Dadendrang Aan het graf van mr. van der Vegte Het geval Michel De Pensioenen in onze Oost OP DE KRANENBURG" TE ZWOLLE ZATERDAG 2 SEPTEMBER LEEKEPREEKEN UITVOER VAN AARDAPPELEN NAAR ENGELAND Afgifte van certificaten MANOEUVRES JEUGDHERBERG Harmonie en evenwicht waren zijn voornaamste karakter trekken" Enorme belangstelling Rede jhr. De Geer BLIJDE GEBEURTENIS AAN BOORD De komst van een nieuwe wereld burgeres midden op zee MINISTER OUD Bisschoppelijke beschikking, waar bij hij publiek onwaardig wordt de H.H. Sacra menten te ontvangen Hardnekkige weigering Verklaring van retractatie Politioneel beleid Weer een besluit tot het toestaan van interpellatie vernietigd GRAMOFOONMUZIEK ZONDER MEER De listige V.A.R.A. CRISIS-BOT ERMERK STEUN MELKVEEHOUDERIJ Mgr. de Backere in ons land Oorzaken van den wereldoorlog Dienen de geldende stelsels van financiering herzien te worden? Commissie ingesteld Boycot van Duitsche goederen Door de regeering afgekeurd VRAGEN VAN SNEEVLIET Bondig antwoord van Min. Colijn In het begin dezer eeuw was er in de kunstwereld een beweging gaande, welke het dadaïsme werd genoemd. Jeugdige artisten meenden, dat er nu lang genoeg op traditie was geteerd. Al dat gepraat over klassieke kunst en „onsterfelijke" gewrochten van gestorven meesters moest maar eens uit zijn. De meester stukken van de beroemde schilders, beeldhou wers en bouwmeesters uit middeleeuwen en re naissancetijd moesten verscheurd, vernield en af gebroken worden en de jeugd, de jonge gene ratie, moest de gelegenheid krijgen om haar drang naar kunstdaden uit te vieren. In woord en geschrift werd een dergelijke propaganda ge maakt en die „dadendrang" bleef niet tot het kunstterrein beperkt. Toen de dwaze fantasieën van eenige Italiaansche artisten al weer lang waren verdwenen kon men, in Amerika voor namelijk, eenzelfde propaganda op economisch terrein waarnemen. Inmiddels is de wereld in de laatste kwart eeuw niet om „daden" verlegen geweest! Vier jaren lang, van 1914 tot 1913, trok dag aan dag in de nieuwstijdingen der dagbladen een film van bloedige, van de meest verschrikkelijke da den aan ons oog voorbij. Dood en vernieling, verminking en beschadiging var tienduizenden jonge levens, verwoesting van vruchtbare land streken en natuurschoon, vernietiging van kost bare gebouwen en kunstwerken, al dat gruwe lijke soldatenwerk was de arbeid van iederen dag. Wij waren door al deze „daden" ten leste zóó afgestompt, dat de vermelding van een uit val uit loopgraven of een gasaanval, waarbij slechts „enkele" honderden dooden en vermink ten werden gemeld, geen indruk op ons maak te. De daden moesten al heel groot zijn, er moest minstens een middeleeuwsche kathedraal worden stuk geschoten of het getal der dooden moest in de duizenden loopen, wilden wij er onze aandacht aan wijden. En toen eindelijk de zoogenaamde vrede ge- teekend was, kon er evenmin over gebrek aan daden worden geklaagd. Reeds in de oorlogs jaren was er achter het front en niet het minst in de neutrale landen koortsachtig gewerkt in munitiewerkplaatsen en fabrieken tot het ver vaardigen van alles, waaraan een verwende be volking maar behoefte heeft. En na den wapen stilstand ontstond de waan. dat de uitgeputte en verarmde menschheid jaren lang zou noodig heb ben om aan te vullen, wat in den gruwelijken oorlogstijd was verwoest. De productie werd tot nooit gekende hoogte opgevoerd. Fabrieken en werkplaatsen rezen overal uit den grond. Er was een fabelachtige bedrijvigheid, de menschheid was tot berstens toe vol van „daden". Het kan zijn nut hebben om, wanneer in on zen tijd overal om „daden "geroepen wordt, ons te herinneren hoe kort geleden nog maar er een overvloed van menschelijke activiteit was. Ze ker, wij weten het, de publieke meening bedoelt in haar reep om „daden" iets anders. Zij vraagt niet om oorlog en ook niet om oorlogswinst makerij, niet om ongebreidelde productie, maar om regelmatigen, rustigen arbeid voor iedereen. Men is zoo licht geneigd om al die regeeringen te veroordeelen, die de uitbarsting van 1914 ver oorzaakten, althans niet tegenhielden. Vóór dien toch leefde de menschheid gelukkig en al de ellende van tegenwoordig is aan het wanbeleid der regeerders van 1914 te wijten! En tezelfder tijd zien wij in het eene land na het andere het nationalisme den kop opsteken. Dezelfde vol keren. die nog bloeden aan de wonden uit de laatste oorlogsjaren, versterken hun legers en vloten, bouwen oorlogsvliegtuigen en maken gasbommen aan, trainen de jeugd in zooge naamde sportclubs, die op het militaire zijn af gestemd, kleeden zich in uniform en trekken in marschtempo met wapperende vaandels door de straten der steden. Diezelfde volkeren hoopen iederen dag versche brandstof voor een nieuwe explosie op. Want het nationalisme is altijd de grootste vijand van den vrede geweest. En nie mand ziet kans om dezen verblinden de oogen te openen! Geen wonder. Dat nationalisme toch is de eenige hersenschim, waaraan een gedemo raliseerd en uitgeput volk zich nog kan ver gapen. Na de jaren van schijnwelvaart kwam de werkelijke oorlogsschade aan den dag. Eerst bleek de financieele uitputting in ondraaglijke schuldenlasten. Daarna kwam de economische chaos aan het licht met een hand over hand toenemende werkloosheid. De regeeringen ston den machteloos, ten deele door den naijver en den niet gebluschten haat der voor kort tegen elkander oorlogvoerende volkeren, ten deele ook door den onafzienbaren omvang van den in getreden toestand en de onpeilbare diepte van de crisis. Iedere pakkende leus heeft in zulke tijden kans van slagen. En zoo moest het na tionalisme onder de wanhopigen wel aanhang vinden. Wij zouden niet graag beweren, dat het lij delijk toezien en het werkeloos blijven van de regeerders der meeste landen in de laatste ja ren bij het naderen van het crisisspook en het al meer om zich heengrijpen der economische ellende te verdedigen was. Meer dan verklaar baar was de toenemende wrevel onder de volke ren bij het zien van het mislukken van de eene internationale conferentie na de andere. De kreet om „daden" was en is meer dan begrijpelijk. Niettemin schuilt in het doen-om-iets-te-doen, in daden zonder meer, ernstig gevaar. En het heeft er veel van, dat overal ter wereld thans gemetseld wordt in een vorstperiode. Wie een huis bouwt weet, dat hij rekening moet houden met dagen van vriezend weer, waarop niet ge werkt kan worden. Zoo gaat het in iedere on derneming: er kunnen tijden zijn, waarin men zijn streven naar vooruitgang moet verdubbe len, maar ook kunnen de omstandigheden dwin gen om een malaise te iaten uitzieken, een concurrentie haar eigen dood te laten sterven. Bij wijs beleid wisselen krachtsontplooiing en zelfbeheersching elkander af. In het groot, In de volkshuishouding, is zulk wijs beleid veel moei lijker. Zeldzaam is het regeeringsgenie, dat steeds den juisten weg ziet en daarbij de kracht heeft om dien te volgen en staande te blijven on danks tegengestelde adviezen, ondanks drang van onder op, in andere richting. De economische leiding, waaraan de wereld thans blcot staat, bewijst iederen dag meer het ontbreken van zulke genieën. Onder den daden drang van tot wanhoop gedreven volkeren, vol gen de regeerders de meest onlogische kron kelpaden. De meest tegenstrijdige belangen wil len zij tegelijk dienen. De loonen zoo heet het moeten omlaag, omdat het oorlogspeil niet meer te handhaven is en buitenlandsche concurrentie tot verlaging van productiekosten dwingt. De overheid geeft overal het voorbeeld door de tractementen van haar personeel naar beneden te brengen. Maar ook de belastingen moeten verlaagd worden, omdat haar veel te zware druk een opbloei van het bedrijfsleven belemmert. Inmiddels roepen land- en tuinbouw en veeteelt om steunzonder regeeringshulp ver gaan wij! De loonen worden verlaagd, omdat de kosten van levensonderhoud verminderd zijn. Maar de prijzen worden opgezet om de klagende boeren te helpen. En de belastingen moeten eer verhoogd dan verlaagd om de honderden mil- lioenen vcor steun aan landbouw en nijverheid te vinden. En terwijl de werkloozen en de wer kers met verminderd loon mopperen over de prijsverhooging van tal van producten en de nij- veren in landbouw en veeteelt en pluimveehou ders dobberen op regeeringssteun bij een 'sterk ingekrompen bedrijf, worden graanrechten ge heven waardoor de brood- en veevoederprijzen stijgen! Onder den dadendrang der massa ko men de daden los, maar doen en doen zijn twee: een daad zonder wijsheid wordt beter niet gesteld. Het is goed om bij den begrijpe- lijken roep „dat er tcch iets moet gebeuren" in den bestaanden noodtoestand, te bedenken, dat de goede, de wijze daad niet zoo gemakkelijk is! Er is nog een ander gebied, waarop de daden van regeerders, groot en klein, helaas de laat ste jaren zijn uitgebleven en waar ieder ingrij pen zonder gevaar en slechts ten bate der volkskracht had kunnen geschieden Wij meenen de moraliteit. Wat men ook in het tegenwoor dige regiem van onze oosterburen mege afkeu ren, één ding is niet te ontkennen, dat n.m. de straat weer veilig is geworden, de openbare orde is hersteld, de brutale zedeloosheid uit tooneel- en bioscoopzaal en uit boekenstal is ver dwenen en de lanterfanterende jeugd uit haar demoraliseerende werkloosheid is gerukt en aan den arbeid is gezet. Wanneer er om daden ge roepen moet worden: hier is de gelegenheid te over. Ook hier te lande is het onduldbaar, hoe het onfatsoen ziender oogen toeneemt. Wat ten hoogste in afgesloten ruimte op een badplaats kan worden geduld, wordt in de steden en dor pen op de openbare straat en in de café's ver toond. De wet moge het strafbaar noemen zich in het kleed van een andere kunne in het cpenbaar te vertoonen, in de meest onwelvoeg lijke kleeding loopen en fietsen vrouwen en meisjes langs den publieken weg, terwijl strand en duinen tot publieke bordeelen zijn gewor den, Wat dezen zomer langs Nederlands lange kuststrook is vertoond, zal een latere geschied schrijver ongelooflijk noemen in dit voor kort nog preutsche land. En even ergerlijk is de nalatigheid der overheid tegenover de brutale communistische propaganda, die in woord en ge schrift, in brochure, dagblad, pamflet, film, ver gaderzaal en marktplaats ongebreideld haar gang gaat. Hebben wij dan niets van het bui tenland geleerd? Moet ook hier het banditis me zóó toenemen, dat het geboefte op klaar lichten dag de voorbijgangers met vuurwapens bedreigt en uitplundert; dat zooals nog voor enkele jaren in Duitschland het geval was de ouders hun kinderen met angst naar school zenden, omdat zij voor den onderwijzer niet vei lig waren? Ook elders is de uiterste verwording, die tot een nationale reactie voerde, niet opeens gekomende verwaarloosde oorlogsjeugd, de kin deren, die in 1914 acht of tien jaar waren, groeiden op tot het millioenen gespuis, dat in 1930 het openbare leven onveilig en het gezins leven onmogelijk maakte. Doen wij genoeg voor onze jeugd, die na de lagere school geen nuttig werk kan vinden? Er is dadendrang, er is een roep: „dat er toch iets moet gebeuren!" Zeker, er moet veel ge beuren. Maar laten wij dan het zwaarste wegen, wat het zwaarste is: de moraliteit van een volk, die de volkskracht uitmaakt! HOMO SAPIENS. De minister van Economische Zaken heeft bepaald dat met ingang /an heden voor den uitvoer van aardappelen naar Engeland certi ficaten zullen worden afgegeven. Hiermede is belast de heer mr. L. Niemöller te 's Graven- hage. Het bedrag, ter bestrijding van de kos ten, verbonden aan het afgeven dier certifica ten, is vastgesteld op 0.05 per 100 K.G. Vrijdagmiddag om half twee had onder enorme belangstelling van autoriteiten en pu bliek de teraardebestelling plaats op het Gra- venperk De Kranenburg te Zwolle van het stoffelijk overschot van oud-minister mr. H. van der Vegte. Onder de aanwezigen werden opgemerkt de heeren J. F. van Haer-olte, adjudant in bui tengewonen dienst, vertegenwoordiger van H. M. de Koningin, Van der Meulen, secretaris generaal van het Departement van Water staat: de oud-ministers jhr mr. D. J de Geer, mr. J. Donner, Koningsbergen, mr. Kan, J. van Dijk. Voorts de heer G. H. P. Bloemen, vertegenwoordiger van den Commis-aris der Kon'ngin in Overijsel, het lid der Eerste Kamer H. Smeenge, de Tweede Kamer-leden Krijger en Weitkamp, mr Wijt, griffier der Staten van Overijsel, de burgemeester van Zwolle, baron E. J. de Vos van Steenwyk en de wethouders van Zwolle, de oud-burgemeester van Zwolle mr. dr. I. A. van Royen. de burgemeesters van Zwollerker-pel, Nieuw-Leusen en Staphorst, ir. Ddmme, directeur-generaal der P. T. T„ mr. H. van Manen, directeur der Spoorwegen. A. Pierson, voorzitter van den Postraad, dr. J. Gispen, namens het bestuur van het Gerefor meerd Tractaat Genootschap, N. Lunsing. se cretaris van de Staatscommissie voor het Ver voer, jhr. mr. M. A. de Savomin Lohman, president der rechtbank te Zwolle, Silvergieter Hoogstad, administrateur van het Departe ment van Waterstaat, mr. dr. W. Rutgersv voorzitter van den Bond van Christelijke Gymnasia en H. B. S.-en en verder tal van autoriteiten, vrienden en kennissen van den overledene. Toen het stoffelijk overschot in de kapel was opgebaard, sprak ds. J van Gispen eenige woorden van troost tot de aanwezige familie leden. Hierna werd de baar, welke gedekt was met een krans van H. M. de Koningin en nog ver scheidene andere kransen, grafwaarts ge dragen. Aan het graf werd het eerst gesproken door den Minister van Staat jhr. mr. D. J. de Geer, die den overledene schetste als een toegewijd werker, die de gemeente Zwolle en de provin cie Overijsel heeft gediend met een bekwaam, onpartijdig en krachtig bestuur. Toen hjj geroepen werd tot het minister schap hebben geen persoonlijke bezwaren hem kunnen weerhouden te doen wat hij zich tot plicht rekende. Wij ambtgenooten hebben hem lief gekregen om zijn edel karakter en de zui verheid zijner motieven. Het ministerschap is zeker het moeilijkste en meest inspannende deel var zijn leven geweest. Indien wij ons thans verheugen over de voltooiing van de af sluitdijk, over ons wegennet en in den opgang van den bruggenbouw, dan bedenke men dat dit voor een groot deel het werk is geweest van minister v. d. Vegte. Harmonie en even wicht waren zijn voornaamste karaktertrekken. Zijn aandenken zal bij zijn ambtgenooten in hooge eere blijven. God geve de echtgenoote en dochter kracht naar kruis. Hierna sprak de heer G. H. P. Bloemen. „De commissaris der Koningin in Overijsel heeft tot zijn leedwezen het niet zoo kunnen regelen hier aanwezig te zijn bij deze droeve plechtigheid. Op mij rust thans de aak een woord te spreken aan het graf van den oud bestuurder der provincie iverijsel, die gedu rende bijna 25 jaren lid der staten en daarvan ongeveer 19 jaar lid van Gedeputeerde Staten is geweest. Met groote sympathie vervul ik deze weemoedige taak. Ongeveer zeven jaar heb ik met mr. v. d. Vegte deel uitgemaakt van het college. In die jaren heb ik genoten van zijn heldere adviezen. Hij kon opkomen voor een zaak die hij in hi* belang der provincie noodig achtte. Hij die gewoonlijk meer den indruk maakte van een uiterst rustige gelijkmatigheid. Zijn beste kracht heeft de overledene gege ven aan de provincie, aan welke hij zich met hart en ziel verknocht gevoelde. Jaren lang heeft hjj zijn helder inzicht en zijn omvang rijke kennis in haar dienst gesteld en heeft hij jaren zijn werkkracht geschonken. Meestal wist zijn zeer speciale humor een oplossing aan te wijzen voor een moeilijkheid die onoplosbaar scheen. Groot zijn zijn verdien sten geweest voor het voorbereiden en tot stand brengen van menig groot werk in Overijsel, waarbij ik wel in de eerste plaats denk aan de electric teitsvoorziening van de provincie ook in haar verste uithoeken In haar annalen zal de naam van mr. H. v. d. Vegte met eere ver meld blijven als die van een harer meest emi nente bestuurders. De diep getroffen weduwe en familie bidden wij kracht en sterkte toe om het leed gelaten te dragen. Wij zijn oud-collega's van Gedeputeerde en Provinciale Staten zul len hem steeds in dankbare eerbiedige en vriendschappelijke herinnering gedenken. Re- quiescat in pace. De heer Schouten sprak namens het centraal comité van anti-revolutionnaire kiesvereenigin- gen. Hij noemde den overledene een bekwaam jurist met buitengewne gaven die het groot ste deel van zijn leven stelde in dienst der pu blieke zaak. Met groote omzichtigheid en nauw gezette plichtsbetrachting bereidde hij belang rijke beslissingen voor. Altijd en overal werkte hij met toewijding en liefde voor de zaak van stad, gewest en land. Daarin lag zijn roeping. Wij danken God voor wat hij ons in hem ge geven heeft. De herinnering aan zijn persoon en zijn werk zal op zegenrijke wijze blijven voort leven. Na een kort woord ging ds. J. van Gis pen in gebed voor. De heer dr. P. Rozendaal te Zwolle, een stiefzoon van den overledene, bracht dank aan H. M. de Koningin die blijk gaf van belangstelling door het zenden van een afgevaardigde wien hij verzocht zijn dank na mens de familie over te brengen. Verder dank te hij namens de familie den heer Bloemen als vertegenwoordiger van den Commissaris der Koningin in Overijsel, den heer Schouten en ds. Gispen, en verder allen die van hun belangstel ling hebben doen blijken, waarmede de plech tigheid was beëindigd. In den nacht van Woensdag op Donderdag is de ooievaar neergestreken op een der sche pen van de Batavierlijn. Aan boord van de „Batavier II", die op den terugweg was naar Holland, v/erd een der passagiers, een dame uit Bloemendaal, verblijd met de geboorte van een dochter. Dit feit is eenig in de geschiedenis dezer scheepvaartlijn, die reeds meer dan een eeuw de verbinding met Engeland onderhoudt. Bij begrijpelijk gebrek aan een arts aan boord was de stewardes bereid de functie van baker op zich te nemen, welke taak zij op zoo voor beeldige wijze had uitgevoerd, dat zij een bij zonder compliment in ontvangst had te nemen van dr. Knip uit Hoek van Holland, wiens komst aan boord verzocht was door den ka pitein van het schip. Kapitein Zwart fungeerde voor deze gele genheid als ambtenaar van den Burgerlijken Stand. Uur en plaats der geboorte van de nieuwe wereldburgeres werden nauwkeurig op- geteekend. Het Orar.je-kindje deze blijde gebeurte nis had plaats op Koninginnedag vervolgde nog met haar moeder de reis tot Rotterdam, vanwaar beiden per ziekenauto naar Bloemen daal zijn vervoerd. Het gebeurt niet veel, dat de ooievaar op een passagiersschip neerstrijkt. De Minister van Financiën, Mr. Oud is van zijn verlof teruggekeerd en heeft Vrijdagoch tend zijn ambtsbezigheden hervat. Koning Victor Emanuél van Italië in ge sprek met eenige officieren tijdens de manoeuvres van het Italiaansche lea er In het pas verschenen nummer der „St. Jansk'okken" vinden we de officieele bis schoppelijke beschikking van Z. H. Exc. Mgr. A. F. Diepen gepubliceerd inzake de houding van den katholieken schrijver Er- nest Michel. De letterlijke tekst luidt als volgt: Overwegende, dat de heer Ernest Michel wo nende te Malden tot nu toe, niettegenstaande Onze herhaalde vermaningen, hardnekkig ge weigerd heeft zich te onderwerpen aan de hem bekende wettelijke gevolgen van de veroordee ling van zijn boek, getiteld „Neo-communisten" en opzettelijk geen gebruik heeft willen ma ken van een hem ter oplossing dezer kwestie mondeling aangeboden onderhoud en evenmin van zijn kerkrechtelijke bevoegdheid bij den Heiligen Stoel in beroep te gaan van onze ver oordeeling. overwegende, dat dezelve tegen het uitdruk kelijk verbod hetzelfde verboden boek onverbe terd en onveranderd opnieuw in het licht heeft gegeven; dat hij voortgaat ook in andere ge schriften dezelfde verderfelijke ideeën als in bo vengenoemd verboden boek te verspreiden, zelfs na het bekende herderlijk schrijven van het Ne- derlandsch Episcopaat van 15 Juli 1.1., overwegende, dat hij willens en wetens in ge breke is gebleven de hem op 23 en laatstelijk op 27 Aug. j.l. door Ons opzettelijk aangeboden en aanbevolen gelegenheid door publiceering eener onderteekende „verklaring van retracta- tie" te benutten, om openlijk zijn spijt te be tuigen over zijn zware overtredingen der ker kelijke tucht om de door hem gegeven openbare ergernis'te herstellen en deze publicatie onnoo- dig te maken, verklaren Wij, genoemden Ernest Michel om zijne openbare en hardnekkige wederspannig- heid en de zware ergernis, die hij voortgaat te geven, publiek onwaardig (publice indignum) om, waar ook, de heilige sacramenten te ont vangen en verbieden Wij hem, waar ook, tot de Heilige Sacramenten te naderen. Deze verklaring en dit verbod zal van kracht blijven tot zoolang genoemde Ernest Michel openlijk zijn spijt zal hebben betuigd over deze zware overtreding der kerkelijke wet en de door hem gegeven ergernis naar het oordeel der ker kelijke overheid op voldoende wijze zal hebben hersteld. 's Hertogenbosch, 31 Aug. 1933. A. F. DIEPEN, bisschop van 's Hertogenbosch. De die de heer Michel weigerde te onder teekenen, luidt als volgt: 23 Augustus 1933 Ondergeteekende Ernest Michel betuigt bij deze openlijk zijn spijt over zijn overtreding van het verbod der kerkelijke overheid door zich niet te onderwerpen aan de veroordeeling van zijn boek, getiteld: „Neo-communisten" en door dit boek zelfs opnieuw in het licht te geven, belooft overeenkomstig canon 1398 van het Wetboek van het kerkelijk recht bovengenoemd boek niet verder te zullen verkoopen en ver spreiden en het uit den handel terug te nemen, belooft bovendien zijn andere geschriften, die dezelfde ideeën bevatten, welke in het boek, „Neo-communisten", zijn veroordeeld, niet verder te willen verspreiden en zich voortaan van het verkondigen van dergelijke ideeën te zullen ont houden. Zooals gemeld heeft Ernest Michel deze ver klaring niet willen onderteekenen. (In verband met deze bisschoppelijke be schikking zij er op gewezen, dat er verschil bestaat tusschen excommunicatie en het persoonlijk interdict, dat hier is uitgespro ken. By excommunicatie wordt de betrok kene buitengesloten van de gemeenschap der geloovigen; by een persooniyk interdict echter is hy nog wel deelachtig aan de ver diensten en gunsten van de gemeenschap der geloovigen, doch en hierin ligt de groote zwaarte van deze straf mag hy evenmin als een geëxcommuniceerde de Heilige Sacramenten ontvangen. Red.) De hierboven afgebeelde molen te Röbel (Mecklenberg) is ingericht als jeugdherberg In het Staatsblad is afgekondigd een Kon. besluit, waarby wegens strijd met de wet is vernietigd het besluit van den raad der ge meente Lonneker van 22 Juni j.l. tot inwilli ging van het verzoek van het raadslid H. Krom- mendyk om den burgemeester te interpelleeren over het door hem, burgemeester, gegeven be vel tot uitleiding van den Duitscher Jurock. Dit besluit is genomen uit overweging, dat de toegestane interpellatie betrekking heeft op het beleid van den burgemeester ter zake van de politie en dat noch volgens de letter, noch volgens den geest van de gemeentewet aan den burgemeester verantwoordelijkheid jegens den gemeenteraad nopens dit beleid is opgedragen. Op de vragen van het Tweede Kamerlid Boon in verband met de radio-uitzending door de V. A. R. A. van programma's van Duitsche strijdliederen door middel van gramophoon- platen, heeft Minister De Wilde, Minister van Binnenlandsche Zaken, geantwoord, dat bij het in gebruik nemen van den Kootwykzender de V.A.R.A. meende het belang, dat aan die in gebruikneming ten grondslag lag, te dienen door haar uitzendingen over dezen zender in het Nederlandsch, Duitsch, Engelsch en Fransch aan te kondigen. Nadat de Radio-Omroep con- tröle-commissie daarop aanmerking had ge maakt, heeft de V. A. R. A. de aankondiging in vreemde talen onmiddeliyk gestaakt. Op grond van deze haar aanvankelijke mee ning is het voorgekomen, dat de V. A. R. A., na aankondiging in de Duitsche taal, door middel van gramophoonplaten strijdliederen van Duit sche origine heeft uitgezonden. De bedoelde strijdliederen waren in het door de V. A. R. A. aan de Radio-Omroep controle commissie ingezonden programma aangekon digd als gramophoonmuziek zonder meer. Aan gezien voor keuring van programmanummers met een zuiver muzikaal karakter als regel geen aanleiding bestaat, vond controle van de boven bedoelde gramophoonmuziek niet plaats. Toen der commissie gebleken was, dat van deze omstandigheden door de V. A. R. A. het gewraakte gebruik is gemaakt, zijn onverwijld maatregelen getroffen om dergelijke uitzendin gen zonder voorkennis der commissie en c. q. zonder haar controle te voorkomen. De Minister is van meening, dat voorshands met de door de Radio-Omroep controle-com missie genomen maatregelen kan worden vol staan. De crisiszuivelcentrale maakt bekend, dat voor de week van 3 tot en met 9 Sept. de prüs van het crisisbotermerk is vastgesteld op 1 gulden per K.G. en die voor de vervoervergun- ning voor buitenlandsche boter op 1.10 per K.G. In de te Tilburg gehouden algemeene verga dering van den Nederlandschen Christeiyken Boerenbond deelde de heer Buckman, regee- ringscommissaris voor de hulpverleening aan de melkveehoudery, namens den Minister van Economische Zaken mede, dat, volgens de in gekomen gegevens van de Rundvee-Centrale, besloten is, dat behoudens de Koninkiyke goedkeuring voor iedere melk- of kalfkoe, die op heden is ingeschreven, hetzy nat of droog, een bedrag van 5.zal worden uitge keerd. Met deze uitkeering, die een uitgave van ongeveer acht millioen gulden zal vergen, zal de kas, waarover de Rundvee-Centrale beschikt, geheel zyn uitgeput. In het Seminarie Wernhoutsburg (Zundert) is aangekomen Mgr. Dr. Th. de Backere, La zarist, Apostolisch Prefect van Soerabaia. Na een verblijf van 10 jaren in de Missie zal Mon seigneur eenige maanden rust nemen in het vaderland. Monseigneur is vergezeld van twee Javanen, die hun intrede zullen doen in het Noviciaat der Lazaristen te Helden-Paningen. Naar wy vernemen, zal in het najaar in de serie uitgaven van het Nederlandsch Comité tot onderzoek van de oorzaken van den Wereld oorlog een nieuw boekwerk het licht zien, ge schreven door dr. Manger, dat de internationale verhoudingen van 1902 tot 19C9 behandelt. In den loop van het volgend jaar zal dan nog een verhandeling vanwege het Comité uitgegeven worden, dat de laatste jaren voor den wereld oorlog behandelt, waarmede dan tevens de arbeid van het Comité afgesloten zal zyn. De Minister van Staat, Minister van Kolo niën, heeft onder dagteekening van 30 Augus tus, ingesteld een commissie, met de opdracht: lo. een onderzoek in te stellen naar de vraag of in verband met den budgetairen toestand van Nederiandsch-Inaië de geldende stelsels van financiering der pensioenen van het In dische Jverheidspersoneel en der uitkeeringen aan de door dat personeel nagelaten wedu wen en weezen herzien dienen te worden en zoo ja, m welken zin; 2o. binnen den kring van haar onderzoek bo vendien te betrekken de verschillende vraag punten, welke rechtstreeks of zijdelings ver band houden met de opdracht sub. 1. Tot lid en voorzitter van die commissie is benoemd de heer C. W. Bodenhausen, oud- vice-president van den Raad van Ned. Indië, oud-directeur van Financiën in Nederlandseh- Indië. Tot ledeu zijn benoemd: de heeren J. Be- rendsen, directeur van de Nederlandsch-In- dische Eseompto-Maatschappy, te Amsterdam; dr. C. van Ebbenhorst Tengbergen, hoofd der Wiskundige afdeeling van de Pensioenfondsen voor de Koloniale Landsdienaren en, Locale Ambtenaren te 's Gravenhage; L. J. Harmsen, directeur der N. V. Levensverzekering-Maat- schappy NILLMIJ van 1859 te 's Gravenhage; prof. dr. A. O. Holwerda, buitengewoon hoog leeraar aan de Nederlandsche Handelshooge- school te Rotterdam, commissaris van het Al gemeen Burgerlijk Pensionfonds; J. A. Luyster- burg, agent van het Ministerie van Financiën te Amsterdam; prof. dr. J. J. A. Muller, wis kundig adviseur by het Ministerie van Kolo niën; V. L. Slors, directeur van de Pensioen fondsen voor de Koloniale Landsdienaren en Locale Ambtenaren te 's Gravenhage; R. Zuy- derhoff, lid van de Algemeene Rekenkamer ?n Nederland, voorzitter van den Raad van Com missarissen van de Eigen Pensioenfondsen voor de Indische burgerlyke en militaire landsdie naren. Bepaald is. dat deze commissie, die den naam zal dragen van „Pensioenfinancieringscommis- sie", uit haar midden een lid als secretaris zal aanwijzen, dan wel zich onder voorbe houd van goedkeuring van den Minister van Koloniën buiten haar midden een secreta ris zal kunnen toevoegen. Tenslotte is aan de commissie opgedragen omtrent de resultaten van haar onderzoek aan den Minister van Koloniën rapport uit te brengen zoo mogelijk vóór 1 Januari 1934, doch in elk geval binnen zes maanden na de dag teekening van dit besluit. Op de vragen van het Tweede Kamerlid Lovink betreffende het standpunt der Regee ring ter zake van de hier te lande gevoerd wordende propaganda voor boycot van Duit sche goederen heeft Minister De Graeff. Mi nister van Buitenlandsche Zaken, geantwoord, dat de Regeering zich wenscht te bepalen tot de verklaring, dat zy een boycot als bedoeld afkeurt, omdat daardoor zoowel economische belangen van Nederland als de goede verhou ding tot een bevriende natie zouden kunnen worden geschaad. Rechtstreeksche maatregelen tegen boycot van vreemde goederen liggen ech ter buiten het vermogen der Regeering. Op de vragen van het Tweede Kamerlid Sneevliet betreffende verstrekking van een opgave van de intemeeringsbesluiten ter zake van deportatie naar het bannelingenkamp aan den Boven-Digoel; van gegevens betreffende de geïnterneerden en omtrent het opnemen van aarlyksche gegevens ter zake in het Indisch Verslag: 1. Is de Minister bereid een nominatieve op gave te verstrekken van de intemeeringsbeslui ten door den Gouverneur-Generaal in Neder- landsch-Indië genomen, die tot deportatie naar het bannelingenkamp aan den Boven-Digoel hebben geleid? 2. Kan in de sub 1 bedoelde opgave mededee- ling worden gedaan van de leeftyden, beroe pen, plaatsen van herkomst der bannelingen en van de motieven, die tot de toepassing van het interneeringsrecht hebben geleid? 3. Kan in de sub 1 bedoelde opgave aantee- kening worden gehouden van de data der ver leende vergunningen tot terugkeer uit het ban nelingenkamp? 4. Kan in diezelfde opgave aanteekening wor den gehouden van de voorgekomen sterfgeval len onder de bannelingen, met vermelding van de doodsoorzaak? 5. Kunnen de opgaven bedoeld sub 3 en 4 worden verstrekt ook voor gezinsleden, die de bannelingen naar het kamp aan den Boven- Digoel zijn gevolgd? 6. Kan mededeeling worden gedaan van de thans geldende regelen, die voor het levens onderhoud van de zoogenaamde „onverzoeniy- ken" gelden? 7. In geval de Minister bereid is rijn mede werking te verleenen voor de verstrekking van de bovenbedoelde gegevens, kan dan voor het vervolg in het „Indische verslag" de aanvul ling van die gegevens van jaar tot jaar worden bewerkstelligd? heeft Minister Colijn, Minister van Staat. Minister van Koloniën, het volgende geant woord: Vragen 1, 2 en 3. Zoowel de intemeeringsbe sluiten als de besluiten tot opheffing van de intemeering zijn in de „Javasche Courant" ge publiceerd; de door den steller der vragen ge- wenschte gegevens zijn daarin te vinden. Vragen 4 en 5. Bijzonderheden, als hier be doeld. zijn ten Departemente van Koloniën niet bekend. Vraag 6. Aan de zoogenaamde „onverzoen- liiken" plegen de voedingsmiddelen in natura verstrekt te worden. Vraag 7. Deze vraag wordt ontkennend be antwoord.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 5