Dadendrang
Aan het graf van mr. van der Vegte
Het geval Michel
De Pensioenen in
onze Oost
OP DE KRANENBURG"
TE ZWOLLE
ZATERDAG 2 SEPTEMBER
LEEKEPREEKEN
UITVOER VAN AARDAPPELEN
NAAR ENGELAND
Afgifte van certificaten
MANOEUVRES
JEUGDHERBERG
Harmonie en evenwicht waren
zijn voornaamste karakter
trekken"
Enorme belangstelling
Rede jhr. De Geer
BLIJDE GEBEURTENIS
AAN BOORD
De komst van een nieuwe wereld
burgeres midden op zee
MINISTER OUD
Bisschoppelijke beschikking, waar
bij hij publiek onwaardig
wordt de H.H. Sacra
menten te ontvangen
Hardnekkige weigering
Verklaring van retractatie
Politioneel beleid
Weer een besluit tot het toestaan
van interpellatie vernietigd
GRAMOFOONMUZIEK
ZONDER MEER
De listige V.A.R.A.
CRISIS-BOT ERMERK
STEUN MELKVEEHOUDERIJ
Mgr. de Backere in ons land
Oorzaken van den wereldoorlog
Dienen de geldende stelsels van
financiering herzien te
worden?
Commissie ingesteld
Boycot van Duitsche
goederen
Door de regeering afgekeurd
VRAGEN VAN SNEEVLIET
Bondig antwoord van Min. Colijn
In het begin dezer eeuw was er in de
kunstwereld een beweging gaande, welke het
dadaïsme werd genoemd. Jeugdige artisten
meenden, dat er nu lang genoeg op traditie was
geteerd. Al dat gepraat over klassieke kunst
en „onsterfelijke" gewrochten van gestorven
meesters moest maar eens uit zijn. De meester
stukken van de beroemde schilders, beeldhou
wers en bouwmeesters uit middeleeuwen en re
naissancetijd moesten verscheurd, vernield en af
gebroken worden en de jeugd, de jonge gene
ratie, moest de gelegenheid krijgen om haar
drang naar kunstdaden uit te vieren. In woord
en geschrift werd een dergelijke propaganda ge
maakt en die „dadendrang" bleef niet tot het
kunstterrein beperkt. Toen de dwaze fantasieën
van eenige Italiaansche artisten al weer lang
waren verdwenen kon men, in Amerika voor
namelijk, eenzelfde propaganda op economisch
terrein waarnemen.
Inmiddels is de wereld in de laatste kwart
eeuw niet om „daden" verlegen geweest! Vier
jaren lang, van 1914 tot 1913, trok dag aan dag
in de nieuwstijdingen der dagbladen een film
van bloedige, van de meest verschrikkelijke da
den aan ons oog voorbij. Dood en vernieling,
verminking en beschadiging var tienduizenden
jonge levens, verwoesting van vruchtbare land
streken en natuurschoon, vernietiging van kost
bare gebouwen en kunstwerken, al dat gruwe
lijke soldatenwerk was de arbeid van iederen
dag. Wij waren door al deze „daden" ten leste
zóó afgestompt, dat de vermelding van een uit
val uit loopgraven of een gasaanval, waarbij
slechts „enkele" honderden dooden en vermink
ten werden gemeld, geen indruk op ons maak
te. De daden moesten al heel groot zijn, er
moest minstens een middeleeuwsche kathedraal
worden stuk geschoten of het getal der dooden
moest in de duizenden loopen, wilden wij er
onze aandacht aan wijden.
En toen eindelijk de zoogenaamde vrede ge-
teekend was, kon er evenmin over gebrek aan
daden worden geklaagd. Reeds in de oorlogs
jaren was er achter het front en niet het minst
in de neutrale landen koortsachtig gewerkt in
munitiewerkplaatsen en fabrieken tot het ver
vaardigen van alles, waaraan een verwende be
volking maar behoefte heeft. En na den wapen
stilstand ontstond de waan. dat de uitgeputte en
verarmde menschheid jaren lang zou noodig heb
ben om aan te vullen, wat in den gruwelijken
oorlogstijd was verwoest. De productie werd tot
nooit gekende hoogte opgevoerd. Fabrieken en
werkplaatsen rezen overal uit den grond. Er was
een fabelachtige bedrijvigheid, de menschheid
was tot berstens toe vol van „daden".
Het kan zijn nut hebben om, wanneer in on
zen tijd overal om „daden "geroepen wordt, ons
te herinneren hoe kort geleden nog maar er een
overvloed van menschelijke activiteit was. Ze
ker, wij weten het, de publieke meening bedoelt
in haar reep om „daden" iets anders. Zij vraagt
niet om oorlog en ook niet om oorlogswinst
makerij, niet om ongebreidelde productie, maar
om regelmatigen, rustigen arbeid voor iedereen.
Men is zoo licht geneigd om al die regeeringen
te veroordeelen, die de uitbarsting van 1914 ver
oorzaakten, althans niet tegenhielden. Vóór dien
toch leefde de menschheid gelukkig en al de
ellende van tegenwoordig is aan het wanbeleid
der regeerders van 1914 te wijten! En tezelfder
tijd zien wij in het eene land na het andere
het nationalisme den kop opsteken. Dezelfde vol
keren. die nog bloeden aan de wonden uit de
laatste oorlogsjaren, versterken hun legers en
vloten, bouwen oorlogsvliegtuigen en maken
gasbommen aan, trainen de jeugd in zooge
naamde sportclubs, die op het militaire zijn af
gestemd, kleeden zich in uniform en trekken in
marschtempo met wapperende vaandels door de
straten der steden. Diezelfde volkeren hoopen
iederen dag versche brandstof voor een nieuwe
explosie op. Want het nationalisme is altijd de
grootste vijand van den vrede geweest. En nie
mand ziet kans om dezen verblinden de oogen
te openen! Geen wonder. Dat nationalisme toch
is de eenige hersenschim, waaraan een gedemo
raliseerd en uitgeput volk zich nog kan ver
gapen. Na de jaren van schijnwelvaart kwam
de werkelijke oorlogsschade aan den dag. Eerst
bleek de financieele uitputting in ondraaglijke
schuldenlasten. Daarna kwam de economische
chaos aan het licht met een hand over hand
toenemende werkloosheid. De regeeringen ston
den machteloos, ten deele door den naijver en
den niet gebluschten haat der voor kort tegen
elkander oorlogvoerende volkeren, ten deele ook
door den onafzienbaren omvang van den in
getreden toestand en de onpeilbare diepte van
de crisis. Iedere pakkende leus heeft in zulke
tijden kans van slagen. En zoo moest het na
tionalisme onder de wanhopigen wel aanhang
vinden.
Wij zouden niet graag beweren, dat het lij
delijk toezien en het werkeloos blijven van de
regeerders der meeste landen in de laatste ja
ren bij het naderen van het crisisspook en het
al meer om zich heengrijpen der economische
ellende te verdedigen was. Meer dan verklaar
baar was de toenemende wrevel onder de volke
ren bij het zien van het mislukken van de eene
internationale conferentie na de andere. De kreet
om „daden" was en is meer dan begrijpelijk.
Niettemin schuilt in het doen-om-iets-te-doen,
in daden zonder meer, ernstig gevaar. En het
heeft er veel van, dat overal ter wereld thans
gemetseld wordt in een vorstperiode. Wie een
huis bouwt weet, dat hij rekening moet houden
met dagen van vriezend weer, waarop niet ge
werkt kan worden. Zoo gaat het in iedere on
derneming: er kunnen tijden zijn, waarin men
zijn streven naar vooruitgang moet verdubbe
len, maar ook kunnen de omstandigheden dwin
gen om een malaise te iaten uitzieken, een
concurrentie haar eigen dood te laten sterven.
Bij wijs beleid wisselen krachtsontplooiing en
zelfbeheersching elkander af. In het groot, In de
volkshuishouding, is zulk wijs beleid veel moei
lijker. Zeldzaam is het regeeringsgenie, dat steeds
den juisten weg ziet en daarbij de kracht heeft
om dien te volgen en staande te blijven on
danks tegengestelde adviezen, ondanks drang
van onder op, in andere richting.
De economische leiding, waaraan de wereld
thans blcot staat, bewijst iederen dag meer het
ontbreken van zulke genieën. Onder den daden
drang van tot wanhoop gedreven volkeren, vol
gen de regeerders de meest onlogische kron
kelpaden. De meest tegenstrijdige belangen wil
len zij tegelijk dienen. De loonen zoo heet
het moeten omlaag, omdat het oorlogspeil
niet meer te handhaven is en buitenlandsche
concurrentie tot verlaging van productiekosten
dwingt. De overheid geeft overal het voorbeeld
door de tractementen van haar personeel naar
beneden te brengen. Maar ook de belastingen
moeten verlaagd worden, omdat haar veel te
zware druk een opbloei van het bedrijfsleven
belemmert. Inmiddels roepen land- en tuinbouw
en veeteelt om steunzonder regeeringshulp ver
gaan wij! De loonen worden verlaagd, omdat
de kosten van levensonderhoud verminderd zijn.
Maar de prijzen worden opgezet om de klagende
boeren te helpen. En de belastingen moeten eer
verhoogd dan verlaagd om de honderden mil-
lioenen vcor steun aan landbouw en nijverheid
te vinden. En terwijl de werkloozen en de wer
kers met verminderd loon mopperen over de
prijsverhooging van tal van producten en de nij-
veren in landbouw en veeteelt en pluimveehou
ders dobberen op regeeringssteun bij een 'sterk
ingekrompen bedrijf, worden graanrechten ge
heven waardoor de brood- en veevoederprijzen
stijgen! Onder den dadendrang der massa ko
men de daden los, maar doen en doen zijn
twee: een daad zonder wijsheid wordt beter
niet gesteld. Het is goed om bij den begrijpe-
lijken roep „dat er tcch iets moet gebeuren" in
den bestaanden noodtoestand, te bedenken, dat
de goede, de wijze daad niet zoo gemakkelijk is!
Er is nog een ander gebied, waarop de daden
van regeerders, groot en klein, helaas de laat
ste jaren zijn uitgebleven en waar ieder ingrij
pen zonder gevaar en slechts ten bate der
volkskracht had kunnen geschieden Wij meenen
de moraliteit. Wat men ook in het tegenwoor
dige regiem van onze oosterburen mege afkeu
ren, één ding is niet te ontkennen, dat n.m.
de straat weer veilig is geworden, de openbare
orde is hersteld, de brutale zedeloosheid uit
tooneel- en bioscoopzaal en uit boekenstal is ver
dwenen en de lanterfanterende jeugd uit haar
demoraliseerende werkloosheid is gerukt en aan
den arbeid is gezet. Wanneer er om daden ge
roepen moet worden: hier is de gelegenheid te
over. Ook hier te lande is het onduldbaar, hoe
het onfatsoen ziender oogen toeneemt. Wat ten
hoogste in afgesloten ruimte op een badplaats
kan worden geduld, wordt in de steden en dor
pen op de openbare straat en in de café's ver
toond. De wet moge het strafbaar noemen zich
in het kleed van een andere kunne in het
cpenbaar te vertoonen, in de meest onwelvoeg
lijke kleeding loopen en fietsen vrouwen en
meisjes langs den publieken weg, terwijl strand
en duinen tot publieke bordeelen zijn gewor
den, Wat dezen zomer langs Nederlands lange
kuststrook is vertoond, zal een latere geschied
schrijver ongelooflijk noemen in dit voor kort
nog preutsche land. En even ergerlijk is de
nalatigheid der overheid tegenover de brutale
communistische propaganda, die in woord en ge
schrift, in brochure, dagblad, pamflet, film, ver
gaderzaal en marktplaats ongebreideld haar
gang gaat. Hebben wij dan niets van het bui
tenland geleerd? Moet ook hier het banditis
me zóó toenemen, dat het geboefte op klaar
lichten dag de voorbijgangers met vuurwapens
bedreigt en uitplundert; dat zooals nog voor
enkele jaren in Duitschland het geval was de
ouders hun kinderen met angst naar school
zenden, omdat zij voor den onderwijzer niet vei
lig waren? Ook elders is de uiterste verwording,
die tot een nationale reactie voerde, niet opeens
gekomende verwaarloosde oorlogsjeugd, de kin
deren, die in 1914 acht of tien jaar waren,
groeiden op tot het millioenen gespuis, dat in
1930 het openbare leven onveilig en het gezins
leven onmogelijk maakte. Doen wij genoeg voor
onze jeugd, die na de lagere school geen nuttig
werk kan vinden?
Er is dadendrang, er is een roep: „dat er toch
iets moet gebeuren!" Zeker, er moet veel ge
beuren. Maar laten wij dan het zwaarste wegen,
wat het zwaarste is: de moraliteit van een
volk, die de volkskracht uitmaakt!
HOMO SAPIENS.
De minister van Economische Zaken heeft
bepaald dat met ingang /an heden voor den
uitvoer van aardappelen naar Engeland certi
ficaten zullen worden afgegeven. Hiermede is
belast de heer mr. L. Niemöller te 's Graven-
hage. Het bedrag, ter bestrijding van de kos
ten, verbonden aan het afgeven dier certifica
ten, is vastgesteld op 0.05 per 100 K.G.
Vrijdagmiddag om half twee had onder
enorme belangstelling van autoriteiten en pu
bliek de teraardebestelling plaats op het Gra-
venperk De Kranenburg te Zwolle van het
stoffelijk overschot van oud-minister mr. H.
van der Vegte.
Onder de aanwezigen werden opgemerkt de
heeren J. F. van Haer-olte, adjudant in bui
tengewonen dienst, vertegenwoordiger van H.
M. de Koningin, Van der Meulen, secretaris
generaal van het Departement van Water
staat: de oud-ministers jhr mr. D. J de Geer,
mr. J. Donner, Koningsbergen, mr. Kan, J.
van Dijk. Voorts de heer G. H. P. Bloemen,
vertegenwoordiger van den Commis-aris der
Kon'ngin in Overijsel, het lid der Eerste Kamer
H. Smeenge, de Tweede Kamer-leden Krijger
en Weitkamp, mr Wijt, griffier der Staten van
Overijsel, de burgemeester van Zwolle, baron
E. J. de Vos van Steenwyk en de wethouders
van Zwolle, de oud-burgemeester van Zwolle
mr. dr. I. A. van Royen. de burgemeesters van
Zwollerker-pel, Nieuw-Leusen en Staphorst, ir.
Ddmme, directeur-generaal der P. T. T„ mr.
H. van Manen, directeur der Spoorwegen. A.
Pierson, voorzitter van den Postraad, dr. J.
Gispen, namens het bestuur van het Gerefor
meerd Tractaat Genootschap, N. Lunsing. se
cretaris van de Staatscommissie voor het Ver
voer, jhr. mr. M. A. de Savomin Lohman,
president der rechtbank te Zwolle, Silvergieter
Hoogstad, administrateur van het Departe
ment van Waterstaat, mr. dr. W. Rutgersv
voorzitter van den Bond van Christelijke
Gymnasia en H. B. S.-en en verder tal van
autoriteiten, vrienden en kennissen van den
overledene.
Toen het stoffelijk overschot in de kapel was
opgebaard, sprak ds. J van Gispen eenige
woorden van troost tot de aanwezige familie
leden.
Hierna werd de baar, welke gedekt was met
een krans van H. M. de Koningin en nog ver
scheidene andere kransen, grafwaarts ge
dragen.
Aan het graf werd het eerst gesproken door
den Minister van Staat jhr. mr. D. J. de Geer,
die den overledene schetste als een toegewijd
werker, die de gemeente Zwolle en de provin
cie Overijsel heeft gediend met een bekwaam,
onpartijdig en krachtig bestuur.
Toen hjj geroepen werd tot het minister
schap hebben geen persoonlijke bezwaren hem
kunnen weerhouden te doen wat hij zich tot
plicht rekende. Wij ambtgenooten hebben hem
lief gekregen om zijn edel karakter en de zui
verheid zijner motieven. Het ministerschap is
zeker het moeilijkste en meest inspannende
deel var zijn leven geweest. Indien wij ons
thans verheugen over de voltooiing van de af
sluitdijk, over ons wegennet en in den opgang
van den bruggenbouw, dan bedenke men dat
dit voor een groot deel het werk is geweest
van minister v. d. Vegte. Harmonie en even
wicht waren zijn voornaamste karaktertrekken.
Zijn aandenken zal bij zijn ambtgenooten in
hooge eere blijven. God geve de echtgenoote
en dochter kracht naar kruis.
Hierna sprak de heer G. H. P. Bloemen.
„De commissaris der Koningin in Overijsel
heeft tot zijn leedwezen het niet zoo kunnen
regelen hier aanwezig te zijn bij deze droeve
plechtigheid. Op mij rust thans de aak een
woord te spreken aan het graf van den oud
bestuurder der provincie iverijsel, die gedu
rende bijna 25 jaren lid der staten en daarvan
ongeveer 19 jaar lid van Gedeputeerde Staten
is geweest. Met groote sympathie vervul ik deze
weemoedige taak. Ongeveer zeven jaar heb ik
met mr. v. d. Vegte deel uitgemaakt van het
college. In die jaren heb ik genoten van zijn
heldere adviezen.
Hij kon opkomen voor een zaak die hij in
hi* belang der provincie noodig achtte. Hij die
gewoonlijk meer den indruk maakte van een
uiterst rustige gelijkmatigheid.
Zijn beste kracht heeft de overledene gege
ven aan de provincie, aan welke hij zich met
hart en ziel verknocht gevoelde. Jaren lang
heeft hjj zijn helder inzicht en zijn omvang
rijke kennis in haar dienst gesteld en heeft hij
jaren zijn werkkracht geschonken.
Meestal wist zijn zeer speciale humor een
oplossing aan te wijzen voor een moeilijkheid
die onoplosbaar scheen. Groot zijn zijn verdien
sten geweest voor het voorbereiden en tot stand
brengen van menig groot werk in Overijsel,
waarbij ik wel in de eerste plaats denk aan de
electric teitsvoorziening van de provincie ook
in haar verste uithoeken In haar annalen zal
de naam van mr. H. v. d. Vegte met eere ver
meld blijven als die van een harer meest emi
nente bestuurders. De diep getroffen weduwe en
familie bidden wij kracht en sterkte toe om het
leed gelaten te dragen. Wij zijn oud-collega's
van Gedeputeerde en Provinciale Staten zul
len hem steeds in dankbare eerbiedige en
vriendschappelijke herinnering gedenken. Re-
quiescat in pace.
De heer Schouten sprak namens het centraal
comité van anti-revolutionnaire kiesvereenigin-
gen. Hij noemde den overledene een bekwaam
jurist met buitengewne gaven die het groot
ste deel van zijn leven stelde in dienst der pu
blieke zaak. Met groote omzichtigheid en nauw
gezette plichtsbetrachting bereidde hij belang
rijke beslissingen voor. Altijd en overal werkte
hij met toewijding en liefde voor de zaak van
stad, gewest en land. Daarin lag zijn roeping.
Wij danken God voor wat hij ons in hem ge
geven heeft. De herinnering aan zijn persoon en
zijn werk zal op zegenrijke wijze blijven voort
leven. Na een kort woord ging ds. J. van Gis
pen in gebed voor. De heer dr. P. Rozendaal
te Zwolle, een stiefzoon van den overledene,
bracht dank aan H. M. de Koningin die blijk
gaf van belangstelling door het zenden van een
afgevaardigde wien hij verzocht zijn dank na
mens de familie over te brengen. Verder dank
te hij namens de familie den heer Bloemen als
vertegenwoordiger van den Commissaris der
Koningin in Overijsel, den heer Schouten en ds.
Gispen, en verder allen die van hun belangstel
ling hebben doen blijken, waarmede de plech
tigheid was beëindigd.
In den nacht van Woensdag op Donderdag
is de ooievaar neergestreken op een der sche
pen van de Batavierlijn. Aan boord van de
„Batavier II", die op den terugweg was naar
Holland, v/erd een der passagiers, een dame
uit Bloemendaal, verblijd met de geboorte van
een dochter.
Dit feit is eenig in de geschiedenis dezer
scheepvaartlijn, die reeds meer dan een eeuw
de verbinding met Engeland onderhoudt. Bij
begrijpelijk gebrek aan een arts aan boord
was de stewardes bereid de functie van baker
op zich te nemen, welke taak zij op zoo voor
beeldige wijze had uitgevoerd, dat zij een bij
zonder compliment in ontvangst had te nemen
van dr. Knip uit Hoek van Holland, wiens
komst aan boord verzocht was door den ka
pitein van het schip.
Kapitein Zwart fungeerde voor deze gele
genheid als ambtenaar van den Burgerlijken
Stand. Uur en plaats der geboorte van de
nieuwe wereldburgeres werden nauwkeurig op-
geteekend.
Het Orar.je-kindje deze blijde gebeurte
nis had plaats op Koninginnedag vervolgde
nog met haar moeder de reis tot Rotterdam,
vanwaar beiden per ziekenauto naar Bloemen
daal zijn vervoerd.
Het gebeurt niet veel, dat de ooievaar op een
passagiersschip neerstrijkt.
De Minister van Financiën, Mr. Oud is van
zijn verlof teruggekeerd en heeft Vrijdagoch
tend zijn ambtsbezigheden hervat.
Koning Victor Emanuél van Italië in ge
sprek met eenige officieren tijdens de
manoeuvres van het Italiaansche lea er
In het pas verschenen nummer der „St.
Jansk'okken" vinden we de officieele bis
schoppelijke beschikking van Z. H. Exc.
Mgr. A. F. Diepen gepubliceerd inzake de
houding van den katholieken schrijver Er-
nest Michel.
De letterlijke tekst luidt als volgt:
Overwegende, dat de heer Ernest Michel wo
nende te Malden tot nu toe, niettegenstaande
Onze herhaalde vermaningen, hardnekkig ge
weigerd heeft zich te onderwerpen aan de hem
bekende wettelijke gevolgen van de veroordee
ling van zijn boek, getiteld „Neo-communisten"
en opzettelijk geen gebruik heeft willen ma
ken van een hem ter oplossing dezer kwestie
mondeling aangeboden onderhoud en evenmin
van zijn kerkrechtelijke bevoegdheid bij den
Heiligen Stoel in beroep te gaan van onze ver
oordeeling.
overwegende, dat dezelve tegen het uitdruk
kelijk verbod hetzelfde verboden boek onverbe
terd en onveranderd opnieuw in het licht heeft
gegeven; dat hij voortgaat ook in andere ge
schriften dezelfde verderfelijke ideeën als in bo
vengenoemd verboden boek te verspreiden, zelfs
na het bekende herderlijk schrijven van het Ne-
derlandsch Episcopaat van 15 Juli 1.1.,
overwegende, dat hij willens en wetens in ge
breke is gebleven de hem op 23 en laatstelijk
op 27 Aug. j.l. door Ons opzettelijk aangeboden
en aanbevolen gelegenheid door publiceering
eener onderteekende „verklaring van retracta-
tie" te benutten, om openlijk zijn spijt te be
tuigen over zijn zware overtredingen der ker
kelijke tucht om de door hem gegeven openbare
ergernis'te herstellen en deze publicatie onnoo-
dig te maken,
verklaren Wij, genoemden Ernest Michel om
zijne openbare en hardnekkige wederspannig-
heid en de zware ergernis, die hij voortgaat te
geven, publiek onwaardig (publice indignum)
om, waar ook, de heilige sacramenten te ont
vangen en verbieden Wij hem, waar ook, tot
de Heilige Sacramenten te naderen.
Deze verklaring en dit verbod zal van kracht
blijven tot zoolang genoemde Ernest Michel
openlijk zijn spijt zal hebben betuigd over deze
zware overtreding der kerkelijke wet en de door
hem gegeven ergernis naar het oordeel der ker
kelijke overheid op voldoende wijze zal hebben
hersteld.
's Hertogenbosch, 31 Aug. 1933.
A. F. DIEPEN,
bisschop van 's Hertogenbosch.
De
die de heer Michel weigerde te onder
teekenen, luidt als volgt:
23 Augustus 1933
Ondergeteekende Ernest Michel betuigt bij
deze openlijk zijn spijt over zijn overtreding van
het verbod der kerkelijke overheid door zich
niet te onderwerpen aan de veroordeeling van
zijn boek, getiteld: „Neo-communisten" en door
dit boek zelfs opnieuw in het licht te geven,
belooft overeenkomstig canon 1398 van het
Wetboek van het kerkelijk recht bovengenoemd
boek niet verder te zullen verkoopen en ver
spreiden en het uit den handel terug te nemen,
belooft bovendien zijn andere geschriften, die
dezelfde ideeën bevatten, welke in het boek,
„Neo-communisten", zijn veroordeeld, niet verder
te willen verspreiden en zich voortaan van het
verkondigen van dergelijke ideeën te zullen ont
houden.
Zooals gemeld heeft Ernest Michel deze ver
klaring niet willen onderteekenen.
(In verband met deze bisschoppelijke be
schikking zij er op gewezen, dat er verschil
bestaat tusschen excommunicatie en het
persoonlijk interdict, dat hier is uitgespro
ken. By excommunicatie wordt de betrok
kene buitengesloten van de gemeenschap
der geloovigen; by een persooniyk interdict
echter is hy nog wel deelachtig aan de ver
diensten en gunsten van de gemeenschap
der geloovigen, doch en hierin ligt de
groote zwaarte van deze straf mag hy
evenmin als een geëxcommuniceerde de
Heilige Sacramenten ontvangen. Red.)
De hierboven afgebeelde molen te Röbel
(Mecklenberg) is ingericht als jeugdherberg
In het Staatsblad is afgekondigd een Kon.
besluit, waarby wegens strijd met de wet is
vernietigd het besluit van den raad der ge
meente Lonneker van 22 Juni j.l. tot inwilli
ging van het verzoek van het raadslid H. Krom-
mendyk om den burgemeester te interpelleeren
over het door hem, burgemeester, gegeven be
vel tot uitleiding van den Duitscher Jurock.
Dit besluit is genomen uit overweging, dat
de toegestane interpellatie betrekking heeft op
het beleid van den burgemeester ter zake van
de politie en dat noch volgens de letter, noch
volgens den geest van de gemeentewet aan den
burgemeester verantwoordelijkheid jegens den
gemeenteraad nopens dit beleid is opgedragen.
Op de vragen van het Tweede Kamerlid
Boon in verband met de radio-uitzending door
de V. A. R. A. van programma's van Duitsche
strijdliederen door middel van gramophoon-
platen, heeft Minister De Wilde, Minister van
Binnenlandsche Zaken, geantwoord, dat bij het
in gebruik nemen van den Kootwykzender de
V.A.R.A. meende het belang, dat aan die in
gebruikneming ten grondslag lag, te dienen
door haar uitzendingen over dezen zender in
het Nederlandsch, Duitsch, Engelsch en Fransch
aan te kondigen. Nadat de Radio-Omroep con-
tröle-commissie daarop aanmerking had ge
maakt, heeft de V. A. R. A. de aankondiging in
vreemde talen onmiddeliyk gestaakt.
Op grond van deze haar aanvankelijke mee
ning is het voorgekomen, dat de V. A. R. A., na
aankondiging in de Duitsche taal, door middel
van gramophoonplaten strijdliederen van Duit
sche origine heeft uitgezonden.
De bedoelde strijdliederen waren in het door
de V. A. R. A. aan de Radio-Omroep controle
commissie ingezonden programma aangekon
digd als gramophoonmuziek zonder meer. Aan
gezien voor keuring van programmanummers
met een zuiver muzikaal karakter als regel geen
aanleiding bestaat, vond controle van de boven
bedoelde gramophoonmuziek niet plaats.
Toen der commissie gebleken was, dat van
deze omstandigheden door de V. A. R. A. het
gewraakte gebruik is gemaakt, zijn onverwijld
maatregelen getroffen om dergelijke uitzendin
gen zonder voorkennis der commissie en c. q.
zonder haar controle te voorkomen.
De Minister is van meening, dat voorshands
met de door de Radio-Omroep controle-com
missie genomen maatregelen kan worden vol
staan.
De crisiszuivelcentrale maakt bekend, dat
voor de week van 3 tot en met 9 Sept. de prüs
van het crisisbotermerk is vastgesteld op 1
gulden per K.G. en die voor de vervoervergun-
ning voor buitenlandsche boter op 1.10 per
K.G.
In de te Tilburg gehouden algemeene verga
dering van den Nederlandschen Christeiyken
Boerenbond deelde de heer Buckman, regee-
ringscommissaris voor de hulpverleening aan
de melkveehoudery, namens den Minister van
Economische Zaken mede, dat, volgens de in
gekomen gegevens van de Rundvee-Centrale,
besloten is, dat behoudens de Koninkiyke
goedkeuring voor iedere melk- of kalfkoe,
die op heden is ingeschreven, hetzy nat of
droog, een bedrag van 5.zal worden uitge
keerd. Met deze uitkeering, die een uitgave van
ongeveer acht millioen gulden zal vergen, zal
de kas, waarover de Rundvee-Centrale beschikt,
geheel zyn uitgeput.
In het Seminarie Wernhoutsburg (Zundert)
is aangekomen Mgr. Dr. Th. de Backere, La
zarist, Apostolisch Prefect van Soerabaia. Na
een verblijf van 10 jaren in de Missie zal Mon
seigneur eenige maanden rust nemen in het
vaderland. Monseigneur is vergezeld van twee
Javanen, die hun intrede zullen doen in het
Noviciaat der Lazaristen te Helden-Paningen.
Naar wy vernemen, zal in het najaar in de
serie uitgaven van het Nederlandsch Comité
tot onderzoek van de oorzaken van den Wereld
oorlog een nieuw boekwerk het licht zien, ge
schreven door dr. Manger, dat de internationale
verhoudingen van 1902 tot 19C9 behandelt. In
den loop van het volgend jaar zal dan nog een
verhandeling vanwege het Comité uitgegeven
worden, dat de laatste jaren voor den wereld
oorlog behandelt, waarmede dan tevens de
arbeid van het Comité afgesloten zal zyn.
De Minister van Staat, Minister van Kolo
niën, heeft onder dagteekening van 30 Augus
tus, ingesteld een commissie, met de opdracht:
lo. een onderzoek in te stellen naar de vraag
of in verband met den budgetairen toestand
van Nederiandsch-Inaië de geldende stelsels
van financiering der pensioenen van het In
dische Jverheidspersoneel en der uitkeeringen
aan de door dat personeel nagelaten wedu
wen en weezen herzien dienen te worden en
zoo ja, m welken zin;
2o. binnen den kring van haar onderzoek bo
vendien te betrekken de verschillende vraag
punten, welke rechtstreeks of zijdelings ver
band houden met de opdracht sub. 1.
Tot lid en voorzitter van die commissie is
benoemd de heer C. W. Bodenhausen, oud-
vice-president van den Raad van Ned. Indië,
oud-directeur van Financiën in Nederlandseh-
Indië.
Tot ledeu zijn benoemd: de heeren J. Be-
rendsen, directeur van de Nederlandsch-In-
dische Eseompto-Maatschappy, te Amsterdam;
dr. C. van Ebbenhorst Tengbergen, hoofd der
Wiskundige afdeeling van de Pensioenfondsen
voor de Koloniale Landsdienaren en, Locale
Ambtenaren te 's Gravenhage; L. J. Harmsen,
directeur der N. V. Levensverzekering-Maat-
schappy NILLMIJ van 1859 te 's Gravenhage;
prof. dr. A. O. Holwerda, buitengewoon hoog
leeraar aan de Nederlandsche Handelshooge-
school te Rotterdam, commissaris van het Al
gemeen Burgerlijk Pensionfonds; J. A. Luyster-
burg, agent van het Ministerie van Financiën
te Amsterdam; prof. dr. J. J. A. Muller, wis
kundig adviseur by het Ministerie van Kolo
niën; V. L. Slors, directeur van de Pensioen
fondsen voor de Koloniale Landsdienaren en
Locale Ambtenaren te 's Gravenhage; R. Zuy-
derhoff, lid van de Algemeene Rekenkamer ?n
Nederland, voorzitter van den Raad van Com
missarissen van de Eigen Pensioenfondsen voor
de Indische burgerlyke en militaire landsdie
naren.
Bepaald is. dat deze commissie, die den naam
zal dragen van „Pensioenfinancieringscommis-
sie", uit haar midden een lid als secretaris
zal aanwijzen, dan wel zich onder voorbe
houd van goedkeuring van den Minister van
Koloniën buiten haar midden een secreta
ris zal kunnen toevoegen.
Tenslotte is aan de commissie opgedragen
omtrent de resultaten van haar onderzoek aan
den Minister van Koloniën rapport uit te
brengen zoo mogelijk vóór 1 Januari 1934, doch
in elk geval binnen zes maanden na de dag
teekening van dit besluit.
Op de vragen van het Tweede Kamerlid
Lovink betreffende het standpunt der Regee
ring ter zake van de hier te lande gevoerd
wordende propaganda voor boycot van Duit
sche goederen heeft Minister De Graeff. Mi
nister van Buitenlandsche Zaken, geantwoord,
dat de Regeering zich wenscht te bepalen tot
de verklaring, dat zy een boycot als bedoeld
afkeurt, omdat daardoor zoowel economische
belangen van Nederland als de goede verhou
ding tot een bevriende natie zouden kunnen
worden geschaad. Rechtstreeksche maatregelen
tegen boycot van vreemde goederen liggen ech
ter buiten het vermogen der Regeering.
Op de vragen van het Tweede Kamerlid
Sneevliet betreffende verstrekking van een
opgave van de intemeeringsbesluiten ter zake
van deportatie naar het bannelingenkamp aan
den Boven-Digoel; van gegevens betreffende
de geïnterneerden en omtrent het opnemen van
aarlyksche gegevens ter zake in het Indisch
Verslag:
1. Is de Minister bereid een nominatieve op
gave te verstrekken van de intemeeringsbeslui
ten door den Gouverneur-Generaal in Neder-
landsch-Indië genomen, die tot deportatie naar
het bannelingenkamp aan den Boven-Digoel
hebben geleid?
2. Kan in de sub 1 bedoelde opgave mededee-
ling worden gedaan van de leeftyden, beroe
pen, plaatsen van herkomst der bannelingen
en van de motieven, die tot de toepassing van
het interneeringsrecht hebben geleid?
3. Kan in de sub 1 bedoelde opgave aantee-
kening worden gehouden van de data der ver
leende vergunningen tot terugkeer uit het ban
nelingenkamp?
4. Kan in diezelfde opgave aanteekening wor
den gehouden van de voorgekomen sterfgeval
len onder de bannelingen, met vermelding van
de doodsoorzaak?
5. Kunnen de opgaven bedoeld sub 3 en 4
worden verstrekt ook voor gezinsleden, die de
bannelingen naar het kamp aan den Boven-
Digoel zijn gevolgd?
6. Kan mededeeling worden gedaan van de
thans geldende regelen, die voor het levens
onderhoud van de zoogenaamde „onverzoeniy-
ken" gelden?
7. In geval de Minister bereid is rijn mede
werking te verleenen voor de verstrekking van
de bovenbedoelde gegevens, kan dan voor het
vervolg in het „Indische verslag" de aanvul
ling van die gegevens van jaar tot jaar worden
bewerkstelligd?
heeft Minister Colijn, Minister van Staat.
Minister van Koloniën, het volgende geant
woord:
Vragen 1, 2 en 3. Zoowel de intemeeringsbe
sluiten als de besluiten tot opheffing van de
intemeering zijn in de „Javasche Courant" ge
publiceerd; de door den steller der vragen ge-
wenschte gegevens zijn daarin te vinden.
Vragen 4 en 5. Bijzonderheden, als hier be
doeld. zijn ten Departemente van Koloniën niet
bekend.
Vraag 6. Aan de zoogenaamde „onverzoen-
liiken" plegen de voedingsmiddelen in natura
verstrekt te worden.
Vraag 7. Deze vraag wordt ontkennend be
antwoord.