BEAURAING EN BANNEUX m*-. Geloofsafval in Nederland DE VERSCHIJNINGEN AAN DE KINDEREN GEMENGDE ZONNEBADEN WOENSDAG 23 AUGUSTUS Het wetenschappelijk onderzoek Ontstellende statistiek Onduldbare toestanden De ontploffing te Medemblik DE GEBEURTENISSEN TE BEAURAING SPOORWEG-ONTVANGSTEN De vermindering blijft nog steeds aanhouden PRIESTERJUBILEA Links de kinderen Voisin; rechts de kinderen Degeimbre DE LEIPZIGER MESSE DE MAASVERBETERING ii. Over de verschijningen, die plaats ge vonden zouden hebben te Beauraing en te Banneux bestaat een uitgebreid dossier, hetwelk niet gepubliceerd is en ook niet ter inzage wordt gegeven. Behalve dit geheime dossier zijn er een aantal mede- deelingen en rapporten van officieus karak ter, vooral betreffende Beauraing. De mede- deelingen zijn grootendeels te vinden in de Waalsche, Vlaamsche en Nederlandsche pers, die uitvoerig berichtte over de ver schijningen. De rapporten werden grooten deels uitgebracht in wetenschappelijke vak bladen of in afzonderlijke boekjes. Op deze litteratuur en op eigen indrukken zijn wij aangewezen, wanneer wij ons een oordeel wenschen te vormen. Zulk een oordeel zal altijd eenigermate persoonlijk gekleurd zijn. Dit is onvermij delijk. De een is voor indrukken meer vat baar dan de ander en deze is misschien weer een minder critisch lezer dan de eer ste. Zoo is het mogelijk, dat het eerlijk oor deel van den een geheel tegenovergesteld is aan het eerlijk oordeel van den ander, zelfs wanneer beiden aanspraak mogen maken op den naam van oordeelkundige ter dezer zake, omdat zij bestudeerd zijn in de godgeleerdheid, speciaal de theologia mystica, in de kerkgeschiedenis, speciaal de geschiedenis der spiritualiteit, omdat beiden in staat zijn bovendien, een medisch of criminologisch rapport ernstig en cri tisch te lezen. Want verscheidene weten schappen moeten hun hulp bieden bij de beoordeeling van zoo merkwaardige gebeur tenissen. Wij willen trachten, een objectief verslag te doen van de huidige resultaten der wetenschap, en daarbij zooveel mogelijk alle subjectieve indrukken vermijden. Wij veronderstellen, dat onze lezer zich althans in groote lijnen de feiten van Beau raing herinnert. Op 29 November 1932 gaan Fernande en Albert Voisin, vergezeld door Andrée en Gilberte Degeimbre, 's avonds om 6 uur naar het pensionaat der Zusters van de Christelijke Leering, teneinde daar hun zusje en vriendinnetje Gilberte Voisin af te halen, dat half-pensionnaire is, d.w-z., den dag doorbrengt bij de Zusters, doch thuis overnacht. Zij bellen aan. Zuster portierster kent dat belletje, want de kin deren komen alle dag op dit uur om Gil berte Voisin te halen. Zonder eerst de deur te openen gaat de portierster dus Gilberte waarschuwen. Intusschen staan de kinde ren op de stoep. Het jongetje, Albert Voisin, draait zich om. Hij ziet een licht schijn in den tuin. Hij roept uit: „Je vois une lueur". De zusjes zeggen: „Het zal een auto zijn op den weg naar Pondrome". Zij kijken nu ook: „Het is het Lieve Vrouwe beeld in de Lourdesgrot. Het beweegt!" „Neen, het is een man!" „Neen, het is de Heilige Maagd!" Verschrikt gaan de kinderen naar huis zonder nog te durven omzien. Meer is er niet over den eersten dag be kend. Prof. de Greeff, criminoloog aan de Universiteit te Leuven, heeft later de kin deren ondervraagd en is tot sceptische ge volgtrekkingen gekomen, de geneesheer van Beauraing, Dr. Maistriaux, heeft de kinde ren onderzocht en ondervraagd en zijn con clusie luidt gunstig, maar dit alles is ach teraf geschied, toen de „verschijningen" zich herhaalden en nader gedetermineerd werden als verschijningen van Maria, die met de kinderen sprak. De allereerste oor sprong der feiten van Beauraing ligt prac- tisch in het duister. De getuigenissen der kinderen zijn hieromtrent de volstrekt eenige bron. Deze getuigenissen zijn eerst dagen later genoteerd en onderzocht, nadat de kinderen volop gelegenheid hadden elkaar en hun omgeving bewust of onbe wust te beïnvloeden. De eerste aanteekenin- gen, gemaakt door Dr. Maistriaux, dateeren van 8 December. Sedertdien heeft de weten schap zich ingelaten met de feiten en alles minutieus onderzocht. Maar toen hadden de feiten, als men zoo spreken mag, reeds hun beslag. Toen hadden, behoudens de lichtschijn van 29 November, reeds zeven „verschijningen" plaats gevonden. Toen was het merkwaardige geval reeds ruchtbaar in Beauraing en omgeving. Wij twijfelen niet aan de deskundigheid der onderzoekers, maar wij stellen vast, dat zij te laat kwamen, en dat zij niet anders konden doen. Bij zulk een gebeurtenis is de Wetenschap nooit op tijd, want de gebeur tenis komt onverwacht en onvoorzien. Op 3 December is de zaak medegedeeld aan den deken van Beauraing. Hij maakte begrijpelijkerwijze geen nauwkeurige noti tie van de aangifte. Behalve de lichtschijn van 29 November, hadden zich op 3 Decem ber reeds drie „verschijningen" voorgedaan. 30 November durfden de kinderen niet kijken. Ze zagen denzelfden lichtschijn, ïnaar sloegen de oogen neer. 1 December nemen zij duidelijk Maria Waar. 2 December spreken zij met Maria, die hun vraagt, braaf te zijn. Deze vier eerste verschijningen gingen vooraf aan iedere ernstige controle der kin deren, die na 8 December in het middel- Punt der wetenschappelijke belangstelling komen. Op deze vier dagen komt het noch tans aan. Allermerkwaardigst is de toenemende graad van duidelijkheid. Op 29 November een lichtschijn, op 3 December Maria zelf. die spreekt. In de dagen, die daartusschen liggen, was de verbeelding der kinderen niet werkeloos. Hoe was hun toestand? De we tenschap reconstrueert uit latere getuige nissen, maar nam niet waar. Dit is van be lang. Toen de dokters, de professoren, de theo logen, de journalisten naar Beauraing kwa men, hadden de „verschijningen" zich reeds verscheidene malen herhaald. De kinderen stonden er niet vreemd of angstig tegen over, al bleven zij eerbiedig. Hun eerste reactie is niet bestudeerd. Nauwkeurig zou het oordeel eerst kunnen zijn, wanneer onmiddellijk na den avond van 29 November de kinderen geheel van elkander en van hun omgeving waren ver wijderd. Dit is niet gebeurd. Zij hebben ge praat, gespeeld, gedachtzij hebben volop tijd gehad voor een afspraak of een langzaam groeiende zinsbegoocheling. De eerste ernstige ondervragingen vonden plaats op Maandag 5 December. De kinde ren werden afzonderlijk in verhoor geno men. Hun getuigenissen waren eensluidend. Op 8 December worden strikvragen gesteld. De verklaringen blijven eensluidend. Op 11 December begint Prof. de Greeff zijn on derzoek, dat streng wetenschappelijk wordt gevoerd volgens de methode van Binet. Hij blijft te Beauraing en zet zijn onderzoek voort tot 3 Januari, als de laatste „verschij ning" door de kinderen wordt waargeno men. Op dien dag waren er 80 geneeshee- ren aanwezig en ongeveer 25.000 bezoekers. Zijn conclusie over de betrouwbaarheid der kinderen luidt ongunstig, evenals de con clusie van den Leuvenschen neuroloog, Prof. van Genuchten, die op 31 December 1932 de kinderen ondervroeg en verklaarde: „Ik geloof niet, dat de kinderen op den avond van 31 December waarlijk de Heilige Maagd gezien hebben. Ik ben er zeker van, dat de kleine Albert niets gezien heeft en dat hij zelfs niet de illusie heeft gehad, iets te zien. Toch was zijn verklaring bij het verhoor formeel. Zij komt mij voor, niet juist te zijn...." Zoo luidt de letterlijke tekst van zijn rapport. Het gunstige verslag van Dr. Maistriaux werd onderzocht door Dr. van Acker, psy chiater, die in het „Vlaamsch Geneeskundig Tijdshcrift" concludeert, dat het jongetje, Albert Voisin, een mythomaan zou zijn, wiens invloed de andere kinderen onder hallucinatie gebracht heeft. De theoloog Alois Janssens van Scheut besluit uit de rapporten, dat er niets bo vennatuurlijks te ontdekken valt in de fei ten van Beauraing. Al deze mannen van wetenschap zijn vooraanstaande katholieken en ernstige ge leerden. Inmiddels stroomen de pelgrims toe in altijd dichter drommen. Beauraing wordt een oord van onmiskenbaar oprechte de votie. Er hebben gebedsverhooringen plaats. Eenige genezingen laten geen of nauwelijks een natuurlijke verklaring toe. Op 11 Juni wordt Come Tilmant genezen. Hij neemt visioenen waar. Een tweede phase breekt aan in de historie van Beauraing. Wij ko men daarop terug. Hoe beoordeelen wij de eerste phase, die wij gemakshalve de phase der kinderen zullen noemen? Zeker schuiven wij de conclusies der des kundigen niet opzij. Er is veel, dat verdacht blijft. Er is veel, dat een hemelsche tus- schenkomst geheel schijnt uit te sluiten. Dit stellen wij voorop. Daarnaast echter stellen wij vast: geen wetenschap zal ooit in alle détails achter halen, wat er tusschen 29 November en 3 December met de kinderen gebeurde. Dit verzwakt alle rapporten en maant ons tot voorbehoud, zoolang niet een evident bedrog is bewezen. De mogelijkheid van een na tuurlijke verklaring is hiermee niet uitge sloten, maar wij staan hier voor een feiten reeks, even onopgehelderd als de legenda rische gebeurtenissen, waaraan andere pel grimsoorden hun ontstaan en opkomst danken. Nu wat betreft Banneux. Ook daar is de allermerkwaardigste toe nemende duidelijkheid merkbaar. Op Zon dag 15 Januari kijkt Marietje Béco uit het keukenvenster van het ouderlijk huis, of haar broertje nog niet thuiskomt. Zij ziet een lichtende vrouwengestalte, die de han den naar de aarde gericht houdt. Op 18 Januari, dus drie dagen later, gaat zij uit om te bidden in den tuin. (Het 12-jarig meisje verwacht dus iets, want het is niet de gewoonte van kinderen, buiten te gaan bidden in Januari, des avonds om 7 uur). Weer ziet zij de verschijning. Deze wenkt haar. Zij volgt en komt bij een putje onder het kreupelhout, aan den weg, ongeveer 150 Meter van het huis. „Deze bron behoud ik mij voor," zegt de verschijning. Sedert dien zijn Hectoliters water geput uit het onooglijke bronnetje, dat overigens reeds te voren daar aanwezig was- 19 Januari herhaalt zich de verschijning, en zegt: „Ik ben de Maagd der Armen". De kapelaan der plaats, de eerw. heer Jamin, die als een vroom priester bekend staat, twijfelde aan de waarachtigheid der feiten te Beauraing, waar hij tweemaal ge weest was. Hij houdt, met andere personen, waaronder kloosterlingen, een novene, ten einde te vragen 1) bevestiging der wonder bare feiten van Beauraing 2), de bekeering van Banneux. 15 Januari viel op het einde dier novene. Geen wonder dus, dat kapelaan Jamin dadelijk overtuigd was van de waarachtig heid der verschijningen te Banneux. Hij leidt niet zelf het plaatselijk onderzoek, doch laat dit over aan betrouwbare perso nen. Rapporten zijn ons niet bekend. Wèl is een uitvoerige studie van Dom. van Houtrye O.S.B. in voorbereiding, die getiteld zal zijn: „Banneux, critique interne", en die tot gunstige gevolgtrekkingen komt voor wat betreft den bovennatuur lij ken oor sprong. Maar dit werk is nog niet versche nen. Ook schijnt vast te staan, dat Marietje Béco niets wist van de novene. Haar ouders, ofschoon katholiek, verwaarloosden hun godsdienstplichten geheel. De vader was beslist ongeloovig. Hij verbood Marietje de catechismus-les te volgen. Thans heeft Banneux een kapel, ingewijd op 15 Augustus j.l. De klok heet „Mariette" en werd het eerst geluid door Marietje Béco. Wij waren getuigen van deze plech tigheid en gaven er verslag van in ons blad. Banneux is het pelgrimsoord der armen. Er wordt groote godsvrucht aan den dag gelegd. Merkwaardig mag heeten, dat er nog een pelgrimsoord bestaat van „Notre Dame des Pauvres", n.l. te Aubrac in Frankrijk, waar in 1022 een Vlaamsch ridder, op pelgrims tocht naar Compostella, door tusschenkomst van Maria wonderbaar gered zou zijn en een kapel stichtte met een klooster, waar in de tweede helft der 17e eeuw de geluk zalige Franciscus van Estaing heeft geleefd, alvorens benoemd te worden tot Bisschop van Rodez. Ook te Banneux is de wetenschap later gekomen dan de volksdevotie. Ook daar zijn wij aangewezen op het getuigenis van een kind. De ontkenning der hoogleeraren kan de bevestiging van het volksgeloof niet meer teniet doen, tenzij er een besliste ont maskering zou volgen, en de bewijzen van een listig opgezet bedrog geleverd worden door betrouwbare onderzoekers. Wel is er kans, dat de groote toeloop langzaam afneemt en dat Beauraing en Banneux voor de groote wereld terugzinken in tie vergetelheid om provinciale genade oorden te worden, evenals Beirendrecht of Gaverland. Natuurlijk is een mede-beslis sende factor: de toekomst der kinderen. Hoe zullen zij, de „begenadigden" zich in hun verder leven gedragen? In de weten schappelijke rapporten aangaande Beau raing wordt reeds duidelijk geïnsinueerd op een blijk van ernstig wangedrag, hetwelk waargenomen zou zijn in de dagen der ver schijningen bij het jongetje Albert Voisin. W. A.—s. De ontvangsten der Nederlandsche Spoorwe gen in de maand Juli 1933 zijn geraamd op een totaalbedrag van ƒ10.905.600.—, verdeeld als volgt: reizigers ƒ6.186.700; bagage ƒ189.600; brief- en pakketpost 260.000; goederen ƒ3.955.100; levende dieren en lijken ƒ46.800; diversen ƒ267.400; totaal ƒ10.905.600. De totaal-ontvangst van 1 Januari af be droeg ƒ69.320.862.18, in 1932 ƒ82.056.248.98, het geen dus in zeven maanden een vermindering is van 12.700.000.ten opzichte van het vo rig jaar. Bij de Paters Jesuïeten Zaterdag 26 Aug. vieren in de orde der Pa ters Jezuïeten de volgende zeereerwaarde hee- ren hun zilveren priesterjubileum: Pater Aug. Hensen, geboren te Rotterdam, leeraar aan het St. Ignatius-college te A'dam; pater G. Schemdding, geboren te Amsterdam, Novicemeester te Oengaran op Java; pater Jac. Zei), geboren te Den Haag, algemeen-directeur van het Apostolaat des Gebeds te Rome en pater A. Jac. Daniels, geboren te Maastricht, leeraar-directeur aan de H.B.S. te Den Haag. Op 8 Sept. a.s. hopen hun veertigjarig priesterjubileum te herdenken pater R. Bou- man, kapelaan aan de kerk van den H. Fran ciscus Xaverius te Amsterdam; pater Joannes de Groot, professor aan het pauselijk Bijbel instituut te Rome en pater J. Hoevenaars, missionaris te Salatiga op Java. Marietje Beco, het 12-jarig meisje te Banneux. aan wie Maria verschenen zou zijn Lubbers' Benzine Veem De inschrijving der nog niet geplaatste obli gaties der 6 pCt. hyp. obligatieleening groot 75.000 ten laste van Lubbers' Benzine Veem zijnde het eerste gedeelte eener leening groot 100.000 zal zijn opengesteld te 's Gravenhage ten kantore der Vennootschap Spui 154 op Maandag 28 Augustus 1933 tegen den koers van 100 pCt. De betaling der toegewezen obligaties moet geschieden ten kantore van inschrijving op 4 September 1933 met bijbetaling van rente vanaf 1 Juli 1933, uitmakende voor een obligatie van 100.11.voor een obligatie van ƒ500.ƒ5.50; voor een obligatie van ƒ100.— 1.10.—. De leening is aflosbaar door uitloting a pari of aflosbaarstelling. In de gewone jaarlijksche algemeene vergadering wordt elk jaar ten min ste ƒ3000 uitgeloot, voor het eerst in 1936. Bij uitloting of aflosbaarstelling op andere wijze dan bij de akte van geldleening is vastge steld moet een opzeggingstermijn van ten minste 2 maanden in acht worden genomen, waarna de betaling zal gesteld worden uiterlijk 3 maan den na de uitloting of aflosbaarstelling. De sfeer, waarin ze meestal worden beoefend, streng af te keuren Gelijk wij reeds berichtten, heeft het Centraal Bureau voor Statistiek ont stellende cijfers gepubliceerd over den geloofsafval in Nederland. Zij zullen doen schrikken de zielzorg, de christelijke opvoeders en allen, die den geordenden om gang met God de hoofdvoorwaarde achten voor de gezonde ontwikkeling van onze volkskrachten. Reeds dit voorjaar heeft de publicatie van den afval der kerkgenootschappen in de hoofdstad de openbare meening veront rust. Daar bleek immers het tot dusver sterkste kerkgenootschap der Nederlandsch Hervormden achteruitgeloopen van 201.514 ledematen in 1920 tot 160.913 in 1930, dat is meer dan veertigduizend in tien jaar tijds of ruim 8 pCt. op het totaal der be volking. In het geheel gingen de Protestan ten te Amsterdam over dat tijdvak achter uit met bijna 180.000, ofschoon de bevolking toenam met ruim 74.000 zielen. Terwijl ook de Nederlandsche Israëlieten terugliepen van 63.699 tot 60.976, en de Portugeesche Israëlieten van 5.059 tot 4.547, klommen de Katholieken van 155.330 in 1920 tot 166.526 in 1930, wat echter percentsgewijs een da ling beteekende van 22.7 tot 22.0 op het totaal der bevolking der hoofdstad, het gemengde huwelijk bleek dus aan het ge zonde lichaam der katholieke gemeenschap te blijven kankeren. Een vreeselijk cijfer besomden de kerke lijke afvalligen. In 1920 bedroeg het te Amsterdam 145.590, in 1930 263.991, een voortgang der kerkelijke ruïneering der halve van 21.3 tot bijna 35 pCt. Het thans verschenen derde deel van de statistische publicatie over de volkstelling, dat 'n overzicht van de kerkelijke gezindten geeft, zal de verontrusting in geloofskrin- gen nog doen toenemen. In het begin dezer eeuw gold het nog als iets uitzonderlijks als een vrijdenker of Marxist zijn geloofs- loos leven beleed. Zelfs in 1920 gaven nog maar ruim een half millioen personen zich aan de volkstellers op als behoorende tot geen enkele kerkelijke gezindte. Bij de tel ling van 1930 bleek het cijfer van 533.714 geklommen tot 1.144.393. Derhalve telt ons land meer dan een millioen menschen, die aan elke kerk den rug hebben gekeerd. Het percentage van hen, die tot geen geloofs belijdenis behoorden, bedroeg voor het Rijk 14.42, voor de gemeenten met meer dan 100.000 inwoners 27.59 en voor de provincie Noord-Holland 28.51. Het moderne leven, de materialistische en rationalistische ontwik keling, de organisatie der genotzucht, de dichtheid der bevolking en een menigte slechte sociale factoren blijken een onmid- dellijken invloed op de cijfers te hebben gehad. Er bleken in ons land 53 gemeenten, waarvan het percentage ongeloovigen boven de 25 uitgaat. De om hun grootendeels so cialistische en marxistische gezindheid be kende gemeenten Koog a. d. Zaan en Zaan dijk haalden onderscheidenlijk een percen tage van 50.55 en 50.16. Het Amsterdamsche Bureau voor de Sta tistiek, waarvan wij in April j.l. de uitkom sten der telling in de hoofdstad publiceer den, had er vergelijkenderwijs bijgevoegd de uitkomsten over 1920. In het derde deel, thans door het Haagsche Centraal Bureau voor de Statistiek uitgegeven, ontbreekt deze staat van vergelijking. Wel blijkt uit de afzonderlijke telling van mannen en vrouwen, dat de christelijke kerkgenoot schappen meer vrouwen dan mannen tel len, terwijl het omgekeerde het geval blijkt bij de van die uit elk kerkelijk verband getredenen. Indien men de aantallen mannen en vrouwen bij elkander telt, komt men voor de gemeenten Amsterdam, Den Haag, Rot terdam, utrecht en Haarlem tot deze ge gevens: Amsterdam. Den Haag. Ned. Herv. 201.514 144.554 Waalsch 200.853 812 Remonstr. 4.572 3.679 Chr. Geref. 1538 2.218 Doopsgez. 10.528 3.342 Evang. Luth. 33.535 6.907 Herst. Ev. Luth. 10.868 298 Geref. Kerken 34.997 27.979 Roomsch-Kath. 155:.330 123.253 Oud-Kath. 679 367 Ned. Isr. 63.699 9.956 Port. Isr. 5.059 268 Andere Gez. 10.398 12.036 Geen Kerk 145.590 102.000 Onbekend 6 6 Rotterdam. Utrecht. Haarlem. ld. 230.745 53.889 24.552 99 785 296 248 99 4.457 1.431 887 99 3.866 943 886 99 1.665 1.007 4.117 99 7.149 2.602 2.640 99 187 108 192 99 47.678 8.819 5.136 99 134.329 54.691 39.946 99 1.067 1.326 188 99 10.305 1.088 886 99 52 13 36 99 14.865 3.246 2.649 99 129.995 25.415 27.35-5 99 8 2 4 Wanneer men de bovenstaande cijfers vergelijkt met die van 1920, dan blijkt in alle genoemde gemeenten de schromelijke toeneming van het getal tot geen kerke lijke gezindten meer behoorenden, wier uit treding uit het kerkelijk verband vergemak kelijkt werd door de bureaux, daarvoor door vrijdenkers en communisten in de genoem de steden opgericht. Alleen reeds in de hoofdstad blijkt het aantal uittredenden geklommen van 21.3 procent der bevolking tot 34.9 procent. Eigenlijk moet men het schrikkelijk verschil nog hooger aanslaan. Bij de telling van 1920 is n.l. naast de vraag, of men door belijdenis, doop, ge boorte of besnijdenis tot een kerkgenoot schap behoorde, ok deze andere vraag ge steld, of men desondanks niet gerekend wenschte te worden tot een kerkgenoot schap te behooren. En deze laatste vraag is bij de telling van 1930 niet gedaan. In 1920 hebben te Amsterdam 15.063 personen die vraag bevestigend beantwoord en zijn dus onder de personen zonder godsdien stige gezindheid gerekend. Men mag aan nemen, althans met een zekeren grond van waarschijnlijkheid, dat deze personen in 1930 toen de vraag niet gesteld werd, zich heb ben laten rekenen bij de een of andere gezindte en dat zij, ware de vraag van 1920 ook in 1930 gesteld, bij de rubriek: „geen kerkgenootschap" zouden zijn gerekend. Om zich wel rekenschap te geven van de beteekenis der uittredingen uit de ker ken moet men terugkijken naar den toestand in de vorige eeuw. In 1849 waren er in de hoofdstad van Nederland nog maar 88, die zich als zonder kerkelijke belijdenis opga ven, nog in 1869 slechts 343, doch van dat jaar af komt er ineens een stijging van 30.157 in 1899 tot 66.902 in 1909, tot 145.590 in 1920 en 263.991 in 1930, welk laatste cij fer vertegenwoordigt bijna 35 procent 'der bevolking. Indien men het vrij standvastige cijfer der Katholieken met dat van de ontreddering in andere christelijke kerkgenootschappen vergelijkt, schijnt het niet onbevredigend. Van 2.535.583 in* 1920 klommen zij tot 2.885.022 in 1930. Maar op het geheel der bevolking gingen ook zij percentsgewijs achteruit. Het gemengd huwelijk, het nieuw-malthusianisme, de geestelijke de pressie tengevolge der wereldcrisis, de mo derne industrialiseering, het materialisme en de geest der eeuw hebben ongetwijfeld vat op het zwakke Katholicisme. Maar niet zonder voldoening kan worden vastgesteld, dat in Limburg en N.-Brabant de statistisch ingeschreven geloofsafval slechts ruim één procent bedraagt tegen bijna 29 in de pro vincie N-Holland en bijna 34 te Amster dam. Ongetwijfeld hebben wij, Katholieken, ook om den geloofsafval een mea culpa op onze borst te kloppen, maar er is niet de minste reden voor moedeloosheid. Onlangs is aan de Amsterdamsche Uni versiteit gepromoveerd dr. Kruyt op een be langrijk proefschrift: „De onkerkelikheid in Nederland", waarin op tal van verschijn selen," welke die onkerkelijkheid bevorde ren, wordt gewezen. Het proefschrift vindt over het algemeen een sterke bevestiging in de thans gepubliceerde cijfers van het Haagsche Bureau voor de Statistiek. In eenige gemeenten van de provincie Utrecht, aan den rand van de Gooische land streek, zijn het laatste jaar zoogenaamde na tuurbaden ontstaan, terwijl in het Gooi zelf aanvragen aanhangig zijn gemaakt voor de stichting van maar liefst twee natuurbaden ge lijktijdig op grondgebied van Naarden. Deze natuurbaden zijn, als amusements-ge- legenheden, zeer in trek. Te oordeelen naar de autoletters op de uitgebreide parkeerter reinen, welke bij deze inichtingen worden aan gelegd, komen de bezoekers uit alle deelen des lands of maken zü van hun aanwezigheid in het centrum des lands gebruik, tot be zoek aan deze bad-nouveauté's. Het aantal bezoekers op één dag overtreft, als het weer meewerkt, meermalen verre het getal tienduizend. We hebben zelfs nog aan merkelijk hoogere cijfers hooren noemen. Nu is het terrein dezer inrichting niet klein, maar toch weer niet omvangrijk genoeg om de groote menigte op een behoorlijke wijze onder te brengen. De zwembassins zijn groot genoeg, want het aantal zwemmers is bepaald klein te noemen in vergelijking met de zwermen zonnebaders, die zich op het „strand" tegen en achter de heuveltjes neervleien. Dit aantal is zóó groot, dat men zich op drukke dagen slechts behoed zaam en stap-voor-stap tusschen hen door kan voortbewegen. En deze zonnebaders, mannen en vrouwen, liggen daar in de zéér spaarzame badpakbedekking naast en ten deele over el kander, uren achtereen. Dit schept een sfeer van zwoelheid, welke wij om haar moreele ge volgen afkeurenswaardig achten. Ongetwijfeld, er wordt controle geoefend, maar een sfeer laat zich niet „maszregeln". Wat nog te zeggen van de gymnastiek-be- oefening door mannen en vrouwen in badcos- tuum aan gymnastiek- en amusementstoestel len in vele variëteiten en zich in badcostuum op het café-terras ophouden wat ook verbo den schijnt, maar desniettemin veel voorkwam. Deze toestanden, meermalen op verschillen de tijdstippen geconstateerd, heeft de Gooi sche actiegroep tegen volksverwildering aanlei ding gegeven zich te richten zoowel tot den raad van commissarissen en directie van één dezer natuurbaden in de provincie Utrecht, als tot den raad der gemeente, waarin het gelegen is, met verzoek tot medewerking, dat aan de om schreven toestanden een einde wordt gemaakt. In andere gemeenten, waar soortgelijke toe stand bestaan, is een optreden van dezelfde strekking in voorbereiding. Communisten werpen de schuld van zich af In een uitvoerig artikel wijst „De Tribune" in haar blad van Dinsdagavond de beschuldi ging van de hand, als zouden enkele jonge communistische elementen bij hun experimen ten betreffende de fabricage van bommen, de ontploffing in het Makkerhuis te Medemblik hebben veroorzaakt. Zooals gemeld, was dit de lezing, die „Het Volk" Zaterdagavond van het geval gaf. De aan het adres der communisten gerichte beschuldigingen worden stuk voor stuk onder de loupe genomen en volledig ontkend. Wat dan wel de oorzaak van deze zonderlin ge ontploffing geweest is, wordt nog steeds l iet bekend. De politie heeft nog steeds geen gele genheid gehad den kostgangers Wilkens een volledig verhoor af te nemen, daar zijn toe stand dat nog niet toelaat. Steeds weer duiken in Medemblik nieuwe ge ruchten op en doen dan de ronde, doch zeker heid omtrent het geval is nog niet te krijgen. Evenredige vrachtverdeeling Naar wij vernemen zal in de loop van deze week vanwege de afd. Handel en Nijverheid van het Departement van Economische Zaken een publicatie worden uitgegeven, waarin voor den vervoerder en verlader de wet op de even redige vrachtverdeeling nader wordt uiteen gezet. R. K. Leergangen De inschrijvingen voor het nieuwe cursusjaar der R.K. Leergangen hetwelk 16 September 1933 geopend wordt, zullen geschieden op 25, 26 en 28 Augustus. Naar uit Leipzig wordt bericht, toonen ex posanten een vrij levendige belangstelling voor de van 27 tot 31 Augustus in Leipzig te hou den herfstbeurs, aanmerkelijk meer dan in de laatste crisisjaren het geval was. Ook zullen volgens de tot nu toe beschikbare gegevens zeer veel nieuwe artikelen te zien zijn. De Zuid-Afrikaansche Unie neemt met een collec tieve inzending aan de Najaars-Messe deel en verder heeft o.m. de directie van het Joego slavische staatsmonopolie voor tabak tot toe treding besloten. Van de overige buitenland- sche deelnemers exposeeren Oostenrijk en Tsjecho-Slowakije in hun bekende eigen ge bouwen. Voor Nederlandsche bezoekers zijn extra- reisgelegenheden naar Leipzig op 26 Augustus, s morgens en 's avonds, tegen verlaagd tarief. Reizigers, die afzonderlijk gaan, kunnen goed- koope spoorbiljetten bekomen voor het Duit- sche traject. Bovendien verleenen de Duitsche sche traject. Bovendien verleenen de Duitsche spoorwegen een reductie van 331/3 pet. voor de terugreis, hetzij rechtstreeks of voor een route naar verkiezing, zoodat men op den terugweg desgewenscht verschillende Duitsche plaatsen kan aandoen. Dit alles is uitsluitend voor hen, die van te voren een legitimatiekaart en insigne hebben besteld bij de vertegenwoor diging van het Leipziger Messamt, waarmede men doorlccpend toegang heeft tot de Messe. De belangrijke werken in het oostelijk deel der provincie Noord-Brabant, die als uiteinde lijk doel hebben de bevrijding van uitgestrekte Brabantsche landstreken van den des winters zoo herhaaldelijk optredenden „waterwolf" en wel speciaal de uitschakeling van den beruch- ten Beersclien Overlaat, zijn, zooals wij reeds eerder berichtten, sinds vrij geruimen tijd in het stadium der eerste ontwikkeling. Behalve de verbreeding en verdieping van de rivier de Maas en het afsnijden van verrader lijke bochten, behoort tot deze werken ook het bouwen van een nieuwe schutsluis bij Fort St. Andries, welke sluis ten Westen van het fort thans hare voltooiing nadert. Nog eenige maan den zal net duren vóór de nieuwe sluis in dienst zal worden gesteld. Met het monteeren der brug en van de sluisdeuren, uit den aard der zaak producten van Nederlandsch fabri kaat, hoopt men midden dezer week gereed te zijn. Omtrent de capaciteit dezer nieuwe sluis vernemen wij, dat zij ook bij lagen waterstand onafgebroken door de scheepvaart zal kunnen worden gebruikt. De doorvaartwijdte der sluis bedraagt 14 Meter, de schutkolklengte 110 M. Over het Waalhoofd der sluis komt een be weegbare brug. Alles te zamen vormt de nieu we sluis te St. Andries een belangwekkend ele ment in de zich nieuw ontwikkelende Brabant sche Maas-figuur, een element, dat ten zeerste aan het scheepvaartverkeer beoosten Zalt- Bommel zal ten goede komen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 5