Een oorlogsdichter herdacht Met van den dag Het uitgelezen middel ERK 1 DE APOTHEEK DE WITTE ZWAAN ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN Het merk ROBINSON staat op iedere zool. Let daar op TYPISCH H ZATERDAG 26 AUGUSTUS THEODOR KöRNER Op 26 Augustus 1813 sneuvelde de geestdriftige dichter bij Gadebusch Soldaat of poëet? Meer toeristen in Engeland Theodor Körner Een kapitaal in een vioolkist Een electrisch men- schenhoofd Pas op in het bad Geen electrische apparaten gebruiken delde hem deze ZenCLlHg een polis van Levensverzekering, Pensioenverzekering of Lijfrente der LEVENSVERZEKERING-MAATSCHAPPIJ NASSAUSINGEL 3 TE NIJMEGEN AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL NAAR HET DUITSCH VAN RUDOLF HERZOC Heden honderd twintig jaar geleden stierf de Duitsche dichter Theodor Kömer. Zijn dood was noch in de geschiedenis der Du'itsche literatuur, noch in die van het Duit sche volk een gewichtige gebeurtenis, maar toch zal het land van Hitier zijn dood her denken, omdat in dezen jongen onstuimigen romanticus een type heenging, dat niet alleen voor dien tijd maar ook voor het huidige Duitschland teekenend is. Dat Kömer een dichter was, schijnt steeds van minder belang geweest te zijn, dan dat hij een dichter was van bruisende strijdliederen. Als zoodanig werd hij in zijn tijd vereerd en als zoodanig is hij gestorven en als zoodanig wordt hij op dit oogenblik vereerd, méér door de Duitsche jeugd dan door de Duitsche kunste naars. Zijn dood op het slagveld, gevolg van een vijandelijken kogel, ging onmiddellijk vooraf door een gedicht, dat hij zwaargewond op schreef, en wie zoo voor het vaderland sterft, mag tot op den huidigen dag op eer en dank baarheid rekenen. Het is overigens moeilijk uit te maken, of Kömer meer soldaat was dan poëet, al moet erkend worden, dat zijn liederen beven van op rechte vaderlandsliefde. Op 23 September in 1791 geboren, genoot Theodor Kömer, dank zij de verlichte op vattingen van zijn vader, een uitstekende op voeding. Reeds vroeg voelde hij roeping voor het dichterschap en dit gevoelen werd niet weinig aangewakkerd door het feit, dat Schiller, die zijn vaders intieme vriend was, dagelijks in den huize Kömer vertoefde. Behalve de pen hanteerde hij ook de viool en de guitaar. Op zeven tien jarigen leeftijd verliet hij zijn vaderstad Dresden en vertrok naar de Berg- academie in Freiberg, waar hij het leven der bergbewoners leerde kennen en niet verzuimde dit in felle, romantische kleuren te schilderen. Reeds toen dichtte hij sonnetten, die voor namelijk religieus getint waren. Tot voltooiing van zijn wetenschappelijke opleiding bezocht hij daarna Leipzig en Berlijn, om eindelijk in Karlsbad terecht te komen tot herstel van zijn geknakte gezondheid. In 1811 ging hij naar Weenen, waar hij de dichters Wilhelm von Humboldt en Friedrich von Schlegel leerde kennen, die een grooten invloed op zijn dich terlijke vorming hebben uitgeoefend. Hij schreef een reeks drama's die een ongekend succes hadden en die hem de aanstelling tot hof- theaterdichter verzekerden. Vooral het drama „Zriny" met zijn feilen patriottischen inslag, dat den strijd van een Hongaarsche vesting tegen de Turken in beeld bracht, maakte hem beroemd, waartoe niet weinig het feit bijdroeg, dat hij dit stuk in minder dan vier weken schreef. Reeds in dit tooneelstuk ontpopte Kömer zich dus als de vurige patriot en hij zou dit nog vaak doen, o. a. in zijn kort daarop volgend gedicht over den slag bij Aspem, dat hem een y bekroning van den aartshertog Karei be zorgde. Dit geschiedde in 1813, het jaar waar- r in hij zich verloofde met Antonie Adamberger enwaarin de oproep van het vaderland om een Jagerscorps van vrijwilligers te vormen dooi de steden en dorpen dreunde. Hij verliet zijn verloofde en zijn positie, stelde zich geestdriftig in dienst van het vaderland en met overtuiging dichtte hij: Het volk staat op, de strijd breekt los; Wie legt nog de handen laf in den schoot? De groote vrijheidsstrijd tegen den tyran en verdrukker van het Duitsche volk, Napoleon, laaide in al zijn felheid op. Kömer zou de dichter van dezen strijd worden. Hij verliet Weenen, ging naarBreslau en stelde zich onder bevel van den befaamden majoor von Lützow, die in zijn gedicht een zoo belangrijke rol zou spelen. Met groote plechtigheid geschiedde de eedaflegging in de kerk en zonder dralen dichtte Kömer zijn lied op deze gebeurtenis. Geen gevecht, geen heldenfeit kon plaats heb ben, of de jonge dichter greep in de snaren. Hij werd in waarheid een gelegenheidsdichter van den oorlog. Lützow trok met zijn jagers over Dresden naar Leipzig, waar het beroemde lied „Lützows wilde Jagd" tot stand kwam, een gedicht, dat meer om de wilde en holle frazen, dan om zijn dichterlijkheid beroemd werd. Daarna trok men verder naar het Noorden, waar het corps van Lützow den vuurdoop zou ontvangen, dien Kömer, inmiddels luitenant geworden, ver eeuwigde in zijn bekende lied „Bondslied voor den slag". En naarmate het zegevierende corps ver der trok, zong Kömer luider en luider, tot eindelijk de verdieping kwam, nadat hij bij een verraderlijken overval tijdens een wapenstil stand zwaar gewond werd. Te midden van zijn pijnen dichtte hij: DieWunde brennt, die bleichen Lippen beben Ich fühl's an meins Herzen matterm Schlage, bijheid van het dorp wöbbelin. Op zijn zerk werden eenige regels gebeiteld van zijn lied „Gebed tijdens den slag", later door Schumann op muziek gezet. Vater, ich rufe dich. In hetzelfde graf rusten thans ook de over blijfselen van Körner's vader en zuster. Afgezien van de werkelijke waarde van zijn dichtwerken, mag men vaststellen, dat géén dichter in Duitschland zooveel geestdrift onder de jeugd heeft verwekt als deze laaiende oorlogspoëet, wiens dood heden wordt her dacht.... Hier steh' ich an den Marken meiner Tage, Gott, wie du willst, dir hab'ich mich ergeben. Maar hij werd gered. Vrienden hadden hem met gevaar voor eigen leven verborgen gehou den en toen hij weder genezen was, keerde hij terug naar zijn troep, die in de nabijheid van Hamburg lag. Kort daarna kreeg hij opdracht om in een bosch tusschen Schwerin en Gade busch een proviandkolonne te overvallen en op deze plaats was het, dat hij zijn „Zwaardlied" dichtte, een lied, dat iedere Duitsche jongen van buiten kent: Du Schwert an meiner Linken Was soli dein heitres Blinken Du schone Eisenbraut een bombastisch lied, dat evenals de meeste van Kömer meer door patriottische vechtjas sen dan door poëzie-beoordeelaars bewonderd wordt. Navrwelijk was dit gedicht geschreven, of het gevecht begon,' dat een einde aan zijn leven zou maken. Op 26 Augustus 1813 trof hem de vijandelijke kogel. Zijn kameraden begroeven den gevallen dichter onder een eik in de na- Volgens de cijfers van het Ministerie van Binnenlandsche Zaken, is het aantal vacantie- bezoekers aan Groot-Brittannië in J uli met 19.3 gestegen in vergelijking met dezelfde pe riode van het vorige jaar. Deze cijfers hebben alleen betrekking op de bezoekers uit Euro- peesche landen. De voornaamste plaats neemt Frankrijk in met 9.936 bezoekers, hetgeen 2.472 meer is dan het vorige jaar_ Nederland neemt de tweede plaats in met een stijging van 842 bezoekers en een totaal van 4.107. Op de derde plaats komt Duitschland met een vermeerdering van 472 tot in totaal 4.775. Het totaal aantal bezoekers, met inbegrip van Amerika, bedroeg in de maand Juli 41.958, het geen 349 meer is dan in 1932. Dat dit totaal niet veel grooter is, vindt zijn oorzaak in het feit, dat het aantal reizigers uit Amerika is ver minderd met 4.342 tot 12.640. Onder deze cijfers zijn niet begrepen bezoekers van een. enkelen dag zonder paspoort. Op het allerlaatste moment stapten twee rei zigers op het hoofdstation te Aken in den D.- trein naar België. De heeren droegen ieder een vioolkist. Ze werden door hun opvallende hou ding door beambten aangehouden. Uit hun pas sen bleek, dat elk hunner op een Duitsche Bank 2000 Mark had geïncasseerd. Doch geld hadden de „musici" niet bij zich. Een in den coupé in gesteld onderzoek bleef zonder resultaat. Toen werden de vioolkisten nog eens grondig onder zocht en tusschen de bekleeding bleken de 4000 Mark verborgen. De reizigers werden aangehou den, naar het hoofdbureau van politie overge bracht, de violen en marken in beslag genomen. Ivy vond de zon zoo brandend heet, dat zij Robbie vroeg voor haar een grooten palmtak over haar te houden, terwijl zij een boek las. Doch Robbie werd al spoedig vermoeid en liet den tak wat te veel op het hoofd van Ivy zakken. „Ik zie niet in, waarom ik eigenlijk dat ding in de hoogte moet houden, vind je ook niet, Topsy," fluisterde hij. „Neen, dat begrijp ik ook niet," zei- de Topsy, „want het is net zoo goed voor jbu warm als voor Ivy." Robbie en Topsy zagen eindelijk Benjamin komen en Robbie gaf den palmtak aan den baviaan, die hem boven het hoofd van Ivy hield. „Ik voel dat het nu veel frisscher is, Robbie," zei Ivy, zonder achterom te kijken. „Je houdt den tak heel goed over me, maar ik ben bang, dat je ver moeid zult zijn." „Ik ben heelemaal niet moe, maak je maar niet ongerust," zeide Robbie. (Maandagavond vervolg). (Ingezonden Mededeeling) Ulllllllllllllllllllllllll illllllllllllllllllllllllë De vreemdeling, die ons bezocht, I En reisde door ons land, Vond hier het land zoo beautiful, Zoo herrlich, zoo charmant! Het strand, de duinen en de zee, Zooals je die hier ziet, Die vind, je met een telescoop 1 Op heel de wereld niet! De molens zijn zoo pittoresk, De ophaalbrugjes fijn, En dorpjes aan het IJselmeer, Die typisch Hollandsch zijn. Vooral de fietsen! niet zoo maar 1 Nu hier en daar slechts één, Maar stalen paardjes overal, I De fiets is algemeen! i De grachten vond men very nice, Romantisch en apart. Ook oude stadjes stalen weer Het vreemdelingen-hart! De vreemdeling vond Neerland schoon; 1 Men zei of schreef voldaan: Een land, dat zóó bekoorlijk is, Trekt onweerstaanbaar aan! Maar wat ook typisch Hollandsch is 1 i En daarom consequent: i Dat menig Nederlander toch Zijn eigen land niet kent! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) Siiliilillliilliiiiiillllliiiiilllililiiiliiillllllllllllllliiiiillimililiiilililliiir; In het laboratorium van den Parijschen in genieur Eugen Carell, die zich bezig houdt met de vervaardiging van electrische apparaten voor geneeskundige doeleinden, heeft zich dezer da gen een merkwaardig phantoom vertoond, dat in vele kringen groot opzien heeft gebaard, te meer omdat het verschijnsel op de gevoelige plaats is vastgelegd en dus niet valt te looche nen. Ingenieur Carell, zijn 22-jarige zoon, verder nog een monteur, waren in den laten avond met een experiment bezig, waarbij gebruik gemaakt werd van een zeer hoogen electrischen sterk stroom. Deze stroom werd tusschen twee elec- troden van een apparaat herhaaldelijk tot ont lading gebracht en het heele verloop ter con trole door een loopende film van een in het laboratorium opgestelde camera opgenomen. Het experiment werd vijfmaal herhaald in een ruimte, die slechts weinig verlicht was en steeds werd bij de ontlading het laboratorium in een fel licht gezet. Plotseling gebeurde er iets onverwachts. De ontlading geschiedde gewoon, maar de vonk, die van de eene electrode naar de andere was overgesprongen, verdween niet onmiddellijk, maar vormde zich tot een menschenhoofd, zoo duidelijk, dat de drie mannen van ontzetting begonnen te schreeuwen. Het phenomeen zal ongeveer een halve minuut geduurd hebben. Carell, ofschoon er van overtuigd, dat het ver- Schijnsel op de film was vastgelegd, herhaalde uit nieuwsgierigheid nogmaals het experiment, echter zonder resultaat. Eerst bij den derden keer vertoonde zich weer het electrische hoofd, maar de verschijning duurde nu korter. Verdere pogingen mislukten. Op de film was na de ont wikkeling het phantoom duidelijk te zien. Het centraal verslag van de arbeidsinspectie bevat weer het relaas van zeven ongevallen met doodelijken afloop, veroorzaakt door contact met het laagspanningsnet. Ter waarschuwing citeeren wij het volgende (op blz. 171) Een verpleegster in een groot ziekenhuis wilde een bad nemen en daarbij tevens het haar was- schen; zij nam een electrischen haardroger mede in de badkamer. Des avonds miste men haar en bij onderzoek vond de geneesheer-directeur haar toen geheel onder water in de badkuip liggen. Den haardroger, aangesloten op het 220 volt ge- lijkstroomnet door middel van een contactlamp- houder, die in een boven het bad op circa 2.25 M. hoogte hangenden lamphouder was ge schroefd, hield zij in de hand, stijf tegen het lichaam aangedrukt. De geneesheer-directeur trok de contactstop uit den contactlamphouder, waardoor de ver binding van den haardroger met het net ver broken werd. De verpleegster bleek te zijn over leden. De geneesheer-directeur constateerde op de rechterborst en den rechterbovenarm een viertal door electriciteit veroorzaakte brandwonden. Blijkbaar was de haardroger door een defect uitwendig onder spanning gekomen. Bij onder zoek van het apparaat bleek de verwarmings spiraal gebroken te zijn. Hierdoor werd het mogelijk, dat de gebroken einden met de metalen omhulling in aanraking konden komen, hetgeen dan ook als de oorzaak van het ongeval moet worden beschouwd. Wat denk je van deze diamanten ringen, Diny?" „Slimme Pim", gekleed in nauwpas- send wandelcostuum, de gele handschoenen stijf in de rechterhand gekneld, stond voor de etalage van Bellroy en Zoon, juweliers in Ruff- street, toen hü deze vraag stelde. „Wat bedoel je Pim?" vroeg de jonge dame. die hem vergezelde. „Nou, dat is duidelijk genoeg! Wanneer iemand ons bijv. morgen die ringen bracht, dan waren we uit den brand en konden we trouwen!" Diny's volle, roode lippen persten zich samen. „Wat bazel je toch, Pim?" hernam ze ver baasd. „Nu, de oude Bellroy is op reis en z'n jong ste zoon Rudy heeft het beheer over de zaak. En daar Rudy graag een lief gezichtje ziet, kon jij, met je aardige verschijning, gerust den winkel binnengaan. Ik ben er zeker van dat hij je op zou merken. Dat kon de eerste stap in de goede richting zijn." Diny zei niets, maar staarde nadenkend voor zich uit als iemand, die niet begrijpt. Maar „Slimme Pim" ging voort: „Als kamer meisje van lady Balcomby heb je volop de ge legenheid gehad, de manieren van den be schaafden stand af te kijken. Hiermee wil ik natuurlijk niet beweren, dat je je zelf als een aristocrate voor zou kunnen doen, maar als iemands particuliere secretaresse, zal dit voor jou niet zoo bezwaarlijk zijn, vind ik." „Ja, die mogelijkheid bestaat," lachte ze en stak haar arm door den zijnen. „En zijn er nog bijzondere hulpmiddelen noodig?" „Neen, een taxi en een goed zittend mantel pakje zijn voldoende." „Goed, dan kunnen we tot den aanval over gaan." Den volgenden morgen, omstreeks half twaalf, stopte een donkerblauwe „Buick" voor den in gang der juwelierszaak Bellroy Zoon in Ruffstreet. Een slanke jonge dame stapte uit en liep, na even de etalage bekeken te hebben, met groot air den winkel binnen. De jonge Bellroy haastte zich haar te be dienen en zei met een lichte buiging: „Goeden morgen juffrouw." „Goeden morgen," deed het meisje vriende lijk, „ik kom namens professor Sir Alma Did ford, den psychiater, die u zeker wel be kend is." „Zeker dame, de naam is mij heel goed be kend. Waarmee kan ik u van dienst zijn?" „Sir Alma wenschte een cadeautje voor den verjaardag van z'n zuster. Z'n keus is daarbij op een diamanten ring gevallen. U begrijpt echter, dat hij geen gelegenheid heeft om te winkelen, zoodat „Ik begrijp het al; de professor wil zeker een zichtzending ontvangen?" „Juist, mijnheer. Maar zou u misschien ge legenheid hebben, nu direct met mij naar Har- ley-street te rijden? Dan zou de professor on middellijk keus kunnen maken." „Zeer zeker gaat dat dame, uw wagen staat, naar ik meen, voor de deur." „Ja „Nu een andere vraag: welke collectie moet ik meenemen?" „Als het niet te veel gevergd is, zou ik de ringen die in 't front der etalage staan, gaar ne even wat meer van dichtbij bekijken." „Uitstekend, tot uw dienst." Diny's oogen gleden over de prachtige rin gen, en taxeerden ze in gedachten. „Deze serie dan maar," zei ze, terwijl ze Rudy met haar liefsten glimlach aankeek. Spoedig waren de ringen in een doos gelegd en reden Diny en de jonge Bellroy met den wagen Weg. Voor een woning in Harley-street stopten ze; de deur werd door een deftig gegalonneerden huisknecht geopend. „Secretaresse van lady Balcomby," zei Diny gewichtig. Ze werden in een groote wachtkamer met twee deuren binnengelaten. Nauwelijks was de bediende verdwenen of Diny wendde zich tot Bellroy met de vraag: „Wilt u mij toestaan de ringen aan Sir Alma te laten zien? Zoodra hij keus gemaakt heeft, kan hij met u de betaling regelen." De andere deur werd geopend en de profes sor wierp een blik om den hoek van de deur. Rudy Bellroy herkende hem direct van de por tretten der nieuwsbladen en geïllustreerde tijd schriften. Haastig duwde hij het meisje de doos in de hand en zag haar door de openstaande deur binnengaan. Na eenige minuten werd de deur echter weer geopend. „Komt u binnen, mijnheer Bellroy." Rudy stapte naar binnen en zag dat de doos iiiiiiiiiiiiimimiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiii in handen van Sir Alma was, terwijl hü tevens een vriendelijk knikje van Diny opving, die naar de wachtkamer terugkeerde. „Neemt u plaats," zei professor Didford za kelijk, terwijl hij den juwelierszoon een stoel toeschoof. „U is Bellroy Junior, is 't niet?" „Jawel, mijnheer." De professor nam Rudy scherp op, en sprak met hem, alsof hij een schooljongen voor zich had. „En u kwam hier, om mij diamanten ringen te verkoópen." „Jawel Sir Alma; ik heb slechts deze col lectie meegebracht. Mocht er echter geen keus bij zijn, dan zal ik u gaarne an dere laten zien." r\ I „Heel goed." ZlLUl- Waarom behan- i man als een kind en niet als za- kenman, dacht Bellroy Junior, doch hij werd opgeschrikt door de vraag van den professor, of hij al lang in diamanten handelde. „Sinds ik van de universiteit thuis kwam," was Rudy's antwoord. „Ik stam af van een zeer oude juweliersfamilie. Maar ik meende, dat u mij voor de keuze van een ring liet ko men; kunt u me zeggen, of u reeds keus ge maakt hebt?" Sir Alma gesticuleerde druk met z'n armen. „Neen, ik vrees van niet, ik heb slechts één verzoek en dat is of u mij nog eens een ander sortiment zoudt willen bezorgen?" „Natuurlijk!" antwoordde Rudy zakelijk. „Geeft u me deze ringen dan maar weer terug." Sir Alma overhandigde Rudy de doos en deze verliet de kamer. Nog geen minuut later storm de hij weer de kamer van den geleerde binnen en riep: „M'n ringen, waar zijn ze? Hier is oplichting in 't spel!" Opeens liep hij haastig naar een der ven sters en keek naar de straat. „Waar is de secretaresse van lady Balcom by? Waar is haar wagen?" Sir Alma keek verwonderd naar den opge wonden jongen man, die maar doorschreeuwde. „Het is voor meer dan 20 000 pond aan ju- weelen! Als het een grap is, zeg het me dan professor, anders moet ik Scotland-Yard waar schuwen." Gejaagd liep Sir Alma naar z'n telefoontoe stel en vroeg een nummer aan. „Ja, hallo, ik wensch lady Balcomby direct te spreken, het is van dringenden aard „O, is u daar, lady? U spreekt met professor Didford. Hebt u uw zoon vanmorgen naar mij toegestuurd? Neen, zegt u? Uw secretaresse ook niet? Dank u. U excuseert me zeker wel." Hij hing den ontvanger weer op het toestel en wendde zich tot Rudy. „Bellroy, de vrouw die hier was, gaf me geen ringen. Ze overhandigde mij slechts een ledige doos. Ze vertelde me dat u lady Balcomby's zoon was, die aan waanvoorstellingen leed en dacht de juwelier Bellroy te zijn. Daar ik spe cialist ben in zielsziekten, verzocht ze mij een vluchtig onderzoek te willen instellen naar uw ziekte. Ze zei me ook, dat daarbij de juweelen doos voor mij van groot belang zou zijn. Dit zijn de feiten, mijnheer. U kunt zich dus gerust onmiddellijk tot Scotland-Yard wenden." Ongeveer tezelfder tijd zat Diny Farmham op de punt der tafel, in een der gemeubileerde ka mers van een flat in Locksey-park, met „slim- men Pim" te keuvelen. „Hoe kwam je op het idee?" vroeg hij. „Wel, lady Balcomby's zoon is naar 't bui tenland gegaan, maar vóór hij vertrok, hoorde ik dat z'n moeder hem verzocht professor Did- fort te raadplegen. Welnu, ik ging in zijn plaats, en vertelde den geleerde, dat ik een pa tiënt had die aan waandenkbeelden leed en zich verbeeldde Rudy Bellroy te zijn. Ik ging het eerst binnen en stelde Bellroy Junior voor als den zoon van lady Balcomby. De rest liep als gesmeerd. Maar waar zullen we nu met den buit heengaan?" „Laten we in Londen blijven, dat is het vei ligst»" Drie weken later was detective Pace in ge sprek met z'n chef op het bureau van Scot land Yard. Nog iets gehoord in die oplichtingsaffaire in Ruffstreet, Pace?" „Neen, zoo goed als niets en misschien tóch ook wèl iets. „Slimme Pim", u kent hem toch? gaat deze week trouwen. Z'n aanstaande vrouw is voor ons een onbekende. Maar tóch neem ik op den trouwdag van den jongen Bellroy mee naar 't stadhuis. Ik zou me sterk vergissen als we dien dag geen goede kans maakten." voor de verzorging van Uw gezin, Uw personeel, Uw eigen ouden dag is Bijkantoor- Juliana van Stolberglaan 42, den Haag Correspondente voor UTRECHT: Mejuffr. NELLY RUYS, Boothstraat 19 Alle abonné's SbM? fSOOOAA^A^ït^t^A^itAi Z^oogen f750U dL^m^anoop f250.- eKet 'o? eeeenhoog 125.-auimo"CwU^nger f 50AieT "ara f40.- vtoge? 26 Heb je nu al gesloten, Engelbert? vroeg mevrouw Friedrich aan haar man. Zooals je ziet, was het antwoord en me vrouw zweeg. Max en Moritz moeten vanavond in de keu ken eten, decreteerde de huistyran en de jon gens lieten zich dit bevel dat hun perspectieven van zelden genoten vrijheden opende, geen twee maal zeggen; met hun borden in de handen gin gen ze grijnzend heen. Mevrouw Friedrich keek angstig en vol span ning naar haar man, die met een eigenaardigen blik mijnheer Rose de sleutels overhandigde. Zij voelde bij intuïtie dat er iets ging gebeuren. Het wegsturen van de kinderen was al een on- bedriegelijk voorteeken. Zij had zich niet vergist. Nu, meneer Barenfeld, begon de apothe ker na eenige oogenblikken, smakkend, is u over het personeel tevreden, over Dores bijvoor beeld? Zeker, mijnheer Friedrich. Dien man kun je overal voor gebruiken. Hm.... zoo.... U zorgt er voor, dat u ze door fooien erg bruikbaar maakt, nietwaar? Konrad Barenfeld keek zijn chef over de ta fel aan. Door fooien?Dat is bij Dores niet noodig. Maar u kunt toch niet ontkennen dat u Dores op een keer een daalder hebt gegeven? Of was daar een bijzondere aanleiding voor? Ik weet het niet; misschien had hij iets heel belangrijks gedaan dat goed betaald moest wor den? Konrad Barenfeld was, toen meneer Frie drich het over een „bijzondere aanleiding" had, vuurrood geworden. Bliksemsnel had hij naar Lisa gekeken, die zwijgend en met licht-samen- getrokken wenkbrauwen op haar bord staarde, alsof haar gedachten elders vertoefden. Toen drong hij zich tot een luchtigen toon en ant woordde lachend: Dores is een domoor, om er zooveel ophef van te maken dat ik een half jaar geleden eens in een bijzonder opgewekte bui was. Op die manier hoeft hij werkelijk niet voor een herha ling te vreezen. Ik vrees van wel! Meneer Friedrich, zei Barenfeld geprik keld, het is hier, geloof ik, niet de plaats om over dergelijke dingen te discussieeren. Laten we er niet meer over spreken. Ik wensch er echter juist nu over te spre ken. Staat u mij dan toe dat ik mij terugtrek., In de zaak ben ik geheel tot uw beschikking. Een plotselinge stilte was ingetreden, die Barenfeld gebruikte om zijn servet op te vou wen. Heinrich Pfalzdorf volgde onrustig iedere beweging. Spaar u liever uw geld, barstte de apothe ker, die zijn woede niet meer kon inhouden, uit. De grap is langzamerhand oud geworden. Over welke grap hebt u het? Barenfeld was opgestaan en hield de leuning van zijn stoel met beide handen omklemd. Zijn oogen fonkelden. Wel, de grap met de „Witte Zwaan," die u zoo vriendelijk was telkens weer aan mijn adres te laten bezorgen. Verderen uitleg kan k u helaas niet geven. DeWitte Zwaan? U schijnt het zich liever niet te herinne ren? Dat kan ik me levendig voorstellen. Ik moet u om onmiddellijke opheldering vragen, meneer Friedrich. U bedoelt zeker juist andersom: ik u. Meneer Friedrich, zei Barenfeld trillend van verontwaardiging, u overrompelt mij met uw insinuatie. Ik heb er geen schuld aan dat deze gemeene laster in tegenwoordigheid van de dames wordt behandeld. Lisa was opgestaan en wilde de kamer uit gaan. Je blijft, snauwde haar vader.ik be veel het. Zonder een spier te vertrekken ging Lisa weer zitten. Gemeene laster? hoonde de apotheker. O, zoo eenvoudig dekt men hier zijn terugtocht niet. U hebt mijn personeel opgestookt om op een gegeven oogenblik het werk neer te leggen; u hebt me willen treiteren om te maken dat ik een hekel aan de zaak kreeg en om die zonder een cent vergoeding in handen te krijgen, hebt u een liefdesverhouding met mijn dochter aan geknoopt. Jawel, alleen daarom, schreeuwde hij. Met mijn dochter! Bevend en met onzekeren blik keek Baren feld van den apotheker naar Lisa. U vergist u, papa, zei het meisje koel en alleen haar lippen trilden licht. Wat dit betreft heeft men u in elk geval voorgelogen, want meneer Bareneld en ik zijn elkaar altijd vol komen onverschillig geweest. Verder wensch ik u goeden nacht. Barenfeld lachte grimmig en voordat Lisa de kamer kon verlaten, stond hü naast den stoel van den apotheker. Den naam van den ellendeling die dat ge zegd heeft! Vooruit, zün naam! De apotheker deinsde achteruit. Maak voor den duivel dat u mün huis uit komt, anders laat ik u er door mijn schoonzoon uitgooien! Wüs hem den weg even, meneer Rose, wijs hem de deur! Met bevende ledematen trachtte de provisor uit zijn stoel te komen. Ook mevrouw was bij het woord „schoonzoon" verschrikt opgestaan en Lisa bleef als aan den grond genageld midden in de kamer staan. U en uw „schoonzoon" zijn allebei niet goed wüs, zei ze met diepe minachting. Het is een walgehjke comedie. Op 't zelfde oogenblik voelde de provisor een brandende pün op zijn linkerwang en hij tui melde achterover. Judas, je verdiende loon! En gevolgd door Pfalzdorf ging Barenfeld, 't hoofd omhoog, de kamer uit. Het was alsof de anderen door den bliksem waren getroffen. De apotheker had zich zün triomf heel anders voorgesteld. Meneer Rose kwam het eerst weer tot zichzelf. Voor dien slag, stotterde hü, zal de kerel betalen. Dat kost hem minstens vüftig mark. Wacht u maar eens af, zei Lisa, den laste raar spottend aanziend en ze stapte hem voor- bü naar de deur. Wacht u maar eens af; mis schien maakt meneer Barenfeld er wel een rond getal van! Met een smak liet ze de deur achter zich in het slot vallen. Konrad Barenfeld was zonder een woord met Heinrich te wisselen, de binnenplaats overge stoken, om dadelijk naar zijn kamer te gaan. Dores stond voor de deur en wenkte zün vriend Pfalzdorf; hij had het spektakel boven gehoord en zich op het laatste oordeel voorbereid. Hein rich gaf hem een teeken om hem te volgen en Dores stapte met een bedrukt gezicht achter hem aan. Konrad Barenfeld nam van de aanwezigheid van de twee anderen nauwelüks notitie. Hij haalde zün koffer te voorschün en begon te pakken. Zwijgend hielpen zün getrouwen hem. Stuk voor stuk verdween de inventaris in een grooten leeren koffer en na een uur van inge spannen arbeid waren in de kleine kamer al leen nog maar de meubels. Barenfeld sloot het deksel en Dores trok uit alle macht de riemen vast. De meubels moeten morgen naar den ex pediteur Wittmann gestuurd worden, Zeker, mijnheer Barenfeld, riep Dores. Hü moet ze voorloopig voor mü opbergen Zeker, mijnheer Barenfeld. En dan heb ik niets anders meer te doen dan van jullie afscheid te nemen. Plotseling voelde Heinrich, hoe de tranen hem over het gezicht liepen, en schreiend leunde hü tegen den kalen muur. Ook Dores hield het niet langer uit en schreiend vatte de brave ziel den vertrekkende bü den arm; alsof hü hem wilde terughouden. Houdt op, Jongens, zei Barenfeld zacht, jullie maakt me week. Jullie weet, hoe graag ik je mag. We zullen elkaar heusch wel onder betere omstandigheden terug zien. Laten we 't kort maken, dat die lui daar niet kunnen zeg gen: Barenfeld heeft huilend den aftocht ge blazen. Ik még niet sentimenteel worden. Eenige malen liep hü de kamer op en neer en ging toen op Dores toe. 't Ga je goed, Dores. Meneer Pfalzdorf weet mijn adres; als je mij noodig mocht heb ben. En groet Jette van mü- (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 14