij het overleg met de
fracties zal met het oog op de a.s. Begrootings-
behandeling mede aandacht worden geschonken
aan hetgeen op den Amersfoortschen Kaderdag
aan onderwerpen van practische actueele poli
tiek opnieuw naar voren is gekomen. Ook de, in
dezen tijd dringend noodzakelijk gebleken wijzi
ging van Partijreglement en kiesreglement, en
eenige grondregelen voor de Staten- en Gemeen
teraadsverkiezingen, worden reeds in ontwerp
gereed gemaakt.
Op al deze punten is vernieuwde activiteit en
krachtige stuwing geboden. Men mag zich niet
blindstaren op één bijzonder middel alléén. Het
geheele terrein der staatkundige beweging vraagt
intensieve aandacht.
Maar voor het onmiddellijke concrete werk
is thans de doorvoering der plaatselijke kern
vorming hét punt, waarop de werkkracht uwer
besturen en van de plaatselijke leiders moet
worden gericht.
Wanneer over het geheele land deze oproep
der Partijleiding wordt verstaan en gevolgd,
zal in een kort tijdsbestek een frissche en op
gewekte politieke activiteit worden verkregen.
Dan zal de Partiileiding oveml vaste steunpun
ten bezitten, welke de Partij zullen opheffen
boven het verwijt van een log, louter verkie
zingsapparaat te zijn. De kernen zullen de Party
maken tot een parate, volop levende, werkzame,
veerkrachtige en mobiele beweging op het staat
kundige strijdtournooi.
Dit is de eisch van het oogenblik!
Vil U»V0VV VWiUl I r m.
De Kringbesturen zullen hierbij toonen, dat Zoo zal onze k.k. Staatspartij haar taak in
zij beseffen den ernst van den tijd, het belang
van het te volbrengen werk, en hun eigen groote
verantwoordelijkheid als leidende partij-instan
ties. Zy zullen er prijs op stellen het kloeke
voorbeeld te geven van volledige medewerking
met de centrale Partijleiding, en van spranke
lende toewijding aan het werk der Party.
De Partijleiding is ervan overtuigd, dat u
besturen op hun beurt overal krachtige mea -
werking zullen vinden in de vele &°.®dwI
leden in onze verschillende Plaatse
lingen. Het komt er nu maar op aan, di g
den wil los te slaan en in sterke
weging te zetten. Een voortreffelijk middel
daartoe zal zijn het organiseeren van Geweste-
lijke Kaderdagen. Daarmede toch worden ver
schillende plaatselijke goede kochten in het
werken en streven der Party betrokken, en dit
in ruimeren kring dan uiteraard op den Amers
foortschen Kaderdag kon geschieden. Het na
tionale werk, bezien in het licht der gewestelijke
bijzondere omstandigheden en der eischen, wel
ke zij stellen, kan daar tot werkdadige kracht
worden opgevoerd-
De Partijleiding rekent er op, dat uwe bestu
ren aan dit punt bijzondere aandacht zullen
wijden en in het najaar zulke Kaderdagen voor
uw Kring of voor een combinatie van Kringen)
zullen organiseeren. Dit zal de goede uitvoe
ring van de plaatselijke kernvorming zeer zeker
sterk bevorderen.
Wij wijzen met nadruk er op, dat het plan
der plaatselijke kernvorming geen doel in z'ch
zelf is, doch een bijzonder, maar een zeer be
langrijk middel, om het hierboven aangegeven
algemeene doel te bereiken.
Daarom is de partijleiding zich er van bewust
dat het werk der plaatselijke kernen op steeds
actueele wijze en in sterke mate door het cen
trale Partij-apparaat blijvend zal moeten wor
den gevoed en ondersteund. Dit zal geschieden.
Daartoe heeft de Partijleiding reeds maatrege
len getroffen. Maatregelen, welke op zich zelf
wederom bijzondere middelen zyn, in het alge
dezen moeilijken tijd moeten, en stellig kunnen
volbrengen.
Zóó alleen zal onze R.K. Staatsparty de ster
ke schutse kunnen zijn en blijven voor een wel
geordende vrijheid en een sterk gegrondvest ge
zag, en daardoor kunnen bouwen een betere
toekomst voor ons geheele Nederlandsche volk.
De katholieken moeben ook in hun staatkundige
activiteit toonen, dat zij zich ten volle bewust
zijn van hun leidende en stuwende taak by het
nationale werk.
Aan den arbeid.' In sterk Godsvertrouwen!
In sterk onderling vertrouwen!
In een bijlage van dit rondschrijven worden
de aanwijzingen voor de oprichting en het werk
der kernen gegeven.
De taak der kernen is allereerst, om voor zich
zelf tot eigen bezit te maken de gezonde
gedachten op algemeen staatkundig gebied (stu
die), en het juiste inzicht omtrent concrete po
litieke maatregelen en vraagstukken (documen
tatie).
Dit materiaal hebben zij naar plaatselijke be
hoeften te bewerken en door te geven, ook in
dezen zin, dat zij de gezonde gedachten en het
juiste inzicht bij de massa ingang doen vinden.
Hier ligt haar taak van gestadige politieke pro
paganda, die wel te onderscheiden is van de pro
paganda bij gelegenheid eener verkiezing.
Vóór 1 October 1933 moet van elke kern de
oprichtingsvergadering hebben plaats gehad.
Vóór 1 November 1933 moet een plan worden,
opgesteld voor regeling der eigen werkzaamheid,
naar behoefte gedifferentieerd voor leden, die
zich meer speciaal met het bewerken van studie-
en voorlichtingsmateriaal zullen bezighouden,
en die zich meer in het bijzonder aan de poli
tieke propaganda zullen wijden. Het is echter
niet de bedoeling, dat de kern daartoe wordt ge
splitst. De kern moet in samenwerking van al
len, naar talenten en aanleg, als één geheel
blijven werken. Zb' moet vooral niet zijn een
vergaderend en pratend college, maar een keur
troep van actieve werkers.