De moord op Abraham Lincoln
Mei millaal van den dag
EEN HEROÏSCH
REGEN
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
Weg met de werkloosheid Leve de
Nederlandsche ROBINSONschoen
DE APOTHEEK
DE WITTE ZWAAN
jjj
DONDERDAG 24 AUGUSTUS
De caesar der Amerikanenopge-
klommen van prairiejongen
tot president, viel door
sluipmoordenaars
hand
Het neger-vraagstuk
President Lincoln
Het moderne Babyion
Tegen vreemde woorden
Massa-rechtszaak
Twee vrouwen als blinde
passagiers
I Het hoogtepunt
van zijn leven j
Papier en glas tekort
Onderzeeboot voor één
persoon
Koning Sydney I
De blauwe mantel
Portugeesch
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Alle ahonné'sop dlt -lad ziJn lngevolge de verz?kerl^?--2^™a.^rd-ed
izzz;
NAAR HET DUITSCH
VAN RUDOLF HERZOG
es
Amerika vierde feest. Nog niet op de onwe
zenlijke en kunstmatige manier van te
genwoordig, maar echt van harte. Men
was algemeen verheugd en daarvoor was gron
dige reden. Een verwoestende burgeroorlog was
afgeloopen, de vernietiging der nationale krach
ten had opgehouden. Meer dan 3.000.000 Ameri
kanen hadden de wapens gedragen, 60.000 had
den het leven gelaten, honderdduizenden waren
gewond en dat alles had de openbare lasten met
veel meer dan 10 milliard gulden bezwaard.
De opluchting was algenjeen, de haat der par
tijen kreeg geen nieuw voedsel meer, de men-
6chen konden weer rustig gaan beginnen, de
oude veeten weer langzaam vergroeien. De inzet
van den strijd, wel of geen verdere slavernij in
Amerika, was ten gunste der tegenstanders uit
gevallen. Voortaan zou in de Vereenigde Sta
ten geen mensch meer onschuldig met ketenen
beladen als een vrachtdier door het leven gaan.
In werkelijkheid waren op dezen dag der vic
torie de bewoners van Amerika pas vrij gewor
den. En zooals het genie van Washington de na
tionale onafhankelijkheid wist te veroveren,
zoo had het genie van Abraham Lincoln de sla
vernij uit het maatschappelijk lichaam gesne
den.
Medeburgers!
Vandaag komen wij niet in rouw maar in
vreugde des harten bijeen. Maar aan mij komt
geen aandeel toe in de eer van den strijd vol
bracht te hebben. Alles is gedaan door generaal
Grant, zijn dappere officieren en zijn onver
moeide troepen. Anders dan in een oorlog tus-
schen onafhankelijke volken is er in een bur
ger-oorlog geen erkende autoriteit voor wie de
ander den strijd kan opgeven. Wij moeten een
voudig weer met gedemoraliseerde en ontred
derde elementen beginnen te werken. Daar
komt nog een andere moeilijkheid bij. Wij,
loyalen, zijn het onderling zelf niet eens over de
Wijze en de mate van den wederopbouw."
Lang nog praat Lincoln door, hij laat zich
gaan op zijn heel eigen manier, vol humor, vol
spirit. Het negervraagstuk, de politieke gelijk
heid, de schadeloosstelling, de amnestie, alles
passeert de revue, alsof het de gewichtigste ver
gadering van het congres betrof.
Toen het den 14en April twaalf uur sloeg,
dreunden de kanonnen van de omliggende for
ten te Washington. Alles wat vlaggen kon stak
de „Stars and Stripes" buiten, om door lichte
windjes vroolijke kleurgolvingen te scheppen. De
feestredenaar besloot zijn toespraak aan Lincoln
met de welgemeende woorden: „Wij bieden den
president onze eerbiedige gelukwenschen aan,
dat God zijn leven door deze vier bloedige ja
ren met hun naamloozen lijdenslast heeft ge
spaard; dat het hem gegeven moge zijn de ge
lukkige hernieuwing der Unie te beleven, waar
op hij met zooveel geduld en zooveel moed heeft
gewacht, waarvoor hij zoo vol zelfopoffering
heeft gewerkt."
Toch loerde ook hier het met vurigen haat
geladen oog van een fanatieken moordenaar.
Deze man, deze caesar der Amerikanen, opge
klommen van wilden prairiejongen tot president
van Amerika, alleen door eerlijken wil om het
welzijn zijner medemenschen te verdedigen en
te dienen, hij moest vallen onder een sluip
moordenaarshand.
Daar zit iets tragisch, iets onnaspeurlijks, iets
wat moedeloos maakt in de enorme beteekenis
en den invloed van den politieken moord op den
loop der geschiedenis. Een stoot met een dolk,
een knal van een revolver, en daar ligt een
lichaam te stuiptrekken, daar vliegt een geest
weg uit zijn omhulsel, meenemend vaak de
kracht en de wijsheid om de grootste onheilen
van een volk te keeren. Rathenau, Jean Jaurès,
Aartshertog Frans Ferdinand, Lincoln, Oranje,
Hendrik de IVe, Caesar, hoevelen vielen niet
met hen, die toch nog zooveel hadden kunnen
doen. Ook boven Lincoln's hoofd zweeft het
Damocles-zwaard. Een tooneelspeler zou de door
hem gespeelde Brutus-rol in practijk brengen
Hij zou doen wat zooveel anderen van plan wa
ren te doen, Lincoln vermoorden. Hij dacht aan
het „sic semper tyrannis" (zoo vergaan de ti
rannen) waarmee Brutus eens zijn dolk in Cae
sars borst plofte. Had hij maar een tiende deel
vermoed van wat heldenmaterie zijn Caesar was,
hoe zou hem het schaamrood hebben geteekend.
Maar jarenlang hadden in de Zuidelijke Sta
ten talrijken den dood gezworen aan den bevrij
der der slaven. Couranten openden inschrijvin
gen voor.... den moord op Lincoln te plegen.
Officieren der Zuidelijke provinciën boden zich
schriftelijk aan om Lincoln en zijn helpers van
kant te gaan maken. De schunnigste pamflet
ten, de gemeenste insinuaties waren over Lin
coln in omloop gebracht, gedurende den tita
nenstrijd voor de negers. Lincoln was zich van
dit alles bewust, alleen geloofde hij niet, dat
iemand het werkelijk tot een aanslag zou bren
gen.
De moordenaar heette Booth, behoorde tot
een tooneelspelersfamilie, miste zelf echter
werkelijke talenten. Daarom was hij juist ver
waand, want hij verbeeldde zich 't omgekeerde,
hij meende zich even knap tooneelspeler als zijn
vader, even gaaf van binnen als van buiten. In
het Zuiden werd zijn geest totaal vergiftigd door
de aanhoudende hetzPtegen Lincoln, tegen den
tyran, tegen den „verrader" van het volk. Hem
neer te leggen was een klassieke daad, de klas
sieke tooneelen waardig. Alles werd in scène
gezet, de samenzwering kreeg 'n Shakespeariaan-
sche tendenz. Dure eeden werden gezworen,
moed werd ingesproken, want op den 14en April
zouden de president met zijn vrouw en generaal
Grant met de zijnen, den schouwburg bezoeken.
Tot de nok was deze bezet, enthousiast be
groette het pubhek den binnentredenden Lin
coln. Nog op het laatste nippertje had deze een
daad van genade gepleegd door het teekenen
van een gratieverzoek van een Zuidelijken sol
daat. Nog op het laatste nippertje had deze een
boodschap en groet gezonden aan de mijnwer
kers, een boodschap en een groet aan het Ame-
rikaansche volk!
Schitterend was de aanblik der zaal. Overal
stralende gezichten van mannen en vrouwen in
feestkleedij, de muziek speelde het volkslied,
Lincoln zit te peinzen in de rust zijner loge.
Hij is er met zijn vrouw, generaal Grant heeft
moeten afzeggen, een jonge majoor en diens
vrouw zijn de gasten. Waaraan denkt hij? Het
stuk kon hem weinig trekken in dit glorievolle
moment. Zonder twijfel filmden de verschillen
de tafereelen van zijn heroïsch leven hem voor
den geest. Het oerwoud, de blokhut, zijn moeder,
zjjn vader, de vlotten op de rivier, zijn houthak
kersperiode, zijn schippersperiode, zijn periode
van lezen wat er te lezen viel, zijn eerste stap
pen op de gladde paden der balie, der politiek,
der liefde, der partijvorming. Zijn talrijke
vrienden doemen in de verte van zijn herinne
ringen weer op, zijn niet minder talrijke tegen
standers volgen. Waar zijn ze allen gebleven?
Hoe weinigen zijn getuigen van zijn wonder-
baarlijke eindoverwinning. Hij denkt aan zijn
huiselijk leven, zijn kinderen, allen op één na
gestorven, zijn vrouw, een beetje ij del, een beetje
ziek, zijn jongen, zijn eenige hoop en zijn eenige
liefde nog. Hij weet het, hij heeft in vier jaren
tijd een verschrikkelijk stuk geschiedenis ge
schreven. Bloed, bloed, ziet hij, maar ook schit
terend recht, ook eerlijke overtuiging, ook diepe
menschelijkheid, ook volmaakte zekerheid van
een rehabilitatie door het nageslacht. De presi
dent, met zijn zware jukbeenderen, zijn boersch
uiterlijk, zijn diepliggende oogen, droomt zacht
voort.
De sluipende dood nadert. De deur der loge
gaat open, een oogenblik, een ondeelbaar oogen-
blik merkt niemand wat, juist tijd genoeg om
vlak achter het hoofd van den president een
revolver af te schieten.
„Sic semper tyrannis!" De edelste man van
een millioenen-volk is niet meer. Als een krank
zinnige kreet slaakt de moordenaar zijn thea-
tralen roep: „De president is vermoord!"
Een nationale ontzetting grijpt een heel volk
aan. Het is Goede Vrijdag, als de president na
een 9-uren langen doodsstrijd naar God gaat om
rekenschap af te leggen van zijn historische da
den.
„Is vader nu in den hemel? Ja? Dan ben ik
blij, want hier was hij niet gelukkig." Zoo fluis
tert een teere kindermond aan de laatste rust
plaats van een heldenvader.
„Laconia" mee te gaan. Zij zou daartoe pro-
beeren aan boord te komen om afscheid van
Mrs. Sullivan te nemen. Toen zij daarvoor een
kaart bij de reederij aanvroeg, bleek ook Mrs.
Sullivan niet op de passagierslijst te staan. Zij
vroeg toen twee kaarten om afscheid te nemen
van iemand, wiens naam zij toevallig op de lijst
gezien had. Bij het vertrek van de boot bleven
zij tusschen de passagiers op het bovendek
staan, er zorg voor dragend de controleurs te
vermijden. Later hadden zij zich naar een lees-
salon begeven, doch tijdens het diner hadden
zij in een hoekje een paar pasteitjes, die zij
bij zich hadden, opgegeten. Zij beschikten sa
men over een bedrag van 2 shilling. Toen des
avonds de meeste passagiers zich ter ruste had
den begeven, vonden zij in een bergruimte een
paar lakens en dekens. Daarmee liepen zij een
der huttengangen door tot zij een leege hut
vonden, waar zij zich met hun lakens en de
kens een bed maakten. Korten tijd later wer
den zjj door den hofmeester, die in deze hut
geen passagiers verwacht had, ontdekt en kwam
een einde aan hun reis.
De Oostersche talenovervloed bereikt in Cairo
zijn hoogtepunt. Deze stad is waarlijk een
modern Babyion, zij het dan zonder verwar
ring. Op straat kan de vreemdeling, die het
Arabisch niet machtig is, zich met Fransch
redden. Wie iets in het postkantoor te maken
heeft, kan met Engelsch gedaan krijgen, wat
hij wil, terwijl men om een telegram te kun
nen verzenden, liefst het Italiaansch moet
beheerschen. In de ministerieele gebouwen en
op de politiebureaux bedient men zich van het
Arabisch en Engelsch; voor de trams is Ara
bisch verplicht, wat te verklaren valt uit het
feit, dat de Europeaan zelden van het ge
noemde vervoermiddel gebruik maakt. In de
autobus komt men met Engelsch een heel eind,
want de maatschappij is een Engelsch-Egypti-
sche.
De employé's van de groote Europeesche za
ken zijn ware taalvirtuozen. Zoo treft men bij
de banken niet zelden bedienden aan, die zes
talen onder de knie hebben. De Europeaan, die
er trotsch op is, wanneer hij zich in drie of vier
vreemde talen kan uitdrukken, raakt zijn ver
bazing niet meester binnen de kom van een
stad, waar meer dan tien spraken in den om
gang worden gebezigd. Behalve Italiaansch,
Engelsch, Fransch, Duitsch, Grieksch en Nieuw-
Hebreeuwsch hoort men Armenisch, Koptisch,
Hollandsch, Chineesch, Turksch, Spaansch, Roe-
meensch en Baskiseh.
Het meest wordt Italiaansch gesproken, dat
weliswaar een beetje misvormd wordt geprodu
ceerd. Vele Italiaansche woorden zijn in lang
vervlogen tijden in 't Arabisch en Grieksch op
genomen en hebben hier burgerrecht ver
worven. Intusschen begint de Grieksche taal in
Egypte meer verbreid te worden, hetgeen o. a.
het gevolg is van het feit, dat de z.g. vliegende
winkels voornamelijk door Grieken worden ge
dreven.
3IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIH
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiii^
Als je ergens aan de zee zit
Met je bruin gebrand gelaat
En daar louter voor genoegen
Eiken dag je portie baadt,
Dan, wanneer het even regent,
Is je stemming niet meer dat,
En je moppert en je foetert,
Want je bent zoo bang voor nat!
Houd je veel van wandeltochten,
Daar het loopen amuseert,
Ja, dan spreekt het, dat u heel wat
Waterdruppels transpireert!
Maar zoodra het even regent,
Is je stemming niet m,eer dat,
En je moppert en je foetert,
Want je bent zoo bang voor nat!
Ieder, die nu met vacantie
Ergens uithangt in pension,
Speculeert op mooie dagen
i Met alleen maar heete zon!
En wanneer 't een dagje regent,
Zegt men met een kwaden snuit:
Met vacantie en zóó'n dagje,
1 Noudan ben je buiten uit! i
Maar de boer kijkt bij de droogte
Nogal tamelijk bedrukt.
Want hij weet, dat zonder regen
Altijd elke oogst mislukt.
Als het dan een dagje regent,
Lucht hij vroolijk zijn gemoed:
Dat het menschdom het tenslotte
Van zoo'n buitje hebben moet!
1 MARTIN BERDEN f
(Nadruk verboden)
nlllllllllllllliMlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllrc
Het Verbond van Duitsche Hotel- en Restau
ranteigenaars, dat eveneens door de Nazi's is
gelijkgeschakeld, heeft zijn leden een opwekking
gezonden om de vreemde woorden op rekenin
gen, opschriften, enz. door Duitsche te ver
vangen. Ook aan het gebruik van Fransch
voor het menu zal thans binnenkort een einde
komen. Ook Engelsche woorden als „rostbeef"
en „beafsteak" zullen moeten verdwijnen.
De geheele mannelijke bevolking van een in-
landsch dorp aan het Victoria meer (Oost-
Afrika) is onder beschuldiging van moord voor
de rechtbank gedaagd.
De mannen hadden twee vrouwen, een moe
der en dochter, die van hekserij beticht wer
den, doodgeslagen.
Kort na het vertrek van de „Laconia" van
de Cunard Line uit Liverpool naar New-York
ontdekte een hofmeester in een hut twee da
mes, die niet op de passagierslijst vermeld ston
den. Het bleken te zijn een zekere Mrs. Sulli
van uit Chicago en Miss Alice Smith, een 29-
Jarige vrouw uit Liverpool. De Amerikaansche
werd te Queenstown, de eerste haven die men
aandeed, aan land gezet, terwijl Miss Smith met
de „Georgic" van de White Star Line onmid
dellijk naar Liverpool terug werd gestuurd. Zij
deelde mede, in Liverpool met Mrs. Sullivan
kennis te hebben gemaakt, die haar zooveel van
Chicago vertelde, dat zij een onbedwingbaren
lust kreeg Amerika te zien. De Amerikaansche
stelde haar toen voor, als stow-away met de
Madge en Muriel, de twee lepe
laars, brachten twee watermeloenen
van de bewaarplaats naar de keuken,
doch dat ging niet gemakkelijk, want
de ondeugende aardmannetjes over
vielen hen en beschoten hen met pijl
en boog.
„De aardmannetjes denken, dat de
meloenen aardige schietschijven zijn",
merkte Topsy op, „maar wat zal Ivy
er wel van zeggen. Ze wacht op de
meloenen."
Ivy kwam op het strand om naar
de lepelaars te kijken, omdat ze erg
om de meloenen verlegen was. Doch
toen ze Madge en Muriel zag, schrok
ze ervan.
„We hebben de meloenen ge
bracht," zei Muriel.
„Meloenen", riep Ivy, „noem je dat
meloenen, ze lijken meer op spelden
kussens.
Gaan jullie beide zoo gauw mo
gelijk terug en brengt me twee an
dere."
(Morgenavond vervolg.)
JA at.
(Ingezonden Mededeeling).
Vardier was een onaanzienlijk mannetje,
kaal, een tikje gebogen en zijn eentonig,
bijna triest leven als boekhouder van de
firma Labande en Brison, groothandelaren in
celluloid-voorwerpen, maakte hem tot een
sloofje, een erg alledaagsch mensch. De men-
schen met wie hij in aanraking kwam kregen
echter reeds spoedig een ander oordeel over
hem, want Vardier had een stokpaardje, dat
zijn leven vulde en waarmee hij zich boven
dien zeer verdienstelijk maakte.
Hij was uitgesproken pacifist, haatte den
oorlog, maar wat hem onderscheidde van de
meeste stervelingen, die er dezelfde meening
op nahielden was, dat hij in woord en geschrift
zijn meening verkondigde, mef de pen vocht
als een leeuw voor zijn overtuiging. Het spreekt
vanzelf dat hij lid was van een organisatie tot
behoud en bevordering van den vrede, dat hij
trouw de vergaderingen, de meetings en con
gressen bezocht. Maar daarmee alleen was Var
dier niet tevreden.
Zijn krachtige artikelen tegen den oorlog
hadden hem een plaats bezorgd tusschen de be
kende publicisten over dat onderwerp. Van vele
tijdschriften was hij een gewaardeerd mede
werker en men behoefde nooit tevergeefs bij
hem aan te kloppen, wanneer men een spreker
zocht om de afschuwelijkheden van den oorlog
te schetsen. Deze geweldige activiteit was zeer
zeker in tegenspraak met zijn bijna zielig alle
daagsch uiterlijk. Maar vergissen wij ons niet
vaak in het uiterlijk van een mensch?
Onder zijn collega's was Vardier zeer gezien,
bemind zelfs. Zijn ijveren voor den vrede was er
de oorzaak van.
Het was puur toeval dat ik op een avond in
de buurt van zjjn woning wandelde en opeens
het idee kreeg om eens wat nader met hem
kennis te maken. Ik was nog niet lang genoeg
aan de directie der firma verbonden om reeds
met Vardier vriendschap te hebben kunnen
sluiten, maar ik vertrouwde er op dat ik welkom
zou wezen.
Ik belde aan. Wachtte. Maar er verscheen
niemand. Tegelijkertijd viel het me op dat de
deur niet gesloten was.
Dan maar de stoute schoenen aangetrokken,
dacht ik bij mezelf en ging binnen. Een paar
keer riep ik zijn naam, maar antwoord kreeg
ik niet.
Opeens hoorde ik uit den kelder stemmen. Dat
was Vardier zelf die sprak. Hij was dus wel de
gelijk thuis.
Ik daalde de wenteltrap af en belandde in
den kelder.
Het schouwspel dat ik daar zag was zóó ver
bazingwekkend, onmogelijk, ja bijna belachelijk,
dat ik meende met open oogen te droomen.
Ik was binnengetreden in een kelder, dien ik
mü heel goed herinnerde. Vijftien jaar geleden
had ik denzelfden kelder gezien, vlak achter de
loopgraven van het front. Er stond een tafel,
die verscholen ging onder stafkaarten, oude
uniformstukken slingerden in alle hoeken. Aan
den wand hing een gebroken stuk spiegel. Het
was een officierskwartier vlak bij een slagveld.
Er waren twee mannen in den kelder, van wie
ik er één met moeite herkende als Vardier. Hij
droeg een oude kapiteinsuniform en zat kaars
recht op een zeepkist achter de tafel. De andere
man was gekleed als ordonnans. Zijn uniform
was hem door den loop der jaren wat te klein
geworden. Beiden hadden halfgevulde wijnglazen
voor zich staan.
Mijn binnentreden had tot gevolg dat de held
haftige houding van Vardier plotseling ver
dween. Hij werd ondanks de uniform weer het
gewone boekhoudertje. Bovendien deed mijn on
verwachte komst hem onaangenaam aan en
maakte hem verlegen.
Hij stamelde excuses.
„Maar m'n beste Vardier", zei ik verbaasd,
,,ik heb altijd gedacht dat je een hekel had aan
den oorlog, dat je erg voor den vrede ijverde!"
Vardier kreeg een kleur.
„Ik zal u de geschiedenis vertellen, meneer"
sprak hij, terwijl hij me op een stoel liet plaats
nemen. „Dan zult u het misschien kunnen be
grijpen.
Gedurende den geheelen grooten oorlog was
lllllllllllllililMlllllllllltllllt
manschappen
ik in het leger. Tweemaal werd ik gewond. Het
is nu precies zestien jaar geleden dat ik met
mijn ordonnans, hier, mijn vriend Boilau, in een
kelder bivakkeerde zooals deze. Ik was eerste
luitenant en in den omtrek was op dat tijdstip
geen meerdere te vinden. Op enkele kilometers
afstand lagen de Duitschers. Juist had ik be
richt gekregen dat er een aanval op ons zou
worden ondernomen.
In allerhaast nam ik maatregelen om bereid
te zijn. De dichtst bijgelegen posten liet ik waar
schuwen om op hun hoede te zijn.
Tegen middernacht zouden de Duitschers ko
men. Ik was rus
tig. Bewust dat f"
alles van mijn
beleid afhing,
vaardigde ik mijn
bevelen uit. Op
dat oogenblik
hing het wel en
wee, leven en dood van mijn
enkel en alleen van mij af.
De versterkingen waarom ik gevraagd had
konden eerst enkele uren na middernacht aan
komen. Tot zoolang moesten wij den aanval
doorstaan.
En, meneer, wij doorstonden hem. Glansrijk.
Ik had mijn manschappen aangevuurd, ze had
den het volste vertrouwen in mij. Wij behielden
onze verschansingen.
Enkele dagen later werd ik tot kapitein be
vorderd. En nu herdenken mijn ordonnans en
ik dien gewichtigen datum. Het was het hoogte
punt van mijn leven. Nooit voordien had ik zoo
veel verantwoording gehad en later in het bur
gerleven als boekhouder.... acht, dat is ook
maar een leven als een sloofje!
Die overwinning, die bevordering, meneer, die
vieren we thans. Doe ons een genoegen en drink
een glas met ons."
„En je vredesidealen, Vardier?" vroeg ik.
Hij keek heel ernstig.
„Ik werk voor den vrede en dat zal ik blijven
doen, meneer, want ik haat den oorlog met al
zijn afschuwelijkheden. Ik haat den oorlog
behalve dat kleine stukje, mijn eigen oorlog."
Hij hief zijn glas op. Met een vreemd, ont
roerd gevoel ledigde ik het mijne.
De Sovjet-Russische autoriteiten hebben een
nieuw plan bedacht om te voorzien in het tekort
aan papier, waardoor de pers en de handel ern
stig belemmerd wordt. Voortaan moet elk bur
ger te Leningrad die een krant wenscht te koo-
pen eerst een oude krant in ruil geven, en even
als voorheen den volledigen prijs van 5 kopeken
betalen. Hetzelfde is kort geleden toegepast bij
den verkoop van wodka, tengevolge van het ge
brek aan flesschen. Elk burger die wodka wil
koopen, moet met zijn geld een leege flesch ge
ven, anders kan hij den drank niet krijgen.
WILNA, 22 Aug. (Reuter) Een leerling van
de technische school alhier heeft een kleine
onderzeeboot uitgevonden voor één persoon.
Tijdens een proeftocht op de rivier Wilja,
dook de jongen met de boot onder en bleef
een uur lang onder water.
In den Indischen Oceaan ligt een eilanden
groep, die geregeerd wordt door een nakomeling
van een Schot. Het betreft hier een onafhan
kelijk koninkrijk. De naam van den man is
Sydney Clunies Ross en hij onderteekent steeds
als koning Sydney I. Hij is de bezitter en be
stuurder van de Keelingeilanden, die door hun
rijkdom aan cocospalmen als cocoseilanden be
kend zijn.
De dynastie Ross werd gegrondvest in het
jaar 1823, toen John de Shetlandeilanden ver
liet en op een verlaten plekje gronds in den
Indischen Oceaan terecht kwam. Kort daarna
vestigde zich daar ook een avonturier, genaamd
Alexander Hare, die het zich er met zijn sla
ven en harem gemakkelijk maakte. Dit heer
schap gedroeg zich evenwel zoodanig, dat zijn
slaven van hem vluchtten en bij Ross bescher
ming zochten. Ten slotte ging de kolonie van
Hare ten gronde, terwijl het den Schot steeds
meer meeliep. In 1856 werden de eilanden hem
door de Britsche regeering voor 999 jaar afge
staan. John Clunies werd opgevolgd door zijn
zoon John George. Deze huwde met een Ma-
Teische prinses en stuurde zijn kinderen naar
Schotland om te worden opgevoed. John II
stierf in 1910, en'na hem besteeg Sydney den
croon.
De vereeniging van „De Blauwe Mantel", een
Chineesche Fascistische organisatie, heeft een
lijst gepubliceerd met de namen van 55 voor
aanstaande personen, die vermoord moeten
worden.
Deze lijst werd gelijktijdig gepubliceerd te
Sjanghai en te Kanton en het tijdschrift „Chi
na Forum" zegt, aan de echtheid ervan niet te
twijfelen.
Onder de aangeduide personen bevindt zich
de bekende Chineesche politicus Eugene Tsjen,
alsmede eenige Cantoneesche generaals en ver
scheidene politici, die men van communistische
neigingen verdenkt.
De regeeringen van Portugal en van Brazilië
hebben gelijktijdig een decreet gepubliceerd,
waarbij de bewoners van beide landen genood
zaakt worden de spelling van de Portugeesche
taal te gebruiken volgens de overeenkomst, ge
sloten tusschen de Academie van Wetenschap
pen te Lissabon en de letterkundige Academie
van Rio de Janeiro.
(Het Portugeesch in Brazilië, ofschoon de
landstaal, heeft in de spelling verschillende
veranderingen ondergaan. Door dit decreet aan
vaardt Brazilië, dat 20 maal grooter is dan
Portugal, de spelling van het vroegere moe
derland.)
tegen f Oflflfl bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door YSO,."do ode?iikerP^a fmon f250.-een^voet 'o? eerboog f 125,m duim o^j^ager f bQ£eUk f 40." anderen, vinger
ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen ÓUUU»~ verlies van beide armen, beide beenen o£ beide oogen f doodelyken afloop I ee
o, zei Heinrich, dat is droevig voor Rose.
Ja heel droevig, bevestigde Dores. Hij fluit
anders al den heelen avond een vroolijk wijsje!
Praat niet zoo lichtzinnig, verweet Hein
rich zijn bondgenoot; al kun je den provisor niet
uitstaan, met iemand die in rouw is, mag je den
spot niet drijven.
De drommel mag me halen, verzekerde de
huisknecht, als ik ook maar met één enkel woord
gesproken heb over iemand, die in rouw is.
Mijnheer Pfalzdorf, de provisor in rouw? Hij
heeft zoo lang en vurig haar dood gewenscht,
dat ze waarschijnlijk alleen daarvan al gestor
ven is!
Ze waren inmiddels de biifl^nplaats overge
stoken.
Waar zit Hannes? vroeg Heinrich.
Boven bij zijn rooden vriend. De provisor
heeft hem gezegd, dat hij op zijn kamer moest
komen, om zijn zwarte jas schoon te maken,
want morgen is de begrafenis. Ruikt u niets?
Het ruikt hier overal naar benzine. Die vuil
poets!
Mijnheer Rose heeft dus geërfd?
Geërfd? herhaalde de huisknecht grijns
lachend. Hoort u eens, ik zal het u influisteren;
ik schaam me er voor het bedrag harop te noe
men, dat zou te veel eer voor dien kerel zijn.
Wat? riep Heinrich en deed een stap ach
teruit. Drie honderd duizend Ma rk?Dat is on
mogelijk.
Dores knikte.
Nietwaar, het is gemeen! Als die tante nog
leefde, zou ik een hekel aan haar hebben.
Dus mijnheer Rose zal wel van positie ver
anderen?
Of hij! antwoordde Dores droog. Hij koopt
nu vast de apotheek van den oude. Daar kun
nen we ons wel op voorbereiden.
Dat zal mijnheer Barenfeld ook wel niet
aangenaam vinden.
Die moet maar zien dat hij en ik een an
der baantje krijgen.
Dores, riep Heinrich verschrikt. Je wilt
toch niet weg?
Vast! En de oude Dores boog zich over
zjjn pijp. Ik ben namelijk wat van plan.
Zoo?
Ja. Jette en ik willen trouwen.
En hij blies nu de kamer vol rook, om zich
aan den blik van zijn vriend te onttrekken.
Maar daarom kun je hier toch wel als be
diende blijven, Dores. Spreek er eens met me
neer Barenfeld over, die zal het wel in orde
maken. Je hoeft niet weg, Dores, dat is niet
noodig. Wat zou er dan van de gezelligheid hier
terecht komen?
Ik heb er al eens over nagedacht, zei de
huisknecht ernstig. Als meneer Barenfeld de
zaak kreeg, dan zou hij misschien voor Jette en
mij een woning laten inrichten. Maar die roode
salamander? Daar komt niets van in. Enfin, we
zullen er maar eens over slapen!
Heinrich ging dezen avond niet met het
warme gevoel naar bed, dat hij zich aanvanke
lijk in zijn geluksroes had gedacht.
De omstandigheden waren plotseling veran
derd. Aan den stralenden hemel van zijn jonge
liefde trokken zich wolken samen, leelijke, som
bere wolken, die den vorm van het gezicht van
meneer Rose aannamen. Als die de apotheek
kocht, of de heele zaak en Konrad Barenfeld
voor hem moest wijken? Dan had hij ook zijn
steun verloren. En nu juist had hü dien noo
dig, terwille van Vilma.
Uit het vertrr'^e van den huisknecht klonk
zacht en melancholiek ntata, ntata, het klari
netspel van zijn lotgenoot.
XI
Er broeit een samenzwering tegen ons. U
kunt me gerust gelooven, zei meneer Rose op
somberen, overtuigenden toon en hij wreef zich
in zijn handen bij deze opmerking, want het
was buiten koud herfstweer. De heer Rose sprak
in 't algemeen op een anderen toon dan vroe
ger, sinds hij van de begrafenis van zijn tante
was teruggekeerd; een toon, heelemaal in over
eenstemming met zijn financieele positie en
zijn modieuze kleeding. Want hij zag er uit om
door een ringetje te halen.
Er is al lang een samenzwering tegen ons
op touw gezet, herhaalde hij.
Apotheker Friedrich zat in zijn klein kan
toortje en keek zijn vertrouweling vol spanning
aan. De apotheker noemde hem sinds de erfe
nis getrouwelijk: beste meneer Rose.
Zeker, mijnheer Friedrich. Ik koesterde al
lang verdenking, maar tot dusverre vond ik het
niet gepast om u mijn hulp aan te bieden. Nu
is dat anders.
Hij streek zich over zijn broekzak, waarin zijn
welgevulde portemonnaie zet. De chef volgde
peinzend deze beweging.
U bent mij altijd sympathiek geweest, zei
hij vertrouwelijk. Spreekt u dus, zooals tusschen
goede vrienden past.
Dien mijnheer Barenfeld, begon de provi
sor en hij streek zijn das glad, heb ik eigenlijk
nooit vertrouwd.
Wat wilt u daarmee zeggen?
Niets bepaalds. Maar, nietwaar, u was toch
van plan hem de grossierderij te verkoopen?
Dat was mijn plan onder zekere voor
waarden natuurlijk. Ik heb den tijd.
Zeker. En daarop heeft hij zijn gemeene
plannen gebouwd. Let op wat ik u zeg. Ik be
weer, dat hij er u eenvoudig uit wil werken,
zonder u een pfennig te moeten betalen.
Gaat u voort, gaat u voort! Dat schijnt
een interessant verhaal te zullen worden.
In de eerste plaats heeft die Barenfeld het
personeel lekker gemaakt en ze door fooien en
beloften voor zich gewonnen. Wanneer u na
verloop van de twee jaar niets voor de voort
zetting van de afspraak met hem zoudt voelen
en het contract zou opzeggen, dan zouden op
denzelfden dag Dores, die vrijwel onmisbaar is,
omdat hij met alles op de hoogte is en Pfalzdorf,
wiens leertijd dan ongeveer afgeloopen zou zijn,
het werk neerleggen en zoo zou de heele boel in
't honderd loopen. U ziet, het is eer luivelsch
Plan-
verder, hijgde de apotheker.
Verder heeft die mooie bedrijfsleider u het
leven zuur gemaakt, doordat hij met geregelde
tusschenpoozen de Witte Zwaan boven de deur
van de apotheek liet weghalen en u het dier
zelfs op reis nastuurde. Hij wilde u zoolang trei
teren, dat u van ergernis en door behoefte aan
rust u zou terugtrekken. Allemaal trucs, om den
prijs te drukken en u te dwingen gauwer toe te
geven.
Dat is gemeen, tandeknarste de apotheker.
Dat is verduiveld gemeen!
Hannes, vervolgde de provisor, op wiens
geloofwaardigheid ik kan bouwen, heeft de sa
menzweerders in opdracht van mij bespied. Hij
heeft gezien, dat op den avond, dat de Zwaan
voor den eersten keer werd weggehaald, Pfalz
dorf met Dores en een vreemde persoon uit de
kroeg kwam en voor de deur samen stonden te
fluisteren. Ik vraag u, wat moet een ontwikkelde
jonge man in zulk 'n gezelschap?
Ontzettend!
Nadat meneer Barenfeld op die manier ge
tracht heeft u klein te krijgen (ik bedoel, klein
in de beteekenis van het spoedig overdoen van
de zaak) speelde hij zijn laatsten truc uit, om
zich van uw geld meester te maken, hij drong
bij u binden.
Wat? schreeuwde de apotheker, die bleek
om zijn neus werd. Heeft hij ingebroken? Heeft
bij zich dan aan mijn goed vergrepen? Ik wil
kascontrole en inventarisatie van de goederen!
Ik houd me aan u, u kunt het bewijzen!
Kalm, kalm, suste de provisor. Ik bedoel
dat figuurlijk.
Maar de geldwolf was in zijn zwakke plaats
getroffen en liet zich niet gauw kalmeeren.
Wat? figuurlijk? Hoe figuurlijk? U heeft
toch zelf gezegd, dat hij binnengedrongen is.
Als u zoo doorgaat, verklaarde meneer
Rose beleedigd, dan zal ik, wat ik weet, voor mij
houden.
Met deze woorden ging hij de apotheek bin
nen om een klant te bedienen en liet den apo
theker in zijn folterenden angst alleen. Hij kon
nauwelijks wachten tot de klant vertrokken
was. Maar meneer Rose zorgde opzettelijk lang
werk te hebben en onderhield zich met zijn
klant op de meest aangename en uitvoerige
wijze over de verandering van het weer. Einde
lijk vertrok de man, nadat de apotheker in zijn
kantoor hem tienmaal naar de maan gewenscht
had. Maar niettegenstaande dit, keerde meneer
Rose niet terug. Een paragraaf in zijn pharma-
copoea over venkelhonig en hoestmiddeltjes
scheen hem levendig te interesseeren.
(Wordt vervólgd).