H.M. Koningin Wilhelmina
1
Vijf en dertig jaren Koningin
HAAR BELOFTE GESTAND
WOENSDAG 30 AUGUSTUS
Katholieke Jongens
Centrale
W er eld-Missiedag
Onaantastbaar figuur
H.M. de Koningin in het
Westland
GUNSTIGE AAL VISSCHERIJ
IN IJSELMEER
Cijfers over Juli 1933
Op de Waddenzee
K.J.M. V. ROME-REIS
64 deelnemers vertrokken
LI. M. KONINGIN WILHELMINA
BUURTVEREENIGINGEN
Verhouding tot de middenstands
organisaties
FELLE BRAND BIJ GRAVE
Boerderij in de asch gelegd
ff
h
Reproductie van het schilderij van Piet v. d. Hem
Benoeming van districts
directeuren
„Alle geloovigen voor alle
ongeloovigen"
„lek hebhe geduyrende de storm
naer mijn cranck vermogen hel
pen uytkyeken en selfs in
't allerhartste van 't
weder boven
gestaan
ERNSTIG PLICHTSVERZUIM
Minister Colijn over de verplich
ting tot geheimhouding door
Rijkspersoneel
Bezoek aan de tentoonstelling te
Honselersdijk
ROMANTISCH HUWELIJK
De liefde maakt vernuftig
VERBODEN DE VLAG
UIT TE STEKEN
Ongepast optreden van een
ontvanger
JONGEN DOODGEREDEN
Het jubileum der firma Dobbel-
man te Nijmegen
Uitlevering toegestemd
31 Augustus, de dag der Landsvrouwe, die
ieder jaar een dag van vaderlandsche
vreugd is, zal dit jaar in het bijzonder
feestelijke herinneringen wakker roepen bij
eiken rechtgeaarden Nederlander, omdat
het juist vijf en dertig jaren geleden is, dat
Wilhelmina, het eenig overlevende der kin
deren van wijlen Koning Willem III, de
regeering aanvaardde over het volk der
Nederlanden. Dochter van een vorstenhuis,
welks naam met de geschiedenis onzer
natie zoo innig werd verweven, dat men de
laatste niet schrijven kan, of op elke blad
zijde welhaast weerklinkt de eerste, droeg
zij groote overleveringen in een grootmoe
dig hart. Zij aanvaardde het bestuur van
een land, dat niet zoo ras zijn welstand
vermeerderde, of de verdeeling der partij
schappen hield een bedreiging in voor de
naaste toekomst. Donkere jaren heeft het
Nederlandsche volk onder het zegenrijke
bewind van Wilhelmina van Oranje door
leefd, doch dit volk vond in het voorbeeld
dezer vorstin de kracht, zijn vaderlandsche
deugden te handhaven en recht door zee
een toekomst tegemoet te gaan, die wel de
zekerheid, maar nimmer het vertrouwen
kon doen verliezen. In de omringende landen
wankelde de monarchie. In Nederland
daarentgen werd zij bevestigd door
dezelfde rukwinden, die haar elders teister
den, omdat hier het hoogste staatsgezag
beheerd werd door een persoonlijkheid, in
wie de onverschrokkenheid der Oranje's
zich paarde aan het wijze overleg der huis
houdkundige vrouw.
Geen Europeesch vorst heeft in de harten
zijner onderdanen een grooter plaats, dan
Wilhelmina bekleedt in de harten van de
Nederlanders. Haar algemeen geliefde beel
tenis vindt men in de huizen der armen
zoowel als in de zalen van de rijken, kan
toorgebouwen gaven' haar zoowel een eere
plaats als hutten. De suggestieve macht
van Wilhelmina's persoonlijkheid is noch
tans niet het gevolg van een stelselmatig
streven naar populariteit. De Landsvrouwe
wist eerbied af te dwingen en liefde te ver
werven door eenvoudig te zijn, die zij is,
voor vleierij zoo ongevoelig als voor bedrei
gingen zonder vreeze.
Haar kracht ligt bij Dengene, tot Wien
het volkslied der Nederlanders de vrome
aandacht richt, wanneer het God den Heer
aanroept als „schild en betrouwen". Diep
godsdienstig in alle uitingen des levens,
heeft de Koningin der Nederlanden in hare
openbare regeeringsdaden herhaaldelijk
haar stoere Godsvertrouwen getoond, vooral
in de duistere dagen van den wereldoorlog,
van welke plaag der volkeren wij onder
Haar zegenrijk bewind bevrijd zijn gebleven.
En toen de nood hoog op laaide in de
landen, waar de gezinnen verwoest waren
en de voorspoed door oorlogs-ellende was
verbannen, was 't de natie van Wilhelmina,
die voorging in liefdadigheid jegens de
slachtoffers. In het bijzonder jegens
Europa's noodlijdende jeugd betoonde Ne
derland zich een staat, door een moederlijke
vorstin geregeerd.
Zwaarder stormen kwamen over het
Westen, toen als gevolg van den oorlog de
staathuiskundige orde ontwricht werd, ook
in ons vaderland. Het initiatief tot een
Crisiscomité ging uit van het Koninklijk
Paleis, de Landsvrouwe bood mildhartig
haar steun aan de leniging van de ont
stane ellende.
Geen geschiedenis der Nederlanden kan
geschreven worden, die niet de regeerings-
jaren van Wilhelmina vermeldt als een
bewogen tijdperk van het nationale leven,
waarin de bedreigde welvaart des lands
langer dan ergens in de nabuurstaten werd
afgeweerd door doeltreffende maatregelen,
'n tijdperk vervolgens, gekenschetst door
een streven naar maatschappelijke recht
vaardigheid, gepaard aan een duidelijk
waarneembare herleving van het vader
landsche bewustzijn, een tijdperk einde
lijk, waarin het geestelijke leven der natie
werd opgebouwd in kunst en wetenschap
pen tot sedert eeuwen ongekende hoogten.
Vijf en dertig jaren van een zegenrijk
bewind liggen achter ons, waarop wij niet
kunnen terugzien zonder diepe gevoelens
te koesteren van dankbaarheid allereerst
jegens den Schenker aller goeds, den „hoo-
gen Potentaat der Potentaten", met wien
Wilhelmina's roemzuchte stamvader in de
moeilijkste jaren zijns levens een „accoord
was aangegaan". Diepe gevoelens van dank
baarheid vervolgens jegens de Landsvrouwe,
met wie wij Nederlanders ons verbonden
weten door lange jaren van gedeelde
vreugde, die verdubbeld werd en van ge
deelde smart, die wij door den steun van
het koninklijk voorbeeld zagen vermin
deren.
Toen in het afgeloopen jaar de gansche
natie uiting gaf aan haar eerbiedige vreugde
bij de feestelijke herdenking der geboorte
van Willem den Zwijger, was in de alge-
meene geestdrift niet slechts onderscheid
baar de vaderlandsche fierheid, die zich
beroept op een groot man uit het verleden,
maar evenzeer jubelde in het hart der Ne
derlanders het besef van verbondenheid met
het Huis van Oranje, en in het bijzonder
met de thans regeerende vorstin.
Spare de Allerhoogste haar vele jaren
nog voor een volk, dat haar hartelijk be
mint en dat zich gelukkig voelt, te worden
geregeerd door een Vrouw, in wie de adel
des geestes den adel van het karakter heeft
ontmoet.
echter af. De visscherij op mosselzaad werd
door de Zeeuwen nog uitgeoefend tot 7 Juli,
doch was van weinig beteekenis. De alikruiken-
visscherij werd nog door een klein aantal vaar
tuigen voortgezet. Door het warme weder was
de vraag evenwel zeer gering. De visscherij op
kokhanen bleef van weinig beteekenis.
De afdeeling Visscherijen van het Departe
ment van Economische Zaken deelt het vol
gende mede omtrent de kustvisscherij en de
visscherij in het IJselmeer, waarbij de-tus-
schen haakjes geplaatste cijfers betrekking heb
ben op de maand Juli 1932.
De geldelijke uitkomsten der visscherij in
de Lauwerzee en den Dollart en het IJsel
meer waren beter, in de Waddenzee en het
niet afgesloten gedeelte van de Zuiderzee en
de Zuid-Hollandsche stroomen en zeegaten
daarentegen slechter dan in Juli van het vo
rige jaar.
De hoeveelheid en opbrengst der aangevoer
de visch bedroeg n.l. volgens voorloopige op
gave resnectievelljk in de Lauwerzee en den
Dollart 821.141 (538.000) kg. en 11.361
8319), in de Waddenzee en het niet-afge-
sloten gedeelte van de Zuiderzee 2.606.269
(2.933.339) kg. en 19.872 26.926), in het
IJselmeer 533.517 (446.992) kg. en 203.027
197.894), in de Zuid-Hollandsche stroomen
en zeegaten 187.129 (16.828) kg. en 18.505
25.190). Uit Zeeland werden verzonden
3.037.500 (2.968.000) kg. mosselen ter waarde van
43.290 51.750). Oesters werden in Juli van
dit jaar evenals in de overeenkomstige maand
van het vorige jaar niet verzonden.
In het IJsselmeer was de botvisscherij met
sleepnetten niet loonend. De visscherij met
staande netten verliep gunstig, terwijl ook met
de kuilen en kornetten tamelijk veel bot werd
gevangen. Door het warme weder was de prijs
der bot doorgaans niet hoog. Met de kuilen, kor
netten en staande netten werd eveneens veel
schol gevangen, welke vangsten echter voor een
groot gedeelte uit kleine' schol bestonden, waar
door de prijs over het algemeen zeer laag was,
De aalvisscherij met kwak- en dwarskuil ver
liep zeer gunstig. Er werd veel aal gevangen
terwijl de prijs bevredigend was. Met aalfuiken
werd nog weinig gevangen. De garnalenvang-
sten waren uiterst gering.
In de Waddenzee en het niet afgesloten ge
deelte van de Zuiderzee was de kommenvis-
scherü van weinig beteekenis. De ansjovis-vis-
scherij met den kuil werd na 1 Juli niet meer
uitgeoefend. De botvisscherij met staande net
ten en peur verliep niet erg gunstig. Wel werd
met de peur soms vrij veel bot gevangen, doch
door het warme weder was de bot slecht le
vend te houden .Het resultaat der aalvisscherij
was slecht. In het Marsdiep waren de vangsten
van garnalen buitengewoon slecht. Van de
mosselperceelen werd een lading groote mos
selen afgevischt. Op consumptiemosselen van de
natuurbanken werd niet gevischt. De visscherij
op mosselen voor eendenvoeder werd door een
zelfde aantal vaartuigen voortgezet als de vo
rige maand. De vraag naar deze mosselen nam
De K.J.M.V. is hedenmorgen uit Amsterdam
naar Rome vertrokken. Vier en zestig Katho
lieke Jonge Middenstanders nemen aan de reis
deel, onder geestelijke leiding van den verbonds-
moderator, rector Timp uit Haarlem, pater A.
Vergeer O.F.M. uit Delft en pater Alexander
uit Amsterdam.
De reizigers kwamen uit alle deelen van het
land en droegen als herkenningsteeken het pit
tige blank-metalen insigne.
Hedenavond komt het gezelschap te Luzern
aan. alwaar overnacht wordt. Donderdagavond,
verblijf in Milaan en Vrijdagavond aankomst in
Rome, alwaar ruim vier dagen vertoefd wordt.
De K.J.M.V.-ers zullen den Jubileum-aflaat
verdienen en Maandag 4 September in audiëntie
bij den H. Vader ontvangen worden, als offi-
cieele Katholieke Middenstands Jeugdorgani
satie.
In de Commissie van Overleg der drie Ne
derlandsche Middenstandsbonden is dezer da
gen onder het oog gezien, wat de taak en de
plaats moet zijn der straat- en wijkvereenigin-
gen van winkeliers en andere middenstanders
uit het oogpunt van waarachtig organisatie-
belang van den middenstand.
Een euvel en een gevaar voor het waarach
tige organisatiebelang van den middenstand
achten de bonden de hier en daar aan den
dag tredende neiging van deze vereenigingen
om zich in te laten met de aangelegenheden,
die zaak van de middenstandsorganisatie zijn
en die alleen door de volwaardige midden-
stansorganisaties met gunstig resultaat kun
nen worden behandeld.
De hoofdbesturen der drie Nederlandsche
Middenstandsbonden hebben dan ook gemeend
als hun eenparige meening te moeten uitspre
ken, dat straat- en wijkvereenigingen zich die
nen te beperken tot zuivere buurtbelangen en
niet mogen optreden op het terrein der mid
denstandsorganisatie.
Om de doorvoering van deze gedragslijn te
waarborgen, ware het zeker gewenscht, dat
straat- en wijkvereenigingen in haar statuten
het lidmaatschap van een middenstandsveree-
niging, aangesloten bij een der drie bonden,
voor haar leden verplicht stellen, dan wel,
dat in de statuten wordt bepaald, dat de
buurtvereeniging zich niet inlaat met midden-
standsbelangen van algemeenen aard. Het is
bekend, dat dit laatste verband reeds in ver
schillende plaatsen met succes is ingevoerd
en werken buurtvereenigingen en midden
standsorganisatie aldus harmonisch samen.
Hedenmorgen omstreeks vijf uur is brand
ontstaan in de kapitale boerderij van de Kin
deren Derks te Nederasselt even over de Maas
brug bij Grave. De bewoners, die nog te bed
lagen werden door buren gewekt, toen de
vlammen reeds aan alle kanten uit het dak
sloegen.
De geheele inboedel, een groote voorraad
hooi en graan en twee kalveren werden een
prooi der vlammen. Het overige vee kon wor
den gered.
Twee zieke kinderen werden naar het gast
huis te Grave gebracht en aldaar opgenomen.
De oorzaak van den brand is onbekend. De
boerderij was zeer laag verzekerd.
Z. H. Exc. de Bisschop van Haarlem heeft
tot Districts-direeteur van de K. J. C. benoemd:
voor Amsterdam, Rector H. M. van Spanje;
voor Rotterdam, Rector P. J. Maas; voor Den
Haag, Kapelaan J. P. Doeswijk en voor Haar
lem, Kapelaan Th. W. M. van der Lugt; voor
Leiden Rector H. J. H. M. van der Ven.
De Districts-direeteur van de Katholieke
Jongens Centrale is ambtshalve Voorzitter van
het Districts-bestuur van het Juvenaat, Ass.
Diocesaan Verkennersgeestelijke, locaal voorzit
ter van het St. Franciscus Liefdewerk en Dls-
tricts-sportadviseur.
Door deze berfoemingen wordt een vierde stap
gezet op den weg van reorganisatie van het
mannelijk Jeugdwerk. De eerste was de benoe
ming van Rector J. Mol tot Diocesaan Direc
teur. Vervolgens vaardigde den 22sten Juli 1.1.
Z. H. Exc. de Bisschop van Haarlem bepalingen
uit over het Mannelijk Jeugdwerk voor jongens
tot 17 jaar, welke bepalingen van een nadere
uitwerking door den Diocesanen Directeur voor
zien werden uitgegeven. Woensdag 1.1. werd het
Centrale Jeugdhuis aan de Laan Copes van
Cattenburgh in Den Haag ingewijd.
De benoemde Districts-directeuren hebben nu
tot taak leiding te geven aan de in hunne dis
tricten door te voeren reorganisatie. In opdracht
van de Diocesane K.J.C. zullen door hen wor
den gegeven cursussen voor Jeugdleiders, zij or-
ganiseeren algemeene acties, richten driemaan-
delijksche bijeenkomsten in van alle Jeugdlei
ders, waarin de godsdienstige gedachte van het
Jeugdwerk belicht wordt, enz. De Districts
directeuren maken te zamen deel uit van den
Diocesanen Bestuursraad van de K. J. C.
Z. H. Exc. Mgr. Salotti, de secretaris van de
H. Congregatie tot Voortplanting des Gelóofs,
heeft aan de geheele Katholieke wereld een
oproep gericht tot het organiseeren van een
jaarlijkschen Missiezondag, die dit jaar gehou
den zal worden op 22 October.
Zijne Excellentie spreekt den w'ensch uit, dat
ieder land, ieder diocees en iedere parochie vol
gens een zorgvuldig opgesteld programma voor
de Missie werkzaam zal zijn onder het devies:
„Alle geloovigen voor alle ongeloovigen!"
Mgr. Salotti wijst in zijn rondschrijven op de
talrijke, zoowel natuurlijke als bovennatuurlijke
motieven, die de Christenen moeten aansporen
om de verbreiding van het Evangelie te bevor
deren.
De voorzitter van den ministerraad heeft aan
de hoofden van dienst een brief doen toeko
men van den volgenden inhoud:
In verband met het feit, dat in den laatsten
tijd zich opnieuw gevallen hebben voorgedaan,
waarin van de zijde van het rijkspersoneel, met
verzaking van de geheimhoudingsverplichting,
zooals deze is vervat in de artikelen 59 van het
Algemeen Rijksambtenarenreglement en 38 van
het Arbeidsovereenkomstenbesluit, mededeelin-
gen of gegevens zijn verstrekt omtrent voorge
nomen of in voorbereiding zijnde plannen of
maatregelen der regeering, aan personen of in
stanties, die tot kennisneming daarvan niet of
vooralsnog niet bevoegd waren, acht ik het ge
wenscht, dat het rijkspersoneel nogmaals op
merkzaam worde gemaakt op zijn verplichting
tot geheimhouding van hetgeen den ambtenaar
of arbeider in zijn ambt of betrekking is ter
kennis gekomen, zulks onder mededeeling, dat
genoemd personeel, bij niet nakoming dezer
verplichting zich schuldig maakt aan ernstig
plichtsverzuim en dientengevolge zich bloot
stelt aan een besraffing met de disciplinaire
straf van onvoorwaardelijk ontslag.
Morgen, 31 Augustus, is het 35 jaar gele
den, dat Hare Majesteit Koningin Wil
helmina de regeering over ons land
aanvaardde met de volgende proclamatie:
„Op dezen, voor U en Mij gewichtigen dag,
gevoel Ik Mij gedwongen eenige woorden tot U
te richten. Allereerst een woord van warme
dankbaarheid! Sedert Mijn vroegste jeugd hebt
Gij Mij omgeven met Uw liefde. Uit alle deelen
van het Koninkrijk, uit alle kringen der Maat
schappij, van ouden en jongen, ontving' Ik
steeds de treffende blijken van gehechtheid. Na
dat Mijn beminde Vader Mij was ontvallen,
werd al Uw aanhankelijkheid aan Mijn Stam
huis op Mij overgebracht. Thans, nu Ik gereed
sta de schoone, doch zware taak, waartoe Ik
geroepen ben, te aanvaarden, gevoel Ik Mij als
gedragen door U trouw.
Ontvang mijnen dank! Hetgeen Ik tot dusver
mocht ondervinden, liet onuitwischbare indruk
ken bij Mij na. Het is Mij een waarborg voor
de toekomst.
Mijn innig geliefde Moeder, aan wie ik on
uitsprekelijk veel verschuldigd ben, gaf Mij het
voorbeeld van een edele en verhevene opvatting
der plichten, die nu op Mij rusten.
Ik stel Mij tot levensdoel dat voorbeeld na te
volgen, te regeeren, zooals van een Vorstin uit
het Huis van Oranje wordt verwacht. Aan de
Grondwet getrouw, wensch Ilc den eerbied voor
den Nederlandschen naam en de Nederlandsche
vlag te bevestigen. Ik wensch bij het Opperbe
stuur over de Bezittingen en Koloniën in Oost
en West rechtvaardigheid te betrachten, en
naar Mijn vermogen bij te dragen tot verhoo
ging van Uw geestelijk en stoffelijk welzijn.
Ik hoop en verwacht, dat U aller steun, in
welken ambtelijken of maatschappelijken werk
kring binnen of buiten het Koninkrijk Gij zijt
geplaatst, Mij daarbij nooit ontbreken zal.
Op God vertrouwende en met de bede, dat Hü
Mij sterke, aanvaard Ik de regeeriP"
Wilhelmina
Gedaan te 's Gravenhage, op heden den
31 sten Augustus 1898."
Enkele dagen later, op 6 September 1898,
vond de inhuldiging plaats in de Nieuwe Kerk
te Amsterdam. Daar legde de jonge Koningin
den eed van trouw af aan het Nederlandsche
volk „Ik zweer aan het Nederlandsche volk,
dat ik de grondwet steeds zal onderhouden en
handhaven. Ik zweer, dat ik de onafhankelijk
heid en het grondgebied des Rijks met al mijn
vermogen zal verdedigen en bewaren, dat ik
de algemeene en bijzondere vrijheid en de rech
ten van al mijn onderdanen zal beschermen en
tot instandhouding en bevordering van de al
gemeene welvaart alle middelen zal aanwenden,
welke de wetten te mijner beschikking stellen,
zooals een goed koning schuldig is te doen.
Zoo waarlijk helpe mfj God Almachtig!
Zware slagen hadden in het laatst der vorige
eeuw het Koninklijk Huis getroffen. Het storm
de door den eeuwenouden Oranjeboom, die ont
bladerd, ja zelfs ontworteld dreigde te worden.
In 1877 stierf Koningin Sophie, echtgenoote van
Willem III, in ,1878 's Konings broeder, Prins
Hendrik, in 1879 de Kroonprins, in 1881 zijn
jongere broeder Frederik, in 1884 's Konings
derde zoon, Prins Alexander en in 1890 legde
de grijze koning zelf, Willem III, het moede
hoofd voor altijd ter ruste.
Maar toen, bij den dood van den laatsten
Oranje-vorst, stond daar het jonge prinsesje,
gesproten uit 's konings tweede huwelijk met
Emma van Waldeck-Pyrmont, als de jonge loot
aan den oerouden stam en op Haar konden
Vondel's woorden als een profetie worden toe
gepast: „Oranjeboomspruyt, schiet uw tacken
naar de woleken!"
De teere, prille prinses werd koningin en he
den heeft zij 35 jaren aan het hoofd van ons
volk gestaan.
„Ik stel mij tot levensdoel te regeeren, zooals
van een Vorstin uit het Huis van Oranje wordt
verwacht" waren de woorden der jonge konin
gin bij het aanvaarden der moeilijke en weinig
benijdenswaardige taak, welke Haar op de
schouders werd gelegd op een leeftijd, dat an
deren nog vrij en zorgeloos het leven binnen
gaan.
Hoe heeft zij die belofte gestand gedaan!
Staat zij daar niet na vijf en dertig jaar in de
volle fierheid van haar onaantastbare figuur,
vlekkeloos als vorstin en vrouw, ernstig en
vastberaden, sterk door haar eigenschappen van
verstand en karakter! En toch was haar regee-
ringsperiode, vooral de latere jaren, vol zorg-
moeilijkheden en schokkend gebeuren. Storm
en ontij vervulden de lucht boven de wijde we
reldzee met donker geweld en zij bedreigden
het schip van Staat in menig uur. Ministeries
kwamen en gingen, aan de grenzen woedde een
brand, waarvan telkenmale de vonken dreigend
oversloegen, regeeringen en stelsels stortten in-
eens
In de wisseling der tijden, in die dagen van
zorg en rampspoed vooral, heeft de koningin
met woord en daad bewezen, hoe zij bgegrepen
heeft, dat het ware koningschap bestaat in het
zelfverloochenend en opofferend dienen van
land en volk. Met de gaven, haar door God ge
schonken, heeft zij gewoekerd in het belang der
gemeenschap, welke door de Voorzienigheid aan
haar zorgen is toevertrouwd. De woorden van
Jolian de Witt mag zij herhalen: „Ik hebbe ge
duyrende de storm naer mijn cranck vermogen
helpen uytkyeken en selfs in 't allerhartste van
't weder boven gestaan."
„In 't allerhartste van 't weder boven ge
staan". Dat heeft zü van den eersten dag af.
Goedkoope populariteit streefde zij nimmer na.
Wist haar fijne menschkundigheid reeds immer
het juiste midden tusschen waardige vertegen
woordiging van het hoogste gezag en een sober
heid, die haar persoon en den landaard paste,
zij accentueerde haar koningschap op bijzon
dere wijze, door steeds déér te zijn, waar de
nood het hoogst was.
Overal, waar onheil of rampen de menschheid
teisterden, zagen wij haar komen, als eerste.
Zij trotseerde het brandende veen om haar voe
ten, zij waadde door water, modder en ijs, zij
verscheen op elk uur van den dag, daar waar
haar plicht riep. Zij toonde daarbij een stoere
eigengereidheid, kenmerk van haar ras.
Telkens als wij de historie van die 35 jaren
volgen zien wij dat zelfde gebaar van initiatief
en zelfbewuste kracht. Een enkel uit de vele
feiten: Engeland bevocht de Boeren-republieken
en de oude president van Transvaal, Paul Kru-
ger, was genoodzaakt te wijken en zich op Pcr-
tugeesch Koloniaal gebied in veiligheid te stel
len. Niemand ter wereld dorst hier den ouden
man de reddende hand te reiken, tot de jonge
koningin Wilhelmina Engeland trotseerde en
den kruiser „Gelderland" naar Zuid-Afrika zond
welke den grijzen president aan boord nam en
naar het stamverwant Nederland overbracht.
Een golf van ontroering ging door de geheele
wereld om deze nobele geste van de jonge vor
stin.
7 Augustus 1914. De oorlog was uitgebroken.
Minister Treub kwam ter audiëntie om met
Hare Majesteit de economische maatregelen te
bespreken. Plotseling onderbrak de koningin
haar minister: „Worden er geen krachten ver
snipperd," zoo vroeg zfj. „Moeten de verschillende
plaatselijke comité's tot leniging van den nood
niet tot een nationale eenheid worden samen-
gebouwd?" En toen kwam het koninklijk woord,
dat een der belangrijkste daden aankondigde
van koningin Wilhelmina's regeering:
„Ik wil mü persoonlijk aan het hoofd stellen
van een centrale nationale organisatie der
steunverleening". Het Koninklijk Nationaal
Steuncomité, dat in de oorlogsjaren zooveel
heeft kunnen doen werd een persoonlijke
schepping der koningin.
In de dagen van het zilveren ambtsjubileum
der koningin, in 1923, heeft de tegenwoordige
minister van Onderwijs, de vrijzinnig-demo
craat mr. H. P. Marchant, een artikel geschre
ven: „Kroon en Politiek", waarin hij over de
koningin o.a. het volgende zeide, dat ook heden
nog van. toepassing is;
„Aan de eischen, die een volk zijnen souve-
rein mag stellen, voldoet Koningin Wilhelmina
zonder voorbehoud. Wie ter behandeling van
staatszaken met Haar in aanraking zijn ge
weest, moeten, welk staatkundig beginsel zij
mogen zijn toegedaan, weten, dat de noodige
kennis en intelligentie Haar eigen is. Zij weten
ook, dat Zij Hare, voor een gewoon sterveling
niet benijdbare taak met ijver en toewijding
vervult. Dit is geen leven, waarin Zij zoekt wat
Haar persoonlijk aangenaam is. Het leven van
een Prinses, die wordt voorbereid voor haar
taak, van een Koningin straks, van een Ko
ninklijke echtgenoote en moeder, is waarachtig
voor geen gewoon sterveling benijdenswaard.
De bewijzen van gehechtheid en dankbaarheid
moeten veel leed en veel ontzegging vergoeden.
Het is een leven van plichtsvervulling, van den
ochtend tot den nacht. De voorstelling, alsof
hier een bestaan zou worden geleid van niets
doen, van genot zoeken in weelde, kan zich
slechts vastzetten bij onwetenden, en het strekt
hun, die beter weten, niet tot eer, dat zü deze
voorstelling laten beklijven.
De Koningin heeft, bij al Hare echt vrouwe-
lüke en moederlijke eigenschappen, het sterke
karakter, noodig voor een regent. Wie van de
persoonlijkheid der Koningin meer weet dan de
buitenstaander, gevoeld eerbied voor Hare tref
fende waarheidsliefde. Een adviseur, die mocht
wagen, Haar een onzuivere voorstelling van za
ken te geven dit kwam voor of die niet de
geheele waarheid zegt en niets dan de waarheid
dit kwam ook voor heeft afgedaan voor
goed.
Vorsten hebben veelal de fout begaan, dat zij
slechts wilden hooren wat aangenaam was om
te hooren. Zij hebben daardoor dikwüls om zich
zelf een sfeer geschapen van onwaarheid en
vleierü, Staat en volk dus aan de grootste ge
varen blootgesteld, den weg gebaand voor in
trigue en kuiperij.
Onze Koningin wil alles hooren; Zij wil alles
weten, ook al is het onaangenaam om te hooren
en te weten. Zü zal laat men het tegenspre
ken! een overtuigd republikein te woord
staan, als Haar taak medebrengt met hem van
gedachten te wisselen, op denzelfden toon als
met den geestdriftigsten oranjeklant. Zü laat
slechts ééne overweging gelden: hoe dien ik het
best niün land en mijn volk?
Met deze opvatting van de Koninklü'ke teak
wordt het volk ten beste geleid. Het volk ge
voelt dit intuïtief. Wie smalend spreekt van de
„oranjelol" vergeet, dat achter den lust tot
feestvieren bü deze gelegenheid, bij den een
meer dan bü den ander beredeneerd en op we
ten berustende, het gevoel leeft, dat men het
jubileum viert van Eene, die in liefde voor het
volk en in toewijding aan het vaderland staat
op de eerste plaats. Er ligt in deze „oranjelol"
meer waarheid dan in de, op zoovele valsche
gronden berustende actie daartegen.
Koningin wilhelmina heeft in de jaren van
Hare regeering de overtuiging in het volk vaster
doen wortel schieten, dat voor Nederland voor
alsnog de constitutioneele monarchie de beste
staatsvorm is, dien het kan wenschen."
H. M. de Koningin heeft Dinsdagmiddag,
eenigen tijd nadat de officieele opening der ten
toonstelling van bloemen- en fruit te Honse
lersdijk had plaats gehad, een bezoek aan deze
tentoonstelling gebracht.
Omstreeks half zes arriveerde H. M. in een
auto aan het veilinggebouw, waar de hooge be
zoekster werd ontvangen door den Burgemeester
van Naaldwijk, den heer Th. J. P. Eisen.
Tot het gevolg van H. M. behoorde hofdame
freule Schimmelpenninck; de adjudant van
H. MJhr. de Jonge van Ellemeet, en de kamer
heer Baron van Hardenbroek.
Toen H. M. het gebouw binnentrad, werd
Haar door het dochtertje van den voorzitter der
tentoonstellingscommissie, Toosje Vis 'n bouquet
aangeboden, terwijl Willy Vis een bouquet voor
H. K. H. Prinses Juliana aanbood.
H. M. zeide dat de Prinses verhinderd was en
vroeg de bouquet voor Haar te mogen mee
nemen.
Vervolgens maakte de vorstelijke bezoekster
een rondgang door het gebouw, waarbij hij werd
voorgelicht door den heer P. Vis en den heer J.
Barer.dse, voorzitter van den Bond Westland.
H. M. stelde veel belang in hetgeen hier door
het Westland bijeen was gebracht. Zij bewon
derde de bijzonder fraaie inzendingen op gebied
van fruit, terwijl bij de bloemen-afdeeling de
Vorstin zich deed voorlichten omtrent de ont
wikkeling dezer cultuur in het Westland.
H. M. betuigde Haar groote waardeering voor
het artistieke werk van de heeren Zeilmaker en
Velders, die de opstelling der tentoonstelling
hadden verzorgd.
De Koningin hoopte dat de tentoonstelling
bezocht zou worden door velen uit het binnen
land, maar ook uit het buitenland, zoodat men
kan zien wat het Westland kan kweeken.
Aan den burgemeester betuigde H. M. Hare
bewondering voor de uiting van moed in deze
tentoonstelling. Zij verzocht den heer Eisen
aan de burgerij Haar dank over te brengen voor
de zeer hartelijke ontvangst, welke Haar was
bereid.
De Koningin werd voorts een prachtvolle
bloemen-fruitmand aangèboden, terwijl even
eens een kistje Frankenthaler-druiven was ge
offreerd.
Bij het verlaten van het gebouw werd de
Koningin door de aanwezigen in het gebouw
het Wilhelmus toegezongen, waarnaar H. M.
aan den uitgang bleef luisteren. Ook buiten het
gebouw zong het publiek het volkslied, en werd
de vorstin luide toegejuicht.
Het is geen gewoonte dat een bruidspaar in
letterlijken zin in een huwelijksbootje stapt, zoo
als de eerste stuurman van een Deensch schip
dat dezer dagen deed met zijn lieftallig bruidje.
Het Deensche schip moest te Rotterdam dok
ken. De stuurman wilde echter niet langer
wachten met trouwen en besloot daarom zijn
bruid uit Denemarken te laten overkomen. En
zoo gebeurde het, aldus vertelt „De Telegraaf"
dat zij zich de vorige week samen naar den
ambtenaar van den burgerlijken stand daar ter
stede wendden, met het verzoek hen in het hu
welijk te willen verbinden. De ambtenaar moest
hen bitter teleurstellen, omdat zij geen van
beiden lang genoeg in Rotterdam woonden.
Goede raad was duur, doch de liefde maakt
vernuftig. Hij wilde per se trouwen en zij dacht
er niet aan weer terug te gaan naar haar eigen
land om daar nog langer te wachten. In de
Scandinavische landen hebben ook kerkelijke
functionarissen de bevoegdheid huwelijken te
sluiten en gedachtig aan deze Noorsche be
voegdheid, toog het paar naar den dominee van
de Noorsche kerk aan wien zij het lastige geval
voorlegden. De predikant wist wel raad en met
goedvinden van het aanstaande echtpaar werd
de sleepboot Blankenburg gecharterd, waarmede
het drietal, alsmede nog enkele getuigen, o.a.
een ambtenaar van het Deensche consulaat tot
3 mijlen buiten den Nieuwe Waterweg voer, das
even buiten het territoriale gebied. Hier sprak
de dominee over plichten van den man, over
gehoorzaamheid van de vrouw, over moeilijk
heden die zich in een huwelijk kunnen voor
doen, over stormen die het huwelijksbootje kun
nen teisteren. Maar de Noordzee was op dezen
dag kalm. Het gelukkige paar tuurde over de
vlakke zee, stralend stond de zon aan den strak -
blauwen hemel, stralend van geluk zeiden zij
even later het ja-woord, dat volgde op de
vraag: „Zijt gij beiden bereid elkaar te volgen,
waarheen het leven u ook voeren zal?"
Korten tijd later zette men weer koers naar
de kust. Zij waren dan toch getrouwd!
Wie durft er beweren, dat er geen romantiek
meer bestaat?
Naar men thans verneemt had de ontvanger
der directe belastingen te Hulst, de heer J. H.
Crena Uiterwü'k, die tijdens den Landdag van
den Bijzonderen Vrijwilligen Landstorm met
vacantie was, voor zijn vertrek aan den con
cierge van het kantongerechtsgebouw, waarbo
ven het kantoor van dezen ontvanger geves
tigd is, verboden ter gelegenheid van dezen
landdag de vlag uit te steken, hoewel zulks
door den burgemeester van Hulst was verzocht.
Den ontvanger der registratie en domeinen
is dit verbod ter oore gekomen; deze heeft zich
aanstonds tot den plaatsvervangend kanton
rechter gewend, die voor het uitsteken van de
vlag alsnog deed zorgdragen.
Dinsdagmiddag omstreeks vijf uur reed de
dertienjarige A. de G. per rijwiel in de Balder-
straat te Assen. Een met steenen beladen vracht
auto uit Groningen reed hem voorbü, juist op
een plaats, waar een luxe auto langs den weg
stond. De jongen, die tusschen beide auto's door
moest rijden, begon te slingeren en kwam on
der den vrachtauto terecht. Toen hü opgeno
men werd, bleek hij ernstig aan het hoofd te
zijn gewond en waren de levensgeesten reeds
geweken.
De Kamer van Koophandel te Nijmegen heeft
aan de directie van de N.V. Zeepfabriek „Het
Anker", v.h. firma Dobbelman, den legpenning
van de Kamer aangeboden in verband met het
tweehonderdjarig bestaan der fabriek.
Naar Reuter uit Aix en Provence bericht
heeft het parket toegestemd in de uitlevering
van den Nederlander H. op verzoek van de
Nederlandsche regeering.