De moord op Abraham Lincoln Mei millaal van den dag EEN HEROÏSCH REGEN ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN Weg met de werkloosheid Leve de Nederlandsche ROBINSONschoen DE APOTHEEK DE WITTE ZWAAN jjj DONDERDAG 24 AUGUSTUS De caesar der Amerikanenopge- klommen van prairiejongen tot president, viel door sluipmoordenaars hand Het neger-vraagstuk President Lincoln Het moderne Babyion Tegen vreemde woorden Massa-rechtszaak Twee vrouwen als blinde passagiers I Het hoogtepunt van zijn leven j Papier en glas tekort Onderzeeboot voor één persoon Koning Sydney I De blauwe mantel Portugeesch AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Alle ahonné'sop dlt -lad ziJn lngevolge de verz?kerl^?--2^™a.^rd-ed izzz; NAAR HET DUITSCH VAN RUDOLF HERZOG es Amerika vierde feest. Nog niet op de onwe zenlijke en kunstmatige manier van te genwoordig, maar echt van harte. Men was algemeen verheugd en daarvoor was gron dige reden. Een verwoestende burgeroorlog was afgeloopen, de vernietiging der nationale krach ten had opgehouden. Meer dan 3.000.000 Ameri kanen hadden de wapens gedragen, 60.000 had den het leven gelaten, honderdduizenden waren gewond en dat alles had de openbare lasten met veel meer dan 10 milliard gulden bezwaard. De opluchting was algenjeen, de haat der par tijen kreeg geen nieuw voedsel meer, de men- 6chen konden weer rustig gaan beginnen, de oude veeten weer langzaam vergroeien. De inzet van den strijd, wel of geen verdere slavernij in Amerika, was ten gunste der tegenstanders uit gevallen. Voortaan zou in de Vereenigde Sta ten geen mensch meer onschuldig met ketenen beladen als een vrachtdier door het leven gaan. In werkelijkheid waren op dezen dag der vic torie de bewoners van Amerika pas vrij gewor den. En zooals het genie van Washington de na tionale onafhankelijkheid wist te veroveren, zoo had het genie van Abraham Lincoln de sla vernij uit het maatschappelijk lichaam gesne den. Medeburgers! Vandaag komen wij niet in rouw maar in vreugde des harten bijeen. Maar aan mij komt geen aandeel toe in de eer van den strijd vol bracht te hebben. Alles is gedaan door generaal Grant, zijn dappere officieren en zijn onver moeide troepen. Anders dan in een oorlog tus- schen onafhankelijke volken is er in een bur ger-oorlog geen erkende autoriteit voor wie de ander den strijd kan opgeven. Wij moeten een voudig weer met gedemoraliseerde en ontred derde elementen beginnen te werken. Daar komt nog een andere moeilijkheid bij. Wij, loyalen, zijn het onderling zelf niet eens over de Wijze en de mate van den wederopbouw." Lang nog praat Lincoln door, hij laat zich gaan op zijn heel eigen manier, vol humor, vol spirit. Het negervraagstuk, de politieke gelijk heid, de schadeloosstelling, de amnestie, alles passeert de revue, alsof het de gewichtigste ver gadering van het congres betrof. Toen het den 14en April twaalf uur sloeg, dreunden de kanonnen van de omliggende for ten te Washington. Alles wat vlaggen kon stak de „Stars and Stripes" buiten, om door lichte windjes vroolijke kleurgolvingen te scheppen. De feestredenaar besloot zijn toespraak aan Lincoln met de welgemeende woorden: „Wij bieden den president onze eerbiedige gelukwenschen aan, dat God zijn leven door deze vier bloedige ja ren met hun naamloozen lijdenslast heeft ge spaard; dat het hem gegeven moge zijn de ge lukkige hernieuwing der Unie te beleven, waar op hij met zooveel geduld en zooveel moed heeft gewacht, waarvoor hij zoo vol zelfopoffering heeft gewerkt." Toch loerde ook hier het met vurigen haat geladen oog van een fanatieken moordenaar. Deze man, deze caesar der Amerikanen, opge klommen van wilden prairiejongen tot president van Amerika, alleen door eerlijken wil om het welzijn zijner medemenschen te verdedigen en te dienen, hij moest vallen onder een sluip moordenaarshand. Daar zit iets tragisch, iets onnaspeurlijks, iets wat moedeloos maakt in de enorme beteekenis en den invloed van den politieken moord op den loop der geschiedenis. Een stoot met een dolk, een knal van een revolver, en daar ligt een lichaam te stuiptrekken, daar vliegt een geest weg uit zijn omhulsel, meenemend vaak de kracht en de wijsheid om de grootste onheilen van een volk te keeren. Rathenau, Jean Jaurès, Aartshertog Frans Ferdinand, Lincoln, Oranje, Hendrik de IVe, Caesar, hoevelen vielen niet met hen, die toch nog zooveel hadden kunnen doen. Ook boven Lincoln's hoofd zweeft het Damocles-zwaard. Een tooneelspeler zou de door hem gespeelde Brutus-rol in practijk brengen Hij zou doen wat zooveel anderen van plan wa ren te doen, Lincoln vermoorden. Hij dacht aan het „sic semper tyrannis" (zoo vergaan de ti rannen) waarmee Brutus eens zijn dolk in Cae sars borst plofte. Had hij maar een tiende deel vermoed van wat heldenmaterie zijn Caesar was, hoe zou hem het schaamrood hebben geteekend. Maar jarenlang hadden in de Zuidelijke Sta ten talrijken den dood gezworen aan den bevrij der der slaven. Couranten openden inschrijvin gen voor.... den moord op Lincoln te plegen. Officieren der Zuidelijke provinciën boden zich schriftelijk aan om Lincoln en zijn helpers van kant te gaan maken. De schunnigste pamflet ten, de gemeenste insinuaties waren over Lin coln in omloop gebracht, gedurende den tita nenstrijd voor de negers. Lincoln was zich van dit alles bewust, alleen geloofde hij niet, dat iemand het werkelijk tot een aanslag zou bren gen. De moordenaar heette Booth, behoorde tot een tooneelspelersfamilie, miste zelf echter werkelijke talenten. Daarom was hij juist ver waand, want hij verbeeldde zich 't omgekeerde, hij meende zich even knap tooneelspeler als zijn vader, even gaaf van binnen als van buiten. In het Zuiden werd zijn geest totaal vergiftigd door de aanhoudende hetzPtegen Lincoln, tegen den tyran, tegen den „verrader" van het volk. Hem neer te leggen was een klassieke daad, de klas sieke tooneelen waardig. Alles werd in scène gezet, de samenzwering kreeg 'n Shakespeariaan- sche tendenz. Dure eeden werden gezworen, moed werd ingesproken, want op den 14en April zouden de president met zijn vrouw en generaal Grant met de zijnen, den schouwburg bezoeken. Tot de nok was deze bezet, enthousiast be groette het pubhek den binnentredenden Lin coln. Nog op het laatste nippertje had deze een daad van genade gepleegd door het teekenen van een gratieverzoek van een Zuidelijken sol daat. Nog op het laatste nippertje had deze een boodschap en groet gezonden aan de mijnwer kers, een boodschap en een groet aan het Ame- rikaansche volk! Schitterend was de aanblik der zaal. Overal stralende gezichten van mannen en vrouwen in feestkleedij, de muziek speelde het volkslied, Lincoln zit te peinzen in de rust zijner loge. Hij is er met zijn vrouw, generaal Grant heeft moeten afzeggen, een jonge majoor en diens vrouw zijn de gasten. Waaraan denkt hij? Het stuk kon hem weinig trekken in dit glorievolle moment. Zonder twijfel filmden de verschillen de tafereelen van zijn heroïsch leven hem voor den geest. Het oerwoud, de blokhut, zijn moeder, zjjn vader, de vlotten op de rivier, zijn houthak kersperiode, zijn schippersperiode, zijn periode van lezen wat er te lezen viel, zijn eerste stap pen op de gladde paden der balie, der politiek, der liefde, der partijvorming. Zijn talrijke vrienden doemen in de verte van zijn herinne ringen weer op, zijn niet minder talrijke tegen standers volgen. Waar zijn ze allen gebleven? Hoe weinigen zijn getuigen van zijn wonder- baarlijke eindoverwinning. Hij denkt aan zijn huiselijk leven, zijn kinderen, allen op één na gestorven, zijn vrouw, een beetje ij del, een beetje ziek, zijn jongen, zijn eenige hoop en zijn eenige liefde nog. Hij weet het, hij heeft in vier jaren tijd een verschrikkelijk stuk geschiedenis ge schreven. Bloed, bloed, ziet hij, maar ook schit terend recht, ook eerlijke overtuiging, ook diepe menschelijkheid, ook volmaakte zekerheid van een rehabilitatie door het nageslacht. De presi dent, met zijn zware jukbeenderen, zijn boersch uiterlijk, zijn diepliggende oogen, droomt zacht voort. De sluipende dood nadert. De deur der loge gaat open, een oogenblik, een ondeelbaar oogen- blik merkt niemand wat, juist tijd genoeg om vlak achter het hoofd van den president een revolver af te schieten. „Sic semper tyrannis!" De edelste man van een millioenen-volk is niet meer. Als een krank zinnige kreet slaakt de moordenaar zijn thea- tralen roep: „De president is vermoord!" Een nationale ontzetting grijpt een heel volk aan. Het is Goede Vrijdag, als de president na een 9-uren langen doodsstrijd naar God gaat om rekenschap af te leggen van zijn historische da den. „Is vader nu in den hemel? Ja? Dan ben ik blij, want hier was hij niet gelukkig." Zoo fluis tert een teere kindermond aan de laatste rust plaats van een heldenvader. „Laconia" mee te gaan. Zij zou daartoe pro- beeren aan boord te komen om afscheid van Mrs. Sullivan te nemen. Toen zij daarvoor een kaart bij de reederij aanvroeg, bleek ook Mrs. Sullivan niet op de passagierslijst te staan. Zij vroeg toen twee kaarten om afscheid te nemen van iemand, wiens naam zij toevallig op de lijst gezien had. Bij het vertrek van de boot bleven zij tusschen de passagiers op het bovendek staan, er zorg voor dragend de controleurs te vermijden. Later hadden zij zich naar een lees- salon begeven, doch tijdens het diner hadden zij in een hoekje een paar pasteitjes, die zij bij zich hadden, opgegeten. Zij beschikten sa men over een bedrag van 2 shilling. Toen des avonds de meeste passagiers zich ter ruste had den begeven, vonden zij in een bergruimte een paar lakens en dekens. Daarmee liepen zij een der huttengangen door tot zij een leege hut vonden, waar zij zich met hun lakens en de kens een bed maakten. Korten tijd later wer den zjj door den hofmeester, die in deze hut geen passagiers verwacht had, ontdekt en kwam een einde aan hun reis. De Oostersche talenovervloed bereikt in Cairo zijn hoogtepunt. Deze stad is waarlijk een modern Babyion, zij het dan zonder verwar ring. Op straat kan de vreemdeling, die het Arabisch niet machtig is, zich met Fransch redden. Wie iets in het postkantoor te maken heeft, kan met Engelsch gedaan krijgen, wat hij wil, terwijl men om een telegram te kun nen verzenden, liefst het Italiaansch moet beheerschen. In de ministerieele gebouwen en op de politiebureaux bedient men zich van het Arabisch en Engelsch; voor de trams is Ara bisch verplicht, wat te verklaren valt uit het feit, dat de Europeaan zelden van het ge noemde vervoermiddel gebruik maakt. In de autobus komt men met Engelsch een heel eind, want de maatschappij is een Engelsch-Egypti- sche. De employé's van de groote Europeesche za ken zijn ware taalvirtuozen. Zoo treft men bij de banken niet zelden bedienden aan, die zes talen onder de knie hebben. De Europeaan, die er trotsch op is, wanneer hij zich in drie of vier vreemde talen kan uitdrukken, raakt zijn ver bazing niet meester binnen de kom van een stad, waar meer dan tien spraken in den om gang worden gebezigd. Behalve Italiaansch, Engelsch, Fransch, Duitsch, Grieksch en Nieuw- Hebreeuwsch hoort men Armenisch, Koptisch, Hollandsch, Chineesch, Turksch, Spaansch, Roe- meensch en Baskiseh. Het meest wordt Italiaansch gesproken, dat weliswaar een beetje misvormd wordt geprodu ceerd. Vele Italiaansche woorden zijn in lang vervlogen tijden in 't Arabisch en Grieksch op genomen en hebben hier burgerrecht ver worven. Intusschen begint de Grieksche taal in Egypte meer verbreid te worden, hetgeen o. a. het gevolg is van het feit, dat de z.g. vliegende winkels voornamelijk door Grieken worden ge dreven. 3IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIH iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiii^ Als je ergens aan de zee zit Met je bruin gebrand gelaat En daar louter voor genoegen Eiken dag je portie baadt, Dan, wanneer het even regent, Is je stemming niet meer dat, En je moppert en je foetert, Want je bent zoo bang voor nat! Houd je veel van wandeltochten, Daar het loopen amuseert, Ja, dan spreekt het, dat u heel wat Waterdruppels transpireert! Maar zoodra het even regent, Is je stemming niet m,eer dat, En je moppert en je foetert, Want je bent zoo bang voor nat! Ieder, die nu met vacantie Ergens uithangt in pension, Speculeert op mooie dagen i Met alleen maar heete zon! En wanneer 't een dagje regent, Zegt men met een kwaden snuit: Met vacantie en zóó'n dagje, 1 Noudan ben je buiten uit! i Maar de boer kijkt bij de droogte Nogal tamelijk bedrukt. Want hij weet, dat zonder regen Altijd elke oogst mislukt. Als het dan een dagje regent, Lucht hij vroolijk zijn gemoed: Dat het menschdom het tenslotte Van zoo'n buitje hebben moet! 1 MARTIN BERDEN f (Nadruk verboden) nlllllllllllllliMlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllrc Het Verbond van Duitsche Hotel- en Restau ranteigenaars, dat eveneens door de Nazi's is gelijkgeschakeld, heeft zijn leden een opwekking gezonden om de vreemde woorden op rekenin gen, opschriften, enz. door Duitsche te ver vangen. Ook aan het gebruik van Fransch voor het menu zal thans binnenkort een einde komen. Ook Engelsche woorden als „rostbeef" en „beafsteak" zullen moeten verdwijnen. De geheele mannelijke bevolking van een in- landsch dorp aan het Victoria meer (Oost- Afrika) is onder beschuldiging van moord voor de rechtbank gedaagd. De mannen hadden twee vrouwen, een moe der en dochter, die van hekserij beticht wer den, doodgeslagen. Kort na het vertrek van de „Laconia" van de Cunard Line uit Liverpool naar New-York ontdekte een hofmeester in een hut twee da mes, die niet op de passagierslijst vermeld ston den. Het bleken te zijn een zekere Mrs. Sulli van uit Chicago en Miss Alice Smith, een 29- Jarige vrouw uit Liverpool. De Amerikaansche werd te Queenstown, de eerste haven die men aandeed, aan land gezet, terwijl Miss Smith met de „Georgic" van de White Star Line onmid dellijk naar Liverpool terug werd gestuurd. Zij deelde mede, in Liverpool met Mrs. Sullivan kennis te hebben gemaakt, die haar zooveel van Chicago vertelde, dat zij een onbedwingbaren lust kreeg Amerika te zien. De Amerikaansche stelde haar toen voor, als stow-away met de Madge en Muriel, de twee lepe laars, brachten twee watermeloenen van de bewaarplaats naar de keuken, doch dat ging niet gemakkelijk, want de ondeugende aardmannetjes over vielen hen en beschoten hen met pijl en boog. „De aardmannetjes denken, dat de meloenen aardige schietschijven zijn", merkte Topsy op, „maar wat zal Ivy er wel van zeggen. Ze wacht op de meloenen." Ivy kwam op het strand om naar de lepelaars te kijken, omdat ze erg om de meloenen verlegen was. Doch toen ze Madge en Muriel zag, schrok ze ervan. „We hebben de meloenen ge bracht," zei Muriel. „Meloenen", riep Ivy, „noem je dat meloenen, ze lijken meer op spelden kussens. Gaan jullie beide zoo gauw mo gelijk terug en brengt me twee an dere." (Morgenavond vervolg.) JA at. (Ingezonden Mededeeling). Vardier was een onaanzienlijk mannetje, kaal, een tikje gebogen en zijn eentonig, bijna triest leven als boekhouder van de firma Labande en Brison, groothandelaren in celluloid-voorwerpen, maakte hem tot een sloofje, een erg alledaagsch mensch. De men- schen met wie hij in aanraking kwam kregen echter reeds spoedig een ander oordeel over hem, want Vardier had een stokpaardje, dat zijn leven vulde en waarmee hij zich boven dien zeer verdienstelijk maakte. Hij was uitgesproken pacifist, haatte den oorlog, maar wat hem onderscheidde van de meeste stervelingen, die er dezelfde meening op nahielden was, dat hij in woord en geschrift zijn meening verkondigde, mef de pen vocht als een leeuw voor zijn overtuiging. Het spreekt vanzelf dat hij lid was van een organisatie tot behoud en bevordering van den vrede, dat hij trouw de vergaderingen, de meetings en con gressen bezocht. Maar daarmee alleen was Var dier niet tevreden. Zijn krachtige artikelen tegen den oorlog hadden hem een plaats bezorgd tusschen de be kende publicisten over dat onderwerp. Van vele tijdschriften was hij een gewaardeerd mede werker en men behoefde nooit tevergeefs bij hem aan te kloppen, wanneer men een spreker zocht om de afschuwelijkheden van den oorlog te schetsen. Deze geweldige activiteit was zeer zeker in tegenspraak met zijn bijna zielig alle daagsch uiterlijk. Maar vergissen wij ons niet vaak in het uiterlijk van een mensch? Onder zijn collega's was Vardier zeer gezien, bemind zelfs. Zijn ijveren voor den vrede was er de oorzaak van. Het was puur toeval dat ik op een avond in de buurt van zjjn woning wandelde en opeens het idee kreeg om eens wat nader met hem kennis te maken. Ik was nog niet lang genoeg aan de directie der firma verbonden om reeds met Vardier vriendschap te hebben kunnen sluiten, maar ik vertrouwde er op dat ik welkom zou wezen. Ik belde aan. Wachtte. Maar er verscheen niemand. Tegelijkertijd viel het me op dat de deur niet gesloten was. Dan maar de stoute schoenen aangetrokken, dacht ik bij mezelf en ging binnen. Een paar keer riep ik zijn naam, maar antwoord kreeg ik niet. Opeens hoorde ik uit den kelder stemmen. Dat was Vardier zelf die sprak. Hij was dus wel de gelijk thuis. Ik daalde de wenteltrap af en belandde in den kelder. Het schouwspel dat ik daar zag was zóó ver bazingwekkend, onmogelijk, ja bijna belachelijk, dat ik meende met open oogen te droomen. Ik was binnengetreden in een kelder, dien ik mü heel goed herinnerde. Vijftien jaar geleden had ik denzelfden kelder gezien, vlak achter de loopgraven van het front. Er stond een tafel, die verscholen ging onder stafkaarten, oude uniformstukken slingerden in alle hoeken. Aan den wand hing een gebroken stuk spiegel. Het was een officierskwartier vlak bij een slagveld. Er waren twee mannen in den kelder, van wie ik er één met moeite herkende als Vardier. Hij droeg een oude kapiteinsuniform en zat kaars recht op een zeepkist achter de tafel. De andere man was gekleed als ordonnans. Zijn uniform was hem door den loop der jaren wat te klein geworden. Beiden hadden halfgevulde wijnglazen voor zich staan. Mijn binnentreden had tot gevolg dat de held haftige houding van Vardier plotseling ver dween. Hij werd ondanks de uniform weer het gewone boekhoudertje. Bovendien deed mijn on verwachte komst hem onaangenaam aan en maakte hem verlegen. Hij stamelde excuses. „Maar m'n beste Vardier", zei ik verbaasd, ,,ik heb altijd gedacht dat je een hekel had aan den oorlog, dat je erg voor den vrede ijverde!" Vardier kreeg een kleur. „Ik zal u de geschiedenis vertellen, meneer" sprak hij, terwijl hij me op een stoel liet plaats nemen. „Dan zult u het misschien kunnen be grijpen. Gedurende den geheelen grooten oorlog was lllllllllllllililMlllllllllltllllt manschappen ik in het leger. Tweemaal werd ik gewond. Het is nu precies zestien jaar geleden dat ik met mijn ordonnans, hier, mijn vriend Boilau, in een kelder bivakkeerde zooals deze. Ik was eerste luitenant en in den omtrek was op dat tijdstip geen meerdere te vinden. Op enkele kilometers afstand lagen de Duitschers. Juist had ik be richt gekregen dat er een aanval op ons zou worden ondernomen. In allerhaast nam ik maatregelen om bereid te zijn. De dichtst bijgelegen posten liet ik waar schuwen om op hun hoede te zijn. Tegen middernacht zouden de Duitschers ko men. Ik was rus tig. Bewust dat f" alles van mijn beleid afhing, vaardigde ik mijn bevelen uit. Op dat oogenblik hing het wel en wee, leven en dood van mijn enkel en alleen van mij af. De versterkingen waarom ik gevraagd had konden eerst enkele uren na middernacht aan komen. Tot zoolang moesten wij den aanval doorstaan. En, meneer, wij doorstonden hem. Glansrijk. Ik had mijn manschappen aangevuurd, ze had den het volste vertrouwen in mij. Wij behielden onze verschansingen. Enkele dagen later werd ik tot kapitein be vorderd. En nu herdenken mijn ordonnans en ik dien gewichtigen datum. Het was het hoogte punt van mijn leven. Nooit voordien had ik zoo veel verantwoording gehad en later in het bur gerleven als boekhouder.... acht, dat is ook maar een leven als een sloofje! Die overwinning, die bevordering, meneer, die vieren we thans. Doe ons een genoegen en drink een glas met ons." „En je vredesidealen, Vardier?" vroeg ik. Hij keek heel ernstig. „Ik werk voor den vrede en dat zal ik blijven doen, meneer, want ik haat den oorlog met al zijn afschuwelijkheden. Ik haat den oorlog behalve dat kleine stukje, mijn eigen oorlog." Hij hief zijn glas op. Met een vreemd, ont roerd gevoel ledigde ik het mijne. De Sovjet-Russische autoriteiten hebben een nieuw plan bedacht om te voorzien in het tekort aan papier, waardoor de pers en de handel ern stig belemmerd wordt. Voortaan moet elk bur ger te Leningrad die een krant wenscht te koo- pen eerst een oude krant in ruil geven, en even als voorheen den volledigen prijs van 5 kopeken betalen. Hetzelfde is kort geleden toegepast bij den verkoop van wodka, tengevolge van het ge brek aan flesschen. Elk burger die wodka wil koopen, moet met zijn geld een leege flesch ge ven, anders kan hij den drank niet krijgen. WILNA, 22 Aug. (Reuter) Een leerling van de technische school alhier heeft een kleine onderzeeboot uitgevonden voor één persoon. Tijdens een proeftocht op de rivier Wilja, dook de jongen met de boot onder en bleef een uur lang onder water. In den Indischen Oceaan ligt een eilanden groep, die geregeerd wordt door een nakomeling van een Schot. Het betreft hier een onafhan kelijk koninkrijk. De naam van den man is Sydney Clunies Ross en hij onderteekent steeds als koning Sydney I. Hij is de bezitter en be stuurder van de Keelingeilanden, die door hun rijkdom aan cocospalmen als cocoseilanden be kend zijn. De dynastie Ross werd gegrondvest in het jaar 1823, toen John de Shetlandeilanden ver liet en op een verlaten plekje gronds in den Indischen Oceaan terecht kwam. Kort daarna vestigde zich daar ook een avonturier, genaamd Alexander Hare, die het zich er met zijn sla ven en harem gemakkelijk maakte. Dit heer schap gedroeg zich evenwel zoodanig, dat zijn slaven van hem vluchtten en bij Ross bescher ming zochten. Ten slotte ging de kolonie van Hare ten gronde, terwijl het den Schot steeds meer meeliep. In 1856 werden de eilanden hem door de Britsche regeering voor 999 jaar afge staan. John Clunies werd opgevolgd door zijn zoon John George. Deze huwde met een Ma- Teische prinses en stuurde zijn kinderen naar Schotland om te worden opgevoed. John II stierf in 1910, en'na hem besteeg Sydney den croon. De vereeniging van „De Blauwe Mantel", een Chineesche Fascistische organisatie, heeft een lijst gepubliceerd met de namen van 55 voor aanstaande personen, die vermoord moeten worden. Deze lijst werd gelijktijdig gepubliceerd te Sjanghai en te Kanton en het tijdschrift „Chi na Forum" zegt, aan de echtheid ervan niet te twijfelen. Onder de aangeduide personen bevindt zich de bekende Chineesche politicus Eugene Tsjen, alsmede eenige Cantoneesche generaals en ver scheidene politici, die men van communistische neigingen verdenkt. De regeeringen van Portugal en van Brazilië hebben gelijktijdig een decreet gepubliceerd, waarbij de bewoners van beide landen genood zaakt worden de spelling van de Portugeesche taal te gebruiken volgens de overeenkomst, ge sloten tusschen de Academie van Wetenschap pen te Lissabon en de letterkundige Academie van Rio de Janeiro. (Het Portugeesch in Brazilië, ofschoon de landstaal, heeft in de spelling verschillende veranderingen ondergaan. Door dit decreet aan vaardt Brazilië, dat 20 maal grooter is dan Portugal, de spelling van het vroegere moe derland.) tegen f Oflflfl bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door YSO,."do ode?iikerP^a fmon f250.-een^voet 'o? eerboog f 125,m duim o^j^ager f bQ£eUk f 40." anderen, vinger ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen ÓUUU»~ verlies van beide armen, beide beenen o£ beide oogen f doodelyken afloop I ee o, zei Heinrich, dat is droevig voor Rose. Ja heel droevig, bevestigde Dores. Hij fluit anders al den heelen avond een vroolijk wijsje! Praat niet zoo lichtzinnig, verweet Hein rich zijn bondgenoot; al kun je den provisor niet uitstaan, met iemand die in rouw is, mag je den spot niet drijven. De drommel mag me halen, verzekerde de huisknecht, als ik ook maar met één enkel woord gesproken heb over iemand, die in rouw is. Mijnheer Pfalzdorf, de provisor in rouw? Hij heeft zoo lang en vurig haar dood gewenscht, dat ze waarschijnlijk alleen daarvan al gestor ven is! Ze waren inmiddels de biifl^nplaats overge stoken. Waar zit Hannes? vroeg Heinrich. Boven bij zijn rooden vriend. De provisor heeft hem gezegd, dat hij op zijn kamer moest komen, om zijn zwarte jas schoon te maken, want morgen is de begrafenis. Ruikt u niets? Het ruikt hier overal naar benzine. Die vuil poets! Mijnheer Rose heeft dus geërfd? Geërfd? herhaalde de huisknecht grijns lachend. Hoort u eens, ik zal het u influisteren; ik schaam me er voor het bedrag harop te noe men, dat zou te veel eer voor dien kerel zijn. Wat? riep Heinrich en deed een stap ach teruit. Drie honderd duizend Ma rk?Dat is on mogelijk. Dores knikte. Nietwaar, het is gemeen! Als die tante nog leefde, zou ik een hekel aan haar hebben. Dus mijnheer Rose zal wel van positie ver anderen? Of hij! antwoordde Dores droog. Hij koopt nu vast de apotheek van den oude. Daar kun nen we ons wel op voorbereiden. Dat zal mijnheer Barenfeld ook wel niet aangenaam vinden. Die moet maar zien dat hij en ik een an der baantje krijgen. Dores, riep Heinrich verschrikt. Je wilt toch niet weg? Vast! En de oude Dores boog zich over zjjn pijp. Ik ben namelijk wat van plan. Zoo? Ja. Jette en ik willen trouwen. En hij blies nu de kamer vol rook, om zich aan den blik van zijn vriend te onttrekken. Maar daarom kun je hier toch wel als be diende blijven, Dores. Spreek er eens met me neer Barenfeld over, die zal het wel in orde maken. Je hoeft niet weg, Dores, dat is niet noodig. Wat zou er dan van de gezelligheid hier terecht komen? Ik heb er al eens over nagedacht, zei de huisknecht ernstig. Als meneer Barenfeld de zaak kreeg, dan zou hij misschien voor Jette en mij een woning laten inrichten. Maar die roode salamander? Daar komt niets van in. Enfin, we zullen er maar eens over slapen! Heinrich ging dezen avond niet met het warme gevoel naar bed, dat hij zich aanvanke lijk in zijn geluksroes had gedacht. De omstandigheden waren plotseling veran derd. Aan den stralenden hemel van zijn jonge liefde trokken zich wolken samen, leelijke, som bere wolken, die den vorm van het gezicht van meneer Rose aannamen. Als die de apotheek kocht, of de heele zaak en Konrad Barenfeld voor hem moest wijken? Dan had hij ook zijn steun verloren. En nu juist had hü dien noo dig, terwille van Vilma. Uit het vertrr'^e van den huisknecht klonk zacht en melancholiek ntata, ntata, het klari netspel van zijn lotgenoot. XI Er broeit een samenzwering tegen ons. U kunt me gerust gelooven, zei meneer Rose op somberen, overtuigenden toon en hij wreef zich in zijn handen bij deze opmerking, want het was buiten koud herfstweer. De heer Rose sprak in 't algemeen op een anderen toon dan vroe ger, sinds hij van de begrafenis van zijn tante was teruggekeerd; een toon, heelemaal in over eenstemming met zijn financieele positie en zijn modieuze kleeding. Want hij zag er uit om door een ringetje te halen. Er is al lang een samenzwering tegen ons op touw gezet, herhaalde hij. Apotheker Friedrich zat in zijn klein kan toortje en keek zijn vertrouweling vol spanning aan. De apotheker noemde hem sinds de erfe nis getrouwelijk: beste meneer Rose. Zeker, mijnheer Friedrich. Ik koesterde al lang verdenking, maar tot dusverre vond ik het niet gepast om u mijn hulp aan te bieden. Nu is dat anders. Hij streek zich over zijn broekzak, waarin zijn welgevulde portemonnaie zet. De chef volgde peinzend deze beweging. U bent mij altijd sympathiek geweest, zei hij vertrouwelijk. Spreekt u dus, zooals tusschen goede vrienden past. Dien mijnheer Barenfeld, begon de provi sor en hij streek zijn das glad, heb ik eigenlijk nooit vertrouwd. Wat wilt u daarmee zeggen? Niets bepaalds. Maar, nietwaar, u was toch van plan hem de grossierderij te verkoopen? Dat was mijn plan onder zekere voor waarden natuurlijk. Ik heb den tijd. Zeker. En daarop heeft hij zijn gemeene plannen gebouwd. Let op wat ik u zeg. Ik be weer, dat hij er u eenvoudig uit wil werken, zonder u een pfennig te moeten betalen. Gaat u voort, gaat u voort! Dat schijnt een interessant verhaal te zullen worden. In de eerste plaats heeft die Barenfeld het personeel lekker gemaakt en ze door fooien en beloften voor zich gewonnen. Wanneer u na verloop van de twee jaar niets voor de voort zetting van de afspraak met hem zoudt voelen en het contract zou opzeggen, dan zouden op denzelfden dag Dores, die vrijwel onmisbaar is, omdat hij met alles op de hoogte is en Pfalzdorf, wiens leertijd dan ongeveer afgeloopen zou zijn, het werk neerleggen en zoo zou de heele boel in 't honderd loopen. U ziet, het is eer luivelsch Plan- verder, hijgde de apotheker. Verder heeft die mooie bedrijfsleider u het leven zuur gemaakt, doordat hij met geregelde tusschenpoozen de Witte Zwaan boven de deur van de apotheek liet weghalen en u het dier zelfs op reis nastuurde. Hij wilde u zoolang trei teren, dat u van ergernis en door behoefte aan rust u zou terugtrekken. Allemaal trucs, om den prijs te drukken en u te dwingen gauwer toe te geven. Dat is gemeen, tandeknarste de apotheker. Dat is verduiveld gemeen! Hannes, vervolgde de provisor, op wiens geloofwaardigheid ik kan bouwen, heeft de sa menzweerders in opdracht van mij bespied. Hij heeft gezien, dat op den avond, dat de Zwaan voor den eersten keer werd weggehaald, Pfalz dorf met Dores en een vreemde persoon uit de kroeg kwam en voor de deur samen stonden te fluisteren. Ik vraag u, wat moet een ontwikkelde jonge man in zulk 'n gezelschap? Ontzettend! Nadat meneer Barenfeld op die manier ge tracht heeft u klein te krijgen (ik bedoel, klein in de beteekenis van het spoedig overdoen van de zaak) speelde hij zijn laatsten truc uit, om zich van uw geld meester te maken, hij drong bij u binden. Wat? schreeuwde de apotheker, die bleek om zijn neus werd. Heeft hij ingebroken? Heeft bij zich dan aan mijn goed vergrepen? Ik wil kascontrole en inventarisatie van de goederen! Ik houd me aan u, u kunt het bewijzen! Kalm, kalm, suste de provisor. Ik bedoel dat figuurlijk. Maar de geldwolf was in zijn zwakke plaats getroffen en liet zich niet gauw kalmeeren. Wat? figuurlijk? Hoe figuurlijk? U heeft toch zelf gezegd, dat hij binnengedrongen is. Als u zoo doorgaat, verklaarde meneer Rose beleedigd, dan zal ik, wat ik weet, voor mij houden. Met deze woorden ging hij de apotheek bin nen om een klant te bedienen en liet den apo theker in zijn folterenden angst alleen. Hij kon nauwelijks wachten tot de klant vertrokken was. Maar meneer Rose zorgde opzettelijk lang werk te hebben en onderhield zich met zijn klant op de meest aangename en uitvoerige wijze over de verandering van het weer. Einde lijk vertrok de man, nadat de apotheker in zijn kantoor hem tienmaal naar de maan gewenscht had. Maar niettegenstaande dit, keerde meneer Rose niet terug. Een paragraaf in zijn pharma- copoea over venkelhonig en hoestmiddeltjes scheen hem levendig te interesseeren. (Wordt vervólgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 9