tffef vetiïaal van den dag 1 Met de „Cottica" naar Madeira ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN Met ROBINSON aan kun je uren lang gaan DE APOTHEEK DE WITTE ZWAAN VRIJDAG 1 SEPTEMBER DOCHTER HAD HUILBUIEN Men dacht aan zenuwen u priëel en'staarde' I Op Week-eild naar buiten. 7 t\ tx - AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL ü=i NAAR HET DUITSCH VAN RUDOLF HERZOC Madeira is als een bloem, die op het water ligt. Boven de hoogste bergtoppen in het achterland drijven geweldige wolken, rozig ge kleurd door de zon, die ze verbergen. Nauwelijks is een zonnestraal door den nevel gebroken of Funchal, dat zich in 't smaragd groene water baadt, plast in een zee van licht. De „Co tica" nadert langzaam de baai en tallooze kleurige kano's komen haar tegemoet. Kooplieden met rieten meubelen, borduursels en vruchten dobberen in zwaar geladen bootjes en bruingebrande duikers heffen hun armen hoog op naar de passagiers op het promenade dek. „Sinhora, Sinhora!"Ze springen de geldstukken na, die zacht in 't groene water naar den bodem zakken. Ze duiken, grijpen de escudo's met hun vingers, hun mond en komen blazend terugSinhora!Sinho ra!.... opnieuw smeekend om een nieuwe aalmoes. Het zijn prachtige jongens, kinderen nog, lenig en watervlug. Soms duiken ze onder de boot en telkens bedelen ze weer, terwijl ze t water uit de oogen wrijven: Lady.... Lady....! .Sinhora! Dit zijn de eerste bedelaars van het schil- derach.ige gilde, dat we overal ontmoeten zul len. De koperen en nikkelen geldstukjes sprin gen uit je zak. Een verkoperde escudo leeft geen vijf minuten. Maar de bedelaars van Madeira zijn een aal moes waard. Murillo kon ze niet fraaier schil deren. Langs een bleekrooden muur zaten ze op 'n rij. Weelderige glycine en bleekroode gera niums hingen in volle, overdadige trossen bo ven hun hoofden en ze hieven kreunend hun armen op, biddend en smeekend. Want een bedelaar van Madeira vraagt niet maar decla meert. Hij is als een tooneelspeler 'n bedel- type uit 'n opera. Bij de cypressen van 't kerk hof te Funchal, bij de trappen der kathedraal zitten ze gehurkt en behcoren bij de kleur der omgeving, bij den bouw der kerk zooals de zottekens en waterspuwers behooren bij de go- thiek onzer oude basilieken. Als de passagiers aan land gaan loopen ze mee, declameerend van hun ellende. Ik heb er een gezien, die in den avond op z'n eentje guitarre speelde en bij 't geluid van een nade renden voetstap zijn muziek staakte en 't ver haal van zijn armoede begon. Maar ze mogen nog tienmaal méér vragen we zouden hen niet willen missen in dit wonderland. De natuur is er onbeschrijfelijk weelderig, t Groen is dieper dan elders; de bloemen zijn voller en feller van kleur en bloeien uit de sple ten der muren en op de daken en hangen als reusachtige ruikers over hekken en poorten. Een landschap in Madeira biedt den aanblik van een reusachtige pasteldcos, die is leegge- vallen op een roestbruinen grond. De eeuwige zon speelt met al die kleuren, 't Oranje broeit, het kanariegeel schet'ert, het rood klatert en een heerlijk lila contrasteert harmonisch met de blauwe lucht in 't zacht groen van cactus en palmen. Er is een feest van fruit en bloemen, sappig, malsch en zóó rijp van.kleur, dat het bijna te „mooi" is voor den schilder, die de fijne tonen der Hollandsche weiden kent. Zonder oneer biedig te willen zijn kan ik niet verzwijgen, dat de keurige Hollandsche juffrouw in haar tonige jurk. met haar Bijenkorf-taschje en haar hak- looze zomerschoenen in dezen reusachtigen bloemenkorf een snijboon lijkt, die tusschen de rozen is gevallen. Maar, ze is solide, 't Duurt wel een vollen dag voor dat ze met een glimlach naar de Madeireesche Flora neigt. Wanneer evenwel „het ijs is gebroken" dan treedt ze lichtelijk ontroerd de exotische schoonheid tegemoet en gewapend met Baedsker, Ansichten en Kodak verslindt ze het fruit, waarvan de vreemde sma ken haar doen grinneken, met behoorlijke overgave. Een werkelijk enthousiaste Hollander is zeld zaam! Als een vrouw uit Funchal naar de markt gaat, loopt ze niet maar schrijdt. Haar tred is licht en vol gracie. De kanariegele of oranje hoofddoek omlijst haar zwarte lokken en haar donkere oogen kijken, diep uit den doek, de wereld in. Als ze terugkeert draagt ze haar last op het hoofd en wiegelt er elegant mee naar huis. Daar zet ze hem neer onder de druiven, die als zware draperieën in groote trossen over de binnen plaatsjes hangen. Daar zitten haar kinderen, in de koelte van de schaduw onder het doorzich tige dak der pergola en zingen bij de guitarre. Ze hurkt naast hen en zingt mee. En de vreemdelingen, die van de booten in de baai zijn gekomen, kijken over den muur in de paarse schaduw onder de druiven en 't lied, dat ze hooren herkennen ze, omdat ze bij hun radio, thuis, de melodie wel eens beluisterden. Dat was verdunde Madeira. Hier is 't op eens realiteit. De juffrouw op zomerschoenen zegt als hoogste uiting van haar behoorlijke over gave: „Nee, maaren de heer van hut zes van de „Cottica", die buiten de vacan tie weken zich in belastingproza verdiept, zegt: „Enorm." Maar de prof in kunstgeschiedenis, die zich, behalve aan zijn Palm-beach-uitrusting ook aan de schoonheid overgeeft, zucht diep en weldadig en zegt begeesterd: ,,'tis net een schilderij van Murillo." Geen ander schilder heeft een palet, dat zóó de kleuren van dit wonderlijke land heeft als deze Spanjaard. Brandend, vol en rijp is alles. Niet zelden schuiven de vormen en kleuren als op een tooneel, als coulissen voor een ach terdoek en wij, die gewoon zijn aan het vlakke land met verre, nevelige verschieten en afge stemde kleuren, staan verbaasd bij zooveel fel heid. De natuur is hier zóó complaisant, dat ze altijd iets gereed heeft om het geval te deco reeren. Zoodra een landweg er voor geschikt is komt er een grijze Portugeesche geitenhoeder aan, die zijn stok juist zooals 't behoort hanteert. Als een rots te naakt is bloeit er een roode bloemtros op en als het bruin der lava tè bruin begint te worden verschijnt bij een bocht van den weg een aantal vrouwen met kleurige hoofddoeken of een bontgeverfde ossenslede om de eentonigheid te breken. Zoo is 't ook met het klimaat. Zoodra de zon te hevig brandt komt er een koelte, die je opfrischt en als 't op de bergen te hevig waait begint de zon lekker te schijnen om je te herinneren, dat je op Madeira bent. Daarom zijn de bergtoppen zoo verrukkelijk en is de aanblik zoo vol afwisseling. Ook de avonden hebben een eigen karakter. Een avond in Funchal of op het terras van een hotel is onvergetelijk. Op de Square bij het groote plein Praca da Restauragao op 't terras van Golden Gate zit de jeunesse dorée van Funchal, donker getinte Portugeezen, in de rieten stoeien en drinken zwarte koffie. Bloe- menverkoopsters bieden mimosa, begonia's en frissche rozen aan. Een volkstype verkoopt met veel gerucht loten en briefkaarten. Een zeld zame Moor, hooghartig spelend met de draperie van zijn burnoe, leunt tegen 'n plataan. Op de zwart-giimmende bestrating wandelen schoone Creoolschen, t donkere hoofd in wit kanten shawls gewikkeld en tusschen dit kleurige pu bliek bewegen zich de vreemdelingen in avond toilet, die uit het Casino komen of uit de dan cings der groote Hotels. In Café Monaco zit 't burgerpubliek, de pas tel-kleurige Portugees en de kleine burger uit Funchal met de Moorsche lip en t zwarte kroeshaar. Je hoort 't geroep van de voerlieden, die hun ossensleden aanbieden en 't gezang van een dwalenden neger, die bij z'n bagno reci teert. Aan t einde der laan, waarmee de Square is beplant, liggen in de baai de gepavoiseerde boo ten, Engelsche, Italiaansche en Argentijnsehe. Ze zijn feestelijk verlicht en vertconen één groot vuurwerk met de tooverachtige natuur lijke illuminatie van het eiland zelf. Tot op den top der bergen klimmen de on telbare lichtjes. Ze weerkaatsen in 't water in lange, trillende lichtlijnen. Ze kronkelen in stippelende lijnen langs de bergwegen tot aan de toppen. Ze teekenen de lijnen van een kerk of een hotel en dartelen in ontelbare groepen bijeen. En dat alles tegen een stillen, diep- blauwen avondhemel, totdat de nacht valt en een heerlijke wind de palmen doet ruischen en de branding in de baai opstuwt tegen de kust. De duisternis treedt spoedig in op Madeira. Om zes uur in den namiddag begint de sche mering en om half zeven is het reeds donker op t land. Dan zijn de kleine straten en stegen spaarzaam verlicht. Op de pleinen, waar kleine auto's wachten op de vreemdelingen, die naar hun hotels terugkeeren en op de Square is de verlichting even modern als in een groote Euro pe esche stad. Hier en daar bezit de hoofd stad nog herinneringen aan de Spaansche over- heersching (Madeira was van 1580 tot 1640 een Spaansche kolonie). Achter de stad, als voor naamste reminiscens aan dien tijd, rijst op 'n bruine rots een in Mcorschen stijl gebouwd slot. Aan den voet dezer rots ligt een moderne fa briek, welker hooge schoorsteen met reuzen letters den naam Dunlop draagt. Het is te ho pen, dat de handelsgeest der Madeireezen niet tot andere ontsieringen van het landschap overgaat. In de rust onzer Nederlandsche weiden zijn de leelijke reclameborden vaak een ergernis en men kan zich dus voorstellen hoe zulk een schreeuwende loftuiting op de voortreffelijk heid van gummibanden de omgeving ontsiert. Het is de eenige wanklank. Nergens is de reclame hinderlijk. In de stad werken de kleu rige borden zelfs mede om soms met pittige kleurplekken de Zuidelijke beweeglijkheid te verhoogen en aan het geheel het eigenaardige aspect te geven, dat een Parijsche volksbuurt vertoont. Groot is Funchal niet, doch het internatio nale verkeer drukt er zijn onmiskenbaar stem pel op. Even licht en voornaam als de tred der vrou wen is in dit land, even druk en beweeglijk is t gebaar der mannen. Maar de Portugees heeft tevens iets fijns en beschaafds in zijn optreden. Vaak loopen ze gearmd, in zeer druk gesprek. Het landvolk heeft eensterker Moorsch type en velen der vrouwen, die in den avond achter de vensters zitten of onder de druiventrossen, zijn als Moorsche schoonen met een rond ga laat, dikke lippen en een breeden haartooi. Ofschoon ze meestal een sterk type hebben, zijn er op Madeira minder schoonheden dan op Tenerife of en voorè.1 op Gran Canaria. Op dit laatste eiland zijn de beauties even talrijk als in Albion de magere, gebrilde. Bijna iedere bazarhouder in Funchal spreekt ver staanbaar Engelsch en het is een lust om zulk een druk Madeireesch middenstander met een Miss in gesprek te zien over den koop van 'n kanarie, 'n borduursel of 'n paar Madeireesche laarsjes. Het eindigt natuurlijk steeds in 't voordeel van Miss. Geen tourist mag verzuimen de markt en haar omgeving te Funchal te bezoeken. Daar treft hij de merkwaardige landtypen aan, wier kleeding en houding alleen reeds een bezoek waard zijn. De fruit- en bloemenmarkt wordt gehouden op een sierlijk plein, omgeven door oude stee- nen loodsen en op welks midden een gracieus wit gekalkt beeldje 'n bron versiert. Daaromheen davert het van kleur. Bananen hangen als guirlandes in 't rond. Tomaten, vij gen, meloenen en papaya's liggen opgestapeld onder wuivende palmen, 't Bedrijvige volk krioelt er doorheen in bonte wemeling. In de stegen, die op dit plein uitloopen, hurkt langs de huizen en ligt in de open poorten een pu bliek, dat zich bij lederen hoek, bij iedere kromming der straat voor 'n schilderij aan biedt. Het is alsof men een boek doorbladert, waarin een keur van motieven werd verzameld. Er komt geen einde aan de pittoreske geval len. Veel kleuriger nog dan Lissabon biedt Funchal zijn volksleven, omdat, meestal, in de colonie de aard van 't moederland nog na drukkelijk bewaard is. Van Camara de Lotos komen hier de vis- schers met hun vreemd gekleurden buit; rose, zeegroen en soms hardblauw zijn de visschen. Van den „Monte" komen de boeren met ver- sche vijgen en cactusvruchten. Van Machico brengen ze meloenen en dadels aan en volle manden staan gerijd met druiven van Porto Santo. De Hollander, die thuis of op z'n kan toor vetplantjes kweekt, krijgt hier 'n kleur van aandoening als hij zijn brave liefhebberij in dit land ziet geparodieerd met cactuspro ducten uit Duizend-en-een-nacht. Welk een land! De volle boot met Vlaamsche vruchten, waar in Timmermans Pallieter liet varen is kinder spel bij de weelde van deze markt. Dit centrum typeert heel het eiland. Een paradijs, zonnig genoeg om nooit vochtig te zijn en nat genoeg om nooit te verdrogen. Overladen met kleurenpracht, doorstoofd van zon, afwisseling zonder einde en een klimaat zóó gelijkmatig, dat de Hollander met wee moed denkt aan 't einde van zijn vacantie. Want als wij straks teruggekeerd zijn halen we de naphtaline uit de zakken van onze overjas en liggen er al bruine, dorre bladeren in de goten. Spreek nooit het woord „overschoen" uit in Madeira, men zal U niet begrijpen. Nu een heel ander meisje Een moeder schrijft: „Drie maanden geleden was mijn 18-jarige dochter er slecht aan toe. Ze had herhaaldelijk huilbuien en was ten zeerste terneergeslagen. Daarom wilde ik het eens met Kruschen Salts probeeren; ik gaf haar .een halven theelepel in warm water 's morgens op de nuchtere maag en de kleine dagelüksche dosis in haar thee voor 't koffiedrinken en middag eten. Dat was zoo drie maanden geleden. Nu is ze flink en opgewekt en slaapt en eet uitste kend. Ze is een ander mensch. Zij krijgt nog steeds de dagelijksche dosis Kruschen Salts, Mijn man, mijn andere dochter en ik-zelf ne men ook geregeld Kruschen Salts; het is een wonder zooals men zich er minder vermoeid door voelt. Ik had erge rheumatiek in mijn lin kerarm en schouder en kon niet slapen van pijn en ook dat is nu heelemaal verdwenen: ik voel me uitstekend. Mevr. M. Z. De meest voorkomende oorzaak van neer slachtigheid is hardlijvigheid; het vervelende is dat men zelf maar zelden merkt, dat men aan deze kwaal lijdt, 't Gevolg is een ophoo ping van schadelijke stoffen die de gezondheid ernstig benadeelen. Kruschen Salts voorkomt hardlijvigheid, doordat het alle afvoerorganen aanspoort om hun functies beter te verrichten; alle afvalstoffen worden op volkomen natuur lijke wijze uit het lichaam verwijderd. Verfrischt en vernieuwd bloed stroomt door Uw aderen ge voelt U als verjongd. Kruschen Salts is uitsluitend verkrijgbaar bij alle apothekers en drogisten a 0.90 en 1.60 per flacon. Stralende gezondheid voor één cent per dag. Let op, dat op het etiket op de flesch, zoowel als op de buitenverpakking, de naam Rowntree Handel Maatschappij, Amsterdam, voorkomt. Aspirine ligt bij een Madeireeschen drogist klaar voor de „opruiming". Als 't er wintert regent 't wel eens even, net genoeg om 't groen en de bloemen te ver- frisschen. Dan ligt er een beetje ijzel op de bergtoppen, maar dat is alles. De zomer gaat door. En als wij rond den Kerstboom dansen, op onze handen blazen, hoesten en niezen en bU heeten groc leelijke dingen vertellen van rheumatiek en dergelijke bezoekingen, dan wandelen in Funchal de vrouwen rond met volle korven op haar hoofd: mimosa, rozen en begonia's. En dan zitten onder de druiven de kinderen te zingen bij de luit. Dan verdrijft in Madeira de zon den wind en de koelte de zonnewarmte. Straks, in de rooksalons der „Avila Star", die ons naar Tenerife brengt, zal er veel ge boomd worden over het schoone raadsel Ma deira. HERMAN MOERKERK Toen Bram uit de taxi stapte, stond oom Dolf op de stoep van z'n ouderwetsch landhuis. Z'n grappig, oud gezicht ging schuil in een glimlach. „Keurig op tijd, beste jongen," grinnikte hij, terwijl ze elkaar de hand drukten. „Je oude kamer, je weet wel. Als je je wat afgespoeld hebt, kun je me in 't priëeltje vinden." Zoo sprekend, dribbelde hij weg, den tuin in. Bram wou hem achterna loopen, maar be dacht zich en ging het huis binnen. De uitdrukking van Bram's knap jong gezicht was allesbehalve vroolijk. Het leek, alsof er iets was, dat hem drukte, even vóór hij in 't zicht van het prieeltje kwam, bleef hij staan en stak met licht bevende hand een sigaret op. Hij ver mande zich echter en stapte kordaat verder. „Kom d'r maar in, jongen," riep de oude heer- Bram ging naar binnen. „O!" riep een verschrikte stem. Bram bleef staan, alsof er een revolver op hem gericht was; er schoot een kleur door z'n wangen. „Ik geloof," lachte oom Dolf, „dat de jonge lui elkaar al eens meer gezien hebben." Met een stralend gelaat nam de oude heer de hand van het meisje, dat naast hem had gezeten, en trok haar naar voren. „Dat had je niet gedacht, Bram," zei hij, en sloeg den jongen man zoo krachtig op den schouder, dat hijzelf er een hoestbui van kreeg. „Neen," deed Bram een beetje onnoozel. „En jfj ook niet, hè Paula?" ging de gastheer voort, met een lach naar het mooie jonge meisje aan z'n zijde. „Neen," mompelde Paula. Haar gezichtje, dat eerst nogal bleek geworden was, werd nu rood, en die blos maakte haar nog knapper. Oom Dolf keek hen beurtelings aan en grin nikte zóó hard, dat hij weer een hoestbui kreeg. „De oude man is niet zoo'n egoïst als je mis schien dacht. Om je te vragen, of je hem die twee dagen gezelschap kwam houden, terwijl je had kunnen gaan roeien met Paula." „O.... heelemaal niet," stotterde z'n neef. „Ik ben van 't begin af van plan geweest, jullie allebei te vragen," ging de oude heer voort. „Ik heb 't gedaan voor de verrassing Heb ik soms verkeerd gedaan?" vroeg hij, een beetje bezorgd. „Néén, zeker niet," zei Bram. „U bent een schat," fluisterde Paula en legde haar gezichtje tegen z'n schouder. „Nou, nou," zei oom, weer één en al glim lach. „Zie nu maar, hoe je den tijd rondkomt; ik ga m'n dutje doen. Als jullie genoeg van eikaars gezelschap hebt, kom je me maar wakker maken." „Kunt u dat dutje vandaag niet overslaan, oom?" vroeg Bram. „U blijft hier," zei Paula beslist. Maar oom Dolf schudde z'n oude hoofd, duwde hun handen opzij en dribbelde naar z'n huis. Een heele poos na z'n verdwijning bleef het doodstil in 't prieel. Toen kuchte Bram. „Hoor eens," zei hij en zweeg toen. „Ik bedoel," begon hij onhandig opnieuw, „zou je niet gaan zitten?" Het meisje keek hem aan, aarzelde, en deed wat hij verlangde. ,Dank je," zei ze. Het duurde weer een heele poos, voor Bram sprak. „Ik wou alleen maar zeggen," zei hij, naar z'n schoenen turend, „'t is nog al een lastig ge val, is 't niet?' „Ja,' antwoordde Paula, „dat is t." Bram zuchtte, t liep naar den in- i „Ik dacht, dat bij oom JJoLj iedereen wist, j i dat we onze ver- loving verbroken hadden," zei Paula. „Dacht ik ook." „Enfin, hoe moeten we er nu mee?" „We zullen 't hem moeten vertellen," zei Bram somber, „en hoe gauwer hoe beter, denk ik." .Precies," meende Paula en ze ging kaars recht zitten. „Ga jij t hem dan maar ver tellen." „Ik?" riep Bram. Hij had er blijkbaar niet veel zin in. „Natuurlijk, tls jouw oom." „Dat is zoo. Maar ik dacht, dat het jou beter zou afgaan dan mij." „Onzin," zei Paula. „Oom Dolf is geen pop petje van suiker. Hij kan heusch wel tegen.... slecht nieuws." Bram haalde langzaam z'n handen uit z'n zakken. „Goed," mopperde hij, „dan zal ik gaan." Toen ze alleen was, deed Paula iets heel vreemds voor een meisje, dat zoo groot ging op haar geestkracht. Zij viel neer op de bank in t oude priëel, haalde d'r zakdoek te voorschijn en begon te huilen. „O Bram," snikte ze, „hoe kon je....?" Een bij zoemde naar binnen, zag haar en zoemde vol medelijden weer naar buiten. Maar geen ander geluid verstoorde de droomerige zomerstilte. Paula droogde haar oogen en ging haar neus poederen, een operatie, die ditmaal niet overbodig was. Nauwelijks had ze de laatste toetsen gelegd, of buiten klonken voetstappen en Bram kwam langzaam weer binnen. Hij bleef zwijgend staaneen heelen tijd. Eindelijk kon Paula het niet langer uithou den. „En," vroeg ze bijna bits, „wat zei oom Dolf?" „Niets." „Niets?" „Dat wil zeggen," knorde Bram, „ik heb het hem nog niet verteld." „Waarom niet?" „Ikik kon hem niet vinden." Toen klonken er weer voetstappen buiten, en oom Dolf verscheen aan den ingang. „Bram," sprak de oude man luid, „heb je me zooeyen niet hooren roepen.... uit t raam van m'n studeerkamer?" „Hé.... jawel oom," zei Bram, met een ge zicht zoo rood als een biet. „Ik zag je in den tuin loopen en ik dacht dat je me misschien zocht." „Nneen oom, dank u," stotterde Bram. „O," riep oom Dolf met een vroolijk gezicht, „dan ga ik m'n dutje maar even afmaken." En hij dribbelde weer weg. Nu was Paula de eerste die weer sprak. „Wil je me eens vertellen," vroeg ze, maar heelemaal niet onvriendelijk, waarom je zoo even beweerd hebt dat je oom Dolf niet vin den kon?" Bram scheen iets te moeten doorslikken, wat niet gemakkelijk ging. „Ja," mompelde Paula bemoedigend. „Ikik," zei Bram en weer zweeg hij. „Dat heb je al eens gezegd," verwittigde zij hem. Opeens liep hij naar haar toe en keek haar aan. „Paula," zei hij zacht, ,jk wou hem niet vinden." „Waarom niet?" „Kun je dat niet raden?" vroeg Bram. „Paula," ging hij voort, „zou je me niet nog een kansje kunnen geven? Als je eens wist hoe ellendig ik me gevoel, sinds „O Bramlief," viel het meisje hem in de rede, „meen je 't?" En ze sprong zóó wild op dat ze bijna viel en in z'n uitgestrekte armen terecht kwam. Even later zoemde een andere bij naar bin nen, zag hen en zoemde onmiddellijk weer naar buiten. Het was een zeer kiesche bij, die voel de dat ze niets te maken had in een priëel. waar twee jongelui stonden met de gezichten tegen elkaar. „Wat zal oom Dolf in z'n schik zijn," mom pelde de gelukkige Bram. „Maarbegon Paula. „Lieveling, hernam Bram, „ik moet je wat vertellen. Oom Dolf wist, dat we 't afgemaakt hadden." „Wat?" riep ze uit. „Teen we hadden gekibbeld, heb ik hem ge schreven, zie je, en toen heb ik 't hem verteld enen ik heb hem gevraagd of hij ons alle bei wou uitnoodigen voor Zaterdag en Zon dag, zonder jou te verklappen dat ik ook kwam." „O," riep Paula. „Ben je boos, schat?" vroeg Bram met een boos gezicht. Paula legde haar hoofd tegen z'n schouder „Hoe kan ik nou boos zijn?" fluisterde ze. „want ik heb 't hem ook geschreven en t hem ook verteld en precies hetzelfde gevraagd." „Hoe vind je, dat Benjamin er uit ziet, nu hij strikjes in zijn haar heeft?" vroeg Ivy. „Ik geloof niet, dat strikjes bij een baviaan hooren," zeide Robbie, „ze staan hem niet." „Meen je," zeide Ivy, „Mudge en Muriel denken er zeker anders over. Kijk eens, ze glimlachen tegen Ben jamin." Toen kwam een rukwind uit zee en blies de strikjes uit Benjamin's haar. De twee lepelaars vingen de strikjes op en slikten ze in. „O, de lepelaars hebben de strikjes opgegeten," riep Topsy. „Die rare beesten," riep Ivy, „ze dachten zeker, dat het vlinders wa ren." (Morgenavond vervolg.) (Ingezonden mededeelingen) A 11 ~hop dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f O/i/Ofl bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f 7Cfj bij een ongeval met f 9 C/I bij verlies van een hand f 9C oij verlies van een l CQ byeen breuk van f AQ anderen8 èr AllC Q.DOH11Q S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen T OWWW. - verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen OU.~ doodelijken afloop# ZOU. een voet of een oog# l£éO. duim of wysvinger OW. been of arm# 1W. anderen ving.. Heinrich Pfalzdorf werd met den dag een ernstiger werker. De jonge man voelde zwaar het gewicht van de verantwoording, die hij zoowel zijn meesteressen als zijn verren vriend meende schuldig te zijn en zijn brieven en be richten aan Konrad Barenfeld werden steeds talrijker en langer. Hij zag duidelijk in, dat de firma in verval raakte. De nieuwe bedrijfslei der had op een keer op kosten van de zaak een reis gemaakt, die naar de hooge onkosten uit wezen, erg veel op een pleizierreisje had gele ken! De orders bleven uit, de klachten van de klanten werden steeds talrijker en Heinrich be sloot ten slotte er met de dames over te spre ken. Een blinde kon zien dat het op die manier moest spaak loopen. Hij liet zich door Jette aandienen en even later stond hij met kloppend hart, maar vastbesloten in de bruin-behangen kamer. Mevrouw Friedrich verzocht hem vriendelijk te gaan zitten. Lisa zat tegenover hem aan de piano. Het spijt me erg, begon hij aarzelend, dat ik u van sommige dingen omtrent de zaak op de hoogte moet stellen, maar Dat moet, kwam Lisa hem te hulp. Spreekt u vrij uit en maakt u geen verontschuldigingen. Het staat er beneden slecht voor. Heel slecht, zei Heinrich terneergeslagen. Mevrouw Friedrich keek bedrukt voor zich uit, Lisa drukte haar lippen vast op elkaar Er moet beslist verandering in de leiding komen, zei Heinrich gedecideerd, anders loopt het mis met de zaak. Alweer een verandering? klaagde mevrouw. Waar moet dat heen, als het zoo doorgaat? Teder kwartaal een nieuwen procuratiehouder! De klanten moeten zoo al hun vertrouwen in -nze d-n-^'ikbeid verliezen. Minder dan ze tegenwoordig hebben, k&n het al haast niet, mevrouw Friedrich. Staat het er zoo slecht voor, meneer Pfalz dorf? Wat moet ik, zwakke vrouw, beginnen? De nieuwe bedrijfsleider drijft roofbouw ten ^ate van zijn eigen zak. Het is hem er alleen om te doen om een tijdje een leventje van vroo- 'üken Frans te kunnen leiden; de zaak zelf laat hem koud. De laatste twee maanden zijn de in komsten ontzettend teruggeloopen. Daarom hield ik het voor mijn plicht u den toestand bloot te leggen. Beste meneer Pfalzdorf, zei mevrouw ter neergeslagen, miin dochter en ik weten hoe zeer u ons genegen is. Maar ik weet geen redmiddel. hruïstische menschen, zooals u wil hebben, liggen niet opgeschept. Heinrich keek naar juffrouw Lisa, die nog al tijd strak voor zich uitstaarde. Ik weet een oplossing, de eenige, die er is, zei hij. Mevrouw keek hem met spanning aan. Lisa verroerde zich niet. Zeg het dan. U moet meneer Barenfeld laten terugko men. Het was eruit, en Heinricht merkte welk een ontsteltenis zijn voorstel teweeg had gebracht. Ja, u moet het doen, herhaalde hij op vas ten toon; schrijf hem, hier is zijn adres. Hij is een nobel mensch; hij zal u niet in den steek laten. Nog steeds zwegen de beide dames. Vergeefs zocht de moeder het antwoord in de oogen van haar dochter. We zullen het bespreken, antwoordde ze 'oen zacht. Vanmiddag zal ik u laten roepen. Meneer Pfalzdorf vertrok. Hij was overtuigd goed gehandeld te hebben. Nauwelijks had hij de deur achter zich gesloten, of Lisa ontwaakte uit haar ongevoeligheid. Nu, moeder vroeg ze en ze draaide zich langzaam om, wat zegt u van dat voorstel? Mevrouw keek haar dochter bezorgd aan. De manier, waarop Barenfeld van het tooneel was verdwenen en hetgeen toen van Lisa was ge zegd, stond haar nog te duidelijk voor den geest en er was tusschen beiden nog te weinig over dit onderwerp gesproken dan dat de moeder het bad durven aanroeren. Ik..,, ik zal mij graag naar jouw meening schikken, kind, bracht ze eindelijk met moeite uit. Het staat er met de zaak zoo slecht voor, dat ik niet beters zou kunnen wenschen dan. Ze hield op. Haar dochter moest maar be slissen. Schrijf u meneer Barenfeld dan, besliste Lisa. Er blijft ons niets anders over. Op een ver nedering meer of minder komt het niet aan, als het welzijn van de zaak op het spel staat. Kind, snikte mevrouw Friedrich, en ze greep de hand van haar dochter. Lisa kromp ineen. Ze had naar moeder be grepen. Ja, zei ze, ik heb hem ernstig gekrenkt. Ik zou hem wel excuus kunnen vragen en kalm pjes met hem verder kunnen leven, misschien zonder het weer met hem aan den stok te krij gen. Maarhet gaat niet. De zaak eischt een offer. Ik zal gaan. Lisa: riep haar moeder. Stil, moeder, stil. Dacht u dat ik kan heb ben dat door mij anderen zouden lijden? Nee, moeder, verwacht dat niet van mij. En u weet toch ook, hoelang ik al van plan ben geweest, een betrekking te zoeken. Daardoor komt mijn besluit immers niet onverwacht en doet het ons "'een pi.in. De zaak zal er or>d°r RSrer>feM's lei ding wel weer bovenop komen. U zult ze dan wel gauw verkoopen en dan kunnen we weer voor altijd bij elkaar zijn. Laten we het zoo afspre ken. U schrijft vandaag nog naar meneer Ba renfeld. Mevrouw Friedrich was in tranen uitgebarsten en ze bleef de hand van haar dochter vasthou den. Lisa, vroeg ze, als je nu excuus vraagt voor de beleediging, waar vader toch eigenlijk de oor zaak van was, dan is immers alles in orde. Waarom wil je dan weg? Nee, moeder, antwoordde ze. Het was mijn eigen schuld. Ikik had het niet mogen toe laten. En daarom moet ik weg, ik kan hem niet meer onder de oogen komen. Lisa, riep mevrouw verschrikt, jij jij? Vraagt u me liever niets, moeder, u doet me pijn. Heb je van hem gehouden? En hou je nog van hem? Toen drukte het trotsche meisje haar hoofd tegen de borst van haar moeder; de tranen schoten haar in de oogen. En de bedroefde vrouw voelde, dat ze dit meisje, dat anders al tijd zoo zeker van haar zaak was, niet van haar voornemen moest terughouden. Zwijgend stemde ze in alles toe en ze vestigde haar hoop op de toekomst. Dienzelfden middag schreef mevrouw Frie drich, nadat ze de zaken uitvoerig met Hein rich had besproken, een langen brief aan Kon rad Barenfeld in Hamburg, waarin ze hem als moeder, als vrouw des huizes en eigenares der zaak, vroeg om het voorgevallene te vergeten en zich over zijn boosheid heen te zeten. Ze zegde hem in elk opzicht vrijheid van handelen toe. Heinrich, buiten zichzelf van vreugde, bracht den brief in eigen persoon naar de post en liet hem voor alle zekerheid aan teekenen. Toen vloog hij naar het bureau van Graaf jchöner, om hem den gelukkigen ommekeer te gaan vertellen. De graaf ontving hem bijzonder vriendelijk. Het spijt me eigenlijk meneer Pfalz dorf, zei hij, dat de zaak dezen loop heeft ge nomen zonder dat ik er zelf actief invloed op heb kunnen uitoefenen. Ik had Konrad zoo graag willen helpen. Enfin, misschien heb ik een anderen keer de gelegenheid. Apropos: u hebt me over dien vroegeren concert-meester, meneer Meinard, gesproken. Wanneer wordt dat concert gegeven? Het beste is zoo gauw moge lijk maar, want anders gaat de uitwerking van mijn reclame verloren. Ik heb namelijk de re censies van Meinard uit vroegere jaren ge bruikt, om er een artikeltje, of beter gezegd een overzicht uit samen te stellen. De tegenwoor dige positie van den man heb ik natuurlijk niet aangeroerd; ik heb niets geschreven van een huisvader, die buiten zijn schuld arm is gewor den of iets dergelijks. Ik wilde zijn eergevoel niet kwetsen. Want op dit punt zijn kunste naars, die aan lager wal zijn geraakt, het ge voeligst. Ik heb het in mijn artikel laten voor komen, alsof de voortreffelijke virtuoos gerui- men tijd niet opgetreden is om rustiger aan zijn composities te kunnen werken. Staat het u zc aan? (Wordt vervolgd;.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 11