H.M. Koningin Wilhelmina 1 Vijf en dertig jaren Koningin HAAR BELOFTE GESTAND WOENSDAG 30 AUGUSTUS Katholieke Jongens Centrale W er eld-Missiedag Onaantastbaar figuur H.M. de Koningin in het Westland GUNSTIGE AAL VISSCHERIJ IN IJSELMEER Cijfers over Juli 1933 Op de Waddenzee K.J.M. V. ROME-REIS 64 deelnemers vertrokken LI. M. KONINGIN WILHELMINA BUURTVEREENIGINGEN Verhouding tot de middenstands organisaties FELLE BRAND BIJ GRAVE Boerderij in de asch gelegd ff h Reproductie van het schilderij van Piet v. d. Hem Benoeming van districts directeuren „Alle geloovigen voor alle ongeloovigen" „lek hebhe geduyrende de storm naer mijn cranck vermogen hel pen uytkyeken en selfs in 't allerhartste van 't weder boven gestaan ERNSTIG PLICHTSVERZUIM Minister Colijn over de verplich ting tot geheimhouding door Rijkspersoneel Bezoek aan de tentoonstelling te Honselersdijk ROMANTISCH HUWELIJK De liefde maakt vernuftig VERBODEN DE VLAG UIT TE STEKEN Ongepast optreden van een ontvanger JONGEN DOODGEREDEN Het jubileum der firma Dobbel- man te Nijmegen Uitlevering toegestemd 31 Augustus, de dag der Landsvrouwe, die ieder jaar een dag van vaderlandsche vreugd is, zal dit jaar in het bijzonder feestelijke herinneringen wakker roepen bij eiken rechtgeaarden Nederlander, omdat het juist vijf en dertig jaren geleden is, dat Wilhelmina, het eenig overlevende der kin deren van wijlen Koning Willem III, de regeering aanvaardde over het volk der Nederlanden. Dochter van een vorstenhuis, welks naam met de geschiedenis onzer natie zoo innig werd verweven, dat men de laatste niet schrijven kan, of op elke blad zijde welhaast weerklinkt de eerste, droeg zij groote overleveringen in een grootmoe dig hart. Zij aanvaardde het bestuur van een land, dat niet zoo ras zijn welstand vermeerderde, of de verdeeling der partij schappen hield een bedreiging in voor de naaste toekomst. Donkere jaren heeft het Nederlandsche volk onder het zegenrijke bewind van Wilhelmina van Oranje door leefd, doch dit volk vond in het voorbeeld dezer vorstin de kracht, zijn vaderlandsche deugden te handhaven en recht door zee een toekomst tegemoet te gaan, die wel de zekerheid, maar nimmer het vertrouwen kon doen verliezen. In de omringende landen wankelde de monarchie. In Nederland daarentgen werd zij bevestigd door dezelfde rukwinden, die haar elders teister den, omdat hier het hoogste staatsgezag beheerd werd door een persoonlijkheid, in wie de onverschrokkenheid der Oranje's zich paarde aan het wijze overleg der huis houdkundige vrouw. Geen Europeesch vorst heeft in de harten zijner onderdanen een grooter plaats, dan Wilhelmina bekleedt in de harten van de Nederlanders. Haar algemeen geliefde beel tenis vindt men in de huizen der armen zoowel als in de zalen van de rijken, kan toorgebouwen gaven' haar zoowel een eere plaats als hutten. De suggestieve macht van Wilhelmina's persoonlijkheid is noch tans niet het gevolg van een stelselmatig streven naar populariteit. De Landsvrouwe wist eerbied af te dwingen en liefde te ver werven door eenvoudig te zijn, die zij is, voor vleierij zoo ongevoelig als voor bedrei gingen zonder vreeze. Haar kracht ligt bij Dengene, tot Wien het volkslied der Nederlanders de vrome aandacht richt, wanneer het God den Heer aanroept als „schild en betrouwen". Diep godsdienstig in alle uitingen des levens, heeft de Koningin der Nederlanden in hare openbare regeeringsdaden herhaaldelijk haar stoere Godsvertrouwen getoond, vooral in de duistere dagen van den wereldoorlog, van welke plaag der volkeren wij onder Haar zegenrijk bewind bevrijd zijn gebleven. En toen de nood hoog op laaide in de landen, waar de gezinnen verwoest waren en de voorspoed door oorlogs-ellende was verbannen, was 't de natie van Wilhelmina, die voorging in liefdadigheid jegens de slachtoffers. In het bijzonder jegens Europa's noodlijdende jeugd betoonde Ne derland zich een staat, door een moederlijke vorstin geregeerd. Zwaarder stormen kwamen over het Westen, toen als gevolg van den oorlog de staathuiskundige orde ontwricht werd, ook in ons vaderland. Het initiatief tot een Crisiscomité ging uit van het Koninklijk Paleis, de Landsvrouwe bood mildhartig haar steun aan de leniging van de ont stane ellende. Geen geschiedenis der Nederlanden kan geschreven worden, die niet de regeerings- jaren van Wilhelmina vermeldt als een bewogen tijdperk van het nationale leven, waarin de bedreigde welvaart des lands langer dan ergens in de nabuurstaten werd afgeweerd door doeltreffende maatregelen, 'n tijdperk vervolgens, gekenschetst door een streven naar maatschappelijke recht vaardigheid, gepaard aan een duidelijk waarneembare herleving van het vader landsche bewustzijn, een tijdperk einde lijk, waarin het geestelijke leven der natie werd opgebouwd in kunst en wetenschap pen tot sedert eeuwen ongekende hoogten. Vijf en dertig jaren van een zegenrijk bewind liggen achter ons, waarop wij niet kunnen terugzien zonder diepe gevoelens te koesteren van dankbaarheid allereerst jegens den Schenker aller goeds, den „hoo- gen Potentaat der Potentaten", met wien Wilhelmina's roemzuchte stamvader in de moeilijkste jaren zijns levens een „accoord was aangegaan". Diepe gevoelens van dank baarheid vervolgens jegens de Landsvrouwe, met wie wij Nederlanders ons verbonden weten door lange jaren van gedeelde vreugde, die verdubbeld werd en van ge deelde smart, die wij door den steun van het koninklijk voorbeeld zagen vermin deren. Toen in het afgeloopen jaar de gansche natie uiting gaf aan haar eerbiedige vreugde bij de feestelijke herdenking der geboorte van Willem den Zwijger, was in de alge- meene geestdrift niet slechts onderscheid baar de vaderlandsche fierheid, die zich beroept op een groot man uit het verleden, maar evenzeer jubelde in het hart der Ne derlanders het besef van verbondenheid met het Huis van Oranje, en in het bijzonder met de thans regeerende vorstin. Spare de Allerhoogste haar vele jaren nog voor een volk, dat haar hartelijk be mint en dat zich gelukkig voelt, te worden geregeerd door een Vrouw, in wie de adel des geestes den adel van het karakter heeft ontmoet. echter af. De visscherij op mosselzaad werd door de Zeeuwen nog uitgeoefend tot 7 Juli, doch was van weinig beteekenis. De alikruiken- visscherij werd nog door een klein aantal vaar tuigen voortgezet. Door het warme weder was de vraag evenwel zeer gering. De visscherij op kokhanen bleef van weinig beteekenis. De afdeeling Visscherijen van het Departe ment van Economische Zaken deelt het vol gende mede omtrent de kustvisscherij en de visscherij in het IJselmeer, waarbij de-tus- schen haakjes geplaatste cijfers betrekking heb ben op de maand Juli 1932. De geldelijke uitkomsten der visscherij in de Lauwerzee en den Dollart en het IJsel meer waren beter, in de Waddenzee en het niet afgesloten gedeelte van de Zuiderzee en de Zuid-Hollandsche stroomen en zeegaten daarentegen slechter dan in Juli van het vo rige jaar. De hoeveelheid en opbrengst der aangevoer de visch bedroeg n.l. volgens voorloopige op gave resnectievelljk in de Lauwerzee en den Dollart 821.141 (538.000) kg. en 11.361 8319), in de Waddenzee en het niet-afge- sloten gedeelte van de Zuiderzee 2.606.269 (2.933.339) kg. en 19.872 26.926), in het IJselmeer 533.517 (446.992) kg. en 203.027 197.894), in de Zuid-Hollandsche stroomen en zeegaten 187.129 (16.828) kg. en 18.505 25.190). Uit Zeeland werden verzonden 3.037.500 (2.968.000) kg. mosselen ter waarde van 43.290 51.750). Oesters werden in Juli van dit jaar evenals in de overeenkomstige maand van het vorige jaar niet verzonden. In het IJsselmeer was de botvisscherij met sleepnetten niet loonend. De visscherij met staande netten verliep gunstig, terwijl ook met de kuilen en kornetten tamelijk veel bot werd gevangen. Door het warme weder was de prijs der bot doorgaans niet hoog. Met de kuilen, kor netten en staande netten werd eveneens veel schol gevangen, welke vangsten echter voor een groot gedeelte uit kleine' schol bestonden, waar door de prijs over het algemeen zeer laag was, De aalvisscherij met kwak- en dwarskuil ver liep zeer gunstig. Er werd veel aal gevangen terwijl de prijs bevredigend was. Met aalfuiken werd nog weinig gevangen. De garnalenvang- sten waren uiterst gering. In de Waddenzee en het niet afgesloten ge deelte van de Zuiderzee was de kommenvis- scherü van weinig beteekenis. De ansjovis-vis- scherij met den kuil werd na 1 Juli niet meer uitgeoefend. De botvisscherij met staande net ten en peur verliep niet erg gunstig. Wel werd met de peur soms vrij veel bot gevangen, doch door het warme weder was de bot slecht le vend te houden .Het resultaat der aalvisscherij was slecht. In het Marsdiep waren de vangsten van garnalen buitengewoon slecht. Van de mosselperceelen werd een lading groote mos selen afgevischt. Op consumptiemosselen van de natuurbanken werd niet gevischt. De visscherij op mosselen voor eendenvoeder werd door een zelfde aantal vaartuigen voortgezet als de vo rige maand. De vraag naar deze mosselen nam De K.J.M.V. is hedenmorgen uit Amsterdam naar Rome vertrokken. Vier en zestig Katho lieke Jonge Middenstanders nemen aan de reis deel, onder geestelijke leiding van den verbonds- moderator, rector Timp uit Haarlem, pater A. Vergeer O.F.M. uit Delft en pater Alexander uit Amsterdam. De reizigers kwamen uit alle deelen van het land en droegen als herkenningsteeken het pit tige blank-metalen insigne. Hedenavond komt het gezelschap te Luzern aan. alwaar overnacht wordt. Donderdagavond, verblijf in Milaan en Vrijdagavond aankomst in Rome, alwaar ruim vier dagen vertoefd wordt. De K.J.M.V.-ers zullen den Jubileum-aflaat verdienen en Maandag 4 September in audiëntie bij den H. Vader ontvangen worden, als offi- cieele Katholieke Middenstands Jeugdorgani satie. In de Commissie van Overleg der drie Ne derlandsche Middenstandsbonden is dezer da gen onder het oog gezien, wat de taak en de plaats moet zijn der straat- en wijkvereenigin- gen van winkeliers en andere middenstanders uit het oogpunt van waarachtig organisatie- belang van den middenstand. Een euvel en een gevaar voor het waarach tige organisatiebelang van den middenstand achten de bonden de hier en daar aan den dag tredende neiging van deze vereenigingen om zich in te laten met de aangelegenheden, die zaak van de middenstandsorganisatie zijn en die alleen door de volwaardige midden- stansorganisaties met gunstig resultaat kun nen worden behandeld. De hoofdbesturen der drie Nederlandsche Middenstandsbonden hebben dan ook gemeend als hun eenparige meening te moeten uitspre ken, dat straat- en wijkvereenigingen zich die nen te beperken tot zuivere buurtbelangen en niet mogen optreden op het terrein der mid denstandsorganisatie. Om de doorvoering van deze gedragslijn te waarborgen, ware het zeker gewenscht, dat straat- en wijkvereenigingen in haar statuten het lidmaatschap van een middenstandsveree- niging, aangesloten bij een der drie bonden, voor haar leden verplicht stellen, dan wel, dat in de statuten wordt bepaald, dat de buurtvereeniging zich niet inlaat met midden- standsbelangen van algemeenen aard. Het is bekend, dat dit laatste verband reeds in ver schillende plaatsen met succes is ingevoerd en werken buurtvereenigingen en midden standsorganisatie aldus harmonisch samen. Hedenmorgen omstreeks vijf uur is brand ontstaan in de kapitale boerderij van de Kin deren Derks te Nederasselt even over de Maas brug bij Grave. De bewoners, die nog te bed lagen werden door buren gewekt, toen de vlammen reeds aan alle kanten uit het dak sloegen. De geheele inboedel, een groote voorraad hooi en graan en twee kalveren werden een prooi der vlammen. Het overige vee kon wor den gered. Twee zieke kinderen werden naar het gast huis te Grave gebracht en aldaar opgenomen. De oorzaak van den brand is onbekend. De boerderij was zeer laag verzekerd. Z. H. Exc. de Bisschop van Haarlem heeft tot Districts-direeteur van de K. J. C. benoemd: voor Amsterdam, Rector H. M. van Spanje; voor Rotterdam, Rector P. J. Maas; voor Den Haag, Kapelaan J. P. Doeswijk en voor Haar lem, Kapelaan Th. W. M. van der Lugt; voor Leiden Rector H. J. H. M. van der Ven. De Districts-direeteur van de Katholieke Jongens Centrale is ambtshalve Voorzitter van het Districts-bestuur van het Juvenaat, Ass. Diocesaan Verkennersgeestelijke, locaal voorzit ter van het St. Franciscus Liefdewerk en Dls- tricts-sportadviseur. Door deze berfoemingen wordt een vierde stap gezet op den weg van reorganisatie van het mannelijk Jeugdwerk. De eerste was de benoe ming van Rector J. Mol tot Diocesaan Direc teur. Vervolgens vaardigde den 22sten Juli 1.1. Z. H. Exc. de Bisschop van Haarlem bepalingen uit over het Mannelijk Jeugdwerk voor jongens tot 17 jaar, welke bepalingen van een nadere uitwerking door den Diocesanen Directeur voor zien werden uitgegeven. Woensdag 1.1. werd het Centrale Jeugdhuis aan de Laan Copes van Cattenburgh in Den Haag ingewijd. De benoemde Districts-directeuren hebben nu tot taak leiding te geven aan de in hunne dis tricten door te voeren reorganisatie. In opdracht van de Diocesane K.J.C. zullen door hen wor den gegeven cursussen voor Jeugdleiders, zij or- ganiseeren algemeene acties, richten driemaan- delijksche bijeenkomsten in van alle Jeugdlei ders, waarin de godsdienstige gedachte van het Jeugdwerk belicht wordt, enz. De Districts directeuren maken te zamen deel uit van den Diocesanen Bestuursraad van de K. J. C. Z. H. Exc. Mgr. Salotti, de secretaris van de H. Congregatie tot Voortplanting des Gelóofs, heeft aan de geheele Katholieke wereld een oproep gericht tot het organiseeren van een jaarlijkschen Missiezondag, die dit jaar gehou den zal worden op 22 October. Zijne Excellentie spreekt den w'ensch uit, dat ieder land, ieder diocees en iedere parochie vol gens een zorgvuldig opgesteld programma voor de Missie werkzaam zal zijn onder het devies: „Alle geloovigen voor alle ongeloovigen!" Mgr. Salotti wijst in zijn rondschrijven op de talrijke, zoowel natuurlijke als bovennatuurlijke motieven, die de Christenen moeten aansporen om de verbreiding van het Evangelie te bevor deren. De voorzitter van den ministerraad heeft aan de hoofden van dienst een brief doen toeko men van den volgenden inhoud: In verband met het feit, dat in den laatsten tijd zich opnieuw gevallen hebben voorgedaan, waarin van de zijde van het rijkspersoneel, met verzaking van de geheimhoudingsverplichting, zooals deze is vervat in de artikelen 59 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en 38 van het Arbeidsovereenkomstenbesluit, mededeelin- gen of gegevens zijn verstrekt omtrent voorge nomen of in voorbereiding zijnde plannen of maatregelen der regeering, aan personen of in stanties, die tot kennisneming daarvan niet of vooralsnog niet bevoegd waren, acht ik het ge wenscht, dat het rijkspersoneel nogmaals op merkzaam worde gemaakt op zijn verplichting tot geheimhouding van hetgeen den ambtenaar of arbeider in zijn ambt of betrekking is ter kennis gekomen, zulks onder mededeeling, dat genoemd personeel, bij niet nakoming dezer verplichting zich schuldig maakt aan ernstig plichtsverzuim en dientengevolge zich bloot stelt aan een besraffing met de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag. Morgen, 31 Augustus, is het 35 jaar gele den, dat Hare Majesteit Koningin Wil helmina de regeering over ons land aanvaardde met de volgende proclamatie: „Op dezen, voor U en Mij gewichtigen dag, gevoel Ik Mij gedwongen eenige woorden tot U te richten. Allereerst een woord van warme dankbaarheid! Sedert Mijn vroegste jeugd hebt Gij Mij omgeven met Uw liefde. Uit alle deelen van het Koninkrijk, uit alle kringen der Maat schappij, van ouden en jongen, ontving' Ik steeds de treffende blijken van gehechtheid. Na dat Mijn beminde Vader Mij was ontvallen, werd al Uw aanhankelijkheid aan Mijn Stam huis op Mij overgebracht. Thans, nu Ik gereed sta de schoone, doch zware taak, waartoe Ik geroepen ben, te aanvaarden, gevoel Ik Mij als gedragen door U trouw. Ontvang mijnen dank! Hetgeen Ik tot dusver mocht ondervinden, liet onuitwischbare indruk ken bij Mij na. Het is Mij een waarborg voor de toekomst. Mijn innig geliefde Moeder, aan wie ik on uitsprekelijk veel verschuldigd ben, gaf Mij het voorbeeld van een edele en verhevene opvatting der plichten, die nu op Mij rusten. Ik stel Mij tot levensdoel dat voorbeeld na te volgen, te regeeren, zooals van een Vorstin uit het Huis van Oranje wordt verwacht. Aan de Grondwet getrouw, wensch Ilc den eerbied voor den Nederlandschen naam en de Nederlandsche vlag te bevestigen. Ik wensch bij het Opperbe stuur over de Bezittingen en Koloniën in Oost en West rechtvaardigheid te betrachten, en naar Mijn vermogen bij te dragen tot verhoo ging van Uw geestelijk en stoffelijk welzijn. Ik hoop en verwacht, dat U aller steun, in welken ambtelijken of maatschappelijken werk kring binnen of buiten het Koninkrijk Gij zijt geplaatst, Mij daarbij nooit ontbreken zal. Op God vertrouwende en met de bede, dat Hü Mij sterke, aanvaard Ik de regeeriP" Wilhelmina Gedaan te 's Gravenhage, op heden den 31 sten Augustus 1898." Enkele dagen later, op 6 September 1898, vond de inhuldiging plaats in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. Daar legde de jonge Koningin den eed van trouw af aan het Nederlandsche volk „Ik zweer aan het Nederlandsche volk, dat ik de grondwet steeds zal onderhouden en handhaven. Ik zweer, dat ik de onafhankelijk heid en het grondgebied des Rijks met al mijn vermogen zal verdedigen en bewaren, dat ik de algemeene en bijzondere vrijheid en de rech ten van al mijn onderdanen zal beschermen en tot instandhouding en bevordering van de al gemeene welvaart alle middelen zal aanwenden, welke de wetten te mijner beschikking stellen, zooals een goed koning schuldig is te doen. Zoo waarlijk helpe mfj God Almachtig! Zware slagen hadden in het laatst der vorige eeuw het Koninklijk Huis getroffen. Het storm de door den eeuwenouden Oranjeboom, die ont bladerd, ja zelfs ontworteld dreigde te worden. In 1877 stierf Koningin Sophie, echtgenoote van Willem III, in ,1878 's Konings broeder, Prins Hendrik, in 1879 de Kroonprins, in 1881 zijn jongere broeder Frederik, in 1884 's Konings derde zoon, Prins Alexander en in 1890 legde de grijze koning zelf, Willem III, het moede hoofd voor altijd ter ruste. Maar toen, bij den dood van den laatsten Oranje-vorst, stond daar het jonge prinsesje, gesproten uit 's konings tweede huwelijk met Emma van Waldeck-Pyrmont, als de jonge loot aan den oerouden stam en op Haar konden Vondel's woorden als een profetie worden toe gepast: „Oranjeboomspruyt, schiet uw tacken naar de woleken!" De teere, prille prinses werd koningin en he den heeft zij 35 jaren aan het hoofd van ons volk gestaan. „Ik stel mij tot levensdoel te regeeren, zooals van een Vorstin uit het Huis van Oranje wordt verwacht" waren de woorden der jonge konin gin bij het aanvaarden der moeilijke en weinig benijdenswaardige taak, welke Haar op de schouders werd gelegd op een leeftijd, dat an deren nog vrij en zorgeloos het leven binnen gaan. Hoe heeft zij die belofte gestand gedaan! Staat zij daar niet na vijf en dertig jaar in de volle fierheid van haar onaantastbare figuur, vlekkeloos als vorstin en vrouw, ernstig en vastberaden, sterk door haar eigenschappen van verstand en karakter! En toch was haar regee- ringsperiode, vooral de latere jaren, vol zorg- moeilijkheden en schokkend gebeuren. Storm en ontij vervulden de lucht boven de wijde we reldzee met donker geweld en zij bedreigden het schip van Staat in menig uur. Ministeries kwamen en gingen, aan de grenzen woedde een brand, waarvan telkenmale de vonken dreigend oversloegen, regeeringen en stelsels stortten in- eens In de wisseling der tijden, in die dagen van zorg en rampspoed vooral, heeft de koningin met woord en daad bewezen, hoe zij bgegrepen heeft, dat het ware koningschap bestaat in het zelfverloochenend en opofferend dienen van land en volk. Met de gaven, haar door God ge schonken, heeft zij gewoekerd in het belang der gemeenschap, welke door de Voorzienigheid aan haar zorgen is toevertrouwd. De woorden van Jolian de Witt mag zij herhalen: „Ik hebbe ge duyrende de storm naer mijn cranck vermogen helpen uytkyeken en selfs in 't allerhartste van 't weder boven gestaan." „In 't allerhartste van 't weder boven ge staan". Dat heeft zü van den eersten dag af. Goedkoope populariteit streefde zij nimmer na. Wist haar fijne menschkundigheid reeds immer het juiste midden tusschen waardige vertegen woordiging van het hoogste gezag en een sober heid, die haar persoon en den landaard paste, zij accentueerde haar koningschap op bijzon dere wijze, door steeds déér te zijn, waar de nood het hoogst was. Overal, waar onheil of rampen de menschheid teisterden, zagen wij haar komen, als eerste. Zij trotseerde het brandende veen om haar voe ten, zij waadde door water, modder en ijs, zij verscheen op elk uur van den dag, daar waar haar plicht riep. Zij toonde daarbij een stoere eigengereidheid, kenmerk van haar ras. Telkens als wij de historie van die 35 jaren volgen zien wij dat zelfde gebaar van initiatief en zelfbewuste kracht. Een enkel uit de vele feiten: Engeland bevocht de Boeren-republieken en de oude president van Transvaal, Paul Kru- ger, was genoodzaakt te wijken en zich op Pcr- tugeesch Koloniaal gebied in veiligheid te stel len. Niemand ter wereld dorst hier den ouden man de reddende hand te reiken, tot de jonge koningin Wilhelmina Engeland trotseerde en den kruiser „Gelderland" naar Zuid-Afrika zond welke den grijzen president aan boord nam en naar het stamverwant Nederland overbracht. Een golf van ontroering ging door de geheele wereld om deze nobele geste van de jonge vor stin. 7 Augustus 1914. De oorlog was uitgebroken. Minister Treub kwam ter audiëntie om met Hare Majesteit de economische maatregelen te bespreken. Plotseling onderbrak de koningin haar minister: „Worden er geen krachten ver snipperd," zoo vroeg zfj. „Moeten de verschillende plaatselijke comité's tot leniging van den nood niet tot een nationale eenheid worden samen- gebouwd?" En toen kwam het koninklijk woord, dat een der belangrijkste daden aankondigde van koningin Wilhelmina's regeering: „Ik wil mü persoonlijk aan het hoofd stellen van een centrale nationale organisatie der steunverleening". Het Koninklijk Nationaal Steuncomité, dat in de oorlogsjaren zooveel heeft kunnen doen werd een persoonlijke schepping der koningin. In de dagen van het zilveren ambtsjubileum der koningin, in 1923, heeft de tegenwoordige minister van Onderwijs, de vrijzinnig-demo craat mr. H. P. Marchant, een artikel geschre ven: „Kroon en Politiek", waarin hij over de koningin o.a. het volgende zeide, dat ook heden nog van. toepassing is; „Aan de eischen, die een volk zijnen souve- rein mag stellen, voldoet Koningin Wilhelmina zonder voorbehoud. Wie ter behandeling van staatszaken met Haar in aanraking zijn ge weest, moeten, welk staatkundig beginsel zij mogen zijn toegedaan, weten, dat de noodige kennis en intelligentie Haar eigen is. Zij weten ook, dat Zij Hare, voor een gewoon sterveling niet benijdbare taak met ijver en toewijding vervult. Dit is geen leven, waarin Zij zoekt wat Haar persoonlijk aangenaam is. Het leven van een Prinses, die wordt voorbereid voor haar taak, van een Koningin straks, van een Ko ninklijke echtgenoote en moeder, is waarachtig voor geen gewoon sterveling benijdenswaard. De bewijzen van gehechtheid en dankbaarheid moeten veel leed en veel ontzegging vergoeden. Het is een leven van plichtsvervulling, van den ochtend tot den nacht. De voorstelling, alsof hier een bestaan zou worden geleid van niets doen, van genot zoeken in weelde, kan zich slechts vastzetten bij onwetenden, en het strekt hun, die beter weten, niet tot eer, dat zü deze voorstelling laten beklijven. De Koningin heeft, bij al Hare echt vrouwe- lüke en moederlijke eigenschappen, het sterke karakter, noodig voor een regent. Wie van de persoonlijkheid der Koningin meer weet dan de buitenstaander, gevoeld eerbied voor Hare tref fende waarheidsliefde. Een adviseur, die mocht wagen, Haar een onzuivere voorstelling van za ken te geven dit kwam voor of die niet de geheele waarheid zegt en niets dan de waarheid dit kwam ook voor heeft afgedaan voor goed. Vorsten hebben veelal de fout begaan, dat zij slechts wilden hooren wat aangenaam was om te hooren. Zij hebben daardoor dikwüls om zich zelf een sfeer geschapen van onwaarheid en vleierü, Staat en volk dus aan de grootste ge varen blootgesteld, den weg gebaand voor in trigue en kuiperij. Onze Koningin wil alles hooren; Zij wil alles weten, ook al is het onaangenaam om te hooren en te weten. Zü zal laat men het tegenspre ken! een overtuigd republikein te woord staan, als Haar taak medebrengt met hem van gedachten te wisselen, op denzelfden toon als met den geestdriftigsten oranjeklant. Zü laat slechts ééne overweging gelden: hoe dien ik het best niün land en mijn volk? Met deze opvatting van de Koninklü'ke teak wordt het volk ten beste geleid. Het volk ge voelt dit intuïtief. Wie smalend spreekt van de „oranjelol" vergeet, dat achter den lust tot feestvieren bü deze gelegenheid, bij den een meer dan bü den ander beredeneerd en op we ten berustende, het gevoel leeft, dat men het jubileum viert van Eene, die in liefde voor het volk en in toewijding aan het vaderland staat op de eerste plaats. Er ligt in deze „oranjelol" meer waarheid dan in de, op zoovele valsche gronden berustende actie daartegen. Koningin wilhelmina heeft in de jaren van Hare regeering de overtuiging in het volk vaster doen wortel schieten, dat voor Nederland voor alsnog de constitutioneele monarchie de beste staatsvorm is, dien het kan wenschen." H. M. de Koningin heeft Dinsdagmiddag, eenigen tijd nadat de officieele opening der ten toonstelling van bloemen- en fruit te Honse lersdijk had plaats gehad, een bezoek aan deze tentoonstelling gebracht. Omstreeks half zes arriveerde H. M. in een auto aan het veilinggebouw, waar de hooge be zoekster werd ontvangen door den Burgemeester van Naaldwijk, den heer Th. J. P. Eisen. Tot het gevolg van H. M. behoorde hofdame freule Schimmelpenninck; de adjudant van H. MJhr. de Jonge van Ellemeet, en de kamer heer Baron van Hardenbroek. Toen H. M. het gebouw binnentrad, werd Haar door het dochtertje van den voorzitter der tentoonstellingscommissie, Toosje Vis 'n bouquet aangeboden, terwijl Willy Vis een bouquet voor H. K. H. Prinses Juliana aanbood. H. M. zeide dat de Prinses verhinderd was en vroeg de bouquet voor Haar te mogen mee nemen. Vervolgens maakte de vorstelijke bezoekster een rondgang door het gebouw, waarbij hij werd voorgelicht door den heer P. Vis en den heer J. Barer.dse, voorzitter van den Bond Westland. H. M. stelde veel belang in hetgeen hier door het Westland bijeen was gebracht. Zij bewon derde de bijzonder fraaie inzendingen op gebied van fruit, terwijl bij de bloemen-afdeeling de Vorstin zich deed voorlichten omtrent de ont wikkeling dezer cultuur in het Westland. H. M. betuigde Haar groote waardeering voor het artistieke werk van de heeren Zeilmaker en Velders, die de opstelling der tentoonstelling hadden verzorgd. De Koningin hoopte dat de tentoonstelling bezocht zou worden door velen uit het binnen land, maar ook uit het buitenland, zoodat men kan zien wat het Westland kan kweeken. Aan den burgemeester betuigde H. M. Hare bewondering voor de uiting van moed in deze tentoonstelling. Zij verzocht den heer Eisen aan de burgerij Haar dank over te brengen voor de zeer hartelijke ontvangst, welke Haar was bereid. De Koningin werd voorts een prachtvolle bloemen-fruitmand aangèboden, terwijl even eens een kistje Frankenthaler-druiven was ge offreerd. Bij het verlaten van het gebouw werd de Koningin door de aanwezigen in het gebouw het Wilhelmus toegezongen, waarnaar H. M. aan den uitgang bleef luisteren. Ook buiten het gebouw zong het publiek het volkslied, en werd de vorstin luide toegejuicht. Het is geen gewoonte dat een bruidspaar in letterlijken zin in een huwelijksbootje stapt, zoo als de eerste stuurman van een Deensch schip dat dezer dagen deed met zijn lieftallig bruidje. Het Deensche schip moest te Rotterdam dok ken. De stuurman wilde echter niet langer wachten met trouwen en besloot daarom zijn bruid uit Denemarken te laten overkomen. En zoo gebeurde het, aldus vertelt „De Telegraaf" dat zij zich de vorige week samen naar den ambtenaar van den burgerlijken stand daar ter stede wendden, met het verzoek hen in het hu welijk te willen verbinden. De ambtenaar moest hen bitter teleurstellen, omdat zij geen van beiden lang genoeg in Rotterdam woonden. Goede raad was duur, doch de liefde maakt vernuftig. Hij wilde per se trouwen en zij dacht er niet aan weer terug te gaan naar haar eigen land om daar nog langer te wachten. In de Scandinavische landen hebben ook kerkelijke functionarissen de bevoegdheid huwelijken te sluiten en gedachtig aan deze Noorsche be voegdheid, toog het paar naar den dominee van de Noorsche kerk aan wien zij het lastige geval voorlegden. De predikant wist wel raad en met goedvinden van het aanstaande echtpaar werd de sleepboot Blankenburg gecharterd, waarmede het drietal, alsmede nog enkele getuigen, o.a. een ambtenaar van het Deensche consulaat tot 3 mijlen buiten den Nieuwe Waterweg voer, das even buiten het territoriale gebied. Hier sprak de dominee over plichten van den man, over gehoorzaamheid van de vrouw, over moeilijk heden die zich in een huwelijk kunnen voor doen, over stormen die het huwelijksbootje kun nen teisteren. Maar de Noordzee was op dezen dag kalm. Het gelukkige paar tuurde over de vlakke zee, stralend stond de zon aan den strak - blauwen hemel, stralend van geluk zeiden zij even later het ja-woord, dat volgde op de vraag: „Zijt gij beiden bereid elkaar te volgen, waarheen het leven u ook voeren zal?" Korten tijd later zette men weer koers naar de kust. Zij waren dan toch getrouwd! Wie durft er beweren, dat er geen romantiek meer bestaat? Naar men thans verneemt had de ontvanger der directe belastingen te Hulst, de heer J. H. Crena Uiterwü'k, die tijdens den Landdag van den Bijzonderen Vrijwilligen Landstorm met vacantie was, voor zijn vertrek aan den con cierge van het kantongerechtsgebouw, waarbo ven het kantoor van dezen ontvanger geves tigd is, verboden ter gelegenheid van dezen landdag de vlag uit te steken, hoewel zulks door den burgemeester van Hulst was verzocht. Den ontvanger der registratie en domeinen is dit verbod ter oore gekomen; deze heeft zich aanstonds tot den plaatsvervangend kanton rechter gewend, die voor het uitsteken van de vlag alsnog deed zorgdragen. Dinsdagmiddag omstreeks vijf uur reed de dertienjarige A. de G. per rijwiel in de Balder- straat te Assen. Een met steenen beladen vracht auto uit Groningen reed hem voorbü, juist op een plaats, waar een luxe auto langs den weg stond. De jongen, die tusschen beide auto's door moest rijden, begon te slingeren en kwam on der den vrachtauto terecht. Toen hü opgeno men werd, bleek hij ernstig aan het hoofd te zijn gewond en waren de levensgeesten reeds geweken. De Kamer van Koophandel te Nijmegen heeft aan de directie van de N.V. Zeepfabriek „Het Anker", v.h. firma Dobbelman, den legpenning van de Kamer aangeboden in verband met het tweehonderdjarig bestaan der fabriek. Naar Reuter uit Aix en Provence bericht heeft het parket toegestemd in de uitlevering van den Nederlander H. op verzoek van de Nederlandsche regeering.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 5