Een oorlogsdichter herdacht
Met van den dag
Het uitgelezen middel
ERK
1
DE APOTHEEK
DE WITTE ZWAAN
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
Het merk ROBINSON staat op iedere
zool. Let daar op
TYPISCH
H
ZATERDAG 26 AUGUSTUS
THEODOR KöRNER
Op 26 Augustus 1813 sneuvelde
de geestdriftige dichter
bij Gadebusch
Soldaat of poëet?
Meer toeristen in
Engeland
Theodor Körner
Een kapitaal in een
vioolkist
Een electrisch men-
schenhoofd
Pas op in het bad
Geen electrische apparaten
gebruiken
delde hem deze ZenCLlHg
een polis van
Levensverzekering, Pensioenverzekering of Lijfrente der
LEVENSVERZEKERING-MAATSCHAPPIJ
NASSAUSINGEL 3 TE NIJMEGEN
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
NAAR HET DUITSCH
VAN RUDOLF HERZOC
Heden honderd twintig jaar geleden stierf
de Duitsche dichter Theodor Kömer. Zijn
dood was noch in de geschiedenis der
Du'itsche literatuur, noch in die van het Duit
sche volk een gewichtige gebeurtenis, maar
toch zal het land van Hitier zijn dood her
denken, omdat in dezen jongen onstuimigen
romanticus een type heenging, dat niet alleen
voor dien tijd maar ook voor het huidige
Duitschland teekenend is.
Dat Kömer een dichter was, schijnt steeds
van minder belang geweest te zijn, dan dat hij
een dichter was van bruisende strijdliederen.
Als zoodanig werd hij in zijn tijd vereerd en
als zoodanig is hij gestorven en als zoodanig
wordt hij op dit oogenblik vereerd, méér door
de Duitsche jeugd dan door de Duitsche kunste
naars.
Zijn dood op het slagveld, gevolg van een
vijandelijken kogel, ging onmiddellijk vooraf
door een gedicht, dat hij zwaargewond op
schreef, en wie zoo voor het vaderland sterft,
mag tot op den huidigen dag op eer en dank
baarheid rekenen.
Het is overigens moeilijk uit te maken, of
Kömer meer soldaat was dan poëet, al moet
erkend worden, dat zijn liederen beven van op
rechte vaderlandsliefde.
Op 23 September in 1791 geboren, genoot
Theodor Kömer, dank zij de verlichte op
vattingen van zijn vader, een uitstekende op
voeding. Reeds vroeg voelde hij roeping voor
het dichterschap en dit gevoelen werd niet
weinig aangewakkerd door het feit, dat Schiller,
die zijn vaders intieme vriend was, dagelijks
in den huize Kömer vertoefde. Behalve de pen
hanteerde hij ook de viool en de guitaar.
Op zeven tien jarigen leeftijd verliet hij zijn
vaderstad Dresden en vertrok naar de Berg-
academie in Freiberg, waar hij het leven der
bergbewoners leerde kennen en niet verzuimde
dit in felle, romantische kleuren te schilderen.
Reeds toen dichtte hij sonnetten, die voor
namelijk religieus getint waren. Tot voltooiing
van zijn wetenschappelijke opleiding bezocht
hij daarna Leipzig en Berlijn, om eindelijk in
Karlsbad terecht te komen tot herstel van zijn
geknakte gezondheid. In 1811 ging hij naar
Weenen, waar hij de dichters Wilhelm von
Humboldt en Friedrich von Schlegel leerde
kennen, die een grooten invloed op zijn dich
terlijke vorming hebben uitgeoefend. Hij schreef
een reeks drama's die een ongekend succes
hadden en die hem de aanstelling tot hof-
theaterdichter verzekerden. Vooral het drama
„Zriny" met zijn feilen patriottischen inslag,
dat den strijd van een Hongaarsche vesting
tegen de Turken in beeld bracht, maakte hem
beroemd, waartoe niet weinig het feit bijdroeg,
dat hij dit stuk in minder dan vier weken
schreef.
Reeds in dit tooneelstuk ontpopte Kömer
zich dus als de vurige patriot en hij zou dit nog
vaak doen, o. a. in zijn kort daarop volgend
gedicht over den slag bij Aspem, dat hem een
y bekroning van den aartshertog Karei be
zorgde. Dit geschiedde in 1813, het jaar waar-
r in hij zich verloofde met Antonie Adamberger
enwaarin de oproep van het vaderland om
een Jagerscorps van vrijwilligers te vormen dooi
de steden en dorpen dreunde. Hij verliet zijn
verloofde en zijn positie, stelde zich geestdriftig
in dienst van het vaderland en met overtuiging
dichtte hij:
Het volk staat op, de strijd breekt los;
Wie legt nog de handen laf in den schoot?
De groote vrijheidsstrijd tegen den tyran en
verdrukker van het Duitsche volk, Napoleon,
laaide in al zijn felheid op. Kömer zou de
dichter van dezen strijd worden. Hij verliet
Weenen, ging naarBreslau en stelde zich onder
bevel van den befaamden majoor von Lützow,
die in zijn gedicht een zoo belangrijke rol zou
spelen. Met groote plechtigheid geschiedde de
eedaflegging in de kerk en zonder dralen
dichtte Kömer zijn lied op deze gebeurtenis.
Geen gevecht, geen heldenfeit kon plaats heb
ben, of de jonge dichter greep in de snaren. Hij
werd in waarheid een gelegenheidsdichter van
den oorlog.
Lützow trok met zijn jagers over Dresden
naar Leipzig, waar het beroemde lied „Lützows
wilde Jagd" tot stand kwam, een gedicht, dat
meer om de wilde en holle frazen, dan om zijn
dichterlijkheid beroemd werd. Daarna trok men
verder naar het Noorden, waar het corps van
Lützow den vuurdoop zou ontvangen, dien
Kömer, inmiddels luitenant geworden, ver
eeuwigde in zijn bekende lied „Bondslied voor den
slag". En naarmate het zegevierende corps ver
der trok, zong Kömer luider en luider, tot
eindelijk de verdieping kwam, nadat hij bij een
verraderlijken overval tijdens een wapenstil
stand zwaar gewond werd. Te midden van zijn
pijnen dichtte hij:
DieWunde brennt, die bleichen Lippen beben
Ich fühl's an meins Herzen matterm Schlage,
bijheid van het dorp wöbbelin. Op zijn zerk
werden eenige regels gebeiteld van zijn lied
„Gebed tijdens den slag", later door Schumann
op muziek gezet.
Vater, ich rufe dich.
In hetzelfde graf rusten thans ook de over
blijfselen van Körner's vader en zuster.
Afgezien van de werkelijke waarde van zijn
dichtwerken, mag men vaststellen, dat géén
dichter in Duitschland zooveel geestdrift onder
de jeugd heeft verwekt als deze laaiende
oorlogspoëet, wiens dood heden wordt her
dacht....
Hier steh' ich an den Marken meiner Tage,
Gott, wie du willst, dir hab'ich mich ergeben.
Maar hij werd gered. Vrienden hadden hem
met gevaar voor eigen leven verborgen gehou
den en toen hij weder genezen was, keerde hij
terug naar zijn troep, die in de nabijheid van
Hamburg lag. Kort daarna kreeg hij opdracht
om in een bosch tusschen Schwerin en Gade
busch een proviandkolonne te overvallen en op
deze plaats was het, dat hij zijn „Zwaardlied"
dichtte, een lied, dat iedere Duitsche jongen
van buiten kent:
Du Schwert an meiner Linken
Was soli dein heitres Blinken
Du schone Eisenbraut
een bombastisch lied, dat evenals de meeste
van Kömer meer door patriottische vechtjas
sen dan door poëzie-beoordeelaars bewonderd
wordt.
Navrwelijk was dit gedicht geschreven, of het
gevecht begon,' dat een einde aan zijn leven
zou maken. Op 26 Augustus 1813 trof hem de
vijandelijke kogel. Zijn kameraden begroeven
den gevallen dichter onder een eik in de na-
Volgens de cijfers van het Ministerie van
Binnenlandsche Zaken, is het aantal vacantie-
bezoekers aan Groot-Brittannië in J uli met 19.3
gestegen in vergelijking met dezelfde pe
riode van het vorige jaar. Deze cijfers hebben
alleen betrekking op de bezoekers uit Euro-
peesche landen. De voornaamste plaats neemt
Frankrijk in met 9.936 bezoekers, hetgeen 2.472
meer is dan het vorige jaar_ Nederland neemt
de tweede plaats in met een stijging van 842
bezoekers en een totaal van 4.107. Op de derde
plaats komt Duitschland met een vermeerdering
van 472 tot in totaal 4.775.
Het totaal aantal bezoekers, met inbegrip van
Amerika, bedroeg in de maand Juli 41.958, het
geen 349 meer is dan in 1932. Dat dit totaal
niet veel grooter is, vindt zijn oorzaak in het
feit, dat het aantal reizigers uit Amerika is ver
minderd met 4.342 tot 12.640.
Onder deze cijfers zijn niet begrepen bezoekers
van een. enkelen dag zonder paspoort.
Op het allerlaatste moment stapten twee rei
zigers op het hoofdstation te Aken in den D.-
trein naar België. De heeren droegen ieder een
vioolkist. Ze werden door hun opvallende hou
ding door beambten aangehouden. Uit hun pas
sen bleek, dat elk hunner op een Duitsche Bank
2000 Mark had geïncasseerd. Doch geld hadden
de „musici" niet bij zich. Een in den coupé in
gesteld onderzoek bleef zonder resultaat. Toen
werden de vioolkisten nog eens grondig onder
zocht en tusschen de bekleeding bleken de 4000
Mark verborgen. De reizigers werden aangehou
den, naar het hoofdbureau van politie overge
bracht, de violen en marken in beslag genomen.
Ivy vond de zon zoo brandend heet,
dat zij Robbie vroeg voor haar een
grooten palmtak over haar te houden,
terwijl zij een boek las. Doch Robbie
werd al spoedig vermoeid en liet den
tak wat te veel op het hoofd van Ivy
zakken.
„Ik zie niet in, waarom ik eigenlijk
dat ding in de hoogte moet houden,
vind je ook niet, Topsy," fluisterde hij.
„Neen, dat begrijp ik ook niet," zei-
de Topsy, „want het is net zoo goed
voor jbu warm als voor Ivy."
Robbie en Topsy zagen eindelijk
Benjamin komen en Robbie gaf den
palmtak aan den baviaan, die hem
boven het hoofd van Ivy hield.
„Ik voel dat het nu veel frisscher
is, Robbie," zei Ivy, zonder achterom
te kijken.
„Je houdt den tak heel goed over
me, maar ik ben bang, dat je ver
moeid zult zijn."
„Ik ben heelemaal niet moe, maak
je maar niet ongerust," zeide Robbie.
(Maandagavond vervolg).
(Ingezonden Mededeeling)
Ulllllllllllllllllllllllll
illllllllllllllllllllllllë
De vreemdeling, die ons bezocht,
I En reisde door ons land,
Vond hier het land zoo beautiful,
Zoo herrlich, zoo charmant!
Het strand, de duinen en de zee,
Zooals je die hier ziet,
Die vind, je met een telescoop
1 Op heel de wereld niet!
De molens zijn zoo pittoresk,
De ophaalbrugjes fijn,
En dorpjes aan het IJselmeer,
Die typisch Hollandsch zijn.
Vooral de fietsen! niet zoo maar
1 Nu hier en daar slechts één,
Maar stalen paardjes overal, I
De fiets is algemeen!
i De grachten vond men very nice,
Romantisch en apart.
Ook oude stadjes stalen weer
Het vreemdelingen-hart!
De vreemdeling vond Neerland schoon;
1 Men zei of schreef voldaan:
Een land, dat zóó bekoorlijk is,
Trekt onweerstaanbaar aan!
Maar wat ook typisch Hollandsch is 1
i En daarom consequent:
i Dat menig Nederlander toch
Zijn eigen land niet kent!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
Siiliilillliilliiiiiillllliiiiilllililiiiliiillllllllllllllliiiiillimililiiilililliiir;
In het laboratorium van den Parijschen in
genieur Eugen Carell, die zich bezig houdt met
de vervaardiging van electrische apparaten voor
geneeskundige doeleinden, heeft zich dezer da
gen een merkwaardig phantoom vertoond, dat
in vele kringen groot opzien heeft gebaard, te
meer omdat het verschijnsel op de gevoelige
plaats is vastgelegd en dus niet valt te looche
nen.
Ingenieur Carell, zijn 22-jarige zoon, verder
nog een monteur, waren in den laten avond met
een experiment bezig, waarbij gebruik gemaakt
werd van een zeer hoogen electrischen sterk
stroom. Deze stroom werd tusschen twee elec-
troden van een apparaat herhaaldelijk tot ont
lading gebracht en het heele verloop ter con
trole door een loopende film van een in het
laboratorium opgestelde camera opgenomen.
Het experiment werd vijfmaal herhaald in een
ruimte, die slechts weinig verlicht was en steeds
werd bij de ontlading het laboratorium in een
fel licht gezet.
Plotseling gebeurde er iets onverwachts. De
ontlading geschiedde gewoon, maar de vonk,
die van de eene electrode naar de andere was
overgesprongen, verdween niet onmiddellijk,
maar vormde zich tot een menschenhoofd, zoo
duidelijk, dat de drie mannen van ontzetting
begonnen te schreeuwen. Het phenomeen zal
ongeveer een halve minuut geduurd hebben.
Carell, ofschoon er van overtuigd, dat het ver-
Schijnsel op de film was vastgelegd, herhaalde
uit nieuwsgierigheid nogmaals het experiment,
echter zonder resultaat. Eerst bij den derden
keer vertoonde zich weer het electrische hoofd,
maar de verschijning duurde nu korter. Verdere
pogingen mislukten. Op de film was na de ont
wikkeling het phantoom duidelijk te zien.
Het centraal verslag van de arbeidsinspectie
bevat weer het relaas van zeven ongevallen met
doodelijken afloop, veroorzaakt door contact
met het laagspanningsnet.
Ter waarschuwing citeeren wij het volgende
(op blz. 171)
Een verpleegster in een groot ziekenhuis wilde
een bad nemen en daarbij tevens het haar was-
schen; zij nam een electrischen haardroger mede
in de badkamer. Des avonds miste men haar en
bij onderzoek vond de geneesheer-directeur haar
toen geheel onder water in de badkuip liggen.
Den haardroger, aangesloten op het 220 volt ge-
lijkstroomnet door middel van een contactlamp-
houder, die in een boven het bad op circa 2.25
M. hoogte hangenden lamphouder was ge
schroefd, hield zij in de hand, stijf tegen het
lichaam aangedrukt.
De geneesheer-directeur trok de contactstop
uit den contactlamphouder, waardoor de ver
binding van den haardroger met het net ver
broken werd. De verpleegster bleek te zijn over
leden.
De geneesheer-directeur constateerde op de
rechterborst en den rechterbovenarm een viertal
door electriciteit veroorzaakte brandwonden.
Blijkbaar was de haardroger door een defect
uitwendig onder spanning gekomen. Bij onder
zoek van het apparaat bleek de verwarmings
spiraal gebroken te zijn. Hierdoor werd het
mogelijk, dat de gebroken einden met de metalen
omhulling in aanraking konden komen, hetgeen
dan ook als de oorzaak van het ongeval moet
worden beschouwd.
Wat denk je van deze diamanten ringen,
Diny?"
„Slimme Pim", gekleed in nauwpas-
send wandelcostuum, de gele handschoenen
stijf in de rechterhand gekneld, stond voor de
etalage van Bellroy en Zoon, juweliers in Ruff-
street, toen hü deze vraag stelde.
„Wat bedoel je Pim?" vroeg de jonge dame.
die hem vergezelde.
„Nou, dat is duidelijk genoeg! Wanneer
iemand ons bijv. morgen die ringen bracht,
dan waren we uit den brand en konden we
trouwen!"
Diny's volle, roode lippen persten zich samen.
„Wat bazel je toch, Pim?" hernam ze ver
baasd.
„Nu, de oude Bellroy is op reis en z'n jong
ste zoon Rudy heeft het beheer over de zaak.
En daar Rudy graag een lief gezichtje ziet,
kon jij, met je aardige verschijning, gerust den
winkel binnengaan. Ik ben er zeker van dat hij
je op zou merken. Dat kon de eerste stap in
de goede richting zijn."
Diny zei niets, maar staarde nadenkend voor
zich uit als iemand, die niet begrijpt.
Maar „Slimme Pim" ging voort: „Als kamer
meisje van lady Balcomby heb je volop de ge
legenheid gehad, de manieren van den be
schaafden stand af te kijken. Hiermee wil ik
natuurlijk niet beweren, dat je je zelf als een
aristocrate voor zou kunnen doen, maar als
iemands particuliere secretaresse, zal dit voor
jou niet zoo bezwaarlijk zijn, vind ik."
„Ja, die mogelijkheid bestaat," lachte ze en
stak haar arm door den zijnen.
„En zijn er nog bijzondere hulpmiddelen
noodig?"
„Neen, een taxi en een goed zittend mantel
pakje zijn voldoende."
„Goed, dan kunnen we tot den aanval over
gaan."
Den volgenden morgen, omstreeks half twaalf,
stopte een donkerblauwe „Buick" voor den in
gang der juwelierszaak Bellroy Zoon in
Ruffstreet. Een slanke jonge dame stapte uit
en liep, na even de etalage bekeken te hebben,
met groot air den winkel binnen.
De jonge Bellroy haastte zich haar te be
dienen en zei met een lichte buiging: „Goeden
morgen juffrouw."
„Goeden morgen," deed het meisje vriende
lijk, „ik kom namens professor Sir Alma Did
ford, den psychiater, die u zeker wel be
kend is."
„Zeker dame, de naam is mij heel goed be
kend. Waarmee kan ik u van dienst zijn?"
„Sir Alma wenschte een cadeautje voor den
verjaardag van z'n zuster. Z'n keus is daarbij
op een diamanten ring gevallen. U begrijpt
echter, dat hij geen gelegenheid heeft om te
winkelen, zoodat
„Ik begrijp het al; de professor wil zeker een
zichtzending ontvangen?"
„Juist, mijnheer. Maar zou u misschien ge
legenheid hebben, nu direct met mij naar Har-
ley-street te rijden? Dan zou de professor on
middellijk keus kunnen maken."
„Zeer zeker gaat dat dame, uw wagen staat,
naar ik meen, voor de deur."
„Ja
„Nu een andere vraag: welke collectie moet
ik meenemen?"
„Als het niet te veel gevergd is, zou ik de
ringen die in 't front der etalage staan, gaar
ne even wat meer van dichtbij bekijken."
„Uitstekend, tot uw dienst."
Diny's oogen gleden over de prachtige rin
gen, en taxeerden ze in gedachten.
„Deze serie dan maar," zei ze, terwijl ze
Rudy met haar liefsten glimlach aankeek.
Spoedig waren de ringen in een doos gelegd
en reden Diny en de jonge Bellroy met den
wagen Weg.
Voor een woning in Harley-street stopten ze;
de deur werd door een deftig gegalonneerden
huisknecht geopend.
„Secretaresse van lady Balcomby," zei Diny
gewichtig.
Ze werden in een groote wachtkamer met
twee deuren binnengelaten. Nauwelijks was de
bediende verdwenen of Diny wendde zich tot
Bellroy met de vraag: „Wilt u mij toestaan de
ringen aan Sir Alma te laten zien? Zoodra hij
keus gemaakt heeft, kan hij met u de betaling
regelen."
De andere deur werd geopend en de profes
sor wierp een blik om den hoek van de deur.
Rudy Bellroy herkende hem direct van de por
tretten der nieuwsbladen en geïllustreerde tijd
schriften. Haastig duwde hij het meisje de doos
in de hand en zag haar door de openstaande
deur binnengaan.
Na eenige minuten werd de deur echter weer
geopend.
„Komt u binnen, mijnheer Bellroy."
Rudy stapte naar binnen en zag dat de doos
iiiiiiiiiiiiimimiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
in handen van Sir Alma was, terwijl hü tevens
een vriendelijk knikje van Diny opving, die
naar de wachtkamer terugkeerde.
„Neemt u plaats," zei professor Didford za
kelijk, terwijl hij den juwelierszoon een stoel
toeschoof.
„U is Bellroy Junior, is 't niet?"
„Jawel, mijnheer."
De professor nam Rudy scherp op, en sprak
met hem, alsof hij een schooljongen voor zich
had.
„En u kwam hier, om mij diamanten ringen
te verkoópen."
„Jawel Sir Alma; ik heb slechts deze col
lectie meegebracht. Mocht er echter geen keus
bij zijn, dan zal
ik u gaarne an
dere laten zien." r\ I
„Heel goed." ZlLUl-
Waarom behan- i
man als een kind
en niet als za-
kenman, dacht Bellroy Junior, doch hij werd
opgeschrikt door de vraag van den professor,
of hij al lang in diamanten handelde.
„Sinds ik van de universiteit thuis kwam,"
was Rudy's antwoord. „Ik stam af van een
zeer oude juweliersfamilie. Maar ik meende,
dat u mij voor de keuze van een ring liet ko
men; kunt u me zeggen, of u reeds keus ge
maakt hebt?"
Sir Alma gesticuleerde druk met z'n armen.
„Neen, ik vrees van niet, ik heb slechts één
verzoek en dat is of u mij nog eens een ander
sortiment zoudt willen bezorgen?"
„Natuurlijk!" antwoordde Rudy zakelijk.
„Geeft u me deze ringen dan maar weer
terug."
Sir Alma overhandigde Rudy de doos en deze
verliet de kamer. Nog geen minuut later storm
de hij weer de kamer van den geleerde binnen
en riep: „M'n ringen, waar zijn ze? Hier is
oplichting in 't spel!"
Opeens liep hij haastig naar een der ven
sters en keek naar de straat.
„Waar is de secretaresse van lady Balcom
by? Waar is haar wagen?"
Sir Alma keek verwonderd naar den opge
wonden jongen man, die maar doorschreeuwde.
„Het is voor meer dan 20 000 pond aan ju-
weelen! Als het een grap is, zeg het me dan
professor, anders moet ik Scotland-Yard waar
schuwen."
Gejaagd liep Sir Alma naar z'n telefoontoe
stel en vroeg een nummer aan.
„Ja, hallo, ik wensch lady Balcomby direct te
spreken, het is van dringenden aard
„O, is u daar, lady? U spreekt met professor
Didford. Hebt u uw zoon vanmorgen naar mij
toegestuurd? Neen, zegt u? Uw secretaresse ook
niet? Dank u. U excuseert me zeker wel."
Hij hing den ontvanger weer op het toestel
en wendde zich tot Rudy.
„Bellroy, de vrouw die hier was, gaf me geen
ringen. Ze overhandigde mij slechts een ledige
doos. Ze vertelde me dat u lady Balcomby's
zoon was, die aan waanvoorstellingen leed en
dacht de juwelier Bellroy te zijn. Daar ik spe
cialist ben in zielsziekten, verzocht ze mij een
vluchtig onderzoek te willen instellen naar uw
ziekte. Ze zei me ook, dat daarbij de juweelen
doos voor mij van groot belang zou zijn. Dit
zijn de feiten, mijnheer. U kunt zich dus gerust
onmiddellijk tot Scotland-Yard wenden."
Ongeveer tezelfder tijd zat Diny Farmham op
de punt der tafel, in een der gemeubileerde ka
mers van een flat in Locksey-park, met „slim-
men Pim" te keuvelen.
„Hoe kwam je op het idee?" vroeg hij.
„Wel, lady Balcomby's zoon is naar 't bui
tenland gegaan, maar vóór hij vertrok, hoorde
ik dat z'n moeder hem verzocht professor Did-
fort te raadplegen. Welnu, ik ging in zijn
plaats, en vertelde den geleerde, dat ik een pa
tiënt had die aan waandenkbeelden leed en
zich verbeeldde Rudy Bellroy te zijn. Ik ging
het eerst binnen en stelde Bellroy Junior voor
als den zoon van lady Balcomby.
De rest liep als gesmeerd. Maar waar zullen
we nu met den buit heengaan?"
„Laten we in Londen blijven, dat is het vei
ligst»"
Drie weken later was detective Pace in ge
sprek met z'n chef op het bureau van Scot
land Yard.
Nog iets gehoord in die oplichtingsaffaire in
Ruffstreet, Pace?"
„Neen, zoo goed als niets en misschien tóch
ook wèl iets. „Slimme Pim", u kent hem toch?
gaat deze week trouwen. Z'n aanstaande vrouw
is voor ons een onbekende. Maar tóch neem ik
op den trouwdag van den jongen Bellroy mee
naar 't stadhuis. Ik zou me sterk vergissen als
we dien dag geen goede kans maakten."
voor de verzorging van Uw gezin, Uw personeel, Uw eigen ouden dag is
Bijkantoor- Juliana van Stolberglaan 42, den Haag
Correspondente voor UTRECHT: Mejuffr. NELLY RUYS, Boothstraat 19
Alle abonné's SbM? fSOOOAA^A^ït^t^A^itAi Z^oogen f750U dL^m^anoop f250.- eKet 'o? eeeenhoog 125.-auimo"CwU^nger f 50AieT "ara f40.- vtoge?
26
Heb je nu al gesloten, Engelbert? vroeg
mevrouw Friedrich aan haar man.
Zooals je ziet, was het antwoord en me
vrouw zweeg.
Max en Moritz moeten vanavond in de keu
ken eten, decreteerde de huistyran en de jon
gens lieten zich dit bevel dat hun perspectieven
van zelden genoten vrijheden opende, geen twee
maal zeggen; met hun borden in de handen gin
gen ze grijnzend heen.
Mevrouw Friedrich keek angstig en vol span
ning naar haar man, die met een eigenaardigen
blik mijnheer Rose de sleutels overhandigde. Zij
voelde bij intuïtie dat er iets ging gebeuren.
Het wegsturen van de kinderen was al een on-
bedriegelijk voorteeken.
Zij had zich niet vergist.
Nu, meneer Barenfeld, begon de apothe
ker na eenige oogenblikken, smakkend, is u
over het personeel tevreden, over Dores bijvoor
beeld?
Zeker, mijnheer Friedrich. Dien man kun
je overal voor gebruiken.
Hm.... zoo.... U zorgt er voor, dat u ze
door fooien erg bruikbaar maakt, nietwaar?
Konrad Barenfeld keek zijn chef over de ta
fel aan. Door fooien?Dat is bij Dores
niet noodig.
Maar u kunt toch niet ontkennen dat u
Dores op een keer een daalder hebt gegeven?
Of was daar een bijzondere aanleiding voor?
Ik weet het niet; misschien had hij iets heel
belangrijks gedaan dat goed betaald moest wor
den?
Konrad Barenfeld was, toen meneer Frie
drich het over een „bijzondere aanleiding" had,
vuurrood geworden. Bliksemsnel had hij naar
Lisa gekeken, die zwijgend en met licht-samen-
getrokken wenkbrauwen op haar bord staarde,
alsof haar gedachten elders vertoefden. Toen
drong hij zich tot een luchtigen toon en ant
woordde lachend:
Dores is een domoor, om er zooveel ophef
van te maken dat ik een half jaar geleden eens
in een bijzonder opgewekte bui was. Op die
manier hoeft hij werkelijk niet voor een herha
ling te vreezen.
Ik vrees van wel!
Meneer Friedrich, zei Barenfeld geprik
keld, het is hier, geloof ik, niet de plaats om
over dergelijke dingen te discussieeren. Laten
we er niet meer over spreken.
Ik wensch er echter juist nu over te spre
ken.
Staat u mij dan toe dat ik mij terugtrek.,
In de zaak ben ik geheel tot uw beschikking.
Een plotselinge stilte was ingetreden, die
Barenfeld gebruikte om zijn servet op te vou
wen. Heinrich Pfalzdorf volgde onrustig iedere
beweging.
Spaar u liever uw geld, barstte de apothe
ker, die zijn woede niet meer kon inhouden, uit.
De grap is langzamerhand oud geworden.
Over welke grap hebt u het?
Barenfeld was opgestaan en hield de leuning
van zijn stoel met beide handen omklemd. Zijn
oogen fonkelden.
Wel, de grap met de „Witte Zwaan," die
u zoo vriendelijk was telkens weer aan mijn
adres te laten bezorgen. Verderen uitleg kan k
u helaas niet geven.
DeWitte Zwaan?
U schijnt het zich liever niet te herinne
ren? Dat kan ik me levendig voorstellen.
Ik moet u om onmiddellijke opheldering
vragen, meneer Friedrich.
U bedoelt zeker juist andersom: ik u.
Meneer Friedrich, zei Barenfeld trillend
van verontwaardiging, u overrompelt mij met
uw insinuatie. Ik heb er geen schuld aan dat
deze gemeene laster in tegenwoordigheid van de
dames wordt behandeld.
Lisa was opgestaan en wilde de kamer uit
gaan.
Je blijft, snauwde haar vader.ik be
veel het.
Zonder een spier te vertrekken ging Lisa weer
zitten.
Gemeene laster? hoonde de apotheker. O,
zoo eenvoudig dekt men hier zijn terugtocht
niet. U hebt mijn personeel opgestookt om op
een gegeven oogenblik het werk neer te leggen;
u hebt me willen treiteren om te maken dat ik
een hekel aan de zaak kreeg en om die zonder
een cent vergoeding in handen te krijgen, hebt
u een liefdesverhouding met mijn dochter aan
geknoopt. Jawel, alleen daarom, schreeuwde hij.
Met mijn dochter!
Bevend en met onzekeren blik keek Baren
feld van den apotheker naar Lisa.
U vergist u, papa, zei het meisje koel en
alleen haar lippen trilden licht. Wat dit betreft
heeft men u in elk geval voorgelogen, want
meneer Bareneld en ik zijn elkaar altijd vol
komen onverschillig geweest. Verder wensch ik
u goeden nacht.
Barenfeld lachte grimmig en voordat Lisa de
kamer kon verlaten, stond hü naast den stoel
van den apotheker.
Den naam van den ellendeling die dat ge
zegd heeft! Vooruit, zün naam!
De apotheker deinsde achteruit.
Maak voor den duivel dat u mün huis uit
komt, anders laat ik u er door mijn schoonzoon
uitgooien! Wüs hem den weg even, meneer Rose,
wijs hem de deur!
Met bevende ledematen trachtte de provisor
uit zijn stoel te komen. Ook mevrouw was bij
het woord „schoonzoon" verschrikt opgestaan
en Lisa bleef als aan den grond genageld midden
in de kamer staan.
U en uw „schoonzoon" zijn allebei niet goed
wüs, zei ze met diepe minachting. Het is een
walgehjke comedie.
Op 't zelfde oogenblik voelde de provisor een
brandende pün op zijn linkerwang en hij tui
melde achterover.
Judas, je verdiende loon!
En gevolgd door Pfalzdorf ging Barenfeld, 't
hoofd omhoog, de kamer uit.
Het was alsof de anderen door den bliksem
waren getroffen.
De apotheker had zich zün triomf heel anders
voorgesteld. Meneer Rose kwam het eerst weer
tot zichzelf.
Voor dien slag, stotterde hü, zal de kerel
betalen. Dat kost hem minstens vüftig mark.
Wacht u maar eens af, zei Lisa, den laste
raar spottend aanziend en ze stapte hem voor-
bü naar de deur. Wacht u maar eens af; mis
schien maakt meneer Barenfeld er wel een
rond getal van!
Met een smak liet ze de deur achter zich in
het slot vallen.
Konrad Barenfeld was zonder een woord met
Heinrich te wisselen, de binnenplaats overge
stoken, om dadelijk naar zijn kamer te gaan.
Dores stond voor de deur en wenkte zün vriend
Pfalzdorf; hij had het spektakel boven gehoord
en zich op het laatste oordeel voorbereid. Hein
rich gaf hem een teeken om hem te volgen en
Dores stapte met een bedrukt gezicht achter
hem aan.
Konrad Barenfeld nam van de aanwezigheid
van de twee anderen nauwelüks notitie. Hij
haalde zün koffer te voorschün en begon te
pakken. Zwijgend hielpen zün getrouwen hem.
Stuk voor stuk verdween de inventaris in een
grooten leeren koffer en na een uur van inge
spannen arbeid waren in de kleine kamer al
leen nog maar de meubels. Barenfeld sloot het
deksel en Dores trok uit alle macht de riemen
vast.
De meubels moeten morgen naar den ex
pediteur Wittmann gestuurd worden,
Zeker, mijnheer Barenfeld, riep Dores.
Hü moet ze voorloopig voor mü opbergen
Zeker, mijnheer Barenfeld.
En dan heb ik niets anders meer te doen
dan van jullie afscheid te nemen.
Plotseling voelde Heinrich, hoe de tranen hem
over het gezicht liepen, en schreiend leunde hü
tegen den kalen muur. Ook Dores hield het niet
langer uit en schreiend vatte de brave ziel den
vertrekkende bü den arm; alsof hü hem wilde
terughouden.
Houdt op, Jongens, zei Barenfeld zacht,
jullie maakt me week. Jullie weet, hoe graag
ik je mag. We zullen elkaar heusch wel onder
betere omstandigheden terug zien. Laten we 't
kort maken, dat die lui daar niet kunnen zeg
gen: Barenfeld heeft huilend den aftocht ge
blazen. Ik még niet sentimenteel worden.
Eenige malen liep hü de kamer op en neer
en ging toen op Dores toe.
't Ga je goed, Dores. Meneer Pfalzdorf
weet mijn adres; als je mij noodig mocht heb
ben. En groet Jette van mü-
(Wordt vervolgd).