BEAURAING EN BANNEUX
m*-.
Geloofsafval in Nederland
DE VERSCHIJNINGEN AAN
DE KINDEREN
GEMENGDE ZONNEBADEN
WOENSDAG 23 AUGUSTUS
Het wetenschappelijk
onderzoek
Ontstellende statistiek
Onduldbare toestanden
De ontploffing te
Medemblik
DE GEBEURTENISSEN TE BEAURAING
SPOORWEG-ONTVANGSTEN
De vermindering blijft nog steeds
aanhouden
PRIESTERJUBILEA
Links de kinderen Voisin; rechts de kinderen Degeimbre
DE LEIPZIGER MESSE
DE MAASVERBETERING
ii.
Over de verschijningen, die plaats ge
vonden zouden hebben te Beauraing
en te Banneux bestaat een uitgebreid
dossier, hetwelk niet gepubliceerd is en ook
niet ter inzage wordt gegeven. Behalve dit
geheime dossier zijn er een aantal mede-
deelingen en rapporten van officieus karak
ter, vooral betreffende Beauraing. De mede-
deelingen zijn grootendeels te vinden in de
Waalsche, Vlaamsche en Nederlandsche
pers, die uitvoerig berichtte over de ver
schijningen. De rapporten werden grooten
deels uitgebracht in wetenschappelijke vak
bladen of in afzonderlijke boekjes. Op deze
litteratuur en op eigen indrukken zijn wij
aangewezen, wanneer wij ons een oordeel
wenschen te vormen.
Zulk een oordeel zal altijd eenigermate
persoonlijk gekleurd zijn. Dit is onvermij
delijk. De een is voor indrukken meer vat
baar dan de ander en deze is misschien
weer een minder critisch lezer dan de eer
ste. Zoo is het mogelijk, dat het eerlijk oor
deel van den een geheel tegenovergesteld
is aan het eerlijk oordeel van den ander,
zelfs wanneer beiden aanspraak mogen
maken op den naam van oordeelkundige
ter dezer zake, omdat zij bestudeerd zijn in
de godgeleerdheid, speciaal de theologia
mystica, in de kerkgeschiedenis, speciaal
de geschiedenis der spiritualiteit, omdat
beiden in staat zijn bovendien, een medisch
of criminologisch rapport ernstig en cri
tisch te lezen. Want verscheidene weten
schappen moeten hun hulp bieden bij de
beoordeeling van zoo merkwaardige gebeur
tenissen. Wij willen trachten, een objectief
verslag te doen van de huidige resultaten
der wetenschap, en daarbij zooveel mogelijk
alle subjectieve indrukken vermijden.
Wij veronderstellen, dat onze lezer zich
althans in groote lijnen de feiten van Beau
raing herinnert. Op 29 November 1932 gaan
Fernande en Albert Voisin, vergezeld door
Andrée en Gilberte Degeimbre, 's avonds om
6 uur naar het pensionaat der Zusters van
de Christelijke Leering, teneinde daar hun
zusje en vriendinnetje Gilberte Voisin af
te halen, dat half-pensionnaire is, d.w-z.,
den dag doorbrengt bij de Zusters, doch
thuis overnacht. Zij bellen aan. Zuster
portierster kent dat belletje, want de kin
deren komen alle dag op dit uur om Gil
berte Voisin te halen. Zonder eerst de deur
te openen gaat de portierster dus Gilberte
waarschuwen. Intusschen staan de kinde
ren op de stoep. Het jongetje, Albert
Voisin, draait zich om. Hij ziet een licht
schijn in den tuin. Hij roept uit: „Je vois
une lueur". De zusjes zeggen: „Het zal
een auto zijn op den weg naar Pondrome".
Zij kijken nu ook: „Het is het Lieve Vrouwe
beeld in de Lourdesgrot. Het beweegt!"
„Neen, het is een man!" „Neen, het is
de Heilige Maagd!" Verschrikt gaan de
kinderen naar huis zonder nog te durven
omzien.
Meer is er niet over den eersten dag be
kend. Prof. de Greeff, criminoloog aan de
Universiteit te Leuven, heeft later de kin
deren ondervraagd en is tot sceptische ge
volgtrekkingen gekomen, de geneesheer van
Beauraing, Dr. Maistriaux, heeft de kinde
ren onderzocht en ondervraagd en zijn con
clusie luidt gunstig, maar dit alles is ach
teraf geschied, toen de „verschijningen"
zich herhaalden en nader gedetermineerd
werden als verschijningen van Maria, die
met de kinderen sprak. De allereerste oor
sprong der feiten van Beauraing ligt prac-
tisch in het duister. De getuigenissen der
kinderen zijn hieromtrent de volstrekt
eenige bron. Deze getuigenissen zijn eerst
dagen later genoteerd en onderzocht, nadat
de kinderen volop gelegenheid hadden
elkaar en hun omgeving bewust of onbe
wust te beïnvloeden. De eerste aanteekenin-
gen, gemaakt door Dr. Maistriaux, dateeren
van 8 December. Sedertdien heeft de weten
schap zich ingelaten met de feiten en alles
minutieus onderzocht. Maar toen hadden
de feiten, als men zoo spreken mag, reeds
hun beslag. Toen hadden, behoudens de
lichtschijn van 29 November, reeds zeven
„verschijningen" plaats gevonden. Toen was
het merkwaardige geval reeds ruchtbaar in
Beauraing en omgeving.
Wij twijfelen niet aan de deskundigheid
der onderzoekers, maar wij stellen vast, dat
zij te laat kwamen, en dat zij niet anders
konden doen. Bij zulk een gebeurtenis is de
Wetenschap nooit op tijd, want de gebeur
tenis komt onverwacht en onvoorzien.
Op 3 December is de zaak medegedeeld
aan den deken van Beauraing. Hij maakte
begrijpelijkerwijze geen nauwkeurige noti
tie van de aangifte. Behalve de lichtschijn
van 29 November, hadden zich op 3 Decem
ber reeds drie „verschijningen" voorgedaan.
30 November durfden de kinderen niet
kijken. Ze zagen denzelfden lichtschijn,
ïnaar sloegen de oogen neer.
1 December nemen zij duidelijk Maria
Waar.
2 December spreken zij met Maria, die
hun vraagt, braaf te zijn.
Deze vier eerste verschijningen gingen
vooraf aan iedere ernstige controle der kin
deren, die na 8 December in het middel-
Punt der wetenschappelijke belangstelling
komen. Op deze vier dagen komt het noch
tans aan.
Allermerkwaardigst is de toenemende
graad van duidelijkheid. Op 29 November
een lichtschijn, op 3 December Maria zelf.
die spreekt. In de dagen, die daartusschen
liggen, was de verbeelding der kinderen niet
werkeloos. Hoe was hun toestand? De we
tenschap reconstrueert uit latere getuige
nissen, maar nam niet waar. Dit is van be
lang.
Toen de dokters, de professoren, de theo
logen, de journalisten naar Beauraing kwa
men, hadden de „verschijningen" zich reeds
verscheidene malen herhaald. De kinderen
stonden er niet vreemd of angstig tegen
over, al bleven zij eerbiedig. Hun eerste
reactie is niet bestudeerd.
Nauwkeurig zou het oordeel eerst kunnen
zijn, wanneer onmiddellijk na den avond
van 29 November de kinderen geheel van
elkander en van hun omgeving waren ver
wijderd. Dit is niet gebeurd. Zij hebben ge
praat, gespeeld, gedachtzij hebben
volop tijd gehad voor een afspraak of een
langzaam groeiende zinsbegoocheling.
De eerste ernstige ondervragingen vonden
plaats op Maandag 5 December. De kinde
ren werden afzonderlijk in verhoor geno
men. Hun getuigenissen waren eensluidend.
Op 8 December worden strikvragen gesteld.
De verklaringen blijven eensluidend. Op 11
December begint Prof. de Greeff zijn on
derzoek, dat streng wetenschappelijk wordt
gevoerd volgens de methode van Binet. Hij
blijft te Beauraing en zet zijn onderzoek
voort tot 3 Januari, als de laatste „verschij
ning" door de kinderen wordt waargeno
men. Op dien dag waren er 80 geneeshee-
ren aanwezig en ongeveer 25.000 bezoekers.
Zijn conclusie over de betrouwbaarheid der
kinderen luidt ongunstig, evenals de con
clusie van den Leuvenschen neuroloog,
Prof. van Genuchten, die op 31 December
1932 de kinderen ondervroeg en verklaarde:
„Ik geloof niet, dat de kinderen op den
avond van 31 December waarlijk de Heilige
Maagd gezien hebben. Ik ben er zeker van,
dat de kleine Albert niets gezien heeft en
dat hij zelfs niet de illusie heeft gehad, iets
te zien. Toch was zijn verklaring bij het
verhoor formeel. Zij komt mij voor, niet
juist te zijn...."
Zoo luidt de letterlijke tekst van zijn
rapport.
Het gunstige verslag van Dr. Maistriaux
werd onderzocht door Dr. van Acker, psy
chiater, die in het „Vlaamsch Geneeskundig
Tijdshcrift" concludeert, dat het jongetje,
Albert Voisin, een mythomaan zou zijn,
wiens invloed de andere kinderen onder
hallucinatie gebracht heeft.
De theoloog Alois Janssens van Scheut
besluit uit de rapporten, dat er niets bo
vennatuurlijks te ontdekken valt in de fei
ten van Beauraing.
Al deze mannen van wetenschap zijn
vooraanstaande katholieken en ernstige ge
leerden.
Inmiddels stroomen de pelgrims toe in
altijd dichter drommen. Beauraing wordt
een oord van onmiskenbaar oprechte de
votie. Er hebben gebedsverhooringen plaats.
Eenige genezingen laten geen of nauwelijks
een natuurlijke verklaring toe. Op 11 Juni
wordt Come Tilmant genezen. Hij neemt
visioenen waar. Een tweede phase breekt
aan in de historie van Beauraing. Wij ko
men daarop terug.
Hoe beoordeelen wij de eerste phase, die
wij gemakshalve de phase der kinderen
zullen noemen?
Zeker schuiven wij de conclusies der des
kundigen niet opzij. Er is veel, dat verdacht
blijft. Er is veel, dat een hemelsche tus-
schenkomst geheel schijnt uit te sluiten.
Dit stellen wij voorop.
Daarnaast echter stellen wij vast: geen
wetenschap zal ooit in alle détails achter
halen, wat er tusschen 29 November en 3
December met de kinderen gebeurde. Dit
verzwakt alle rapporten en maant ons tot
voorbehoud, zoolang niet een evident bedrog
is bewezen. De mogelijkheid van een na
tuurlijke verklaring is hiermee niet uitge
sloten, maar wij staan hier voor een feiten
reeks, even onopgehelderd als de legenda
rische gebeurtenissen, waaraan andere pel
grimsoorden hun ontstaan en opkomst
danken.
Nu wat betreft Banneux.
Ook daar is de allermerkwaardigste toe
nemende duidelijkheid merkbaar. Op Zon
dag 15 Januari kijkt Marietje Béco uit het
keukenvenster van het ouderlijk huis, of
haar broertje nog niet thuiskomt. Zij ziet
een lichtende vrouwengestalte, die de han
den naar de aarde gericht houdt. Op 18
Januari, dus drie dagen later, gaat zij uit
om te bidden in den tuin. (Het 12-jarig
meisje verwacht dus iets, want het is niet
de gewoonte van kinderen, buiten te gaan
bidden in Januari, des avonds om 7 uur).
Weer ziet zij de verschijning. Deze wenkt
haar. Zij volgt en komt bij een putje onder
het kreupelhout, aan den weg, ongeveer
150 Meter van het huis. „Deze bron behoud
ik mij voor," zegt de verschijning. Sedert
dien zijn Hectoliters water geput uit het
onooglijke bronnetje, dat overigens reeds
te voren daar aanwezig was-
19 Januari herhaalt zich de verschijning,
en zegt: „Ik ben de Maagd der Armen".
De kapelaan der plaats, de eerw. heer
Jamin, die als een vroom priester bekend
staat, twijfelde aan de waarachtigheid der
feiten te Beauraing, waar hij tweemaal ge
weest was. Hij houdt, met andere personen,
waaronder kloosterlingen, een novene, ten
einde te vragen 1) bevestiging der wonder
bare feiten van Beauraing 2), de bekeering
van Banneux.
15 Januari viel op het einde dier novene.
Geen wonder dus, dat kapelaan Jamin
dadelijk overtuigd was van de waarachtig
heid der verschijningen te Banneux. Hij
leidt niet zelf het plaatselijk onderzoek,
doch laat dit over aan betrouwbare perso
nen.
Rapporten zijn ons niet bekend. Wèl is
een uitvoerige studie van Dom. van Houtrye
O.S.B. in voorbereiding, die getiteld zal
zijn: „Banneux, critique interne", en die
tot gunstige gevolgtrekkingen komt voor
wat betreft den bovennatuur lij ken oor
sprong. Maar dit werk is nog niet versche
nen. Ook schijnt vast te staan, dat Marietje
Béco niets wist van de novene. Haar ouders,
ofschoon katholiek, verwaarloosden hun
godsdienstplichten geheel. De vader was
beslist ongeloovig. Hij verbood Marietje de
catechismus-les te volgen.
Thans heeft Banneux een kapel, ingewijd
op 15 Augustus j.l. De klok heet „Mariette"
en werd het eerst geluid door Marietje
Béco. Wij waren getuigen van deze plech
tigheid en gaven er verslag van in ons blad.
Banneux is het pelgrimsoord der armen.
Er wordt groote godsvrucht aan den dag
gelegd.
Merkwaardig mag heeten, dat er nog een
pelgrimsoord bestaat van „Notre Dame des
Pauvres", n.l. te Aubrac in Frankrijk, waar
in 1022 een Vlaamsch ridder, op pelgrims
tocht naar Compostella, door tusschenkomst
van Maria wonderbaar gered zou zijn en
een kapel stichtte met een klooster, waar
in de tweede helft der 17e eeuw de geluk
zalige Franciscus van Estaing heeft geleefd,
alvorens benoemd te worden tot Bisschop
van Rodez.
Ook te Banneux is de wetenschap later
gekomen dan de volksdevotie. Ook daar zijn
wij aangewezen op het getuigenis van een
kind. De ontkenning der hoogleeraren kan
de bevestiging van het volksgeloof niet
meer teniet doen, tenzij er een besliste ont
maskering zou volgen, en de bewijzen van
een listig opgezet bedrog geleverd worden
door betrouwbare onderzoekers.
Wel is er kans, dat de groote toeloop
langzaam afneemt en dat Beauraing en
Banneux voor de groote wereld terugzinken
in tie vergetelheid om provinciale genade
oorden te worden, evenals Beirendrecht of
Gaverland. Natuurlijk is een mede-beslis
sende factor: de toekomst der kinderen.
Hoe zullen zij, de „begenadigden" zich in
hun verder leven gedragen? In de weten
schappelijke rapporten aangaande Beau
raing wordt reeds duidelijk geïnsinueerd op
een blijk van ernstig wangedrag, hetwelk
waargenomen zou zijn in de dagen der ver
schijningen bij het jongetje Albert Voisin.
W. A.—s.
De ontvangsten der Nederlandsche Spoorwe
gen in de maand Juli 1933 zijn geraamd op
een totaalbedrag van ƒ10.905.600.—, verdeeld
als volgt: reizigers ƒ6.186.700; bagage ƒ189.600;
brief- en pakketpost 260.000; goederen
ƒ3.955.100; levende dieren en lijken ƒ46.800;
diversen ƒ267.400; totaal ƒ10.905.600.
De totaal-ontvangst van 1 Januari af be
droeg ƒ69.320.862.18, in 1932 ƒ82.056.248.98, het
geen dus in zeven maanden een vermindering
is van 12.700.000.ten opzichte van het vo
rig jaar.
Bij de Paters Jesuïeten
Zaterdag 26 Aug. vieren in de orde der Pa
ters Jezuïeten de volgende zeereerwaarde hee-
ren hun zilveren priesterjubileum:
Pater Aug. Hensen, geboren te Rotterdam,
leeraar aan het St. Ignatius-college te A'dam;
pater G. Schemdding, geboren te Amsterdam,
Novicemeester te Oengaran op Java; pater Jac.
Zei), geboren te Den Haag, algemeen-directeur
van het Apostolaat des Gebeds te Rome en
pater A. Jac. Daniels, geboren te Maastricht,
leeraar-directeur aan de H.B.S. te Den Haag.
Op 8 Sept. a.s. hopen hun veertigjarig
priesterjubileum te herdenken pater R. Bou-
man, kapelaan aan de kerk van den H. Fran
ciscus Xaverius te Amsterdam; pater Joannes
de Groot, professor aan het pauselijk Bijbel
instituut te Rome en pater J. Hoevenaars,
missionaris te Salatiga op Java.
Marietje Beco, het 12-jarig meisje te
Banneux. aan wie Maria verschenen zou zijn
Lubbers' Benzine Veem
De inschrijving der nog niet geplaatste obli
gaties der 6 pCt. hyp. obligatieleening groot
75.000 ten laste van Lubbers' Benzine Veem
zijnde het eerste gedeelte eener leening groot
100.000 zal zijn opengesteld te 's Gravenhage
ten kantore der Vennootschap Spui 154 op
Maandag 28 Augustus 1933 tegen den koers van
100 pCt. De betaling der toegewezen obligaties
moet geschieden ten kantore van inschrijving
op 4 September 1933 met bijbetaling van rente
vanaf 1 Juli 1933, uitmakende voor een obligatie
van 100.11.voor een obligatie van
ƒ500.ƒ5.50; voor een obligatie van ƒ100.—
1.10.—.
De leening is aflosbaar door uitloting a pari
of aflosbaarstelling. In de gewone jaarlijksche
algemeene vergadering wordt elk jaar ten min
ste ƒ3000 uitgeloot, voor het eerst in 1936.
Bij uitloting of aflosbaarstelling op andere
wijze dan bij de akte van geldleening is vastge
steld moet een opzeggingstermijn van ten minste
2 maanden in acht worden genomen, waarna
de betaling zal gesteld worden uiterlijk 3 maan
den na de uitloting of aflosbaarstelling.
De sfeer, waarin ze meestal worden
beoefend, streng af te
keuren
Gelijk wij reeds berichtten, heeft het
Centraal Bureau voor Statistiek ont
stellende cijfers gepubliceerd over
den geloofsafval in Nederland. Zij zullen
doen schrikken de zielzorg, de christelijke
opvoeders en allen, die den geordenden om
gang met God de hoofdvoorwaarde achten
voor de gezonde ontwikkeling van onze
volkskrachten.
Reeds dit voorjaar heeft de publicatie van
den afval der kerkgenootschappen in de
hoofdstad de openbare meening veront
rust. Daar bleek immers het tot dusver
sterkste kerkgenootschap der Nederlandsch
Hervormden achteruitgeloopen van 201.514
ledematen in 1920 tot 160.913 in 1930, dat
is meer dan veertigduizend in tien jaar
tijds of ruim 8 pCt. op het totaal der be
volking. In het geheel gingen de Protestan
ten te Amsterdam over dat tijdvak achter
uit met bijna 180.000, ofschoon de bevolking
toenam met ruim 74.000 zielen. Terwijl ook
de Nederlandsche Israëlieten terugliepen
van 63.699 tot 60.976, en de Portugeesche
Israëlieten van 5.059 tot 4.547, klommen de
Katholieken van 155.330 in 1920 tot 166.526
in 1930, wat echter percentsgewijs een da
ling beteekende van 22.7 tot 22.0 op het
totaal der bevolking der hoofdstad, het
gemengde huwelijk bleek dus aan het ge
zonde lichaam der katholieke gemeenschap
te blijven kankeren.
Een vreeselijk cijfer besomden de kerke
lijke afvalligen. In 1920 bedroeg het te
Amsterdam 145.590, in 1930 263.991, een
voortgang der kerkelijke ruïneering der
halve van 21.3 tot bijna 35 pCt.
Het thans verschenen derde deel van de
statistische publicatie over de volkstelling,
dat 'n overzicht van de kerkelijke gezindten
geeft, zal de verontrusting in geloofskrin-
gen nog doen toenemen. In het begin dezer
eeuw gold het nog als iets uitzonderlijks
als een vrijdenker of Marxist zijn geloofs-
loos leven beleed. Zelfs in 1920 gaven nog
maar ruim een half millioen personen zich
aan de volkstellers op als behoorende tot
geen enkele kerkelijke gezindte. Bij de tel
ling van 1930 bleek het cijfer van 533.714
geklommen tot 1.144.393. Derhalve telt ons
land meer dan een millioen menschen, die
aan elke kerk den rug hebben gekeerd. Het
percentage van hen, die tot geen geloofs
belijdenis behoorden, bedroeg voor het Rijk
14.42, voor de gemeenten met meer dan
100.000 inwoners 27.59 en voor de provincie
Noord-Holland 28.51. Het moderne leven, de
materialistische en rationalistische ontwik
keling, de organisatie der genotzucht, de
dichtheid der bevolking en een menigte
slechte sociale factoren blijken een onmid-
dellijken invloed op de cijfers te hebben
gehad.
Er bleken in ons land 53 gemeenten,
waarvan het percentage ongeloovigen boven
de 25 uitgaat. De om hun grootendeels so
cialistische en marxistische gezindheid be
kende gemeenten Koog a. d. Zaan en Zaan
dijk haalden onderscheidenlijk een percen
tage van 50.55 en 50.16.
Het Amsterdamsche Bureau voor de Sta
tistiek, waarvan wij in April j.l. de uitkom
sten der telling in de hoofdstad publiceer
den, had er vergelijkenderwijs bijgevoegd
de uitkomsten over 1920. In het derde deel,
thans door het Haagsche Centraal Bureau
voor de Statistiek uitgegeven, ontbreekt
deze staat van vergelijking. Wel blijkt uit
de afzonderlijke telling van mannen en
vrouwen, dat de christelijke kerkgenoot
schappen meer vrouwen dan mannen tel
len, terwijl het omgekeerde het geval blijkt
bij de van die uit elk kerkelijk verband
getredenen.
Indien men de aantallen mannen en
vrouwen bij elkander telt, komt men voor
de gemeenten Amsterdam, Den Haag, Rot
terdam, utrecht en Haarlem tot deze ge
gevens:
Amsterdam.
Den Haag.
Ned. Herv.
201.514
144.554
Waalsch
200.853
812
Remonstr.
4.572
3.679
Chr. Geref.
1538
2.218
Doopsgez.
10.528
3.342
Evang. Luth.
33.535
6.907
Herst. Ev. Luth.
10.868
298
Geref. Kerken
34.997
27.979
Roomsch-Kath.
155:.330
123.253
Oud-Kath.
679
367
Ned. Isr.
63.699
9.956
Port. Isr.
5.059
268
Andere Gez.
10.398
12.036
Geen Kerk
145.590
102.000
Onbekend
6
6
Rotterdam.
Utrecht.
Haarlem.
ld.
230.745
53.889
24.552
99
785
296
248
99
4.457
1.431
887
99
3.866
943
886
99
1.665
1.007
4.117
99
7.149
2.602
2.640
99
187
108
192
99
47.678
8.819
5.136
99
134.329
54.691
39.946
99
1.067
1.326
188
99
10.305
1.088
886
99
52
13
36
99
14.865
3.246
2.649
99
129.995
25.415
27.35-5
99
8
2
4
Wanneer men de bovenstaande cijfers
vergelijkt met die van 1920, dan blijkt in
alle genoemde gemeenten de schromelijke
toeneming van het getal tot geen kerke
lijke gezindten meer behoorenden, wier uit
treding uit het kerkelijk verband vergemak
kelijkt werd door de bureaux, daarvoor door
vrijdenkers en communisten in de genoem
de steden opgericht. Alleen reeds in de
hoofdstad blijkt het aantal uittredenden
geklommen van 21.3 procent der bevolking
tot 34.9 procent. Eigenlijk moet men het
schrikkelijk verschil nog hooger aanslaan.
Bij de telling van 1920 is n.l. naast de
vraag, of men door belijdenis, doop, ge
boorte of besnijdenis tot een kerkgenoot
schap behoorde, ok deze andere vraag ge
steld, of men desondanks niet gerekend
wenschte te worden tot een kerkgenoot
schap te behooren. En deze laatste vraag
is bij de telling van 1930 niet gedaan. In
1920 hebben te Amsterdam 15.063 personen
die vraag bevestigend beantwoord en zijn
dus onder de personen zonder godsdien
stige gezindheid gerekend. Men mag aan
nemen, althans met een zekeren grond van
waarschijnlijkheid, dat deze personen in 1930
toen de vraag niet gesteld werd, zich heb
ben laten rekenen bij de een of andere
gezindte en dat zij, ware de vraag van 1920
ook in 1930 gesteld, bij de rubriek: „geen
kerkgenootschap" zouden zijn gerekend.
Om zich wel rekenschap te geven van
de beteekenis der uittredingen uit de ker
ken moet men terugkijken naar den toestand
in de vorige eeuw. In 1849 waren er in de
hoofdstad van Nederland nog maar 88, die
zich als zonder kerkelijke belijdenis opga
ven, nog in 1869 slechts 343, doch van dat
jaar af komt er ineens een stijging van
30.157 in 1899 tot 66.902 in 1909, tot 145.590
in 1920 en 263.991 in 1930, welk laatste cij
fer vertegenwoordigt bijna 35 procent 'der
bevolking.
Indien men het vrij standvastige cijfer der
Katholieken met dat van de ontreddering
in andere christelijke kerkgenootschappen
vergelijkt, schijnt het niet onbevredigend.
Van 2.535.583 in* 1920 klommen zij tot
2.885.022 in 1930. Maar op het geheel der
bevolking gingen ook zij percentsgewijs
achteruit. Het gemengd huwelijk, het
nieuw-malthusianisme, de geestelijke de
pressie tengevolge der wereldcrisis, de mo
derne industrialiseering, het materialisme
en de geest der eeuw hebben ongetwijfeld
vat op het zwakke Katholicisme. Maar niet
zonder voldoening kan worden vastgesteld,
dat in Limburg en N.-Brabant de statistisch
ingeschreven geloofsafval slechts ruim één
procent bedraagt tegen bijna 29 in de pro
vincie N-Holland en bijna 34 te Amster
dam. Ongetwijfeld hebben wij, Katholieken,
ook om den geloofsafval een mea culpa op
onze borst te kloppen, maar er is niet de
minste reden voor moedeloosheid.
Onlangs is aan de Amsterdamsche Uni
versiteit gepromoveerd dr. Kruyt op een be
langrijk proefschrift: „De onkerkelikheid
in Nederland", waarin op tal van verschijn
selen," welke die onkerkelijkheid bevorde
ren, wordt gewezen. Het proefschrift vindt
over het algemeen een sterke bevestiging
in de thans gepubliceerde cijfers van het
Haagsche Bureau voor de Statistiek.
In eenige gemeenten van de provincie
Utrecht, aan den rand van de Gooische land
streek, zijn het laatste jaar zoogenaamde na
tuurbaden ontstaan, terwijl in het Gooi zelf
aanvragen aanhangig zijn gemaakt voor de
stichting van maar liefst twee natuurbaden ge
lijktijdig op grondgebied van Naarden.
Deze natuurbaden zijn, als amusements-ge-
legenheden, zeer in trek. Te oordeelen naar
de autoletters op de uitgebreide parkeerter
reinen, welke bij deze inichtingen worden aan
gelegd, komen de bezoekers uit alle deelen
des lands of maken zü van hun aanwezigheid
in het centrum des lands gebruik, tot be
zoek aan deze bad-nouveauté's.
Het aantal bezoekers op één dag overtreft,
als het weer meewerkt, meermalen verre het
getal tienduizend. We hebben zelfs nog aan
merkelijk hoogere cijfers hooren noemen.
Nu is het terrein dezer inrichting niet klein,
maar toch weer niet omvangrijk genoeg om
de groote menigte op een behoorlijke wijze
onder te brengen.
De zwembassins zijn groot genoeg, want het
aantal zwemmers is bepaald klein te noemen
in vergelijking met de zwermen zonnebaders,
die zich op het „strand" tegen en achter de
heuveltjes neervleien. Dit aantal is zóó groot,
dat men zich op drukke dagen slechts behoed
zaam en stap-voor-stap tusschen hen door kan
voortbewegen. En deze zonnebaders, mannen en
vrouwen, liggen daar in de zéér spaarzame
badpakbedekking naast en ten deele over el
kander, uren achtereen. Dit schept een sfeer
van zwoelheid, welke wij om haar moreele ge
volgen afkeurenswaardig achten.
Ongetwijfeld, er wordt controle geoefend,
maar een sfeer laat zich niet „maszregeln".
Wat nog te zeggen van de gymnastiek-be-
oefening door mannen en vrouwen in badcos-
tuum aan gymnastiek- en amusementstoestel
len in vele variëteiten en zich in badcostuum
op het café-terras ophouden wat ook verbo
den schijnt, maar desniettemin veel voorkwam.
Deze toestanden, meermalen op verschillen
de tijdstippen geconstateerd, heeft de Gooi
sche actiegroep tegen volksverwildering aanlei
ding gegeven zich te richten zoowel tot den raad
van commissarissen en directie van één dezer
natuurbaden in de provincie Utrecht, als tot
den raad der gemeente, waarin het gelegen is,
met verzoek tot medewerking, dat aan de om
schreven toestanden een einde wordt gemaakt.
In andere gemeenten, waar soortgelijke toe
stand bestaan, is een optreden van dezelfde
strekking in voorbereiding.
Communisten werpen de schuld
van zich af
In een uitvoerig artikel wijst „De Tribune"
in haar blad van Dinsdagavond de beschuldi
ging van de hand, als zouden enkele jonge
communistische elementen bij hun experimen
ten betreffende de fabricage van bommen, de
ontploffing in het Makkerhuis te Medemblik
hebben veroorzaakt. Zooals gemeld, was dit de
lezing, die „Het Volk" Zaterdagavond van het
geval gaf.
De aan het adres der communisten gerichte
beschuldigingen worden stuk voor stuk onder
de loupe genomen en volledig ontkend.
Wat dan wel de oorzaak van deze zonderlin
ge ontploffing geweest is, wordt nog steeds l iet
bekend. De politie heeft nog steeds geen gele
genheid gehad den kostgangers Wilkens een
volledig verhoor af te nemen, daar zijn toe
stand dat nog niet toelaat.
Steeds weer duiken in Medemblik nieuwe ge
ruchten op en doen dan de ronde, doch zeker
heid omtrent het geval is nog niet te krijgen.
Evenredige vrachtverdeeling
Naar wij vernemen zal in de loop van deze
week vanwege de afd. Handel en Nijverheid
van het Departement van Economische Zaken
een publicatie worden uitgegeven, waarin voor
den vervoerder en verlader de wet op de even
redige vrachtverdeeling nader wordt uiteen
gezet.
R. K. Leergangen
De inschrijvingen voor het nieuwe cursusjaar
der R.K. Leergangen hetwelk 16 September 1933
geopend wordt, zullen geschieden op 25, 26 en
28 Augustus.
Naar uit Leipzig wordt bericht, toonen ex
posanten een vrij levendige belangstelling voor
de van 27 tot 31 Augustus in Leipzig te hou
den herfstbeurs, aanmerkelijk meer dan in de
laatste crisisjaren het geval was. Ook zullen
volgens de tot nu toe beschikbare gegevens
zeer veel nieuwe artikelen te zien zijn. De
Zuid-Afrikaansche Unie neemt met een collec
tieve inzending aan de Najaars-Messe deel en
verder heeft o.m. de directie van het Joego
slavische staatsmonopolie voor tabak tot toe
treding besloten. Van de overige buitenland-
sche deelnemers exposeeren Oostenrijk en
Tsjecho-Slowakije in hun bekende eigen ge
bouwen.
Voor Nederlandsche bezoekers zijn extra-
reisgelegenheden naar Leipzig op 26 Augustus,
s morgens en 's avonds, tegen verlaagd tarief.
Reizigers, die afzonderlijk gaan, kunnen goed-
koope spoorbiljetten bekomen voor het Duit-
sche traject. Bovendien verleenen de Duitsche
sche traject. Bovendien verleenen de Duitsche
spoorwegen een reductie van 331/3 pet. voor
de terugreis, hetzij rechtstreeks of voor een
route naar verkiezing, zoodat men op den
terugweg desgewenscht verschillende Duitsche
plaatsen kan aandoen. Dit alles is uitsluitend
voor hen, die van te voren een legitimatiekaart
en insigne hebben besteld bij de vertegenwoor
diging van het Leipziger Messamt, waarmede
men doorlccpend toegang heeft tot de Messe.
De belangrijke werken in het oostelijk deel
der provincie Noord-Brabant, die als uiteinde
lijk doel hebben de bevrijding van uitgestrekte
Brabantsche landstreken van den des winters
zoo herhaaldelijk optredenden „waterwolf" en
wel speciaal de uitschakeling van den beruch-
ten Beersclien Overlaat, zijn, zooals wij reeds
eerder berichtten, sinds vrij geruimen tijd in
het stadium der eerste ontwikkeling.
Behalve de verbreeding en verdieping van de
rivier de Maas en het afsnijden van verrader
lijke bochten, behoort tot deze werken ook het
bouwen van een nieuwe schutsluis bij Fort St.
Andries, welke sluis ten Westen van het fort
thans hare voltooiing nadert. Nog eenige maan
den zal net duren vóór de nieuwe sluis in
dienst zal worden gesteld. Met het monteeren
der brug en van de sluisdeuren, uit den aard
der zaak producten van Nederlandsch fabri
kaat, hoopt men midden dezer week gereed te
zijn.
Omtrent de capaciteit dezer nieuwe sluis
vernemen wij, dat zij ook bij lagen waterstand
onafgebroken door de scheepvaart zal kunnen
worden gebruikt. De doorvaartwijdte der sluis
bedraagt 14 Meter, de schutkolklengte 110 M.
Over het Waalhoofd der sluis komt een be
weegbare brug. Alles te zamen vormt de nieu
we sluis te St. Andries een belangwekkend ele
ment in de zich nieuw ontwikkelende Brabant
sche Maas-figuur, een element, dat ten zeerste
aan het scheepvaartverkeer beoosten Zalt-
Bommel zal ten goede komen.